STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 1372
25 februari
0000
Xxxxxxxxx- en Onderhoudsbedrijf in Nederland Bedrijfstakeigenregelingen 2015 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 februari 2015 tot wijziging van het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve
arbeidsovereenkomst voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake Bedrijfstakeigenregelingen
XXX Xx. 00000
Xx Xxxxxxxx van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partij ter ener zijde: Onderhoud NL;
Partijen ter andere zijde: FNV Bouw en CNV Vakmensen. Overwegingen ten aanzien van de tussentijdse wijziging:
Sprake is van inhoudelijke tussentijdse wijzigingen van bepalingen van de cao, zijnde artikel 5, artikel 10 lid 4 en lid 5, artikel 12 lid 1, artikel 13 lid 4, artikel 14 lid 1 en artikel 16 van de cao en artikel 1,
artikel 5 lid 1, artikel 10 lid 1, artikel 11 lid 4 en lid 8, artikel 12 lid 5 van de Statuten van het VUT-fonds.
Ten behoeve van de leesbaarheid zijn naast de gewijzigde bepalingen ook de ongewijzigde bepalingen integraal gepubliceerd.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereen- komst voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake Bedrijfstakeigenregelingen1 wordt met inachtneming van dictum II als volgt gewijzigd:
A
De onder dictum I opgenomen bepalingen worden als volgt gewijzigd:
HOOFDSTUK 1 – WERKINGSSFEER, LOOPTIJD EN BEGRIPPEN
Artikel 1 – Werkingssfeer
1. De bepalingen van deze overeenkomst zijn – met inachtneming van de definities genoemd in dit artikel en van de beperkingen omschreven in lid 5 van dit artikel – van toepassing op ondernemin- gen waarin en voorzover daarin het schilders-, en onderhoudsbedrijf als hoofdbedrijf of als wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering wordt uitgeoefend.
2. Onder hoofdbedrijf wordt ten deze verstaan het uitoefenen van het schilders- en onderhoudsbe-
1 Stcrt. 2011, nr. 1932; laatstelijk gewijzigd bij besluit van 7 augustus 2014 (Stcr. 12 augustus 2014, nr. 18606)
drijf, waarbij het aantal betrokken werknemers groter is dan het aantal werknemers, dat werkzaam- heden verricht op het gebied van een andere bedrijfstak.
Als wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering wordt voor de toepassing van deze overeenkomst beschouwd uitoefening van het schilders- en onderhoudsbedrijf door een afdeling van een onderneming welke tevens werkzaamheden op het gebied van (een) andere bedrijfstak(ken) verricht indien het personeel van die afdeling in de regel niet wordt uitgewisseld met (een) andere afdeling(en) die werkzaamheden verricht(en) op het gebied van (een) andere bedrijfstak(ken) of indien die afdeling administratief en/of organisatorisch als een afzonderlijke eenheid is te beschouwen.
3. Onder uitoefening van het schilders- en onderhoudsbedrijf wordt verstaan het bedrijfsmatig verrichten van een of meer der volgende werkzaamheden:
• het aan of in roerende en onroerende goederen aanbrengen van verven of soortgelijke producten en het verrichten van werkzaamheden die met het aanbrengen van deze materialen samenhangen als schoonmaken, egaliseren, repareren van ondergronden et cetera;
• het aanbrengen van behangsel, respectievelijk van andere te plakken afwerkingsmaterialen en het verrichten van werkzaamheden die met het aanbrengen van deze materialen samenhangen als schoonmaken, egaliseren, repareren van ondergronden et cetera uitgezonderd vloerbedek- king, betimmeringen en gordijnen;
• het plaatsen van al of niet isolerende beglazing;
• het isoleren van spouwmuren, dakbeschotten en vloeren aan en in woningen en gebouwen en andere onroerende goederen;
• het plaatsen van steigers als dit in verband staat met het (doen) verrichten van bovenomschre- ven werkzaamheden;
• het direct geven van technische en/of organisatorische leiding aan werknemers bij de uitvoering van de hiervoor omschreven werkzaamheden.
4. Als ondernemingen in de zin van het eerste lid van dit artikel worden ook beschouwd natuurlijke personen en rechtspersonen, die schilderwerk in eigen beheer uitvoeren, zoals in het kader van het beheer, respectievelijk de exploitatie van woningen, respectievelijk van gebouwen dit voorzover deze ondernemingen of instellingen niet onder de werkingssfeer van een andere collectieve arbeidsovereenkomst of loonregeling vallen.
5. Niet als uitoefening van het schilders- en onderhoudsbedrijf in de zin van deze cao worden beschouwd:
a. het door industriële ondernemingen aanbrengen van verfproducten op de door die onderne- mingen vervaardigde producten;
b. het uitoefenen van een classificeerbedrijf – waaronder verstaan wordt: het bedrijfsmatig ontdoen van ketelsteen of roest en schoonmaken (niet zijnde schilderwerk) en huidverven van vaartuigen en metalen oppervlakken en metalen constructies van schepen (of direct daarmee verbandhoudende). Onder schoonmaken dient mede verstaan te worden het aanbrengen van een eerste conserveringslaag in verband met zojuist genoemde reinigingswerkzaamheden, tenzij de uitoefening van deze werkzaamheden geschiedt in een onderneming waarin het schilders- en onderhoudsbedrijf het hoofdbedrijf is;
c. het spuiten van automobielen tenzij dit geschiedt in een onderneming, waarin het schilders- en onderhoudsbedrijf het hoofdbedrijf is.
6. Indien twijfel bestaat omtrent de toepasselijkheid van deze cao op ondernemingen als in dit artikel genoemd, kan door de werkgever of door de werknemer(s) de mening worden gevraagd van de cao-commissie. Het standpunt van de cao-commissie zal de werkgever en de werknemer(s) schriftelijk worden medegedeeld.
7. a. De cao-commissie zal ten behoeve van het opsporen en bestrijden van misstanden op eigen initiatief of op basis van meldingen onderzoeken laten uitvoeren naar de toepasselijkheid van deze cao op ondernemingen (werkingssfeer) en naar de naleving van de cao. Meldingen kunnen worden gedaan bij het secretariaat van cao-partijen, p/a A&O Services (Postbus 11, 2280 AA Rijswijk.).
b. De cao-commissie is door partijen belast met het houden van toezicht op de werkingssfeer- en nalevingsonderzoeken en namens partijen beslissingsbevoegd om uitspraken te doen over de werkingssfeer- en nalevingsonderzoeken.
8. Tegen een door de cao-commissie genomen beslissing naar aanleiding van een werkingssfeer- of nalevingsonderzoek kan bezwaar worden ingediend bij de door cao-partijen ingestelde bezwaren- commissie als bedoeld in artikel 5, lid 2.
Artikel 2 – Uitzendondernemingen
De bepalingen van deze overeenkomst zijn tevens van toepassing op de uitzendonderneming die voor meer dan 50% van de loonsom uitzendwerknemers ter beschikking stelt aan een werkgever als bedoeld in artikel 1, met uitzondering van uitzendondernemingen die lid zijn van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU), de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU), of voldoen aan elk van de hiernavolgende vereisten in welke gevallen de cao voor Uitzend- krachten van toepassing is;
a. de bedrijfsactiviteiten van deze uitzendonderneming bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek, én
b. de uitzendkrachten van deze uitzendonderneming voor tenminste 25% van haar totale premieplich- tig loon op jaarbasis betrokken zijn bij werkzaamheden verricht in enige andere tak van bedrijf dan in ondernemingen in de bouwnijverheid die als werkgever onder de werkingssfeer van deze cao vallen, én
c. de uitzendonderneming voor meer dan 15% van haar totale premieplichtig loon op jaarbasis uitzendt op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 BW, zoals laatstelijk nader gedefinieerd in Bijlage 1 Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/F&W/05/96420, ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzekeringen (Regeling Wfsv), gepubliceerd in de Staatscourant nummer 242 van 13 december 2005. De uitzendonderneming heeft aan dit criterium voldaan indien en voor zover dit door de uitvoerings- instelling als zodanig is vastgesteld, én
d. de uitzendonderneming geen deel uitmaakt van een groep ondernemingen waarvan één of meer ondernemingen als lid van een partij bij deze cao of door algemeen verbindend verklaring aan deze cao gebonden is, én
e. de uitzendonderneming geen paritair afgesproken arbeidspool is.
Artikel 4 – Begrippen en toepasselijkheid
1. Onder deze overeenkomst (nader ook genoemd deze cao) wordt verstaan de collectieve arbeids- overeenkomst voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake Bedrijfstakeigenre- glingen met de daarbij behorende bijlagen.
2. In deze overeenkomst wordt onder werkgever verstaan elke natuurlijke of rechtspersoon die bij een bedrijfsuitoefening als bedoeld in artikel 1 in Nederland arbeid doet verrichten door een of meer werknemers.
3. Onder werknemer wordt verstaan hij of zij die in Nederland voor een onderneming of een afdeling van een onderneming als bedoeld in artikel 1, werkzaam is
a. ingevolge een arbeidsovereenkomst;
b. ingevolge een overeenkomst tot aanneming van werk, tenzij hij zelf ondernemer is;
c. als hulp van de aannemer van werk onder b. bedoeld;
4. In deze overeenkomst wordt verstaan onder werknemer UTA (uitvoerend, technisch en administra- tief personeel) de werknemer, die uitsluitend of in hoofdzaak een functie vervult of werkzaamhe- den verricht als:
a. bedrijfsleider
de werknemer die onder supervisie van de ondernemer/directeur de algehele leiding voert over het bedrijf, een aanmerkelijk deel van het bedrijf, een filiaal of een aantal objecten en die, afhankelijk van de structuur van het bedrijf, leiding geeft aan medewerkers als hoofduitvoer- ders, uitvoerders, voorlieden en technisch-administratief personeel.
b. hoofduitvoerder
de werknemer die, onder supervisie van de ondernemer/directeur of de bedrijfsleider, technische en organisatorische leiding geeft op één of meerdere objecten en die afhankelijk van de structuur van het bedrijf, leiding geeft aan medewerkers als uitvoerders en voorlieden en die niet zelf aan direct productieve arbeid deelneemt.
c. calculator, werkvoorbereider en ander technisch-administratief personeel
de werknemer die onder supervisie van de ondernemer/directeur, de bedrijfsleider of de hoofduitvoerder zelfstandig of als toegevoegd assistent werkzaamheden verricht die bestaan uit het op basis van bestek en tekeningen en/of op basis van opmeting en waarneming ter plaatse van bestaande objecten, vaststellen van de te behandelen hoeveelheden en de voor de uit te voeren bewerkingen en/of handelingen benodigde bewerkingstijden, alsmede het met behulp van deze hoeveelheden, bewerkingstijden en de in het bedrijf gebruikelijke uurprijs, vaststellen van de kostprijs en het in overleg met de ondernemer/directeur of de bedrijfsleider vaststellen van de aanbiedingsprijs.
d. secretaresse/receptioniste
de werknemer die op het kantoor van het hoofdbedrijf, een afdeling van het hoofdbedrijf, een filiaal of een object zelfstandig of onder toezicht werkzaamheden verricht die bestaan uit het voeren van correspondentie, het verrichten van typewerk, het ontvangen van bezoekers, het bedienen van de telefoon, al dan niet gecombineerd met boekhoudkundige werkzaamheden, en verder het verrichten van werkzaamheden die in de betreffende onderneming gebruikelijk zijn en tot de administratieve sector kunnen worden gerekend.
5. In afwijking van het voorgaande lid worden echter niet als werknemer in de zin van de overeen- komst beschouwd:
x. xxxxxx, huishoudelijk personeel, portiers, kantinepersoneel, magazijnbedienden, bezorgers en dergelijke;
b. praktikanten/stagiaires;
c. directeuren, zij die de functie van directeur bekleden;
d. UTA-werknemers, die een bruto jaarsalaris inclusief vakantietoeslag verdienen, dat meer bedraagt dan het maximum premieloon in de zin van de Wet financiering sociale verzekerin- gen. Onder bruto jaarsalaris wordt verstaan het vaste salaris dat op 1 januari van het contract- jaar tussen werkgever en werknemer is overeengekomen. Bij de totstandkoming van het dienstverband in de loop van het contractjaar, geldt als brutojaarsalaris het salaris dat op het moment van indiensttreding tussen werkgever en werknemer als vast salaris is overeengeko- men.
e. vakantiewerkers. Hieronder worden verstaan de werknemers die als regel dagonderwijs volgen en in de periode mei tot en met augustus voor maximaal 6 weken in dienst van een werkgever zijn.
6. In deze overeenkomst wordt onder hoogseizoen verstaan de periode van week 13 tot en met week 44, onder laagseizoen wordt verstaan de periode van week 45 tot en met week 12.
7. In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
– garantieuurloon: het uurloon waarop de werknemer volgens het bepaalde in de cao voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf minimaal recht heeft.
– grondslaguurloon: het garantie-uurloon vermeerderd met – indien van toepassing – de diploma- en/of voorliedentoeslag;
– het PRIS-uurloon: het grondslaguurloon plus – indien van toepassing – prestatietoeslag.
8. In deze overeenkomst wordt onder A&O Services verstaan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid A&O Services BV, gevestigd te Rijswijk.
Artikel 5 – Dispensaties
1. Cao-partijen zijn gezamenlijk bevoegd afwijking toe te staan van één of meer bepalingen van deze cao.
2. Een verzoek tot verlenen van dispensatie moet worden ingediend bij secretariaat van cao-partijen, p/a A&O Services (Xxxxxxx 00, 0000 XX Xxxxxxxx). In het dispensatieverzoek dienen de volgende gegevens te zijn opgenomen:
– van welke bepalingen van de cao dispensatie wordt gevraagd;
– naam, adres en woonplaatsgevens van de werkgever indien voor alle werknemers dispensatie wordt gevraagd;
– naam, adres en woonplaatsgegevens van de werkgever en de werknemers, indien een werkgever voor een gedeelte van zijn werknemers dispensatie vraagt;
– de periode waarvoor dispensatie wordt gevraagd;
– de omstandigheden op grond waarvan de verzoeker van mening is dat dispensatie dient te worden verleend.
3. Op een verzoek tot verlenen van dispensatie wordt door cao-partijen schriftelijk en gemotiveerd beslist binnen 13 weken na ontvangst van het verzoek. Binnen deze termijn kunnen cao-partijen de werkgever en de werknemers die het betreft verzoeken om een nadere (mondelinge) toelichting te geven.
4. Een verzoek tot verlenen van dispensatie kan alleen worden toegekend indien:
– voldaan wordt aan de criteria die zijn benoemd in de cao bepaling waarvan dispensatie wordt gevraagd; of
– de werkgever aantoont dat van zodanige zwaarwegende omstandigheden sprake is dat in redelijkheid niet van hem kan worden verlangd dat de cao of onderdelen van de cao op hem van toepassing zijn.
5. Tegen een door of namens cao-partijen genomen beslissing op een verzoek om dispensatie staat de weg naar de civiele rechter open.
HOOFDSTUK 2 – ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 6 – Sociale Fondsen en premieverplichtingen
1. De bepalingen van:
– de statuten en de reglementen van de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf, verder te noemen ‘het O&O-fonds’;
– de statuten en het reglement van de Stichting Vakantiefonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, verder te noemen ’het Vakantiefonds’;
– de statuten en de reglementen van de Stichting Vervroegde Uittreding Schilders- Afwerkings- en Glaszetbedrijf, verder te noemen ’het VUT-fonds’;
maken geïntegreerd onderdeel uit van deze cao en binden werkgevers en werknemers alsof die bepalingen in deze cao waren opgenomen.
2. Waar in deze cao wordt gesproken over bijdrage- en premieverplichtingen van de werkgevers tegenover bovengenoemde fondsen, wordt daarmee aan de besturen van deze fondsen een zelfstandig recht op invordering tegenover de werkgevers toegekend.
De besturen van deze fondsen kunnen bepalen dat een dergelijk recht wordt uitgeoefend door A&O Services BV, waaraan zij de administratie hebben opgedragen.
3. De betalingen van de bijdragen en premies ter voorziening in de doelstellingen van het O&O fonds, het Vakantiefonds, het VUT-fonds, en de bijdrage voor de collectieve ongevallenverzekering (COV), dienen per periode van 4 weken bij wijze van voorschot te worden voldaan aan A&O Services.
4. De werkgever is verplicht om éénmaal per 4 weken, uiterlijk binnen 2 weken na afloop van de door A&O Services vast te stellen 4-wekenperioden, aan A&O Services volledige opgave te doen van de gegevens die nodig zijn voor de juiste vaststelling van de in lid 3 bedoelde bijdrageverplichtingen. Daarnaast is de werkgever verplicht, door middel van het inzenden van de ‘Aan en Afmelding Dienstverband’ (AAD) of een andere door A&O Services voorgeschreven wijze aan A&O Services, onverwijld mededeling te doen van iedere wijziging in de arbeidsverhoudingen met zijn werkne- mers.
5. De werkgever is verplicht uiterlijk binnen vijf weken na afloop van de 4-wekenperiode de door hem verschuldigde bijdragen te voldoen.
6. A&O Services is bevoegd ten aanzien van de werkgever die niet ten volle aan vorengenoemde verplichtingen voldoet, de door laatstbedoelde verschuldigde bedragen ambtshalve vast te stellen en te verhogen met een door de besturen vast te stellen opslagpercentage.
7. Alle schade ten gevolge van te late betaling, waaronder buitengerechtelijke kosten – zowel die van de instantie die tot invordering van de verschuldigde premie(s) overgaat, als die van het al dan niet vervolgens ingeschakelde incassobureau, als die van de al dan niet vervolgens ingeschakelde advocaat – en gerechtelijke kosten – waaronder advocaatkosten –, zullen door de premieschuldige moeten worden voldaan.
8. De kosten worden vastgesteld in een door de initieel invorderende instantie, in casus A&O Services, op basis van actuele gegevens over werkelijke buitengerechtelijke kosten vast te stellen kostenstaffel.
