Pensioenreglement 2002 voor de (oud) werknemers van BP Europa SE – BP Nederland
Pensioenreglement 2002 voor de (oud) werknemers van BP Europa SE – BP Nederland
De Nederlandse branche van BP Europa SE en met haar gelieerde ondernemingen
Dit pensioenreglement is gesloten voor actieve pensioenopbouw per 1 januari 2015
Vanaf 1 juni 2016 beheerd door: OFP BP Pensioenfonds
Instelling voor bedrijfspensioenvoorziening, ingeschreven bij de FSMA onder nummer 50.521
Januari 2023
INLEIDING
(A) Dit pensioenreglement is onderdeel van de pensioenovereenkomst tussen de werkgever en haar (oud) werknemers. Dit pensioenreglement voorziet onder meer in de pensioenopbouw voor een levenslang ouderdomspensioen en partnerpensioen. Het door de werkgever aan haar (oud) werknemers toegezegd pensioen betreft een eindloonregeling met het karakter van een uitkeringsovereenkomst.
(B) Dit pensioenreglement 2002 is in werking getreden op 1 januari 2002. De aangepaste versie van dit pensioenreglement dat voor u ligt, zal in werking treden op 1 januari 2023. Per 1 juni 2016 is het pensioenreglement gewijzigd. Die versie van het pensioenreglement beoogde geen inhoudelijke wijzigingen in de pensioenregeling ten opzichte van de voorgaande versie van pensioenreglement 2002. Die wijzigingen hingen samen met de manier waarop de pensioenregelingen van de werkgever vanaf 1 juni 2016 worden uitgevoerd. De reden voor enkele wijzigingen was gelegen in het feit dat de pensioenregeling van de werkgever per 1 juni 2016 wordt uitgevoerd door een Belgische pensioenuitvoerder, OFP BP Pensioenfonds, die onderworpen is aan de Belgische prudentiële regels. Wat de pensioenregeling zelf betreft, blijft het Nederlands sociaal - en arbeidsrecht van toepassing. Vooropgesteld moet worden dat OFP BP Pensioenfonds de bij haar ondergebrachte pensioenregelingen uitvoert op basis van een middelenverbintenis. Een middelenverbintenis naar Belgisch recht is te vergelijken met een inspanningsverbintenis naar Nederlands recht.
(C) De (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden verwerven een pensioenaanspraak jegens de werkgever, die op grond van voormelde middelenverbintenis het beheer van de pensioenregeling heeft ondergebracht bij het OFP BP Pensioenfonds. Beslissingen die samenhangen met de inhoud van de pensioenregelingen komen voortaan enkel toe aan de werkgever en beslissingen die enkel samenhangen met de uitvoering aan OFP BP Pensioenfonds. OFP BP Pensioenfonds zal de nodige reserves opbouwen en de gepaste beleggingen doen teneinde haar activa goed te beheren, als een goed huisvader, met het oog op een goed beheer en een goede uitvoering van de pensioenregelingen die het beheert. Daartoe is OFP BP Pensioenfonds gerechtigd om van de werkgever alle vereiste bijdragen, stortingen en kosten te eisen in overeenstemming met het financieringsplan of een eventueel sanerings- of herstelplan. In uitvoering van zijn opdracht zal OFP BP Pensioenfonds uit zijn beschikbare middelen de voordelen en uitkeringen betalen, in overeenstemming met de pensioenregelingen en met de wettelijke bepalingen ter zake, aan hen die krachtens de pensioenregelingen begunstigde of rechthebbende zijn. OFP BP Pensioenfonds stelt zelf geen
pensioenreglement op doch baseert zich voor de uitvoering op onderhavig pensioenreglement van de werkgever.
INHOUD Blz.
ALGEMEEN 4
Artikel 1 | Begripsomschrijvingen | 4 |
Artikel 2 | Deelnemerschap | 7 |
Artikel 3 | Aanspraken | 10 |
Artikel 4 | Jaarsalaris | 11 |
BASISPENSIOENREGELING 12
Artikel 5 | Diensttijd | 12 |
Artikel 6 | Basispensioengrondslag | 12 |
Artikel 7 | Ouderdomspensioen | 13 |
Artikel 8 | Partnerpensioen | 13 |
Artikel 9 | Wezenpensioen | 14 |
Artikel 10 Bijzondere bepalingen inzake (tijdelijk) partner- en wezenpensioen 15
Artikel 11 | Verzekering | 16 |
Artikel 12 | Uitkering | 16 |
Artikel 13 | Financiering van de pensioenen | 16 |
Artikel 14 | Voorwaardelijke toeslagen | 16 |
Artikel 14a | Inhaaltoeslagen | 17 |
EXCEDENTPENSIOENREGELING 18
Artikel 15 | Excedentpensioengrondslag | 18 |
Artikel 16 | Financiering van het excedentpensioen | 18 |
Artikel 17 | Pensioenspaarrekening | 19 |
Artikel 18 | Aanwending pensioenspaarsaldo | 20 |
Artikel 19 | Aanspraken bij overlijden van een deelnemer | 21 |
PREPENSIOENREGELING 23
Artikel 20 | Prepensioengrondslag | 23 |
Artikel 21 | Financiering van de prepensioenregeling | 23 |
Artikel 22 | Pensioenspaarrekening | 23 |
Artikel 23 | Aanwending pensioenspaarsaldo | 25 |
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX 00
Artikel 24 Voortzetting deelname bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid 26
Artikel 25 WIA-excedentpensioen 28
Artikel 26 Extra stortingen 29
Artikel 26a Eerdere ingang en uitstel van het ouderdomspensioen 31
Artikel 26b Gedeeltelijke vervroeging van het levenslang ouderdomspensioen (deeltijdpensioen) 33
Artikel 27 Vervanging van partnerpensioen door ouderdomspensioen 33
Artikel 27a Vervanging van ouderdomspensioen door partnerpensioen 34
Artikel 28 Verschillende hoogtes van het ouderdomspensioen 36
Artikel 28a Fiscale bepalingen 37
OVERIGE BEPALINGEN 39
Artikel 29 | Echtscheiding | 39 |
Artikel 30 | Beëindiging van het deelnemerschap | 41 |
Artikel 31 | Waardeoverdracht | 42 |
Artikel 32 | Afkoop | 43 |
Artikel 33 | Overheveling pensioenspaarkapitaal | 43 |
Artikel 34 | Deelnemersverplichtingen | 44 |
Artikel 35 | Aspirant-deelnemers | 44 |
Artikel 36 | Algemene bepalingen | 45 |
Artikel 37 | Inwerkingtreding en overgangsbepalingen | 46 |
Bijlage 1 | Afkoopfactoren | 50 |
Bijlage 2 | Beleggingsfondsen en -kosten | 53 |
ALGEMEEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit reglement gelden de begripsomschrijvingen van de statuten. Voorts wordt verstaan onder:
1. Pensioendatum de eerste dag van de maand waarin de 65ste verjaardag
van de (gewezen) deelnemer valt.
2. Prepensioendatum de eerste dag van de maand waarin de 60ste verjaardag
van de (gewezen) deelnemer valt.
3. Pensioen- ingangsdatum
de eerste dag van de maand waarin het ouderdomspensioen ingaat.
4. Deelnemer de (gewezen) werknemers die ingevolge artikel 2
deelneemt aan deze pensioenregeling.
5. Partner x. xx xxxxxxxx(o)t(e) van de (gewezen) deelnemer
of de gepensioneerde;
x. xx xxxxxxxxx met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde, die geen wettig geregistreerde partner relatie heeft, een gezamenlijke huishouding voert tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad, een bloedverwant in de tweede graad in de rechte lijn, een meerderjarig stiefkind of meerderjarig voormalig pleegkind. De gezamenlijke huishouding kan worden aangetoond door een partnerverklaring waarin de partners verklaren een gezamenlijke huishouding te voeren en zorg voor elkaar te dragen of een bij een notaris getekend samenlevingscontract;
x. xx xxxxxxxxxxxxxx partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als bedoeld in het (Nederlands) Burgerlijk Wetboek.
6. Kind a. elk kind dat voor de pensioendatum en op het moment van overlijden in familierechtelijke betrekking staat tot de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde (een natuurlijk, erkend of geadopteerd kind);
b. elk kind anders dan sub a bedoeld, dat door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als een eigen kind werd onderhouden en opgevoed, mits
dit onderhoud en deze opvoeding voor de pensioendatum zijn aangevangen.
7. WIA Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
8. WIA-loongrens 261 maal het op 1 januari van het in enig kalenderjaar
waarin een uitkering op grond van de WIA wordt toegekend van toepassing zijnde maximum dagloon waarnaar de uitkeringen ingevolge de WIA worden berekend.
9. Arbeids- ongeschikt(heid)
arbeidsongeschikt(heid) in de zin van de WIA.
10. Restverdiencapaciteit het verschil in percentage tussen 100% geschiktheid
en het percentage van arbeidsongeschiktheid.
11. Algemene verhoging De procentuele stijging van het jaargemiddelde van de
Nederlandse prijsinflatie (jaargemiddelde van het consumentenprijsindexcijfer, niet afgeleid, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek) van het kalenderjaar voorafgaand aan de peildatum ten opzichte van het jaargemiddelde van het kalenderjaar daarvoor, afgerond op één decimaal.
12. Pensioengerechtigde degene die recht heeft op een pensioenuitkering.
13. Aanspraak-gerechtigde degene die begunstigde is voor een niet ingegaan
pensioen.
14. Werkgever BP Europa SE - BP Nederland, de Nederlandse
branche van BP Europa SE, gevestigd te Europoort - Rotterdam, en de met haar gelieerde ondernemingen, welke behoren tot een groep als bedoeld in artikel 24b van boek 2 van het (Nederlands) Burgerlijk Wetboek en door de directie van BP Europa SE - BP Nederland als zodanig zijn aangewezen en die het beheer van hun pensioenregelingen aan het fonds hebben toevertrouwd en die met het fonds daartoe een beheersovereenkomst zijn aangegaan.
15. Vermogensbeheerder Externe partij die de beleggingen in de beschikbare
premie beheert.
16. Beheersovereenkomst (management agreement)
De overeenkomst tussen de werkgever en het fonds over de uitvoering van de pensioenreglementen.
17. Bestuur De Raad van Bestuur van het fonds.
18. BP Group Netherlands BP Europa SE - BP Nederland en BP Raffinaderij
Rotterdam B.V..
19. Financieringsplan (financing plan)
Het financieringsplan van het fonds waarin de financiële en actuariële opzet van het fonds is vastgelegd.
20. Fonds OFP BP Pensioenfonds
Dit is een in België gevestigde pensioeninstelling die beschikt over de benodigde toelatingen en vergunningen om met de werkgever overeenkomsten te sluiten over het onderbrengen van de pensioen- afspraken (uitvoering van de pensioenovereenkomst/ pensioenreglement).
21. Toezichthouder België De FSMA, de Belgische pensioentoezichthouder, voor
zover belast met de uitoefening van het toezicht op het fonds bij of krachtens artikel 4 WIBP.
22. Toezichthouder Nederland
De Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de Pensioenwet.
23. Dutch Management Committee (DMC), Country Management Committee voor BP Group Netherlands
Het Country Management Committee voor de pensioenreglementen van Sectie Nederland dat kwalificeert als Sociaal Comité in de zin van artikel 34 van de WIBP. Dit Committee is ingesteld voor de uitvoering van de toepasselijke bepalingen van de Nederlandse sociale en arbeidswetgeving die gelden voor de uitvoering van pensioentoezeggingen, beheerd door het fonds. De rechten en verplichtingen van het Country Management Committee voor BP Group Netherlands zijn vastgelegd in het “Dutch Management Committee Charter”, een overeenkomst tussen het fonds en de werkgever voor alle pensioenreglementen van BP Group Netherlands.
24. Pensioenwet De Nederlandse Pensioenwet.
25. Sectie Nederland De door het fonds afzonderlijk beheerde
pensioenverplichtingen zoals door de werkgever zijn ondergebracht bij het fonds en de daaraan toegerekende beleggingen, zoals vastgelegd in het financieringsplan.
26. Stichting Pensioenfonds BP
Het Nederlandse pensioenfonds waar de uitvoering van dit pensioenreglement was ondergebracht voor de waardeoverdracht naar het fonds.
27. Verzekeraar Een verzekeraar in de zin van artikel 1 van de
Pensioenwet, die op grond van de Wet financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen of voor België een verzekeraar die op grond van de Wet van 2 augustus 2002 het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen.
28. WIBP Wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfsvoorzieningen en haar uitvoeringsbesluit, het Koninklijk Besluit van 12 januari 2007 betreffende het prudentiële toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening.
29. Middelenverbintenis Verbintenis van het fonds om de haar toevertrouwde
gelden zo goed mogelijk te beheren met het oog op de uitvoering van de pensioenregeling, ongeacht de aard van de pensioenuitkeringen zoals vastgelegd in artikel 2 WIBP.
30. FSMA De Belgische Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.
Artikel 2 Deelnemerschap*
1. Deelnemer aan deze pensioenregeling is de (oud) werknemer die op
31 december 2005 xxxxxxxxx was aan pensioenreglement 1 januari 2002, mits:
a. hij op 1 januari 2006 een arbeidsovereenkomst met de onderneming had;
b. is geboren voor 1 januari 1950.
* Waar in dit pensioenreglement “deelnemer” wordt vermeld, wordt “deelnemer dan wel deelneemster” bedoeld.
2. Het deelnemerschap eindigt:
a. door overlijden van de deelnemer;
b. door bereiken van de pensioeningangsdatum;
c. door beëindiging van het dienstverband van de deelnemer met de onderneming vóór de pensioendatum van de deelnemer, tenzij bij ingang van het prepensioen;
d. Per 31 december 2014 voor de deelnemer die premievrij pensioen opbouwt op grond van artikel 24 van dit pensioenreglement.
