Contract
Huidige regeling | Voorstel wijziging | Toelichting |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze regeling verstaat onder: a. de regeling: de samenwerkingsovereenkomst Programma schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten voor de regio West Brabant; b. de uitvoerende gemeente: de gemeente Breda; c. de regio: de regio West Brabant bestaande uit de gemeenten Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Halderberge, Etten-Leur, Geertruidenberg, Moerdijk, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem en Zundert. d. de colleges: de colleges van burgemeester en wethouders. e. gemeenschappelijk orgaan: de aangewezen leden van het college van Burgemeester en Wethouders (portefeuillehouders) van de deelnemende gemeenten f. uitvoeringsniveau 1: administratie en registratie in het kader van toezicht op de naleving van de Leerplichtwet en de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie, zie artikel 14 lid 1. g. uitvoeringsniveau 2: overige taken in het kader van toezicht op de naleving van de Leerplichtwet en de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie, zie artikel 14 lid 2. | Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze regeling verstaat onder: a. de regeling: de samenwerkingsovereenkomst Programma schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten voor de regio West Brabant; b. de uitvoerende gemeente: de gemeente Breda; c. de regio: de regio West Brabant bestaande uit de gemeenten Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Halderberge, Etten-Leur, Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem en Zundert. d. de colleges: de colleges van burgemeester en wethouders. e. gemeenschappelijk orgaan: de aangewezen leden van het college van Burgemeester en Wethouders (portefeuillehouders) van de deelnemende gemeenten f. uitvoeringsniveau 1: administratie en registratie in het kader van toezicht op de naleving van de Leerplichtwet en de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie, zie artikel 14 lid 1. g. uitvoeringsniveau 2: overige taken in het kader van toezicht op de naleving van de Leerplichtwet en de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie, zie artikel 14 lid 2. |
h. uitvoeringsniveau 2A: taken in het kader van toezicht op de naleving van de leerplicht/kwalificatieplicht voor het MBO-onderwijs voor leerlingen ingeschreven in de desbetreffende gemeente inclusief de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (deeltaken zoals genoemd onder uitvoeringsniveau 2 van het Programma schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten West- Brabant, artikel 14 lid 2). i. Niveau 2-gemeenten: de gemeenten Alphen- Chaam, Baarle-Nassau, Breda, Drimmelen, Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout. j. Niveau 2A-gemeenten: de gemeenten Etten-Leur, Rucphen, Zundert. | Een nieuw lid h wordt ingevoegd in verband met het nieuwe uitvoeringsniveau 2A. De leden i en j zijn eveneens nieuw en bevatten de opsomming van de Niveau 2- en Niveau 2A- gemeenten. Xxxxxx-Xxxxxx gaat nu ook via de regeling deelnemen aan Niveau 2. In de huidige situatie is dat via een dienstverleningsovereenkomst. | |
Artikel 2 Toedeling bevoegdheden 1. De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten uit de regio mandateren de bevoegdheden op het gebied van uitvoeringsniveau 1 (registratie, art. 19 Leerplichtwet 1969) die aan hen zijn toegekend in het kader van het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969 en de registratie van voortijdig schoolverlaters in het kader van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie aan het gemeenschappelijk orgaan. De gemeente Breda is de gemeente die de taken zal uitvoeren. 2. De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten (Breda, Drimmelen, Moerdijk, Geertruidenberg, Alphen-Chaam) mandateren de bevoegdheden, conform uitvoeringsniveau 2 zoals beschreven in artikel 14, die aan hen zijn toegekend in het kader van het toezicht op de | Artikel 2 Toedeling bevoegdheden 1. De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten uit de regio mandateren de bevoegdheden op het gebied van uitvoeringsniveau 1 (registratie, art. 19 Leerplichtwet 1969) die aan hen zijn toegekend in het kader van het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969 en de registratie van voortijdig schoolverlaters in het kader van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie aan het gemeenschappelijk orgaan. De gemeente Breda is de gemeente die de taken zal uitvoeren. 2. De colleges van burgemeester en wethouders van de Niveau 2-gemeenten mandateren de bevoegdheden, conform uitvoeringsniveau 2 zoals beschreven in artikel 14, die aan hen zijn toegekend in het kader van het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969 aan het | In het tweede lid wordt de opsomming van gemeenten vervangen door de zinsnede Niveau 2-gemeenten. |
naleving van de Leerplichtwet 1969 aan het gemeenschappelijk orgaan. De gemeente Breda is de gemeente die de taken zal uitvoeren. 3. De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten (Drimmelen, Moerdijk, Geertruidenberg, Alphen-Chaam) staan toe dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda voor de gemandateerde bevoegdheden ondermandaat verleent, met uitzondering van de bevoegdheid tot het aanwijzen van ambtenaren welke toezien op de naleving van de Leerplichtwet 1969 en het wijzigen van de instructie leerplichtambtenaar en RMC- functionaris. 4. De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten uit de regio verlenen hierbij aan de door haar aangewezen portefeuillehouder, mandaat tot het nemen van besluiten met betrekking tot de taakuitvoering van het Programma Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten, e.e.a. binnen de dan geldende kaders en begroting, waarvan alleen gebruik gemaakt kan worden in het regionale portefeuillehoudersoverleg. | gemeenschappelijk orgaan. De gemeente Breda is de gemeente die de taken zal uitvoeren. 3. De colleges van burgemeester en wethouders van de Niveau 2A-gemeenten mandateren de bevoegdheden, conform uitvoeringsniveau 2A zoals beschreven in artikel 14, die aan hen zijn toegekend in het kader van het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969 aan het gemeenschappelijk orgaan. De gemeente Breda is de gemeente die de taken zal uitvoeren. 4. De colleges van burgemeester en wethouders van de Niveau 2-gemeenten en de Niveau 2A- gemeenten staan toe dat het gemeenschappelijk orgaan voor de gemandateerde bevoegdheden ondermandaat verleent, met uitzondering van de bevoegdheid tot het aanwijzen van ambtenaren welke toezien op de naleving van de Leerplichtwet 1969 en het wijzigen van de instructie leerplichtambtenaar en RMC-functionaris. 5. De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten uit de regio verlenen hierbij aan de door haar aangewezen portefeuillehouder, mandaat tot het nemen van besluiten met betrekking tot de taakuitvoering van het Programma Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten, e.e.a. binnen de dan geldende kaders en begroting, waarvan alleen gebruik gemaakt kan worden in het regionale portefeuillehoudersoverleg. | Er wordt een nieuw derde lid ingevoegd dat het mandaat regelt voor de niveau 2A-gemeenten. In het vierde lid krijgt het gemeenschappelijk orgaan de bevoegdheid om ondermandaat te verlenen in plaats van het college. Het mandaat is immers ook aan het gemeenschappelijk orgaan verleend. Als gevolg hiervan is het juridisch niet juist om de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat aan het college toe te kennen. |
Artikel 3 Belang De gemeenschappelijke regeling is aangegaan met als doel het behartigen van de belangen van de | Artikel 3 Belang De gemeenschappelijke regeling is aangegaan met als doel het behartigen van de belangen van de | Dit artikel wordt niet gewijzigd. |
deelnemende gemeenten op het gebied van de uitvoering van de Leerplichtwet 1969 en de Regionale Meld en Coördinatiefunctie. | deelnemende gemeenten op het gebied van de uitvoering van de Leerplichtwet 1969 en de Regionale Meld en Coördinatiefunctie. | |