Artikel 7 – Verstrekken van inlichtingen
1. De werkgevers en werknemers zijn verplicht aan de besturen van de fondsen of hun vertegen- woordigers desverlangd inzage te verlenen van gegevens, die direct of indirect betrekking hebben op aan de fondsen verschuldigde bijdragen of vanuit de fondsen verstrekte of te verstrekken uitkeringen, en alle inlichtingen te verschaffen, die ten behoeve van de uitvoering van de statuten en van de reglementen worden gevraagd.
2. De werkgever is verplicht medewerking te verlenen aan een controle door A&O Services op de juistheid van de verstrekte loongegevens. Daartoe dient de werkgever inzage te verlenen in de onderdelen van zijn administratie die voor deze controle door A&O Services worden nodig geacht.
3. Indien blijkt dat minder bijdrage door de werkgever is afgedragen dan door deze is verschuldigd
wordt het verschil nagevorderd. Teveel geheven bijdrage wordt aan de werkgever terugbetaald.
4. Indien uit een onderzoek, ingesteld door een of meerdere van de fondsen of hun vertegenwoordi- gers blijkt, dat een werkgever of werknemer ten onrechte uitkeringen van een fonds heeft gevorderd, worden reeds uitbetaalde uitkeringen teruggevorderd.
5. Indien een werkgever of werknemer, ook na herhaald verzoek niet meewerkt aan een door een of meerdere fondsen ingesteld onderzoek worden de kosten van het onderzoek aan de werkgever, respectievelijk de werknemer in rekening gebracht.
6. Indien aan een verzoek tot terugbetaling of betaling van kosten van onderzoek niet wordt voldaan is het bepaalde in artikel 6, leden 7 tot en met 9 is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 3 – O&O-FONDS
Artikel 8 – Bijdrageverplichting
1. Er bestaat een fonds dat onder andere tot doel heeft het financieren van opleidings- en ontwikke- lingsactiviteiten, bevorderen van de werkgelegenheid in de bedrijfstak, verstrekken van aanvullin- gen, het innen van premies voor een collectieve ongevallen verzekering en het bevorderen van goede arbeidsomstandigheden, de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf, verder te noemen O&O-fonds.
2. De werkgever is aan het O&O-fonds bijdragen verschuldigd voor de financiering van de in de statuten van het O&O-fonds omschreven doelstellingen. Per doelstelling kan een afzonderlijke bijdrage worden vastgesteld. De bijdragen worden vastgesteld in de vorm van een percentage van het door de werkgever aan zijn werknemers in een kalenderjaar uitbetaalde loon of in een vast bedrag per werknemer per in een kalenderjaar gewerkte dag. Als loon wordt aangemerkt het premieloon als bedoeld in de Wet financiering socialeverzekeringen (Wfsv), waarover de premies werknemersverzekeringen worden geheven, of het PRIS-loon. Voor de werknemer UTA wordt onder PRIS-loon verstaan het vastovereengekomen loon exclusief vakantietoeslag.
3. De werkgever is de bijdragen per het einde van het kalenderjaar verschuldigd. De bijdragen dienen in de loop van het kalenderjaar bij wijze van voorschot te worden voldaan.
4. De hoogte van de in lid 2 bedoelde bijdragen en het gedeelte van die bijdragen dat de werkgever op het loon van de werknemers mag inhouden, worden – na overleg met cao-partijen – door het bestuur van het fonds vastgesteld.
5. De bijdragen zijn als volgt vastgesteld:
Doel | Per dag | Over het PRIS-loon | Over het loon Wfsv | ||
Werkgever | Werknemer | Werkgever | Werknemer | ||
O&O regelingen | |||||
met ingang van week 1 van 2014 | 1,05% | ||||
Aanvullingsregelingen | |||||
Met ingang van week 1 van 2014 | – | 1,5% | |||
Individuele budgetrekening | |||||
met ingang van week 1 van 2014 | 0,0% | ||||
Collectieve ongevallen verzekering | € 0,15 (ook voor UTA) |
6. Met uitzondering van de bijdrage voor de individuele budgetrekening zijn de bijdragen niet meer verschuldigd vanaf het moment dat de werknemer gedurende 52 weken als gevolg van arbeidson- geschiktheid zijn werk niet heeft verricht. Daarbij worden perioden van arbeidsongeschiktheid samengeteld als ze elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. De bijdrage voor de individuele budgetrekening is gedurende de eerste 52 weken arbeidsongeschiktheid verschuldigd over 100% van het bij werken aan de werknemer verschuldigde PRIS-loon. Na 52 weken van arbeidsongeschiktheid is de bijdrage verschuldigd over 70% van het bij werken geldende PRIS-loon.
Artikel 9 – VERSTREKKING VAN SUBSIDIES
1. Het bestuur van het O&O-fonds kan voorwaarden aan de verstrekking van subsidies verbinden. Een verzoek om subsidie dient in alle gevallen vergezeld te gaan van een begroting, die is ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en de activiteiten zoals opgenomen in de statuten van het O&O-fonds.
2. Een aanvraag ten behoeve van subsidiëring van projecten dient zo mogelijk voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor subsidiëring gevraagd wordt, te zijn ingediend.
De ingediende verzoeken om subsidie dienen de volgende gegevens te bevatten:
– omschrijving doelstelling van de activiteiten,
– alsmede de te volgen werkwijze;
– aanvangsdatum en geschatte tijdsduur;
– uitvoerende personen c.q. instelling;
– geraamde kosten.
3. Op verzoek van het bestuur van het O&O-fonds dient de subsidie-ontvanger informatie te verstrekken over de voortgang van het project.
4. Indien bij de beëindiging van een project een eindrapport wordt opgesteld, dient een exemplaar van dat eindrapport aan het O&O-fonds te worden verstrekt. Eveneens dient een definitieve afrekening aan het bestuur van het O&O-fonds te worden verstrekt, die is ingericht en gespecifi- ceerd volgens de bestedingsdoelen en activiteiten als opgenomen in de statuten van het O&O- fonds en welke vergezeld gaat van een verklaring van een registeraccountant dan wel een accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid.
5. Ten behoeve van doorlopende bijdragen aan subsidiegenietende instellingen dient de desbetref- fende instelling per kalenderjaar een begroting omtrent haar activiteiten op te stellen. Deze jaarbegroting dient zo mogelijk voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de begroting betrek- king heeft, te zijn ingediend. De begroting dient te zijn samengesteld uit zogenaamde kostensoor- ten met zo nodig een specificatie per deelpost op de begroting en een toelichting.
6. Op verzoek van het bestuur van het O&O-fonds dient de subsidie-ontvanger een overzicht te verstrekken van de begrote cijfers en de uitgaven, c.q. verwerkte bedragen, die is ingericht en gespecificeerd volgends de bestedingsdoelen en activiteiten als opgenomen in de statuten van het O&O-fonds en welke vergezeld gaat van een verklaring van een registeraccountant dan wel een accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid.
7. Het bestuur van het O&O-fonds heeft tot taak de doelmatigheid van de uitgaven van de subsidie- ontvangers te bezien en te toetsen of die uitgaven rechtmatig zijn ontleend aan de begrotingen.
8. Ten laste van een daarvoor in de begroting op te nemen post voor onvoorziene uitgaven kan het bestuur van het O&O-fonds in de loop van een kalenderjaar subsidies toekennen aan verenigingen en instellingen ten behoeve van activiteiten passend binnen de doelstellingen van het O&O-fonds.
HOOFDSTUK 4 – VAKANTIEFONDS
Artikel 10 – Bijdrageverplichting Vakantiefonds
1. Er bestaat een fonds dat tot doel heeft vergoeding van gederfd loon over algemeen erkende christelijke feestdagen, nieuwjaarsdag, Koninginnedag en Goede Vrijdag, vakantie- en verlofda- gen, ATV-dagen, en uitbetaling van vakantietoeslag, de Stichting Vakantiefonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, verder te noemen Vakantiefonds.
2. De werkgever is voor iedere dag of gedeelte van een dag, waarop de werknemer tegenover hem aanspraak op loon heeft, tegenover de werknemer verplicht tot het doen van bijdragen aan het Vakantiefonds voor de opbouw van zijn verlofwaarden, extra verlof oudere werknemers en administratiekosten. Aan het Vakantiefonds zijn geen bijdragen verschuldigd voor de werknemer UTA.
3. De bijdrage voor de opbouw van verlofwaarden is het resultaat van het PRIS-uurloon maal het aantal uren of gedeelten van uren, waarover aanspraak bestaat op loon, maal het door het bestuur van het Vakantiefonds vastgestelde toepasselijke verlofwaarde-percentage. Per dag wordt maximaal 7½ uur in aanmerking genomen. Over het verlofwaarde-percentage kan een korting, dan wel toeslag worden berekend volgens de bepalingen van het Vakantiefondsreglement.
4. Met ingang van week 1 van 2015 bedragen de verlofwaardepercentages:
na 130 dagen ziekte
– werknemers van 18 jaar en ouder 26,941 24,691
– 17 jaar 29,267 25,143
– 16 jaar 30,771 25,376
Deze percentages zijn gedurende de eerste 52 weken dat de werknemer wegens arbeidsonge- schiktheid niet kan werken verschuldigd over 100% van het bij werken geldende PRIS-loon. Na 52 weken van arbeidsongeschiktheid is de bijdrage verschuldigd over 70% van het bij werken geldende PRIS-loon. Perioden van arbeidsongeschiktheid worden samengeteld als ze elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
5. Het bestuur stelt – na overleg met cao-partijen – de hoogte vast van de door de werkgever verschuldigde bijdrage in de administratiekosten van het Vakantiefonds en van de bijdrage ter financiering van het extra verlof oudere werknemers.
Met ingang van week 1 van 2015 zijn de bedragen als volgt vastgesteld:
– administratiekosten € 1,75 per werknemer per dag;
– extra verlof oudere werknemers € 2,66 per werknemer per dag.
Deze bijdragen zijn niet meer verschuldigd vanaf het moment dat de werknemer gedurende 52 weken als gevolg van arbeidsongeschiktheid zijn werk niet heeft verricht. Daarbij worden perioden van arbeidsongeschiktheid samengeteld als ze elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
6. Achterstand in het nakomen door de werkgever ten aanzien van de in lid 2 van dit artikel neerge- legde verplichtingen kan voor de werknemer een dringende reden opleveren, als bedoeld in artikel 679 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, tot onmiddellijke beëindiging van de dienstbetrekking.
Artikel 11 – Rechtenoverzichten
1. Door A&O Services wordt na afloop van iedere vier-weken-periode aan de werknemer een overzicht verstrekt van de voor hem bijgeboekte verlofwaarden. Verstrekking van overzichten kan via elektronische weg plaatsvinden. Indien de werkgever geen opgave heeft gedaan van de voor het vaststellen van de verschuldigde bijdrage benodigde gegevens, dan wel niet aan zijn betalings- verplichtingen heeft voldaan, worden de rechten gedurende maximaal twee vier-wekenperioden ambtshalve vastgesteld en bijgeboekt. Indien sprake is van ambtshalve bijboeking wordt dit op het overzicht vermeld.
2. Indien de werkgever over twee vier-weken-perioden niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplich- ting ter zake van de voor de werknemer verschuldigde verlofwaarden en/of geen opgave heeft gedaan van de voor het vaststellen van de bijdrage benodigde gegevens, worden door A&O Services daarna geen rechten meer bijgeboekt. Dit wordt op het rechtenoverzicht vermeld.
3. Indien de werkgever op een later tijdstip alsnog tot opgave van de benodigde gegevens overgaat of een gecorrigeerde opgave doet worden de ten behoeve van de werknemer bijgeboekte rechten daarmee in overeenstemming gebracht. Indien de (gecorrigeerde) opgave van de werkgever perioden betreft die liggen vóór de twee laatst verstreken vier-weken-perioden, vindt correctie door A&O Services alleen plaats na toestemming van de werknemer.
Artikel 12 – Extra verlof oudere werknemers
1. De werkgever betaalt over de in artikel 29 van de cao voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszet- bedrijf bedoelde extra verlofdagen voor werknemers van 55 jaar en ouder aan de werknemer het volledige loon. Daarnaast is de werkgever verplicht daarover te voldoen aan de in deze cao opgenomen bijdrageverplichtingen.
2. De loonkosten verbonden aan het opnemen van de extra verlofdagen als genoemd in lid 1 worden aan de werkgever vergoed door het Vakantiefonds. Daartoe dient een declaratieformulier van het Vakantiefonds te worden ondertekend, zowel door de werkgever als door de betrokken werknemer. Alleen indien een extra verlofdag daadwerkelijk wordt opgenomen, kan tot uitbetaling van de loonkosten worden overgegaan.
HOOFDSTUK 5 – OUDEDAGSVOORZIENING
Artikel 13 – VUT-fonds
1. Er bestaat een fonds dat tot doel heeft betaling van uitkeringen aan werknemers, die vervroegd uit
het arbeidsproces treden overeenkomstig de in het reglement VP-hiaat opgenomen bepalingen, de Stichting Vervroegde Uittreding voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, verder te noemen VUT-fonds.
2. De werkgever is aan het VUT-fonds ten behoeve van de in het VP-hiaatreglement opgenomen regeling een bijdrage verschuldigd, die wordt berekend over de pensioengrondslag, zoals vastgesteld door het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf. De werkgever is gerechtigd de helft van de premie in te houden op het loon van de werknemer.
3. De werkgever is de bijdrage per het einde van het kalenderjaar verschuldigd. De bijdragen dienen in de loop van het kalenderjaar bij wijze van voorschot te worden voldaan.
4. De hoogte van de in lid 2 bedoelde bijdrage wordt door het bestuur van het VUT-fonds vastge- steld. Met ingang van 31 december 2012 is de hoogte van de bijdrage 1,21% voor UTA personeel en 1,4% voor de overige werknemers. Deze bijdrage wordt in 2015 geheven over de pensioen- grondslagen behorende bij week 1 tot en met week 16 van 2015. Met ingang van week 17 van 2015 worden geen voorschotten meer in rekening gebracht.
Artikel 14 – Pensioenfonds
1. Er is een Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, waarin werkgevers en werknemers deelnemen. De werkgever zal werknemers van 16 jaar en ouder die nog niet de wettelijke pensioenleeftijd volgens de Algemene Ouderdomswet (AOW) hebben bereikt, als deelnemer aanmelden bij de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf.
HOOFDSTUK 6 – COLLECTIEVE ONGEVALLENVERZEKERING
Artikel 16 – Voorzieningen bij ongeval
1. De werkgever is verplicht voor de werknemers een verzekering af te sluiten die een uitkering garandeert ingeval van blijvend lichamelijk letsel of dood ten gevolge van een ongeval, de werknemer in of buiten dienstverband overkomen.
2. De in lid 1 genoemde verzekering dient in te houden een recht van de werknemer op een uitkering van:
€ 30.000,00 ingeval van overlijden;
€ 60.000,00 ingeval van algehele invaliditeit.
Een en ander volgens algemene en bijzondere voorwaarden als opgenomen in Hoofdstuk 7, onderdeel I-e.
3. De werkgever dient ter voldoening aan de in lid 1 genoemde verplichting deel te nemen aan de door of namens de werkgeversorganisatie afgesloten collectieve verzekering.
4. Van de in lid 3 opgelegde verplichting kan een werkgever dispensatie verkrijgen wanneer door hem wordt aangetoond, dat binnen de onderneming een gelijkwaardige verzekering tegen een gelijke of lagere premie kan worden aangeboden dan de in lid 3 genoemde verzekering.
De bevoegdheid tot het telkens voor één jaar verlenen van deze dispensaties berust bij een door werkgevers- en werknemersorganisaties ingestelde paritaire begeleidingscommissie.
Het secretariaat van deze commissie is gevestigd Coenecoop 5, Xxxxxxx 00, 0000 XX te Waddinx- veen, Koninklijke Vereniging OnderhoudNL, vereniging van (restauratie) schilders- en (totaal)on- derhoudsbedrijven, industriële onderhouds- en glaszetbedrijven.
5. Met uitzondering van het bepaalde in lid 4 is de werkgever voor iedere dag, waarvoor hij inge- volge het bepaalde in artikel 10 voor de werknemer een bijdrage aan het Vakantiefonds verschul- digd is, een bijdrage verschuldigd ter voldoening van premie en kosten voor de in lid 3 genoemde verzekering, welke door het O&O-fonds wordt geïnd.
HOOFDSTUK 7 – STATUTEN EN REGLEMENTEN
I – O&O-fonds I-a - Statuten
DEEL I VAN DE STICHTING
Artikel 1 – Naam, zetel en deelnemende organisaties
1. De stichting draagt de naam: Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf, verder te noemen O&O SAG en is gevestigd te Rijswijk, Zuid-Holland.
2. De deelnemende organisaties zijn:
a. De Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in de Schilders-, Onderhouds-, Metaalconserverings- en Glasbranche FOSAG, gevestigd te Waddinxveen en hierna te noemen FOSAG;
b. De Nederlandse Bond voor de Bouw- en Houtnijverheid, gevestigd te Woerden en hierna te noemen FNV Bouw;
c. CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen CNV Vakmensen.
Artikel 2 – Doel
1. De stichting heeft ten doel:
A. het financieren, subsidiëren en het (doen) uitvoeren van opleidings- en ontwikkelingsactivitei- ten en van activiteiten, die gericht zijn op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in het Schilders- en Onderhoudsbedrijf.