3. Het fonds verstrekt binnen 3 maanden na aanvang van de deelneming aan deze pensioenregeling een welkomstbericht dat beantwoordt aan het bepaalde bij en krachtens artikel 21 van de Pensioenwet.
4. Het fonds verstrekt de deelnemer jaarlijks een overzicht van de verworven pensioenaanspraken, informatie over de toeslagverlening, een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen, informatie over de reglementaire pensioenleeftijd, een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken, met de waarschuwing dat deze opgave kan verschillen van de definitieve hoogte van de te ontvangen pensioenuitkeringen, informatie over de werkgeverspremie en werknemerspremie, informatie over garanties, informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt en informatie over de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf.
Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap en vervolgens jaarlijks een overzicht van zijn opgebouwde aanspraken met de waarschuwing dat deze opgave kan verschillen van de definitieve hoogte van de te ontvangen pensioenuitkeringen, informatie over de toeslagverlening, informatie over de reglementaire pensioenleeftijd, informatie over garanties, informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt en informatie over de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf. Het fonds kan bedoelde informatie op diens website ter beschikking stellen, mits de informatie ten minste een keer in de vijf jaar schriftelijk of elektronisch wordt verstrekt.
5. Daarnaast verstrekt het fonds bij het einde van het deelnemerschap informatie over zijn recht op waardeoverdracht, een eventuele afkoopmogelijkheid, de gevolgen voor het partner- en wezenpensioen, de gevolgen van arbeidsongeschiktheid en het eventueel van toepassing zijn van een sanerings- of herstelplan.
6. Het fonds verstrekt de ex-partner bij scheiding en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van de opgebouwde aanspraak op bijzonder partnerpensioen en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het fonds bij scheiding informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid.
7. Het fonds verstrekt voorafgaand aan of bij de ingang van het pensioen en vervolgens jaarlijks een overzicht van zijn pensioenrecht, een overzicht van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen, informatie over garanties, informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het fonds bij ingang van het pensioen informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid.
8. Het fonds verstrekt een gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of ex- partner die aanspraak heeft op bijzonder partnerpensioen binnen 3 maanden na wijziging van het toeslagbeleid informatie over die wijziging.
9. Het fonds stelt op de website voor in ieder geval de (gewezen) deelnemer, de gewezen partner of de pensioengerechtigde beschikbaar:
a. informatie over de pensioenregeling;
b. informatie over uitvoeringskosten;
c. het pensioenreglement;
d. het bestuursverslag en de jaarrekening van het fonds;
e. de beheersovereenkomst;
f. de voor hem relevante informatie over beleggingen;
g. een verklaring inzake de beleggingsbeginselen als bedoeld in artikel 145 van de Pensioenwet.
h. het eventuele sanerings- of herstelplan als bedoeld in artikel 138 van de Pensioenwet;
i. informatie over de hoogte van de (beleids)dekkingsgraad;
j. alle andere informatie die het fonds op grond van wet- en regelgeving verplicht is te verstrekken..
10. Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de opbouwde pensioenaanspraken, reglementair te bereiken pensioenaanspraken of pensioenrecht, waarbij deze gegevens voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.
11. Het fonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer en de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is.
12. Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer of de gewezen partner op verzoek de informatie in artikel 40 lid 1 of artikel 42 lid 1 van de Pensioenwet.
13. Het fonds verstrekt deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden
die zich in een andere lidstaat vestigen informatie over hun pensioenaanspraken en pensioenrechten en over de mogelijkheden die hun op grond van de pensioenregeling worden geboden zoals bedoeld in artikel 47 van de Pensioenwet.
14. Het fonds verstrekt de informatie als bedoeld in dit artikel met inachtneming van de regels die daartoe bij en krachtens de Pensioenwet zijn gesteld.
Artikel 3 Aanspraken
1. De basispensioenregeling voorziet voor de deelnemers in de volgende pensioenaanspraken:
a. ouderdomspensioen;
x. xxxxxxxxxx partner-, tijdelijk partner- en wezenpensioen;
c. WIA- excedentpensioen;
d. arbeidsongeschiktheidspensioen;
een en ander met inachtneming van hetgeen in dit pensioenreglement is bepaald.
De basispensioenregeling betreft de uitvoering van een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet.
2. De excedent- en/of prepensioenregeling voorzien voor de deelnemers in aanspraken op pensioenspaarkapitalen die bij in leven zijn van de deelnemer op de pensioeningangsdatum, of een latere datum indien de (gewezen) deelnemer er op grond van artikel 18 lid 3 voor kiest om het pensioenkapitaal op een later moment aan te wenden, dan wel terstond bij eerder overlijden beschikbaar komen en alsdan zullen worden aangewend overeenkomstig de bepalingen van dit pensioenreglement. De excedent- en/of prepensioenregeling betreft de uitvoering van een premieovereenkomst in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet.
3. Voor de deelnemer, die op grond van de bepalingen van dit pensioenreglement hiervoor gekozen heeft, vloeit uit het deelnemerschap een aanspraak op een overlijdenskapitaal voort dat bij overlijden beschikbaar komt en alsdan zal worden aangewend overeenkomstig de bepalingen van dit pensioenreglement.
4. De aanspraken worden voor het eerst per de datum van opneming als deelnemer en vervolgens per 1 april van elk jaar vastgesteld. Het fonds zal de deelnemer telkenjare mededeling doen van zijn aanspraken.
5. Het fonds heeft bij de uitvoering van de statutaire verplichtingen een middelenverbintenis ten aanzien van de werkgever zoals beschreven in artikel 2 WIBP. Indien de financiële verplichtingen van het fonds onvoldoende gedekt zijn door dekkingswaarden, is de werkgever gehouden het tekort te
dekken ten opzichte van deze verplichtingen onder de voorwaarden die hiervoor zijn vastgelegd in de beheersovereenkomst en het financieringsplan zoals deze thans luiden en in de toekomst zullen luiden. De werkgever heeft aldus een resultaatsverbintenis. Voor een eventuele wijziging in de beheersovereenkomst en het financieringsplan wordt het Dutch Management Committee om een verbindend advies gevraagd voorafgaand aan de besluitvorming door het fonds en de werkgever, overeenkomstig het Dutch Management Committee Charter.
Artikel 4 Jaarsalaris
1. Het jaarsalaris is gelijk aan het 14-voud van het vaste maandsalaris exclusief het ploegendienstsalaris, geldend op de datum van vaststelling van de pensioengrondslag.
2. Voorts wordt jaarlijks het ploegendienstsalaris vastgesteld.
3. Tot het vaste maandsalaris worden niet gerekend overwerk- en onkostenvergoedingen, gratificaties, tantièmes en andere aan de dienstbetrekking verbonden bijzondere beloningen.
4. Voor een deelnemer die niet voor het normale aantal arbeidsuren per dag bij de onderneming in dienstbetrekking is (hierna te noemen: parttimer) wordt het jaarsalaris herleid naar het jaarsalaris dat hij zou hebben genoten indien de normale arbeidstijd zou hebben gegolden.
5. Het jaarsalaris zal voor de pensioenberekening niet lager zijn dan het rekenkundige gemiddelde van de jaarsalarissen die in de laatste 10 jaren onmiddellijk voorafgaande aan de pensioendatum voor de deelnemer zijn vastgesteld.
BASISPENSIOENREGELING
Artikel 5 Diensttijd
1. De pensioenaanspraken worden vastgesteld op grond van de voor pensioen geldende, bij de onderneming doorgebrachte en door te brengen diensttijd.
2. De diensttijd wordt vastgesteld in jaren en maanden nauwkeurig waarbij een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd en bedraagt maximaal 40 jaar.
3. Voor de berekening van ouderdomspensioen gelden de dienstjaren welke de deelnemer tot de pensioendatum in onafgebroken dienst van de onderneming kan doorbrengen, gerekend vanaf zijn datum van indiensttreding dan wel de eerste van de maand waarin de deelnemer 25 jaar wordt indien dit tijdstip later valt.
Artikel 6 Basispensioengrondslag
1. De basispensioengrondslag wordt bij de aanvang van de deelneming en vervolgens jaarlijks per 1 april vastgesteld. De basispensioengrondslag is gelijk aan het jaarsalaris verminderd met de franchise. De basispensioengrondslag zal echter ten hoogste gelijk zijn aan het maximaal jaarsalaris verminderd met de franchise. Het maximaal jaarsalaris bedraagt
€ 76.769 per 1 april 2014 en zal jaarlijks worden aangepast conform de algemene verhoging.
2. De franchise wordt bepaald met inachtneming van het volgende:
a. De franchise wordt vastgesteld per 1 april van enig jaar;
b. De franchise bedraagt per 1 april 2014 € 17.716;
c. De franchise zal jaarlijks worden aangepast conform de algemene verhoging.
3. Tijdens het voortgezette deelnemerschap zoals bedoeld in artikel 2 lid 2c wordt de laatst geldende basispensioengrondslag voor de berekening van de pensioenrechten gehanteerd. Jaarlijks wordt deze basispensioengrondslag verhoogd met de algemene verhoging.
4. Een verlaging van de pensioengrondslag leidt niet tot een verlaging van de pensioenaanspraken die tot de datum van verlaging van de pensioengrondslag zijn opgebouwd.
Artikel 7 Ouderdomspensioen
1. Het ouderdomspensioen gaat in beginsel in op de pensioendatum mits betrokkene op bedoeld tijdstip in leven is en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin het overlijden van de gepensioneerde plaatsvindt.
2. Het jaarlijks ouderdomspensioen is gelijk aan 1,75% van de voor de deelnemer laatstelijk vastgestelde basispensioengrondslag vermenigvuldigd met de diensttijd overeenkomstig artikel 5.
3. Voor een deelnemer die niet voor het normale aantal arbeidsuren per dag bij de onderneming in dienstbetrekking is (hierna te noemen: parttimer) wordt het ouderdomspensioen van de laatstelijk vastgestelde basispensioengrondslag afgeleid conform lid 2 waarna het wordt vermenigvuldigd met een deeltijdpercentage naar de verhouding tussen het feitelijke en het normale aantal arbeidsuren; van het ouderdomspensioen afgeleide pensioenen worden berekend op basis van het aldus verminderde ouderdomspensioen.
Bij een wijziging van het aantal arbeidsuren zal het deeltijdpercentage opnieuw worden vastgesteld. Voor de toekomstige diensttijd wordt er steeds van uit gegaan dat het deeltijdpercentage onveranderd blijft.
Bij de vaststelling van het ouderdomspensioen worden de deeltijdpercentages die in de afzonderlijke perioden hebben gegolden, alsmede de duur van de perioden waarin deze van kracht zijn geweest, in aanmerking genomen.
Het in vorenstaande zin bepaalde geldt bij aanvang van deze regeling op overeenkomstige wijze voor de dan reeds vervulde diensttijd.
Artikel 8 Partnerpensioen
1.
a. Het levenslange partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met achterlating van een partner is overleden en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
b. Het tijdelijke partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de deelnemer of de gepensioneerde met achterlating van een partner is overleden en wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt of indien dit eerder valt tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
2. Het jaarlijkse, levenslange partnerpensioen bedraagt:
a. voor de partner van een deelnemer 70% van het ouderdomspensioen, dat die deelnemer met behoud van de laatste voor hem vastgestelde basispensioengrondslag zou hebben bereikt ware hij tot zijn pensioendatum deelnemer gebleven;
b. voor de partner van een gewezen deelnemer 70% van het ouderdomspensioen waarop de gewezen deelnemer op het tijdstip van overlijden recht had;
c. voor de partner van een gepensioneerde 70% van het jaarlijks ouderdomspensioen dat die gepensioneerde genoot.
3. Het percentage van 70% uit het tweede lid wordt verlaagd indien artikel 31 lid 7 van toepassing is.
4. Het jaarlijkse, tijdelijke partnerpensioen bedraagt voor de partner van een deelnemer 10% van het ouderdomspensioen, dat die deelnemer met behoud van de laatste voor hem vastgestelde basispensioengrondslag zou hebben bereikt ware hij tot zijn pensioendatum deelnemer gebleven. Een en ander met dien verstande dat het tijdelijke partnerpensioen nooit meer kan bedragen dan 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene Nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen voor en na de AOW-gerechtigde leeftijd van de partner.
5. Gedurende een periode van tussen de werkgever en de deelnemer overeengekomen onbetaald verlof houdt de deelnemer gedurende maximaal 18 maanden aanspraak op het partnerpensioen dat voor hem was verzekerd onmiddellijk voorafgaand aan het onbetaald verlof. Voor zover dit partnerpensioen uitgaat boven het partnerpensioen dat de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap heeft behouden, gaat dit partnerpensioen uitsluitend in als de gewezen deelnemer gedurende de periode van onbetaald verlof, doch uiterlijk binnen 18 maanden na ingang van het onbetaald verlof, overlijdt.
6. Het jaarlijkse, tijdelijke Partnerpensioen bedraagt voor de Partner van een gepensioneerde 10% van het ouderdomspensioen dat de gepensioneerde geniet op het tijdstip van zijn overlijden. Een en ander met dien verstande dat het tijdelijke Partnerpensioen nooit meer kan bedragen dan 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene Nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen voor en na de AOW- gerechtigde leeftijd.
Artikel 9 Wezenpensioen
1. Elk wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de
datum waarop de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het betrokken kind overlijdt of ophoudt pensioengerechtigd te zijn.
2. Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt voor elk kind 14% van het in artikel 7 bedoelde jaarlijks ouderdomspensioen. Genoemd percentage wordt verdubbeld gedurende het tijdvak waarin na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde het partnerpensioen niet of niet langer verschuldigd is.