Artikel 4 Samenstelling gemeenschappelijk orgaan 1. Het gemeenschappelijk orgaan bestaat uit de aangewezen leden van het college van Burgemeester en Wethouders (portefeuillehouders) van alle deelnemende gemeenten. 2. Het gemeenschappelijk orgaan wijst uit zijn midden een voorzitter aan, alsmede een plaatsvervanger. 3. De leden van het gemeenschappelijk orgaan hebben, onverminderd het bepaalde in de leden 6 tot en met 9, zitting gedurende de zittingsperiode van de gemeenteraad. 4. De leden van het gemeenschappelijk orgaan treden af op de dag waarop de leden van de raden van de gemeenten aftreden, maar houden zitting totdat in de opvolging is voorzien. 5. Een lid dat tussentijds ophoudt lid van het college te zijn, houdt daarmee tevens op lid te zijn van het gemeenschappelijk orgaan. Dit geldt ook voor de voorzitter. 6. Een lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het gemeenschappelijk orgaan wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats dit lid is benoemd, zou hebben moeten aftreden. 7. Een lid dat tussentijds ontslag neemt, stelt de | Artikel 4 Samenstelling gemeenschappelijk orgaan en plaats van vestiging 1. Het gemeenschappelijk orgaan bestaat uit de aangewezen leden van het college van Burgemeester en Wethouders (portefeuillehouders) van alle deelnemende gemeenten. 2. Het gemeenschappelijk orgaan wijst uit zijn midden een voorzitter aan, alsmede een plaatsvervanger. 3. De leden van het gemeenschappelijk orgaan hebben, onverminderd het bepaalde in de leden 6 tot en met 9, zitting gedurende de zittingsperiode van de gemeenteraad. 4. De leden van het gemeenschappelijk orgaan treden af op de dag waarop de leden van de raden van de gemeenten aftreden, maar houden zitting totdat in de opvolging is voorzien. 5. Een lid dat tussentijds ophoudt lid van het college te zijn, houdt daarmee tevens op lid te zijn van het gemeenschappelijk orgaan. Dit geldt ook voor de voorzitter. 6. Een lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het gemeenschappelijk orgaan wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats dit lid is benoemd, zou hebben moeten aftreden. |
voorzitter van het gemeenschappelijk orgaan alsmede het college dat hem heeft aangewezen, hiervan op de hoogte. 8. Leden van het gemeenschappelijk orgaan die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien. 9. De aanwijzing voor de vervulling van plaatsen die zijn opengevallen, vindt binnen twee maanden plaats door het college die het aangaat. | 7. Een lid dat tussentijds ontslag neemt, stelt de voorzitter van het gemeenschappelijk orgaan alsmede het college dat hem heeft aangewezen, hiervan op de hoogte. 8. Leden van het gemeenschappelijk orgaan die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien. 9. De aanwijzing voor de vervulling van plaatsen die zijn opengevallen, vindt binnen twee maanden plaats door het college die het aangaat. 10. De plaats van vestiging als bedoeld in artikel 10, derde lid, Wet gemeenschappelijke regelingen, is Breda. | Er wordt een tiende lid toegevoegd dat de plaats van vestiging van de regeling vermeldt. Dit is een wettelijke eis. |
Artikel 5 Bevoegdheden van het gemeenschappelijk orgaan Het gemeenschappelijk orgaan is bevoegd om beslissingen te nemen omtrent: − toetreding van gemeenten; − vaststellen jaarlijkse realisatie en begroting in april; − eens per 4 jaar vaststellen van het programma; − vaststelling van het leerplichtjaarverslag en de effectrapportage en aanbieden aan gemeenten; − vaststellen van de instructie leerplichtambtenaar en RMC-functionaris; − alle aspecten waarin bij de bevoegdheden van de | Artikel 5 Bevoegdheden van het gemeenschappelijk orgaan Het gemeenschappelijk orgaan is bevoegd om beslissingen te nemen omtrent: − toetreding van gemeenten; − vaststellen jaarlijkse realisatie en begroting; − eens per 4 jaar vaststellen van het programma; − vaststelling van het leerplichtjaarverslag en de effectrapportage en aanbieden aan gemeenten; − vaststellen van de instructie leerplichtambtenaar en RMC-functionaris; − alle aspecten waarin bij de bevoegdheden van de | In de tweede bullet komt de zinsnede ‘in april’ te vervallen. Het is niet noodzakelijk om aan te geven wanneer de realisatie en de begroting worden vastgesteld. Zolang er maar voldaan wordt aan de eisen uit de Wet gemeenschappelijke regelingen. |
leidinggevende van het Programma niet is voorzien. Aan het gemeenschappelijk orgaan komen in het kader van deze regeling alle bevoegdheden toe, voor zover die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen. | leidinggevende van het Programma niet is voorzien. Aan het gemeenschappelijk orgaan komen in het kader van deze regeling alle bevoegdheden toe, voor zover die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen. | |
Artikel 6 Werkwijze van het gemeenschappelijk orgaan 1. Het gemeenschappelijk orgaan vergadert jaarlijks ten minste 4 maal en voorts zo vaak als de voorzitter dat nodig oordeelt of ten minste twee leden daarom schriftelijk en met opgaaf van redenen verzoeken. Het gemeenschappelijk orgaan vergadert in ieder geval in april van elk jaar, in verband met het vaststellen van de begroting en het Jaarplan, waarmee de kaders voor dat jaar worden vastgesteld. 2. Eenmaal per 4 jaar wordt het door de leidinggevende van het Programma ingediende programma vastgesteld. 3. In het gemeenschappelijk orgaan is het streven om zo veel mogelijk unanieme besluiten te nemen. 4. Er worden geen besluiten genomen, indien minder dan twee derde van de deelnemende gemeenten vertegenwoordigd is. 5. Besluiten worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen, waarbij elk lid een stem heeft. 6. Als de stemmen staken wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. | Artikel 6 Werkwijze van het gemeenschappelijk orgaan 1. Het gemeenschappelijk orgaan vergadert jaarlijks ten minste 4 maal en voorts zo vaak als de voorzitter dat nodig oordeelt of ten minste twee leden daarom schriftelijk en met opgaaf van redenen verzoeken. Een of meer vergaderdata gaan vooraf aan het aanleveren van de kaderbrief en de concept-begroting. 2. Eenmaal per 4 jaar wordt het door de leidinggevende van het Programma ingediende programma vastgesteld. 3. In het gemeenschappelijk orgaan is het streven om zo veel mogelijk unanieme besluiten te nemen. 4. Er worden geen besluiten genomen, indien minder dan twee derde van de deelnemende gemeenten vertegenwoordigd is. 5. Besluiten worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen, waarbij elk lid een stem heeft. 6. Als de stemmen staken wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. 7. De voorzitter roept de leden schriftelijk op tot de | Het eerste lid wordt gewijzigd. Een of meerdere vergaderdata worden gekoppeld aan het aanleveren van de kaderbrief en de conceptbegroting. Er wordt geen concrete maand meer genoemd. |
7. De voorzitter roept de leden schriftelijk op tot de vergadering. | vergadering. | |
Artikel 7 Inlichtingen, verantwoording en ontslag 1. Het gemeenschappelijk orgaan geeft aan de colleges dan wel aan de raden van de deelnemende gemeenten schriftelijk, zo spoedig mogelijk alle inlichtingen, die door één of meer leden van die colleges dan wel van die raden worden verlangd. 2. Een lid van het gemeenschappelijk orgaan is verantwoording verschuldigd aan het college dat hem heeft aangewezen, dan wel aan de raad van die gemeente, voor het door hem in het gemeenschappelijk orgaan gevoerde beleid en wel binnen drie maanden nadat dit gevraagd wordt door het betrokken college dan wel door de raad op de wijze zoals dit wordt verlangd. 3. Een verzoek om inlichtingen te verschaffen en/of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd indien dit in strijd zal zijn met de belangen genoemd in artikel 16, zesde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen. 4. Een lid van het gemeenschappelijk orgaan dat niet langer het vertrouwen geniet van het college dat hem heeft aangewezen, kan door het college worden ontslagen. In dat geval draagt het college er zorg voor dat zo spoedig mogelijk een nieuw lid wordt aangewezen. | Artikel 7 Inlichtingen, verantwoording en ontslag 1. Het gemeenschappelijk orgaan geeft aan de colleges dan wel aan de raden van de deelnemende gemeenten schriftelijk, zo spoedig mogelijk alle inlichtingen, die door één of meer leden van die colleges dan wel van die raden worden verlangd. 2. Een lid van het gemeenschappelijk orgaan is verantwoording verschuldigd aan het college dat hem heeft aangewezen, dan wel aan de raad van die gemeente, voor het door hem in het gemeenschappelijk orgaan gevoerde beleid en wel binnen drie maanden nadat dit gevraagd wordt door het betrokken college dan wel door de raad op de wijze zoals dit wordt verlangd. 3. Een verzoek om inlichtingen te verschaffen en/of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd indien dit in strijd zal zijn met de belangen genoemd in artikel 16, vijfde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen. 4. Een lid van het gemeenschappelijk orgaan dat niet langer het vertrouwen geniet van het college dat hem heeft aangewezen, kan door het college worden ontslagen. In dat geval draagt het college er zorg voor dat zo spoedig mogelijk een nieuw lid wordt aangewezen. | In het derde lid wordt verwezen naar het vijfde lid in plaats van het zesde lid. Dit is het juiste artikel. |