Deze activiteiten bestaan binnen het doel van de Stichting uit:
a. voor wat betreft de financiering van verletkosten verbonden aan de beroepsopleiding en de financiering van bijscholingsactiviteiten:
de bestrijding van verletkosten van in opleiding zijnde werknemers, onder meer door het zonodig verstrekken van vergoedingen aan werkgevers bij wie bedoelde werknemers in dienst zijn.
b. voor wat betreft de bevordering van de financiering van de organisatie van de beroepsop- leiding de financiering dan wel subsidiëring van:
1. beroepsopleidingen in of ten behoeve van het Schilders- en Onderhoudsbedrijf;
2. het verrichten van onderzoekingen naar de verwachte behoefte in de toekomst aan werknemers met bepaalde scholing in de onderscheiden categorieën in het Schilders- en Onderhoudsbedrijf en het aan de hand daarvan bepalen van de gewenste aard en omvang van de opleidingen;
3. het onderzoek van de invloed van de technische ontwikkeling op de beroepsopleidingen en de verwerking van de gevonden gegevens in bestaande dan wel nieuwe beroepsop- leidingen;
4. het onderzoek ten behoeve van de beroepsopleidingen in nieuwe werkmethoden en andere arbeidsproductiviteitbevorderende middelen en de verwerking van de gevonden gegevens in bestaande dan wel nieuwe beroepsopleidingen;
5. het onderzoek van nieuwe methoden van leidinggeven en het verwerken van de resultaten daarvan in bestaande dan wel nieuwe beroepsopleidingen in het kader van de arbeidsverhoudingen;
6. het verwerken van de onder 3 tot en met 5 genoemde resultaten van de onderzoekingen in vakgerichte cursussen voor ondernemers en werknemers in het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in het kader van de arbeidsverhoudingen;
7. het bevorderen van de resultaten van de onderzoekingen als bedoeld onder 3 tot en met 5 door publicaties.
c. voor wat betreft onderzoeksactiviteiten en het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in het belang van de bedrijfstak, de bevordering, de financiering dan wel subsidiëring van:
1. het geven van voorlichting en informatie aan alle werkgevers en werknemers in het Schilders- en Onderhoudsbedrijf over de rechtsgevolgen die voortvloeien uit de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf en/of andere wettelijke voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen;
2. een eenduidige uitleg en toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf en het voorkomen van geschillen over de uitleg en toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf;
3. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg – met
uitzondering van cao-overleg – tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in het Schilders- en Onderhoudsbedrijf;
4. het uitvoeren van werkzaamheden verbonden aan het bestuurlijke, financiële en administratieve beheer van de Stichting;
5. het verzorgen van algemene informatie en publiciteit aan werknemers, werkgevers en direct belanghebbenden aangaande de vraag en het aanbod van arbeid, de arbeids- voorwaarden, de arbeidsomstandigheden en de opleidingsmogelijkheden in het Schilders- en Onderhoudsbedrijf;
6. de uitgifte van brochures, periodieken en kennisdragers ten behoeve van alle werkne- mers en werkgevers in het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in het belang van de arbeidsverhoudingen in het Schilders- en Onderhoudsbedrijf;
7. het stimuleren en subsidiëren van ontwikkelingen bij bedrijven in het Schilders- en Onderhoudsbedrijf op het gebied van arbeidsmarkt, arbeidsvoorwaarden, arbeidsom- standigheden en opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid;
8. het stimuleren en subsidiëren van de reïntegratie van arbeidsongeschikte- of met arbeidsongeschiktheid of werkloosheid bedreigde werknemers in het Schilders- en Onderhoudsbedrijf;
9. het stimuleren en subsidiëren van projecten of onderzoeksactiviteiten op het gebied van opleiding van werknemers in het kader van hun inzetbaarheid, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en de arbeidsmarkt gericht op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in het Schilders- en Onderhoudsbedrijf;
10. het creëren van werkervaringsplaatsen als bedoeld in de collectieve arbeidsovereen- komst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf
11. het geven van voorlichting en advies over een juiste uitvoering van de Wet op de Ondernemingsraden, het bevorderen van het goed functioneren van ondernemingsra- den en van andere vormen van overleg binnen de onderneming, zoals de personeels- vertegenwoordiging.
d. financiering dan wel subsidiëring van de Stichting Arbouw, voorzover het betreft het doen van onderzoek en het ontwikkelen van projecten ten behoeve van arbeidsomstandigheden en de bevordering en bescherming van de gezondheid in het Schilders- en Onderhoudsbe- drijf.
B. het (doen) uitvoeren van projecten ter bevordering van de werkgelegenheid in het Schilders- en Onderhoudsbedrijf door:
a. het verlenen van geldelijke steun aan instellingen die tot doel hebben:
het bestuderen en propageren van middelen ter bestrijding van verlet wegens atmosferi- sche omstandigheden;
b. het geven van bijdragen aan werkgevers in de in het Schilders- en Onderhoudsbedrijf, die maatregelen treffen om in genoemde omstandigheden het personeel te doen doorwerken;
c. stimuleren van de werkgelegenheid in het schilders- en onderhoudsbedrijf in de winter- maanden door premiëring van schilderwerk;
D. het innen van premies ten behoeve van door de werkgeversorganisatie aangegane collectieve verzekeringen;
E. het direct dan wel indirect verstrekken van suppleties op door werknemers te ontvangen sociale verzekeringsuitkeringen, met inachtneming van het geen in de Collectieve Arbeidsover- eenkomst voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, of enige andere daarvoor in de plaats tredende regeling van lonen en arbeidsvoorwaarden, is bepaald, mits evengenoemde Collectieve Arbeidsovereenkomst van toepassing zou zijn op vorenbedoelde werknemers, indien dezen de arbeid zouden verrichten in dienstbetrekking.
2. De gefinancierde en gesubsidieerde verenigingen, instellingen en personen dienen vooraf een begroting in te dienen welke moet zijn ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en activiteiten als hiervoor in lid 1 genoemd. Jaarlijks wordt door deze verenigingen, instellingen en personen een door een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring overgelegd over de besteding van de gelden, welke verklaring (tenminste) is gespecificeerd volgende de in lid 1 genoemde bestedings- doelen en activiteiten.
DEEL II VAN HET BESTUUR
Artikel 3 – Bestuur
1. Het bestuur van de Stichting bestaat uit acht leden, te benoemen door de in artikel 1, lid 2 genoemde organisaties van werkgevers en werknemers en wel:
a. Vier leden door FOSAG;
b. Drie leden door FNV Bouw;
c. Eén lid door CNV Vakmensen.
2. Elk der in lid 1 genoemde organisaties benoemt één plaatsvervanger, die bij afwezigheid van een bestuurslid aangewezen door dezelfde organisatie, gerechtigd is diens plaats in te nemen.
3. Het lidmaatmaatschap van het bestuur eindigt door intrekking van de benoeming door de organisatie, die het betrokken bestuurslid heeft benoemd, dan wel door het bedanken van betrokkene. De organisatie draagt er zorg voor dat zo spoedig mogelijk in de vacature wordt voorzien.
4. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen en tot het sluiten van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.
5. Bestuursleden ontvangen voor hun werkzaamheden geen beloning. Zij hebben wel recht op vacatiegeld en vergoeding van door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte kosten.
Artikel 4 – Adviseurs en waarnemers
Het bestuur kan zich ter vergadering laten bijstaan door adviseurs. Indien door betrokken overheidsin- stanties de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur en de bedoelde instanties een waarnemer toegelaten. Waarnemers zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen, alsmede van alle vergaderingen als bedoeld in artikel 7.
Waarnemers ontvangen alle ter zake dienende stukken.
Artikel 5 – Voorzitter
1. Elk jaar wijst het bestuur uit haar midden twee voorzitters en twee secretarissen aan, met dien verstande dat één voorzitter en één secretaris worden aangewezen uit de leden benoemd door XXXXX en één voorzitter en één secretaris uit de vertegenwoordigers der werknemersorganisaties. De voorzitters hebben afwisselend telkens voor één jaar de leiding der bestuursvergaderingen, met dien verstande dat als de voorzitter een werkgeversvertegenwoordiger is, een werknemersver- tegenwoordiger als secretaris zal optreden en omgekeerd.
2. Het bestuur, dan wel de beide voorzitters en dan wel twee andere daartoe speciaal aangewezen bestuursleden, waarvan één wordt aangewezen uit de leden benoemd door de werkgevers- organisatie en één wordt aangewezen uit de leden benoemd door de werknemersorganisaties vertegenwoordigen de stichting in en buiten rechte.
Artikel 6 – Quorum en stemming
1. Het bestuur kan alleen dan geldige besluiten nemen indien ten minste de helft van het aantal bestuursleden ter vergadering aanwezig is en ten minste één bestuurslid van werkgeverszijde en één bestuurslid van werknemerszijde.
2. Indien minder dan drie bestuursleden en/of plaatsvervangende bestuursleden aanwezig zijn, kan slechts worden gestemd wanneer geen der aanwezige leden daartegen bezwaar maakt. Indien een der aanwezige leden tegen de stemming bezwaar maakt, zal de stemming over het betreffende onderwerp plaatsvinden in de eerstvolgende vergadering, ook indien minder dan vier doch tenminste twee leden en/of plaatsvervangende bestuursleden aanwezig zijn.
3. Besluiten worden, voorzover in deze statuten niet anders is bepaald, met gewone meerderheid van stemmen genomen.
4. De bestuursleden hebben in de vergadering ieder één stem, behoudens indien in een vergadering de leden van de kring der werkgevers en de kring der werknemers niet gelijkelijk vertegenwoor- digd zijn. In dat geval brengen de leden van de groep waarvan het grootste aantal aanwezig is, ieder zoveel stemmen uit als van de andere groep leden aanwezig zijn. De andere groep brengt alsdan ieder evenveel stemmen uit als van de grootste groep leden ter vergadering aanwezig zijn.
Artikel 7 – Staken der stemmen
Bij het staken der stemmen wordt in een volgende vergadering, welke ten hoogste één maand later plaatsvindt, andermaal over hetzelfde onderwerp gestemd. Staken de stemmen in tweede instantie wederom, dan wordt het in stemming gebrachte voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 8 – Reglementen
Het bestuur kan een of meerdere reglementen vaststellen, waarin die onderwerpen worden geregeld, welke niet in deze statuten zijn voorzien. Bepalingen in deze reglementen mogen niet in strijd zijn met deze statuten.
Artikel 9 – Bureau en secretariaat
Het bestuur laat zich bijstaan door A&O Services, gevestigd te Rijswijk (ZH), dat zorgdraagt voor de administratie van de Stichting.
DEEL III VAN DE FINANCIERING VAN ACTIVITEITEN DOOR DE BEDRIJFSTAK SAG
Artikel 10 – Ontvangsten en uitgaven
De middelen van de stichting bestaan uit:
a. het stichtingskapitaal;
b. door de werkgevers te storten werkgevers- en werknemersbijdragen als bedoeld in de Collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake Bedrijfstakei- genregelingen;
c. eventuele andere baten.
Artikel 11 – Financieringsreglement
Het bestuur kan, de betrokken cao-partijen gehoord hebbende, een financieringsreglement vaststellen, waarin ten minste zijn geregeld de vaststelling en de hoogte van de bijdrage en de wijze van incasse- ren daarvan. Bepalingen in dit financieringsreglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.
Artikel 12 – Beheer en administratie
1. De gelden van de stichting worden door het bestuur beheerd. De inning van de bijdragen, verschuldigd aan de Stichting, is opgedragen aan een door partijen aan te wijzen instantie.
2. In verband met het hiervoor bepaalde is het bestuur bevoegd bepaalde hem krachtens deze statuten en/of reglementen toekomende bevoegdheden op te dragen aan een door partijen aan te wijzen instantie en/of aan A&O Services en/of aan door het bestuur al dan niet geheel uit zijn midden benoemde paritaire commissies. De gedelegeerde bevoegdheden worden door de commissies en een door partijen aan te wijzen instantie uitgeoefend onder toezicht en blijvende verantwoordelijkheid van het bestuur.
3. De beleggingen zullen door het bestuur op een zodanige wijze geschieden dat:
a. een redelijke spreiding naar aard en risico van de bezittingen en interessen wordt verkregen;
b. een optimaal rendement wordt verkregen;
c. geen belangrijk risico van blijvende vermogensverliezen wordt gelopen.
4. De aan de stichting toebehorende zaken worden als zij niet ten kantore worden gehouden in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde instelling.
5. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van baten en lasten over dat boekjaar.
6. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
7. Het bestuur benoemt een externe registeraccountant aan wie de controle van de jaarrekening wordt opgedragen.
8. De registeraccountant is gerechtigd tot inzage in alle boeken en bescheiden van de stichting. De waarden van de stichting moeten hem desgevraagd worden getoond.
9. De registeraccountant brengt xxxxxxxxx eenmaal per jaar aan het bestuur verslag uit van zijn bevindingen.
Artikel 13 – Rekening en verantwoording
1. Het bestuur legt van zijn beleid jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar schriftelijk verantwoording af aan de in artikel 1 lid 2 van deze statuten genoemde partijen.
2. Het in het negende lid van artikel 12 bedoelde verslag bevat:
a. een algemeen overzicht van de werkzaamheden van de stichting gedurende het afgelopen boekjaar, dat is gespecificeerd volgens de in artikel 2 genoemde bestedingsdoelen en activiteiten;
b. een rekening en verantwoording omtrent het beheer van de stichting, bestaande uit een balans en een rekening van baten en lasten, gespecificeerd volgens de in artikel 2 genoemde bestedingsdoelen en activiteiten en vergezeld van een verklaring van de registeraccountant terzake van zijn bevindingen bij de controle opgedaan, uit welke stukken blijkt dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan;
c. de in artikel 2, lid 2 genoemde verklaringen van subsidieontvangende verenigingen, instellin- gen of personen worden integraal in het financieel jaarverslag opgenomen;
d. in voorkomende gevallen, mededelingen omtrent de wijzigingen die in de statuten en/of reglementen hebben plaatsgehad.
3. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd ten kantore van de Stichting en op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen. Het verslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
4. Het jaarverslag wordt toegezonden aan de werkgevers- en werknemersorganisaties genoemd in artikel 1, lid 2 van deze statuten.
5. Jaarlijks wordt door het bestuur voor aanvang van het volgende boekjaar een begroting opgesteld van de in het volgende boekjaar te verwachten inkomsten en uitgaven ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen van de stichting. Deze begroting ligt voor bij de Stichting betrokke- nen ter inzage ten kantore van de Stichting en wordt op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgever en werknemer toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
DEEL IV SLOTBEPALINGEN
Artikel 14 – Duur van de stichting
De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.
Artikel 15 – Statutenwijziging en ontbinding
1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten van de Stichting.
2. Het besluit tot wijziging van de statuten moet worden genomen in een vergadering van het bestuur waarin alle bestuursleden aanwezig zijn. De uitnodiging voor een zodanige vergadering moet, met het voorstel, uiterlijk veertien dagen voor de vergadering aan de bestuursleden worden toegezonden.
3. Een besluit tot wijziging van de statuten moet worden genomen met algemene stemmen.
4. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat de besturen van de deelnemende organisaties daaraan in meerderheid hun goedkeuring hebben gehecht. Indien het aantal deelnemende organisaties van werkgevers niet gelijk is aan het aantal deelnemende organisaties van werkne- mers, worden de goedkeurende verklaringen van het kleinste aantal deelnemende organisaties zoveel maal in aanmerking genomen als de uitkomst van de breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het grootste aantal deelnemende organisaties en de noemer door het kleinste aantal deelnemende organisatie. Indien binnen acht weken na verzending van het verzoek in goedkeuring geen bericht van een deelnemende organisatie is ontvangen, wordt deze geacht aan het besluit tot statutenwijziging goedkeuring te hebben verleend.
5. De statuten en de in de statuten aangebrachte wijzigingen zullen niet in werking treden voordat een volledig exemplaar van die stukken, of onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin door het bestuur ondertekend voor een ieder ter inzage zijn gelegd ter griffie van de rechtbank in het arrondissement waarin de stichting is gevestigd.
6. Voor een besluit tot wijziging van reglementen vinden de bepalingen van dit artikel overeenkom- stige toepassing.
7. Voor een besluit tot ontbinding en opheffing van de Stichting gelden dezelfde bepalingen als voor een besluit tot wijziging van de statuten.
8. In geval van ontbinding zal het bestuur met de liquidatie zijn belast en de bestemming bepalen van het een eventueel batig saldo, welke bestemming zoveel mogelijk gelijk moet zijn aan het doel van de Stichting.
I-b - Reglement individuele budgetrekening
Reglement van de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf
Individuele budgetrekening
Artikel 1 – Begrippen
In dit reglement wordt verstaan onder:
1. het fonds: de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Schilders- en Onderhoudsbe- drijf;
2. het Bestuur: het bestuur van het fonds;
3. A&O Services: A&O Services BV, de administrateur van het fonds;
4. de cao: de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake Bedrijfstakeigenregelingen;
5. de werkgever: de werkgever op wie de bepalingen van de cao van toepassing zijn;
6. de werknemer: de werknemer op wie de bepalingen van de cao van toepassing zijn;
7. de gewezen werknemer: de werknemer die binnen drie jaar nadat de cao op deze werknemer niet meer van toepassing is, een saldo heeft staan op de individuele budgetrekening;
8. PRIS-uurloon: het voor de werknemer geldende grondslaguurloon plus, indien van toepassing, prestatietoeslag;
9. uurloon: het PRIS-uurloon, dan wel het naar een uurloon herrekende vast overeengekomen loon exclusief vakantietoeslag.
Artikel 2 – Bijdragen
Ter uitvoering van de in dit reglement opgenomen regeling is de werkgever een jaarlijks – na overleg met cao-partijen – door het Bestuur vast te stellen bijdrage verschuldigd aan het fonds.
Artikel 3 – De individuele budgetrekening
1. De door de werkgever verschuldigde bijdrage wordt door A&O Services, op basis van het door de werkgever voor de werknemer opgegeven uurloon en het aantal uren waarover aan de werknemer xxxx is betaald, geregistreerd op naam van de werknemer op diens individuele budgetrekening.
2. De (gewezen) werknemer heeft via elektronische weg inzage in het voor hem op zijn individuele budgetrekening geregistreerde saldo.
3. Het saldo van de individuele budgetrekening staat ter beschikking van de (gewezen) werknemer voor het volgen van scholing, die verband houdt met zijn huidige functie of een eventueel toekomstige functie.
4. Het saldo van de individuele budgetrekening is niet vatbaar voor beslag, aangezien het saldo een voor de (gewezen) werknemer gereserveerd bedrag is dat niet behoort tot het privévermogen van de (gewezen) werknemer. Gedurende een periode van beslag staat het saldo niet ter beschikking van de (gewezen) werknemer en worden aan hem geen betalingen verricht. Het saldo vervalt aan het fonds in de volgende situaties:
– overlijden van de (gewezen) werknemer;
– drie jaar nadat de (gewezen) werknemer niet meer onder de werkingssfeer van de xxx xxxx.