3. Pensioengerechtigd zijn de kinderen die:
x. xxxxxx zijn dan 18 jaar;
b. 18 jaar of ouder zijn, maar nog geen 27 jaar en waarvoor daarnaast geldt dat:
• het kind studerend is in de zin van de Wet op de Studiefinanciering (WSF); en/of
• arbeidsongeschikt zijn in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en daarvoor een uitkering krijgen krachtens deze wet. Bij arbeidsongeschikte
kinderen zonder Xxxxxx-uitkering neemt het bestuur een besluit over toekenning van wezenpensioen na de 18-jarige leeftijd. Dit gebeurt aan de hand van de op verzoek door het UWV afgegeven Beoordeling arbeidsvermogen, waarbij sprake moet zijn van een beperking van het arbeidsvermogen van ten minste 45%.
Artikel 10 Bijzondere bepalingen inzake (tijdelijk) partner- en wezenpensioen
1. Bij een eventueel volgend huwelijk of volgende gemeenschappelijke huishouding van de deelnemer zal op het uit dit reglement voortvloeiende partnerpensioen een bedrag worden gekort, gelijk aan hetgeen krachtens artikel 29 lid 2 of lid 4 van dit artikel aan de voorgaande ex-partner(s) is toegekend. Deze korting vindt niet plaats als de (gewezen) partner(s) op het moment van ingang van het partnerpensioen zelf inmiddels is (zijn) overleden.
2. Indien een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde bij zijn overlijden een partner achterlaat die meer dan tien jaar jonger is dan hijzelf, zal het aan die partner volgens artikel 8 lid 2 uit te keren partnerpensioen worden verminderd met 2,5% van dit pensioen voor elk vol jaar dat het leeftijdsverschil meer bedraagt dan tien.
3. Geen recht op partner- en wezenpensioen ontstaat ingeval een gepensioneerde in het huwelijk treedt c.q. een gemeenschappelijke huishouding gaat voeren.
Artikel 11 Verzekering
1. Het fonds kan ter dekking van toegezegde pensioenaanspraken verzekeringen sluiten bij een of meer verzekeraars, in welk geval de pensioengerechtigde als bevoordeelde kan worden aangewezen.
2. Ten aanzien van deze aanspraken gelden de verzekeringsvoorwaarden van de verzekeraar(s).
Artikel 12 Uitkering
1. De pensioenen worden na inhouding van de eventueel verschuldigde loonheffing, premies sociale wetten en andere wettelijke inhoudingen, aan de rechthebbende(n) uitgekeerd bij achterafbetaling aan het einde van elke maand.
2. Het fonds is bevoegd de uitbetaling van een pensioentermijn afhankelijk te stellen van de overlegging van een bewijs, waaruit blijkt dat de rechthebbende op het pensioen in leven is alsmede van alle andere stukken, welke nodig zijn om vast te stellen of iemand recht op uitkering heeft.
3. Een vordering op een uitkering verjaart niet zolang de pensioengerechtigde leeft.
Artikel 13 Financiering van de pensioenen
De financiering van de opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane rechten vindt plaats volgens het bepaalde in het financieringsplan met inachtneming van het bepaalde in de beheersovereenkomst tussen de werkgever en het fonds, met inachtneming van het toepasselijk sociaal en arbeidsrecht.
Artikel 14 Voorwaardelijke toeslagen
1. Voor gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden geldt de in dit artikel opgenomen toeslagenregeling. Op pensioenaanspraken van deelnemers wordt geen toeslag verleend.
2. Elk jaar wordt bekeken of op de pensioenrechten en pensioenaanspraken van gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen partners een toeslag wordt verleend van maximaal de algemene verhoging, met dien verstande dat de toeslag nooit negatief zal zijn of meer dan 4% zal bedragen.
Het bestuur beslist evenwel jaarlijks, na advies van het Dutch Management Committee, en na overleg met de werkgever, in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast op basis van de formules opgenomen in het financieringsplan.
Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd, maar deze wordt uit beleggingsrendement gefinancierd of er wordt een opslag op de premie betaald, conform het daarover bepaalde in het financieringsplan
3. Toekenning van de toeslag op het pensioen vindt jaarlijks plaats op 1 januari over de tot en met 31 december van het voorafgaande jaar opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten. De besluitvorming omtrent het al dan niet verlenen van toeslag is afhankelijk van de financiële positie van het fonds en kan worden beïnvloed door voorschriften voortvloeiend uit wet- en regelgeving. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd, maar deze wordt uit beleggingsrendement gefinancierd of er wordt een opslag op de premie betaald conform het daarover bepaalde in het financieringsplan.
4. Een eenmaal toegekende toeslag zal niet weer worden ingetrokken.
5. Indien en voor zover van overheidswege de salarisverhogingen van de deelnemers worden beperkt tot een niveau dat lager ligt dan op basis van de algemene verhoging, dan is het bestuur - na advies van het Dutch Management Committee en na overleg met de werkgever - gerechtigd een dienovereenkomstige beperking toe te passen op de toeslagen.
Artikel 14a Inhaaltoeslagen
Indien er in enig jaar sprake is van overrendement kan het bestuur beslissen na advies van het Dutch Management Committee, en na overleg met BP Group Netherlands, om over te gaan tot inhaaltoeslagen. Een herstel van gemiste toeslagen vindt plaats indien één of meerdere jaren geen volledige toeslag is toegepast. Indien in enig jaar geen sprake is van een verleende toeslag, kan er wel sprake zijn van een gemiste toeslag.
De gemiste toeslagen dienen individueel te worden hersteld. In geval van herstel geldt één herstelpercentage voor de gehele populatie dat op individueel niveau gemaximeerd wordt op de over het verleden gecumuleerde gemiste toeslag. Daarbij is bepaald dat de gemiste toeslag maximaal binnen vijf jaar kan worden ingehaald. De meest recente gemiste toeslag wordt dus als eerste hersteld.
De toekenning van een hersteltoeslag aan een pensioengerechtigde heeft alleen betrekking op de toekomstige uitkering. Er vindt geen aanpassing van de uitkering met terugwerkende kracht plaats.
EXCEDENTPENSIOENREGELING
Artikel 15 Excedentpensioengrondslag
1. De excedentpensioengrondslag wordt bij de aanvang van de deelneming en vervolgens jaarlijks per 1 april vastgesteld. De excedentpensioengrondslag is gelijk aan de som van:
a. het jaarsalaris verminderd met het maximale pensioengevende salaris zoals omschreven in artikel 6 lid 1. Dit verschil wordt voor parttimers vermenigvuldigd met een deeltijdpercentage naar de verhouding tussen het feitelijke en het normale aantal arbeidsuren;
b. het ploegendienstsalaris.
2. Tijdens het voortgezette deelnemerschap zoals bedoeld in artikel 2 lid 2c wordt de laatst geldende excedentpensioengrondslag voor de berekening van de pensioenrechten gehanteerd. Jaarlijks wordt deze excedentpensioengrondslag verhoogd met de algemene verhoging.
Artikel 16 Financiering van het excedentpensioen
1. Jaarlijks wordt voor iedere deelnemer een percentage van diens excedentpensioengrondslag gestort volgens onderstaande tabel.
Leeftijd jaar | Bijdrage % | Leeftijd jaar | Bijdrage % |
25 t/m 29 | 11,0 | 45 t/m 49 | 17,0 |
30 t/m 34 | 12,5 | 50 t/m 54 | 18,5 |
35 t/m 39 | 14,0 | 55 t/m 59 | 20,0 |
40 t/m 44 | 15,5 | 60 t/m 64 | 21,5 |
De bijdrage wordt eenmaal per jaar vastgesteld en wel op aanvang van het deelnemerschap en vervolgens jaarlijks op 1 april van het desbetreffende jaar. Als leeftijd wordt genomen de bereikte burgerlijke leeftijd op het tijdstip dat de bijdrage wordt vastgesteld.
2. De bijdrage voor rekening van de deelnemer bedraagt 4% van het gedeelte dat het jaarsalaris tezamen met het eventuele ploegendienstsalaris uitkomt boven het in artikel 6 lid 1 genoemde maximum.
Het resterende gedeelte van de kosten komt voor rekening van de onderneming. De bijdrage geldt voor de gehele betreffende periode tot de eerstvolgende 1 april en wordt in gelijke maandelijkse termijnen beschikbaar gesteld. Vanaf zijn prepensioendatum is de deelnemer geen bijdrage meer verschuldigd.
Artikel 17 Pensioenspaarrekening
1. Het fonds opent ten behoeve van elke deelnemer in zijn boeken op diens naam een pensioenspaarrekening waarop de stortingen, als bedoeld in artikel 16, onder aftrek van de kostenopslag, worden bijgeschreven. Bij het aangaan van een huwelijk zullen de na dit tijdstip verrichte stortingen en daarover bijgeschreven rendementen apart worden geadministreerd.
2. Het saldo van een pensioenspaarrekening waaraan op grond van deze excedentpensioenregeling geen rechten meer kunnen worden ontleend, zal vervallen ten gunste van het fonds.
3. De bedragen die ten behoeve van de deelnemer op diens pensioenspaarrekening worden bijgeboekt, worden belegd in het beleggingsfonds BP Passieve LifeCycle Mix Neutraal bij de vermogensbeheerder, tenzij de (gewezen) deelnemer de verantwoordelijkheid over de beleggingen heeft overgenomen.
4. De werkgever biedt de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid aan om de verantwoordelijkheid over de beleggingen over te nemen. De (gewezen) deelnemer kan de bedragen die op diens pensioenspaarrekening worden bijgeboekt daarna aanwenden in door het fonds bij de vermogensbeheerder geselecteerde beleggingsfondsen of in Euro op de pensioenspaarrekening aanhouden. Een overzicht van de door het fonds geselecteerde beleggingsfondsen is in bijlage 2 bij dit pensioenreglement opgenomen. Het fonds kan deze bijlage wijzigen. Het actuele overzicht treft u aan op de internetsite van het fonds: xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx.
5. De (gewezen) deelnemer die de verantwoordelijkheid over de beleggingen heeft overgenomen kan een andere verdeling van de op de pensioenspaarrekening bijgeboekte bedragen over de in lid 3 genoemde beleggingsfondsen aanbrengen of in de verhouding tussen het deel van de op de pensioenspaarrekening geboekte bedragen dat wordt belegd of in Euro wordt aangehouden. Aan die wijziging zijn kosten verbonden, die worden verrekend met de waarde van de beleggingen die worden verkocht om tot de gewijzigde samenstelling te komen.
6. Over het bedrag dat in Euro wordt aangehouden op de pensioenspaarrekening wordt een rentevergoeding gegeven door de vermogensbeheerder. De actuele rentevergoeding kan worden opgevraagd door de (gewezen) deelnemer bij het fonds.
7. De waarde van de beleggingen op de pensioenspaarrekening is op enige datum gelijk aan de tegenwaarde in Euro van die beleggingen per die datum. Hiertoe wordt het aantal units in een beleggingsfonds vermenigvuldigd met de koers per die datum van dat beleggingsfonds.
8. Een overzicht van de kosten die zijn genoemd in dit artikel is opgenomen in bijlage 2 bij dit pensioenreglement. Het fonds kan deze bijlage wijzigen. Het actuele overzicht treft u aan op de internetsite van het fonds.
Artikel 18 Aanwending pensioenspaarsaldo
1. Bij beëindiging van het deelnemerschap van een deelnemer als bedoeld in artikel 30 lid 1 zal het saldo van diens pensioenspaarrekening worden overgedragen aan een verzekeraar of aan een ander pensioenfonds naar zijn keuze ter inkoop van pensioenaanspraken met inachtneming van de wettelijke bepalingen dienaangaande. De keuze zal binnen drie maanden na de uitdiensttreding aan het bestuur schriftelijk kenbaar moeten worden gemaakt.
2. Op de pensioendatum van een deelnemer zal het saldo van diens pensioenspaarrekening worden overgedragen aan een verzekeraar of aan een ander pensioenfonds, naar zijn keuze, ter inkoop van pensioenuitkeringen aldaar en met inachtneming van de wettelijke bepalingen dienaangaande. Op verzoek van de deelnemer kan het bovenstaande op een eerder dan wel later tijdstip dan de pensioendatum plaats vinden. De deelnemer dient de keuze hiertoe tenminste 3 maanden voor de vervroegde respectievelijk de reglementaire pensioendatum schriftelijk aan het bestuur kenbaar te maken.
3. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan de (gewezen) deelnemer, die op grond van artikel 26a zijn pensioeningangsdatum heeft vervroegd dan wel uitgesteld, ervoor kiezen het pensioenkapitaal op een latere datum dan de pensioeningangsdatum aan te wenden voor inkoop van een pensioenuitkering. Het uiterste moment waarop het pensioenkapitaal moet worden aangewend voor een pensioenuitkering is gelegen vijf jaar na de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Indien de (gewezen) deelnemer ervoor kiest om het pensioenkapitaal later aan te wenden dan op de pensioeningangsdatum, dan dient hij ten minste zes maanden voor de pensioeningangsdatum zijn keuze schriftelijk aan het bestuur kenbaar te maken.
4. Bij overlijden van een deelnemer voor de pensioendatum zal het saldo van diens pensioenspaarrekening worden overgedragen aan een verzekeraar of aan een ander pensioenfonds naar keuze van de nagelaten partner en/of kinderen ter inkoop van pensioenuitkeringen aldaar en met inachtneming van de wettelijke bepalingen dienaangaande. De keuze zal door de betrokkenen binnen drie maanden na het overlijden aan het bestuur schriftelijk moeten worden bekend gemaakt.