5. Het gemeenschappelijk orgaan geeft aan de rekenkamercommissie(s) van de deelnemende gemeenten afzonderlijk en in samenwerking alle informatie die voor de wettelijke taakuitoefening nodig is. | Er wordt een nieuw vijfde lid toegevoegd dat het gemeenschappelijk orgaan verplicht om alle benodigde informatie aan de rekenkamer te verstrekken. Deze bepaling is overgenomen uit de Nota Verbonden Partijen. | |
Artikel 8 Uitvoerende gemeente 1. De uitvoerende gemeente is belast met de volgende taken: a. de gemeentelijke leerplicht en RMC- taken uitvoeringsniveau 1 zoals bedoeld in artikel 14 lid 1; b. de gemeentelijke leerplicht en RMC- taken uitvoeringsniveau 2 zoals bedoeld in artikel 14 lid 2, uitsluitend voor de in artikel 2 lid 2 genoemde gemeenten; c. het werkgeverschap/opdrachtgeverschap voor de aan het bureau verbonden gedetacheerde en in dienst tredende functionarissen, met alle bevoegdheden en verplichtingen die daaraan verbonden zijn. d. het voorbereiden van de jaarlijkse begroting en jaarrekening van het gemeenschappelijke orgaan; e. alle uit deze regeling voortvloeiende werkzaamheden die nodig zijn in het belang van de uitvoering van deze taken, een en ander in overeenstemming met hetgeen is besloten in het gemeenschappelijk orgaan; | Artikel 8 Uitvoerende gemeente 1. De uitvoerende gemeente is belast met de volgende taken: a. de gemeentelijke leerplicht en RMC- taken uitvoeringsniveau 1 zoals bedoeld in artikel 14 lid 1; b. de gemeentelijke leerplicht en RMC- taken uitvoeringsniveau 2 zoals bedoeld in artikel 14 lid 2, uitsluitend voor de Niveau 2-gemeenten; c. de gemeentelijke leerplicht en RMC-taken uitvoeringsniveau 2A zoals bedoeld in artikel 14, lid 3, uitsluitend voor de Niveau 2A- gemeenten; d. het werkgeverschap/opdrachtgeverschap voor de aan het bureau verbonden gedetacheerde en in dienst tredende functionarissen, met alle bevoegdheden en verplichtingen die daaraan verbonden zijn. e. het voorbereiden van de jaarlijkse begroting en jaarrekening van het gemeenschappelijke orgaan; | In het eerste lid worden de termen Niveau 2- gemeenten en Niveau 2A-gemeenten gehanteerd in plaats van de verwijzing naar de in artikel 2 lid 2 genoemde gemeenten. Het eerste lid, onder c, is nieuw en is het gevolg van de uitbreiding met uitvoeringsniveau 2A. |
f. het toezenden van de gemeenschappelijke regeling aan Gedeputeerde Staten van Noord- Brabant, zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, alsmede de toezending aan de Minister en de hoofden als bedoeld in artikel 17 Leerplichtwet 1969; g. het aanwijzen en beëdigen van ambtenaren die regionaal toezien op naleving van de Leerplichtwet 1969, in de in artikel 2 lid 2 gemeenten, is een bevoegdheid van het college van B&W respectievelijk de burgemeester van de uitvoerende gemeente; h. op grond van wetswijzigingen of regionale ontwikkelingen het voorbereiden van wijzigingen en/of actualisatie van de instructie leerplichtambtenaar voor de in artikel 2 lid 2 genoemde gemeenten; i. offertes uitbrengen over extra dienstverlening aan gemeenten die deelnemen aan het Programma en accepteren van de opdracht; j. het aangaan van overeenkomsten met derden. 2. De uitvoerende gemeente waarborgt een goede uitvoering van de werkzaamheden voor het vermelde in de artikel 3 van deze regeling door de inzet van vakbekwaam personeel, de zorg voor het gedetacheerde personeel, het beschikbaar stellen van apparatuur, hulpmiddelen en huisvesting, alsmede ondersteuning in de bestuurs- en financiële planning & control-cyclus. 3. De met de taken van de uitvoerende gemeente gepaard gaande kosten zullen jaarlijks in de | f. alle uit deze regeling voortvloeiende werkzaamheden die nodig zijn in het belang van de uitvoering van deze taken, een en ander in overeenstemming met hetgeen is besloten in het gemeenschappelijk orgaan; g. het toezenden van de gemeenschappelijke regeling aan de Minister en de hoofden als bedoeld in artikel 17 Leerplichtwet 1969; h. het aanwijzen en beëdigen van ambtenaren die regionaal toezien op naleving van de Leerplichtwet 1969, in de niveau 2-gemeenten en niveau 2A-gemeenten, is een bevoegdheid van het college van B&W respectievelijk de burgemeester van de uitvoerende gemeente; i. op grond van wetswijzigingen of regionale ontwikkelingen het voorbereiden van wijzigingen en/of actualisatie van de instructie leerplichtambtenaar voor de niveau 2- gemeenten en niveau 2A-gemeenten; j. offertes uitbrengen over extra dienstverlening aan gemeenten die deelnemen aan het Programma en accepteren van de opdracht; k. het aangaan van overeenkomsten met derden, niet zijnde overeenkomsten als bedoeld in artikel 9, derde lid en artikel 11, tweede lid. 2. De uitvoerende gemeente waarborgt een goede uitvoering van de werkzaamheden voor het vermelde doel in artikel 3 van deze regeling door de inzet van vakbekwaam personeel, de zorg voor het gedetacheerde personeel, het beschikbaar stellen van apparatuur, hulpmiddelen en | Het toezenden van de regeling aan gedeputeerde staten is in de wet geregeld en daarom uit het eerste lid, onder g, verwijderd. In het eerste lid, onder k, wordt verduidelijkt welke overeenkomsten het niet betreft. In het tweede lid wordt het woord ‘doel’ toegevoegd. Dit is in de huidige versie abusievelijk niet opgenomen. |
begroting worden opgenomen. De kosten worden verrekend op basis van het bepaalde in artikelen 9 en 10 van deze regeling. | huisvesting, alsmede ondersteuning in de bestuurs- en financiële planning & control-cyclus. 3. De met de taken van de uitvoerende gemeente gepaard gaande kosten zullen jaarlijks in de begroting worden opgenomen. De kosten worden verrekend op basis van het bepaalde in artikelen 9 en 10 van deze regeling. | |
Artikel 9 Financiën en extra dienstverlening 1. Zowel de personeelskosten als de uitvoeringskosten die verbonden zijn aan de uitvoering van de taken van het Programma worden omgeslagen over de deelnemende gemeenten. Xxxxxxxxx vindt plaats naar rato van het aantal inwoners van 5 tot 23 jaar (per 1 januari van het voorgaande begrotingsjaar). 2. Onder de in het vorige lid bedoelde kosten worden begrepen de personeelskosten, overheadkosten en overige uitvoeringskosten die zijn verbonden aan de uitvoering van de taken van het Programma. 3. Extra dienstverlening kan worden ingekocht op verzoek van een deelnemende gemeente. Het gemeenschappelijk orgaan beslist of akkoord wordt gegaan met het uitvoeren van de extra dienstverlening die de gemeente wil inkopen bij de uitvoerende gemeente. Hiertoe stelt de uitvoerende gemeente een offerte op voor de inkopende gemeente. 4. Bij inkoop van extra dienstverlening door deelnemende gemeenten wordt per product een eenheidsprijs vastgesteld. De hoeveelheid | Artikel 9 Financiën en extra dienstverlening 1. Zowel de personeelskosten als de uitvoeringskosten die verbonden zijn aan de uitvoering van de taken van het Programma worden omgeslagen over de deelnemende gemeenten. Xxxxxxxxx vindt plaats naar rato van het aantal inwoners van 5 tot 23 jaar (per 1 januari van het voorgaande begrotingsjaar). 