Collectieve Pensioenovereenkomst
Collectieve Pensioenovereenkomst
Finale versie 14 oktober 2016
TUSSEN:
Genencor International B.V. met maatschappelijke zetel te Leiden, hierbij vertegenwoordigd door X.X. xx Xxxxx, managing director;
Hierna te noemen “Werkgever” EN:
1. Federatie Nederlandse Vakbeweging (hierna: “FNV”) met maatschappelijke zetel te Amsterdam, hierbij vertegenwoordigd door J.P.M. Xxxxxxx, bestuurder;
2. CNV Xxxxxxxxx.xx (hierna “CNV”) met maatschappelijke zetel te Utrecht, hierbij vertegenwoordigd door P. Xxxxxxx, voorzitter, en X.X. xxx xxx Xxxxx, bestuurder;
Hierna te noemen "Vakorganisaties" en gezamenlijk te noemen “Partijen”
IN OVERWEGING NEMENDE DAT:
• De Werkgever met haar werknemers een Pensioenovereenkomst DB en Pensioenovereenkomst DC is overeengekomen;
• De Werkgever met instemming van de ondernemingsraad heeft besloten om de uitvoering van haar Pensioenovereenkomst DB per 1 januari 2017 onder te brengen bij het DEPF, een Belgische IORP;
• Werkgever tevens heeft besloten om de tot 1 januari 2017 op grond van de Pensioenovereenkomst DB bij de bestaande pensioenuitvoerder opgebouwde aanspraken en rechten voor Defined Benefit-regelingen per deze datum over te dragen naar het DEPF;
• Het DEPF deze verplichtingen zal onderbrengen in de sectie Genencor Nederland, welk vermogen administratief gescheiden is van het vermogen dat toebehoort aan de overige secties van het DEPF;
• De Pensioenovereenkomst DC door Werkgever is ondergebracht bij een Nederlandse pensioenuitvoerder;
• Partijen in het kader van de overgang naar het DEPF zijn overeengekomen om de bevoegdheden van de Vakorganisaties met betrekking tot het wijzigen van de Pensioenovereenkomst DB en de Pensioenovereenkomst DC vast te leggen in deze separate overeenkomst;
WORDT HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1. Definities
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder de navolgende termen het volgende verstaan:
Beheersovereenkomst de Management Agreement tussen Werkgever en het
DEPF voor de uitvoering van de Pensioen- overeenkomst DB;
Bijstortverplichting: de verplichting van de Werkgever om tot extra
bijstortingen in de Sectie Genencor Nederland van het DEPF over te gaan, overeenkomstig de bepalingen in het Pensioenreglement;
DEPF: OFP DuPont European Pension Fund met maatschappelijke zetel te Mechelen, België (Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx 6, 2800) en ingeschreven bij de autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) onder het nummer 50.612, dat zorgdraagt voor de uitvoering van de Pensioenovereenkomst DB van de Werkgever;
Pensioenovereenkomsten: de pensioenovereenkomsten die Werkgever collectief
overeengekomen is met zijn werknemers, zowel van het type Defined Benefit als het type Defined Contribution;
Pensioenovereenkomst DB: de Defined Benefit pensioenovereenkomsten die
Werkgever collectief is overeengekomen met zijn werknemers, zoals vastgelegd in het Pensioenreglement;
Pensioenovereenkomst DC: de Defined Contribution pensioenovereenkomsten die
Werkgever collectief is overeengekomen met zijn werknemers;
Pensioenreglement het pensioenreglement behorend bij de Pensioen-
overeenkomst DB van Werkgever dat vanaf
1 januari 2017 wordt uitgevoerd door het DEPF.
Artikel 2. Instemmingsbevoegdheid Pensioenovereenkomst DB
1. De Pensioenovereenkomst DB is vastgelegd in het Pensioenreglement. Werkgever zal dit Pensioenreglement niet beëindigen of een nieuw pensioenreglement invoeren alsmede geen wijzigingen aanbrengen in het Pensioenreglement betreffende de hoogte der premies en de verdeling daarvan tussen de Werkgever en de werknemers of de hoogte der uitkeringen dan in overleg met en in overeenstemming met de Vakorganisaties.
De instemmingsbevoegdheid van Vakorganisaties met betrekking tot de Pensioenovereenkomst DB ziet expliciet op de volgende elementen in relatie tot de hoogte van de premies en uitkeringen:
• Alle elementen in het pensioenreglement die betrekking hebben op de hoogte van de uitkeringen waaronder het opbouwpercentage, de franchise en het pensioensalaris;
• De elementen die zien op het vaststellen van de premie zoals vastgelegd in bijlage III van het Pensioenreglement, waaronder:
− het op prudente wijze vaststellen van de premies in samenhang met het strategisch beleggingsbeleid;
− het beleid inzake de risicohouding en de continuïteitstoets;
− de voorwaarden waaronder premiekorting dan wel premieterugstorting naar de Werkgever kan plaatsvinden;
− de voorwaarden waaronder korting van pensioenaanspraken en pensioen- rechten van de werknemers, gewezen werknemers en/of pensioen- gerechtigden kan plaatsvinden;
− de voorwaarden met betrekking tot de Bijstortverplichting van Werkgever;
− de maatstaven voor en de voorwaarden waaronder toeslagen worden verleend.