5. Indien de in de vorige leden van dit artikel bedoelde keuze niet binnen de
gestelde termijn schriftelijk aan het bestuur kenbaar is gemaakt dan zal het bestuur het saldo van de pensioenspaarrekening aanwenden voor inkoop van pensioenaanspraken.
6. Bij overlijden van de gewezen deelnemer zal het saldo van diens pensioenspaarrekening worden aangewend voor een verhoging van het levenslange partnerpensioen, het tijdelijk partnerpensioen en het wezenpensioen uit hoofde van de basispensioenregeling. Voor zover het saldo van de pensioenspaarrekening bij overlijden bestemd is voor bijzonder partnerpensioen, dient dit bij overlijden van de (gewezen) deelnemer voor de pensioeningangsdatum door de ex-partner te worden aangewend voor een levenslang bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de ex-partner.
7. Bij overlijden van de deelnemer zal het saldo van diens pensioenspaarrekening worden aangewend voor een verhoging van het levenslange partnerpensioen, het tijdelijk partnerpensioen en het wezenpensioen uit hoofde van de basispensioenregeling. Voor zover het saldo van de pensioenspaarrekening bij overlijden bestemd is voor bijzonder partnerpensioen, dient dit bij overlijden van de (gewezen) deelnemer voor de pensioeningangsdatum door de ex-partner te worden aangewend voor een levenslang bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de ex-partner.
Artikel 19 Aanspraken bij overlijden van een deelnemer
1. Bij overlijden van de deelnemer bedraagt het levenslange partnerpensioen 1,4% van het verschil van:
a. het laatstelijk vastgestelde jaarsalaris en ploegendienstsalaris van de deelnemer zoals omschreven in artikel 4; en
b. de laatstelijk vastgestelde franchise zoals bedoeld in artikel 6 lid 2; vermenigvuldigd met de diensttijd die de deelnemer zou hebben bereikt ware hij tot zijn pensioendatum deelnemer gebleven.
Dit levenslange partnerpensioen wordt vastgesteld met inbegrip van het levenslange partnerpensioen overeenkomstig artikel 8 en het levenslange partnerpensioen overeenkomstig artikel 18 lid 6.
2. Bij overlijden van de deelnemer bedraagt het tijdelijk partnerpensioen 0,2% van het verschil van:
a. het laatstelijk vastgestelde jaarsalaris en ploegendienstsalaris van de deelnemer zoals omschreven in artikel 4; en
b. de laatstelijk vastgestelde franchise zoals bedoeld in artikel 6 lid 2; vermenigvuldigd met de diensttijd die de deelnemer zou hebben bereikt ware hij tot zijn pensioendatum deelnemer gebleven.
Dit tijdelijk partnerpensioen wordt vastgesteld met inbegrip van het tijdelijk partnerpensioen overeenkomstig artikel 8 en het tijdelijk partnerpensioen overeenkomstig artikel 18 lid 6.
3. Bij overlijden van de deelnemer bedraagt het wezenpensioen 0,28% van het verschil van:
a. het laatstelijk vastgestelde jaarsalaris en ploegendienstsalaris van de deelnemer zoals omschreven in artikel 4; en
b. de laatstelijk vastgestelde franchise zoals bedoeld in artikel 6 lid 2; vermenigvuldigd met de diensttijd die de deelnemer zou hebben bereikt ware hij tot zijn pensioendatum deelnemer gebleven.
Dit wezenpensioen wordt vastgesteld met inbegrip van het wezenpensioen overeenkomstig artikel 9 en het wezenpensioen overeenkomstig
artikel 18 lid 6.
Voor een volle wees wordt het percentage van 0,28% verdubbeld.
PREPENSIOENREGELING
Artikel 20 Prepensioengrondslag
De prepensioengrondslag wordt bij de aanvang van de deelneming en vervolgens jaarlijks per 1 april vastgesteld. De prepensioengrondslag is gelijk aan het jaarsalaris zoals omschreven in artikel 4, echter zonder toepassing van lid 4 van artikel 4, vermeerderd met het ploegendienstsalaris.
Artikel 21 Financiering van de prepensioenregeling
1. Jaarlijks wordt voor iedere deelnemer een percentage van diens prepensioengrondslag gestort volgens onderstaande tabel.
Leeftijd jaar | Bijdrage % | Leeftijd jaar | Bijdrage % |
25 t/m 29 | 3 | 45 t/m 49 | 7 |
30 t/m 34 | 4 | 50 t/m 54 | 9 |
35 t/m 39 | 5 | 55 t/m 59 | 11 |
40 t/m 44 | 6 |
De bijdrage wordt eenmaal per jaar vastgesteld en wel op aanvang van het deelnemerschap en vervolgens jaarlijks op 1 april van het desbetreffende jaar. Als leeftijd wordt genomen de bereikte burgerlijke leeftijd op het tijdstip dat de bijdrage wordt vastgesteld.
2. De bijdrage geldt voor de gehele betreffende periode tot de eerstvolgende 1 april en wordt in gelijke maandelijkse termijnen beschikbaar gesteld.
3. De bijdrage voor rekening van de deelnemer bedraagt 3% van de prepensioengrondslag. Het resterende gedeelte van de kosten van het prepensioen komt voor rekening van de werkgever. De bijdrage geldt voor de gehele betreffende periode tot de eerstvolgende 1 april en wordt in gelijke maandelijkse termijnen beschikbaar gesteld.
Artikel 22 Pensioenspaarrekening
1. Het fonds opent ten behoeve van elke deelnemer in zijn boeken op diens naam een pensioenspaarrekening waarop de stortingen, als bedoeld in artikel 21 onder aftrek van de verschuldigde kostenopslag, worden bijgeschreven.
Bij het aangaan van een huwelijk zullen de na dit tijdstip verrichte stortingen en daarover bijgeschreven rendementen apart worden geadministreerd.
2. Het saldo van een pensioenspaarrekening waaraan op grond van deze prepensioenregeling geen rechten meer kunnen worden ontleend zal vervallen ten gunste van het fonds.
3. De bedragen die ten behoeve van de deelnemer op diens pensioenspaarrekening worden bijgeboekt, worden belegd in het beleggingsfonds BP Passieve LifeCycle Mix Neutraal bij de vermogensbeheerder, tenzij de (gewezen) deelnemer de verantwoordelijkheid over de beleggingen heeft overgenomen.
4. De werkgever biedt de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid aan om de verantwoordelijkheid over de beleggingen over te nemen. De (gewezen) deelnemer kan de bedragen die op diens pensioenspaarrekening worden bijgeboekt daarna aanwenden in door het fonds bij de vermogensbeheerder geselecteerde beleggingsfondsen of in Euro op de pensioenspaarrekening aanhouden. Een overzicht van de door het fonds geselecteerde beleggingsfondsen is in bijlage 2 bij dit pensioenreglement opgenomen. Het fonds kan deze bijlage wijzigen. Het actuele overzicht treft u aan op de internetsite van het fonds.
5. De (gewezen) deelnemer die de verantwoordelijkheid over de beleggingen heeft overgenomen kan een andere verdeling van de op de pensioenspaarrekening bijgeboekte bedragen over de in lid 3 genoemde beleggingsfondsen aanbrengen of in de verhouding tussen het deel van de op de pensioenspaarrekening geboekte bedragen dat wordt belegd of in Euro wordt aangehouden. Aan die wijziging zijn kosten verbonden, die worden verrekend met de waarde van de beleggingen die worden verkocht om tot de gewijzigde samenstelling te komen.
6. Over het bedrag dat in Euro wordt aangehouden op de pensioenspaarrekening wordt een rentevergoeding gegeven door de vermogensbeheerder. De actuele rentevergoeding kan worden opgevraagd door de (gewezen) deelnemer bij het fonds.
7. De waarde van de beleggingen op de pensioenspaarrekening is op enige datum gelijk aan de tegenwaarde in Euro van die beleggingen per die datum. Hiertoe wordt het aantal units in een beleggingsfonds vermenigvuldigd met de koers per die datum van dat beleggingsfonds.
8. Een overzicht van de kosten die zijn genoemd in dit artikel is opgenomen in bijlage 2 bij dit pensioenreglement. Het fonds kan deze bijlage wijzigen. Het actuele overzicht treft u aan op de internetsite van het fonds.
Artikel 23 Aanwending pensioenspaarsaldo
1. Bij beëindiging van het deelnemerschap van een deelnemer als bedoeld in artikel 30 lid 1 zal het saldo van diens pensioenspaarrekening worden overgedragen aan een verzekeraar of aan een ander pensioenfonds naar zijn keuze ter inkoop van pensioenaanspraken met inachtneming van de wettelijke bepalingen dienaangaande. De keuze zal binnen drie maanden na de uitdiensttreding aan het bestuur schriftelijk kenbaar moeten worden gemaakt.
2. Op de prepensioendatum van een deelnemer zal het saldo van diens pensioenspaarrekening worden overgedragen aan een verzekeraar of aan een ander pensioenfonds, naar zijn keuze, ter inkoop van pensioenuitkeringen aldaar en met inachtneming van de wettelijke bepalingen dienaangaande. De keuze zal door de betrokkenen binnen drie maanden voor het bereiken van de prepensioenleeftijd aan het bestuur schriftelijk moeten worden bekend gemaakt. Op verzoek van de deelnemer kan het bovenstaande op een eerder dan wel later tijdstip dan de prepensioendatum plaats vinden. De aanwending van het saldo van de pensioenspaarrekening ten behoeve van prepensioen dient uiterlijk op de laatste dag voordat de deelnemer de 65ste verjaardag bereikt plaats te vinden. Daarnaast kan het prepensioensaldo ook aangewend worden ten behoeve van levenslang ouderdomspensioen, ingaande op de pensioendatum dan wel de eerdere of latere datum waarop het pensioen daadwerkelijk ingaat. Uitstel van de prepensioendatum kan plaatsvinden indien en voor zover wordt doorgewerkt na de prepensioendatum. Het uiterste moment waarop het prepensioensaldo moet worden aangewend voor een levenslange ouderdomspensioenuitkering is de eerste maand waarin de deelnemer zijn 68ste verjaardag bereikt. De deelnemer dient zijn keuze uiterlijk drie maanden voor ingang van het pensioen kenbaar te maken.
3. Het saldo van de pensioenspaarrekening kan niet worden aangewend voor deeltijdpensionering als bedoeld in artikel 26a.
4. Bij overlijden van een deelnemer voor de prepensioendatum zal het saldo worden aangewend, voor zover dat fiscaal mogelijk is, voor partner- en wezenpensioen.
4. Indien de in de vorige leden van dit artikel bedoelde keuze niet binnen de gestelde termijn schriftelijk aan het bestuur kenbaar is gemaakt dan zal het bestuur het saldo van de pensioenspaarrekening aanwenden voor inkoop van pensioenaanspraken bij een door het bestuur te kiezen verzekeraar.
ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Artikel 24 Voortzetting deelname bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid
1. Degene die tijdens de deelneming arbeidsongeschikt is geworden, heeft ter zake van die arbeidsongeschiktheid en met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, recht op gehele of gedeeltelijke voortzetting van de pensioenopbouw nadat zijn deelnemerschap gedurende ziekte of arbeidsongeschiktheid, anders dan door overlijden, is beëindigd op grond van artikel 2. De voorzetting betreft de voorzetting in de basisregeling, de prepensioenregeling en de excedentpensioenregeling. De voortzetting van de pensioenopbouw eindigt zodra en voor zover de deelnemer niet langer arbeidsongeschikt is, doch uiterlijk op de pensioendatum.
2. Gedurende de periode waarin de deelnemer recht heeft op loondoorbetaling bij ziekte ingevolge artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek of recht heeft op een uitkering ingevolge de Ziektewet, wordt de pensioenopbouw voortgezet. De basispensioengrondslag en de excedentpensioengrondslag wordt gedurende die periode vastgesteld op basis van het jaarsalaris en het ploegendienstsalaris bij aanvang van zijn ziekte en vervolgens op basis van het jaarsalaris en ploegendienstsalaris per 1 april van het jaar waarin de basispensioengrondslag en de excedentpensioengrondslag wordt vastgesteld.
3. Gedurende de periode waarin de deelnemer aansluitend op de in lid 2 genoemde periode recht heeft op een uitkering ingevolge de WIA wordt de pensioenopbouw voortgezet zolang en voor zover de (gewezen) deelnemer arbeidsongeschikt is. De basispensioengrondslag en de excedentpensioengrondslag worden vastgesteld op basis van het jaarsalaris en het ploegendienstsalaris als bedoeld in lid 2, waarop de (gewezen) deelnemer onmiddellijk voorafgaand aan de uitkering ingevolge de WIA recht had. Vervolgens worden de basispensioengrondslag en de excedentpensioengrondslag jaarlijks verhoogd conform het bepaalde in artikel 14. Voortzetting vindt plaats op basis van de arbeidsduur zoals die tussen de werkgever en de (gewezen) deelnemer was overeengekomen onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van de ziekte als bedoeld in lid 2.
5. De omvang waarin de voortzetting van de pensioenopbouw en de premiebetaling van de beschikbare premie plaatsvindt, wordt vastgesteld volgens onderstaande tabel:
Mate van arbeidsongeschiktheid | Voortzettingspercentage |
0 tot 35% | 0% |
35 tot 45% | 40% |
45 tot 55% | 50% |
55 tot 65% | 60% |
65 tot 80% | 72,5% |
80 tot 100% | 100% |
5. Zolang de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de werkgever bestaat, zijn op het deel van de pensioenaanspraken, waarop de premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid niet van toepassing is, de bepalingen met betrekking tot de parttimer van toepassing. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid zich wijzigt tijdens deze periode, wijzigt de mate van premievrije voortzetting van de verzekeringen dienovereenkomstig per datum van de wijziging.
