INHOUDSTAFEL
Contractueel Onderzoek
Oproep voor het indienen van nieuwe projectvoorstellen
RT, RF & RI
Dienstjaar 2023
Uiterste datum voor het indienen van de voorstellen:
26 april 2022, 12u ’s middags stipt
inzake voedselveiligheid en gezondheidsbeleid van dieren en planten
INHOUDSTAFEL
1.2 Thematische oproep (RT-projecten) 3
1.3 Vrije oproep (RF-projecten) 3
1.4 Transnationale oproep (RI-projecten): plantengezondheid - Euphresco 4
1.5 Gebruik van de gegevens van de voedselconsumptiepeiling 5
2. THEMATISCHE OPROEP (RT-PROJECTEN) 7
2.1 FASE 1: XX-XXXXXXXXXXXXXXXXXX 0
2.1.1 Opmaak van de RT-intentieverklaringen 7
2.1.2 Indiening van de RT-intentieverklaringen 7
2.1.3 Evaluatie van de RT-intentieverklaringen 7
2.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RT-PROJECTVOORSTEL 9
2.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RT-projectvoorstellen 9
2.2.2 Indiening van de gedetailleerde RT-projectvoorstellen 9
2.2.3 Evaluatie van de gedetailleerde RT-projectvoorstellen 10
3. VRIJE OPROEP (RF-PROJECTEN) 11
3.1 FASE 1: RF-INTENTIEVERKLARING 11
3.1.1 Opmaak van de RF-intentieverklaringen 11
3.1.2 Indiening van de RF-intentieverklaringen 11
3.1.3 Evaluatie van de RF-intentieverklaringen 11
3.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RF-PROJECTVOORSTEL 17
3.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RF-projectvoorstellen 17
3.2.2 Indiening van de gedetailleerde RF-projectvoorstellen 18
3.2.3 Evaluatie van de gedetailleerde RF-projectvoorstellen 18
4. TRANSNATIONALE OPROEP (RI-PROJECTEN):
plantengezondheid – Euphresco 20
4.1 FASE 1: RI “EXPRESSION OF INTEREST” 20
4.1.1 Opmaak van de RI “Expressions of Interest” 20
4.1.2 Indiening van de RI “Expressions of Interest” 21
4.1.3 Evaluatie van de RI “Expressions of Interest” 21
4.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RI-PROJECTVOORSTEL 22
5. BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS 23
5.1 Rechtsgrond en doeleinden van de verwerkingen 23
5.5 Recht op inzage, rectificatie, bezwaar en wissen 24
6. DEFINITIES & AFKORTINGEN 25
Bijlage 1 - Onderzoeksthema’s 28
Onderzoeksthema’s RT-projecten 28
Onderzoeksthema’s RI-projecten: : plantengezondheid – Euphresco 29
Bijlage 2 - Model RT-intentieverklaring (fase 1) 49
Bijlage 3 - Model gedetailleerd RT-projectvoorstel (fase 2) 53
Bijlage 4 - Model RF-intentieverklaring (fase 1) 61
Bijlage 5 - Model gedetailleerd RF-projectvoorstel (fase 2) 66
Bijlage 6 - Model RI “Expression of Interest” (fase 1) 74
Bijlage 7 - Belangrijke informatie i.v.m. het budget 77
Bijlage 8 - Model voor het budgettair overzicht en voor de gedetailleerde budgettaire informatie 82
1. INLEIDING
De Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (FOD Volksgezondheid) kent toelagen toe voor wetenschappelijk onderzoek ter ondersteuning van het beleid inzake voedselveiligheid en dieren- en plantengezondheid. Alle Belgische onderzoeksinstellingen kunnen op deze oproep inschrijven. Samenwerking tussen onderzoeksinstellingen is mogelijk via de vorming van een consortium geleid door een coördinator.
De organisatie van de oproep en het beheer van de selectieprocedure is in handen van de cel Contractueel Onderzoek.
Toelagen kunnen worden toegekend voor thematische (Targeted Research, RT), vrije (Free Research, RF) en transnationale projectvoorstellen (International Research, RI). Het aantal projecten dat kan betoelaagd worden, is afhankelijk van het budget dat de FOD Volksgezondheid ter beschikking kan stellen.
1.2 Thematische oproep (RT-projecten)
De thematische oproep betreft de oproep tot indienen van projectvoorstellen op basis van gerichte onderzoeksthema’s die vastgelegd zijn door de bevoegde minister.
De beoordeling en selectie van de projectvoorstellen gebeurt in twee fasen. In een eerste fase wordt een RT-intentieverklaring ingediend. De pertinentie ten opzichte van het thema, de toepasbaarheid van de onderzoeksresultaten voor de Overheid en de wetenschappelijke kwaliteit van de intentieverklaringen worden beoordeeld.
Voor de weerhouden voorstellen wordt in de tweede fase gevraagd een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen. Dit wordt vervolgens opnieuw geëvalueerd voor wat betreft zijn relevantie en wetenschappelijke kwaliteit.
1.3 Vrije oproep (RF-projecten)
Binnen de vrije oproep kunnen beleidsondersteunende projectvoorstellen inzake voedselveiligheid en dieren- en plantengezondheid ingediend worden waarbij het onderwerp bepaald wordt door de promotoren zelf.
In een eerste fase worden deze projectvoorstellen ingediend onder de vorm van een RF- intentieverklaring. Op basis hiervan wordt een preselectie uitgevoerd, die steunt op de relevantie voor het beleid inzake voedselveiligheid en dieren- en plantengezondheid, evenals op de wetenschappelijke kwaliteit.
Voor de weerhouden voorstellen wordt in de tweede fase gevraagd een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen. Dit wordt vervolgens in detail geëvalueerd voor wat betreft de wetenschappelijke kwaliteit van het voorstel.
1.4 Transnationale oproep (RI-projecten): plantengezondheid - Euphresco
De transnationale oproep tot indiening van projectvoorstellen betreft gerichte internationale onderzoeksthema’s in het domein van de plantengezondheid. Deze thema’s werden geselecteerd uit een lijst opgesteld door het Euphresco netwerk.
Euphresco is een internationaal netwerk van organisaties actief in het domein van de plantengezondheid. Het netwerk bestaat vandaag uit ongeveer 70 organisaties afkomstig uit meer dan 50 landen. Het netwerksecretariaat is gehuisvest bij de Europese en Mediterrane Plantengezondheidsorganisatie (EPPO, Parijs). Het netwerk streeft ernaar de coördinatie en de samenwerking op het gebied van de financiering van fytosanitair onderzoek te bevorderen.
Meer informatie over het netwerk vindt u op de website xxx.xxxxxxxxx.xxx.
Elk jaar organiseert Xxxxxxxxx een oproep voor het financieren van transnationale onderzoeksprojecten. Deze transnationale financiering richt zich voornamelijk op toegepast onderzoek in relatief kleine projecten van korte tot middellange duur (1 tot 3 jaar). Op deze manier kan het snel en gericht antwoorden bieden aan de noden met betrekking tot quarantaine- organismen.
Het financieringsmechanisme en het projectbudget worden bepaald door de deelnemende betoelagende instellingen. Er zijn drie mechanismen die worden gehanteerd binnen het Euphresco netwerk: de “real pot”, de “virtual pot” en het “non-competitive” mechanisme.
De FOD Volksgezondheid kan binnen haar wettelijk kader enkel deelnemen aan het “virtual pot” mechanisme, dit wil zeggen dat enkel de eigen, nationale onderzoeksinstellingen kunnen worden betoelaagd, en dit enkel via projecten die worden geselecteerd in een competitieve procedure.
Omdat vele Euphresco partners kunnen werken via het “non-competitive” mechanisme en hieraan ook de voorkeur geven, wordt er vaak een gemengd “virtual pot / non-competitive” mechanisme opgezet. Dit is ook voor deze oproep het geval: de cel Contractueel Onderzoek van de FOD Volksgezondheid lanceert een “Virtual Pot” oproep voor de Belgische onderzoeksinstellingen. Het geselecteerde Belgische consortium treedt vervolgens toe tot het onderzoeksconsortium van de “non-competitive” partners.
De FOD Volksgezondheid heeft vier thema’s geselecteerd uit de lijst van 28 onderzoeksprioriteiten die werden geïdentificeerd door het Euphresco netwerk.
De selectie van de projectvoorstellen zal in twee fasen gebeuren. In de eerste fase wordt een oproep gedaan voor het indienen van een “Expression of Interest”.
In de tweede fase en na ontvankelijkheid van het voorstel zullen de promotoren worden uitgenodigd voor het indienen van een “full proposal”. Dit volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel moet een beschrijving geven van de specifieke taken van het Belgisch consortium als deel van het transnationaal onderzoeksproject. Deze tweede fase wordt beheerd door het Euphresco-secretariaat. Het projectvoorstel zal door een internationaal panel van experten worden geëvalueerd voor wat betreft de relevantie en wetenschappelijke kwaliteit.
Opgelet: deze oproep wordt vroegtijdig gelanceerd om de tijdslijn van de nationale oproep zo goed mogelijk af te stemmen op de overkoepelende Euphresco-kalender. Dit heeft de volgende consequenties:
• Een aantal van de geselecteerde thema’s kunnen in een latere fase nog geschrapt worden, bijvoorbeeld omdat er onvoldoende interesse is van de andere transnationale partners. Ten laatste op dinsdag 22 maart 2022 zal de cel Contractueel Onderzoek een
eerste update van de thema’s op haar website publiceren. Een definitieve lijst zal pas beschikbaar zijn half november 2022. Zelfs na de opstart van de tweede fase kunnen er dus nog thema’s wegvallen.
• De themaomschrijvingen, die de transnationale onderzoeksideeën beschrijven, zijn in sommige gevallen slechts beperkt uitgewerkt. De uitgebreide themaomschrijvingen
zullen midden juli 2022 beschikbaar zijn, en zullen worden doorgegeven aan de coördinatoren van de voorstellen weerhouden voor de tweede fase.
1.5 Gebruik van de gegevens van de voedselconsumptiepeiling
Voor projectvoorstellen die het gebruik van de gegevens van de Belgische nationale voedselconsumptiepeiling 2014 (VCP 2014) vereisen, bestaan volgende opties.
1. Ofwel tegen betaling toegang krijgen tot de databank van ruwe individuele consumptiegegevens voor gebruik voor één specifiek project. Daartoe dient een aanvraag voor een nieuwe beraadslaging door de Kamer Sociale Zekerheid en Gezondheid van het Informatieveiligheidscomité ingediend te worden. De pseudo- geanonimiseerd dataset wordt na opmaak van een overeenkomst voor overdracht van gegevens ter beschikking gesteld door Sciensano.
Alternatief kan er voor risk exposure assessments ook een geanonimiseerde dataset ter beschikking gesteld worden zonder procedure via het Informatieveiligheidscomité. Deze dataset bevat naast consumptiegegevens van voeding en supplementen (i.e. 24- uurs voedingsnavraag (“24u recall”) gekoppeld aan voedselcompositietabellen en voedselfrequentievragenlijsten) enkel de volgende persoonlijke gegevens: leeftijd, geslacht, provincie, onderwijsniveau, zwangerschap/borstvoeding, lengte, gewicht en buikomtrek. In dit geval moeten de onderzoekers zelf software, expertise en personeel voorzien om de berekeningen uit te voeren.
De procedure en documenten voor toegang tot de gegevens van de Belgische nationale Voedselconsumptiepeiling zijn beschikbaar op de website van de VCP. Voor vragen hierover kan u terecht bij Xx. Xxxxxxx Xxxxxx (Xxxxxxx.Xxxxxx@xxxxxxxxx.xx).
2. Ofwel innameschattingen laten uitvoeren door Sciensano. Indien dit gewenst is moet u vóór het indienen van het gedetailleerd projectvoorstel contact opnemen met Xx. Xxxxxxx Xxxxxxxxxxx van de dienst Chemische en fysische gezondheidsrisico’s van Sciensano (Xxxxxxx.Xxxxxxxxxxx@xxxxxxxxx.xx).
Om een beeld te krijgen van de beschikbare gegevens, stelt de FOD Volksgezondheid de frequentietabellen opgesteld door Sciensano gratis ter beschikking op de website van Contractueel Onderzoek. Deze frequentietabellen geven de consumptiefrequentie van voedingsmiddelen weer, gegroepeerd volgens het voedselcategorisatiesysteem FOODEX op verschillende niveaus. Men kan zien hoeveel personen een bepaald levensmiddel of groep van levensmiddelen geconsumeerd hebben tijdens de uitvoering van de peiling.
Men kan deze frequentietabellen onder andere gebruiken
• voor het bepalen van prioriteiten
• voor de opmaak van een monsternameplan
• voor het inschatten van de haalbaarheid van innameberekeningen.
2. THEMATISCHE OPROEP (RT-PROJECTEN)
De RT-projectvoorstellen worden in twee fasen beoordeeld: Fase 1: RT-intentieverklaring
Fase 2: gedetailleerd RT-projectvoorstel
De maximale duur en de betoelaging zijn thema-afhankelijk en staan vermeld in de themaomschrijving (bijlage 1 – Onderzoeksthema’s RT-projecten). De gevraagde toelage en de verdeling ervan dient in overeenstemming te zijn met de reële kosten in relatie tot de duur, de aard, de benodigde uitrusting en expertise van het onderzoek noodzakelijk om de nagestreefde doelstellingen te bereiken.
2.1 FASE 1: RT-INTENTIEVERKLARING
2.1.1 Opmaak van de RT-intentieverklaringen
Volgende documenten en formulieren zijn relevant voor de thematische projectvoorstellen. De elektronische versies zijn terug te vinden op de website van de cel Contractueel Onderzoek (xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx), onder “openstaande oproepen”.
❖ In bijlage 1 worden de onderzoeksthema’s van de thematische oproep weergegeven.
❖ Bijlage 2 is het model voor de opmaak van de RT-intentieverklaring.
❖ Bijlage 7 bevat belangrijke informatie voor de inschatting van het budget.
Ter informatie: bijlage 8 moet uitsluitend in de 2de fase worden ingediend.
De RT-intentieverklaring moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels.
2.1.2 Indiening van de RT-intentieverklaringen
De intentieverklaring wordt uitsluitend elektronisch ingediend, in Word en doorzoekbaar pdf-formaat, via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx.
De uiterste datum voor het indienen van de RT-intentieverklaring (fase 1) is DINSDAG 26 april 2022 om 12u ’s middags stipt.
2.1.3 Evaluatie van de RT-intentieverklaringen
2.1.3.1 Ontvankelijkheid van de RT-intentieverklaringen
De ontvankelijkheid van de RT-intentieverklaringen wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek, in consultatie met het directoraat-generaal Xxxx, Plant en Voeding en het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV). De criteria zijn:
1. tijdige indiening: ten laatste op dinsdag 26 april 2022 om 12u ’s middags stipt. De datum en het uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm
• het voorstel moet ingediend worden volgens het model en de richtlijnen beschreven in bijlage 2;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 6 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de promotoren; bijlagen (vb. literatuuroverzicht) worden niet aanvaard;
• de aanvraag moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels.
3. hun overeenkomst met een thema
Enkel RT-intentieverklaringen die beantwoorden aan één van de in bijlage 1 opgelijste thema’s, en die rekening houden met de vermelde onderzoeksvragen en vereisten, zijn ontvankelijk. Wanneer het voorstel niet alle onderzoeksvragen omvat of niet aan alle vereisten beantwoordt, dient dit onderbouwd te worden. Ook wanneer het voorstel verder gaat dan wat gevraagd is, wordt een motivatie opgenomen in de intentieverklaring.
4. afwezigheid van overlap met bestaand of lopend onderzoek.
Onderzoek dat complementair is aan bestaand of lopend onderzoek is ontvankelijk, mits duidelijke verantwoording van de complementariteit.
5. de samenstelling van het consortium
Enkel Belgische onderzoeksinstellingen kunnen deel uitmaken van het consortium. Buitenlandse expertise kan enkel worden ingebracht via onderaanneming, onder de voorwaarden vermeld in bijlage 7 – Belangrijke informatie i.v.m. het budget.
Opgelet: indien deze voorwaarden niet gerespecteerd worden, zal de intentieverklaring onontvankelijk verklaard worden.
2.1.3.2 Inhoudelijke evaluatie van de RT-intentieverklaringen
De ontvankelijk verklaarde RT-intentieverklaringen worden door het Beoordelingscomité beoordeeld volgens de onderstaande modaliteiten:
1. De relevantiescore (op 30 punten) als weergave van de mate waarin de intentieverklaring beantwoordt aan een thema en de mogelijke impact van het voorgestelde onderzoek. Volgende elementen worden beoordeeld:
• de mate waarin het voorstel beantwoordt aan de vereisten geformuleerd in het thema
• de waarde en bruikbaarheid van de verwachte resultaten
• de oplossingsgerichtheid van het onderzoek
• de meerwaarde ten opzichte van lopend of bestaand onderzoek
• de timing ten opzichte van de agenda van het beleid
• de potentiële bijdrage aan beleidsbeslissingen
Enkel de RT-intentieverklaringen met een relevantiescore van tenminste 21/30 worden meegenomen in de wetenschappelijke evaluatie.
2. Het wetenschappelijk niveau (op 20 punten) als weergave van
• de wetenschappelijke kwaliteit
• de methodologie
• de originaliteit
• de haalbaarheid
van het voorgestelde onderzoek.
De RT-intentieverklaringen die een wetenschappelijke score behalen van tenminste 13/20, worden op basis van de totale score (50 punten) en per thema gerangschikt. Op basis van deze rangschikking en het advies van het Beoordelingscomité wordt een prioritaire lijst van RT- intentieverklaringen opgesteld.
De coördinatoren worden begin juli 2022 door de cel Contractueel Onderzoek ingelicht over het resultaat.
2.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RT-PROJECTVOORSTEL
In de tweede fase wordt aan de coördinatoren van de prioritaire RT-intentieverklaringen gevraagd om een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen.
2.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RT-projectvoorstellen
Het gedetailleerd projectvoorstel mag in principe niet afwijken van de intentieverklaring voor wat betreft de onderzoeksvragen en de gebruikte methodologie, tenzij dit expliciet gevraagd werd door de cel Contractueel Onderzoek. Indien u op eigen initiatief alsnog wijzigingen wenst aan te brengen, moet u vóór de indiening van uw gedetailleerd projectvoorstel contact opnemen met de wetenschappelijke adviseurs van de cel Contractueel Onderzoek (Xx. Xxx Xxxxxx of Xx. Xxxxxxx Xxx Xxxxxx, zie ook punt 7. Bijkomende informatie). Wijzigingen ten opzichte van de intentieverklaring moeten in de daartoe voorziene rubriek “historiek van wijzigingen” vermeld en verantwoord worden.
Opgelet! De gevraagde toelage vermeld in het gedetailleerd projectvoorstel kan niet hoger zijn dan het bedrag dat werd opgegeven in de intentieverklaring.
Volgende documenten en formulieren zijn relevant voor de thematische projectvoorstellen. De elektronische versies zijn terug te vinden op de website van Contractueel Onderzoek (xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx), onder “openstaande oproepen”.
❖ Bijlage 3 is het model voor de opmaak van het gedetailleerde RT-projectvoorstel.
❖ Bijlage 7 bevat belangrijke informatie voor de inschatting van het budget.
❖ Bijlage 8 moet gebruikt worden voor de opmaak van het budget.
Het gedetailleerd RT-projectvoorstel moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels.
