HET RECHT OP VERLENGING VAN DE FRANCHISEOVEREENKOMST
COLUMN
Rechtbank veroordeelt fastfoodketen tot verlenging franchiseovereenkomst
HET RECHT OP VERLENGING VAN DE FRANCHISEOVEREENKOMST
De zaak speelt begin dit jaar. De franchisenemer weigert al jaren de bij verlenging aangeboden nieuwe franchiseovereenkomst te ondertekenen aangezien deze een verslechtering van zijn rechtspositie met zich mee zou brengen. De franchisegever acht de
bestaande franchiseovereenkomst echter verouderd en streeft uniformiteit na. De franchisenemer wil met zijn advocaat echter eerst over de inhoud onderhandelen. De franchisegever ziet dat niet zitten en wijst erop dat door het ontstane conflict en de inmenging van de advocaat daarenboven geen vruchtbare samenwerking meer mogelijk zou zijn. Daarop beëindigt de franchi- segever de franchiseovereenkomst. De franchisenemer start daarop een kort geding. De rechtbank is van oordeel dat de franchisegever te kort door de bocht
is gegaan en met de franchisenemer en zijn advocaat wel had moeten onderhandelen over de voorwaarden van verlenging. De franchisegever wordt veroordeeld de franchiseovereenkomst te verlengen totdat in een kennelijk nog te starten bodemprocedure onherroepe- lijk is beslist en dat kan, inclusief een hoger beroep en mogelijk zelfs cassatie, jaren duren.
Deze uitspraak is opmerkelijk omdat de franchiseover- eenkomst een duurovereenkomst voor bepaalde tijd
is, welke meestal automatisch eindigt. Niet de rechter maar partijen zelve mogen overeenkomen wanneer die wordt verlengd. In dit specifieke geval stond echter in de franchiseovereenkomst dat deze verlengd zou worden tenzij dat in redelijkheid van de franchise- gever niet kon worden verlengd. Doordat de fran- chisegever weigerde over de inhoud van de nieuwe overeenkomst te onderhandelen, had de franchisege- ver volgens de rechter zichzelf het recht ontnomen een beroep te doen op die redelijkheid.
Voorstelbaar is dat in uitzonderingsgevallen ook zonder die omkering niet van een bevoegdheid tot beëindiging gebruik mag worden gemaakt. Er kunnen immers andere verwachtingen zijn gewekt; huur- verplichtingen doorlopen en/of investeringen zijn gepleegd, dan wel leningen nog niet zijn afbetaald.
In dergelijke situaties kan het onredelijk blijken een
franchiseovereenkomst niet te verlengen. De bewijslast daarvan rust echter op de franchisenemer en de rech- ter is over het algemeen terughoudend met ingrijpen in de contractvrijheid.
In franchising wordt die contractvrijheid overigens ook beïnvloed door zowel de Europese Erecode inzake Franchising (EEF) als wel het wetsvoorstel inzake
de Nederlandse Franchise Code (NFC). Deze codes verplichten franchisegevers namelijk in de franchi- seovereenkomst zelve de gronden voor verlenging op te nemen. Ook hierdoor wordt de bevoegdheid van de franchisegever om niet te verlengen beperkt.
Franchisenemers en franchisegever doen er dan ook verstandig aan het moment van beëindiging niet lijdzaam af te wachten maar, bijvoorbeeld aan de vooravond van voorgenomen contractwijzigingen en/ of belangrijke investeringen, een actieve houding aan te nemen inzake verlenging. Die actieve houding van zowel franchisenemer als franchisegever zou door- lopend in de franchiserelatie centraal moeten staan, zodat een beëindiging nooit als een verrassing komt. ✚
Mr. J. Xxxxx Xxxxxx & Xxx Xxx advocaten Reacties: xxxx@xxxxxxxxxxxx.xx
34 SEPTEMBER 2017