6. Zodra de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de werkgever wordt beëindigd, is op het in lid 5 bedoelde deel van de pensioenaanspraken het bepaalde in artikel 30 van toepassing. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid wordt verlaagd, wijzigt de mate van premievrije voortzetting dienovereenkomstig per datum van de wijziging. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid wordt verhoogd, blijft de mate van premievrije voortzetting van de verzekeringen ongewijzigd.
7. Voor zover en zolang de deelnemer zijn restverdiencapaciteit bij de werkgever benut, wordt voor dat deel de basispensioengrondslag en excedentpensioengrondslag vastgesteld op basis van het jaarsalaris waarop de deelnemer ter zake van die restverdiencapaciteit recht heeft, met dien verstande dat de pensioenopbouw niet kan uitgaan boven 100% van de opbouw waarop de deelnemer recht zou hebben als hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest, uitgaande van het jaarsalaris dat voor hem laatstelijk voorafgaand aan zijn ziekte was vastgesteld.
8. Voor zover de opbouw op grond van dit artikel wordt voortgezet bestaat geen aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen ter zake van tijdens de voortzettingsperiode ontstane of toegenomen arbeidsongeschiktheid.
9. Voortzetting van de pensioenopbouw in de excedent- en prepensioenregeling vindt plaats op basis van de leeftijdsafhankelijke beschikbare premie, zoals deze jaarlijks wordt vastgesteld volgens de excedent- en prepensioenregeling.
Artikel 25 WIA-excedentpensioen
1. Degene die gedurende zijn deelnemerschap arbeidsongeschikt is geworden heeft ter zake van die arbeidsongeschiktheid recht op arbeidsongeschiktheidspensioen, indien de som van het jaarsalaris en het ploegendienstsalaris hoger is dan de WIA-loongrens.
2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op het tijdstip waarop de deelnemer in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de WIA.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt, maar uiterlijk tot de pensioendatum, of, bij eerder overlijden van de deelnemer, tot en met de maand van overlijden van de pensioengerechtigde.
3. Het arbeidsongeschiktheidspensioen is bij gehele arbeidsongeschiktheid gelijk aan 70% van het deel van het jaarsalaris en het ploegendienstsalaris dat uitgaat boven de WIA-loongrens.
4. Het arbeidsongeschiktheidspensioen is bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid gelijk aan het product van het uitkeringspercentage en het verschil tussen het deel van het jaarsalaris en het ploegendienstsalaris dat uitgaat boven de WIA-loongrens.
Het uitkeringspercentage bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van :
Arbeidsongeschiktheidspercentage | Uitkeringspercentage |
0%-35% | 0% |
35%-45% | 28% |
45%-55% | 35% |
55%-65% | 42% |
65%-80% | 50,75% |
80% of meer | 70% |
5. Voor de toepassing van dit artikel worden het jaarsalaris, het ploegendienstsalaris en de WIA-loongrens in aanmerking genomen zoals deze laatstelijk zijn vastgesteld voorafgaande aan of samenvallend met de ingangsdatum van de WIA-uitkering voor de deelnemer. Het jaarsalaris zal voor toepassing van dit artikel worden bepaald zonder toepassing van het bepaalde in artikel 4 lid 4.
6. Het jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij gehele arbeidsongeschiktheid ten hoogste EUR 127.557,- (niveau 2014).
7. Ingeval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de deelnemer vervalt de aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen, met uitzondering van een recht op uitkeringen ter zake van arbeidsongeschiktheid die reeds bestaat. In dat laatste geval blijft het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen van kracht, maar ten hoogste voor de mate
van arbeidsongeschiktheid onmiddellijk voorafgaand aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
8. Zodra de gewezen deelnemer na beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor een lager arbeidsongeschiktheidspensioen of helemaal niet meer voor het arbeidsongeschiktheidspensioen in aanmerking komt, wordt het ingegane of uitgestelde arbeidsongeschiktheidspensioen overeenkomstig verlaagd dan wel vervalt de verzekering.
9. De aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen als omschreven in dit artikel maken deel uit van de pensioenregeling. De financiering van deze aanspraken is begrepen in de financiering van het basispensioen als bedoeld in artikel 13.
Artikel 26 Extra stortingen
1. Iedere deelnemer wordt in de gelegenheid gesteld op de in dit artikel omschreven wijze extra stortingen te doen ter verwerving van pensioen. Deze stortingen zijn maximaal gelijk aan de in dit artikel genoemde percentages en minimaal gelijk aan een door het bestuur te bepalen minimum aan de stortingen.
2. Iedere deelnemer wordt in de gelegenheid gesteld maandelijks en/of driemaal (april, juni en december) jaarlijks een extra storting te doen teneinde het pensioen in de basispensioenregeling te verhogen. De storting is maximaal gelijk aan een leeftijdsafhankelijk percentage van de basispensioengrondslag volgens de volgende tabel:
Leeftijd jaar | Bijdrage % | Leeftijd jaar | Bijdrage % |
20 t/m 24 | 1,1% | 45 t/m 49 | 2,4% |
25 t/m 34 | 1,4% | 50 t/m 54 | 2,9% |
35 t/m 39 | 1,6% | 55 t/m 59 | 3,5% |
40 t/m 44 | 2,0% | 60 t/m 64 | 4,3% |
3. Iedere deelnemer wordt in de gelegenheid gesteld maandelijks en/of driemaal (april, juni en december) jaarlijks een extra storting te doen teneinde het pensioen in de excedentpensioenregeling te verhogen. De storting is maximaal gelijk aan een leeftijdsafhankelijk percentage van de excedentpensioengrondslag volgens de volgende tabel:
Leeftijd Xxxx | Xxxxxxxx % | Leeftijd jaar | Bijdrage % |
25 t/m 29 | - | 45 t/m 49 | 2,0% |
30 t/m 34 | - 50 t/m 54 | 4,5% |
35 t/m 39 | - 55 t/m 59 | 8,0% |
40 t/m 44 | - 60 t/m 64 | 12,5% |
4. Iedere deelnemer wordt in de gelegenheid gesteld maandelijks en/of driemaal (april, juni en december) jaarlijks een extra storting te doen teneinde het pensioen in de basispensioenregeling te verhogen. De storting is maximaal gelijk aan een leeftijdsafhankelijk percentage volgens de volgende tabel van het verschil tussen de franchise en de minimumfranchise. De minimumfranchise is hierbij 10/7 maal de AOW-uitkering voor een gehuwde, inclusief vakantietoeslag.
Leeftijd jaar | Bijdrage % | Leeftijd jaar | Bijdrage % |
25 t/m 29 | 9,1% | 45 t/m 49 | 19,1% |
30 t/m 34 | 10,8% | 50 t/m 54 | 23,1% |
35 t/m 39 | 13,1% | 55 t/m 59 | 28,0% |
40 t/m 44 | 15,8% | 60 t/m 64 | 34,2% |
5. Iedere deelnemer wordt in de gelegenheid gesteld maandelijks en/of driemaal (april, juni en december) jaarlijks een extra storting te doen teneinde het pensioen in de prepensioenregeling te verhogen. Het bestuur stelt de nadere voorwaarden vast. Indien de storting niet maandelijks geschiedt, zal de werkgever vooraf toetsen of de storting volgens de fiscale regelgeving mogelijk is. Indien er sprake is van overschrijding van de fiscale grenzen dient de betreffende storting naar een fiscaal aanvaardbaar niveau te worden gebracht.
6. Het fonds opent ten behoeve van elke deelnemer in zijn boeken op diens naam een extra pensioenspaarrekening waarop de extra stortingen, als bedoeld in de leden 2 tot en met 4, onder aftrek van de eventueel uit hoofde van artikel 25 verschuldigde risicopremies en kostenopslag, worden bijgeschreven.
Bij het aangaan van een huwelijk zullen de na dit tijdstip verrichte stortingen en daarover bijgeschreven rendementen apart worden geadministreerd.
7. Het saldo van een extra pensioenspaarrekening waaraan geen rechten meer kunnen worden ontleend zal vervallen ten gunste van het fonds.
8. De rendementen van de gelden op de extra pensioenspaarrekening zullen op de extra pensioenspaarrekening worden bijgeschreven.
9. Bij beëindiging van het deelnemerschap van een deelnemer als bedoeld in artikel 30 lid 1 zal het saldo van diens extra pensioenspaarrekening worden overgedragen aan een verzekeraar of aan een ander pensioenfonds, naar zijn keuze, ter inkoop van pensioenaanspraken aldaar en met inachtneming
van de wettelijke bepalingen dienaangaande. De keuze zal door de betrokkenen binnen drie maanden na de uitdiensttreding aan het bestuur schriftelijk kenbaar moeten worden gemaakt.
10. Op de pensioendatum van een deelnemer zal het saldo van diens extra pensioenspaarrekening worden overgedragen aan een verzekeraar of aan een ander pensioenfonds, naar zijn keuze, ter inkoop van pensioenuitkeringen aldaar en met inachtneming van de wettelijke bepalingen dienaangaande. Op verzoek van de deelnemer kan het bovenstaande op een eerder dan wel later tijdstip dan de pensioendatum plaats vinden. De deelnemer dient de keuze hiertoe tenminste 3 maanden voor de vervroegde respectievelijk de reglementaire pensioendatum schriftelijk aan het bestuur kenbaar te maken.
11. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan de (gewezen) deelnemer, die op grond van artikel 26a zijn pensioeningangsdatum heeft vervroegd dan wel uitgesteld, ervoor kiezen het extra pensioenkapitaal op een latere datum dan de pensioeningangsdatum aan te wenden voor inkoop van een pensioenuitkering. Het uiterste moment waarop het extra pensioenkapitaal moet worden aangewend voor een pensioenuitkering is gelegen vijf jaar na de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Indien de (gewezen) deelnemer ervoor kiest om het extra pensioenkapitaal later aan te wenden dan op de pensioeningangsdatum, dan dient hij ten minste zes maanden voor de pensioeningangsdatum zijn keuze schriftelijk aan het bestuur kenbaar te maken.
12. Bij overlijden van een deelnemer voor de pensioendatum zal het saldo van diens extra pensioenspaarrekening worden overgedragen aan een verzekeraar of aan een ander pensioenfonds naar keuze van de nagelaten partner en/of kinderen ter inkoop van pensioenuitkeringen aldaar en met inachtneming van de wettelijke bepalingen dienaangaande. De keuze zal door de betrokkenen binnen drie maanden na het overlijden aan het bestuur schriftelijk moeten worden bekend gemaakt.
13. Indien de in de vorige leden van dit artikel bedoelde keuze niet binnen de gestelde termijn schriftelijk aan het bestuur kenbaar is gemaakt dan zal het bestuur het saldo van de pensioenspaarrekening aanwenden voor inkoop van pensioenaanspraken.
Artikel 26a Eerdere ingang en uitstel van het ouderdomspensioen
1. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan, met in acht name van het bepaalde in artikel 18 lid 3, artikel 23 lid 2 en artikel 26 lid 11, het levenslang ouderdomspensioen op een eerder dan wel later tijdstip dan de pensioendatum ingaan. De (gewezen) deelnemer dient de keuze hiertoe tenminste 6 maanden voor de vervroegde ingangsdatum in geval van
vervroeging, respectievelijk 6 maanden voor de pensioendatum in geval van uitstel, kenbaar te maken. De keuze is onherroepelijk.
2.
a. Indien de (gewezen) deelnemer het levenslang ouderdomspensioen in laat gaan voor de pensioendatum wordt het opgebouwde ouderdomspensioen met de hieronder vermelde factor vermenigvuldigd.
Aantal jaren dat het pensioen eerder ingaat | Factor
| Aantal jaren dat het pensioen eerder ingaat | Factor
|
1 | 0,9480 | 6 | 0,7393 |
2 | 0,8997 | 7 | 0,7058 |
3 | 0,8551 | 8 | 0,6746 |
4 | 0,8136 | ||
5 | 0,7751 |
b. De hoogte van het meeverzekerde opgebouwde partnerpensioen bij overlijden van de deelnemer blijft ongewijzigd.
3.
a. Indien de (gewezen) deelnemer het levenslang ouderdomspensioen in laat gaan na de pensioendatum wordt het opgebouwde ouderdomspensioen met de hierna vermelde factor vermenigvuldigd.
ingaat | ||
1 | 1,0569 | 66 |
2 | 1,1199 | 67 |
3 | 1,1896 | 68 |
Aantal jaren dat het pensioen later
Factor
Nieuwe ingangsleeftijd ouderdomspensioen
b. De hoogte van het meeverzekerde opgebouwde partnerpensioen bij
overlijden van de deelnemer blijft ongewijzigd.
4. De in dit artikel genoemde factoren gelden vanaf 1 januari 2023 en kunnen door het bestuur worden aangepast.
5. De (gewezen) deelnemer kan, op zijn vroegst vanaf de eerste dag van de maand volgend op zijn 57e verjaardag, het ouderdomspensioen eerder dan de pensioendatum laten ingaan als hij op dat moment stopt met werken. Het fonds zal dit toetsen. Hiertoe zal het fonds de (gewezen) deelnemer verzoeken schriftelijk te verklaren dat hij het arbeidzame leven heeft beëindigd en niet de intentie heeft deze te gaan hervatten. De eis van stoppen met werken geldt niet als de ingangsdatum van het ouderdomspensioen wordt vervroegd tot een datum die is gelegen op of na de eerste dag van de maand volgend op de maand gelegen 5 jaren voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Artikel 26b Gedeeltelijke vervroeging van het levenslang ouderdomspensioen (deeltijdpensioen)
1. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan het levenslang ouderdomspensioen gedeeltelijk eerder ingaan. Voor het deel van het pensioen dat wordt vervroegd, is het bepaalde in artikel 26a van overeenkomstige toepassing.