2.2.2 Indiening van de gedetailleerde RT-projectvoorstellen
Het gedetailleerde RT-projectvoorstel en de bijhorende budgettaire informatie worden
uitsluitend elektronisch ingediend via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx
- gedetailleerd RT-projectvoorstel (bijlage 3) in een Word en doorzoekbare pdf
- budgettaire tabellen (bijlage 8) in Excel
De uiterste datum voor het indienen van het gedetailleerde RT-projectvoorstel (fase 2) is VRIJDAG 23 SEPTEMBER 2022 om 12u ’s middags stipt.
2.2.3 Evaluatie van de gedetailleerde RT-projectvoorstellen
2.2.3.1 Ontvankelijkheid van de gedetailleerde RT-projectvoorstellen
De ontvankelijkheid van de gedetailleerde RT-projectvoorstellen wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek op basis van:
1. tijdige indiening: ten laatste op vrijdag 23 september 2022, 12u ’s middags stipt. De datum en het uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm
• het voorstel moet ingediend worden volgens het model en de richtlijnen beschreven in bijlage 3;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 30 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de promotoren, maar inclusief de budgettabellen en de referentielijst;
• bijlagen worden niet aanvaard, met uitzondering van de budgettabellen die zowel in het voorstel en apart als Excel-document worden verwacht;
• de aanvraag moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels.
Opgelet: indien deze voorwaarden niet gerespecteerd worden, zal het gedetailleerde projectvoorstel onontvankelijk verklaard worden.
2.2.3.2 Inhoudelijke evaluatie van de RT-projectvoorstellen
De projectvoorstellen worden door een College van deskundigen beoordeeld op basis van de volgende vijf criteria:
a. de wetenschappelijke kwaliteit t.o.v. internationale standaarden en het expertise- niveau van de onderzoeksinstelling(en)
b. de kwaliteit van het werkplan
c. de originaliteit van de benadering
d. de haalbaarheid in relatie tot de vooropgestelde doelstellingen, de planning, de organisatie en de aangevraagde budgettaire middelen
e. de relevantie van het project ten aanzien van de te bereiken doelstellingen beschreven in de oproep.
De promotoren worden uitgenodigd om hun project toe te lichten op de consensusvergadering van het College van deskundigen. Niettemin is het uiterst belangrijk om het projectvoorstel duidelijk, volledig en met de grootste zorg op te stellen.
Het advies van het College van deskundigen wordt voorgelegd aan het Beoordelingscomité. Hierna – en ten laatste in februari 2023 – informeert de cel Contractueel Onderzoek de promotoren over het resultaat. De bevoegde minister bekrachtigt het finale advies in een ministerieel besluit.
3. VRIJE OPROEP (RF-PROJECTEN)
De RF-projectvoorstellen worden in twee fasen beoordeeld: Fase 1: RF-intentieverklaring
Fase 2: gedetailleerd RF-projectvoorstel.
De minimale duur van een RF-project is 12 maanden, de maximale duur is 48 maanden. De gevraagde toelage en de verdeling ervan dient in overeenstemming te zijn met de reële kosten in relatie tot de duur, de aard, de benodigde uitrusting en expertise van het onderzoek noodzakelijk om de nagestreefde doelstellingen te bereiken.
3.1 FASE 1: RF-INTENTIEVERKLARING
3.1.1 Opmaak van de RF-intentieverklaringen
Volgende documenten zijn relevant voor de vrije projectvoorstellen. De elektronische versies van de documenten en modellen zijn terug te vinden op de website van de cel Contractueel Onderzoek (xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx), onder “openstaande oproepen”.
❖ Bijlage 4 is het model voor de opmaak van de RF-intentieverklaring.
❖ Bijlage 7 bevat belangrijke informatie voor de inschatting van het budget.
Ter informatie: bijlage 8 moet uitsluitend in de 2de fase worden ingediend.
De RF-intentieverklaring moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels.
3.1.2 Indiening van de RF-intentieverklaringen
De intentieverklaring wordt uitsluitend elektronisch ingediend in Word en doorzoekbaar pdf- formaat via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx.
De uiterste datum voor het indienen van de RF-intentieverklaring (fase 1) is DINSDAG 26 APRIL 2022 om 12u ’s middags stipt.
3.1.3 Evaluatie van de RF-intentieverklaringen
3.1.3.1 Ontvankelijkheid van de RF-intentieverklaringen
De ontvankelijkheid van de RF-intentieverklaringen wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek, in samenspraak met het directoraat-generaal Xxxx, Plant en Voeding en het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV). Dit gebeurt op basis van volgende administratieve en inhoudelijke criteria:
1. tijdige indiening: ten laatste op dinsdag 26 april 2022 om 12u ’s middags stipt. De datum en het uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm
• het voorstel moet ingediend worden volgens het model en de richtlijnen beschreven in bijlage 4;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 6 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de promotoren; bijlagen (vb. literatuuroverzicht) worden niet aanvaard;
• de aanvraag moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels.
3. samenstelling van het consortium: enkel Belgische onderzoeksinstellingen kunnen deel uitmaken van het consortium.
Buitenlandse expertise kan enkel worden ingebracht via onderaanneming, onder de voorwaarden vermeld in bijlage 7 – Belangrijke informatie i.v.m. het budget.
4. afwezigheid van overlap met de thema’s in de thematische oproep (RT) of met een bestaand of lopend onderzoek.
Onderzoek dat complementair is aan bestaand of lopend onderzoek is ontvankelijk, mits duidelijke verantwoording van de complementariteit.
5. betrokken onderzoeksdomeinen: het onderzoeksonderwerp moet passen binnen de activiteitsdomeinen van Contractueel Onderzoek.
Opgelet: indien deze voorwaarden niet gerespecteerd worden, zal de intentieverklaring onontvankelijk verklaard worden.
In het algemeen moeten de onderzoeksonderwerpen kaderen in de domeinen voedselveiligheid, dierengezondheid en/of plantengezondheid. Het onderzoek moet het beleid in deze domeinen ondersteunen of helpen voorbereiden. Concreet betekent dit dat het onderzoek kennis moet aanleveren die de Overheid, met name de FOD Volksgezondheid en het FAVV, ondersteunt in één of meerdere van haar opdrachten, waaronder:
▪ het opstellen of het aanpassen van wetgeving, aanbevelingen of adviezen
▪ het opstellen of het aanpassen van controleprogramma’s of (auto)controlegidsen
▪ het uitwerken van strategieën voor risico-evaluatie of risicobeheersing
▪ het implementeren van (analyse)methoden voor de controle op de naleving van de regelgeving
▪ het nemen van maatregelen in crisissituaties
▪ het stellen van prioriteiten of het inspelen op nieuwe evoluties.
Het onderzoeksonderwerp mag niet binnen de bevoegdheden van de regionale overheden vallen tenzij er cofinanciering is voor de aspecten die onder regionale bevoegdheid vallen. Ook indien het projectvoorstel werkpakketten of delen hiervan bevat die buiten de specifieke bevoegdheid van Contractueel Onderzoek vallen, moeten deze gefinancierd worden door een externe financieringsbron. Uitzonderingen hierop zullen geval per geval bestudeerd worden in functie van hun belang voor dierengezondheid, plantengezondheid en voedselveiligheid onder bevoegdheid van de federale overheden.
De valorisatie van de nieuwe kennis door de Overheid kan zich situeren op nationaal, Europees en/of internationaal vlak.
De Overheid heeft een algemeen en kosteloos gebruiksrecht op de resultaten voor de ondersteuning van haar beleid. Het projectvoorstel moet dus zo opgevat worden dat alle resultaten in detail kunnen worden overgemaakt aan de Overheid (FOD Volksgezondheid en het FAVV).
In onderstaande tabel wordt een (niet exhaustief) overzicht gegeven van onderwerpen die wel en niet passen binnen de bevoegdheid van Contractueel Onderzoek. Omdat een scherpe aflijning niet steeds mogelijk is, evalueren experten van de FOD Volksgezondheid en het FAVV de inhoudelijke ontvankelijkheid van elke intentieverklaring. Een aantal van de opgenomen voorbeelden vloeien voort uit het ontvankelijkheidsonderzoek van recente oproepen. De experten van de FOD Volksgezondheid en het FAVV behouden zich het recht om elk onderzoeksproject te evalueren op basis van de specifieke kenmerken ervan met betrekking tot de ontvankelijkheidscriteria.
We raden u aan ook het overzicht van lopende en afgesloten projecten, gepubliceerd op de website van de cel Contractueel Onderzoek, te consulteren.
Indien u niet zeker bent van de ontvankelijkheid van uw onderzoeksidee, kan u vóór de indiening van uw intentieverklaring contact opnemen met de wetenschappelijke adviseurs van de cel Contractueel Onderzoek (Xx. Xxx Xxxxxx of Xx. Xxxxxxx Xxx Xxxxxx, zie ook punt
7. Bijkomende informatie).
Algemeen | Ontvankelijk | Niet ontvankelijk |
Voedselveiligheid | ||
Onderzoek naar de veiligheid van levensmiddelen | • doorheen de keten (primaire productie, verwerking, verpakking, bewaring) tot het moment van consumptie: chemische en microbiële contaminanten, toxines, additieven, aroma’s, enzymen, technische hulpstoffen, voedselcontactmaterialen, voedingssupplementen, nieuwe voedingsmiddelen (“novel food”), GGO’s, allergenen, residu’s van gewasbeschermingsmiddelen in levensmiddelen, decontaminatiemiddelen, residu’s van biociden in levensmiddelen, … • opkomende risico’s • antimicrobiële resistentie • uitwerken van nieuwe aspecten of methoden voor risicobeoordeling • ontwikkeling van nieuwe methoden voor monsterneming en/of analyse • risicobeoordelingen • innamestudies • onderzoek naar aanwezigheid, concentraties en/of prevalenties van chemische en microbiële contaminanten in levensmiddelen • onderzoek naar bronnen, routes, reductie en preventie van contaminanten in levensmiddelen (wanneer de bron diervoerders zijn, kan dit ook onderzoek in diervoeders omvatten) • onderzoek naar de impact van bestaande en potentiële beheersmaatregelen • in vitro, in silico en ex-vivo toxicologisch onderzoek of dierproeven voor contaminanten • onderzoek naar de transfer van chemische en microbiële contaminanten van diervoeders via dieren naar dierlijke producten • fraudeonderzoek in relatie tot voedselveiligheid | • onderzoek ter voorbereiding van toelatings- of herbeoordelingsdossiers voor additieven, nieuwe voedingsmiddelen (“novel food”), aroma’s, voedingsenzymen, gewasbeschermingsmiddelen, decontaminatiemiddelen, biociden, (gerecycleerde) voedselcontactmaterialen …. • onderzoek naar (het bewijs van) gezondheidsbeweringen en gezondheidsvoordelen • onderzoek naar de voedselveiligheid van teelten door particulieren, tenzij dit invloed heeft op of inzichten verschaft in de voedselveiligheid van de algemene bevolking • humaan klinisch onderzoek • zuiver milieuonderzoek tenzij bijvoorbeeld onderzoek naar milieucontaminanten in voeding • biodiversiteitsonderzoek • duurzaamheidsonderzoek, tenzij er een duidelijke link is met voedselveiligheid • onderzoek in functie van het nutritioneel beleid (inname van suiker, zout, vet, …) tenzij er een duidelijke link is met voedselveiligheid • onderzoek naar nutriëntverrijking, tenzij dit invloed heeft op het voedselveiligheidsbeleid (vb. risico op overdosis) onderzoek naar de impact van blootstelling aan chemische agentia (bv. gewasbeschermingsmiddelen) via inhalatie of huidcontact op de gezondheid van werknemers of privépersonen • routinecontroles op de naleving van bestaande normen |
Algemeen | Ontvankelijk | Niet ontvankelijk |
Dierengezondheid | ||
Onderzoek naar ziekten, pathogenen en/of hun vectoren bij dieren inclusief bijen; Onderzoek naar contaminanten in diervoeders | • ontwikkeling van nieuwe diagnostische methoden voor dierziekten • epidemiologisch onderzoek • risicofactorenonderzoek • antimicrobiële resistentie en andere speciësoverschrijdende risico’s • uitwerken van nieuwe aspecten of methoden voor risicobeoordeling • ontwikkeling van nieuwe of verbeterde methoden voor monsterneming en/of analyse • basisonderzoek voor de identificatie van vaccinantigenen / proof-of-concept onderzoek voor het testen van vaccinantigenen en vaccintoepassingen onder specifiek Belgische dierhouderij- omstandigheden • studie van de impact van mogelijke ziektebeheersmaatregelen • onderzoek naar zoönotische pathogenen (al dan niet ziekmakend voor dieren) • onderzoek naar chemische en microbiële contaminanten, toxines, … die de diergezondheid negatief kunnen beïnvloeden, al dan niet via diervoeders • (her)opduikende risico’s • ziektewaarschuwings- en bewakingssystemen | • louter klinisch onderzoek bij gezelschapsdieren • louter zoötechnisch onderzoek • genetische selectie behalve wanneer het te maken heeft met ziekteresistentie • nutritioneel onderzoek • louter dierenwelzijnsonderzoek (bv. kreupelheid) • routinecontroles op de naleving van bestaande normen • onderzoek naar ziekten bij wilde fauna, gezelschapsdieren of voedselproducerende dieren gehouden door particulieren, tenzij deze invloed hebben op de dierengezondheid of voedselveiligheid • geneesmiddelenonderzoek • zuiver milieuonderzoek |
Algemeen | Ontvankelijk | Niet ontvankelijk |
Plantengezondheid | ||
Onderzoek naar organismen die schadelijk zijn voor gecultiveerde en/of wilde planten, meer bepaald quarantaine- organismen en organismen die nieuw, ongekend of weinig verspreid zijn en waarvoor meer informatie nodig is in het kader van een toekomstige regulering (classificatie als quarantaineorganisme) of het toekomstige plantengezondheids- beleid (preventie, uitroeiing, inperking) | • bepaling van het voorkomen, de verspreiding (pest status) en het vestigingspotentieel • studie van de biologie • epidemiologisch onderzoek • verkenning van de impact van mogelijke beheersmaatregelen • uitwerken van nieuwe aspecten of methoden voor risicobeoordeling • ontwikkeling van nieuwe methoden voor waarschuwing, surveillance, monitoring, monsterneming en/of diagnose, identificatie of kwantificatie • risicobeoordelingen • aanleveren van wetenschappelijke elementen voor Pest Risk Assessments (PRA) | • onderzoek naar gereguleerde niet- quarantaineorganismen en organismen waarvan duidelijk is dat ze niet voldoen aan de criteria voor classificatie als quarantaineorganisme • onderzoek naar invasieve soorten in het kader van Verordening (EU) 1143/2014 • plantenveredelingsonderzoek behalve wanneer het een veredeling naar grotere (fytosanitaire) ziekteresistentie betreft • onderzoek naar duurzame landbouw behalve wanneer dit kadert in het fytosanitair beleid • xxxxxx onderzoek naar het op punt stellen of verbeteren van geïntegreerde ziektebestrijding (IPM) • onderzoek in het kader van xxxxxxxxxx behalve wanneer dit kadert in het fytosanitair beleid • biodiversiteitsonderzoek behalve wanneer dit kadert in het fytosanitair beleid • routinecontroles op de naleving van bestaande normen |
3.1.3.2 Inhoudelijke evaluatie van de RF-intentieverklaringen
De ontvankelijk verklaarde RF-intentieverklaringen worden door het Beoordelingscomité beoordeeld, en dit volgens de onderstaande modaliteiten:
1. De relevantiescore (op 30 punten) wordt toegekend als weergave van de opportuniteit en de geschiktheid als beleidsondersteunend onderzoek en de mogelijke impact ervan. Volgende elementen worden beoordeeld:
• de situering ten aanzien van de prioriteiten van de federale overheid
• de waarde en bruikbaarheid van de verwachte resultaten
• de oplossingsgerichtheid van het onderzoek
• de meerwaarde ten aanzien van lopend of bestaand onderzoek
• de potentiële bijdrage aan beleidsbeslissingen
• de timing ten opzichte van de agenda van het beleid
• het kwantitatief belang
• de xxxxx xxx de problematiek
• de budgettaire impact
• de impact op maatschappelijk en ethisch vlak
• de relevantie ten aanzien van de noden van de sector.
De RF-intentieverklaringen met een relevantiescore hebben van tenminste 21/30 worden aan de wetenschappelijke evaluatie onderworpen.
2. De wetenschappelijke score (op 20 punten) wordt toegekend als weergave van
• het wetenschappelijk niveau
• de methodologie
• de originaliteit
• de haalbaarheid
van het voorgestelde onderzoek.
De intentieverklaringen die een wetenschappelijke score behalen van tenminste 13/20, worden op basis van de totale score (50 punten) en per activiteitsdomein gerangschikt. Op basis van deze rangschikking, het advies van het Beoordelingscomité en het beschikbare onderzoeksbudget van de FOD Volksgezondheid wordt een prioritaire en een reservelijst van RF-intentieverklaringen opgesteld.
De coördinatoren worden begin juli 2022 door de cel Contractueel Onderzoek ingelicht over het resultaat.
3.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RF-PROJECTVOORSTEL
In de tweede fase wordt aan de coördinatoren van de prioritaire en reserve RF-intentieverklaringen gevraagd een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen. De reserve RF-projectvoorstellen doorlopen dezelfde evaluatieprocedure als de prioritaire projectvoorstellen.
3.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RF-projectvoorstellen
Het gedetailleerd projectvoorstel mag in principe niet afwijken van de intentieverklaring voor wat betreft de onderzoeksvragen en de gebruikte methodologie, tenzij dit expliciet gevraagd werd door de cel Contractueel Onderzoek.
Indien u op eigen initiatief alsnog wijzigingen wenst aan te brengen, moet u vóór de indiening van uw gedetailleerd projectvoorstel contact opnemen met de wetenschappelijke adviseurs van de cel Contractueel Onderzoek (Xx. Xxx Xxxxxx of Xx. Xxxxxxx Xxx Xxxxxx, zie ook punt 7. Bijkomende informatie). Wijzigingen ten opzichte van de intentieverklaring moeten in de daartoe voorziene rubriek “historiek van wijzigingen” vermeld en verantwoord worden.
Opgelet! De gevraagde toelage vermeld in het gedetailleerde projectvoorstel kan niet hoger zijn dan het bedrag dat werd opgegeven in de intentieverklaring.
Volgende documenten en formulieren zijn relevant voor de vrije projectvoorstellen. De elektronische versies zijn terug te vinden op de website van Contractueel Onderzoek (xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx), onder “openstaande oproepen”.
❖ Bijlage 5 is het model voor de opmaak van het gedetailleerde RF-projectvoorstel
❖ Bijlage 7 bevat belangrijke informatie voor de inschatting van het budget
❖ Bijlage 8 moet gebruikt worden voor de opmaak van het budget.
Het gedetailleerd RF-projectvoorstel moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels.
3.2.2 Indiening van de gedetailleerde RF-projectvoorstellen
Het gedetailleerde RF-projectvoorstel en de bijhorende budgettaire informatie worden
uitsluitend elektronisch ingediend via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx
- gedetailleerd RF-projectvoorstel (bijlage 5) in een Word en doorzoekbare pdf
- budgettaire tabellen (bijlage 8) in Excel
De uiterste datum voor het indienen van het gedetailleerde RF-projectvoorstel (fase 2) is VRIJDAG 23 SEPTEMBER 2022 om 12u ’s middags stipt.
3.2.3 Evaluatie van de gedetailleerde RF-projectvoorstellen
3.2.3.1 Ontvankelijkheid van de gedetailleerde RF-projectvoorstellen
De ontvankelijkheid van de gedetailleerde RF-projectvoorstellen wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek op basis van volgende administratieve criteria:
1. tijdige indiening: ten laatste op vrijdag 23 september 2022 om 12u ’s middags stipt. De datum en het uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm
• het voorstel moet ingediend worden volgens het model en de richtlijnen beschreven in bijlage 5;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 30 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de promotoren, maar inclusief de budgettabellen en de referentielijst;
• bijlagen worden niet aanvaard, met uitzondering van de budgettabellen die zowel in het voorstel en apart als Excel-document worden verwacht
• de aanvraag moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels.