6. Indien het fonds na aftrek van investeringen en administratiekosten een positief resultaat behaalt op deze regeling, wordt het positieve resultaat toegevoegd aan de individuele budgetrekeningen van de werknemers. Het bestuur bepaalt de wijze van verdeling van het resultaat.
Artikel 4 – Voorwaarden opname door de (gewezen) werknemer
1. Indien de (gewezen) werknemer (een gedeelte van) het saldo van zijn individuele budgetrekening wil opnemen, dient hij door middel van het opsturen van het voorgeschreven formulier en een kopie van de factuur een verzoek in bij A&O Services.
Het fonds is gerechtigd om eventuele administratiekosten in rekening te brengen
2. De (gewezen) werknemer vermeldt in het verzoek welke opleiding het betreft en bij welk instituut de opleiding wordt of is gevolgd. Hij verklaart bij het verzoek dat de opleiding verband houdt met zijn huidige of een eventuele toekomstige functie. Uitbetaling van het saldo vindt niet plaats voor cursussen die de werknemer verplicht moet volgen van zijn werkgever, zoals VCA, BHV en EHBO.
3. Het verzoek, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt in behandeling genomen mits het binnen 6 maanden na factuurdatum de voorgeschreven wijze is ingediend.
4. Een voor 1 januari 2014 ontstaan negatief saldo wordt administratief buiten invordering gesteld nadat de cao gedurende drie jaar aaneensluitend niet meer op de werknemer van toepassing is geweest.
Artikel 5 – Verplichtingen van de (gewezen) werknemer
1. De (gewezen) werknemer is verplicht om gedurende zeven jaar na indienen van het verzoek bewijsstukken van de gevolgde opleiding en de daarvoor betaalde kosten in zijn administratie te bewaren. Deze bewijsstukken zal hij op verzoek van A&O Services of de belastingdienst direct overleggen.
2. De (gewezen) werknemer is aansprakelijk voor alle schade als blijkt dat opname van het saldo van zijn individuele budgetrekening niet voldoet aan de door de belastingdienst daaraan te stellen voorwaarden.
Artikel 6 – Slotbepaling
Het fonds, dan wel A&O Services kunnen nadere voorschriften vaststellen voor een efficiënte uitvoering van deze regeling, mits deze voorschriften niet in strijd komen met de statuten van het fonds en/of de cao.
I-c - Reglement Aanvullingsregelingen HOOFDSTUK 1 – ALGEMEEN
Artikel 1 – Definities
In dit reglement wordt verstaan onder:
a. het fonds: de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Schilders- en Onderhoudsbe- drijf;
b. de statuten: de statuten van het fonds;
c. A&O Services: A&O Services BV te Rijswijk
d. het bestuur: het bestuur van het fonds;
e. cao: Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake bedrijfstakeigenregelingen
f. de werkgever: de werkgever in de zin van de cao;
g. de werknemer: de werknemer in de zin van de cao, alsmede degene die op de eerste dag van ongeschiktheid tot werken in de zin van de Ziektewet werknemer was in de zin van de cao, alsmede degene die op de eerste dag van ongeschiktheid tot werken in de zin van de Ziektewet recht had op een werkloosheidsuitkering terwijl voorafgaand aan de werkloosheid de cao van toepassing was, alsmede degene die laatstelijk voordat er krachtens de artikelen 15,16 en 17 WW een recht op uitkering ontstond, werknemer was in de zin van de cao;
h. de werkloze werknemer: de werknemer die van de uitvoeringsinstelling op de eerste werkloos- heidsdag WW-uitkering ontvangt of in plaats daarvan op de eerste werkloosheidsdag een uitkering krachtens de Ziektewet ontvangt of uitsluitend op grond van het bepaalde in artikel 29, tweede lid, onder b of c ZW over de eerste twee dagen van de ongeschiktheid tot werken geen uitkering ontvangt.
i. vakantietoeslag: de vakantiebijslag als bedoeld in de Wet Minimumloon en minimumvakantiebijslag;
j. vakantiefonds: Stichting Vakantiefonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf;
x. xxxxxxxxxxxxxx: de betaling ter voortzetting van de pensioenopbouw bij het Bedrijfstakpensioen- fonds waarbij de werknemer was aangesloten op grond van het bepaalde bij of krachtens de cao die laatstelijk op hem van toepassing was;
l. WW-uitkering: uitkering als bedoeld in hoofdstuk II van de WW;
x. xxxxxxxxxx: het loonbedrag per werknemer per kalenderjaar waarover krachtens de Wfsv premie wordt geheven ten behoeve van de werknemersverzekeringen;
n. de WAO de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering;
o. de WW: de Werkloosheidswet;
p. de ZW: de Ziektewet;
q. de Wfsv: Wet financiering sociale verzekeringen;
HOOFDSTUK 2 – FINANCIERING
Artikel 2 – BIJDRAGEN
1. Ter financiering van de in dit reglement opgenomen regelingen zijn de werkgever en de werkne- mer aan het fonds jaarlijks een bijdrage verschuldigd, waarvan het werknemersdeel door de werkgever bij iedere loonbetaling geheel op het loon van de werknemer wordt ingehouden en door de werkgever aan A&O Services wordt afgedragen.
2. De hoogte van de bijdrage wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en uitgedrukt in een percentage van het premieloon. Bij de vaststelling van dit percentage voor enig kalenderjaar houdt het bestuur rekening met het overschot of het tekort volgens de resultatenrekening van het voorafgaande kalenderjaar.
HOOFDSTUK 3 – JAARAANVULLING
Artikel 3 – Jaaraanvulling
1. Een werknemer in de zin van artikel 1 die op 1 november recht heeft op een uitkering krachtens de WAO berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 35% heeft jegens het fonds recht op betaling van een jaaraanvulling met in achtneming van het hierna bepaalde.
2. De hoogte van de jaaraanvulling bedraagt met ingang van 2014 bij een arbeidsongeschiktheid van:
80–100% € 544,– bruto
65–80% € 394,– bruto
55–65% € 326,– bruto
45–55% € 272,– bruto
35–45% € 218,– bruto
3. De jaaraanvulling wordt betaalbaar gesteld in de maand december.
HOOFDSTUK 4 – UITKERINGEN WERKLOZEN
Artikel 4 – Aanvulling op de WW/ZW-uitkering
1. De werkloze werknemer als bedoeld in artikel 1 die in de twee jaren voor de werkloosheid 280 dagen werkzaam is geweest in een dienstverband vallend onder de cao heeft bij ontstaan van recht op een WW uitkering of ingeval van ziekte op de eerste werkloosheidsdag bij het ontstaan van recht op een ZW-uitkering in plaats van deze WW-uitkering jegens het fonds recht op betaling van een aanvulling op de WW/ZW-uitkering in de vorm van een éénmalige uitkering van € 239,– bruto.
2. Het recht genoemd in lid 1 kan voor een werknemer slechts opnieuw ontstaan indien na een betaling van een in lid 1 genoemde éénmalige uitkering aan desbetreffende werknemer weer 100 dagen in de sector gewerkt is.
Artikel 5 – Aanvulling op het als vakantietoeslag te betalen deel van de WW/ZW-uitkering (UTA)
1. Een werkloze werknemer als bedoeld in artikel 1 die in de twee jaren voor de werkloosheid 280 dagen werkzaam is geweest in een dienstverband vallend onder de cao en die als hij niet werkloos zou zijn geworden, jegens zijn werkgever recht zou hebben gehad op betaling van vakantietoeslag, heeft bij ontstaan van recht op een WW uitkering of ingeval van ziekte op de eerste werkloosheids- dag bij het ontstaan van recht op een ZW-uitkering in plaats van deze WW-uitkering jegens het fonds recht op betaling van een aanvulling op de vakantietoeslag in de WW/ZW-uitkering in de vorm van een éénmalige uitkering van € 107,– bruto.
2. Het recht genoemd in lid 1 kan voor een werknemer slechts opnieuw ontstaan indien na een betaling van een in lid 1 genoemde éénmalige uitkering aan desbetreffende werknemer weer 100 dagen in de sector gewerkt is.
Artikel 6 – De vakantiewaarde (CAO)
1. Een werkloze werknemer als bedoeld in artikel 1 die in de twee jaren voor de werkloosheid 280 dagen werkzaam is geweest in een dienstverband vallend onder de cao en die, als hij niet werkloos zou zijn geworden, jegens zijn werkgever recht zou hebben gehad op een vakantie- waarde, heeft jegens het fonds recht op betaling van een vast bedrag van € 79,– bruto.
Indien de werknemer vervolgens 8 weken onafgebroken werkloos blijft heeft de werknemer jegens het fonds recht op een vast bedrag van € 157,50,– bruto.
2. Het recht op het desbetreffende deel van de uitkering genoemd in lid 1 kan voor een werknemer slechts opnieuw ontstaan indien na betaling van een in lid 1 genoemd deel van de uitkering door desbetreffende werknemer weer 100 dagen in de sector gewerkt is.
Artikel 7 – Pensioenpremie
1. Een werkloze werknemer als bedoeld in artikel 1 heeft jegens het fonds over elke dag dat hij een WW uitkering of ingeval van ziekte op de eerste werkloosheidsdag een ZW-uitkering in plaats van deze WW-uitkering heeft gedurende maximaal een half jaar recht op financiering van voortzetting van zijn pensioenopbouw door het fonds voor 60%.
2. Het recht genoemd in lid 1 kan voor een werknemer slechts opnieuw voor de maximale periode van 130 dagen ontstaan indien na het stoppen van de in lid 1 genoemde voortzetting wegens beëindiging van de uitkering aan desbetreffende werknemer weer 100 dagen in de sector gewerkt is.
3. Indien de WW uitkering van een werknemer binnen de sector binnen 28 dagen na beëindiging van het recht op premievrije voortzetting herleeft, heeft de werkloze werknemer recht op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw over maximaal 130 dagen minus het aantal dagen dat de werknemer tijdens de eerdere ww perioden reeds heeft genoten.
4. Een werkloze werknemer heeft geen recht op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde financie- ring vanuit het fonds, als tijdens werkloosheid sprake is van een recht op pensioenopbouw via de Stichting Voortzetting Pensioenverzekering (FVP).
HOOFDSTUK 5 – GARANTIEREGELING
Artikel 8A – Garantieregeling RWS/Jaarmodel
1. De werknemer die deelneemt aan een jaarmodel, of het Raamwerk Werkspreiding, dat is goedge- keurd door cao-partijen, ontvangt ten laste van het O&O fonds een uitkering als zijn dienstbetrek- king als gevolg van faillissement van zijn werkgever is geëindigd voordat hij zijn gespaarde uren en/of werkzekerheidstoeslaguren heeft opgenomen. Hij ontvangt de uitkering alleen als zijn werkgever in gebreke blijft met het betalen van het loon over die uren.
2. De hoogte van de uitkering is gelijk aan het laatst bekende PRIS-uurloon vermenigvuldigd met het aantal niet uitbetaalde gespaarde uren en werkzekerheidstoeslaguren. Aan het Vakantiefonds wordt de bijbehorende verlofwaarde afgedragen.
3. Geen recht op uitkering bestaat voor uren en verlofwaarden waarvoor de werknemer op grond van de artikelen 61-68 WW recht heeft op een uitkering.
4. Door het indienen van de aanvraag en het accepteren van de uitkering, draagt de werknemer iedere vordering tot betaling van loon en verlofwaarde die hij voor die uren heeft op de werkgever, zijn curator en/of een uitkeringsinstantie, over aan het O&O fonds.
5. Als de werkgever, de curator of de uitkeringsinstantie alsnog overgaat tot betaling of als blijkt dat de uitkering om andere redenen ten onrechte is verstrekt, is de werknemer verplicht de uitkering die hij van het O&O fonds heeft ontvangen, aan het O&O fonds terug te betalen. Betaalt de werknemer niet binnen twee weken nadat hij daarvoor een verzoek heeft ontvangen, dan is hij in verzuim. Vanaf dat moment kan het O&O fonds de wettelijke rente in rekening brengen.
HOOFDSTUK 6 – OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 9 – Verstrekken van inlichtingen
1. De werkgever en de werknemer zijn verplicht aan het bestuur en aan degene die door het bestuur schriftelijk tot het inwinnen van inlichtingen is gemachtigd inzage te verlenen in alle bescheiden en voorts alle overige inlichtingen te verschaffen die worden gevraagd ten behoeve van de uitvoering van het bepaalde in de statuten van het fonds en in dit reglement.
2. Degene die bij de uitvoering van het bepaalde in de statuten van het fonds of in dit reglement kennis neemt van enig gegeven waarvan hij het vertrouwelijk karakter moet begrijpen is dienaan-
gaande tegenover derden tot geheimhouding verplicht.
Artikel 10 – Voorschriften
1. Een aanvraag voor een uitkering op grond van hoofdstuk 4 (uitkering werklozen) of hoofdstuk 5 (garantieregeling) dient in alle gevallen schriftelijk en binnen zes maanden na het einde van de dienstbetrekking te zijn ingediend.
2. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften vast te stellen die nodig zijn voor een verantwoorde uitvoering mits deze voorschriften in overeenstemming zijn met de bepalingen in de statuten van het fonds en in dit reglement.
Artikel 11 – Terugvordering en verrekening van onverschuldigd betaalde bedragen
1. Betalingen die op grond van dit reglement onverschuldigd zijn gedaan, worden teruggevorderd.
2. Als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het bestuur besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Artikel 12 – Bijzondere gevallen
Indien de bepalingen in dit reglement in individuele gevallen of in categorieën van gevallen leiden tot niet voorziene of onbedoelde gevolgen kan het bestuur een afwijkende beslissing nemen die tegemoet komt aan de bedoelingen van de regeling.
Artikel 13 – Intern beroep
1. Indien een werkgever of werknemer zich niet kan verenigen met een beslissing die hem betreft, kan hij zich tot het bestuur wenden met het verzoek een nieuwe beslissing te nemen in de plaats van een beslissing op grond van dit reglement.
2. Aan de werkgever of de werknemer wordt desgevraagd schriftelijk kennis gegeven van een hem betreffende beslissing van het bestuur op grond van dit reglement.
Artikel 14 – Administratie
De uitvoering van de bepalingen van dit reglement wordt opgedragen aan A&O Services.
Artikel 15 – Citeertitel
Dit reglement kan worden aangehaald als het Aanvullingsreglement Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf (AR-SAG)
I-d - Algemene en bijzondere voorwaarden ongevallenverzekering
Collectieve Ongevallenverzekering ten behoeve van werknemers in het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf
Artikel 1 – Begripsomschrijvingen
1. In deze polis wordt verstaan onder:
1. Polis c.a.:
het polisblad, alle aanhangsels, alle algemene en/of bijzondere voorwaarden, alle clausules en/of clausulebladen, alsmede al hetgeen onderdeel uitmaakt van de verzekeringsovereenkomst tussen verzekeringnemer en verzekeraars.
2. CAO
de landelijke CAO voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake bedrijfstakeigen- regelingen waarin het schilders- en onderhoudsbedrijf als hoofdbedrijf of als wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering wordt uitgeoefend.
3. Verzekeringnemer:
de Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbe- drijf, zijnde partij bij de CAO en degene die de premie en kosten is verschuldigd.
4. Verzekerde:
degene op wiens lichaam de verzekering is gesloten, zijnde een werknemer vallende onder de werkingssfeer van de CAO, die in een dienstverband dat gebaseerd is op een werkweek van
tenminste 10 werkuren werkzaam is voor een ondernemer die eveneens valt onder de werkings- sfeer van de CAO en die als zodanig bekend is bij A&O Services, echter voor zover niet ouder dan 69 jaar.
5. Begunstigde:
degene die gerechtigd is de uit hoofde van de verzekering verstrekte uitkering(en) te ontvangen.
6. Verzekeraars:
zij die gezamenlijk het verzekerde risico dragen, ieder voor zijn aandeel in het verzekerde bedrag, te dezen vertegenwoordigd door hun gevolmachtigde WUTHRICH bv.
7. Ongeval:
een tijdens de looptijd van de verzekering plotseling, onafhankelijk van de wil van verzekerde van buiten komend op zijn lichaam inwerkend geweld, waardoor als rechtstreeks en uitsluitend gevolg enig geneeskundig vast te stellen lichamelijk en/of geestelijk letsel ontstaat.
8. Blijvende invaliditeit:
medisch vast te stellen blijvend geheel of gedeeltelijk (functie)verlies van enig deel of lichaam van verzekerde of van diens geest.
Artikel 2 – Omschrijving van de dekking
1. Grondslag van de verzekering
1. De door verzekeringnemer aan WUTHRICH verstrekte inlichtingen en gedane verklaringen – in welke vorm dan ook – vormen de grondslag van de verzekering en worden geacht daarmee een geheel uit te maken.
2. Aanvang en einde van de dekking
De dekking ten aanzien van nieuwe werknemers vangt aan op de dag dat het dienstverband aanvangt om 00.00 uur. De dekking eindigt op de 28e dag (om 00.00 uur) na de dag waarop het dienstverband een einde neemt. Eén en ander tijdens de looptijd van de verzekering.
3. Omvang van de dekking
1. De verzekering is van kracht gedurende 24 uur per etmaal en over de gehele wereld.
2. De verzekering heeft ten doel uitkering te verlenen indien verzekerde overlijdt ten gevolge van bij een verzekerd ongeval opgelopen lichamelijk letsel of indien verzekerde hierdoor blijvend invalide wordt.
3. De verzekering is eveneens van kracht indien het ongeval is ontstaan als gevolg van een ziekelijke toestand, een gebrek of een lichamelijke of geestelijke afwijking van verzekerde. Ten aanzien van de geestelijke afwijkingen blijft het bepaalde onder 3.2.1 onverkort van kracht.
4. Uitkering bij overlijden (Xxxxxxx A):
in geval van overlijden van verzekerde binnen 5 jaar na een ongeval wordt het voor rubriek A verzekerde bedrag uitgekeerd.
5. Indien verzekerde overlijdt ten gevolge van het verzekerde ongeval, terwijl er in verband met datzelfde ongeval reeds één of meerdere uitkeringen wegens blijvende invaliditeit heeft of hebben plaatsgevonden, zal het in totaal uitgekeerde bedrag in mindering worden gebracht op de te verlenen uitkering wegens overlijden. Er zal in geen geval terugvordering plaatsvinden van reeds verrichte uitkeringen.