2. Onder de in het vorige lid bedoelde kosten worden begrepen de personeelskosten, overheadkosten en overige uitvoeringskosten die zijn verbonden aan de uitvoering van de taken van het Programma. 3. Extra dienstverlening kan worden ingekocht op verzoek van een deelnemende gemeente. Het gemeenschappelijk orgaan beslist of akkoord wordt gegaan met het uitvoeren van de extra dienstverlening die de gemeente wil inkopen bij de uitvoerende gemeente. Hiertoe stelt de uitvoerende gemeente een offerte op voor de inkopende gemeente. Nadat het gemeenschappelijk orgaan heeft besloten om in te stemmen met extra dienstverlening aan een deelnemende gemeente, verlenen de deelnemende gemeenten het gemeenschappelijke | Van dit artikel wordt alleen het derde lid gewijzigd. De overeenkomst die een deelnemende gemeente voor extra dienstverlening wil aangaan, wordt gesloten door deze gemeente met de deelnemende gemeenten van de gemeenschappelijke regeling en niet meer alleen met de uitvoerende gemeente. Deze werkwijze sluit beter aan bij de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de deelnemende gemeenten. Het gemeenschappelijk orgaan krijgt van de deelnemende gemeenten een volmacht om de overeenkomst aan te gaan. |
afgenomen producten wordt per gemeente vooraf per begrotingsjaar ingeschat en vooraf in rekening gebracht. Indien uit de realisatie blijkt dat de gemeente meer of minder producten binnen de extra dienstverlening heeft afgenomen dan wordt dit achteraf verrekend. De eenheidsprijs voor extra dienstverlening wordt door het gemeenschappelijk orgaan vastgesteld en mede bepaald aan de hand van: a. Kosten van aanschaf en onderhoud benodigde hard- en software; b. Personeelskosten benodigde medewerkers; c. Overheadkosten (huisvesting, organisatiekosten). | orgaan een volmacht om namens de deelnemende gemeenten een overeenkomst voor extra dienstverlening te sluiten. 4. Bij inkoop van extra dienstverlening door deelnemende gemeenten wordt per product een eenheidsprijs vastgesteld. De hoeveelheid afgenomen producten wordt per gemeente vooraf per begrotingsjaar ingeschat en vooraf in rekening gebracht. Indien uit de realisatie blijkt dat de gemeente meer of minder producten binnen de extra dienstverlening heeft afgenomen dan wordt dit achteraf verrekend. De eenheidsprijs voor extra dienstverlening wordt door het gemeenschappelijk orgaan vastgesteld en mede bepaald aan de hand van: a. Kosten van aanschaf en onderhoud benodigde hard- en software; b. Personeelskosten benodigde medewerkers; c. Overheadkosten (huisvesting, organisatiekosten). | |
Artikel 10 Begroting, jaarrekening, wijze van betaling en evaluatie 1. Uiterlijk op 1 april voorafgaand aan het begrotingsjaar doet de uitvoerende gemeente de deelnemende gemeenten een conceptbegroting met toelichting toekomen en een meerjarenraming met toelichting voor tenminste drie op het begrotingsjaar volgende jaren. 2. De jaarrekening wordt door de uitvoerende gemeente jaarlijks voor 1 april na afloop van het | Artikel 10 Kaders, begroting, jaarrekening, meerjarenbeleidsplan, wijze van betaling en evaluatie 1. Vierjaarlijks, bij de aanvang van een nieuwe raadsperiode, is het gemeenschappelijk orgaan verplicht om een meerjarenbeleidsplan op te stellen waarin de financiële en inhoudelijke vooruitzichten worden uiteengezet. De jaarlijkse begroting dient te passen binnen deze kaders. | Het eerste lid wordt gewijzigd. De wijziging volgt uit de Nota Verbonden Partijen. |
kalenderjaar opgesteld. 3. Jaarlijks voor 1 mei wordt door het gemeenschappelijk orgaan de conceptbegroting en financiële verantwoording besproken. Deze begroting heeft slechts tot doel de financiële verplichtingen van de deelnemers vast te stellen. 4. Het gemeenschappelijk orgaan zendt de ontwerpbegroting zes weken voordat zij door het gemeenschappelijk orgaan wordt vastgesteld, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. 5. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. 6. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het gemeenschappelijk orgaan hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het gemeenschappelijk orgaan voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, 7. Nadat deze is vastgesteld, zendt het gemeenschappelijk orgaan, zo nodig, de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen 8. Het gemeenschappelijk orgaan zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten. | 2. De elementen die in het meerjarenbeleidsplan naar voren dienen te komen zijn: a. de doelen die de gemeenschappelijke regeling zal nastreven en/of prestaties die de gemeenschappelijke regeling de deelnemende gemeenten zal leveren; b. de kosten die daaraan voor de gemeenten gezamenlijk en voor elke gemeente afzonderlijk verbonden zullen zijn; c. een overzicht van de risico’s van de gemeenschappelijke regeling en een uiteenzetting over de wijze waarop deze risico’s worden beheerst. 3. Jaarlijks, vóór 1 februari, zendt de uitvoerende gemeente aan de raden van de deelnemende gemeenten een brief met daarin de algemene financiële en beleidsmatige kaders. In deze brief zijn de door de deelnemende gemeenten gegeven richtlijnen verwerkt. Daarnaast bevat de kaderbrief kort de belangrijkste opgaven voor het komende jaar. Voorstellen voor nieuw beleid, die niet door de deelnemende gemeenten zijn opgenomen in de richtlijnen, worden in deze kaderbrief gedaan en expliciet vermeld als nieuw beleid. 4. Jaarlijks, uiterlijk 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de ontwerpbegroting dient, zendt het gemeenschappelijk orgaan de ontwerpbegroting aan de raden van de deelnemende gemeenten. 5. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen tot 1 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de ontwerpbegroting dient, bij het gemeenschappelijk orgaan hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. | De tekst uit het tweede lid is nieuw en volgt uit de Nota Verbonden Partijen. De tekst uit het derde lid is nieuw en volgt uit de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Nota Verbonden Partijen. Lid 4 is aangepast aan de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen. Het nieuwe lid 5 is het huidige lid 6. De tekst is aangepast aan de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen. |
9. Het gemeenschappelijk orgaan stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft. 10. Het gemeenschappelijk orgaan zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten 11. Betaling van de gemeentelijke bijdrage aan de uitvoerende gemeente geschiedt bij wijze van voorschot per kalenderkwartaal op basis van de begrote bijdragen zoals in de goedgekeurde begroting door de deelnemende gemeente schriftelijk aan de uitvoerende gemeente is medegedeeld. 12. Wijzigingen in de begroting worden na instemming van de deelnemende gemeenten doorgevoerd. | 6. Jaarlijks, uiterlijk 15 april van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, zendt het gemeenschappelijk orgaan de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten. 7. Het positieve resultaat van de jaarrekening vloeit terug naar de deelnemende gemeenten. Het gemeenschappelijk orgaan kan van dit standpunt afwijken. Dit dient dan expliciet via een voorstel tot resultaatsbestemming aan de deelnemende gemeenten te worden voorgelegd. 8. Betaling van de gemeentelijke bijdrage aan de uitvoerende gemeente geschiedt bij wijze van voorschot per kalenderkwartaal op basis van de begrote bijdragen zoals in de goedgekeurde begroting door de deelnemende gemeente schriftelijk aan de uitvoerende gemeente is medegedeeld. 9. Voor wijzigingen van de begroting die facilitair van aard zijn en die niet leiden tot een verhoging van de bijdrage van de deelnemende gemeenten, is het bepaalde in dit artikel niet van toepassing. 10. Iedere vier jaar rondom de reguliere gemeenteraadsverkiezingen vindt er door de deelnemende gemeenten een evaluatie van deze gemeenschappelijke regeling plaats met als doel om de oude gemeenteraad advies te laten meegeven aan de nieuwe gemeenteraad. | Het nieuwe lid 6 vervangt de huidige leden 2, 9 en 10. De tekst is aangepast aan de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen. De tekst van het nieuwe lid 7 is nieuw en volgt uit de Nota Verbonden Partijen. Deze bepaling zorgt er tevens voor dat er geen VPB-plicht ontstaat. Het nieuwe lid 8 is het huidige lid 11. Dit lid wordt niet gewijzigd. Het nieuwe lid 9 vervangt het huidige lid 12. De Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalt dat voor wijzigingen in de begroting in principe dezelfde procedure wordt gevolgd als voor vaststelling van de begroting. De tekst van het nieuwe lid 10 is nieuw en volgt uit het de Nota Verbonden Partijen. De overige leden uit het huidige artikel die niet worden vervangen, vervallen omdat een en ander al in de Wet gemeenschappelijke regelingen is geregeld. |