Opgelet: indien deze voorwaarden niet gerespecteerd worden, zal het gedetailleerd projectvoorstel onontvankelijk verklaard worden.
3.2.3.2 Inhoudelijke evaluatie van de gedetailleerde RF-projectvoorstellen
De gedetailleerde RF-projectvoorstellen zullen door een College van deskundigen beoordeeld worden op basis van de volgende vier criteria:
a. de wetenschappelijke kwaliteit t.o.v. internationale standaarden, en het expertise- niveau van de onderzoekersinstelling(en)
b. de kwaliteit van het werkplan
c. de originaliteit van de benadering
d. de haalbaarheid in relatie tot de vooropgestelde doelstellingen, de planning, de organisatie en de aangevraagde budgettaire middelen
De promotoren worden uitgenodigd om hun project toe te lichten op de consensusvergadering van het College van deskundigen. Niettemin is het uiterst belangrijk om het projectvoorstel duidelijk, volledig en met de grootste zorg op te stellen.
Het advies van het College van deskundigen wordt voorgelegd aan het Beoordelingscomité. Hierna – en ten laatste in februari 2023 - informeert de cel Contractueel Onderzoek de promotoren over het resultaat. De reserveprojecten kunnen uitsluitend betoelaagd worden indien er budget vrijkomt vanuit het RT-kanaal of de prioritaire RF-groep. De bevoegde minister bekrachtigt het finale advies in een ministerieel besluit.
4.
TRANSNATIONALE OPROEP (RI-PROJECTEN):
plantengezondheid – Euphresco
De RI-projectvoorstellen worden in twee fasen beoordeeld: Fase 1: RI “Expression of Interest”
Fase 2: gedetailleerd RI-projectvoorstel
De FOD Volksgezondheid voorziet een budget van € 200.000 voor de transnationale oproep. Per thema kan maximaal € 100.000 euro worden gevraagd. Aangezien er vier thema’s worden opgenomen, zal er mogelijks onvoldoende budget zijn.
Deze werkwijze wordt gehanteerd omdat een aantal van de geselecteerde thema’s in een latere fase nog geschrapt kunnen worden, bijvoorbeeld omdat er onvoldoende interesse is van de andere transnationale partners. Ten laatste op dinsdag 22 maart 2022 zal de cel Contractueel Onderzoek een eerste update van de thema’s op haar website publiceren. Een definitieve lijst zal pas beschikbaar zijn half november 2022. Zelfs na de opstart van de tweede fase kunnen er dus nog thema’s wegvallen.
De indieners moeten er mee rekening houden dat de Belgische coördinator mogelijks ook wordt aangeduid als wetenschappelijke coördinator van het transnationaal project. Dit zal minstens het geval zijn voor het topic “2022-A-412 The use of heat- (incl. hot water) treatments to eliminate plant pests (HETREAT)” aangezien dit transnationaal thema werd geïntroduceerd door de FOD Volksgezondheid – cel Contractueel Onderzoek.
De gevraagde toelage dient in overeenstemming te zijn met de reële kosten in relatie tot de duur, de aard, de benodigde uitrusting en expertise van het onderzoek noodzakelijk om de nagestreefde onderzoeksdoelstellingen te bereiken.
4.1 FASE 1: RI “EXPRESSION OF INTEREST”
4.1.1 Opmaak van de RI “Expressions of Interest”
Volgende documenten zijn relevant voor de transnationale projectvoorstellen. De elektronische versies van de documenten en modellen zijn terug te vinden op de website van de cel Contractueel Onderzoek (xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx), onder “openstaande oproepen”.
❖ In bijlage 1 worden de onderzoeksthema’s (topics) van de RI-oproep weergegeven.
❖ Bijlage 6 is het model voor de opmaak van de RI “Expression of Interest”.
❖ Bijlage 7 bevat belangrijke informatie voor de inschatting van het budget.
Ter informatie: bijlage 8 moet niet ingediend worden.
De RI “Expression of Interest” moet volledig opgesteld zijn in het Engels.
4.1.2 Indiening van de RI “Expressions of Interest”
De “Expressions of Interest” wordt uitsluitend elektronisch ingediend, in Word en doorzoekbaar pdf-formaat, via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx
De uiterste datum voor het indienen van de RI “Expression of Interest” (fase 1) is DINSDAG 26 APRIL 2022 om 12u ’s middags stipt.
4.1.3 Evaluatie van de RI “Expressions of Interest”
De ontvankelijkheid van de “Expressions of Interest” wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek, in overleg met het directoraat-generaal Xxxx, Plant en Voeding en het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV). Dit gebeurt op basis van volgende criteria:
1. tijdige indiening: ten laatste op dinsdag 26 april 2022 om 12u ’s middags stipt. De datum en het uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm
• het voorstel moet ingediend worden volgens het model en de richtlijnen beschreven in bijlage 6;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 4 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de promotoren; bijlagen (vb. literatuuroverzicht) worden niet aanvaard;
• de aanvraag moet volledig opgesteld zijn in het Engels.
3. overeenkomst met een thema
Enkel RI “Expressions of Interest” die beantwoorden aan één van de in bijlage 1 (plantengezondheid – Euphresco) opgelijste thema’s zijn ontvankelijk.
4. afwezigheid van overlap met bestaand of lopend onderzoek.
Onderzoek dat complementair is aan bestaand of lopend onderzoek is ontvankelijk, mits duidelijke verantwoording van de complementariteit.
5. de samenstelling van het consortium: enkel Belgische onderzoeksinstellingen kunnen deel uitmaken van het consortium.
Buitenlandse expertise kan enkel worden ingebracht via onderaanneming, onder de voorwaarden vermeld in bijlage 7 – Belangrijke informatie i.v.m. het budget.
Opgelet: indien deze voorwaarden niet gerespecteerd worden, zal de “Expression of Interest” onontvankelijk verklaard worden.
Indien u niet zeker bent van de ontvankelijkheid van uw onderzoeksidee, kan u vóór de indiening van uw voorstel contact opnemen met de bevoegde wetenschappelijk adviseur van de cel Contractueel Onderzoek (Xx. Xxx Xxxxxx, zie punt 7. Bijkomende informatie).
De coördinatoren worden ten laatste begin juni 2022 door de Cel Contractueel Onderzoek op de hoogte gebracht van het resultaat.
4.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RI-PROJECTVOORSTEL
In de tweede fase wordt aan de promotoren van de ontvankelijke RI “Expressions of Interest” gevraagd een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen.
Deze fase wordt beheerd worden door het Euphresco-secretariaat (dhr. Xxxxxxxxxx Xxxxxxx, Euphresco coördinator). De indieners zullen midden juli 2022 de nodige richtlijnen en formulieren ontvangen.
De uiterste datum voor het indienen van het gedetailleerde RI-projectvoorstel bij Euphresco is VRIJDAG 23 SEPTEMBER 2022 om 12u ’s middags stipt.
De evaluatie van de projectvoorstellen gebeurt door een internationaal panel van experten en zal ten laatste afgehandeld zijn midden november 2022.
De evaluatie van het panel van experten wordt voor advies voorgelegd aan het Beoordelingscomité. De bevoegde minister bekrachtigt het finale advies in een ministerieel besluit.
5. BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS
Deze informatie handelt over de bescherming van uw persoonsgegevens. Dit zijn de gegevens waarmee u rechtstreeks of onrechtstreeks geïdentificeerd kunt worden.
Wanneer u een projectvoorstel indient, verzamelt de cel Contractueel Onderzoek persoonsgegevens conform de vigerende wetgeving en de werkwijze van de FOD Volksgezondheid (xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxx-xxx-xxxxxxxxxxxxxxxx).
5.1 Rechtsgrond en doeleinden van de verwerkingen
In het kader van de wettelijke opdracht met betrekking tot de toekenning van toelagen voor wetenschappelijk onderzoeki, verzamelt en verwerkt de cel Contractueel Onderzoek persoonsgegevens om:
- u in te lichten (verzending van de oproep voor het indienen van nieuwe projectvoorstellen)
- uw vragen te beantwoorden
- de projecten die u aanbelangen te behandelen
De tabel hieronder vermeldt de situaties waarin persoonsgegevens automatisch worden verzameld en verwerkt.
Situaties | Verzamelde en verwerkte gegevens |
U dient een projectvoorstel in, of u neemt via een elektronisch formulier, via e-mail of telefonisch contact met ons op. | Naam, voornaam en e-mailadres dat u ingeeft. Uitwisseling van e-mails via het contactformulier en via berichtenverkeer. Technische gegevens die al dan niet verbonden zijn aan uw e-mail. Uw postadres voor de verzending van documenten en/of publicaties. |
U raadpleegt de internetpagina’s van Contractueel Onderzoek. | IP-adres. |
De andere persoonsgegevens die kunnen worden verwerkt, zijn opgenomen in het register van gegevensverwerking.
Gegevens gekoppeld aan projectvoorstellen worden tot 10 jaar na het einde van het project bewaard door de cel Contractueel Onderzoek. De bewaartermijn voor de IP-adressen is 12 maanden.
Het cookiebeleid is beschreven op de website van de FOD Volksgezondheid (xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx).
i Koninklijk Besluit van 18 november 2015 tot vaststelling van de voorwaarden van toekenning van toelagen voor wetenschappelijk onderzoek inzake voedselveiligheid en sanitair beleid van dieren en planten.
De FOD Volksgezondheid waarborgt de veiligheid (integriteit en vertrouwelijkheid) van uw persoonsgegevens. Ze worden onder meer beschermd tegen ongeoorloofde toegang, onrechtmatig gebruik, verlies en ongeoorloofde wijzigingen.
Daarvoor worden adequate beveiligingstechnieken en -procedures gebruikt. Op fysiek, technisch en organisatorisch vlak worden gepaste maatregelen genomen om een veiligheidsniveau te garanderen dat aangepast is aan de risico’s.
5.5 Recht op inzage, rectificatie, bezwaar en wissen
U heeft bepaalde rechten voor de persoonsgegevens die we gebruiken: het recht van inzage, het recht op rechtzetting, het recht om bezwaar aan te tekenen en het recht om gegevens te laten wissen.
Om uw rechten uit te oefenen stuurt u een e-mail of een brief naar onze Functionaris voor gegevensbescherming, samen met een scan of een kopie van uw identiteitsbewijs, met daarop uw handtekening, om uw rechten uit te oefenen:
Federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Xxxxxxxxxxx 0/0 0000 Xxxxxxx xxx@xxxxxx.xxxx.xx
Als u vindt dat de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu uw persoonsgegevens niet heeft verwerkt in overeenstemming met de geldende regelgeving, dan heeft u het recht een klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit:
Gegevensbeschermingsautoriteit
Xxxxxxxxxxxxxx 00
0000 Xxxxxxx
6. DEFINITIES & AFKORTINGEN
Activiteitsdomeinen
De activiteitsdomeinen van Contractueel Onderzoek zijn voedselveiligheid en gezondheidsbeleid (sanitair beleid) van dieren en planten.
Beoordelingscomité
De adviesraad, samengesteld uit vertegenwoordigers van de FOD Volksgezondheid, van het FAVV en uit deskundigen die deel uitmaken van de universitaire instellingen van de gemeenschappen. Het Beoordelingscomité geeft de minister advies over de modaliteiten van de oproep, het toekennen van de toelagen en de procedures betreffende de selectie, de opvolging en de evaluatie van de projecten.
Cel Contractueel Onderzoek
De administratieve eenheid van de FOD Volksgezondheid die belast is met
- de organisatie en het beheer van de selectieprocedure van projecten binnen de activiteitsdomeinen;
- de administratieve, financiële en wetenschappelijke opvolging van de projecten die geselecteerd worden voor financiering.
College van deskundigen
Groep van experten die een wetenschappelijke evaluatie uitvoert van de projectvoorstellen.
Consortium
Geheel van instellingen of departementen die het onderzoeksproject uitvoeren, vertegenwoordigd door de coördinator en de promotoren.
Coördinator
Promotor die het project leidt en optreedt als contactpersoon voor het consortium.
FAVV
Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
FOD Volksgezondheid
Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Promotor
De vertegenwoordiger van een instelling actief binnen (het consortium van) het onderzoeksproject.
RF Free Research
Vrije onderzoeksprojecten, waarbij de promotoren het onderzoeksonderwerp bepalen.
RI International Research
Transnationale onderzoeksprojecten, waarvan de onderzoeksthema’s binnen de activiteits- domeinen vallen.
RT Targeted Research
Thematische onderzoeksprojecten, waarbij de onderzoeksthema’s voorafgaandelijk zijn vastgelegd door de bevoegde minister.
7. CONTACTINFORMATIE
Voor bijkomende informatie kan u terecht bij de wetenschappelijk adviseurs van de cel Contractueel Onderzoek:
Xx. Xxx XXXXXX
Tel. x00 0 000 00 00 – xxx.xxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx
Xx. Xxxxxxx XXX XXXXXX
Tel. x00 0 000 00 00 – xxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx
BIJLAGEN
Bijlage 1 Onderzoeksthema’s
Onderzoeksthema’s RT-projecten
THEMA'S | Maximum duur (m) | Maximale toelage | |
Dierengezondheid | |||
1 | Hernieuwde cartografie van de gevoelige natuurgebieden in België en dynamiek van de blootstelling van industriële pluimveehouderijen en hobbyhouderijen wat betreft het risico op blootstelling aan laag- en hoogpathogene influenzavirussen (FLUCART) | 24 | € 200.000 |
2 | Validatie van gE- tankmelkonderzoek voor het behoud van het IBR-vrij statuut (MilkIBR) | 24 | € 200.000 |
Plantengezondheid | |||
3 | Nieuw opduikende risico’s van plaagorganismen voor planten en plantaardige producten in België (EMPHYPEST) | 30 | € 250.000 |
4 | Evolutie van de populaties aardappelcysteaaltjes in België en bestrijdingsstrategieën (GLOBEVO) | 36 | € 200.000 |
Voedselveiligheid | |||
5 | Onderzoek naar het nicotinezuurgehalte in vers vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten (NICOMEAT) | 12 | € 100.000 |
6 | Pathogene Bacillus cereus in levensmiddelen: oorsprong, groei en productie van cereulide (BAGROCEP) | 24 | € 200.000 |
7 | Onderzoek naar de PFAS-contaminatie doorheen de voedselketen (PFASFORWARD) | 48 | € 400.000 |
Onderzoeksthema’s RI-projecten: plantengezondheid – Euphresco
THEMA’S | Maximum duur (m) | Maximale toelage i | |
Plantengezondheid | |||
0000-X-000 | Xxxxx-xxxxx detection of wood boring pests | 24-36 | € 100.000 |
2022-C-412 | The use of heat- (incl. hot water) treatments to eliminate plant pests (HETREAT) | 24-36 | € 100.000 |
2022-F-415 | Meloidogyne enterolobii – Survival under temperate climate conditions and distribution | 24-36 | € 100.000 |
2022-A-418 | Influence of incubation of wood samples on detection of pine wood nematode (PWN) | 12-24 | € 100.000 |
i De FOD Volksgezondheid voorziet een budget van € 200.000 voor de transnationale oproep. Per thema kan maximaal
€ 100.000 euro worden gevraagd.
1. Hernieuwde cartografie van de gevoelige natuurgebieden in België en dynamiek van de blootstelling van industriële pluimveehouderijen en hobbyhouderijen wat betreft het risico op blootstelling aan laag- en hoogpathogene influenzavirussen (FLUCART)
Context
Europa heeft al een aantal jaren te maken met een toename van het aantal gevallen van hoogpathogene aviaire influenza (HPAI) in industriële pluimveehouderijen (commerciële sector) en hobbyhouderijen (niet-commerciële sector), die voornamelijk veroorzaakt zijn door virussen van het type H5Nx clade 2.3.4.4. Die toename gaat gepaard met een wereldwijde panzoötie van gevallen van HPAIv H5Nx. HPAIv-epidemieën in de pluimveesector hangen nauw samen met de migratie van wilde vogels, die voortdurend nieuwe HPAIv-stammen op wilde fauna overbrengen. Die stammen kunnen daar endemisch worden en van daaruit spill- over naar de pluimveesector veroorzaken. Momenteel kunnen alleen bioveiligheidsmaatregelen worden getroffen (ophokplicht, afschermnetten, enz.) om die introducties in de pluimveesector te voorkomen. Die maatregelen zijn doorgaans op nationaal niveau geldig maar hebben zware economische gevolgen en ernstige gevolgen voor het dierenwelzijn.
De gebieden waar wilde vogels gemakkelijker in contact komen met in gevangenschap gehouden pluimveesoorten werden in het verleden al geïnventariseerd. Ze kunnen echter opnieuw bekeken worden om de huidige risicogebieden bij te werken en er een nauwkeuriger beeld van te krijgen, en om een doelgericht en zo efficiënt mogelijk optreden van de risicobeheerder toe te laten.
Onderzoeksvragen
- Op voorhand, op basis van het hydrologisch profiel, bepalen wat in België de risicogebieden zijn voor contact tussen wilde (niet-gehouden) vogelsoorten enerzijds en (gehouden) pluimveesoorten en andere siervogels anderzijds.
- In die gebieden een pertinente strategie voor bemonstering uitwerken die representatief is in tijd en ruimte, zowel voor pluimveesoorten (commerciële en niet-commerciële sectoren) als voor wilde soorten.
Op basis van de afgenomen vogelmonsters het genetisch profiel en het pathogeniteit bepalen van de stammen die in die gebieden circuleren en deze vergelijken met de meest recente profielen voor het hele land.
- Op basis van de verkregen resultaten de gevoelige natuurgebieden waar het risico bestaat dat pluimvee uit de commerciële of niet-commerciële sector in contact komt met in het wild levende vogels, zo nauwkeurig mogelijk (minimum NUTS 3, tot zelfs NUTS 4/LAU 1) opnieuw in kaart brengen.
Maximum budget: € 200.000 Maximale duur: 24 maanden
2. Validatie van gE-tankmelkonderzoek voor het behoud van het IBR-vrij statuut (MilkIBR)
Context
België heeft sinds januari 2007 een nationaal eradicatieprogramma voor IBR (Infectieuze Boviene Rhinotracheïtis). De eerste 5 jaar betrof dit een vrijwillig programma, sinds 5 januari 2012 werd het programma verplicht met het oog op het bereiken van een IBR-vrij statuut voor België. Het Belgische IBR-eradicatieprogramma werd op 8 oktober 2014 officieel goedgekeurd door de Europese Commissie. België verwerft het ‘artikel 9’ statuut en kan hierdoor voorwaarden opleggen aan het intracommunautaire handelsverkeer.
Sinds 21 april 2021 is de nieuwe Europese Dierengezondheidsweti, de ‘Animal Health Law’ (AHL) van toepassing. Artikel 85 van de gedelegeerde Verordening 2020/6892 tot aanvulling van deze AHL, bepaalt dat Lidstaten die over een officieel goedgekeurd eradicatieprogramma beschikken, op het moment van in voege treden van de AHL, dit statuut kunnen behouden voor een maximale termijn van 6 jaar, mits het nationale programma wordt aangepast aan de nieuwe regels van de AHL.
Verder worden in deze gedelegeerde Verordening 2020/689 de nieuwe regels omtrent IBR worden vastgelegd.