2. In nadere uitwerking van artikel 26 van Pensioenreglement komen Partijen overeen dat de Vakorganisaties een instemmingsrecht hebben ten aanzien van iedere wijziging van de in lid 1 genoemde elementen. In de Beheersovereenkomst zullen de Werkgever en het DEPF zich verbinden tot uitvoering van het pensioenreglement inclusief bijlagen.
3. Het DEPF voert in het kader van de uitvoering van de Pensioenovereenkomst DB eenmaal in de drie jaar, of eerder ingeval van een ingrijpende wijziging van de pensioenregeling, voor de pensioenregeling relevante wetgeving, beleid of grondslagen, een continuïteitstoets uit. Tegelijk stelt de continuïteitstoets Partijen in staat om afspraken met elkaar te maken over de inhoud van de pensioenregeling. Het DEPF stelt de continuïteitstoets daarom in overleg met Partijen op.
Op verzoek van één der Partijen, bespreken Partijen de mogelijke gevolgen van de uitkomsten van de continuïteitstoets voor de elementen van de Pensioen- overeenkomst DB waarop de instemmingsbevoegdheid van de Vakorganisaties van toepassing is en betrekken hierbij nadrukkelijk de door hen gewenste risicohouding.
4. Werkgever is verplicht om te bewerkstelligen dat een voorstel tot aanpassing van het Pensioenreglement betreffende de in lid 1 genoemde elementen ter instemming wordt voorgelegd aan de Vakorganisaties, alvorens het voorstel aan het DEPF wordt voorgelegd.
Werkgever is verplicht om te bewerkstelligen dat de met de Vakorganisaties overeengekomen wijzigingen overeenkomstig worden uitgevoerd.
Partijen gaan slechts over tot besluitvorming, nadat het DEPF in de gelegenheid is gesteld om tijdig input te leveren met betrekking tot de relevante beleids- en uitvoeringsaspecten. Het besluit mag niet in strijd zijn met de relevante wetgeving en het toezicht in België en Nederland.
Artikel 3. Instemmingsbevoegdheid Pensioenovereenkomst DC
1. De Pensioenovereenkomst DC is vastgelegd in een pensioenreglement. Werkgever zal dit pensioenreglement niet beëindigen of een nieuw pensioenreglement invoeren alsmede geen wijzigingen aanbrengen in het pensioenreglement betreffende de hoogte der premies of uitkeringen dan in overleg met en in overeenstemming met de Vakorganisaties.
2. De instemmingsbevoegdheid van de Vakorganisaties met betrekking tot de in het vorige lid bedoelde wijzigingen ziet expliciet op de volgende elementen in relatie tot de hoogte van de premies en uitkeringen:
− het hoogte van de beschikbare premies;
− elementen die invloed hebben op de hoogte van de uitkeringen;
− keuzerechten (gewezen) deelnemers;
− mogelijkheden voor aanwending van het kapitaal;
− de maatstaven voor en het vaststellen, wijzigen of intrekken van de voorwaarden waaronder toeslagen op de ingegane pensioenen worden verleend.
Artikel 4. Transitieperiode
1. Werkgever heeft de intentie uitgesproken te gaan fuseren met Dow Chemical. Nadat beide ondernemingen zijn samengevoegd, is het de bedoeling om het fusiebedrijf in een volgende fase op te splitsen in drie onafhankelijke en beursgenoteerde ondernemingen. Onder splitsing kan zowel een juridische splitsing, aandelen- overdracht dan wel een overdracht van de activa en passiva worden verstaan.
Deze voornemens geven mogelijk aanleiding tot wijzigingen op korte termijn in (de uitvoering van) de Pensioenovereenkomsten. Mede in verband hiermee hebben Partijen de in dit artikel genoemde afspraken gemaakt over de gevolgen voor de
Pensioenovereenkomst DB tussen 1 januari 2017 en het moment van afronding van de splitsing (transitieperiode).