Artikel 11 Programma Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten | Artikel 11 Programma Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten |
1. Voor de uitvoering van alle gemeentelijke taken die voortvloeien uit de Leerplichtwet 1969 en de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie maken de deelnemende gemeenten gebruik van de uitvoeringsorganisatie van de uitvoerende gemeente, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 8 van deze regeling. 2. Voor de uitvoering van met name genoemde taken kunnen gemeenten die niet aan deze regeling deelnemen en behoren tot de RMC regio West- Brabant gebruik maken van de uitvoeringsorganisatie van de uitvoerende gemeente. Indien gemeenten op deze wijze dienstverlening van de centrale organisatie af willen nemen, dan wordt dit beschouwd als inkoop van diensten. In deze situatie dient tussen de betreffende gemeenten en de uitvoerende gemeente een afzonderlijke samenwerkingsovereenkomst te worden opgesteld, waarin tevens afspraken worden opgenomen over de wijze van verrekening. 3. Het Programma Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten uitvoeringsniveau 1 heeft betrekking op jongeren woonachtig in de gemeenten in de regio. Het Programma Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten uitvoeringsniveau 2 heeft betrekking op jongeren woonachtig in de in artikel 2 lid 2 genoemde gemeenten. | 1. Voor de uitvoering van alle gemeentelijke taken die voortvloeien uit de Leerplichtwet 1969 en de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie maken de deelnemende gemeenten gebruik van de uitvoeringsorganisatie van de uitvoerende gemeente, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 8 van deze regeling. 2. Voor de uitvoering van met name genoemde taken kunnen gemeenten die niet aan deze regeling deelnemen en behoren tot de RMC regio West- Brabant gebruik maken van de uitvoeringsorganisatie van de uitvoerende gemeente. Indien gemeenten op deze wijze dienstverlening van de centrale organisatie af willen nemen, dan wordt dit beschouwd als inkoop van diensten. In deze situatie dient na instemming van het gemeenschappelijk orgaan tussen de desbetreffende gemeente en de deelnemende gemeenten een afzonderlijke samenwerkingsovereenkomst te worden opgesteld, waarin tevens afspraken worden opgenomen over de wijze van verrekening. De deelnemende gemeenten verlenen volmacht aan het gemeenschappelijk orgaan om een dergelijke overeenkomst aan te gaan. 3. Het Programma Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten uitvoeringsniveau 1 heeft betrekking op jongeren woonachtig in de gemeenten in de regio. Het Programma Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten uitvoeringsniveau 2 heeft betrekking op jongeren woonachtig in de Niveau 2- gemeenten. Het Programma Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten uitvoeringsniveau 2A heeft betrekking op jongeren woonachtig in de Niveau | Het tweede lid wordt gewijzigd. De overeenkomst die een derde gemeente wil aangaan, wordt gesloten door deze gemeente met de deelnemende gemeenten van de gemeenschappelijke regeling en niet meer alleen met de uitvoerende gemeente. Deze werkwijze sluit beter aan bij de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de deelnemende gemeenten. Het gemeenschappelijk orgaan krijgt van de deelnemende gemeenten een volmacht om de overeenkomst aan te gaan. Aan het derde lid wordt het nieuwe Niveau 2A toegevoegd. |
2A-gemeenten. | ||
Artikel 12 Dienstverband 1. Met de medewerkers die taken uitvoeren voor het Programma wordt door de uitvoerende gemeente een dienstverband aangegaan voor onbepaalde tijd, tenzij anders overeengekomen. 2. Op de in lid 1 omschreven medewerkers van het bureau zijn de rechtspositieregelingen van de uitvoerende gemeente van toepassing, tenzij anders overeengekomen. 3. Voor medewerkers die in dienst zijn bij een andere gemeente dan de uitvoerende gemeente vóór het moment van inwerkingtreding van deze regeling geldt dat zij worden gedetacheerd bij de uitvoerende gemeente en in dienst blijven bij de gemeente van herkomst. | Artikel 12 Dienstverband 1. Met de medewerkers die taken uitvoeren voor het Programma wordt door de uitvoerende gemeente een dienstverband aangegaan voor onbepaalde tijd, tenzij anders overeengekomen. 2. Op de in lid 1 omschreven medewerkers van het bureau zijn de rechtspositieregelingen van de uitvoerende gemeente van toepassing, tenzij anders overeengekomen. 3. Voor medewerkers die al vóór 1 augustus 2012 in dienst waren bij een andere gemeente dan de uitvoerende gemeente en bij de uitvoerende gemeente gedetacheerd zijn, geldt dat zij uiterlijk 1 juli 2018 in dienst worden genomen bij de uitvoerende gemeente mits hierover tussen de uitvoerende gemeente en de desbetreffende deelnemende gemeente overeenstemming is bereikt. | Het derde lid van dit artikel wordt gewijzigd. Dit artikel zorgt er voor dat de gedetacheerde medewerkers ook in dienst kunnen treden bij de uitvoerende gemeente. Op grond van het eerste lid worden nieuwe medewerkers immers al in dienst genomen door de uitvoerende gemeente. |
Artikel 13 Begripsomschrijvingen 1. Voor de omschrijvingen van de begrippen in het kader van leerplicht is de Leerplichtwet 1969 van toepassing. 2. Voor de omschrijvingen van de begrippen in het kader van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie is de Wet van 6 december 2001 betreffende de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie van toepassing. | Artikel 13 Begripsomschrijvingen 1. Voor de omschrijvingen van de begrippen in het kader van leerplicht is de Leerplichtwet 1969 van toepassing. 2. Voor de omschrijvingen van de begrippen in het kader van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie is de Wet van 6 december 2001 betreffende de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie van toepassing. | Dit artikel wordt niet gewijzigd. |
3. Voor wat betreft de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de leerplichtambtenaar is de regionale instructie leerplichtambtenaar en RMC functionaris van toepassing. | 3. Voor wat betreft de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de leerplichtambtenaar is de regionale instructie leerplichtambtenaar en RMC functionaris van toepassing. | |
Artikel 14 Gemeentelijke leerplicht en RMC-taken 1. Onder gemeentelijke leerplicht- en RMC- taken uitvoeringsniveau 1 wordt verstaan: a. De registratie van alle leerplichtige leerlingen uit de deelnemende gemeenten. b. De registratie van alle schoolverlaters uit de deelnemende gemeenten die zonder startkwalificatie een school of opleiding verlaten tot de leeftijd van 23 jaar. c. Het opstellen van een statistisch jaarverslag over de registratie van alle leerplichtigen uit de deelnemende gemeenten en het opstellen van de RMC-effectrapportage. d. Het opstellen en aanleveren van de jaarlijkse verantwoording aan het ministerie van OC&W (CFI cijfers) t.b.v. alle deelnemende gemeenten. 2. Onder gemeentelijke leerplicht- en RMC- taken uitvoeringsniveau 2 wordt verstaan: a. Alle taken uit uitvoeringsniveau 1, zoals genoemd in art. 14 lid 1. b. De controle op en de registratie van het niet | Artikel 14 Gemeentelijke leerplicht en RMC-taken 1. Onder gemeentelijke leerplicht- en RMC- taken uitvoeringsniveau 1 wordt verstaan: a. De registratie van alle leerplichtige leerlingen uit de deelnemende gemeenten. b. De registratie van alle schoolverlaters uit de deelnemende gemeenten die zonder startkwalificatie een school of opleiding verlaten tot de leeftijd van 23 jaar. c. Het opstellen van een statistisch jaarverslag over de registratie van alle leerplichtigen uit de deelnemende gemeenten en het opstellen van de RMC-effectrapportage. d. Het opstellen en aanleveren van de jaarlijkse verantwoording aan het ministerie van OC&W (CFI cijfers) t.b.v. alle deelnemende gemeenten. 2. Onder gemeentelijke leerplicht- en RMC- taken uitvoeringsniveau 2 wordt verstaan: a. Alle taken uit uitvoeringsniveau 1, zoals genoemd in art. 14 lid 1. b. De controle op en de registratie van het niet |