Bijlage III, Afdeling 4 van deze Verordening 2020/689 legt de diagnostische methoden voor de verlening en de handhaving van het IBR-vrij statuut vast. In deze bijlage wordt het gebruik van (tank)melkonderzoek alleen toegelaten bij niet-gevaccineerde runderen, niettegenstaande de aanwezigheid van DIVA-gevaccineerde runderen op een bedrijf met een vrij statuut toegelaten is. Bovendien wordt de limiet voor de verzamelmonsters nogal strikt gesteld.
In België wordt sinds 2020 voor het behoud van het IBR-vrij statuut op overwegend melkleverende bedrijven de matrix tankmelk toegelaten, waarbij een gE ELISA wordt toegepast als analysemethode. Dit gebeurde op basis van bevindingen in een eerder FOD- gefinancierd project (RF 12/6263 IBRDIA3). Op overwegend melkleverende bedrijven is periodiek tankmelkonderzoek een kosten- en arbeidsbesparend alternatief voor een (jaarlijkse) serologische screening voor de handhaving van een vrij statuut. Bovendien laat tankmelkonderzoek vroege detectie van eventuele insleep toe: anders dan een jaarlijkse steekproef worden tankmelkmonsters op minimaal 6 tijdstippen gedurende het hele jaar genomen, in tegenstelling tot een jaarlijkse bloedafname.
In België zijn er in 2021 bij benadering een 6.680 overwegend melkleverende bedrijven. Vandaag de dag zetten een 2.600 bedrijven in België tankmelk in voor het behoud van het IBR- vrij statuut.
1 Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“dierengezondheidswetgeving”)
2 Gedelegeerde Verordening 2020/689 tot aanvulling van Verordening 2016/429 van het Europees Parlement ende Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma’s en ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen zieketen en nieuwe ziekten.
3 RF 12/6263 IBRDIA - Bijdrage aan het IBR (Infectieuze Bovine Rhinotracheitis) bestrijdingsprogramma door het optimaliseren van de diagnostische detectiemethoden
De doelstelling van dit project is te onderzoeken of de huidige onderzoeksmethoden opgenomen in het Belgische eradicatieprogramma, in kader van het behoud van het IBR-vrij statuut, minstens evenwaardig zijn aan de opgenomen onderzoeksmethoden binnen de AHL (jaarlijkse serologische bilan/steekproef). In het kader van het eradicatieprogramma werd er de laatste jaren op de meerderheid van de Belgische rundveebedrijven gevaccineerd. Er is een noodzaak aan een DIVA-diagnostiek, de gE-ELISA test op tankmelk is in dit kader een nuttig instrument op de overwegend melkleverende bedrijven.
De overheid beoogt om tegen 2027 een dossier te kunnen indienen bij de Europese Commissie met de aanvraag om een IBR-vrij statuut te verwerven op Belgisch niveau. Om dit dossier te staven dient aangetoond te worden dat de IBR gE ELISA uitgevoerd op tankmelkstalen, zoals die wordt aangewend binnen het Belgische eradicatieprogramma, een minstens evenwaardig testregime is als wat heden is opgenomen in de AHL.
Verder legt de AHL een maximaal aantal runderen op per mengmonster tankmelk, wat in vele gevallen de matrix tankmelk uitsluit op de professionele melkveebedrijven met meer dan 100 runderen per tank. Ook hier dient gekeken te worden hoe dit kan vertaald worden naar de Belgische context.
Onderzoeksvragen
1. Is de periodieke staalname via de matrix tankmelk (minimum 6 tot 9 keer per jaar) en onderzoek met de IBR gE ELISA op bedrijven met aanwezigheid van DIVA- gevaccineerde runderen evenwaardig aan serologische monitoring aan de hand van individuele monsters genomen tijdens een jaarlijkse steekproef in het kader van het handhaven van het IBR-vrij statuut? Voor de serologisch steekproef wordt aanvaard dat deze methode een detectielimiet heeft van 10%. Voor de tankmelk onderzoeken moet er worden bewezen dat één (zwak) positief dier gedetecteerd kan worden in het verzamelmonster.
2. Is de beperking van 100 melkmonsters binnen een tankmelkstaal een belemmering voor de handhaving van het IBR-vrij statuut op de huidige melkleverende bedrijven in België? Volstaat de sensitiviteit van de huidige diagnostische methoden* wanneer toegepast op grotere bedrijven (meer runderen in een tank)?
∗ ELISA voor de detectie van totale antilichamen specifiek tegen het BoHV-1 of antilichamen gericht tegen het glycoproteïne B van het BoHV-1
∗ ELISA voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne E van het BoHV
Maximum budget: € 200.000 Maximale duur: 24 maanden
3. Nieuw opduikende risico’s van plaagorganismen voor planten en plantaardige producten in België (EMPHYPEST)
Context
In de nieuwe plantengezondheidswetgeving is de lijst van EU-quarantaineorganismen vastgelegd in bijlage II van de Uitvoeringsverordening (EU) 2019/20721. Bij vondst moeten maatregelen opgelegd worden om dit organisme uit te roeien, tenzij het om een quarantaineorganisme gaat dat reeds beperkt voorkomt in de EU en waarvoor inperking is toegestaan op Europees niveau (bijlage II deel B).
Naast reeds opgelijste plaagorganismen werd ook de bewaking en bescherming tegen nieuwe risico’s opgevoerd:
- Een lijst van planten, plantaardige producten en andere materialen met een hoog risico is vastgelegd2. Deze zijn verboden voor import in de EU totdat een dossier terzake is voorgelegd en geëvalueerd door de EFSA (European Food Safety Agency) en verder beoordeeld is op EU-niveau.
- Diverse informatiekanalen (wetenschappelijke literatuur, rapporten van onderscheppingen bij invoer, publicaties in de media, data van uitbraken in de EU of derde landen, …) worden opgevolgd door de EPPO (European and Mediterranean Plant Protection Organization), de EFSA, de Europese Commissie en de lidstaten om informatie over veranderende situaties of vondsten in EU en in derde landen sneller te identificeren.
Essentieel is dat er na identificatie van een nieuw risicovol organisme een opvolging en evaluatie gebeurt van het fytosanitair risico en de eventuele nood aan actie in de EU. Een belangrijk element hierbij is het al dan niet voorkomen en de mate van verspreiding van het plaagorganisme in de EU (cf. de voorwaarden om een plaagorganisme te kwalificeren als quarantaineorganisme vastgelegd in artikel 3 van verordening 2016/2031).
In een heel aantal gevallen ontbreekt echter voldoende gerichte, op onderzoek gebaseerde informatie over de actuele fytosanitaire situatie van deze organismen in de EU (in casu België).
De problematiek stelt zich ook voor organismen die als quarantaine beschouwd worden door derde landen en waarvoor België onvoldoende informatie kan doorgeven met betrekking tot de peststatus om aan de internationale verplichtingen hieromtrent te voldoen.
Het uitvoeren van een survey is de meest betrouwbare manier om een dergelijke status te bepalen of te verifiëren (ISPM 8, herziene versie van 20213). Daarnaast is er voor sommige van deze organismen nood aan diagnostische methodeontwikkeling of verdere kennisopbouw.
1 Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie
2 Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie van 18 december 2018 tot vaststelling van een voorlopige lijst van planten, plantaardige producten of andere materialen met een hoog risico in de zin van artikel 42 van Verordening (EU) 2016/2031 en een lijst van planten waarvoor geen fytosanitair certificaat is vereist voor het binnenbrengen in de Unie in de zin van artikel 73 van die verordening
3 IPPC Secretariat. 2021. Determination of pest status in an area. International Standard for Phytosanitary Measures No. 8. Rome. FAO on behalf of the Secretariat of the International Plant Protection Convention.
Gezien de nieuwe plantengezondheidswetgeving een sterkere nadruk legt op preventie is het tijdig bewustmaken van wetenschappers, operatoren evenals het brede publiek belangrijk. Onderzoek naar de aanwezigheid van nieuwe risicovolle plaagorganismen kan hiertoe een belangrijke bijdrage leveren.
Onderzoeksvragen
Op basis van een aantal lopende beleidsregulerende initiatieven waarvoor bijkomende onderzoeksgegevens noodzakelijk zijn, werd een selectie van plaagorganismen opgemaakt. In het onderzoeksvoorstel dient een gemotiveerde keuze uit deze lijst van plaagorganismen gemaakt te worden rekening houdend met de onderlinge samenhang van de gekozen plaagorganismen (bv. taxonomische groep, waardplant, betrokken sector/teelt, …), de opvolging van minimum twee en indien mogelijk drie groeiseizoenen en het noodzakelijke budget. Er dienen minimum zes van de voorgestelde organismen opgenomen te worden.
• Wat is de fytosanitaire status van de geselecteerde plaagorganismen in België?
• Welke methodologie en welk monitoringsplan is aangewezen om dit te onderbouwen, rekening houdend met de biologie, de geografische verspreiding, de waardplanten, het introductie- en vestigingspotentieel?
• Welk bijkomend onderzoek is hierbij noodzakelijk (zoals het op punt stellen/valideren van diagnostische methoden, onderzoek naar de vatbaarheid van waardplanten, …)?
Lijst van plaagorganismen:
- Chionaspis pinifoliae
- Crisicoccus pini
- Toumeyella parvicornis
- Phenacoccus solenopsis
- Garella musculana
- Pochazia shantungensis
- Colletotrichum sp. met probleemstelling zoals recent geïdentificeerd in de EFSA assessments: C. fructicola, C. plurivorum, C. siamense, …
- Phytophthora species: Phytophthora pluvialis: Phytophthora nemorosa, Phytophthora hibernalis, Phytophthora austocedri, Phytophthora lateralis
Maximum budget: € 250.000 Maximale duur: 30 maanden
4. Evolutie van de populaties aardappelcysteaaltjes in België en bestrijdingsstrategieën (GLOBEVO)
Context
De strategie ter bestrijding van aardappelcysteaaltjes (Globodera rostochiensis en G. pallida) die sinds 2010 werd toegepast (implementatie van Richtlijn 2007/33/EG van de Raad van 11 juni 2007 betreffende de bestrijding van het aardappelcysteaaltje en houdende intrekking van Richtlijn 69/465/EEG) werd op 31/12/2021 ingetrokken en vervangen door een verordening om aan te sluiten bij de nieuwe fytosanitaire regelgeving (Verordening (EU) 2016/2031).
Sinds 2010 wordt de aanwezigheid van Globodera spp. op het hele Belgische grondgebied gemonitord en worden op alle percelen voor de productie van pootaardappelen of voor opplant bestemde planten verplichte analyses uitgevoerd vóór het planten. Meer dan 500 percelen werden officieel besmet verklaard en zijn onderworpen aan de officiële bestrijdingsmaatregelen (verbod op het telen van voor opplant bestemde planten, mogelijkheid om consumptieaardappelen te telen op voorwaarde dat resistente variëteiten worden gebruikt, enz.). Naast die officiële controles hebben telers de mogelijkheid om hun eigen autocontroleanalyses uit te voeren alvorens ze aardappelen planten. Ze kunnen zich laten begeleiden door de onderzoeksinstellingen om hun eigen bestrijdingsmethoden te ontwikkelen. Uit de huidige resultaten blijkt een dominantie van besmettingen door X. xxxxxxxxxxxxx, maar ook een toenemende aanwezigheid van Globodera pallida, met name in de productiezones van hoevepootgoed. Er werden ook populaties aardappelcysteaaltjes met een verhoogde pathogeniciteit gerapporteerd in Duitsland en Nederland.
Tijdens de genoemde periode werden verschillende onderzoeksprojecten gefinancierd in het kader van de bestrijding van het aardappelcysteaaltje, met name de projecten RF 07/6188 GLOBODERA1, RT 08/11 COBEGLO2 en RF 12/6264 DEVIRGENCY3.
Onderzoeksvragen
1. Hoe zijn de populaties van Globodera spp. in de verschillende Belgische productiegebieden van aardappelen geëvolueerd in termen van soorten (spreiding van de verschillende soorten), pathogeniciteit (virulentie, omzeilen van het resistentiemechanisme van resistentie rassen, reproductiegraad, impact van de parasiet op de productie, enz.)? Welke factoren bepalen deze evolutie?
2. Welke bestrijdingsstrategieën moeten worden ingevoerd om de ontwikkeling van nieuwe, meer pathogene populaties te voorkomen en ervoor te zorgen dat ze doeltreffend worden beheerd op de plaatsen waar ze opduiken?
a. Zijn de huidige monitoring- en analysemethoden doeltreffend om het opduiken van populaties met een verhoogde pathogeniciteit op te sporen? Zo niet, welke methoden voor monitoring en snelle analyse van pathogeniciteit moeten er dan worden geïmplementeerd?
1 RF 07/6188 GLOBODERA - Situatie en risicoanalyse van de verspreiding van het aardappelcysteaaltje (Globodera spp.) in de aardappelsector in België
2 XX 00/00 XXXXXXX - Xxxxxx-xxxxx analyse van de beheersing van Globodera rostochiensis en G. pallida
3 RF 12/6264 DEVIRGENCY - Detectie van lage besmettingsdichtheden, kennis van virulentiegroepen en generatietijd van aardappelcysten (Globodera spp.) als tools voor inperking van aardappelmoeheid
b. Zijn de huidige bestrijdingsmethoden doeltreffend wanneer er populaties met een verhoogde pathogeniciteit opduiken? Zo niet, welke bestrijdingsmaatregelen dienen er op nationaal, lokaal of perceelniveau te worden genomen (bijvoorbeeld: rotaties, verantwoord gebruik van resistente variëteiten, behandeling/beheer van grondtarra, enz.)?
c. Welke aanbevelingen voor operatoren kunnen geformuleerd worden om die besmettingen te voorkomen en tot een minimum te beperken (bijvoorbeeld autocontroleaan de hand van snelle on-site diagnostische tools)?
Om deze vragen te beantwoorden moeten beschikbare internationale onderzoeksresultaten in rekening worden gebracht.
Maximum budget: € 200.000 Maximale duur: 36 maanden
5. Onderzoek naar het nicotinezuurgehalte in vers vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten (NICOMEAT)
Context
Vitamine B3 (C6H5NO2) is een wateroplosbaar vitamine die twee moleculen omvat: nicotinezuur en zijn amide, nicotinamide. De stof is van nature en in een bepaalde verhouding nicotinezuur/nicotinamide aanwezig in veel voedingsmiddelen, meer bepaald in vlees en vleesproducten, vis, gist en champignons. Vitamine B3 ontstaat ook door biosynthese in de lever op basis van het essentiële aminozuur tryptofaan (HGR advies nr. 9285, 20161).
Nicotinamide is veel minder toxisch dan nicotinezuur. Er zijn gevallen waargenomen van acute toxiciteit na overmatige consumptie van nicotinezuur in een korte tijdspanne. De schadelijke effecten van nicotinezuur zijn het gevolg van de afgifte van histamine (EFSA, 20142). Rekening houdende met hun verschillende toxiciteit heeft de Hoge Gezondheidsraad (HGR, 20161) de maximale gehaltes voor consumenten vastgesteld (die variëren van 2-10 mg/dag voor nicotinezuur tegen 150-900 mg/dag voor nicotinamide, afhankelijk van de beschouwde leeftijd).
Volgens de Codex Alimentarius (1995) zou nicotinezuur de eigenschap hebben om de rode kleur van vlees en vleesproducten te fixeren. De Europese Unie staat het gebruik van nicotinezuur als levensmiddelenadditief niet toe.
Het FAVV werd echter geconfronteerd met gevallen van hoge gehalten aan nicotinezuur in vers vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten (gehakt, worst, hamburger, enz.) en vermoedt een frauduleuze toevoeging. De gehaltes waren dusdanig hoog dat consumenten in het ziekenhuis werden opgenomen met roodheid, jeuk en huidirritatie. Onderzoek van de Nationale Opsporingseenheid (NOE) liet toe de operator te identificeren die illegaal nicotinezuur leverde aan zijn klanten (slagerijen, cateringbedrijven en viswinkel).
Wanneer nicotinezuur aan vlees wordt toegevoegd, kan dat door twee fenomenen een voedselvergiftiging veroorzaken bij de consument. Enerzijds kan een ziekenhuisopname noodzakelijk zijn ten gevolge van de acute toxische effecten na inname van deze verbinding. Anderzijds, als bovendien zou blijken dat nicotinezuur een reëel effect heeft op het behoud van de kleur van vers vlees, kan de frauduleuze toevoeging de consument misleiden en blootstellen aan de consumptie van vlees dat mogelijk microbiologisch onveilig is (Advies SciCom 12- 20213).
Ter bescherming van de consument wil het FAVV een frauduleuze toevoeging van nicotinezuur kunnen opsporen. Het Wetenschappelijk Comité (SciCom) werd verzocht een actielimiet voor nicotinezuur in vers vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten voor te stellen op basis waarvan frauduleuze toevoeging worden vastgesteld (Advies SciCom 12-2021).
Helaas bestaan er zeer weinig (betrouwbare) gegevens die een indicatie geven van het natuurlijke nicotinezuurgehalte en van de verhouding nicotinezuur/nicotinamide in vlees. Die gegevens zijn nodig om onderscheid te kunnen maken tussen enerzijds een normaal verwacht nicotinezuurgehalte en anderzijds een overmatig (toegevoegd) en potentieel gevaarlijk gehalte.
1 HGR NR. 9285 – Voedingsaanbevelingen voor België – 2016
2 EFSA Scientific Opinion on Dietary Reference Values for niacin, EFSA Journal 2014;12(7):3759. xxxxx://xxx.xxx/00.0000/x.xxxx.0000.0000
3 Advies SciCom 12-2021 - Actielimieten voor nicotinezuur in vers vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten
Eens de verwachte, natuurlijke verhouding nicotinezuur/nicotinamide in vlees gekend is, zou het mogelijk zijn om elke toevoeging van nicotinezuur op te sporen die de waarde van de verhouding rechtstreeks zou beïnvloeden.
Het Wetenschappelijk Comité formuleerde daarom de aanbeveling aanvullende gegevens te verzamelen in een onderzoeksproject.
Onderzoeksvragen
Nicotinezuur kan op frauduleuze wijze worden toegevoegd onder het voorwendsel dat men vitamine B3 toevoegt. Het is niet ondenkbaar dat doelbewust een enzym wordt toegevoegd om nicotinamide in nicotinezuur om te zetten. Om de eventuele fraudegevallen te herkennen, moeten de natuurlijke gehaltes gekend zijn alsook de verhouding tussen nicotinamide en nicotinezuur. Het zou nuttig zijn voor het FAVV om gegevens te hebben over nicotinezuur en nicotinamide in verse vleesmonsters die rechtstreeks in het slachthuis genomen worden en in monsters van gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten na productie en/of transformatie en/of bewaring. Het onderzoek zou moeten peilen naar de gemeten gehaltes aan nicotinezuur en nicotinamide, de van nature aanwezige gehaltes die daaruit afgeleid kunnen worden, de verhouding tussen beide bestanddelen alsook hun stabiliteit in de tijd om aldus de natuurlijke aanwezigheid te onderscheiden van opzettelijke toevoeging, die als fraude kan worden beschouwd.
Concreet zou het onderzoeksplan er als volgt uitzien:
- Het uitvoeren van een representatieve bemonstering van de productie- en verwerkingsketen van rood vlees (van slachthuis tot koeltoog in de slagerij). Daarbij dient rekening gehouden te worden met de houdbaarheidsdatum en het ras van het dier waarvan het vlees afkomstig is, als variabele parameters voor die bemonstering.
- Het bepalen van het basisgehalte aan nicotinezuur en nicotinamide om daaruit de verhouding en de natuurlijke concentraties af te leiden.