6. Indien verzekerde ten gevolge van een ongeval buiten Nederland komt te overlijden, worden boven het voor rubriek A verzekerde bedrag de gemaakte kosten voor repatriëring van het stoffelijk overschot vergoed, echter tot een maximum van € 15.000.
Deze vergoeding wordt uitsluitend verleend, indien deze kosten niet krachtens enige andere verzekering of voorziening worden vergoed.
7. Uitkering bij blijvende invaliditeit (Rubriek B):
in geval van blijvende invaliditeit van verzekerde binnen 2 jaar na een ongeval wordt het voor rubriek B verzekerde bedrag, geconverteerd volgens 4.3.7, geheel of gedeeltelijk uitgekeerd.
8. Mocht verzekerde vóór de vaststelling van de mate van blijvende invaliditeit zijn overleden anders dan ten gevolge van het verzekerde ongeval, blijft het recht op uitkering bij blijvende invaliditeit bestaan. De hoogte van de uitkering wordt dan bepaald aan de hand van de op grond van de medische berichtgeving verwachte graad van blijvende invaliditeit, waarvan sprake zou zijn geweest indien verzekerde niet zou zijn overleden.
4. Onder het begrip ongeval worden tevens verstaan:
1. wondinfectie, bloedvergiftiging, allergieën of andere ziekten, ontstaan in verband met een gedekt ongeval;
2. complicaties en verergeringen van het ongevalsletsel als rechtstreeks gevolg van eerste hulpverlening of van een medisch noodzakelijke behandeling;
3. verdrinking, verstikking en bevriezing;
4. warmtestuwing, zonnesteek en hitteberoerte;
5. verbranding, blikseminslag of andere elektrische ontlading;
6. miltvuur, koepokken, mond- en klauwzeer, ziekte van Bang, schurft en trichoplytie (= ring- worm);
7. verstuiking, ontwrichting, verrekking en scheuring van pezen, spieren en/of banden, mits plaats en aard medisch aantoonbaar zijn;
8. de gevolgen van ontberingen door het onvrijwillig geïsoleerd raken door bijvoorbeeld schipbreuk, noodlanding, instorting, overstroming, onvrijwillige insluiting, insneeuwing, invriezing of enige andere natuurramp, alsmede door enige andere onvoorziene omstandig- heid;
9. besmetting door ziektekiemen als gevolg van een onvrijwillige val in het water of een onvrijwillige aanraking met een andere vaste of vloeibare stof, dan wel etsing of inwerking door een bijtende stof;
10. acute vergiftiging die niet is veroorzaakt door ziekteverwekkers of door het overmatig gebruik van alcoholhoudende dranken of genees-, verdovende, bedwelmende, opwekkende of soortgelijke middelen;
11. het ongewild in het lichaam, de ogen of gehoororganen geraken van vreemde stoffen of voorwerpen;
12. letsel, dood of aantasting van de gezondheid ontstaan bij een rechtmatige zelfverdediging of een poging tot redding van mens, dier of zaken;
13. letsel, dood of aantasting van de gezondheid opzettelijk door een ander, met uitzondering van enig belanghebbende bij uitkering uit hoofde van deze verzekering, veroorzaakt;
14. huidletsels in betrekkelijk korte tijd ontstaan door wrijving van harde voorwerpen aan handen en voeten;
15. de gevolgen van een verkeerd of onjuist uitgevoerde medische behandeling in een ziekenhuis;
16. lichamelijke functionele beperkingen als gevolg van een cervicaal acceleratie trauma (= whiplash-syndroom), één en ander met inachtneming van het in artikel 4.3.3. vermelde invaliditeitspercentage;
17. peesschede-ontsteking (tendovaginitis crepitans), spit (lumbago), zweepslag (coup de fouet), spierverrekking, vertilling, ingewands- (hernia) of tussenwervelschijfbreuk (hernia nuclei pulposi), mits veroorzaakt door een ongeval als onder 1.1.6 omschreven;
18. vermissing van verzekerde.
Artikel 3 – Uitsluitingen
1. Naast hetgeen eventueel elders in de polis c.a. mocht zijn bepaald, biedt deze verzekering geen dekking voor een ongeval dat het gevolg is van in dit artikel opgenomen uitsluitingen.
2. Uitgesloten is een ongeval dat het gevolg is van:
1. opzet als oogmerk of opzet als zekerheidsbewustzijn van verzekerde of enige andere belang- hebbende bij uitkering uit hoofde van deze verzekering, tenzij sprake is van het redden of verdedigen van mensen, dieren of goederen of pogingen daartoe, dan wel bij afwering van dreigend gevaar;
in dit verband zullen verzekeraars geen beroep doen op eigen schuld of nalatigheid van verzekerde als bedoeld in artikel 7:952 BW;
2. het opzettelijk plegen van of deelnemen aan een misdrijf of poging daartoe door verzekerde;
3. het gebruik van bedwelmende, opwekkende of soortgelijke middelen door verzekerde anders dan op medisch voorschrift, waardoor hij buiten staat was alle maatregelen te nemen om het ongeval te voorkomen;
deze uitsluiting geldt niet indien er geen verband bestaat tussen het gebruik van dergelijke middelen en het ongeval;
alcoholhoudende dranken worden niet geacht zulke middelen te zijn;
4. atoomkernreacties, waaronder te verstaan iedere kernreactie waarbij energie vrijkomt, zoals kernfusie, kernsplijting, kunstmatige en natuurlijke radio-activiteit, onverschillig hoe de reactie is ontstaan;
deze uitsluiting geldt niet met betrekking tot radio-actieve nucliden, die zich buiten een kerninstallatie bevinden en gebruikt worden of bestemd zijn om gebruikt te worden voor industriële, commerciële, landbouwkundige, medische of wetenschappelijke doeleinden, met dien verstande dat een vergunning voor vervaardiging, gebruik, opslag en het zich ontdoen van radio-actieve stoffen door het desbetreffende ministerie moet zijn afgegeven;
voor zover krachtens de Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen een derde voor de geleden schade aansprakelijk is, blijft deze uitsluiting van kracht;
onder ‘kerninstallatie’ wordt verstaan een kerninstallatie in de zin van bedoelde wet;
5. molest, waaronder uitsluitend te verstaan:
• gewapend conflict: elk geval waarin staten of andere georganiseerde partijen elkaar, of althans de een de ander, gebruik makend van militaire machtsmiddelen, bestrijden, waaronder mede te verstaan het gewapend optreden van een Vredesmacht der Verenigde Naties;
• burgeroorlog: een min of meer georganiseerde gewelddadige strijd tussen inwoners van eenzelfde staat, waarbij een belangrijk deel van de inwoners van die staat betrokken is;
• opstand: georganiseerd gewelddadig verzet binnen een staat, gericht tegen het openbaar gezag;
• binnenlandse onlusten: min of meer georganiseerde gewelddadige handelingen, op verschillende plaatsen, zich voordoend binnen een staat;
• oproer: een min of meer georganiseerde plaatselijke gewelddadige beweging, gericht tegen het openbaar gezag;
• muiterij: een min of meer georganiseerde gewelddadige beweging van leden van enige gewapende macht, gericht tegen het gezag waaronder zij gesteld zijn;
deze nadere omschrijvingen vormen een onderdeel van een tekst die door het Verbond van Verzekeraars ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage is gedeponeerd; deze uitsluiting is uitsluitend van toepassing op een ongeval in het buitenland ontstaan na 14 dagen na het uitbreken van een daad van molest, tenzij verzekerde (of de begunstigde) aannemelijk maakt dat hij door het molest werd verrast en het hem niet mogelijk was binnen 14 dagen het desbetreffende land te verlaten;
de dekking voor ongevallen als gevolg van molest eindigt evenwel automatisch op het moment dat zich een gewapend conflict voordoet tussen een lid van een hieronder vermelde verdragsorganisatie enerzijds en een lid van een ander hieronder vermelde verdragsorganisa- tie anderzijds resp. tussen een lid van een hieronder vermelde verdragsorganisatie en de Xxxxxxxxxxxxxx Xxxxx:
• de NAVO, incl. Frankrijk;
• de ASEAN;
• het (voormalig) Warschau-Pact;
zo nodig in afwijking van hetgeen hiervoor is vermeld, is deze verzekering mede van kracht ten aanzien van ongevallen veroorzaakt door of ontstaan uit wederrechtelijke vrijheidsberoving, gijzeling of kaping van een vervoermiddel, echter uitsluitend voor zover verzekerde zelf niet aan deze misdrijven deelneemt.
6. het vliegrisico van verzekerde in de hoedanigheid van beroepspiloot.
Artikel 4 – Omschrijving van de schadebehandeling
1. Schade-aanmelding
1. Zodra verzekerde (of de begunstigde) kennis draagt van een gebeurtenis die voor verzekeraars tot een verplichting tot uitkering kan leiden, is hij verplicht:
2. in geval van overlijden hiervan onmiddellijk, doch tenminste 48 uur vóór de begrafenis of crematie, kennis te geven aan WUTHRICH;
3. in geval van een ongeval waaruit blijvende invaliditeit zou kunnen voortvloeien hiervan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 3 maanden na het ontstaan van het ongeval, schriftelijk kennis te geven aan WUTHRICH;
4. in geval van vermissing hiervan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 3 maanden na het ontdekken daarvan, schriftelijk kennis te geven aan WUTHRICH.
5. Voor deze kennisgeving dient verzekerde (of de begunstigde) gebruik te maken van een formulier dat hij kan opvragen bij:
• zijn werkgever;
• WUTHRICH, Xxxxxxx 00000, 0000 XX XXXXXXX;
• het FOSAG-secretariaat, Xxxxxxx 00, 0000 XX XXXXXXXXXXX;
• zijn vakbond.
2. Overige verplichtingen
1. Verzekerde (of de begunstigde) is bovendien verplicht:
• zich direct onder geneeskundige behandeling te stellen;
• al het mogelijke te doen om zijn herstel te bevorderen;
• alle medewerking te verlenen ter vaststelling van het al dan niet bestaan van blijvende invaliditeit of een graad daarvan;
• medewerking te verlenen ter vaststelling van de doodsoorzaak.
3. Vaststelling van de hoogte van de uitkering
1. De mate van blijvende invaliditeit dient in Nederland en naar Nederlandse maatstaven te worden vastgesteld door middel van medisch onderzoek.
2. Aan de arts zal worden gevraagd het percentage (functie)verlies van een bepaald lichaamsdeel of orgaan vast te stellen zonder rekening te houden met eventueel uitwendig na het ongeval geplaatste kunst- of hulpmiddelen.
3. Aan de hand van het door de arts vastgestelde percentage (functie)verlies wordt een invalidi- teitspercentage van het voor rubriek B verzekerde bedrag als volgt vastgesteld:
• bij algehele verlamming 100%
• bij algeheel verlies van de verstandelijke vermogens 100%
• bij algeheel (functie)verlies van:
de wervelkolom of het zenuwstelsel 100%
het gezichtsvermogen van beide ogen 100%
het gezichtsvermogen van één oog 60%
het gehoorvermogen van beide oren 65%
het gehoorvermogen van één oor 30%
een oorschelp 5%
het spraakvermogen en/of de tong en/of het strottehoofd 50%
het reukvermogen en/of de neus 10%
het smaakvermogen 10%
een natuurlijk gebitselement 1%
het gehele natuurlijke gebit van een verzekerde ouder dan 19 jaar 20%
de milt 10%
een nier 20%
een long 30%
een arm 75%
een arm, voor zover verzekerde daardoor zijn beroep niet meer kan uitoefenen 100%
een hand of 5 vingers aan dezelfde hand 75%
een hand of 5 vingers aan dezelfde hand, voor zover verzekerde daardoor zijn beroep niet
meer kan uitoefenen 100%
een been 75%
een been, voor zover verzekerde daardoor zijn beroep niet meer kan uitoefenen 100%
een voet 75%
een voet, voor zover verzekerde daardoor zijn beroep niet meer kan uitoefenen 100%
een duim 25%
een duim, voor zover verzekerde daardoor zijn beroep niet meer kan uitoefenen 100%
een wijsvinger 25%
een wijsvinger, voor zover verzekerde daardoor zijn beroep niet meer kan uitoefenen 75%
elke overige vinger 12%
een wijsvinger èn één van de overige vingers aan dezelfde hand, voor zover verzekerde
daardoor zijn beroep niet meer kan uitoefenen 100%
een grote teen 10%
elke overige teen 5%
een grote teen èn één of meer van de overige tenen aan dezelfde voet, voor zover verzekerde
daardoor zijn beroep niet meer kan uitoefenen 100%
• als gevolg van het whiplash-syndroom max. 5%
4. Van alle onder 4.3.3 genoemde percentages, met uitzondering van de percentages die voorafgegaan zijn door de woorden ‘voor zover verzekerde daardoor zijn beroep niet meer kan uitoefenen’, wordt bij gedeeltelijk (functie)verlies een evenredig deel als invaliditeitspercentage vastgesteld.
5. Voor het beantwoorden van de vraag of verzekerde door het algehele (functie)verlies van bepaalde lichaamsdelen zijn beroep niet meer kan uitoefenen, zal het medisch onderzoek zonodig met een arbeidskundig onderzoek worden aangevuld.
6. In alle andere niet onder 4.3.3 genoemde gevallen van blijvende invaliditeit zullen 2 invalidi- teitspercentages worden vastgesteld:
• één percentage aangevende de mate van blijvende invaliditeit volgens de maatstaven vastgelegd in de laatste uitgave van de ‘Guides to the Evaluation of Permanent Impairment’ van de American Medical Association (A.M.A.), eventueel aangevuld met richtlijnen van de Nederlandse specialistenverenigingen;
• één percentage aangevende de mate van blijvende ongeschiktheid van verzekerde om zijn beroep uit te oefenen of een ander beroep dat verzekerde gezien zijn bekwaamheden en maatschappelijke positie zou kunnen uitoefenen.
Als grondslag voor de uitkering geldt het hoogste invaliditeitspercentage.
7. Na vaststelling van het onder 4.3.3 t/m 4.3.6 bedoelde invaliditeitspercentage zal het uitkerings- percentage worden vastgesteld volgens navolgende tabel:
Invaliditeit | Invaliditeit | Invaliditeit |
Uitk. | Uitk. | Uitk. |
26%–27% | 51%–58% | 76%–110% |
27%–28% | 52%–60% | 77%–111% |
28%–29% | 53%–62% | 78%–112% |
29%–30% | 54%–64% | 79%–113% |
30%–32% | 55%–66% | 80%–114% |
31%–33% | 56%–68% | 81%–115% |
32%–34% | 57%–70% | 82%–116% |
33%–35% | 58%–72% | 83%–117% |
34%–36% | 59%–74% | 84%–118% |
35%–37% | 60%–76% | 85%–120% |
37%–38% | 61%–78% | 86%–124% |
Invaliditeit | Invaliditeit | Invaliditeit |
Uitk. | Uitk. | Uitk. |
38%–40% | 63%–82% | 88%–126% |
39%–41% | 64%–84% | 89%–128% |
40%–42% | 65%–86% | 90%–130% |
41%–43% | 66%–88% | 91%–132% |
42%–44% | 67%–90% | 92%–134% |
43%–45% | 68%–92% | 93%–136% |
44%–46% | 69%–94% | 94%–138% |
45%–47% | 70%–96% | 95%–140% |
46%–48% | 71%–98% | 96%–142% |
47%–49% | 72%–100% | 97%–144% |
48%–50% | 73%–102% | 98%–146% |
49%–52% | 74%–104% | 99%–148% |
50%–54% | 75%–108% | 100%–150% |
8. De toestand van verzekerde zoals die bestaat ten tijde van het verstrijken van het derde jaar na het ongeval zal in elk geval bepalend zijn voor de vaststelling van de mate van blijvende invaliditeit.
9. Wordt een reeds bestaande invaliditeit door een ongeval verergerd, dan wordt de uitkering berekend op basis van het verschil tussen het invaliditeitspercentage vóór en nà het laatste ongeval.
10. Alle uitkeringen tezamen wegens blijvende invaliditeit, hetzij voor één ongeval, hetzij voor meerdere ongevallen, zullen het voor rubriek B verzekerde bedrag, geconverteerd volgens 4.3.7, nimmer kunnen overschrijden.
11. Indien 6 maanden nadat het ongeval heeft plaatsgevonden, of zoveel later als de kennisgeving aan WUTHRICH heeft plaatsgevonden, de mate van blijvende invaliditeit nog niet definitief kan worden vastgesteld, vergoeden verzekeraars over het uit te keren bedrag de wettelijke rente vanaf de zevende maand na het ongeval of zoveel later als de kennisgeving aan WUTHRICH heeft plaatsgevonden.
Xxxxxxx na afloop van een jaar wordt het bedrag waarover deze rente wordt berekend, vermeerderd met de over dat jaar verschuldigde rente.
12. In geval van vermissing zullen verzekeraars na 1 jaar na melding aan WUTHRICH indien bij hen noch verzekeringnemer bekend is dat verzekerde nog in leven is resp. nadat door een in Nederland gevestigde notaris een overlijdensverklaring is afgegeven het voor rubriek A verzekerde bedrag uitkeren.
4. Betaling van de uitkering
1. Verzekeraars zijn verplicht binnen 30 dagen na de definitieve vaststelling van de mate van blijvende invaliditeit resp. het overlijden van verzekerde tot betaling over te gaan.
2. In geval van invaliditeit geschiedt de uitkering altijd aan verzekerde zelf.
3. In geval van overlijden of vermissing van verzekerde geschiedt de uitkering aan zijn echtgenote of bij ontstentenis van deze aan de testamentaire of wettelijke erfgenamen.
De Staat der Nederlanden en/of boedelcrediteuren zullen nimmer als begunstigde worden aangemerkt.
4. De rente als bedoeld onder 4.3.11 zal gelijktijdig met de uitkering worden voldaan.
5. Verlies van recht op uitkering
1. Elk recht op uitkering vervalt resp. verjaart:
• indien verzekerde (of de begunstigde) na een ongeval opzettelijk onjuiste gegevens verstrekt;
• door verloop van de 3 jaarstermijn als omschreven in artikel 7:942 BW.