Artikel 27 Vervanging van partnerpensioen door ouderdomspensioen
1. De (gewezen) deelnemer kan geheel of gedeeltelijk afstand doen van de aanspraak op partnerpensioen teneinde zijn aanspraak op ouderdomspensioen te verhogen.
Hierbij gelden de volgende regels:
a. de keuze kan eenmalig gemaakt worden en dient uiterlijk 3 maanden voor de (vervroegde) ingangsdatum van het ouderdomspensioen kenbaar te zijn gemaakt. De keuze is onherroepelijk;
b. de (gewezen) deelnemer met een partner dient een notariële akte over te leggen waaruit blijkt dat de deelnemer afstand doet van het partnerpensioen en de partner hiermee instemt;
x. xx xxxxxxxxx (gewezen) deelnemer dient een schriftelijke verklaring over te leggen waaruit blijkt dat hij geen partner heeft die aanspraak zou kunnen maken op zijn partnerpensioen;
d. de (gewezen) deelnemer kan afstand doen van zijn gehele, driekwart, de helft of een kwart van zijn partnerpensioen.
2. Indien de deelnemer op de pensioendatum geheel of gedeeltelijk afstand doet van de aanspraak op partnerpensioen, wordt het ouderdomspensioen verhoogd met een extra aanspraak. Deze extra aanspraak is in onderstaande tabel uitgedrukt als factor ten op zichte van het
partnerpensioen. De percentages verschillen indien gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om het ouderdomspensioen te vervroegen conform artikel 26a. Afstand van partnerpensioen voor hoger ouderdomspensioen is mogelijk op het moment dat het ouderdomspensioen volledig ingaat.
Aantal jaren dat het pensioen is vervroegd
Pensioenleeftijd Uitruilvoet uitgedrukt
als factor t.o.v.het partnerpensioen
Extra ouderdomspensioen bij uitruil van € 1.000 partnerpensioen
0 | 65 | 0,2318 | € 231,80 |
1 | 64 | 0,2224 | € 222,40 |
2 | 63 | 0,2135 | € 213,50 |
3 | 62 | 0,2050 | € 205,00 |
4 | 61 | 0,1969 | € 196,90 |
5 | 60 | 0,1891 | € 189,10 |
6 | 59 | 0,1817 | € 181,70 |
7 | 58 | 0,1746 | € 174,60 |
8 | 57 | 0,1679 | €167,90 |
3. Ingeval de aanspraak op partnerpensioen als gevolg van waardeoverdracht (artikel 31 lid 7) of na aftrek van aanspraken op bijzonder partnerpensioen minder dan 70% van het (te bereiken) ouderdomspensioen bedraagt, wordt het in de tabel genoemde percentage vermenigvuldigd met het quotiënt van
a. de aanspraak op jaarlijks partnerpensioen, na aftrek van de eventuele aanspraak op bijzonder partnerpensioen, en
b. 70% van het (te bereiken) ouderdomspensioen.
4. De in dit artikel genoemde factoren gelden per 1 januari 2023 en kunnen door het bestuur worden aangepast.
Artikel 27a Vervanging van ouderdomspensioen door partnerpensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft op de datum waarop het deelnemerschap
anders dan door overlijden eindigt en op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen de keuzemogelijkheid om een gedeelte van zijn aanspraak op ouderdomspensioen om te zetten in partnerpensioen.
2. Het totale partnerpensioen kan met inbegrip van aanspraken op bijzonder partnerpensioen na omzetting niet meer bedragen dan 70% van het ouderdomspensioen.
3. De in dit artikel genoemde factoren gelden per 1 januari 2023 en kunnen door het bestuur worden aangepast.
4. Het recht op omzetting geldt niet voor aanspraken op ouderdomspensioen die zijn opgebouwd vóór 1 januari 2008.
5. Het recht op omzetting geldt niet voor het deel van een ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
6. Indien de deelnemer op de pensioendatum geheel of gedeeltelijk afstand doet van de aanspraak op ouderdomspensioen, wordt het partnerpensioen verhoogd met een extra aanspraak. Deze extra aanspraak is in onderstaande tabel uitgedrukt als factor ten opzichte van het ouderdomspensioen. De factoren verschillen indien gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om het ouderdomspensioen te vervroegen conform artikel 26a.
Aantal jaren dat het pensioen is vervroegd | Pensioenleeftijd | Uitruilvoet uitgedrukt als factor t.o.v. het ouderdomspensioen | Extra partnerpensioen bij uitruil van € 1.000 ouderdomspensioen |
0 | 65 | 3,7754 | € 3.775,40 |
1 | 64 | 3,9400 | € 3.940,00 |
2 | 63 | 4,1101 | € 4.110,10 |
3 | 62 | 4,2873 | € 4.287,30 |
4 | 61 | 4,4708 | € 4.470,80 |
5 | 60 | 4,6601 | € 4.660,10 |
6 | 59 | 4,8566 | € 4.856,60 |
7 | 58 | 5,0588 | € 5.058,80 |
8 57 5,2672
€ 5.267,20
7. De (gewezen) deelnemer dient op de datum waarop het deelnemerschap anders dan door overlijden eindigt, doch uiterlijk 6 maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen schriftelijk aan het fonds zijn keuze kenbaar te maken.
8. De in dit artikel genoemde factoren gelden per 1 januari 2023 en kunnen door het bestuur worden aangepast.
Artikel 28 Verschillende hoogtes van het ouderdomspensioen
1.
a. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan op de ingangsdatum het alsdan ingaande jaarlijks levenslang ouderdomspensioen conform onderstaande tabel worden omgezet in een jaarlijks levenslang
ouderdomspensioen dat tot de 70- respectievelijk 75-jarige leeftijd van de deelnemer hoger is dan het oorspronkelijk uit te keren jaarlijks levenslang ouderdomspensioen en vanaf deze leeftijd lager is dan het oorspronkelijk uit te keren jaarlijks levenslang ouderdomspensioen.
Pensioenleeftijd | Hoog tot Hoog | 70 | Laag | Hoog | 75 | Laag |
57 | 1,142 | 0,856 | 1,094 | 0,821 | ||
58 | 1,149 | 0,862 | 1,099 | 0,824 | ||
59 | 1,158 | 0,868 | 1,104 | 0,828 | ||
60 | 1,166 | 0,875 | 1,109 | 0,832 | ||
61 | 1,176 | 0,882 | 1,115 | 0,836 | ||
62 | 1,187 | 0,890 | 1,121 | 0,841 | ||
63 | 1,199 | 0,899 | 1,128 | 0,846 | ||
64 | 1,212 | 0,909 | 1,136 | 0,852 | ||
65 | 1,227 | 0,920 | 1,145 | 0,859 |
b. De hoogte van het meeverzekerde opgebouwde partnerpensioen bij overlijden van de gepensioneerde deelnemer na de pensioendatum blijft ongewijzigd.
2. De keuze van de (gewezen) deelnemer voor de in het voorafgaande lid omschreven mogelijkheid is eenmalig en onherroepelijk.
3. De (gewezen) deelnemer die gebruik maakt van deeltijdpensioen kan gebruik maken van de hoog-laagregeling op het moment dat het ouderdomspensioen volledig ingaat. De hoog-laagregeling kan alleen worden toegepast op het deel van het ouderdomspensioen dat vanaf dat moment ingaat.
4. De (gewezen) deelnemer dient een verzoek tot de in lid 1 omschreven mogelijkheid tenminste 3 maanden voor de ingangsdatum schriftelijk bij het bestuur in te dienen.
De in dit artikel genoemde factoren gelden per 1 januari 2023 en kunnen door het bestuur worden aangepast.
Artikel 28a Fiscale bepalingen
1. Vervallen.
2. Het levenslang partnerpensioen, eventueel vermeerderd met het tijdelijk partnerpensioen voor de partner, kan maximaal worden aangevuld tot een bedrag dat gelijk is aan 70% van het laatste pensioensalaris van de deelnemer dan wel 70% van het laatste hogere feitelijke jaarinkomen van de deelnemer, voor zover dat krachtens fiscaal recht als pensioengevend mag worden aangemerkt.
Het wezenpensioen voor kinderen kan maximaal worden aangevuld tot een bedrag dat gelijk is aan 14% van het laatste pensioensalaris van de deelnemer dan wel 14% van het laatste hogere feitelijke jaarinkomen van de deelnemer, voor zover dat krachtens fiscaal recht als pensioengevend mag worden aangemerkt.
3. Vervallen.
4. In het geval dat het hanteren van de richtlijn zoals bedoeld in artikel 26 “Extra stortingen“ onbedoeld leidt tot een fiscale bovenmatigheid van de pensioenregeling en/of niet in overeenstemming blijkt te zijn met de opvatting van de fiscus en/of de belastingrechter, dan is de werkgever bevoegd zich neer te leggen bij het standpunt van de belastinginspecteur dan wel de uitspraak van de belastingrechter en de richtlijn met terugwerkende kracht zodanig aan te passen dat deze op basis van geldende fiscale wetgeving en jurisprudentie wel aanvaardbaar is.
5. De ingangsdatum van het pensioen kan nooit eerder of later zijn dan volgens de fiscale wetgeving is toegestaan. Het ouderdomspensioen dan wel prepensioen gaat direct in indien de grens zoals omschreven in lid 1 is bereikt.
6. Voor alle flexibiliseringselementen zoals genoemd in de paragraaf
“flexibiliteit” geldt dat één en ander alleen binnen de fiscale grenzen kan geschieden.
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 29 Echtscheiding
1. Met betrekking tot het ouderdomspensioen vastgesteld volgens de basispensioenregeling gelden de volgende bepalingen:
a. Xxxxxxx van echtscheiding of van scheiding van tafel en bed verkrijgt de ex-echtgeno(o)t(e) van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (zoals van kracht geworden op 1 mei 1995) een aanspraak op 50% van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen. Indien binnen 2 jaar na scheiding hiervan melding wordt gemaakt via het daartoe bestemde van overheidswege opgestelde formulier ontstaat voor de ex-echtgeno(o)t(e) een zelfstandig recht;
b. De zogenoemde pensioenverevening sub a. vindt niet plaats indien het aan de ex-echtgeno(o)t(e) uit te keren pensioen lager is dan het bedrag van het afkoopbare pensioen als bedoeld in artikel 32 lid 3;
c. Het aan de ex-echtgeno(o)t(e) toekomende ouderdomspensioen wordt vanaf de datum van toekenning jaarlijks aangepast conform de bepalingen in artikel 14 (waardevastheid);
d. Het aan de ex-echtgeno(o)t(e) toekomende ouderdomspensioen komt in mindering op het ouderdomspensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer c.q. gepensioneerde;
e. Het ouderdomspensioen sub a. wordt uitgekeerd vanaf de pensioendatum van de deelnemer indien en zolang beiden in leven zijn. Het ouderdomspensioen komt weer aan de gepensioneerde toe indien de ex-echtgeno(o)t(e) als eerste overlijdt.
2. Met betrekking tot het partnerpensioen vastgesteld volgens de basispensioenregeling gelden de volgende bepalingen:
a. Indien het huwelijk van de deelnemer eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, dan wel indien een gemeenschappelijke huishouding, anders dan door overlijden eindigt, krijgt de ex-partner een premievrije aanspraak op partnerpensioen. Deze premievrije aanspraak op partnerpensioen wordt vastgesteld overeenkomstig het in artikel 30 van dit pensioenreglement bepaalde dat de deelnemer ten behoeve van de ex-partner zou hebben gekregen, indien op het tijdstip van echtscheiding, ontbinding van het huwelijk of beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding de deelneming zou zijn geëindigd anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd;
b. Indien het huwelijk van een gewezen deelnemer of gepensioneerde eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, dan wel de gemeenschappelijke huishouding anders dan door overlijden eindigt, krijgt de ex-partner een zodanige premievrije aanspraak op partnerpensioen als de gewezen deelnemer of gepensioneerde ten
behoeve van de ex-partner heeft verkregen bij het eindigen van het deelnemerschap;
c. Het in dit lid bepaalde vindt geen toepassing indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in het huwelijk treedt met de betreffende partner;
d. Indien op grond van dit artikel aan de gewezen echtgeno(o)t(e) een zelfstandige aanspraak op pensioen wordt toegekend dan is het bepaalde in artikel 32 van overeenkomstige toepassing op deze aanspraak.
3. Met betrekking tot de pensioenspaarrekeningen opgebouwd volgens de excedent- en/of prepensioenregeling gelden de volgende bepalingen:
a. Indien het huwelijk van de (gewezen) deelnemer eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, anders dan door overlijden, krijgt de ex-partner een premievrije aanspraak op een deel van het pensioenspaarsaldo. Dit deel bedraagt 50% van de staande het huwelijk verrichte stortingen en daarover bijgeschreven en nog bij te schrijven rendementen;
b. Indien op grond van dit artikel aan de gewezen echtgeno(o)t(e) een zelfstandige aanspraak op een pensioenspaarsaldo wordt toegekend dan is het bepaalde in artikel 32 van overeenkomstige toepassing op deze aanspraak;
c. Bij overlijden van de ex-partner voor de pensioeningangsdatum zal het volledige pensioenspaarsaldo van de ex-partner overgeboekt worden naar de pensioenspaarrekening van de (gewezen) deelnemer.
4. De werkgever en het fonds kunnen samen op verzoek van de betrokkenen in de in lid 1, 2 en 3 van dit artikel genoemde gevallen een andere dan de daar omschreven regeling treffen, indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de ex-partner bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien een verklaring van het fonds aan de overeenkomst is gehecht, waaruit blijkt dat het fonds bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken.