Maximum budget: € 100.000 Maximum duur: 12 maanden
6. Pathogene Bacillus cereus in levensmiddelen: oorsprong, groei en productie van cereulide (BAGROCEP)
Context
In het project RT 17/05 SPECENZYM “Onderzoek naar de zuiverheid van voedingsenzymen voor de ontwikkeling van algemene zuiverheidscriteria voor voedingsenzymen”, betoelaagd door de FOD Volksgezondheid, werden 17 van de 39 onderzochte voedingsenzympreparaten positief getest (aanwezigheid in 25g) voor (vermoedelijke) Bacillus cereus. Vele stammen bleken bovendien genen te bezitten coderend voor emetische en/of enterotoxines. Omwille van deze hoge prevalentie is het aangewezen om het risico voor de volksgezondheid van B. cereus in enzymen en enzympreparaten te evalueren.
Aangezien de actielimiet voor B. cereus voorgesteld door het Wetenschappelijk Comité ingesteld bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen 105 kve/g bedraagt (SciCom Advies 23-20181), is een kwantitatieve bepaling noodzakelijk om dit risico te kunnen inschatten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het feit dat omstandigheden (bv. vochtgehalte, tijd en temperatuur) voor de optimale werking van de enzymen veelal ook gunstig zijn voor microbiële groei. Onomkeerbare inactivatie van het voedingsenzym via verhitting garandeert geen eliminatie van de gevormde toxines (in casu cereulide). Bovendien is het gebruik van voedingsenzymen zeer breed. Ze kunnen worden toegevoegd in eender welk stadium van de voedselketen in bijna alle voedselcategorieën. Bovendien worden niet alle levensmiddelen waarin voedingsenzymen worden gebruikt, verhit (bv. zuivelproducten met voedingsenzymen). Meer informatie rond toepassingen van voedingsenzymen is terug te vinden op de website FOD Volksgezondheid2 en website van de Europese Commissie3.
Op Europees niveau is er op dit moment geen microbiologisch criterium voor B. cereus, met uitzondering van een proceshygiënecriterium voor gedroogde volledige zuigelingenvoeding en gedroogde dieetvoeding voor medisch gebruik voor zuigelingen jonger dan zes maanden4.
Door de onzekerheden omtrent het voedselveiligheidsrisico van B. cereus in voedingsenzymen en voedingsenzympreparaten die aan het licht werden gebracht via het SPECENZYM project, rijst de vraag of een analoog risico bestaat in andere levensmiddeleningrediënten en de levensmiddelen waarin ze gebruikt worden. Verder onderzoek is aangewezen om dit risico in relevante levensmiddelen(ingrediënten) onder de loep te nemen.
In een recente publicatie van Xxxxxxx et al. (2021)5 worden resultaten weergegeven van een onderzoek naar de voedselgroepen die gevoelig zouden kunnen zijn voor cereulideproductie.
Momenteel is er onvoldoende kennis over de contaminatie van ingrediënten met pathogene cereulideproducerende Bacillus cereus en over de vorming van het toxine in de voedselketen.
1 SciCom Advies 23-2018 - Inschatting van het risico voor de consument van Bacillus cereus in levensmiddelen
2 xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxx/xxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxx-xxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxx/xxx-xxx-xxxxxx
3 xxxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxx/xxxxxx/xxxx-xxxxxxxxxxx-xxxxxx/xxxxxxx_xx
4 Verordening (EG) Nr. 1441/2007 van de commissie van 5 december 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2073/2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen
0 Xxxxxxx X, Xxxx Xx Xxxxx X, Xxxxxxx-Xxxxxxxxx X, Xxxxxx L, Xxxxxxxxxxx F and Xxxxxxx J (2021) Modeling
Bacillus cereus Growth and Cereulide Formation in Cereal-, Dairy-, Meat-, Vegetable-Based Food and Culture Medium. Front. Microbiol. 12:639546. xxxxx://xxx.xxx/00.0000/xxxxx.0000.000000
In het project XX 00/00 XXXXXXXX “Onderzoek naar toxineproductie door Bacillus cereus, karakterisatie en detectie van de stammen verantwoordelijk voor voedselvergiftiging” werd
B. cereus reeds nader bestudeerd. In dit project lag echter de focus op het enterotoxine geproduceerd door deze bacterie in de darm.
Onderzoeksobjectieven
1. Op basis van literatuurstudie en expertise de scope van levensmiddelen(ingrediënten) en processen bepalen waarbinnen onzekerheden bestaan omtrent het voedselveiligheidsrisico van Bacillus cereus door bacteriële groei en cereulideproductie.
Uitwerken van keuzes voor het verdere verloop van het project. Bepaalde voedingsenzymen en voedingsenzympreparaten (al dan niet in gedehydrateerde vorm) dienen opgenomen te worden in deze scope, alsook twee andere casestudies.
2. Kwantitatieve bepaling van pathogene B. cereus in voedingsenzymen, voedingsenzympreparaten en relevante levensmiddeleningrediënten (zoals bepaald in onderzoeksvraag 1).
Analyse van toxinegenen voor cereulide.
Identificatie van de contaminatiebron(nen) en -route(s) via dewelke B. cereus in voedingsenzymen en voedingsenzympreparaten en andere relevante levensmiddelen en hun ingrediënten terecht komt.
3. Bepaling van de potentiële groei van B. cereus en de potentiële cereulideproductie in de relevante levensmiddeleningrediënten (zoals bepaald in onderzoeksvraag 1 en verder uitgewerkt in onderzoeksvraag 2).
Bepaling van factoren die de bacteriële groei en de cereulideproductie doorheen de voedselketen kunnen beïnvloeden. Voor voedingsenzymen(preparaten) dienen volgende stappen in rekening gebracht te worden:
a. Bewaring van voedingsenzympreparaten;
b. Gebruik/werking van het voedingsenzym in het levensmiddel (waarbij casussen dienen gekozen te worden met gunstige omstandigheden voor microbiële groei);
c. Verdere verwerking, bewaring en gebruik van het levensmiddel
4. Een inschatting maken van het voedselveiligheidsrisico van pathogene B. cereus voor wat betreft cereulideproducerende stammen.
Maximum budget: € 200.000 Maximale duur: 24 maanden
7. Onderzoek naar de PFAS-contaminatie doorheen de voedselketen (PFASFORWARD)
Context
In juli 2020 legde de EFSA een nieuwe TWI (Tolerable Weekly Intake, toelaatbare wekelijkse inname) van 4,4 nanogram per kg lichaamsgewicht per week vast voor de som van vier perfluoralkylverbindingen (PFAS)1, met name perfluoro-octaansulfonzuur (PFOS), perfluoro- octaanzuur (PFOA), perfluorononaanzuur (PFNA) en perfluorohexaansulfonzuur (PFHxS). De EFSA wees er bovendien op dat deze TWI voor een deel van de Europese bevolking overschreden wordt, hetgeen zorgwekkend is.
PFAS zijn door de mens vervaardigde chemische stoffen die worden gebruikt voor uiteenlopende toepassingen (bv. textiel, huishoudelijke producten, brandbestrijding, auto- industrie, voedselverwerking, bouw, elektronica). Het zijn toxische stoffen die behoren tot de groep van persistente organische polluenten (POPs): ze blijven zeer lang (verschillende jaren of decennia) in het milieu aanwezig en bioaccumuleren (Advies SciCom 22-20202).
Eén route volgens dewelke PFAS in de voedselketen kunnen terecht komen is via het gebruik van gecontamineerde bemestingsproducten. Zo werden er recent PFAS teruggevonden in compost en zuiveringsslib van afvalwater. Op 16 juli 2022 treedt de nieuwe meststoffenverordening (EU) 2019/10093 in werking. Die laat toe dat gerecycleerde en organische materialen gebruikt kunnen worden voor bemesting. Ook in België worden gerecycleerde en organische nutriënten veelvuldig gebruikt voor de productie van bemestingsproducten.
Naast bemestingsproducten kunnen PFAS ook voorkomen in irrigatiewater. Via het gebruik van gecontamineerd irrigatiewater kunnen groenten en fruit mogelijks gecontamineerd worden.
Voedselproducerende dieren kunnen worden gecontamineerd met PFAS via verontreinigd diervoeder, drinkwater en/of de omgeving (bv. grond die door scharrelkippen wordt opgenomen). In de wetenschappelijke literatuur kunnen de resultaten van verschillende transferstudies worden teruggevonden. Het Wetenschappelijk Comité heeft de overdracht van PFAS van diervoeder naar eieren, vlees van landbouwhuisdieren en koemelk bestudeerd (Spoedraadgeving SciCom 10-20214).
Uit analyses van het FAVV blijkt dat landbouwhuisdieren met buitenloop het meeste risico lopen op contaminatie met PFAS.
In het lopende project RF 21/6350 FLUOREX “Beoordeling van de blootstelling aan perfluoralkylverbindingen naar aanleiding van de bezorgdheden geuit in het recente advies van de EFSA”, gefinancierd door de FOD Volksgezondheid, wordt onderzoek gedaan naar de blootstelling aan PFAS via levensmiddelen. Met het oog op een blootstellingsschatting voor de Belgische consument worden gevoelige analyses uitgevoerd van levensmiddelen zoals de consument deze kan kopen, waaronder visserijproducten, vlees, eieren, melk, groenten en fruit,
1 EFSA CONTAM Panel, Scientific Opinion on the risk to human health related to the presence of perfluoroalkyl substances in food. EFSA Journal 2020;18(9):6223, 391 pp. xxxxx://xxx.xxxx.xxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxx/xxx/0000
2 SciCom Advies 22-2020. Evaluatie van het FAVV analyseprogramma voor exogene contaminanten: B. Persistente organische polluenten (POPs)
3 Verordening (EU) 2019/1009 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot vaststelling van voorschriften inzake het op de markt aanbieden van EU-bemestingsproducten en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1069/2009 en (EG) nr. 1107/2009 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2003/2003 4 SciCom Spoedraadgeving 10-2021. Perfluoroalkylverbindingen in levensmiddelen van dierlijke en plantaardige oorsprong
xxxxxx, dranken en verwerkte en samengestelde levensmiddelen met inbegrip van babyvoeding. Hierbij ligt de focus op de vier PFAS opgenomen in de TWI van de EFSA. Momenteel worden de methoden ook uitgebreid naar andere relevante PFASs. Het aantal stalen blijft al bij al gelimiteerd door de beschikbare middelen.
Tot nu toe zijn er enkel normen in onderhandeling voor bepaalde levensmiddelen van dierlijke oorsprong. Een Europese monitoringaanbeveling is ook in ontwikkeling5, waarin aanbevolen wordt om een zeer extensieve lijst van perfluoralkylverbindingen te meten in een uitgebreide set van levensmiddelen. Deze monitoringaanbeveling heeft tot doel het toekomstig beleid voor te bereiden; het kan toelaten om later aan de EFSA een actualisatie te vragen van de bloostellingsschatting en risicobeoordeling en om de normering uit te breiden.
Er zijn al indicaties dat er andere PFAS worden teruggevonden in levensmiddelen van plantaardige oorsprong dan in levensmiddelen van dierlijke oorsprong. In drinkwater6 is ook een ander set van PFAS genormeerd dan de vier PFAS in de TWI van de EFSA, en in menselijk bloed worden ook andere PFAS teruggevonden7.
Wanneer er normen zullen gelden voor levensmiddelen, dan zijn er impliciet ook normen voor afgeleide en samengestelde levensmiddelen (artikel 2 van verordening (EG) Nr. 1881/20068). De vraag stelt zich of een (ruwe) schatting kan gemaakt worden voor bijvoorbeeld het PFAS gehalte in bakkerswaren met veel eieren in het recept, voor leverpaté vanuit de concentratie in lever, of voor zwarte pens op basis van meetgegevens voor bloed.
Er is weinig geweten over de delen van levensmiddelen waar de PFAS zich bevinden. Dergelijke kennis is van belang voor het beleid en voor het vaststellen van risicobeheersmaatregelen, alsook om de impact van normen in te schatten. Stel dat PFAS in aardappelen verwijderd kunnen worden door de aardappel te schillen, dan is dat relevante kennis. Kan men PFAS in vis verwijderen door de vis te fileren? Wat is het verschil in de PFAS-concentratie en het PFAS-profiel tussen bijvoorbeeld lever, spek met zwoerd en een varkenshaasje voor eenzelfde varkenskarkas, of het verschil in contaminatie van lever, tong en biefstuk van het rund?
Men gaat ervan uit dat PFAS stabiel zijn in levensmiddelen tijdens de verwerking in de industrie, maar in welke fracties van levensmiddelen komen welke PFAS terecht in welke mate? In welke maalfractie van graan kan de contaminatie teruggevonden worden? Wat is het lot van PFAS bij het persen van fruitsap of olie, de productie van kaas en weipoeder, surimi, gelatine of levensmiddelenadditieven zoals emulgatoren? Meer onderzoek is nodig voor het gebruik van procesfactoren voor de toepassing van artikel 2 van verordening 1881/2006 bij de normen voor basisproducten, of voor de ontwikkeling van specifieke normen voor specifieke verwerkte producten.
5 Draft Commission recommendation on the monitoring of perfluoroalkyl substances in food (SANTE 2021- 10010) – beschikbaar op vraag
6 Richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water
7 FAVV persbericht 22/12/2021 Milieuverontreiniging PFAS: onderzoek naar achtergrondwaarden in Vlaamse landbouwproducten afgerond
8 Verordening (EG) Nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen
Onderzoeksvragen
Studie van perfluoralkylverbindingen in levensmiddelen:
1. Analyse van een extensieve lijst van PFAS in een representatief aantal (mogelijks) relevante levensmiddelen in lijn met de Europese monitoringsaanbeveling, met lage bepaalbaarheidsgrenzen.
Naast de vier PFAS opgenomen in de TWI van de EFSA dienen ook andere PFAS ingesloten te worden op basis van een weloverwogen keuze van PFAS die teruggevonden worden in levensmiddelen en/of in menselijk bloed en/of uit de 20 PFAS genormeerd in drinkwater. Hierbij dienen onder andere aardappelen, paddenstoelen en andere groenten, fruit, voeding voor zuigelingen en peuters en dranken (niet-alcoholische dranken, wijn en bier) geanalyseerd te worden. Welke PFAS blijken het meest relevant te zijn voor welke levensmiddelen?
De data moeten overgemaakt kunnen worden voor de EFSA-databank binnen de termijn vooropgesteld in de Europese aanbeveling, i.e. vóόr 1 oktober 2026.
2. Onderzoek naar het gedrag en de verdeling van PFAS binnen een levensmiddel om te achterhalen in welke delen de PFAS zich concentreren, met mogelijke verschillen in PFAS-profielen (aandeel van individuele PFAS tot totaal aanwezige PFAS) tussen delen van een levensmiddel op basis van de fysicochemische eigenschappen van de individuele PFAS.
Voorbeelden: Wat is het aandeel van PFAS in de schil van fruit of van aardappelen? Welke verschillen zijn er tussen delen van eenzelfde karkas? Wat vindt men in het vel van vis ten opzichte van de visfilet?
3. Onderzoek naar het lot van PFAS bij de verwerking van levensmiddelen; onderzoek naar procesfactoren.
Voorbeelden: In welke fractie komen PFAS terecht bij het maken van verwerkte visserijproducten, eiproducten (zoals eigeel), zuivelproducten (bijvoorbeeld productie van kaas en weipoeder), fruitsap, het persen van olie, maalfracties van graan, ... Schattingen van worst case procesfactoren voor prioritaire samengestelde levensmiddelen, bij voorbeeld voor producten met lever en bakkerswaren rijk aan ei.
4. Onderzoek naar relevante bronnen en contaminatieroutes van PFAS in de voedselketen via literatuurstudie, experimenten of simulaties, met de bedoeling beter te begrijpen hoe het komt dat levensmiddelen zo gecontamineerd zijn.
Er moet maximaal gebruik worden gemaakt van beschikbare gegevens over de aanwezigheid van PFAS in onder andere irrigatiewater, compost, zuiveringsslib, voedermiddelen, diervoeders, putwater en grond.
Aanvullende experimenten zouden bijvoorbeeld kunnen zijn:
a. Indien data nog niet beschikbaar zijn: Analyse van PFAS in compost en zuiveringsslib dat gebruikt wordt voor bemesting in de voedselketen, en in irrigatiewater gebruikt in de voedselketen.
b. Indien mogelijk: Onderzoek naar de transfer van PFAS in bemestingsproducten en in irrigatiewater naar plantaardige levensmiddelen.
c. Analyse van een representatief aantal relevante voedermiddelen en diervoeders.
d. Eventueel: Analyse van putwater dat als drenkwater gebruikt wordt voor voedselproducerende dieren.
Experimentele transferstudies van diervoeder en drenkwater naar levensmiddel van dierlijke oorsprong vallen buiten de scope van deze oproep; een aantal gevallen werden reeds beschreven.
PFASFORWARD is geen bloostellingsstudie, want dit is het onderwerp van het lopende project RF 21/6350 FLUOREX.
Het onderzoek moet complementair zijn aan reeds uitgevoerd of lopend onderzoek. De onderzoekers dienen weloverwogen keuzes te maken, gericht op de relevantie voor de blootstelling van de consument en het risico dat daarmee verbonden kan zijn, alsook gericht op de relevantie voor het risicobeheer zoals normering, controle en preventie. De data moeten in een geschikt formaat gerapporteerd worden zodat deze opgenomen kunnen worden in de databank van de EFSA om valorisatie voor het beleid mogelijk te maken.
Ingeval de indieners betrokken zijn in het Europese “Partnership for the Assessment of Risks from Chemicals” (PARC), dienen de mogelijkheden voor valorisatie van de resultaten binnen het werkprogramma hiervan aangegeven te worden.
Maximum budget: € 400.000 Maximale duur: 48 maanden
0000-X-000 Xxxxx-xxxxx detection of wood boring pests
Short description
Attacks of many quarantine wood-boring beetles, such as the Emerald ash borer (EAB, Agrilus planipennis), can go on unnoticed for some time due to larvae living inside the host trees. Not until larval feeding has gone on for some time where trees start to develop symptoms or the population grows to be large enough where adults hatching are plentiful enough to increase the likelihood of detection may an outbreak be noticed.
However, pest eradication is more likely to succeed the earlier that pest detection is accomplished. A common challenge is that likelihood of detection is lower when the population densities are low, as can be expected early n following an introduction. This can be further hampered by lack of sensitive trapping strategies. During detection surveys and also while managing outbreaks it can be beneficial to employ several different types of survey och diagnostic methods in order to increase likelihood of finding the pest. A complementary approach to trapping is surveillance of trees in order to detect exit holes and/or larval tunnels and galleries that are indicative of the presence of a pest. In the case where pest exit holes or larval tunnels/galleries are not very characteristic and larvae are no longer present in the tree other traces of the pest such as frass can frequently be encountered. In such scenarios frass analysis that allows identification of the pest depositing the frass would be a valuable decision support for risk managers and NPPOs.