Artikel 5 – Premiebetaling en -restitutie
1. Premiebetaling
1. Verzekeringnemer is verplicht premie en kosten bij vooruitbetaling te voldoen.
2. Zodra verzekeringnemer weigert het verschuldigde bedrag te betalen of niet betaald heeft zodra een termijn van 30 dagen na het eerste betalingsverzoek is verstreken, eindigt de dekking op de eerste dag van de periode waarover het verschuldigde bedrag betaald had dienen te zijn, zonder dat daartoe enige ingebrekestelling nodig is.
Verzekeringnemer blijft evenwel verplicht het verschuldigde bedrag alsnog te betalen.
3. Tenzij verzekeraars de verzekering inmiddels hebben opgezegd, wordt de dekking eerst weer van kracht de dag volgend op die waarop het verschuldigde bedrag door WUTHRICH is
ontvangen, maar niet voor een ongeval ontstaan in de periode dat de dekking niet van kracht was.
2. Premievaststelling en naverrekening
1. De in de polis c.a. genoemde premie is slechts een voorlopige, gebaseerd op variabele factoren.
2. Ter vaststelling van de definitieve premie dient verzekeringnemer binnen 5 maanden na het einde van elk verzekeringsjaar de daartoe benodigde inlichtingen aan WUTHRICH te verschaf- fen. Indien deze verplichting niet wordt nagekomen, hebben verzekeraars het recht de definitieve premie vast te stellen door de voorlopige premie met 50% te verhogen of met zoveel meer als verzekeraars zou toekomen op grond van de aan hen bekende gegevens. Naar gelang de definitieve premie hoger of lager is, is verzekeringnemer gehouden bij te betalen resp. zijn verzekeraars gehouden terug te betalen, met inachtneming van de eventueel bedongen minimumpremie.
Verzekeraars zien af van bijbetaling resp. restitutie indien het bij te betalen resp. te restitueren premiebedrag minder dan € 11,34 bedraagt.
3. Verzekeraars hebben het recht om de in enig verzekeringsjaar definitief verschuldigde premie als voorlopige premie vast te stellen voor het daarop volgende verzekeringsjaar.
3. Premierestitutie
1. Verzekeringnemer heeft alleen recht op terugbetaling van premie wanneerverzekeraars gebruik maken van hun opzeggingsrecht onder 7.3.2 bedoeld resp. in geval van definitieve opheffing van het bedrijf of beëindiging van de activiteiten van verzekeringnemer als onder 7.3.2 bedoeld.
Alsdan zal de te restitueren premie worden vastgesteld naar evenredigheid van de onverstre- ken termijn en onder aftrek van royementskosten, tenzij het premiebedrag minder dan € 11,34 bedraagt.
4. Incasso
1. Indien verzekeringnemer weigert premie en kosten te betalen en WUTHRICH tot (buiten)ge- rechtelijke incasso moet overgaan, dient verzekeringnemer naast het verschuldigde tevens 15% incassokosten over de hoofdsom te voldoen.
Iedere betaling zal eerst strekken tot vereffening van de incassokosten en het restant pas tot vereffening van premie en kosten.
Artikel 6 – Wijziging van premie en/of voorwaarden
1. Indien verzekeraars premie(s) en/of voorwaarden voor verzekeringen van dezelfde soort en bloc, danwel groepsgewijs wijzigen, hebben zij het recht premie(s) en/of voorwaarden van deze verzekering overeenkomstig die wijziging aan te passen en wel op een door hen te bepalen datum.
2. Verzekeringnemer wordt van de voorgenomen wijziging(en) tijdig schriftelijk door WUTHRICH in kennis gesteld en wordt geacht hiermee te hebben ingestemd, tenzij hij binnen 30 dagen na de dag waarop hij hiervan door WUTHRICH in kennis is gesteld, schriftelijk het tegendeel aan WUTHRICH heeft bericht. In dit laatste geval eindigt de verzekering per de onder 6.1 bedoelde wijzigingsdatum of zoveel eerder of later als partijen nader overeengekomen.
3. De mogelijkheid van opzegging van de verzekering door verzekeringnemer geldt niet indien:
• de wijziging van premie(s) en/of voorwaarden voortvloeit uit wettelijke regelingen of bepalin- gen;
• de wijziging een verlaging van premie(s) en/of uitbreiding van de dekking inhoudt.
Artikel 7 – Looptijd van de verzekering
1. Begin en einde van de verzekering
1. De verzekering gaat in op de in de polis c.a. genoemde aanvangsdatum om 12.00 uur en eindigt op de in de polis c.a. genoemde einddatum eveneens om 12.00 uur.
2. In afwijking van het onder 7.1.1 bepaalde blijft de verzekering tijdens de duur van een reeds ten tijde van de looptijd van de verzekering aangevangen wederrechtelijke vrijheidsberoving, gijzeling of kaping van een vervoermiddel ten aanzien van een dergelijke actie nog gedurende maximaal 1 jaar geldig.
2. Duur van de verzekering
1. De verzekering is aangegaan voor een periode als in de polis c.a. is omschreven en wordt geacht daarna telkens stilzwijgend te zijn voortgezet voor de in de polis c.a. genoemde contractduur.
3. Beëindiging van de verzekering
1. Opzegging van de verzekering door verzekeringnemer tegen het einde van de contractduur waarvoor de verzekering is aangegaan of verlengd, dient te geschieden aan WUTHRICH met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste 2 maanden.
2. De verzekering eindigt voorts:
• indien verzekeringnemer gebruik maakt van zijn in 6.2 omschreven recht;
• indien verzekeraars gebruik maken van het hun onder 5.1 toegekende recht; de verzekering eindigt dan met onmiddellijke ingang;
• bij definitieve opheffing van het bedrijf of beëindiging van de activiteiten van verzekering- nemer; de verzekering eindigt dan op de dag van opheffing van het bedrijf resp. de beëindiging van de activiteiten;
• indien tengevolge van het afsluiten van een CAO het risico voor verzekeraars dermate wordt verzwaard, dat redelijkerwijs van hen niet verwacht mag worden dat zij deze overeenkomst ongewijzigd continueren; de verzekering eindigt dan na 30 dagen te rekenen vanaf de dag waarop die nieuwe CAO geldig wordt.
3. Veranderingen in de juridische structuur en/of uitsluitend naamswijzigingen kunnen nimmer leiden tot tussentijdse opzegging door verzekeringnemer, evenmin als het deelnemen aan of het overdragen van aandelen in een vennootschap of gemeenschappelijk eigendom.
4. Onopzegbaarheid
1. Behoudens in deze algemene voorwaarden genoemde gevallen kan deze verzekering door verzekeraars niet worden opgezegd.
Artikel 8 – Overige bepalingen
1. Handelingen van verzekeraars
1. Alle handelingen waartoe verzekeraars bevoegd en verplicht zijn, kunnen door hen zowel gezamenlijk als afzonderlijk worden verricht.
2. De wijze waarop een verzekeraar bevoegdheden gebruikt of verplichtingen nakomt, brengt geen wijziging in de rechtspositie van de overige verzekeraars.
3. Voor zover de in de polis c.a. genoemde verzekeraars gevolmachtigden zijn, verklaren zij dat zij hebben getekend voor de maatschappijen en de daarvoor geaccepteerde aandelen, zoals vermeld en gespecificeerd in de door de vorenbedoelde gevolmachtigden ondertekende en bij WUTHRICH gedeponeerde verdelingsopgaven. Desgevraagd wordt door deze aan verzekering- nemer een opgave verstrekt van de betrokken maatschappijen en van de daarvoor geaccep- teerde aandelen.
2. Mededelingen
1. Alle mededelingen door verzekeraars kunnen rechtsgeldig geschieden aan verzekeringnemer, tenzij verzekerde (of de begunstigde) na een ongeval schriftelijk aan verzekeraars kenbaar heeft gemaakt dat alle correspondentie aan hem dan wel aan een door hem aangewezen belangen- behartiger dient te worden gericht.
3. Geschillen/klachten/toepasselijk recht
1. Indien verzekerde en verzekeraars, nadat medisch onderzoek is verricht, omtrent het al dan niet bestaan van een blijvende invaliditeit of graad daarvan geen overeenstemming bereiken, dan wordt voor beide partijen bindend advies gedaan door één of drie in gezamenlijk overleg te benoemen arts(en). Komen partijen niet tot overeenstemming, dan wordt de derde arts op verzoekschrift van partijen benoemd door de President van de Rechtbank te Utrecht.
De hieraan verbonden kosten zullen worden gedragen door verzekeraars.
2. Alle overige geschillen die uit deze overeenkomst mochten voortvloeien zullen worden onderworpen aan de bevoegde rechter te Utrecht, behoudens hogere voorziening.
3. Voor klachten naar aanleiding van deze overeenkomst kan men zich, behalve tot de directies van WUTHRICH en/of de leidende verzekeraar, wenden tot het klachteninstituut Financiële Dienstverlening (KiFiD), Xxxxxxx 00000, 0000 XX XXX XXXX, telefoon 0900-fklacht oftewel 0900-3552248. De klachtenprocedure kan ook worden geraadpleegd via de website van het KiFiD, xxx.xxxxx.xx.
4. Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.
4. Privacy-reglement
1. De bij de aanvraag van een verzekering verstrekte en de eventueel nader te overleggen persoonsgegevens kunnen worden opgenomen in door WUTHRICH en (her)verzekeraars gevoerde cliëntenregistraties resp. de informatiesystemen van verzekeraars in verenigingsver- band. Voor elk van deze registraties geldt een privacy-reglement, dat bij de Registratiekamer is aangemeld.
II – Vakantiefonds II-a - Statuten
Artikel 1. Naam, zetel deelnemende organisaties en doel.
1. De stichting draagt de naam: ‘Stichting Vakantiefonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf’ en is gevestigd te Rijswijk (Zuid-Holland), hierna te noemen: ‘het Vakantiefonds’.
2. Deelnemende organisaties zijn:
a. Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in de Schilders-, Onderhouds-, Metaalconserverings- en Glasbranche FOSAG, gevestigd te Waddinxveen, hierna te noemen: ‘FOSAG’;
b. De Nederlandse Bond voor de Bouw- en Houtnijverheid, gevestigd te Woerden, hierna te noemen: ‘FNV Bouw’; en
c. CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen: ‘CNV Vakmensen’.
3. Het Vakantiefonds heeft ten doel het Vakantiefonds te beheren het welk overeenkomstig het bepaalde in de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake Bedrijfstakeigenregelingen, verder te noemen ‘de cao’, is gevormd teneinde in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen in de cao en overeenkomstig bij reglement vast te stellen bepalingen, aan werknemers die onder de genoemde cao vallen vergoeding te verschaffen wegens loonderving bij vakantiedagen, verlofdagen, collectieve ATV-dagen of daarvoor in de plaats komende dagen en algemeen erkende feestdagen en daarmee bij cao gelijkgestelde of te stellen dagen, vakantietoeslag alsmede eventuele andere daarmee verband houdende uitkeringen te doen.
4. Het geven en/of doen geven van voorlichting over doelstellingen en activiteiten van het fonds.
Artikel 2. Werkingssfeer.
1. In het Vakantiefonds wordt deelgenomen door de werkgevers en de werknemers op wie de cao van toepassing is of een bindend opgelegde regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden, die voor de hiervoor genoemde overeenkomst in de plaats is gekomen.
2. De statuten en de op basis van de statuten vastgestelde reglementen worden geacht onderdeel te zijn van de cao.
Artikel 3. Geldmiddelen.
De geldmiddelen van het Vakantiefonds bestaan uit:
a. het stichtingskapitaal;
b. de door de werkgevers in het Vakantiefonds gestorte bedragen bedoeld in artikel 4;
c. de opbrengst van de in artikel 4 bedoelde opslag voor administratiekosten;
d. de opbrengst van de in artikel 4 bedoelde inhouding voor administratiekosten;
e. renten en andere opbrengsten van bezittingen van het Vakantiefonds; en
f. andere baten.
Artikel 4. Bijdrageverplichtingen.
1. Ter uitvoering van het doel worden de door partijen bij de in artikel 2 genoemde cao vast te stellen bedragen voor de opbouw van vakantiewaarden – al dan niet verhoogd met een opslag voor administratiekosten – door de werkgever aan het Vakantiefonds betaald.
2. Indien in enig boekjaar de opbrengst van de in het vorige lid bedoelde middelen groter is dan het totaal van de uitgaven van het Vakantiefonds dan zal het overschot overgeboekt worden ten bate van een algemene reserve.
3. Indien in enig boekjaar de opbrengst van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde middelen kleiner is dan het totaal van de uitgaven van het Vakantiefonds dan zal het nadelig verschil ten laste van een algemene reserve worden gebracht.
4. Het bestuur betrekt bij de vaststelling van de in artikel 3 bedoelde bedragen bestemd voor de opbouw van de vakantiewaarden de stand van de algemene reserve zoals die blijkt uit de laatst vastgestelde jaarrekening.
5. Het bestuur zal, gehoord de deelnemende organisaties of op grond van een door deze organisaties verleende delegatie, binnen de doelstellingen van het Vakantiefonds de bestemming van de reserve bepalen; de besluiten daartoe dienen genomen te worden met twee/derde meerderheid van stemmen der aanwezige bestuursleden.
Artikel 5. Uitkeringen.
De geldswaarde van de opgebouwde vakantiewaarden wordt – al dan niet onder inhouding van een bij reglement vast te stellen bijdrage voor administratiekosten – aan de werknemer uitbetaald.
Artikel 6. Administratie.
De administratie van het Fonds wordt gevoerd door A&O Services B.V., gevestigd te Rijswijk (Zuid- Holland), hierna te noemen: A&O Services.
Artikel 7. Bestuur.
1. Het bestuur van het Vakantiefonds bestaat uit acht leden, te benoemen door de in artikel 1, lid 2, genoemde organisaties van werkgevers en werknemers en wel:
a. vier door FOSAG;
b. drie door FNV Bouw;
c. één door CNV Vakmensen.
2. Elk der in lid 1 genoemde organisaties benoemt één plaatsvervanger, die bij afwezigheid van een bestuurslid, aangewezen door dezelfde organisatie, gerechtigd is diens plaats in te nemen. Hetgeen is bepaald ten aanzien van bestuursleden geldt evenzeer voor plaatsvervangende leden.
3. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door intrekking van de benoeming door het orgaan dat het betrokken bestuurslid heeft aangewezen of door het bedanken van betrokkene. De organisatie draagt er zorg voor dat zo snel mogelijk in de vacature wordt voorzien.
4. De leden van het bestuur en de directie mogen niet deelnemen aan leveringen of aannemingen ten behoeve van het Vakantiefonds of belang hebben bij de belegging van zijn gelden.
5. De bestuursleden genieten geen bezoldiging ten laste van het Vakantiefonds. Het bestuur treft ten behoeve van de bestuursleden een regeling inzake de vergoeding van vacatie en van de in hun functie gemaakte reiskosten.
Artikel 8. Vergaderingen en wijze van stemmen in vergaderingen.
1. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dat nodig acht of dit aan ten minste de helft van het aantal bestuursleden blijkens schriftelijke mededeling aan de voorzitter wenselijk voorkomt, in welk geval de voorzitter verplicht is binnen veertien dagen na ontvangst van deze mededeling een vergadering van het bestuur te beleggen.
2. De bestuursleden hebben in de vergadering ieder één stem, behoudens het bepaalde in lid 7 van dit artikel.
3. In een vergadering van het bestuur mogen geen besluiten worden genomen, zo niet ten minste de helft der leden, behorende tot de kring der werkgevers en de helft der leden, behorende tot de kring der werknemers, aanwezig is. Indien echter hetzelfde het geval is in een vergadering, welke niet eerder dan één week nadien wordt gehouden, geldt het in de vorige volzin bepaalde niet ten aanzien van de in de eerste vergadering geagendeerde onderwerpen.
4. Xxxxxxxx over zaken moet geschieden hoofdelijk en mondeling. Blanco stemmen zijn van onwaarde. Xxxxxxxx over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes, tenzij de verkiezing bij acclamatie plaatsheeft.
5. Voor zover in deze statuten niet anders is bepaald, worden alle besluiten genomen met volstrekte meerderheid van stemmen. Bij stemming over personen worden leden, die blanco briefjes of briefjes van onwaarde hebben ingeleverd, voor de toepassing van de vorige volzin geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen.
6. Bij staking der stemmen, of indien de volstrekte meerderheid niet worden bereikt, wordt de beslissing tot de volgende vergadering uitgesteld. Indien het in de aanhef van de vorige volzin genoemde in de volgende vergadering opnieuw plaatsheeft, wordt het voorstel geacht te zijn
verworpen zo het een stemming over zaken betreft en zal, indien het een stemming over personen betreft, het lot beslissen.
7. Indien in een vergadering van het bestuur het aantal ter vergadering aanwezige leden, behorende tot de kring der werkgevers en het aantal leden, behorende tot de kring der werknemers niet gelijk vertegenwoordigd is, brengen de leden van die groep waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is ieder zoveel stemmen uit als van de andere groep leden aanwezig zijn. De leden van de andere groep brengen alsdan ieder evenveel stemmen uit als van de grootste groep leden ter vergadering aanwezig zijn.
Artikel 9. Delegatie.
Het bestuur kan uitdrukkelijk omschreven bevoegdheden delegeren aan A&O Services en/of aan door het bestuur, al dan niet geheel uit zijn midden, benoemde paritaire commissies waarbij aan deze commissies toestemming kan worden verleend, volgens door het bestuur te stellen richtlijnen, een deel van deze bevoegdheden weer over te dragen aan A&O Services. De gedelegeerde bevoegdheden worden door de commissies en A&O Services uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.
Artikel 10. Voorzitters en secretarissen.
1. Het bestuur wijst uit zijn midden twee voorzitters en twee secretarissen aan en wel zo, dat één voorzitter en één secretaris worden gekozen uit de vertegenwoordigers der werkgeversorganisatie en één voorzitter en één secretaris uit de vertegenwoordigers der werknemersorganisaties.