5.
a. De ex-echtgeno(o)t(e) ontvangt een bewijs van de aanspraken en het recht op uitbetaling conform dit artikel; de (gewezen) deelnemer c.q. gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift.
b. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ontvangt een opgave van zijn eigen verminderde aanspraak op pensioen.
6. Het fonds is bevoegd de kosten verbonden aan het vaststellen van het te verevenen ouderdomspensioen aan elk der betrokken partijen voor de helft in rekening te brengen.
7.
a. Het in lid 1 en lid 3 van dit artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing op geregistreerde partners.
b. Het in lid 1 en lid 3 van dit artikel bepaalde is niet van toepassing op verbreking van de gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in artikel 1 lid 5b.
8. De ex-partner heeft het recht een aanspraak op bijzonder partnerpensioen te vervreemden aan een eerdere ex-partner van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde of aan degene die op de datum van overlijden partner was van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, mits
a. Uit een verklaring van het fonds blijkt dat het fonds bereid is een eventueel uit de overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken;
b. de vervreemding onherroepelijk is; en
c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
Artikel 30 Beëindiging van het deelnemerschap
1. Indien het deelnemerschap anders dan vanwege pensionering of overlijden wordt beëindigd, zal met betrekking tot de basisregeling het volgende gelden:
a. aan de deelnemer zal een aanspraak worden verleend op premievrij verminderd ouderdomspensioen, levenslang partnerpensioen en wezenpensioen, ingaande op dezelfde tijdstippen als waarop de oorspronkelijke pensioenen zouden ingaan;
b. De verminderde in uitzicht gestelde pensioenaanspraken, als bedoeld in sub a, zijn gelijk aan de tijdsevenredige aanspraken. Daaronder wordt verstaan het verschil tussen de aanspraken welke de gewezen deelnemer zou hebben gekregen als hij zou hebben deelgenomen tot de pensioendatum en de aanspraken die hij zou hebben gekregen als hij zou hebben deelgenomen vanaf het tijdstip waarop zijn deelneming eindigde tot de pensioendatum.
Bij de berekeningen bedoeld in de vorige volzin wordt, voor wat betreft de gegevens die voor de vaststelling van de pensioenaanspraken van belang zijn, uitgegaan van die gegevens, zoals deze gelden op het tijdstip waarop de deelneming is geëindigd.
2. Met betrekking tot de excedent- en/of prepensioenregeling zal het volgende gelden:
• De gewezen deelnemer behoudt een aanspraak ter grootte van de totale op diens pensioenspaarrekeningen aanwezige saldi.
3. De gewezen deelnemer ontvangt bij beëindiging van de deelneming een opgave van de hoogte van de aanspraken als bedoeld in lid 1 en 2 van dit
artikel.
Artikel 31 Waardeoverdracht
1.
a. Overdracht van pensioenaanspraken en de berekening van de waarde daarvan zal worden uitgevoerd overeenkomstig de wettelijke regels.
b. De deelnemer, die overdracht wenst, dient na aanvang van het deelnemerschap een verzoek in, waarbij het fonds wordt gevraagd om de pensioenaanspraken op te geven, die kunnen worden verkregen uit de over te dragen waarde van elders opgebouwde pensioenaanspraken.
c. Voor een gewezen deelnemer wordt de waarde van zijn in het fonds opgebouwde pensioenaanspraken alleen overgedragen indien hij wordt opgenomen in de pensioenregeling van een volgende onderneming. Voor overdracht van de aanspraak op partnerpensioen is de afzonderlijke goedkeuring van de partner van de deelnemer vereist.
Door waardeoverdracht vervallen de daarmee corresponderende pensioenaanspraken.
d. Voordat in geval van een uitgaande waardeoverdracht de overdrachtswaarde wordt berekend volgens de in dit lid genoemde rekenregels, worden de over te dragen pensioenaanspraken verlaagd voor zover in het kader van een herstelplan verlagingen zijn verwerkt in de technische voorzieningen, maar nog niet doorgevoerd in de pensioenaanspraken.
2. Indien de deelnemer bij opname besluit tot overdracht van pensioenaanspraken opgebouwd in een voorgaande pensioenregeling, dan wordt de overgedragen waarde omgezet in pensioenaanspraken.
Buiten beschouwing blijft:
1. een voor de omzetting verkregen aanspraak van een gewezen echtgeno(o)t(e) of partner van de deelnemer op bijzonder weduwen-, weduwnaars- of partnerpensioen;
2. een in de voorgaande pensioenregeling verkregen aanspraak op weduwen- of weduwnaarspensioen waarvoor de echtgeno(o)t(e) geen toestemming voor overdracht geeft.
3. De omgezette pensioenaanspraken als bedoeld in lid 2 zullen worden geacht te zijn verkregen in dienst van de werkgever.
4. Overgedragen waarde als bedoeld in lid 2 uit een andere dan een prepensioen- of daarop gelijkende voorafgaande regeling zal worden ingebracht in de basis- en excedentpensioenregeling in verhouding van de conform de artikelen 6 en 15 bepaalde grondslagen. ∗)
∗) Voorbeeld. Overdrachtswaarde is EUR 136.134. De verzekerde heeft een basispensioengrondslag van EUR 45.378 en een excedentpensioengrondslag van EUR
5. Overgedragen waarde als bedoeld in lid 2 uit een prepensioen- of daarop gelijkende voorgaande regeling zal worden ingebracht in de prepensioenregeling.
6. Conform lid 4 naar de basispensioenregeling omgezette aanspraken worden uitgedrukt in extra diensttijd, die benodigd is om bij aanvang van het deelnemerschap de omgezette aanspraken te verkrijgen. In het geval dat de totale diensttijd meer dan 40 jaar gaat bedragen zal het deel van de omgezette pensioenaanspraken dat deze overschrijding veroorzaakt, als extra pensioen worden aangemerkt. Het bepaalde in artikel 14 inzake de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers is van overeenkomstige toepassing op dit extra pensioen.
7. Indien geen waarde voor partnerpensioen wordt ontvangen, wordt het toe te kennen partnerpensioen procentueel verlaagd naar rato van het niet overgedragen partnerpensioen.
Artikel 32 Afkoop
1. Pensioen of aanspraken op pensioen ingevolge deze pensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
2. Het fonds heeft onder de in artikel 66 tot en met 68 van de Pensioenwet genoemde voorwaarden het recht een pensioenrecht of pensioenaanspraak af te kopen indien dit niet uitgaat boven het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet. De afkoopwaarde wordt vastgesteld op basis van sekseneutrale factoren die periodiek door het bestuur worden vastgesteld voor een bepaalde periode. De hoogte en geldigheidsduur van die factoren is opgenomen in bijlage 1 bij dit pensioenreglement. Het fonds betaalt de uitkering op de dag dat de pensioenaanspraken of pensioenrechten vervallen in verband met de afkoop.
Artikel 33 Overheveling pensioenspaarkapitaal
1. Het fonds draagt aan het einde van het boekjaar, waarin het verzoek door de betrokkenen bij het bestuur is ingediend, het aanwezige pensioenspaarsaldo over. De overdracht kan op een ander tijdstip geschieden bij akkoordbevinding van zowel de gewezen deelnemer of gepensioneerde als van het bestuur.
9.075. De inbreng in de basisregeling is 45.378/54.453 van EUR 136.134 is EUR 113.446. De inbreng in de excedentregeling is dan EUR 22.688.
Bij overdracht is de toestemming nodig van de partner.
2. De hoogte van de pensioenaanspraken, welke voor het pensioenspaarsaldo dienen te worden aangekocht, zal afhankelijk zijn van de grondslagen en de tarieven, zoals die op het moment van overdracht van het pensioenspaarsaldo bij de betreffende verzekeraar of pensioenfonds van kracht zijn.
Ingeval van overdracht van het pensioenspaarsaldo aan een verzekeraar of aan een pensioenfonds zijn het fonds en de werkgever van alle verdere verplichtingen jegens betrokkene en/of de na te laten betrekkingen ontslagen.
3. Indien bij opname in de excedent- en/of prepensioenregeling waarde- overdracht plaatsvindt op grond van artikel 31 lid 2, dan zijn de bepalingen in artikel 30 voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing op dit excedent- respectievelijk prepensioen.
Artikel 34 Deelnemersverplichtingen
1. De deelnemer verkrijgt een bewijs van toetreding. Door de toetreding tot de pensioenregeling machtigt de deelnemer de werkgever met name de in artikel 17 lid 2 en artikel 21 lid 3 van dit reglement bedoelde jaarlijkse bijdrage van zijn salaris in te houden.
2. Degenen die voor zich en zijn nabestaanden aan dit pensioenreglement aanspraken kunnen ontlenen zijn verplicht hun medewerking te verlenen tot een goede uitvoering van dit pensioenreglement, onder andere door aan het fonds op eerste verzoek de bewijsstukken over te leggen en de gegevens te verschaffen, die voor de uitvoering van de pensioenregeling nodig zijn. Voorts is de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde verplicht ten spoedigste aan het fonds mededeling te doen van het aangaan respectievelijk de ontbinding van zijn huwelijk c.q. gemeenschappelijke huishouding en dienen ongehuwde deelnemers met kinderen die voor aanspraak op wezenpensioen in aanmerking komen deze aan te melden. Deze mededelingsplicht bestaat ook voor de deelnemer die een huwelijk aangaat c.q. een gemeenschappelijke huishouding gaat voeren.
3. De gevolgen van het niet nakomen van deze verplichtingen zijn voor risico van de deelnemer of gepensioneerde, onderscheidenlijk hun nabestaanden.
Artikel 35 Aspirant-deelnemers
1. Gehuwde werknemers, ongehuwde werknemers met kinderen alsmede ongehuwde werknemers die een gemeenschappelijke huishouding voeren, die nog niet als deelnemer zijn opgenomen, worden als aspirant-deelnemer
in de pensioenregeling opgenomen.
2. Aspirant-deelnemers hebben aanspraak op levenslang en tijdelijk partnerpensioen, wezenpensioen en WIA-excedentpensioen als ware hij deelnemer is.
3. Ter dekking van de in lid 2 van dit artikel bedoelde aanspraken kan het fonds eenjarige verzekeringen op risicobasis afsluiten. Deze verzekeringen hebben geen premievrije waarde of afkoopwaarde.
4. Het jaarlijks, levenslange partnerpensioen bedraagt 49% en het tijdelijk partnerpensioen 7% van de basispensioengrondslag, die voor de (oud) werknemer overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van dit reglement zou zijn vastgesteld, indien hij te zijner tijd in de pensioenregeling zou zijn opgenomen voor het ouderdomspensioen.
5. Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt voor elk kind van een aspirant- deelnemer 9,8% van de onder lid 4 van dit artikel bedoelde basispensioengrondslag. Tevens geldt de bepaling van artikel 9 lid 2.
6. De pensioenaanspraken van een aspirant-deelnemer vervallen op het tijdstip dat de aspirant-deelnemer niet meer aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde omschrijving voldoet.
7. De aspirant-deelnemer is geen bijdrage verschuldigd.
8. Voor zover hiervan in dit artikel niet is afgeweken, is het in de overige artikelen van dit pensioenreglement bepaalde zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de aspirant-deelnemers. Voor aspirant-deelnemers is het bepaalde in artikel 24 niet van toepassing.
Artikel 36 Algemene bepalingen
1. De werkgever heeft het recht voorbehouden de pensioenovereenkomst en dit pensioenreglement dat daarvan onderdeel uitmaakt, eenzijdig te wijzigen of te beëindigen. De werkgever kan uitsluitend gebruik maken van dit voorbehoud indien hij daarbij een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de deelnemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
2. In deze gevallen past de werkgever de pensioenovereenkomst en het onderhavige pensioenreglement aan, met inachtneming van het bepaalde in de beheersovereenkomst.
3. Xxxxxxx xxx xxxxxxxxx van de pensioenovereenkomst worden de voor de aanspraakgerechtigden tot het moment van wijziging opgebouwde
pensioenaanspraken niet gewijzigd.
4. Indien het fonds niet in staat is om de pensioenaanspraken van de deelnemers te voldoen, is de werkgever in uitvoering van artikel 3.5 van dit reglement en het bepaalde in de beheersovereenkomst en het financieringsplan gehouden tot bijstorting om het tekort te dekken ten opzichte van de verplichtingen opgelegd door dit pensioenreglement.
Slechts in de uitzonderlijke situatie dat de werkgever niet meer bestaat wegens faillissement of ontbinding en vereffening én de pensioenverplichtingen niet worden overgenomen door een derde, kan een vermindering van de pensioenaanspraken plaatsvinden. De te volgen modaliteiten worden beschreven in de beheersovereenkomst.
In alle andere gevallen kan het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten niet verminderen.
5. In incidentele gevallen, waarin dit reglement niet voorziet, of de billijkheid afwijking van dit reglement vordert, beslist de werkgever, na overleg met het fonds.
6. In bijzondere gevallen kunnen de werkgever en het fonds afwijken van het bepaalde in dit pensioenreglement ten aanzien van enkele deelnemers voor zover de belangen van de overige deelnemers niet worden geschaad.
7. Het fonds en de werkgever treden in de gevallen genoemd in dit artikel niet in strijd met relevante wet- en regelgeving, waaronder de Pensioenwet, de Wet op de Loonbelasting 1964 of de Belgische wetgeving.
Artikel 37 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen
1. Dit pensioenreglement is van kracht geworden op 1 januari 2002 en laatstelijk gewijzigd op 1 januari 2023.
2.
a. Dit reglement geldt niet voor gewezen deelnemers en gepensioneerden van wie de dienstbetrekking met de onderneming is geëindigd voor
1 januari 2002.
b. Dit reglement geldt echter wel voor gewezen deelnemers en gepensioneerden van wie de dienstbetrekking met de onderneming is geëindigd voor 1 januari 2002, die hun rechten hadden overgedragen aan Stichting Pensioenfonds BP. Deze rechten zullen conform het bepaalde in artikel 15 worden geïndexeerd.