Description of the end product
Survey of current frass diagnostic methods available, diagnostic protocols for sample collection and diagnostics of pests using frass
Provisional other funders
• Swedish Board of Agriculture, Sweden (contact: Xx. Xxxxxxx Xxxxxxx, Xxxxxxx.Xxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xx)
• Department for Environment Food and Rural Affairs, United Kingdom (contact: Ms Xxxxxxx Xxxx-Xxxxxx, Xxxxxxx.Xxxx-Xxxxxx@xxxxx.xxx.xx)
• Science and Advice for Scottish Agriculture, United Kingdom (contact: Xx Xxxxx Xxxxxx, xxxxx.xxxxxx@xxxx.xxx.xxxx)
• Ministry of Agriculture Forestry and Food, Slovenia (contact: Ms Xxxxx Xxxxxx, xxxxx.xxxxxx@xxx.xx)
• Federal Ministry of Food and Agriculture, Germany (contact: Ms Xxxxx Xxxxxxxxxxx, xxxxx.xxxxxxxxxxxx@xxxxxx-xxxxx.xx)
• Federal Office for Agriculture, Switzerland (Contact: Mr Xxxxxxx xxx Xxxxxx, xxxxxxx.xxxxxxxxx@xxx.xxxxx.xx)
• Department of Agriculture, Water and the Environment, Australia (contact: Mr Xxx Xxxxxxxx, XXXxxxxxxxxxxxxxxx@xxxxxxxxxxx.xxx.xx)
Provisional project duration
24-36 months
2022-C-412 The use of heat- (incl. hot water) treatments to eliminate plant pests (HETREAT)
Short description
Hot water treatments can be used on Vitis against Viteus vitifoliae (EPPO Standard PM 10/16), against Grapevine flavescence dorée phytoplasma (EPPO Standard PM 10/18) and considered efficient against X. fastidiosa (EFSA, 2015). The question was raised whether other time- temperature combinations should be used to reduce plant mortality. It would be useful to compare how these treatments are done in practice in different countries. Heat- treatments can also be used on strawberry plants to control Aphelenchoides besseyi and Aphelenchoides fragariae (EPPO Standard PM 10/19). Hot air treatments have been shown to eliminate Verticillium dahliae from Olive plants (Xxxxxxx et al., 2016). The use of these treatments should be investigated for other pest/host combinations (e.g. on olive plants against X. fastidiosa). These treatments could be used for the exportation or circulation of plant reproductive material from infected areas, or in the context of certification schemes.
Description of the end product
Validation of heat-treatments as phytosanitary measures
Provisional other funders
• Ministry for Primary Industries, New Zealand (contact: Ms Xxxxxxx Xxxxxxxx, Xxxxxxx.Xxxxxxxx@xxx.xxxx.xx)
• French Agency for Food, Environmental and Occupational Health & Safety, France (contact: Ms Xxxxxxxxx Xxxxxxxx, xxxxxxxxx.xxxxxxxx@xxxxx.xx;xxxx- xxxxxxxx.xxxxxxxx@xxxxx.xx)
• Department of Agriculture Food and the Marine, Ireland (contact: Ms Xxxxx Xxxxx Xxxxxxxxxx, Xxxxx.Xxxxxxxxxx@xxxxxxxxxxx.xxx.xx; Xx Xxxxx XxxXxx, Xxxxx.XxXxx@xxxxxxxxxxx.xxx.xx; Xx Xxx Xxxxxxxxxx, xxx@xxxxxxxxx.xxx)
• Department of Agriculture, Water and the Environment, Australia (contact: Mr Xxx Xxxxxxxx, XXXxxxxxxxxxxxxxxx@xxxxxxxxxxx.xxx.xx)
Provisional project duration
24-36 months
2022-F-415 Meloidogyne enterolobii – Survival under temperate climate conditions and distribution within Europe
Short description
The polyphagous tropical root-knot nematode Meloidogyne enterolobii is recently added to the list of EU quarantine pests. Meloidogyne enterolobii is known to be present in several (sub)tropical countries in Xxxxx, Xxxxxxx xxx Xxxxx Xxxxxxx, Xxxxxx and Asia, where most epidemiological studies have been carried out. However, this species was also detected on roses (plants for planting) originating from China (see EPPO RS 2008/107), suggesting that it can also survive more temperate conditions. It is of great importance to generate within this project knowledge about the survival and duration of the life cycle of M. enterolobii in order to assess its potential impact on agri- and horticulture in Europe's temperate climate zone. Moreover, recent reports of M. enterolobii in Portugal and the ongoing outbreak in glasshouses in Switzerland demonstrate that this tropical root-knot nematode has the potential to enter and establish in (the warmer parts of) the EU and in glasshouses throughout the EU. This emphasises the importance to assess the distribution in Europe by conducting reliable and sensitive surveys and (import) inspections to prevent introduction and further spread of this highly damaging species. By sharing knowledge, comparing sampling and identification methods, a harmonised and consistent approach for performing surveys for M. enterolobii can be achieved.
Description of the end product
Knowledge about the survival and duration of the life cycle of M. enterolobii and on its current distribution
Provisional other funders
• National Plant Protection Organization, Netherlands Food and Consumer Products Safety Authority, Netherlands (contact: Xx Xxxxxxx Xxxxxx, X.Xxxxxx0@xxxx.xx)
• Federal Ministry of Agriculture, Regions and Tourism, Austria (contact: Ms Xxxxxx Xxxxxxx, xxxxxx.xxxxxxx@xxxx.xx)
• Department of Agriculture Food and the Marine, Ireland (contact: Ms Xxxxx Xxxxx Xxxxxxxxxx, Xxxxx.Xxxxxxxxxx@xxxxxxxxxxx.xxx.xx; Xx Xxx Xxxxxxxxxx, xxx@xxxxxxxxx.xxx)
• Ministry of Agriculture Forestry and Food, Slovenia (contact: Ms Xxxxx Xxxxxx, xxxxx.xxxxxx@xxx.xx)
• Norwegian Food Safety Authority, Norway (contact: Ms Xxxxx Xxxxxxxx, xxxxx.xxxxxxxx@xxxxx.xx)
• Centre for Researhc in Agricultural Genomics, Spain (contact: Ms Xxxxx Xxxxxxx, xxxxx.xxxxxxx@xxxxxxxxxxx.xx)
• Eskisehir Osmangazi University, Turkey (contact: Mr Xxxxx Xxxxxxx, xxxxxxxxxxxx@xxxxx.xxx; Xx Xxxxxxx Xxxxx, x.xxxxx00@xxxxx.xxx)
Provisional project duration
24-36 months
2022-A-418 Influence of incubation of wood samples on detection of pine wood nematode (PWN)
Short description
Bursaphelenchus xylophilus is presumably introduced from North-America into Asia via contaminated wood in the early 20th century. So far, B. xylophilus has a limited distribution in Europe, having only a few findings under eradication in Spain and a restricted distribution in Portugal. By surveillance of pine stands and inspection of imported wood, bark and wood packaging material one can reliably monitor the pest and prevent further spread in the EU. Reliable detection methods are available, but depend on incubation of the wood material prior to the extraction of nematodes. According to the current guidelines, the diagnostic process including incubation can take up to 4 weeks. Pending the result of the analysis, the consignment must be kept under supervision of the authorities. In this project, the aim is to investigate the effect of the incubation period on detection of PWN, especially for low-level infestations in dry wood as wood packaging material.
Description of the end product
Optimised detection of PWN
Provisional other funders
• National Plant Protection Organization, Netherlands Food and Consumer Products Safety Authority, Netherlands (contact: Xx Xxxxxxx Xxxxxx, X.Xxxxxx0@xxxx.xx)
• All Russian Plant Quarantine Center, Russian Federation (contact: Xx Xxxx Xxxxxxxxx, xxxx.xxxxxxxx@xxxx.xx)
• Ministry of Agriculture and Forestry, Finland (contact: Xx Xxxxx Xxxxxxxxx, xxxxx.xxxxxxxxx@xxx.xx)
• Xxxxxxxx Xxxxxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxxx (contact: Ms Xxxx Webber, xxxx.xxxxxx@xxxxxxxxxxxxxx.xxx.xx)
• Department of Agriculture Food and the Marine, Ireland (contact: Ms Xxxxx Xxxxx Xxxxxxxxxx, Xxxxx.Xxxxxxxxxx@xxxxxxxxxxx.xxx.xx)
• National Institute for Agricultural and Veterinarian Research, Portugal (contact: Ms Xxxxxx Xxxx, xxxxxx.xxxx@xxxxx.xx)
• Federal Ministry of Food and Agriculture, Germany (contact: Ms Xxxxx Xxxxxxxxxxx, xxxxx.xxxxxxxxxxxx@xxxxxx-xxxxx.xx)
• Ministry of Agriculture Forestry and Food, Slovenia (contact: Ms Xxxxx Xxxxxx, xxxxx.xxxxxx@xxx.xx)
• Council for Agricultural Research and Economics, Italy (contact: Xx Xxxxx Xxxxxx, xxxxx.xxxxxx@xxxx.xxx.xx)
• Federal Office for Agriculture, Switzerland (Contact: Mr Xxxxxxx xxx Xxxxxx, xxxxxxx.xxxxxxxxx@xxx.xxxxx.xx)
• Swedish Board of Agriculture, Sweden (contact: Xx. Xxxxxxx Xxxxxxx, Xxxxxxx.Xxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xx)
• Centre for Research in Agricultural Genomics, Spain (contact: Ms Xxxxx Xxxxxxx, xxxxx.xxxxxxx@xxxxxxxxxxx.xx)
Provisional project duration
12-24 months
Bijlage 2 Model RT-intentieverklaring (fase 1)
Dit formulier onder elektronische vorm (Word en doorzoekbare pdf) verzenden naar: |
VERTROUWELIJK |
RT-INTENTIEVERKLARING (RT-PROJECT fase 1) MAX. 6 BLADZIJDEN (exclusief titelpagina en identificatie van de promotoren)i |
1. SITUERING VAN HET PROJECTVOORSTEL
[TITEL VAN HET THEMA] [ACRONIEM VAN HET THEMA]
[Titel van het projectvoorstel]
2. IDENTIFICATIE VAN DE COÖRDINATOR
Naam | : |
Voornaam | : |
Titel | : |
Instelling en afdeling | : |
Correspondentieadres | : |
Telefoon/GSM | : |
: |
Zal dit onderzoek uitgevoerd worden in een consortium van Belgische onderzoeksinstellingen (waarbij de partners opgenomen zijn in het budget)? Zo ja, gelieve hier de andere promotoren te vermelden (naam, instelling en e-mailadres)
i grijze, schuine tekst is enkel ter verduidelijking van de rubriek, deze kan geschrapt worden
3. CONTEXT
3.1 Beschrijving van de context van dit projectvoorstel, rekening houdend met de omschrijving van het thema (ongeveer 20 lijnen)
3.2 In welke mate bent u bij de algemene problematiek waarop dit projectvoorstel zich baseert, betrokken? (ongeveer 20 lijnen)
Welke is uw expertise in deze materie? Hebt u reeds onderzoek binnen deze materie lopende of uitgevoerd? Indien ja, geef de projecttitel(s), de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling.
Werkt u samen met andere instellingen in België en/of het buitenland? Indien ja, maakt u deel uit van een netwerk?
3.3 Welke andere projecten werden bij uw weten recent uitgevoerd of zijn op dit moment lopende of gepland rond dit onderwerp, met uitsluiting van de onder 6.2 vermelde projecten? (ongeveer 10 lijnen)
Geef de projecttitel(s), de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling.
4. ONDERZOEKSVRAGEN (ongeveer 20 lijnen)
Op welke onderzoeksvraag/onderzoeksvragen zou het hier voorgestelde onderzoek een antwoord moeten bieden om bij te dragen tot een oplossing voor het in het thema vermelde probleem?
5. IMPACT VAN HET ONDERZOEKSONDERWERP (ongeveer 10 lijnen)
Kan het voorgestelde onderzoek een oplossing bieden voor het beschreven probleem? Wat zal de toepasbaarheid zijn van de beoogde resultaten voor de federale overheid, rechtstreeks of onrechtstreeks, en op korte, middellange of lange termijn?
6. BESCHRIJVING VAN HET PROJECTVOORSTEL
Indien nodig, kunnen referenties kort worden opgenomen in de tekst (vb. Xxxxxxx et al., 2012).
6.1 Methodologie (ongeveer 40 lijnen)
Beschrijf de methodologie die gebruikt zal worden voor dit onderzoek. Werd deze methodologie reeds eerder toegepast, door de indieners, door andere Belgische onderzoekers of door onderzoekers in het buitenland?
6.2 Xxxxx beschikbare wetenschappelijke bewijzen met betrekking tot het voorgestelde onderzoek (ongeveer 20 lijnen)
Heeft ander onderzoek uitgevoerd rond het voorgestelde onderwerp reeds overtuigende elementen (“bewijzen”) opgeleverd die als vertrekpunt kunnen dienen voor dit project? Xxxxxxx dit onderzoek in volgorde van belangrijkheid. In welk opzicht is het huidige projectvoorstel vernieuwend?
6.3 Nodige gegevens (ongeveer 10 lijnen)
Bestaan de gegevens en/of bestaat de voorkennis die noodzakelijk is voor deze studie? Indien ja, zijn deze opgenomen in toegankelijke gegevensbanken? Als er nog geen gegevens beschikbaar zijn, beschrijf hoe het mogelijk is deze te bekomen.
6.4 Risico’s (ongeveer 10 lijnen)
Welke zijn de obstakels en/of de risico’s inherent aan het voorgestelde project die de slaagkans in het gedrang zouden kunnen brengen? Welke oplossingen stelt u hier tegenover?
7. GEBRUIK VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN (ongeveer 10 lijnen)
Welk gebruik van de resultaten beoogt u?
- als tussenstadium voor complementaire onderzoeksactiviteiten
- uitwerking, realisatie, ter beschikking stellen van een procedure of een dienst
- verspreiding van de nieuwe kennis via wetenschappelijke publicaties
8. BUDGETTAIRE INFORMATIE
Zie ook de belangrijke informatie in bijlage 7.
De gevraagde toelage kan niet hoger zijn dan de maximale toelage vermeld in het thema. De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€. Het percentage eigen inbreng wordt op 2 cijfers na de komma afgerond.
Ter informatie: bijlage 8 moet uitsluitend in de 2de fase worden ingediend.
8.1 Totale duur van het voorgestelde project .. maanden
8.2 Totale begroting voor dit projectvoorstel € …….
8.3 Gevraagde toelage € …….
De gevraagde toelage kan gelijk zijn aan de totale begroting of aan een percentage van die begroting. In dit laatste geval, gelieve de oorsprong te vermelden van de eigen financiële inbreng.
8.4 Desgevallend: percentage eigen inbreng …… %
8.5 Desgevallend: oorsprong / aard eigen inbreng ……
8.6 Personen voorzien op de begroting, hun kwalificatie (bv. dr., drs., ir., lic., apr., laborant, technicus, e.a.), instelling en tijdsbesteding in mensmaanden (MM)
Kwalificatie | Naam (indien gekend) | Instelling | MM |
NB : hebt u de onderstaande voorwaarden gerespecteerd? Indien niet, zal uw projectvoorstel onontvankelijk verklaard worden: - tijdige indiening: ten laatste op dinsdag 26 april 2022 om 12u ’s middags stipt - de aanvraag mag maximaal 6 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de promotoren - het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd - de aanvraag moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels - enkel Belgische onderzoeksinstellingen kunnen deel uitmaken van het consortium | Datum, naam en handtekening van de coördinator, in naam van het consortium |
Bijlage 3 Model gedetailleerd RT-projectvoorstel (fase 2)
Dit formulier onder elektronische vorm (Word en doorzoekbare pdf, en Excel voor bijlage 8) verzenden naar: |
VERTROUWELIJK |
GEDETAILLEERD THEMATISCH PROJECTVOORSTEL (RT-PROJECT fase 2) MAX. 30 BLADZIJDEN (exclusief titelpagina en identificatie van het consortium, inclusief de budgettaire tabellen en referentielijst)i |
[TITEL VAN HET THEMA] [ACRONIEM VAN HET THEMA]
[Titel van het projectvoorstel]
Totaal budget nodig voor de uitvoering: € ……
Gevraagde toelage en % van het totale budget: € ……
…… %
Desgevallend: oorsprong / aard eigen inbreng: ……
Gewenste startdatum: .. / .. / ….
Gewenste looptijd project: .. maanden
igrijze, schuine tekst is enkel ter verduidelijking van de rubriek, deze kan geschrapt worden
1. IDENTIFICATIE VAN HET CONSORTIUM
1.1 IDENTIFICATIE VAN DE COÖRDINATOR
NB : maximum één coördinator
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling : Correspondentieadres : Telefoon/GSM :
e-mail :
1.2 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 2 (optioneel) NB : maximum één promotor per onderzoeksgroep Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling : Correspondentieadres : Telefoon/GSM :
e-mail :
1.3 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 3 (optioneel) NB : maximum één promotor per onderzoeksgroep Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling : Correspondentieadres : Telefoon/GSM :
e-mail :
1.4 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 4 (optioneel) NB : maximum één promotor per onderzoeksgroep Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling : Correspondentieadres : Telefoon/GSM :
e-mail :
2. HISTORIEK VAN WIJZIGINGEN
Zijn er significante wijzigingen aangebracht in het gedetailleerd projectvoorstel ten opzichte van de intentieverklaring?
Vermeld
- in welke rubriek(en), zoals consortium, budget, projectduur, doelstellingen, methodologie,
- welke wijziging(en),
- verantwoording / motivering voor de wijziging
3. ALGEMENE INFORMATIE
3.1 Titel van het projectvoorstel in het Nederlands, Frans en Engels + acroniem [NL]
[FR]
[EN]
[Acroniem]
3.2 Onderzoeksvragen die beantwoord worden in dit onderzoeksproject; in het Nederlands en in het Engels (ongeveer 20 lijnen elk)
[NL]
[EN]
3.3 Samenvatting van het project (ongeveer 20 lijnen)
3.4 Verantwoording van de indiening onder dit thema (ongeveer 15 lijnen)
3.5 Context: wetenschappelijke specificiteit en situering t.o.v. bestaand onderzoek (ongeveer 2,5 blz.)
• In welk opzicht is het huidige projectvoorstel wetenschappelijk en technisch vernieuwend? Heeft ander onderzoek rond het voorgestelde onderwerp reeds overtuigende elementen opgeleverd die als vertrekpunt kunnen dienen voor dit project?
Welke gegevens en voorkennis zijn noodzakelijk voor deze studie, en zijn deze beschikbaar of toegankelijk? Een literatuuroverzicht mag als bijlage toegevoegd worden.
• Welke zijn de verworvenheden van de aanvragers en/of onderzoekers binnen het domein?
Hebt u reeds onderzoek binnen deze materie lopende of uitgevoerd? Indien ja, geef de projecttitels, de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling.
• De voorgestelde concrete aanpak van het probleem dient verantwoord te worden.
3.6 Gebruik van de verwachte onderzoeksresultaten (ongeveer 5 lijnen)
Welk gebruik van de onderzoeksresultaten beoogt u:
- als tussenstadium voor complementaire onderzoeksactiviteiten
- uitwerking, realisatie, ter beschikking stellen van een procedure of een dienst
- verspreiding van nieuwe kennis via wetenschappelijke publicaties
3.7 Risico’s (ongeveer 15 lijnen)
Welke zijn de obstakels en/of de risico’s inherent aan het voorgestelde project die de slaagkans op het bereiken van de doelstellingen binnen de door u voorziene termijn in het gedrang zouden kunnen brengen? Welke oplossingen stelt u hier tegenover?
4. SPECIFIEKE INFORMATIE
4.1 Wetenschappelijke en operationele methodologie van het onderzoeksvoorstel (ongeveer 15 blz.)
• Dit deel vormt de kern van het projectvoorstel. Het dient een duidelijke beschrijving te bevatten van de onderzoeksactiviteiten zoals ze door u voor de totale duur van het aangevraagde project zijn gepland.