2. De voorzitters hebben afwisselend telkens voor één jaar de leiding der bestuursvergaderingen. De secretarissen regelen hun werkzaamheden onderling, met dien verstande dat, wanneer de voorzitter een werkgeversvertegenwoordiger is, een werknemersvertegenwoordiger als secretaris zal optreden en omgekeerd.
Artikel 11. Vertegenwoordiging.
Het Vakantiefonds wordt vertegenwoordigd:
a. hetzij door het bestuur van het Vakantiefonds;
b. hetzij door beide voorzitters tezamen.
In geval van afwezigheid of ontstentenis één hunner wordt, voor zover nodig, door het bestuur in de vervanging voorzien, zulks met inachtneming van het aan artikel 10, lid 2, ten grondslag liggende pariteitsbeginsel.
Artikel 12. Reglementen.
Het bestuur stelt een of meer reglementen vast, welke niet in strijd met de statuten mogen zijn en waarin al die onderwerpen, welke krachtens de statuten of anderszins een nadere regeling behoeven, zullen worden geregeld.
Artikel 13. Beheer.
1. Het bestuur is belast met het beheer van het Vakantiefonds. Het is bevoegd uit naam van het Vakantiefonds alle handelingen te verrichten die met de doelstelling in overeenstemming zijn en die niet bij of krachtens deze statuten aan de bevoegdheid van het bestuur onttrokken zijn.
2. In afwijking van het bepaalde in artikel 291 tweede lid van Boek 2, Burgerlijk Wetboek omvat de bevoegdheid van het bestuur mede het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen en het sluiten van overeenkomsten waarbij het Vakantiefonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt.
3. De beleggingen van het Vakantiefonds zullen door het bestuur op een zodanige wijze geschieden dat gezien de verplichtingenstructuur:
a. een redelijke spreiding naar aard en risico der bezittingen en interessen wordt verkregen; en
b. een optimaal rendement wordt verkregen.
4. De aan het Vakantiefonds toebehorende zaken worden als zij niet ten kantore worden gehouden in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde instelling.
5. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van baten en lasten over dat boekjaar.
Artikel 14. Xxxxxxxx, accountant en jaarverslag.
1. Het boekjaar is het kalenderjaar.
2. Het bestuur benoemt, gehoord het bestuur van het A&O Services, een externe registeraccountant aan wie de controle van de jaarrekening wordt opgedragen.
3. De registeraccountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het Vakantie- fonds. De waarden van het Vakantiefonds moeten hem desgevraagd worden getoond.
4. De registeraccountant brengt xxxxxxxxx eenmaal per jaar aan het bestuur verslag uit van zijn bevindingen uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.
5. Het bestuur legt van zijn beleid jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar schriftelijk verantwoording aan partijen bij de in artikel 2 van deze statuten genoemde cao af door middel van een verslag. Het verslag is gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en activiteiten van het fonds en wordt gecontroleerd door de externe registeraccountant.
6. Het in het vijfde lid bedoelde verslag bevat:
a. een algemeen overzicht van de werkzaamheden van het Vakantiefonds gedurende het afgelopen boekjaar;
b. een rekening en verantwoording omtrent het beheer van het Vakantiefonds, bestaande uit een balans en een rekening van baten en lasten, vergezeld van een verklaring van de registerac- countant ter zake van zijn bevindingen bij de controle opgedaan;
c. in voorkomende gevallen, mededelingen omtrent de wijzigingen die in de statuten en/of reglement(en) hebben plaatsgehad.
7. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden toegezonden aan de werkgevers- en werknemersorganisaties betrokken bij de in de artikel 2 genoemde cao.
8. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het Vakantiefonds betrokken werkgevers en werknemers gelegd:
a. ten kantore van het Vakantiefonds;
b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.
9. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij het Vakantiefonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
10. Jaarlijks wordt door het bestuur voor aanvang van het volgende boekjaar een begroting opgesteld van de in het volgende boekjaar te verwachten inkomsten en uitgaven ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen van het Vakantiefonds. Deze begroting ligt voor bij het Vakantiefonds betrokken werkgevers en werknemers ter inzage ten kantore van het Vakantiefonds en wordt op aanvraag aan de bij het Vakantiefonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
Artikel 15. Wijziging statuten.
1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging der statuten en reglementen van het Vakantiefonds.
2. Een besluit tot statutenwijziging moet worden genomen in een vergadering van het bestuur waarin ten minste drie/vierde gedeelte der bestuursleden aanwezig moet zijn en elk der deelne- mende organisaties, rekening houdend met het bepaalde in artikel 8, lid 3, vertegenwoordigd is. De uitnodiging voor een zodanige vergadering moet met het voorstel uiterlijk veertien dagen voor de vergadering aan de bestuursleden worden toegezonden.
3. Indien in een vergadering waarin een voorstel tot statutenwijziging zal worden behandeld, niet het voor nemen van een besluit vereiste aantal leden aanwezig is, zal binnen een maand nadien een tweede vergadering worden gehouden. De uitnodiging voor deze vergadering moet met het voorstel uiterlijk veertien dagen voor de vergadering aan de bestuursleden worden toegezonden.
Het bestuur is bevoegd tot het nemen van een besluit, ongeacht het ter vergadering aanwezige aantal leden.
4. Een besluit tot statutenwijziging moet worden genomen met een meerderheid van drie/vierde der uitgebrachte geldige stemmen.
5. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat de besturen der deelnemende organisaties daaraan in meerderheid hun goedkeuring hebben gehecht. Indien het aantal deelnemende organisaties van werkgevers niet gelijk is aan het aantal deelnemende organisaties van werkne- mers, worden de goedkeurende verklaringen van het kleinste aantal deelnemende organisaties zoveel maal in aanmerking genomen als de uitkomst van de breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het grootste aantal deelnemende organisaties en de noemer door het kleinste aantal deelnemende organisaties. Een organisatie wordt geacht goedkeuring te hebben verleend indien die organisatie niet binnen acht weken na de toezending van het tegenovergestelde heeft doen blijken door het insturen van op schrift gestelde bezwaren.
6. De statuten en de in de statuten aangebrachte wijzigingen zullen niet in werking treden voordat een volledig exemplaar van die stukken, of onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin door het bestuur ondertekend voor een ieder ter inzage zijn gelegd ter griffie van de rechtbank in het arrondissement waarin de stichting is gevestigd.
7. Voor een besluit tot wijziging van reglement(en) vinden de bepalingen van dit artikel overeenkom- stige toepassing.
Artikel 16. Ontbinding van de stichting.
1. Voor een besluit tot ontbinding van het Vakantiefonds gelden dezelfde bepalingen als voor een besluit tot wijziging van de statuten.
2. In geval van ontbinding zal het bestuur – met een meerderheid en op een wijze als genoemd in lid 5 van het voorgaande artikel – met de liquidatie zijn belast, tenzij de organisaties genoemd in artikel 1, lid 2, van deze statuten een ander besluit nemen.
3. Het bestuur beslist over de bestemming van een batig saldo. Een batig saldo moet worden bestemd voor een doel dat het meest overeenkomt met het doel van het Vakantiefonds. Een nadelig saldo dient door de werkgevers te worden opgebracht.
Artikel 17. Ministerieel vertegenwoordiger.
Als de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daartoe de wens te kennen geeft, wordt in overleg tussen de Minister en het bestuur een waarnemer toegelaten. De waarnemer is gerechtigd alle vergaderingen van het bestuur bij te wonen. De waarnemer ontvangt daartoe alle voor het bestuur bestemde stukken.
Artikel 18. Slotbepaling.
In alle gevallen waarin niet door deze statuten of de reglementen van het Vakantiefonds is voorzien, beslist het bestuur.
II-b - Vakantiefondsreglement HOOFDSTUK I – ALGEMEEN
Artikel 1 – Begripsbepaling
In dit reglement wordt verstaan onder:
het Fonds:
de Stichting Vakantiefonds voor het Schilders,- Afwerkings- en Glaszetbedrijf;
het bestuur:
het bestuur van het Fonds;
de cao:
de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake Bedrijfstakeigenregelingen;
A&O Services:
A&O Services BV gevestigd te Rijswijk, de administrateur van het Fonds;
de werkgevers en de werknemers:
de werkgevers en werknemers op wie de bepalingen van de cao toepassing zijn;
de werknemersorganisaties:
– FNV Bouw, gevestigd te Woerden;
– CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht;
PRIS-uurloon:
het voor de werknemer geldende grondslaguurloon plus, indien van toepassing, prestatietoeslag;
de verlofwaarde:
het ten gunste van de werknemer bij het Fonds in diens tegoed geboekte geldbedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van het voor die werknemer geldende PRIS-percentage met het PRIS-uurloon, vermenigvuldigd met het aantal uren of gedeelten van uren, waarover aanspraak bestaat op loon;
verlofwaarde-percentage:
het vastgestelde percentage voor de opbouw van de loonderving tijdens de verlofdagen, feestdagen en ATV-dagen en de vakantietoeslag;
het rechtjaar:
het kalenderjaar;
HOOFDSTUK II – MIDDELEN
Artikel 2 – Bijdragen werkgevers
1. De werkgever is voor iedere dag of gedeelte van een dag, waarop de werknemer jegens hem aanspraak op loon heeft, jegens de werknemer, voorzover in de cao daartoe een verplichting is opgenomen, gehouden tot het doen van een bijdrage aan het Fonds ter zake van de opbouw van diens verlofwaarden.
2. Naast de in lid 1 genoemde bijdrage is de werkgever voor iedere dag of gedeelte van een dag, waarop de betreffende werknemer jegens hem aanspraak op loon heeft, gehouden tot het doen van een bijdrage aan het Fonds ter zake van de regeling extra verlof oudere werknemers en ter zake van administratiekosten. De hoogte van deze bijdragen wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld.
3. De in lid 1 bedoelde bijdrage is het resultaat van het PRIS-uurloon maal het aantal uren of gedeelten van uren, waarover aanspraak bestaat op loon, maal het door het bestuur vastgestelde toepasselijke verlofwaarde-percentage. Per dag wordt maximaal 7½ uur in aanmerking genomen. Over het verlofwaarde-percentage kan een korting, dan wel toeslag worden berekend.
4. De werkgever is van zijn voormelde verplichting tot betaling van de bedragen voor de opbouw van de verlofwaarden gekweten door betaling aan A&O Services of haar vertegenwoordigers, eventueel in combinatie met andere te betalen bedragen.
Artikel 3 – Wijze van betalen
1. De in artikel 2 bedoelde bijdrage dient per, door A&O Services vast te stellen periode van 4 weken, op een door het bestuur aangegeven wijze te worden voldaan.
2. Indien de werknemer of diens gemachtigde bij in gebreke zijn van de werkgever een vordering tot betaling van de verschuldigde bijdragen als bedoeld in artikel 2 lid 1 tegen de werkgever instelt en daarvan mededeling doet aan A&O Services, kan de invordering, onverminderd de bevoegdheid om rente en kosten te vorderen, door A&O Services worden gestaakt. Een ter zake door A&O Services met de werkgever reeds overeengekomen betalingsregeling komt dan te vervallen.
HOOFDSTUK III – VERLOFWAARDEN
Artikel 4 – De verlofwaarden
1. De door een werkgever ten aanzien van de werknemer verschuldigde bijdragen aan het Fonds betreffen voorzieningen voor de bestrijding van de loonderving over de in de cao aangegeven vakantie-, feest- en ATV-dagen, alsmede voor vakantietoeslag.
2. De verlofwaarden zijn, per dag waarop ze worden opgebouwd, naar evenredigheid bestemd voor bepaalde na die dag gelegen vakantie-, feest- en ATV-dagen en voor vakantietoeslag.
3. Het bestuur bepaalt nader welk deel van de verlofwaarden voor respectievelijk vakantie-, feest- en ATV-dagen bestemd is en welk deel bestemd is voor vakantietoeslag.
Artikel 5 – Rechten werknemers
1. A&O Services is gehouden aan de desbetreffende werknemers mededeling te doen omtrent de uit voormelde opgave van de werkgever of de ambtshalve vaststelling voortvloeiende opbouw van rechten, welke de werknemers aan het Fonds kunnen ontlenen. A&O Services draagt er zorg voor dat de werknemer na afloop van elke vier-weken-periode de beschikking krijgt over een overzicht van de voor hem bijgeboekte rechten. Deze verstrekking van informatie kan via elektronische weg plaatsvinden.
2. a. Indien door een werkgever geen betalingen voor een bij hem in dienst zijnde werknemer zijn verricht, vindt over maximaal twee perioden bijboeking van rechten plaats met dien verstande dat de bijboeking wordt gestaakt op het moment dat die werkgever meer dan twee perioden betalingsachterstand heeft. De bijboeking over genoemde perioden geschiedt bij wijze van voorschot.
b. De werknemer verleent het Fonds een onherroepelijke last om de door de werkgever ter zake van de rechten als bedoeld in onderdeel a verschuldigde bijdrage namens hem in te vorderen. De last aan het Fonds omvat mede het invorderen van deze bijdrage bij verzekeraars of derden anders dan de werkgever en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, die naar de mening van het Fonds verplicht zijn om deze bijdrage of (schade)vergoeding in verband met deze bijdrage te voldoen.
3. Indien door de werkgever over een langere periode dan twee perioden voor een werknemer geen stortingen zijn verricht en/of geen opgaven zijn gedaan, worden geen rechten bijgeboekt en wordt dit op het overzicht vermeld.
4. Indien de werkgever alsnog tot betaling van de door hem verschuldigde bijdragen overgaat, worden de ontbrekende rechten alsnog ten gunste van de werknemer bijgeboekt en op het rechtenoverzicht vermeld.
Artikel 6 – Correcties op bijboeking van rechten
1. Door de werkgever gecorrigeerde opgaven worden door A&O Services in het aan de werknemer te verstrekken rechtenoverzicht verwerkt indien de perioden waarover wordt gecorrigeerd niet meer bedragen dan de laatste twee verstreken perioden van vier weken.
2. Indien de werkgever een gecorrigeerde opgave of, nadat de termijn voor het indienen van een opgave is verstreken, een eerste opgave doet over perioden die eerdere perioden betreffen dan de twee laatst verstreken perioden, worden de op het rechtenoverzicht vermelde rechten eerst door A&O Services gecorrigeerd, nadat de werknemer door middel van een schriftelijke verklaring heeft aangegeven dat de door de werkgever verstrekte gecorrigeerde opgave juist is.
Artikel 7 – Uitbetalen verlofwaarden
1. Het aantal verlofwaarden waarover de werknemer voor loonderving over de collectieve ATV-, feest- en verlofdagen maximaal kan beschikken, zal jaarlijks door het bestuur worden bepaald. Het bestuur stelt nadere voorschriften vast omtrent de wijze waarop de werknemer over zijn tegoed kan beschikken en stelt de werknemer daarvan schriftelijk op de hoogte.
2. Voor een verlofdag wordt buiten de door het bestuur vastgestelde uitbetalingsgelegenheden slechts tot betaling overgegaan, indien een schriftelijke verklaring van de werkgever wordt overlegd waaruit blijkt dat deze met het opnemen van de verlofdag akkoord gaat. Voor een verlofdag wordt een jaarlijks door het bestuur vast te stellen bedrag uitbetaald.
Daarnaast is uitbetaling buiten de door het bestuur vastgestelde uitbetalingsgelegenheden mogelijk in de volgende gevallen:
– indien na een vastgestelde uitbetalingsgelegenheid nog rechten worden bijgeboekt die bestemd zijn voor de periode waarop de vastgestelde uitbetalingsgelegenheid betrekking had;
– indien de werknemer buiten de bedrijfstak een arbeidsovereenkomst aangaat met een duur van minimaal een jaar;
– indien de werknemer start als ondernemer;
– indien de werknemer gebruik maakt van zijn recht op een vierdaagse werkweek vanaf de leeftijd van 55 jaar;
– op het moment dat de (vroeg) pensioenuitkering van de werknemer tot uitkering komt;
– indien de werknemer een arbeidsongeschiktheidsuitkering gaat ontvangen gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer;
– indien de werknemer emigreert;
– bij het overlijden van de werknemer;
– bij naar de mening van het bestuur zodanig extreme omstandigheden, dat uitstel tot de vastgestelde uitbetalingsgelegenheid tot bijzondere hardheid leidt.
3. Door het bestuur wordt bepaald wanneer ter zake van de verschillende gelegenheden kan worden uitbetaald.
4. De uitbetaling geschiedt uitsluitend door storting op de bank- of girorekening van de werknemer
c.q. door middel van een girocheque.
5. De verlofwaarden zullen door het Fonds aan de werknemers worden uitbetaald tot maximaal vijf jaar na afloop van het in artikel 1 bedoelde rechtjaar, behoudens situaties waarin het bestuur op grond van kennelijke hardheid anders beslist. Na afloop van voormelde termijn zal uitbetaling niet meer geschieden en vervallen de verlofwaarden aan het Fonds.
Artikel 8 – Administratiekosten
1. De werkgever is aan het Fonds een bijdrage voor administratiekosten verschuldigd. De hoogte van de bijdrage en de dagen waarover de bijdrage verschuldigd is, worden jaarlijks door het bestuur vastgesteld.
2. Bij de uitbetaling van de verlofwaarden kan van de werknemers als bijdrage in de kosten, welke worden gemaakt ten behoeve van de verzilvering, 2% van het uit te betalen bedrag worden ingehouden.
HOOFDSTUK IV – OUDERE WERKNEMERS
Artikel 9 – Extra verlof oudere werknemers
1. Indien de werknemer van 55 jaar en ouder een extra verlofdag overeenkomstig het bepaalde in de cao opneemt, worden aan diens werkgever ten laste van het Fonds over die dag de kosten ter zake van het verschuldigde loon, alsmede de werkgeversdelen sociale verzekeringswetten, de overhe- velingstoeslag en de premies en bijdragen ingevolge de cao vergoed.
2. De werkgever dient de in lid 1 bedoelde kosten uiterlijk binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de extra verlofdag is opgenomen bij het Fonds te declareren. De over enig kalenderjaar opgebouwde extra verlofdagen dienen uiterlijk op de laatste dag van dat kalenderjaar te zijn opgenomen. Nadien opgenomen dagen komen niet voor vergoeding door het Fonds in aanmerking.