nakomen van de leerplicht (verzuim) door alle leerplichtige leerlingen uit de deelnemende gemeenten. c. De begeleiding van alle leerplichtige leerlingen uit de deelnemende gemeenten, die niet voldoen aan de leerplicht of de kwalificatieplicht, t.b.v. de herplaatsing op een (nieuwe) school of opleiding, in overleg met de desbetreffende school of opleidingsinstituut en, indien noodzakelijk, in samenwerking met de bestaande reguliere hulp- en dienstverlenende instellingen in het werkgebied. d. Het behandelen van verzoeken tot extra verlof en vrijstelling in het kader van de Leerplichtwet 1969. e. De begeleiding van alle leerlingen tot 23 jaar uit de deelnemende gemeenten, die een school of opleiding zonder startkwalificatie verlaten, t.b.v. de herplaatsing op een (nieuwe) school of opleiding, dan wel doorgeleiding naar de arbeidsmarkt, in overleg met de desbetreffende school of opleidingsinstituut en, indien noodzakelijk, in samenwerking met de bestaande, reguliere hulp- en dienstverlenende instellingen in het werkgebied. f. Controle en handhaving op de verplichtingen van onderwijsinstellingen in het kader van de Leerplichtwet 1969 en RMC-wetgeving. g. Het opstellen van een inhoudelijk jaarverslag over de uitvoering en het gevoerde beleid inzake handhaving van de leerplicht en kwalificatieplicht en de resultaten daarvan | nakomen van de leerplicht (verzuim) door alle leerplichtige leerlingen uit de deelnemende gemeenten. c. De begeleiding van alle leerplichtige leerlingen uit de deelnemende gemeenten, die niet voldoen aan de leerplicht of de kwalificatieplicht, t.b.v. de herplaatsing op een (nieuwe) school of opleiding, in overleg met de desbetreffende school of opleidingsinstituut en, indien noodzakelijk, in samenwerking met de bestaande reguliere hulp- en dienstverlenende instellingen in het werkgebied. d. Het behandelen van verzoeken tot extra verlof en vrijstelling in het kader van de Leerplichtwet 1969. e. De begeleiding van alle leerlingen tot 23 jaar uit de deelnemende gemeenten, die een school of opleiding zonder startkwalificatie verlaten, t.b.v. de herplaatsing op een (nieuwe) school of opleiding, dan wel doorgeleiding naar de arbeidsmarkt, in overleg met de desbetreffende school of opleidingsinstituut en, indien noodzakelijk, in samenwerking met de bestaande, reguliere hulp- en dienstverlenende instellingen in het werkgebied. f. Controle en handhaving op de verplichtingen van onderwijsinstellingen in het kader van de Leerplichtwet 1969 en RMC-wetgeving. g. Het opstellen van een inhoudelijk jaarverslag over de uitvoering en het gevoerde beleid inzake handhaving van de leerplicht en kwalificatieplicht en de resultaten daarvan |
t.b.v. alle deelnemende gemeenten en de effectrapportage. | t.b.v. alle deelnemende gemeenten en de effectrapportage. 3. Onder gemeentelijke leerplicht- en RMC- taken uitvoeringsniveau 2A wordt verstaan: a. Alle taken uit uitvoeringsniveau 1, zoals genoemd in artikel 14, eerste lid. b. Alle taken uit uitvoeringsniveau 2, zoals genoemd in artikel 14, tweede lid, enkel voor leerlingen van het MBO onderwijs ingeschreven in de deelnemende gemeenten, inclusief de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie. | Aan dit artikel wordt een derde lid toegevoegd waarin de taken op het nieuwe niveau 2A worden uitgewerkt. |
Artikel 15 Levering gegevens Iedere deelnemende gemeente is verplicht om, na daartoe gedaan verzoek van of namens de leidinggevende van het Programma of diens plaatsvervanger, onverwijld actuele GBA-gegevens van alle in de gemeente woonachtige jongeren in de leeftijd van 4 tot 23 jaar te verstrekken aan de uitvoerende gemeente. | Artikel 15 Levering gegevens 1. Iedere deelnemende gemeente is verplicht om, na daartoe gedaan verzoek van of namens de leidinggevende van het Programma of diens plaatsvervanger, onverwijld actuele GBA- gegevens van alle in de gemeente woonachtige jongeren in de leeftijd van 4 tot 23 jaar te verstrekken aan de uitvoerende gemeente. 2. De uitvoerende gemeente neemt alle passende technische en organisatorische maatregelen om de persoonsgegevens die worden verwerkt ten dienste van de deelnemende gemeenten (zijnde, de verantwoordelijken) te beveiligen en beveiligd te houden tegen verlies of tegen enige vorm van onzorgvuldig, ondeskundig of ongeoorloofd gebruik. 3. Ten behoeve van de verwerking van de persoonsgegevens door de uitvoerende gemeente, sluiten de deelnemende gemeenten en | Aan dit artikel wordt een tweede en derde lid toegevoegd over de verwerking van persoonsgegevens. In de praktijk gebeurt dit al op deze manier, maar het is goed om het ook in de regeling vast te leggen. |
de uitvoerende gemeente een overeenkomst die voldoet aan de door de wet daaraan gestelde eisen. | ||
Artikel 16 Taakuitvoering / Uitvoeringskaders 1. Binnen het kader van het mandaat is namens het college van burgemeester en wethouders, de leerplichtambtenaar van de uitvoerende gemeente bevoegd om op grond van de Leerplichtwet 1969 ter zake van het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969 zelfstandig beslissingen te nemen. 2. De medewerkers die taken uitvoeren in het kader van deze regeling zijn voor de dagelijkse werkzaamheden verantwoording schuldig aan de leidinggevende van het Programma waaronder zij bij de uitvoerende gemeente aangesteld zijn. De begeleiding van leerlingen in het kader van de leerplicht en RMC-taken geschiedt in overleg met de scholen en de dienstverlenende instellingen. 3. De medewerkers die taken uitvoeren in het kader van deze regeling vervullen hun taak conform de “Instructie leerplichtambtenaar en RMC- functionaris”. | Artikel 16 Taakuitvoering / Uitvoeringskaders 1. Binnen het kader van het mandaat is namens het college van burgemeester en wethouders, de leerplichtambtenaar van de uitvoerende gemeente bevoegd om op grond van de Leerplichtwet 1969 ter zake van het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969 zelfstandig beslissingen te nemen. 2. De medewerkers die taken uitvoeren in het kader van deze regeling zijn voor de dagelijkse werkzaamheden verantwoording schuldig aan de leidinggevende van het Programma waaronder zij bij de uitvoerende gemeente aangesteld zijn. De begeleiding van leerlingen in het kader van de leerplicht en RMC-taken geschiedt in overleg met de scholen en de dienstverlenende instellingen. 3. De medewerkers die taken uitvoeren in het kader van deze regeling vervullen hun taak conform de “Instructie leerplichtambtenaar en RMC- functionaris”. | Dit artikel wordt niet gewijzigd. |
Artikel 17 Jaarverslag 1. Jaarlijks maakt de uitvoerende gemeente ter uitvoering van artikel 25 van de Leerplichtwet 1969voor 1 oktober voor de gemeenten uit regio een statistisch leerplichtjaarverslag over de registratie van de leerplichtigen uit de gemeenten. | Artikel 17 Jaarverslag 1. Jaarlijks maakt de uitvoerende gemeente ter uitvoering van artikel 25 van de Leerplichtwet 1969voor 1 oktober voor de gemeenten uit regio een statistisch leerplichtjaarverslag over de registratie van de leerplichtigen uit de gemeenten. |