2. De transitieperiode vangt aan op 1 januari 2017 en eindigt op de datum van ingang van de definitieve afspraken over de opgebouwde en nog op te bouwen pensioenen. Deze einddatum kan voor ieder concerndeel verschillend zijn en bedraagt per concerndeel het vroegste van de volgende tijdstippen:
a. de datum overeengekomen door Partijen als onderdeel van hun bevoegdheid tot het maken van afspraken over aanpassing van de Pensioenovereenkomst DB en/of de financiering daarvan met als doel om de uitvoering voor de langere termijn aan het DEPF te blijven toevertrouwen; of
b. de datum waarop de Werkgever de uitvoering van de Pensioenovereenkomst DB overdraagt aan een andere pensioeninstelling of pensioenuitvoerder na een
daartoe genomen besluit en nadat in dit verband de opgebouwde aanspraken en ingegane rechten middels een collectieve waardeoverdracht naar een andere pensioenuitvoerder zijn overgedragen; of
c. 31 december 2019. Deze datum zal telkens uiterlijk één maand voor afloop van de periode in overleg tussen Partijen voor een periode van maximaal 12 maanden worden uitgesteld, ter overbrugging van de periode tot de datum bedoeld onder sub a of sub b, danwel indien Partijen vaststellen dat zij in redelijkheid nog geen besluit kunnen nemen over de toekomst van de Pensioenovereenkomst DB.
3. Gedurende de transitieperiode gelden specifieke afspraken met betrekking tot de financiering van de Pensioenovereenkomst DB die zijn vastgelegd in bijlage III van het Pensioenreglement. Aanpassing van deze afspraken is alleen mogelijk in overleg tussen Partijen.
4. De procedure ten aanzien van het maken van afspraken over de beëindiging van de transitieperiode is als volgt:
a. Op het moment dat definitief is op welke wijze de verschillende concern- onderdelen precies worden gesplitst, informeert de Werkgever de Vakorganisaties over de splitsing en, voor zover mogelijk, de gevolgen hiervan voor de pensioenen.
b. Partijen verplichten zich binnen twee maanden nadat de Vakorganisaties de in sub a genoemde informatie hebben ontvangen, in overleg te treden om afspraken te maken over de uitvoering van de Pensioenovereenkomst DB voor de elementen in relatie tot de hoogte van de premies en uitkeringen als genoemd in artikel 2. Indien Partijen in redelijkheid geen overeenstemming kunnen bereiken over de bedoelde elementen dan kan elk van Partijen een beroep doen op de procedures als omschreven in artikel 5 en 6.
Artikel 5. Mediation
1. Partijen kunnen een beroep doen op een mediator in het geval er een belangen- conflict of een interpretatie verschil bestaat tussen Partijen en Partijen onderling niet tot een redellijk besluit kunnen komen met betrekking tot:
a. de instemmingsbevoegdheden zoals opgenomen in deze overeenkomst;
b. de toepassing van wet- en regelgeving;
c. de afronding van de transitieperiode als bedoeld in artikel 4;
d. evaluatie van deze overeenkomst als bedoeld in artikel 8.
2. De mediationprocedure zal worden uitgevoerd volgens de regels van de Nederlandse Vereniging van Mediation Advocaten (NVVMA). Partijen zullen ieder de eigen vergoedingen en verschuldigde kosten uit hoofde van de mediationprocedure dragen. Partijen kunnen vooraf overeenkomen dat de uiteindelijke beslissing van het mediation comité bindend is voor beide partijen en hierover niet geprocedeerd zal worden.
Artikel 6. Rechtsgang
1. Indien Partijen niet kiezen voor mediation, of wanneer Partijen niet in staat zijn om het geschil door mediation als bedoeld in artikel 5, te beslechten, kunnen Partijen deze zaak voorleggen aan de bevoegde Nederlandse rechter.
2. Ieder der Partijen zal de eigen kosten dragen.
Artikel 7. Onvoorziene omstandigheden
Indien zich omstandigheden voordoen die ten tijde van het sluiten van deze overeen- komst niet voorzienbaar waren en nakoming van de deze overeenkomst substantieel beïnvloeden, zullen Partijen in gezamenlijk overleg en naar redelijkheid en billijkheid een oplossing proberen te vinden, die recht doet aan de belangen van beide Partijen in het kader van deze overeenkomst en de geest daarvan.
Artikel 8. Inwerkingtreding en duur van de overeenkomst Op deze overeenkomst is het Nederlandse recht van toepassing. Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2017.
Deze overeenkomst wordt geëvalueerd per 1 januari 2020, alsmede aan het einde van de transitieperiode. Naar aanleiding van deze evaluatie kunnen Partijen overeenkomen om deze overeenkomst (al dan niet in gewijzigde vorm) te verlengen of te beëindigen. Wijziging dan wel verlenging van deze overeenkomst wordt schriftelijk tussen Partijen vastgelegd.
Indien beide Partijen het niet eens kunnen worden over het (al dan niet in gewijzigde vorm) verlengen of beëindigen van deze overeenkomst, kunnen Partijen een beroep doen op mediation dan wel de Nederlandse rechter als bepaald in artikel 5 en 6.
Aldus overeengekomen en opgemaakt in drie originele exemplaren op 14 oktober 2016 te Leiden,
Voor de Werkgever Voor het FNV Voor het CNV
X.X. xx Xxxxx | J.P.M. Janssen | P. Xxxxxxx | X.X. xxx xxx Xxxxx |
Managing director | Bestuurder | Voorzitter | Bestuurder |