• Belangrijke elementen bij de beschrijving van de verschillende deeltaken van het onderzoeksprogramma zijn de volgende:
- een overzicht van het voorgestelde onderzoek, onderverdeeld in werkpakketten en (sub)taken, met weergave van het bij benadering nodige budget per werkpakket;
- de voorgestelde methoden en technologieën met hun respectievelijke vóór- en nadelen, beperkingen, risico’s en alternatieven, …
- de te bereiken mijlpalen eventueel gekoppeld aan mogelijke heroriëntaties in het project;
- de situering en evolutie in de tijd aan de hand van het volgende chronogram, met weergave van de mijlpalen en de “deliverables”:
Jaar 1 | Jaar 2 | Jaar 3 | Jaar 4 | Totaal budget per WP* | |||||||||||||
Code | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | |
WP 1 | |||||||||||||||||
T1.1. | |||||||||||||||||
T1.2. | |||||||||||||||||
… | |||||||||||||||||
WP 2 | |||||||||||||||||
T2.1. | |||||||||||||||||
T2.2. | |||||||||||||||||
T2.3. | |||||||||||||||||
WP 3 | |||||||||||||||||
… |
t: trimester
*Totaal budget per werkpakket: som van personeels-, werkings- en algemene kosten
4.2 Structuur en organisatie van het onderzoek (ongeveer 2 blz.)
Geef aan welke de verdeling is van de verschillende taken tussen de partners van het consortium of medewerkers van de uitvoerende instelling(en), aan de hand van volgende tabel:
Code | Taakomschrijving | Uitvoerende instelling(en) | Voorzien personeel (kwalificaties) | MM |
WP 1 | ||||
T1.1. | ||||
T1.2. | ||||
…. | ||||
WP 2 | ||||
T2.1. | ||||
T2.2. | ||||
T2.3 | ||||
… |
WP: werkpakket T: taak
MM: mensmaanden
4.3 Samenwerking, complementariteit en/of parallel ingediende aanvragen
• Gelieve een eventuele samenwerking met buitenlandse partners en deelname aan netwerken te vermelden voor zover nuttig voor dit projectvoorstel.
• Geef ook aan of samenwerking gepland is, of complementariteit bestaat met onderzoekseenheden die voor dit project geen financiële bijdrage van de FOD
Volksgezondheid vragen maar wel betoelaagd worden door andere instanties voor de uitvoering van hun eigen onderzoek.
• Geef aan of uw project (of deelproject) ook werd ingediend bij / betoelaagd wordt door een andere instantie dan de FOD Volksgezondheid.
Vermeld hierbij de looptijd van het project, de projecttitel, de financierende instantie en de onderzoekspartner(s). Lijst de onderzoeksvragen en beoogde mijlpalen op.
4.4 Eigen publicaties in ‘peer-reviewed’ internationale tijdschriften binnen dit onderzoeksdomein voor de afgelopen 5 jaar
5. BUDGETTAIRE INFORMATIE
• Xxxx aandachtig bijlage 7 – Belangrijke informatie i.v.m. het budget.
• Het bedrag van de gevraagde toelage mag niet hoger zijn dan het bedrag vermeld in de intentieverklaring (fase 1).
• De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€.
Gelieve de tabellen die terug te vinden zijn in bijlage 8 op de website xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx onder “openstaande oproepen” in te voegen en als Excel-document in te dienen. Afhankelijk hoeveel partners (één of meerdere) in het consortium gebruikt u het respectievelijke tabblad in het document voor de overzichtstabel en voor het gedetailleerde budget.
5.1 Overzichtstabel budget
5.2 Gedetailleerd budget
6. ADMINISTRATIEVE INFORMATIE
6.1 Voorstel van begeleidingscomité (minimum 8 personen, met vermelding van de instelling en een geldig e-mailadres)
Titel – Voornaam – Naam | Instelling | e-mailadres |
6.2 Naam en identificatie van de personen die mits selectie voor betoelaging het contract dienen te ondertekenen
Instelling coördinator | Gevestigd te | Naam vertegenwoordiger instelling coördinator | Functie |
……. | ……. | ……. | …….. |
Naam coördinator | Functie | ||
…….. | …….. | ||
Instelling promotor 2 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 2 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 3 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 3 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 4 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 4 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 5 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 5 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
6.3. Identificatie en bankgegevens van de coördinerende instelling zoals op te nemen in het contract mits selectie voor betoelaging
Ondernemingsnummer : |
Vestigingseenheidsnummer : |
IBAN : |
BIC : |
Naam en adres van de rekeninghouder : |
7. REFERENTIELIJST
NB: hebt u de onderstaande voorwaarden gerespecteerd? Indien niet, zal uw projectvoorstel onontvankelijk verklaard worden: - tijdige indiening: ten laatste op vrijdag 23 september 2022 om 12u ’s middags stipt - de aanvraag mag maximaal 30 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van het consortium, maar inclusief de budgettabellen en de referentielijst - het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd - de aanvraag moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels - enkel Belgische onderzoeksinstellingen kunnen deel uitmaken van het consortium | Datum, naam en handtekening van de coördinator, in naam van het consortium |
Bijlage 4 Model RF-intentieverklaring (fase 1)
Dit formulier onder elektronische vorm (Word en doorzoekbare pdf) verzenden naar: |
VERTROUWELIJK |
RF-INTENTIEVERKLARING (RF-PROJECT fase 1) MAX. 6 BLADZIJDEN (exclusief titelpagina en identificatie van de promotoren)i |
1. IDENTIFICATIE VAN HET PROJECTVOORSTEL
Projecttitel + voorstel acroniem
Belangrijkste activiteitsdomein waarop dit projectvoorstel betrekking heeft (slechts één domein aanvinken a.u.b.) | Eventueel bijkomend(e) activiteitsdomein(en) waarop dit projectvoorstel betrekking heeft | |
□ Voedselveiligheid □ Dierengezondheid □ Plantengezondheid | □ Voedselveiligheid □ Dierengezondheid □ Plantengezondheid |
2. IDENTIFICATIE VAN DE COÖRDINATOR
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
Zal dit onderzoek uitgevoerd worden in een consortium van Belgische onderzoeksinstellingen (waarbij de partners opgenomen zijn in het budget)? Zo ja, gelieve hier de andere promotoren te vermelden (naam, instelling en e-mailadres)
igrijze, schuine tekst is enkel ter verduidelijking van de rubriek, deze kan geschrapt worden
3. CONTEXT
3.1 Beschrijving van de context van dit projectvoorstel (ongeveer 20 lijnen)
Xxxx situeert zich het probleem? Welke zijn de oorzaken?
3.2 In welke mate bent u bij de algemene problematiek waarop dit projectvoorstel zich baseert, betrokken? (ongeveer 20 lijnen)
Welke is uw expertise in deze materie? Hebt u reeds onderzoek binnen deze materie lopende of uitgevoerd? Indien ja, geef de projecttitel(s), de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling.
Werkt u samen met andere instellingen in België en/of het buitenland? Indien ja, maakt u deel uit van een netwerk?
4. ONDERZOEKSVRAGEN (ongeveer 20 lijnen)
Op welke onderzoeksvraag/onderzoeksvragen zou het hier voorgestelde onderzoek een antwoord moeten bieden om bij te dragen tot een oplossing voor het onder 3.1 vermelde probleem?
5. IMPACT VAN HET ONDERZOEKSONDERWERP
5.1 Incidentie (ongeveer 5 lijnen)
Heeft dit onderzoeksvoorstel betrekking op een kwantitatief belangrijk probleem, dat zich vaak voordoet, of dat een groot aantal individuen treft?
5.2 Xxxxx van de problematiek (ongeveer 5 lijnen)
Betreft het onderzoeksonderwerp een ernstig risico of zou het een ernstig risico kunnen betreffen op het niveau van de voedselveiligheid of het gezondheidsbeleid van dieren of planten, betreffende
- gezondheid, levenskwaliteit?
- de werkzaamheid of de kwaliteit van acties (remedies, aanbevelingen, geneesmiddelen of maatregelen)?
- maatschappelijke of ethische vraagstukken?
5.3 Financiële weerslag (ongeveer 5 lijnen)
Heeft het onderwerp een potentiële invloed op
- de huidige impact van het probleem (inclusief wat betreft duurzame ontwikkeling)?
- de middelen die voor het probleem worden ingezet en hun efficiëntie?
5.4 Beantwoordt het onderzoeksonderwerp aan een bezorgdheid van de samenleving of de bevolking? (ongeveer 5 lijnen)
5.5 Is de implementatie van de resultaten voortvloeiend uit dit onderzoek aanvaardbaar voor de betrokken sector? M.a.w. beantwoordt het onderzoek aan de verwachtingen van de sector? (ongeveer 5 lijnen)
5.6 Mogelijkheden tot verbetering van de situatie (ongeveer 5 lijnen)
Kan het voorgestelde onderzoek een oplossing bieden voor het beschreven probleem? Indien ja, voor welke van de onder 5.2.-5.3. vermelde niveaus zou dit het geval zijn, en gaat het daarbij over een oplossing op korte, middellange of lange termijn?
6. RELEVANTIE VOOR DE BESLISSINGEN VAN DE OVERHEID (ongeveer 10 lijnen)
Wat is het potentieel van dit onderzoek in termen van ondersteuning van beslissingen te nemen door de Overheid? Wat zou het risico zijn indien de situatie blijft zoals ze is?
Wie zijn de betrokkenen bij de uitvoering van de studie en wie zijn de belanghebbenden bij de implementatie van de onderzoeksresultaten?
7. BESCHRIJVING VAN HET PROJECTVOORSTEL
Indien nodig, kunnen referenties kort worden opgenomen in de tekst (vb. Xxxxxxx et al., 2012)
7.1 Methodologie (ongeveer 40 lijnen)
Beschrijf de methodologie die gebruikt zal worden voor dit onderzoek. Werd deze methodologie reeds eerder toegepast, door de indieners, door andere Belgische onderzoekers of door onderzoekers in het buitenland?
7.2 Xxxxx beschikbare wetenschappelijke bewijzen met betrekking tot het voorgestelde onderzoek (ongeveer 20 lijnen)
Heeft ander onderzoek uitgevoerd rond het voorgestelde onderwerp reeds overtuigende elementen (“bewijzen”) opgeleverd die als vertrekpunt kunnen dienen voor dit project? Xxxxxxx dit onderzoek in volgorde van belangrijkheid. In welk opzicht is het huidige projectvoorstel vernieuwend?
7.3 Nodige gegevens (ongeveer 10 lijnen)
Bestaan de gegevens en/of bestaat de voorkennis die noodzakelijk is voor deze studie? Indien ja, zijn deze opgenomen in toegankelijke gegevensbanken? Als er nog geen gegevens beschikbaar zijn, beschrijf hoe het mogelijk is deze te bekomen.
7.4 Risico’s (ongeveer 10 lijnen)
Welke zijn de obstakels en/of de risico’s inherent aan het voorgestelde project die de slaagkans in het gedrang zouden kunnen brengen? Welke oplossingen stelt u hier tegenover?
8. GEBRUIK VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN (ongeveer 10 lijnen)
Welk gebruik van de resultaten beoogt u?
- als tussenstadium voor complementaire onderzoeksactiviteiten
- uitwerking, realisatie, ter beschikking stellen van een procedure of een dienst
- verspreiding van de nieuwe kennis via wetenschappelijke publicaties
9. BUDGETTAIRE INFORMATIE
Zie ook de belangrijke informatie in bijlage 7
De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€. Het percentage eigen inbreng wordt op 2 cijfers na de komma afgerond.
Ter informatie: bijlage 8 moet uitsluitend in de 2de fase van de selectieprocedure worden ingediend.
9.1 Totale duur van het voorgestelde project
(min. 12 maanden - max. 48 maanden) .. maanden
9.2 Totale begroting voor dit projectvoorstel € ……
9.3 Gevraagde toelage € …….
De gevraagde toelage kan gelijk zijn aan de totale begroting of aan een percentage van die begroting. In dit laatste geval, gelieve de oorsprong / aard te vermelden van de eigen financiële inbreng.
9.4 Desgevallend: percentage eigen inbreng …… %
9.5 Desgevallend: oorsprong / aard eigen inbreng ……
9.6 Personen voorzien op de begroting, hun kwalificatie (bv. dr., drs., ir., lic., apr., laborant, technicus, e.a.), instelling en tijdsbesteding in mensmaanden (MM)
Kwalificatie | Naam (indien gekend) | Instelling | MM |
NB: hebt u de onderstaande voorwaarden gerespecteerd? Indien niet, zal uw projectvoorstel onontvankelijk verklaard worden: - tijdige indiening: ten laatste op dinsdag 26 april 2022 om 12u ’s middags stipt - de aanvraag mag maximaal 6 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de promotoren - het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd - de aanvraag moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels - enkel Belgische onderzoeksinstellingen kunnen deel uitmaken van het consortium | Datum, naam en handtekening van de coördinator, in naam van het consortium |
Bijlage 5 Model gedetailleerd RF-projectvoorstel (fase 2)
Dit formulier onder elektronische vorm (Word en doorzoekbare pdf, en Excel voor bijlage 8) verzenden naar: |
VERTROUWELIJK |
GEDETAILLEERD VRIJ PROJECTVOORSTEL (RF-PROJECT fase 2) MAX. 30 BLADZIJDEN (exclusief titelpagina en identificatie van het consortium, inclusief de budgettaire tabellen en de referentielijst)i |
[ACRONIEM]
[Titel van het projectvoorstel]
Totaal budget nodig voor de uitvoering: € ……
Gevraagde toelage en % van het totale budget: € ……
…… %
Desgevallend : oorsprong / aard eigen inbreng: ……
Gewenste startdatum: .. /.. /….
Gewenste looptijd project: .. maanden
i grijze, schuine tekst is enkel ter verduidelijking van de rubriek, deze kan geschrapt worden
1. IDENTIFICATIE VAN HET CONSORTIUM
1.1 IDENTIFICATIE VAN DE COÖRDINATOR
NB: maximum één coördinator
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
1.2 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 2 (optioneel) NB: maximum één promotor per onderzoeksgroep Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
1.3 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 3 (optioneel) NB: maximum één promotor per onderzoeksgroep Naam :
Voornaam :
Titel of functie :
Instelling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
1.4 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 4 (optioneel) NB: maximum één promotor per onderzoeksgroep Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
2. HISTORIEK VAN WIJZIGINGEN
Zijn er significante wijzigingen aangebracht in het gedetailleerd projectvoorstel ten opzichte van de intentieverklaring?
Vermeld
- in welke rubriek(en), zoals consortium, budget, projectduur, doelstellingen, methodologie,
- welke wijziging(en),
- verantwoording / motivering voor de wijziging
3. ALGEMENE INFORMATIE
3.1 Titel van het projectvoorstel in het Nederlands, Frans en Engels + acroniem [NL]
[FR]
[EN]
[Acroniem]
3.2 Onderzoeksvragen die beantwoord worden in dit onderzoeksproject; in het Nederlands en in het Engels (ongeveer 20 lijnen elk)
[NL]
[EN]
3.3 Samenvatting van het project (ongeveer 20 lijnen)
3.4 Context: wetenschappelijke specificiteit en situering t.o.v. bestaand onderzoek (ongeveer 2,5 blz.)
• In welk opzicht is het huidige projectvoorstel wetenschappelijk en technisch vernieuwend? Heeft ander onderzoek rond het voorgestelde onderwerp reeds overtuigende elementen (“bewijzen”) opgeleverd die als vertrekpunt kunnen dienen
voor dit project? Welke gegevens en voorkennis zijn noodzakelijk voor deze studie, en zijn deze beschikbaar of toegankelijk? Een literatuuroverzicht mag als bijlage toegevoegd worden.
• Welke zijn de verworvenheden van de aanvragers en/of onderzoekers binnen het domein? Hebt u reeds onderzoek binnen deze materie lopende of uitgevoerd? Indien ja, geef de projecttitels, de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de
betoelagende instelling.
• De voorgestelde concrete aanpak van het probleem dient verantwoord te worden.
3.5 Gebruik van de verwachte onderzoeksresultaten (ongeveer 5 lijnen)
Welk gebruik van de onderzoeksresultaten beoogt u:
- als tussenstadium voor complementaire onderzoeksactiviteiten
- uitwerking, realisatie, ter beschikking stellen van een procedure of een dienst
- verspreiding van nieuwe kennis via wetenschappelijke publicaties
3.6 Risico’s (ongeveer 15 lijnen)
Welke zijn de obstakels en/of de risico’s inherent aan het voorgestelde project die de slaagkans op het bereiken van de doelstellingen binnen de door u voorziene termijn in het gedrang zouden kunnen brengen? Welke oplossingen stelt u hier tegenover?
4. SPECIFIEKE INFORMATIE
4.1 Wetenschappelijke en operationele methodologie van het onderzoeksvoorstel (ongeveer 15 blz.)
• Dit deel vormt de kern van het projectvoorstel. Het omvat een duidelijke beschrijving van de onderzoeksactiviteiten zoals ze door u voor de totale duur van het aangevraagde project zijn gepland.
• Belangrijke elementen bij de beschrijving van de verschillende deeltaken van het onderzoeksprogramma zijn de volgende:
- een overzicht van het voorgestelde onderzoek, onderverdeeld in werkpakketten en (sub)taken, met weergave van het bij benadering nodige budget per werkpakket;
- de voorgestelde methoden en technologieën met hun respectievelijke vóór- en nadelen, beperkingen, risico’s en alternatieven, …
- de te bereiken mijlpalen eventueel gekoppeld aan mogelijke heroriëntaties in het project;
- de situering en evolutie in de tijd aan de hand van het volgende chronogram, met weergave van de mijlpalen en de “deliverables”:
Jaar 1 | Jaar 2 | Jaar 3 | Jaar 4 | Totaal budget per WP* | |||||||||||||
Code | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | |
WP 1 | |||||||||||||||||
T1.1. | |||||||||||||||||
T1.2. | |||||||||||||||||
… | |||||||||||||||||
WP 2 | |||||||||||||||||
T2.1. | |||||||||||||||||
T2.2. | |||||||||||||||||
T2.3. | |||||||||||||||||
WP 3 | |||||||||||||||||
… |
t: trimester
*Totaal budget per werkpakket: som van personeels-, werkings- en algemene kosten
4.2 Structuur en organisatie van het onderzoek (ongeveer 2 blz)
Geef aan welke de verdeling is van de verschillende taken tussen de partners van het consortium of medewerkers van de uitvoerende instelling(en), aan de hand van volgende tabel:
Code | Taakomschrijving | Uitvoerende instelling(en) | Voorzien personeel (kwalificatie) | MM |
WP 1 | ||||
T1.1. | ||||
T1.2. | ||||
…. | ||||
WP 2 | ||||
T2.1. | ||||
T2.2. | ||||
T2.3 | ||||
… |
WP : werkpakket T : taak
MM : mensmaanden
4.3 Samenwerking, complementariteit en/of parallel ingediende aanvragen
• Gelieve een eventuele samenwerking met buitenlandse partners en deelname aan netwerken te vermelden voor zover nuttig voor dit projectvoorstel.
• Geef ook aan of samenwerking gepland is, of complementariteit bestaat met onderzoekseenheden die voor dit project geen financiële bijdrage van de FOD
Volksgezondheid vragen maar wel betoelaagd worden door andere instanties voor de uitvoering van hun eigen onderzoek.
• Geef aan of uw project (of deelproject) ook werd ingediend bij / betoelaagd wordt door een andere instantie dan de FOD Volksgezondheid.
Vermeld hierbij de looptijd van het project, de projecttitel, de financierende instantie en de onderzoekspartners. Lijst de onderzoeksvragen en beoogde mijlpalen op.
4.4 Eigen publicaties in ‘peer-reviewed’ internationale tijdschriften binnen dit onderzoeksdomein voor de afgelopen 5 jaar
5. BUDGETTAIRE INFORMATIE
• Xxxx aandachtig bijlage 7 – Belangrijke informatie i.v.m. het budget.
• Het bedrag van de gevraagde toelage mag niet hoger zijn dan het bedrag vermeld in de intentieverklaring (fase 1).
• De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€.