3. De aanspraken die ontstaan uit de in dit reglement omschreven pensioenregeling vervangen per de ingangsdatum van het deelnemerschap
aan deze pensioenregeling de voordien door de onderneming aan de deelnemer verleende pensioenaanspraken.
4. De per 1 januari 1998 gewijzigde afrondingssystematiek van de meetellende diensttijd, zal geen negatieve gevolgen hebben voor deelnemers die op
31 december 1997 reeds deelnamen aan de op die datum geldende pensioenregeling.
De eventuele op grond van het vorige pensioenreglement voor hen geldende langere in aanmerking te nemen diensttijd, zal voor hen worden gehandhaafd.
5. Voor (oud)werknemers die aanspraken konden ontlenen aan en per 31 december 2001 deelnemer waren volgens het vóór 1 januari 2002
geldende pensioenreglement, en tevens deelnemer waren per 1 januari 2002 volgens dit reglement, wordt een extra pensioen verzekerd.
a. Dit extra pensioen bedraagt het verschil tussen de tot 1 januari 2002 opgebouwde aanspraken volgens de tot op die datum geldende pensioenregeling en de aanspraken die zouden zijn opgebouwd tot die datum volgens de onderliggende basispensioen-regeling indien deze al vanaf de aanvang van het deelnemerschap had gegolden.
b. Dit extra pensioen wordt geïndexeerd conform het bepaalde in artikel 15.
6. In artikel 27 is geregeld dat de (gewezen) deelnemer geheel of gedeeltelijk afstand kan doen van de aanspraak op partnerpensioen teneinde zijn ouderdomspensioen te verhogen en/of eerder in te laten gaan. Deze bepaling geldt voor die delen van het ouderdoms- en partnerpensioen die zijn opgebouwd vanaf 1 januari 2002.
7. Voor deelnemers die
• èn aanspraken konden ontlenen aan en per 31 december 2001 deelnemer waren volgens het vóór 1 januari 2002 geldende pensioenreglement,
• èn deelnemer waren per 1 januari 2002 volgens dit reglement,
• èn die op 1 januari 2002 de leeftijd van 30 jaar hebben bereikt en nog niet de leeftijd van 55 jaar,
wordt door de onderneming eenmalig op basis van de leeftijd op
1 januari 2002 een percentage vastgesteld volgens de onderstaande tabel. De onderneming stort jaarlijks dit percentage van de prepensioengrondslag als extra premie op de pensioenspaarrekening als genoemd in artikel 22.
Leeftijd bij aanvang van de regeling | Extra premie | Leeftijd bij aanvang van de regeling | Extra premie |
30 | 0,8% | 43 | 6,4% |
31 | 1,0% | 44 | 7,4% |
32 | 1,2% | 45 | 8,5% |
33 | 1,5% | 46 | 9,8% |
34 | 1,7% | 47 | 11,3% |
35 | 2,0% | 48 | 13,1% |
36 | 2,4% | 49 | 15,2% |
37 | 2,8% | 50 | 17,7% |
38 | 3,2% | 51 | 21,1% |
39 | 3,7% | 52 | 25,3% |
40 | 4,2% | 53 | 30,8% |
41 | 4,9% | 54 | 38,1% |
42 | 5,6% |
8. De in de artikel 26a, 27, 27a en 28 van dit reglement vermelde factoren zijn vastgesteld per 1 januari 2002 en kunnen worden gewijzigd. Xxxxx echter niet eerder dan nadat de actuaris van het fonds op grond van zijn bevindingen daartoe de noodzaak aan het bestuur heeft aangetoond.
9. Voor (oud)werknemers die aanspraken konden ontlenen aan en per 31 december 2001 deelnemer waren volgens het vóór 1 januari 2002
geldende pensioenreglement, en tevens deelnemer waren per 1 januari 2002 volgens dit reglement, en voorheen werknemer waren bij Mobil Oil B.V. en hun aanspraken op pensioen aldaar hebben overgedragen naar de vóór
1 januari 2002 geldende pensioenregeling, is het bepaalde omtrent het maximum aantal dienstjaren in artikel 5 niet van toepassing.
10. Artikel 1 onderdeel 18, artikel 2 leden 3, 4, 5, 6, 7, 9 en 10, artikel 17 lid 3 tot en met 8 en artikel 22 lid 3 tot en met 8 gelden vanaf 1 januari 2009. De in artikel 26a lid 2 en lid3, 27 lid 2 en lid 6 en 28 lid 1 opgenomen factoren gelden vanaf 1 januari 2011. Begrip 11 van artikel 1 en artikel 14 lid 4 zijn gewijzigd met ingang van 1 januari 2012. Artikel 24 lid 9 is ingevoerd per 28 november 2012. Per diezelfde datum zijn artikel 8 lid 5 en artikel 26a lid 1 gewijzigd.
11. Per 1 januari 2016 zijn artikel 2 lid 11 en 12, artikel 8 lid 6, artikel 26a lid 5, artikel 26b, artikel 28 lid 3, artikel 31 lid 1 sub d, artikel 32 lid 3, artikel 36 lid 8, artikel 37 lid 11 toegevoegd. Aan artikel 18 is lid 3 toegevoegd, onder vernummering van de daaropvolgende leden. Aan artikel 23 is lid 3 toegevoegd, onder vernummering van de daaropvolgende leden. Artikel 2 lid 2 sub d, artikel 2 lid 9, artikel 3 lid 2, artikel 8 lid 1 sub b, artikel 8 lid 4, artikel 10 lid 1, artikel 23 lid 2, artikel 26a lid 1 en 3, artikel 27 lid 2, artikel 32 lid 2 en zijn per dezelfde datum gewijzigd.
12. Per 1 juni 2016 zijn artikel 1, artikel 3, artikel 9, artikel 13, artikel 14, artikel
26a en artikel 36 gewijzigd.
13. Per 1 januari 2018 zijn artikel 23 en artikel 28a gewijzigd.
14. Per 1 januari 2018 is artikel 14a toegevoegd.
15. Per 1 januari 2023 is het partnerbegrip gewijzigd.
Getekend te Europoort - Rotterdam op,
BP Europa SE – BP Nederland
Bijlage 1 Afkoopfactoren
Hieronder zijn de in artikel 32 genoemde afkoopfactoren opgenomen. De hieronder genoemde factoren zijn geldig vanaf 1 januari 2023 en kunnen door het bestuur worden aangepast.
Leeftijd
Uitgesteld ouderdoms- pensioen ingaand op 65
jaar | ||||
21 | 8,8423 | 2,3460 | 27,9997 | 37,3747 |
22 | 8,9282 | 2,3924 | 27,5880 | 37,0581 |
23 | 9,0130 | 2,4387 | 27,1714 | 36,7357 |
24 | 9,0974 | 2,4845 | 26,7496 | 36,4075 |
25 | 9,1814 | 2,5302 | 26,3220 | 36,0730 |
26 | 9,2653 | 2,5758 | 25,8889 | 35,7331 |
27 | 9,3497 | 2,6214 | 25,4493 | 35,3873 |
28 | 9,4348 | 2,6673 | 25,0031 | 35,0357 |
29 | 9,5214 | 2,7130 | 24,5498 | 34,6786 |
30 | 9,6100 | 2,7586 | 24,0887 | 34,3158 |
31 | 9,7013 | 2,8043 | 23,6190 | 33,9471 |
32 | 9,7960 | 2,8496 | 23,1400 | 33,5726 |
33 | 9,8949 | 2,8946 | 22,6510 | 33,1922 |
34 | 9,9984 | 2,9397 | 22,1519 | 32,8064 |
35 | 10,1071 | 2,9844 | 21,6420 | 32,4153 |
36 | 10,2215 | 3,0290 | 21,1208 | 32,0186 |
37 | 10,3418 | 3,0740 | 20,5880 | 31,6164 |
38 | 10,4683 | 3,1191 | 20,0434 | 31,2090 |
39 | 10,6013 | 3,1646 | 19,4868 | 30,7962 |
40 | 10,7409 | 3,2103 | 18,9181 | 30,3782 |
41 | 10,8868 | 3,2563 | 18,3376 | 29,9552 |
42 | 11,0391 | 3,3027 | 17,7454 | 29,5274 |
43 | 11,1975 | 3,3495 | 17,1416 | 29,0945 |
44 | 11,3615 | 3,3968 | 16,5264 | 28,6562 |
45 | 11,5307 | 3,4445 | 15,9010 | 28,2135 |
46 | 11,7042 | 3,4931 | 15,2650 | 27,7654 |
47 | 11,8823 | 3,5424 | 14,6195 | 27,3135 |
48 | 12,0652 | 3,5922 | 13,9633 | 26,8564 |
49 | 12,2534 | 3,6426 | 13,2957 | 26,3938 |
50 | 12,4480 | 3,6938 | 12,6154 | 25,9257 |
51 | 12,6505 | 3,7459 | 11,9209 | 25,4522 |
52 | 12,8632 | 3,7983 | 11,2103 | 24,9740 |
53 | 13,0886 | 3,8513 | 10,4805 | 24,4901 |
Meeverzekerd (latent) nabestaanden- pensioen
Xxxxxxx tijdelijk partner- pensioen tot 65 jaar
Ingaand levenslang partner- pensioen
54 | 13,3297 | 3,9042 | 9,7283 | 23,9998 |
55 | 13,5877 | 3,9576 | 8,9522 | 23,5032 |
56 | 13,8636 | 4,0103 | 8,1519 | 23,0009 |
57 | 14,1559 | 4,0626 | 7,3283 | 22,4916 |
58 | 14,4625 | 4,1135 | 6,4843 | 21,9762 |
59 | 14,7802 | 4,1631 | 5,6223 | 21,4535 |
60 | 15,1088 | 4,2115 | 4,7427 | 20,9236 |
61 | 15,4528 | 4,2571 | 3,8423 | 20,3883 |
62 | 15,8159 | 4,3003 | 2,9167 | 19,8462 |
63 | 16,1984 | 4,3401 | 1,9660 | 19,2957 |
64 | 16,6002 | 4,3750 | 0,9924 | 18,7377 |
65 | 17,0164 | 4,3990 | 0,0000 | 18,1733 |
66 | 17,6011 | |||
67 | 17,0219 | |||
68 | 16,4371 | |||
69 | 15,8484 | |||
70 | 15,2530 | |||
71 | 14,6541 | |||
72 | 14,0516 | |||
73 | 13,4447 | |||
74 | 12,8368 | |||
75 | 12,2270 | |||
76 | 11,6188 | |||
77 | 11,0123 | |||
78 | 10,4092 | |||
79 | 9,8114 | |||
80 | 9,2183 | |||
81 | 8,6388 | |||
82 | 8,0713 | |||
83 | 7,5201 | |||
84 | 6,9850 | |||
85 | 6,4682 | |||
86 | 5,9757 | |||
87 | 5,5103 | |||
88 | 5,0744 | |||
89 | 4,6631 | |||
90 | 4,2840 | |||
91 | 3,9396 | |||
92 | 3,6155 | |||
93 | 3,3197 | |||
94 | 3,0518 | |||
95 | 2,8109 | |||
96 | 2,5961 |
97 | 2,4059 |
98 | 2,2387 |
99 | 2,0921 |
Leeftijd wezenpensioen
tot 18 jaar
wezenpensioen tot 27 jaar
0 14,7513
1 14,1190
2 13,4474
3 12,7614
4 12,0599
5 11,3410
6 10,6018
7 9,8395
8 9,0523
9 8,2400
10 7,4040
11 6,5472
12 5,6726
13 4,7809
14 3,8689
15 2,9328
16 1,9738
17 0,9946
18 0,0000 8,2350
19 7,4000
20 6,5442
21 5,6705
22 4,7795
23 3,8681
24 2,9324
25 1,9736
26 0,9946
27 0,0000
Bijlage 2 Beleggingsfondsen en -kosten
Hieronder zijn de beleggingsfondsen waaruit de (gewezen) deelnemer kan kiezen voor de belegging van zijn beschikbare premies en zoals deze gelden vanaf 1 juli 2019 Deze bijlage kan door het bestuur worden gewijzigd. De actuele beleggingsmogelijkheden en de actuele kosten zijn opvraagbaar bij het pensioenfonds.
Beleggingsfondsen | ISIN-code | Lopende kosten (incl. management fee) | In- en uitstap- vergoeding |
BlackRock Euro Government Bond 20yr Target Duration EUR | IE00BSKRJX20 | 0,28% | Geen |
BlackRock Developed World Index Sub-Fund - Flexible Accumulating EUR | IE00B61D1398 | 0,28% | Geen |
BlackRock Emerging Markets Index Sub-Fund - Flexible Accumulating EUR | IE00B3D07M82 | 0,28% | Geen |
BlackRock Euro Credit Bond Index Fund - Flexible Accumulating EUR | IE0005032192 | 0,28% | Geen |
BlackRock Euro Government Inflation-Linked Bond Fund - Flexible Accumulating EUR | IE0031080751 | 0,28% | Geen |
BlackRock Euro Government Inflation-Linked Bond Fund - Flexible Accumulating EUR (II) | IE00B4WXT741 | 0,28% | Geen |
BlackRock Institutional Euro Liquidity Fund - Agency Accumulating EUR | IE00B3KF1681 | 0,28% | Geen |
BlackRock Europe Index Sub-Fund - Flexible Accumulating EUR | IE00B4L8LJ62 | 0,28% | Geen |