2. Jaarlijks maakt de uitvoerende gemeente ter uitvoering van artikel 25 van de Leerplichtwet 1969 voor 1 oktober voor de gemeenten (Drimmelen, Moerdijk, Geertruidenberg, Alphen-Chaam) een inhoudelijk leerplichtjaarverslag over de uitvoering en het gevoerde beleid inzake handhaving van de leerplicht en kwalificatieplicht en de resultaten daarvan over het afgelopen schooljaar. | 2. Jaarlijks maakt de uitvoerende gemeente ter uitvoering van artikel 25 van de Leerplichtwet 1969 voor 1 oktober voor de Niveau 2-gemeenten en Niveau 2A-gemeenten een inhoudelijk leerplichtjaarverslag over de uitvoering en het gevoerde beleid inzake handhaving van de leerplicht en kwalificatieplicht en de resultaten daarvan over het afgelopen schooljaar. | In het tweede lid wordt de opsomming van gemeenten vervangen door de woorden ‘Niveau 2-gemeenten’. Daarnaast zijn de woorden ‘Niveau 2A-gemeenten’ toegevoegd. |
3. Aangezien wettelijk het leerplichtjaarverslag vóór 1 oktober van ieder jaar aan de raden van de gemeenten aangeboden dient te worden, zal betreffende de gemeenten die niet deelnemen aan uitvoeringsniveau 2 vóór 1 september een concept statistisch leerplichtjaarverslag aangeboden worden aan het gemeenschappelijk orgaan. Vervolgens wordt het statistisch leerplichtjaarverslag aangeboden aan de raden van deze gemeenten. | 3. Aangezien wettelijk het leerplichtjaarverslag vóór 1 oktober van ieder jaar aan de raden van de gemeenten aangeboden dient te worden, zal betreffende de gemeenten die niet deelnemen aan uitvoeringsniveau 2 vóór 1 september een concept statistisch leerplichtjaarverslag aangeboden worden aan het gemeenschappelijk orgaan. Vervolgens wordt het statistisch leerplichtjaarverslag aangeboden aan de raden van deze gemeenten. | |
4. Eveneens verzorgt de uitvoerende gemeente de wettelijk voorgeschreven meldingen aan het ministerie van OC&W (aanleveren kengetallen aan de uitvoeringsorganisatie van het ministerie). | 4. Eveneens verzorgt de uitvoerende gemeente de wettelijk voorgeschreven meldingen aan het ministerie van OC&W (aanleveren kengetallen aan de uitvoeringsorganisatie van het ministerie). | |
5. Jaarlijks stelt de RMC contactgemeente de jaarlijkse effectrapportage op voor het Ministerie van OCW voor 1 december over het afgelopen schooljaar. | 5. Jaarlijks stelt de RMC contactgemeente de jaarlijkse effectrapportage op voor het Ministerie van OCW voor 1 december over het afgelopen schooljaar. | |
Artikel 18 Bezwaar en beroep, klachten en geschillen 1. Over meningsverschillen tussen scholen en ouders dan wel leerlingen over uitvoering van de Leerplichtwet 1969 adviseert de | Artikel 18 Bezwaar en beroep, klachten en geschillen 1. Over meningsverschillen tussen scholen en ouders dan wel leerlingen over uitvoering van de Leerplichtwet 1969 adviseert de |
leerplichtambtenaar. 2. Over meningsverschillen tussen scholen, ouders of leerlingen en de leerplichtambtenaar beslist voor de gemeenten (Breda, Drimmelen, Moerdijk, Geertruidenberg, Alphen-Chaam) in eerste aanleg de leidinggevende van het Programma of diens plaatsvervanger. 3. Scholen, ouders of leerlingen die zich niet kunnen verenigen met de beslissing in eerste aanleg van de leerplichtambtenaar kunnen zich met een bezwaarschrift wenden tot het college van burgemeester en wethouders van de woongemeente. | leerplichtambtenaar. 2. Over meningsverschillen tussen scholen, ouders of leerlingen en de leerplichtambtenaar beslist voor de Niveau 2-gemeenten en Niveau 2A- gemeenten in eerste aanleg de leidinggevende van het Programma of diens plaatsvervanger. 3. Scholen, ouders of leerlingen die zich niet kunnen verenigen met de beslissing in eerste aanleg van de leerplichtambtenaar kunnen zich met een bezwaarschrift wenden tot het college van burgemeester en wethouders van de woongemeente. | In het tweede lid wordt de opsomming van gemeenten vervangen door de woorden ‘Niveau 2-gemeenten’. Daarnaast zijn de woorden ‘Niveau 2A-gemeenten’ toegevoegd. |
Artikel 18a Archief 1. De zorg voor de archiefbescheiden van deze regeling berust bij het gemeenschappelijk orgaan. 2. De zorg voor de archiefbescheiden die ontstaan uit hoofde van de door de deelnemende gemeenten gemandateerde taken berust bij deze gemeenten. 3. Het gemeenschappelijk orgaan wijst voor het beheer van alle archiefbescheiden een beheerder aan. 4. De op grond van het vorige lid aangewezen beheerder maakt met de deelnemende gemeenten nadere afspraken over het beheer van de archiefbescheiden die voortkomen uit de gemandateerde taken en de archiefbewaarplaats voor deze archiefbescheiden. 5. Als archiefbewaarplaats voor de | Dit artikel is nieuw. Archivering is onvoldoende geregeld in de huidige tekst van de gemeenschappelijke regeling. In dit artikel wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de archiefbescheiden van de gemeenschappelijke regeling zelf en de archiefbescheiden van de deelnemende gemeenten (zoals bijvoorbeeld leerlingendossiers). |
archiefbescheiden van deze regeling wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van de uitvoerende gemeente. 6. De archivaris van de uitvoerende gemeente is belast met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van deze regeling voor zover deze archiefbescheiden niet overgebracht zijn naar de archiefbewaarplaats. | ||
Artikel 19 Toetreding 1. Toetreding door een niet aan deze regeling deelnemende gemeente kan bij besluiten van het college van burgemeester en wethouders van die gemeente plaatsvinden, wanneer de deelnemende gemeenten in het gemeenschappelijk orgaan instemmen met de toetreding waarbij besluitvorming plaatsvindt conform artikel 6. 2. De deelnemende gemeenten kunnen aan de toelating voorwaarden verbinden. 3. De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgende op die van opname van het besluit in de registers, tenzij het besluit een latere datum van ingang vermeldt. | Artikel 19 Toetreding 1. Toetreding door een niet aan deze regeling deelnemende gemeente kan bij besluiten van het college van burgemeester en wethouders van die gemeente plaatsvinden, wanneer de deelnemende gemeenten in het gemeenschappelijk orgaan instemmen met de toetreding waarbij besluitvorming plaatsvindt conform artikel 6. 2. De deelnemende gemeenten kunnen aan de toelating voorwaarden verbinden. 3. De toetreding gaat in op de eerste dag na bekendmaking in de Staatscourant | Het derde lid wordt gewijzigd. Deze wijziging is technisch van aard en een gevolg van een wijziging in de Wet gemeenschappelijke regelingen. |
Artikel 20 Uittreding 1. Een gemeente kan uittreden door toezending aan het gemeenschappelijk orgaan van daartoe strekkende besluiten van het college van burgemeester en wethouders. 2. De uittreding vindt, behoudens door de deelnemende gemeenten geaccepteerde afwijking, plaats op 1 januari van het tweede jaar, volgend op dat waarin het besluit tot uittreding in de registers is ingeschreven. 3. De deelnemende gemeenten regelen in alle billijkheid de gevolgen van de uittreding. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de uittredende gemeente de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van de uittreding en dat de overige gemeenten geen financieel nadeel van de uittreding ondervinden. | Artikel 20 Uittreding 1. Een gemeente kan uittreden door toezending aan het gemeenschappelijk orgaan van daartoe strekkende besluiten van het college van burgemeester en wethouders. 2. De uittreding vindt, behoudens een door het gemeenschappelijk orgaan geaccepteerde afwijking, plaats op 1 augustus van het tweede jaar, volgend op dat waarin het besluit tot uittreding in de Staatscourant is bekend gemaakt. 3. Bij uittreding geldt als uitgangspunt dat frictie- en desintegratiekosten, waaronder in ieder geval maar niet beperkt tot ww-verplichtingen, die aan de uittredende gemeente kunnen worden toegerekend, ten laste komen van deze uittredende gemeente. 4. De hoogte van de uittredingskosten wordt door het gemeenschappelijk orgaan vastgesteld en bij beschikking bekend gemaakt aan de gemeente met het verzoek tot uittreding. 5. Het gemeenschappelijk orgaan doet redelijkerwijs al het mogelijke om de kosten voor de uittredende gemeente zo laag mogelijk te houden. | In het tweede lid wordt de datum 1 januari gewijzigd in 1 augustus en daardoor vindt een koppeling plaats aan een schooljaar in plaats van aan een kalenderjaar. Het voorgestelde derde lid is meer concreet gemaakt. Zo wordt duidelijk welke kosten moeten worden vergoed door de uittredende gemeente. Het vierde lid is nieuw en bevat een procedurebepaling rondom de uittreding. Het gemeenschappelijk orgaan bepaalt de hoogte van de uittredingskosten. Tegen dit besluit kan de uittredende gemeente bezwaar maken. Het vijfde lid is nieuw en spreekt voor zich. Het is niet de bedoeling dat de uittredende gemeente op kosten wordt gejaagd. |