Gelieve de tabellen die terug te vinden zijn in bijlage 8 op de website xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx onder “openstaande oproepen” hier in te voegen en als Excel-document in te dienen. Afhankelijk hoeveel partners (één of meerdere) in het consortium gebruikt u het respectievelijke tabblad in het document voor de overzichtstabel en voor het gedetailleerde budget.
5.1 Overzichtstabel budget
5.2. Gedetailleerd budget
6. ADMINISTRATIEVE INFORMATIE
6.1 Voorstel van begeleidingscomité (minimum 8 personen, met vermelding van de instelling en een geldig e-mailadres)
Titel – Voornaam – Naam | Instelling | e-mailadres |
6.2 Naam en identificatie van de personen die mits selectie voor betoelaging het contract dienen te ondertekenen
Instelling coördinator | Gevestigd te | Naam vertegenwoordiger instelling coördinator | Functie |
……. | ……. | ……. | …….. |
Naam coördinator | Functie | ||
…….. | …….. | ||
Instelling promotor 2 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 2 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 3 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 3 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 4 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 4 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 5 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 5 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
6.3. Identificatie en bankgegevens van de coördinerende instelling zoals op te nemen in het contract mits selectie voor betoelaging
Ondernemingsnummer : |
Vestigingseenheidsnummer : |
IBAN : |
BIC : |
Naam en adres van de rekeninghouder : |
7. REFERENTIELIJST
NB: hebt u de onderstaande voorwaarden gerespecteerd? Indien niet, zal uw projectvoorstel onontvankelijk verklaard worden: - tijdige indiening: ten laatste op vrijdag 23 september 2022 om 12u ’s middags stipt - de aanvraag mag maximaal 30 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van het consortium, maar inclusief de budgettabellen en de referentielijst - het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd - de aanvraag moet opgesteld zijn ofwel in één of een combinatie van de landstalen, ofwel volledig in het Engels | Datum, naam en handtekening van de coördinator, in naam van het consortium |
Bijlage 6 Model RI “Expression of Interest” (fase 1)
Submit this form electronically (Word and searchable pdf) to: |
CONFIDENTIAL |
Contractual Research Euphresco call EXPRESSION OF INTEREST (RI-PROJECT step 1) XXX. 4 PAGES (excluding the title page and identification of the promoters)i |
1. TITLE OF THE PROJECT PROPOSAL
[CODE AND TITLE OF THE TRANSNATIONAL TOPIC]
[Title of the Belgian consortium’s project proposal] [proposed acronym]
2. IDENTIFICATION OF THE COORDINATOR
Surname :
First name :
Title :
Institution and department :
Address for correspondence :
(Mobile) Phone :
E-mail :
Will this research be conducted in a consortium of Belgian research institutions (with the partners included in the budget)? If yes, please list the other promoters here (name, institution and e-mail address)
i grey, italic text is only for clarification of the heading, it can be deleted
3. EXPRESSION OF INTEREST – PROPOSAL DETAILS
3.1 Description of the context of this project proposal, taking into account the topic description (about 20 lines)
3.2 Proposed transnational project outline (about 15 lines)
Please outline the transnational project approach you would propose to the future transnational research consortium in order to reach the objectives of the topic. The specific Belgian tasks are to be described under 3.3.
3.3 Research capacity (about 30 lines)
Please describe your own research capacity within the project. Which part of the proposed transnational project programme could you address? Which research questions / objectives could you address? Consequently, which work packages / tasks do you propose to address? Which infrastructure and staff (qualification, proposed number of person-months) can you deploy?
3.4 Expertise and experience (about 30 lines)
Please describe the relevant expertise and experience that you have in the topic area. Please list up to 5 key relevant publications per partner.
4. BUDGETARY INFORMATION
Please refer to the important information in annex 7.
The requested research grant must be rounded up to an amount in k€. The percentage of own contribution should be dropped to 2 decimals.
4.1 Total duration of the proposed project .. months
4.2 Total budget for this project proposal € …….
4.3 Requested research grant € …….
4.4 In which case: percentage of own contribution …… %
In which case: origin / nature of own contribution
NB: have the conditions listed below been respected? If not, your Expression of Interest will be considered ineligible: - timely submission: by Tuesday, April 26th, 2022, 12 noon sharp - the application shall consist of no more than 4 pages, excluding the title page and the identification of the promoters - the font of the text (Times New Roman, font size 12) may not be modified - the application is drawn up entirely in English - only Belgian research institution may participate in the consortium proposed by this Expression of Interest | Date, name and signature of the coordinator, on behalf of the consortium |
Bijlage 7 Belangrijke informatie i.v.m. het budget
1. Algemeen
We raden u ten stelligste aan uw boekhoudkundige dienst te betrekken bij de opmaak van uw budgetvoorstel.
Behalve de hier vermelde informatie kan ook de informatie vermeld in hoofdstuk 5 van het vademecum nuttig zijn (zie website xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx, onder “projectopvolging”).
De uitgaven die door deze toelage worden gedekt, dienen te gebeuren conform de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de overheidsopdrachten (zie xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xx of xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxxxxx).
Dit geldt in het bijzonder bij aankopen en onderaannemingen.
2. Betoelaagd bedrag
De gevraagde toelage en de verdeling ervan dient in overeenstemming te zijn met de reële kosten in relatie tot de duur, de aard, de benodigde uitrusting en expertise van het onderzoek noodzakelijk om de nagestreefde doelstellingen te bereiken.
Voor RT-projectvoorstellen mag de aangevraagde toelage de maximale toelage vermeld in de themaomschrijving (bijlage 1) niet overschrijden.
Het bedrag van de gevraagde toelage mag in het gedetailleerde projectvoorstel (fase 2) niet hoger zijn dan het bedrag vermeld in de intentieverklaring (fase 1).
De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€, indien niet zal het bedrag automatisch afgerond worden door onze diensten (bv. een gevraagde toelage van de € 215.321 zal afgerond worden naar € 215.000).
Bij de opmaak van het budget dient u er zich van bewust te zijn dat alle niet-forfaitaire uitgaven, zowel deze ten laste van de FOD als deze van eigen bijdragen, zullen gecontroleerd worden aan de hand van te leveren verantwoordingsstukken.
Maximaal aandeel van de toegekende toelagen: 100% (KB 18/11/2015).
Elke financiële inbreng is in principe aanvaardbaar als eigen inbreng voor zover deze geen aanleiding geeft tot belangenvermenging en niet afkomstig is uit middelen van de federale overheid. Daarnaast dient er ook rekening gehouden te worden met de beperkingen beschreven in de onderstaande paragrafen 3, 4 en 5.
3. Personeelskosten
Enkel personeelskosten van medewerkers van Belgische onderzoeksinstellingen kunnen ingebracht worden. Buitenlandse expertise kan enkel worden ingebracht via onderaanneming.
Personeelskosten voor de coördinator en de promotoren kunnen niet worden ingebracht in het projectbudget, noch ten laste van de FOD, noch als eigen inbreng.
Alle personeelskosten gerelateerd aan de uitvoering van het project, uitgezonderd deze voor de coördinator en de promotoren, moeten worden weergegeven onder deze rubriek. Uitzonderingen hierop zijn de loonkosten inbegrepen in het budget voor onderaannemingen. Indien uw project geselecteerd wordt voor betoelaging, zullen personeelskosten die ingecalculeerd zijn binnen werkingskosten (bv. bij analysekosten) bij de financiële rapportering geweigerd worden.
Om doctoraatsbeurzen als eigen inbreng te kunnen beschouwen, moeten deze gefinancierd worden met eigen middelen van de betrokken onderzoeksinstelling, of afkomstig zijn van een financieringsbron buiten de federale overheid.
De personeelskosten worden berekend aan de hand van de barema’s van de instellingen waar het personeel wordt tewerkgesteld.
In het gedetailleerde budget wordt het barema, de anciënniteit en de tijdsbesteding aan het project (in mensmaanden) per kalenderjaar opgegeven. Indien de personen nominaal bekend zijn, moet hun naam meegedeeld worden.
De personeelskosten worden opgesplitst in brutowedden enerzijds, en andere loonkosten anderzijds. Voor bursalen, die per definitie geen werknemer zijn, worden alle kosten samen weergegeven in hetzelfde artikel.
3.1 Betoelaagde personeelskosten
De volgende personeelskosten kunnen betoelaagd worden:
- geïndexeerde bruto maandwedde of beursbedrag (inclusief en indien van toepassing werknemersbijdrage RSZ, bedrijfsvoorheffing en desgevallend de werknemersbijdrage van maaltijdcheques);
- werkgeversbijdrage RSZ, vakantiegeld en eindejaarspremie;
- andere loonkosten, indien van toepassing, zijnde:
o wettelijke verzekeringen (bijvoorbeeld voor arbeidsongevallen);
o wettelijk verplichte vergoedingen of uitkeringen als toeslag op het salaris (bijvoorbeeld haard- en standplaatstoelagen indien van toepassing, tweetaligheidspremie, via CAO geregelde voordelen van allerlei aard, …);
o wettelijk bepaalde tussenkomsten in het woon-werkverkeer op basis van de prijs van een abonnement voor openbaar vervoer (voor wat betreft de trein: abonnement 2de klasse);
o fietsvergoedingen zoals vermeld op de loonfiche of de individuele jaarrekening overeenkomstig het wettelijk tarief van de Federale Overheid;
o Indien van toepassing, de forfaitaire bijdrage uit hoofde van de prestaties van de preventieadviseurs van de Externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk (KB 27 maart 1998, KB 28 mei 2003 gezondheidstoezicht).
3.2 Niet-betoelaagde personeelskosten
De volgende kosten (niet-limitatieve lijst) kunnen niet betoelaagd worden tenzij deze wettelijk zijn vastgesteldi:
- extralegale verzekeringskosten (hospitalisatie, groepsverzekering,…);
- administratiekosten sociaal secretariaat;
- extralegale voordelen (overuren, werkgeversbijdrage maaltijdcheques, bedrijfswagen, voordelen in natura, aanvullende gezinsvergoedingen, vergoedingen voor kinderopvang,
- representatiekosten, werkkledij, extralegaal pensioen, extralegale premies);
- zitpenningen.
4. Werkingskosten
Werkingskosten zijn projectgebonden kosten die worden gemaakt met het oog op de aankoop en/of het operationele gebruik van goederen of diensten, en kosten die rechtstreeks verband houden met de projectactiviteiten.
De werkingskosten worden opgesplitst in courante werkingskosten en specifieke werkingskosten.
4.1 Courante werkingskosten
De courante werkingskosten zijn forfaitair, en omvatten gangbare uitgaven verbonden aan de uitvoering van het project, zoals:
- gewone benodigdheden en producten voor het laboratorium (vb. glaswerk, pipetten, schoonmaakmiddelen), de werkplaats (vb. recipiënten, karren, gangbaar gereedschap) en het kantoor (vb. perforators, inktpatronen);
- documentatie (vb. aankoop boeken, vergoeding voor de bestelling van wetenschappelijke artikels);
- verplaatsingen en verblijven in België en in het buitenland;
- gebruik van computers;
- gangbare software;
- …
Onder de courante werkingskosten kunnen geen eigen bijdragen worden begroot.
Het bedrag van deze werkingsuitgaven wordt op forfaitaire wijze vastgelegd op basis van een percentage van de door de FOD Volksgezondheid betoelaagde personeelskosten. Dit percentage mag voor de coördinator de 15% en voor de andere promotoren de 10% van de eigen betoelaagde personeelskosten niet overschrijden.
4.2 Specifieke werkingskosten
Specifieke werkingskosten omvatten alle bijzondere werkingskosten direct verbonden aan de uitvoering van het project. Specifieke werkingskosten zijn onder meer:
- gebruikskosten voor apparatuur (met inbegrip van specifieke informatica-uitrusting nodig voor het gebruik van deze apparatuur);
- onderhoudskosten van apparatuur;
- analysekosten;
- onderaannemingen.
i Bijvoorbeeld wetgeving voor personeel van overheidsdiensten vastgelegd in een KB of decreet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, CAO die via een publicatie in het Belgisch Staatsblad algemeen verbindend verklaard is
a) De gebruikskosten voor apparatuur verworven via aankoop of via huurkoop worden berekend volgens de formule:
𝑎𝑎𝑛𝑘𝑜𝑜𝑝𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠
𝑎𝑓𝑠𝑐ℎ𝑟𝑖𝑗𝑣𝑖𝑛𝑔𝑠𝑝𝑒𝑟𝑖𝑜𝑑𝑒 𝑖𝑛 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛
× 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛 𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 𝑏𝑖𝑛𝑛𝑒𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑗𝑒𝑡 × % 𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 𝑣𝑜𝑜𝑟 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑗𝑒𝑐𝑡
waarbij de afschrijvingsperiode (economische levensduur) deze is zoals weergegeven in uw boekhouding. Voor wetenschappelijke apparatuur is dit in regel tussen 5 en 10 jaar.
Een voorbeeld
- u beschikt over een toestel dat bij aankoop € 30.000 kost
- het toestel wordt afgeschreven op 60 maanden
- hoewel de looptijd van het project 36 maanden is, zal het toestel slechts gedurende 10 maanden hiervoor gebruikt worden
- gedurende deze 10 maanden zal het toestel ook nog voor andere projecten ingezet worden, het gemiddelde gebruikspercentage voor het betreffende project in deze periode bedraagt 20%
De gebruikskosten worden als volgt berekend:
𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘𝑠𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 =
€ 30.000
60 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛
× 10 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛 × 0,2 = € 1.000
b) Bij huur van apparatuur worden de gebruikskosten als volgt berekend:
𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑙𝑖𝑗𝑘𝑠𝑒 ℎ𝑢𝑢𝑟𝑘𝑜𝑠𝑡 × 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛 𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 𝑏𝑖𝑛𝑛𝑒𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑗𝑒𝑐𝑡
× % 𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 𝑣𝑜𝑜𝑟 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑗𝑒𝑐𝑡
Indien het toestel in bovenstaande voorbeeld gehuurd wordt voor € 600 per maand, wordt de gebruikskost als volgt berekend:
𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘𝑠𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 = € 600 × 10 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛 × 0,2 = € 1.200
c) De kosten voor onderaanneming omvatten de kosten die een promotor betaalt aan een derde partij, voor de uitvoering van taken of het leveren van diensten waarvoor bijzondere wetenschappelijke of technische bekwaamheden vereist zijn en die buiten de gewone activiteiten van het consortium liggen.
Onderaanneming wordt slechts aanvaard indien
- deze een aantoonbare meerwaarde biedt aan het project;
- de onderaannemer de kernactiviteit niet overneemt en aldus slechts een deeltaak van het project op zich neemt;
- het bedrag voor de onderaanneming niet hoger is dan 25% van de totale toelage van de betrokken promotor;
- de budgettaire informatie hieromtrent gedetailleerd beschreven wordt;
- het budget voor de onderaanneming niet als forfaitair (in % van de totale begroting) wordt beschreven.
Indien er voor één of meerdere partners geen of onvoldoende courante werkingskosten kunnen worden ingebracht omwille van een te beperkt of ontbrekend betoelaagd personeelsbudget, kunnen kosten zoals voor binnenlandse of buitenlandse dienstreizen ingebracht worden als specifieke werkingskosten, op voorwaarde dat dit goed verantwoord kan worden.
5. Algemene kosten
De algemene kosten dekken de kosten inzake administratie, telefoon, post, onderhoud van de lokalen, verwarming, verlichting, elektriciteit, huur of verzekering.
Onder algemene kosten kunnen geen eigen bijdragen begroot worden.
Deze algemene kosten dienen forfaitair berekend te worden op basis van maximaal 10% van de door de FOD Volksgezondheid betoelaagde personeelskosten.
Bijlage 8
Model voor het budgettair overzicht en voor de gedetailleerde budgettaire informatie
(Excel formulier toe te voegen aan het gedetailleerde RT-projectvoorstel en aan het gedetailleerde RF-projectvoorstel in fase 2)
Budgettair overzicht
Type kosten | [Identificatie Coördinator] | [Identificatie Promotor 2] | [Identificatie Promotor 3] | [Identificatie Promotor 4] | Totaal per post |
Personeel | |||||
Werking | |||||
Algemeen | |||||
Totaal per partner | |||||
Eigen inbreng | |||||
% eigen inbreng | |||||
Toelage FOD | |||||
% toelage FOD |
Gedetailleerde budgettaire informatie
Alle diensten van het consortium moeten worden vermeld voor elke uitgavencategorie, ook als er voor deze promotor binnen deze uitgavencategorie geen uitgaven voorzien zijn (pro memoria, PM).
Eigen inbreng aanduiden met *
4.1. | Personeelskosten | € 0 | |||
jaar | ancienniteit in jaren | aantal mensmaanden | budget in euro | ||
4.1.1. | Dienst van X (Affiliatie) | 0 | |||
4.1.1.1. | N. | 0 | |||
Bursaal | 2023 | [0] | [3] | … | |
2024 | [1] | [12] | … | ||
…. | |||||
4.1.1.2. | N. | 0 | |||
Barema | 2023 | [4] | [1] | … | |
2024 | [5] | [9] | … | ||
… | …. | … | |||
4.1.1.3. | - dubbel verlofgeld | … | |||
- patronale bijdragen (RSZ, verzekeringen) | |||||
- eindejaarstoelage | |||||
- andere | |||||
4.1.2. | Dienst van Y (Affiliatie) | 0 | |||
4.1.2.1. | N. | 0 | |||
Barema | 2023 | [4] | [3] | … | |
2024 | [5] | [12] | … | ||
… | …. | … | … | ||
4.1.2.2. | - dubbel verlofgeld | … | |||
- patronale bijdragen (RSZ, verzekeringen) | |||||
- eindejaarstoelage | |||||
- andere |
4.1.2.3. | N. | 0 | |||
Barema | 2023 | [4] | [1] | … | |
2024 | [5] | [9] | … | ||
… | … | … | … | ||
4.1.2.4. | - dubbel verlofgeld | … | … | ||
- patronale bijdragen (RSZ, verzekeringen) | |||||
- eindejaarstoelage | |||||
- andere | |||||
4.2. | Werkingskosten | € 0 | |||
4.2.1. | Dienst van X (Affiliatie) | 0 | |||
4.2.1.1. | Courante werkingskosten (forfaitair) | … | |||
4.2.1.2. | Specifieke werkingskosten | 0 | |||
4.2.1.2.1. | vb.: Reagentia voor PCR | … | |||
4.2.1.2.2. | vb.: Serologie | … | |||
4.2.1.2.3. | … | … | |||
… | |||||
4.2.2. | Dienst van Y (Affiliatie) | 0 | |||
4.2.2.1. | Courante werkingskosten (forfaitair) | … | |||
4.2.2.2. | Specifieke werkingskosten | 0 | |||
4.2.2.2.1. | vb.: Aankoop varkens | … | |||
4.2.2.2.2. | vb.: Celculturen | … | |||
4.2.2.2.3. | … | ||||
… | |||||
4.3. | Algemene kosten | € 0 | |||
4.3.1. | Dienst van X (Affiliatie) | 0 | |||
4.3.1.1. | Overheadkosten | … | |||
4.3.2. | Dienst van Y (Affiliatie) | 0 | |||
4.3.2.1. | Overheadkosten | … | |||
TOTAAL | € 0 |
Copyright:
Xxxxxx Xxxxxxxxxx - 000xx.xxx Lightfieldstudiosv - 000xx.xxx Xxxx Xxxxxxxx -000xx.xxx
Contact
Xxx Xxxxxx
DG Dier, Plant en Voeding – Cel Contractueel Onderzoek Tel : x00 0 000 00 00
Mail : xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx
V.U. : Xxx Xxxxxx, Xxxxxxxxxxx 0/0, 0000 Xxxxxxx