Artikel 21 Wijziging 1. Wijziging van de regeling kan plaatsvinden bij de daartoe strekkende besluiten van de colleges van burgemeester en wethouders van alle deelnemende gemeenten, namens wie het besluit wordt ingebracht in een bijeenkomst van het | Artikel 21 Wijziging 1. Wijziging van de regeling kan plaatsvinden bij de daartoe strekkende besluiten van de colleges van burgemeester en wethouders van alle deelnemende gemeenten, namens wie het besluit wordt ingebracht in een bijeenkomst van het | Dit artikel wordt niet gewijzigd. |
gemeenschappelijk orgaan. 2. De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van een deelnemende gemeente kunnen ieder afzonderlijk voorstellen doen inzake wijziging van de regeling. 3. Een besluit tot wijziging dat conform het gestelde in lid 1 tot stand is gekomen, treedt in werking op de in het wijzigingsbesluit genoemde datum. | gemeenschappelijk orgaan. 2. De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van een deelnemende gemeente kunnen ieder afzonderlijk voorstellen doen inzake wijziging van de regeling. 3. Een besluit tot wijziging dat conform het gestelde in lid 1 tot stand is gekomen, treedt in werking op de in het wijzigingsbesluit genoemde datum. | |
Artikel 22 Opheffing 1. De regeling kan worden opgeheven bij de daartoe strekkende besluiten van college van burgemeester en wethouders en raad van alle deelnemende gemeenten. 2. De opheffing gaat in op de in het opheffingsbesluit genoemde datum. 3. Xxxxxxx van opheffing van de regeling besluiten de deelnemende gemeenten tot liquidatie en stellen daarvoor de nodige regelen vast. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken. 4. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Hieronder wordt tevens verstaan eventuele gevolgschade voor de uitvoerende gemeente. 5. Het liquidatieplan bevat tevens een personeelsplan dat voor zoveel mogelijk voorziet in herplaatsing van het personeel en voorts in de financiële gevolgen voor het personeel. | Artikel 22 Opheffing 1. De regeling kan worden opgeheven bij de daartoe strekkende besluiten van college van burgemeester en wethouders en raad van alle deelnemende gemeenten. 2. De opheffing gaat in op de in het opheffingsbesluit genoemde datum. 3. Xxxxxxx van opheffing van de regeling besluiten de deelnemende gemeenten tot liquidatie en stellen daarvoor de nodige regelen vast. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken. 4. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Hieronder wordt tevens verstaan eventuele gevolgschade voor de uitvoerende gemeente. 5. Het liquidatieplan bevat tevens een personeelsplan dat voor zoveel mogelijk voorziet in herplaatsing van het personeel en voorts in de financiële gevolgen voor het personeel. |
6. De deelnemende gemeenten zijn belast met de liquidatie. Het gemeenschappelijk orgaan blijft na het tijdstip van de opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid. 7. Alle rechten en verplichtingen van de regeling die resteren na uitvoering van het liquidatieplan gaan bij vereffening over naar gemeenten, naar evenredigheid van de grootte van hun bijdrage aan de regeling in het jaar voorafgaande aan de opheffing. | 6. De deelnemende gemeenten zijn belast met de liquidatie. Het gemeenschappelijk orgaan blijft na het tijdstip van de opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid. 7. Alle rechten en verplichtingen van de regeling die resteren na uitvoering van het liquidatieplan gaan bij vereffening over naar gemeenten, naar evenredigheid van de grootte van hun bijdrage aan de regeling in het jaar voorafgaande aan de opheffing. 8. Na opheffing gaan de archiefbescheiden naar de deelnemende gemeente die het betreft. De archiefbescheiden van deze regeling gaan naar het archief van de uitvoerende gemeente. | Aan dit artikel wordt een achtste lid toegevoegd. In dit lid wordt geregeld wat er gebeurt met de archiefbescheiden na opheffing van de gemeenschappelijke regeling. |
Artikel 23 Geschillenbeslechting 1. Geschillen omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van de regeling tussen de (besturen van de) deelnemende gemeenten zullen nadat zij via een aangetekend schrijven kenbaar zijn gemaakt, worden besproken tussen een vertegenwoordiging van de besturen en gedeputeerde staten. Conform artikel 28 Wet Gemeenschappelijke Regelingen beslissen de gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant. 2. Indien men onderling niet komt tot een voor iedere partij aanvaardbare oplossing van het geschil, zijn alle partijen bevoegd het geschil aan de daartoe bevoegde rechter voor te leggen. | Artikel 23 Geschillenbeslechting 1. Geschillen omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van de regeling tussen de (besturen van de) deelnemende gemeenten zullen nadat zij via een aangetekend schrijven kenbaar zijn gemaakt, worden besproken tussen een vertegenwoordiging van de besturen en gedeputeerde staten. Conform artikel 28 Wet Gemeenschappelijke Regelingen beslissen de gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant. 2. Indien men onderling niet komt tot een voor iedere partij aanvaardbare oplossing van het geschil, zijn alle partijen bevoegd het geschil aan de daartoe bevoegde rechter voor te leggen. |
3. Op de overeenkomst is het Nederlands recht van toepassing | 3. Op deze gemeenschappelijke regeling is het Nederlands recht van toepassing | Het derde lid wordt gewijzigd. De woorden ‘de overeenkomst’ zijn vervangen door ‘deze gemeenschappelijke regeling’. De gewijzigde tekst dekt meer de lading. |
Artikel 24 Ingangsdatum en duur van de regeling 1. De gemeenschappelijke regeling gaat in op 1 augustus 2012. 2. De regeling eindigt op 1 augustus 2014. Na 1 jaar wordt de regeling geëvalueerd en indien nodig aangepast. 3. De deelnemende gemeenten hebben de intentie om de gemeenschappelijke regeling na het verstrijken van de in het vorige lid bepaalde periode te verlengen. 4. Indien een van de deelnemende gemeenten het voornemen heeft de gemeenschappelijke regeling niet te verlengen, wordt hiervan uiterlijk twaalf maanden voor het verstrijken van de regeling, schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de andere gemeenten, waarna de overige deelnemende gemeenten met elkaar in overleg treden over het verlengen van de gemeenschappelijke regeling. 5. Indien de gemeenschappelijke regeling niet tijdig is opgezegd, wordt de regeling geacht stilzwijgend te zijn verlengd, telkens voor de duur van één jaar. | Artikel 24 Ingangsdatum en duur van de regeling 1. De gemeenschappelijke regeling gaat in op 1 augustus 2012. 2. De regeling eindigt op 1 augustus 2014. Na 1 jaar wordt de regeling geëvalueerd en indien nodig aangepast. 3. De deelnemende gemeenten hebben de intentie om de gemeenschappelijke regeling na het verstrijken van de in het vorige lid bepaalde periode te verlengen. 4. Indien een van de deelnemende gemeenten het voornemen heeft de gemeenschappelijke regeling niet te verlengen, wordt hiervan uiterlijk twaalf maanden voor het verstrijken van de regeling, schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de andere gemeenten, waarna de overige deelnemende gemeenten met elkaar in overleg treden over het verlengen van de gemeenschappelijke regeling. 5. Indien de gemeenschappelijke regeling niet tijdig is opgezegd, wordt de regeling geacht stilzwijgend te zijn verlengd, telkens voor de duur van één jaar. | Dit artikel wordt niet gewijzigd. |
Artikel 25 Aanhaling Deze gemeenschappelijke regeling kan worden aangehaald als: gemeenschappelijke regeling schoolverzuim en VSV regio West-Brabant. | Artikel 25 Aanhaling Deze gemeenschappelijke regeling kan worden aangehaald als: gemeenschappelijke regeling schoolverzuim en VSV regio West-Brabant. | Dit artikel wordt niet gewijzigd. |