3. Het Fonds gaat slechts tot uitbetaling van het gedeclareerde bedrag over als de extra verlofdag daadwerkelijk is opgenomen.
HOOFDSTUK VI – SLOTBEPALINGEN
Artikel 10 – Nadere voorschriften
Teneinde een efficiënte werking van het Fonds te verzekeren, kunnen door het bestuur, in overeen- stemming met de bepalingen der statuten en van dit reglement, nadere voorschriften worden gegeven, mits deze voorschriften niet in strijd komen met één of meer bepalingen van de in artikel 1 genoemde collectieve arbeidsovereenkomsten of bindende regelingen van lonen en andere arbeids- voorwaarden.
Artikel 11 – Verplichting informatieverstrekking
De werkgevers en werknemers zijn verplicht aan het bestuur, A&O Services of zijn vertegenwoordigers alle opgaven en inlichtingen te verstrekken en inzage te verlenen van gegevens, die van hen worden verlangd ten behoeve van de uitvoering van de taak van het Fonds.
III – VUT-fonds III-a - Statuten
Artikel 1. Naam, zetel en deelnemende organisaties.
1. De stichting draagt de naam: Stichting Vervroegde Uittreding Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbe- drijf en is gevestigd te Zeist (Utrecht).
2. Deelnemende organisaties zijn:
a. de Koninklijke Vereniging OnderhoudNL, vereniging van (restauratie) schilders- en (totaal)on- derhoudsbedrijven, industriële onderhouds- en glaszetbedrijven, gevestigd te Waddinxveen, hierna te noemen: ‘OnderhoudNL’;
b. de Nederlandse Bond voor de Bouw- en Houtnijverheid of zijn rechtsopvolgers, gevestigd te Woerden, hierna te noemen: ‘FNV Bouw’; en
c. CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen: ‘CNV Vakmensen’.
Artikel 2. Begripsomschrijving.
In deze statuten wordt verstaan onder:
a. ‘de stichting’: de in artikel 1, lid 1 bedoelde stichting;
b. ‘de statuten’: de statuten van de stichting;
c. ‘het bestuur’: het bestuur van de stichting, bedoeld in artikel 5;
d. ‘het schildersbedrijf’: of ‘de werkgever’: de ondernemingen die onder de werkingssfeer vallen van de cao;
e. ‘de cao’: de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake Bedrijfstakeigenregelingen;
f. ‘de Minister’: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; en
g. ‘het Ministerie’: het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Artikel 3. Doel.
a. De stichting heeft ten doel om aan degenen, die uit het schildersbedrijf uittreden, met inachtne- ming van het daartoe bepaalde in de cao en bijbehorende reglementen uitkeringen te doen;
b. Het geven en/of doen geven van voorlichting over doelstellingen en activiteiten van het fonds.
Artikel 4. Vermogen.
De geldmiddelen van de stichting bestaan uit:
a. de jaarlijks volgens deze statuten vast te stellen door de werkgevers te storten werkgevers- en werknemersbijdragen als bedoeld in de cao;
b. donaties en subsidies;
x. xxxxxxxxxxx, erfstellingen en legaten; en
d. alle andere baten.
Artikel 5. Bestuur.
1. Het bestuur bestaat uit vijf leden, te benoemen door de in artikel 1, lid 2 genoemde organisaties van werkgevers en werknemers en wel:
– twee door OnderhoudNL;
– twee door FNV Bouw; en
– één door CNV Vakmensen.
2. Elk der in lid 1 genoemde organisaties benoemt één plaatsvervanger, die bij afwezigheid van een bestuurslid, aangewezen door dezelfde organisatie, gerechtigd is diens plaats in te nemen.
3. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door intrekking van de benoeming door de organisatie die het betrokken bestuurslid heeft aangewezen, dan wel door het bedanken van betrokkene. De organisatie draagt er zorg voor, dat zo spoedig mogelijk in de vacature wordt voorzien.
4. De bestuursleden genieten geen bezoldiging ten laste van de stichting. Het bestuur treft ten behoeve van de bestuursleden een regeling inzake de vergoeding van vacatie en van de in hun functie gemaakte reiskosten.
Artikel 6. Vergaderingen en wijze van stemmen.
1. Het bestuur vergadert ten minste eenmaal per jaar.
2. Het bestuur vergadert voorts zo dikwijls de voorzitter dat noodzakelijk acht of dit aan ten minste de helft van het aantal bestuursleden blijkens schriftelijke mededeling aan de voorzitter wenselijk voorkomt, in welk geval de voorzitter verplicht is binnen veertien dagen na ontvangst van deze mededeling een vergadering van het bestuur te beleggen.
3. De bestuursleden hebben in de vergadering ieder één stem, behoudens het bepaalde in lid 8 van dit artikel.
4. In een vergadering van het bestuur mogen geen besluiten worden genomen zo niet ten minste de helft der leden, behorende tot de kring der werkgevers en de helft der leden, behorende tot de kring der werknemers, aanwezig is. Indien echter hetzelfde het geval is in een vergadering, welke niet eerder dan één week nadien wordt gehouden, geldt het in de vorige volzin bepaalde niet ten aanzien van de in de eerste vergadering geagendeerde onderwerpen.
5. Xxxxxxx over zaken moet geschieden hoofdelijk en mondeling. Stemmen over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes, tenzij de verkiezing bij acclamatie plaatsheeft. Blanco stemmen zijn van onwaarde.
6. Alle besluiten worden, behoudens in de gevallen bedoeld in de artikelen 12, lid 1 en 13, lid 1, genomen met volstrekte meerderheid van stemmen. Bij stemming over personen worden leden, die blanco briefjes of briefjes van onwaarde hebben ingeleverd, voor de toepassing van de vorige volzin geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen.
7. Bij staking der stemmen, of indien de volstrekte meerderheid niet wordt bereikt, wordt de beslissing tot de volgende vergadering uitgesteld. Indien het in de aanhef van de vorige volzin genoemde in de volgende vergadering opnieuw plaatsheeft, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen zo het een stemming over zaken betreft en zal, indien het een stemming over personen betreft, het lot beslissen.
8. Indien in een vergadering van het bestuur meer leden, behorende tot de kring der werkgevers dan leden, behorende tot de kring der werknemers, aanwezig zijn of omgekeerd, brengen de leden van die groep, waarvan het grootste aantal aanwezig is, ieder evenveel stemmen uit als van de andere groep leden aanwezig zijn. De leden van de andere groep brengen alsdan ieder evenveel stemmen uit als van de grootste groep leden ter vergadering aanwezig zijn.
Artikel 7. Bevoegdheden van het bestuur.
1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.
2. Het bestuur is krachtens het in het vorige lid bepaalde tevens belast met het beheer van het fondsvermogen. Het is bevoegd uit naam van de stichting alle handelingen te verrichten die met de doelstelling in overeenstemming zijn en die niet bij of krachtens deze statuten aan de bevoegd- heid van het bestuur onttrokken zijn.
3. In afwijking van het bepaalde in artikel 291, tweede lid van Boek 2, Burgerlijk Wetboek omvat de bevoegdheid van het bestuur mede het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen en het sluiten van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zeker- heidsstelling voor een schuld van een derde verbindt.
4. De beleggingen van de stichting zullen door het bestuur op een zodanige wijze geschieden dat gelet op de verplichtingenstructuur:
a. een redelijke spreiding naar aard en risico der bezittingen en interessen wordt verkregen; en
b. een optimaal rendement wordt verkregen.
5. De aan de stichting toebehorende zaken worden als zij niet ten kantore worden gehouden in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde instelling.
6. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van baten en lasten over dat boekjaar.
7. Het bestuur kan een of meerdere reglementen vaststellen, welke niet met de wet of de statuten in strijd mogen zijn.
Artikel 8. Voorzitters en secretarissen.
1. Het bestuur wijst uit zijn midden twee voorzitters en twee secretarissen aan en wel zo, dat één voorzitter en één secretaris worden gekozen uit de vertegenwoordigers der werkgeversorganisa- ties en één voorzitter en één secretaris uit de vertegenwoordigers der werknemersorganisaties.
2. De voorzitters hebben afwisselend telkens voor één jaar de leiding der bestuursvergaderingen. De secretarissen regelen hun werkzaamheden onderling, met dien verstande, dat wanneer de voorzitter een werkgeversvertegenwoordiger is, een werknemersvertegenwoordiger als secretaris zal optreden en omgekeerd.
Artikel 9. Vertegenwoordiging in en buiten rechte.
De beide voorzitters vertegenwoordigen tezamen de stichting in en buiten rechte. In geval van afwezigheid of ontstentenis van één hunner wordt, voor zover nodig, door het bestuur in de vervan- ging voorzien, zulks met inachtneming van het aan artikel 8, lid 1 ten grondslag liggende pariteitsbe- ginsel.
Artikel 10. De administratie.
1. De administratie van de stichting wordt opgedragen aan A&O Services B.V. als onderdeel van de PGGM-groep, gevestigd te Zeist, hierna te noemen: A&O Services.
2. In verband met het gestelde in lid 1 is het bestuur bevoegd bepaalde hem krachtens de statuten en
/ of reglement(en) toekomende bevoegdheden aan het bestuur, de directie en / of andere functio- narissen van A&O Services, alsmede aan bestuurscolleges van bij deze stichting aangesloten instellingen te delegeren onder blijvende verantwoordelijkheid van het bestuur.
Artikel 11. Boekjaar, jaarrekening en begroting.
1. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Per het einde van het boekjaar worden de boeken afgesloten. Daaruit wordt een balans en een staat van lasten en baten over het geëindigde boekjaar opgemaakt, welke jaarstukken die zijn gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en activiteiten van de stichting, vergezeld van een rapport van een externe registeraccountant uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan het bestuur worden aangeboden.
3. De jaarstukken worden door het bestuur vastgesteld. Uit deze stukken stelt het bestuur een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de stichting en van de ontwikkelingen daarvan gedurende het boekjaar. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.
4. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:
a. ten kantore van de administratie van de stichting, in casu Xxxxxxxx Xxxxx 000 xx Xxxxx; en
b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken aan te wijzen plaatsen.
5. Het verslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
6. Uiterlijk binnen negen maanden na het einde van het boekjaar worden de deelnemende organisa- ties in het bezit gesteld van de jaarstukken. Overigens worden deze organisaties alle gegevens verstrekt die zij verlangen.
7. Het bestuur stelt, in overleg met de in artikel 1 genoemde organisaties, tweemaal per kalenderjaar de bijdrage vast welke de werkgevers en/of de werknemers verschuldigd zijn en wel zo, dat het totaal aan bijdragen en andere inkomsten de uitgaven, zijnde het totaal aan uitkeringen, vermeer- derd met de administratiekosten, zoveel mogelijk precies dekt. In geval het totaal van de geheven bijdragen hoger dan wel lager blijkt te zijn dan het voor de uitvoering van de regeling benodigde bedrag, wordt het verschil ten gunste respectievelijk ten laste van het volgende boekjaar gebracht. De stichting is gerechtigd voorschotten ter zake te doen invorderen.
8. Jaarlijks wordt door het bestuur voor aanvang van het volgende boekjaar een begroting opgesteld van de in het volgende boekjaar te verwachten inkomsten en uitgaven ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en activiteiten van de stichting. Deze begroting ligt voor bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers ter inzage ten kantore van de administratie van de stichting in casu Xxxxxxxx Xxxxx 000 te Zeist en wordt op aanvraag aan de bij het Fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
Artikel 12. Wijziging der statuten.
1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging der statuten en reglementen van de stichting.
2. Een besluit tot statutenwijziging moet worden genomen in een vergadering van het bestuur waarin ten minste drie/vierde gedeelte der bestuursleden aanwezig moet zijn en elk der deelne-
mende organisaties, rekening houdend met het bepaalde in artikel 6, lid 4, vertegenwoordigd is. De uitnodiging voor een zodanige vergadering moet met het voorstel uiterlijk veertien dagen voor de vergadering aan de bestuursleden worden toegezonden.
3. Indien in een vergadering waarin een voorstel tot statutenwijziging zal worden behandeld, niet het voor het nemen van een besluit vereiste aantal leden aanwezig is, zal binnen een maand nadien een tweede vergadering worden gehouden. De uitnodiging voor deze vergadering moet met het voorstel uiterlijk veertien dagen voor de vergadering aan de bestuursleden worden toegezonden. Het bestuur is bevoegd tot het nemen van een besluit ongeacht het ter vergadering aanwezige aantal leden.
4. Een besluit tot statutenwijziging moet worden genomen met een meerderheid van drie/vierde der uitgebrachte geldige stemmen.
5. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat de besturen der deelnemende organisaties daaraan in meerderheid hun goedkeuring hebben gehecht. Indien het aantal deelnemende organisaties van werkgevers niet gelijk is aan het aantal deelnemende organisaties van werkne- mers, worden de goedkeurende verklaringen van het kleinste aantal deelnemende organisaties zoveel maal in aanmerking genomen als de uitkomst van de breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het grootste aantal deelnemende organisaties en de noemer door het kleinste aantal deelnemende organisaties. Een organisatie wordt geacht goedkeuring te hebben verleend indien die organisatie niet binnen acht weken na de toezending van het tegenovergestelde heeft doen blijken door het insturen van op schrift gestelde bezwaren.
6. De statuten en de in de statuten aangebrachte wijzigingen zullen niet in werking treden voordat een volledig exemplaar van die stukken, of onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin door het bestuur ondertekend voor een ieder ter inzage zijn gelegd ter griffie van de rechtbank in het arrondissement waarin het fonds is gevestigd.
7. Voor een besluit tot wijziging van reglement(en) vinden de bepalingen van dit artikel overeenkom- stige toepassing.
Artikel 13. Liquidatie en vereffening.
1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Op het daartoe te nemen besluit is het bepaalde in artikel 12 voor zover mogelijk van toepassing.
2. De stichting blijft na ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.
3. De vereffening geschiedt door het bestuur.
4. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten voor zover mogelijk van kracht.
5. Een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting wordt zoveel mogelijk besteed overeenkom- stig het doel van de stichting, dit onder goedkeuring van de meerderheid der deelnemende organisaties.
Artikel 14. Ministerieel vertegenwoordiger.
Indien door de Minister de wens daartoe te kennen gegeven wordt, wordt in overleg tussen het bestuur en de Minister een waarnemer van het Ministerie toegelaten, die alsdan alle voor bestuursle- den bestemde stukken ontvangt en gerechtigd is tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen.
Artikel 15. Slotbepaling.
In alle gevallen waarin deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.
III-b - Reglement VP-hiaat
Artikel 1 – Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
a. het fonds:
de Stichting Vervroegde Uittreding voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf;
b. A&O Services:
A&O Services BV gevestigd te Rijswijk, de administrateur van het fonds;
c. BPF:
Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf
d. de cao:
de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake Bedrijfstakeigenregelingen;
e. de werkgever:
de werkgever als bedoeld in de cao;
f. de werknemer:
de werknemer als bedoeld in de cao, die deelnemer is/was aan de module vroegpensioen van het BPF; niet als werknemer wordt aangemerkt de ‘uitzendkracht nieuwkomer’;
g. pensioenloon;
het laagste PRIS-loon dat de werknemer in de vijf volle kalenderjaren voorafgaand aan het bereiken van de leeftijd van 59 jaar óf, indien de werknemer bij het bereiken van de leeftijd van 59 jaar en zes maanden niet voldoet aan de voorwaarden voor uittreding, zes maanden voorafgaand aan een later gekozen uittredingsdatum, in een jaar gemiddeld per uur verdiende, verhoogd met de algemene loonsverhogingen;
h. maximum pensioenloon:
€ 21,04 per uur, verhoogd met de algemene loonsverhogingen van na week 1 van 2006;
i. PRIS-loon:
Voor de werknemer, die bij werken recht had op een bijdrage aan het Vakantiefonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, het voor hem geldende garantie-uurloon, vermeerderd met eventuele diplomatoeslag en/of voorliedentoeslag en, indien van toepassing, de prestatietoeslag; voor de overige werknemers het vast overeengekomen loon exclusief vakantietoeslag;
x. xxxxxxxxxxx:
het per kalenderjaar te sparen bedrag gebaseerd op een bedrag van ƒ 1.687,– (€ 765,53) op 1 januari 1998, jaarlijks per 1 januari te verhogen met 3%;
k. individuele spaarnorm:
de som van de over de tussen 1 januari 1998 en de 60 jarige leeftijd van de werknemer gelegen gehele kalenderjaren geldende spaarbedragen, vermeerderd met een samengestelde interest van 7% uitgaande van storting van het spaarbedrag aan het einde van elk kalenderjaar en berekening van de rente over volle kalenderjaren; over de jaren gelegen na 1 januari 2001 wordt het spaarbedrag verminderd met een bedrag gelijk aan het verschil tussen het voor dat jaar geldende spaarbedrag en
ƒ 1.737,– (€ 788,22), mits daartoe binnen het fonds voldoende financiële middelen beschikbaar zijn.
l. jaarloon:
52 maal het voor de werknemer geldende pensioenloon per uur vermenigvuldigd met het aantal uren dat de werknemer in het laatste jaar voorafgaand aan het bereiken van de leeftijd van 59 jaar óf, indien de werknemer bij het bereiken van de leeftijd van 59 jaar en zes maanden niet voldoet aan de voorwaarden voor uittreding, in het laatste jaar voorafgaand aan de zesde maand voorafgaand aan de later gekozen ingangsdatum van de VP-hiaatuitkering, gemiddeld per week gewoon was te werken.
Artikel 2 – Financiering
Ter financiering van deze regeling is de werkgever met ingang van 2008 per het einde van het kalenderjaar een bijdrage verschuldigd over de pensioengrondslag, zoals vastgesteld door het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf. De hoogte van de bijdrage wordt door het bestuur van het fonds vastgesteld.
Artikel 3 – Rechthebbenden
1. De werknemer
a. die op of na 1 januari 2000 de 60 jarige leeftijd bereikt; en
b. die geboren is op of voor 31 december 1949; en
c. die op 1 januari 1998 behoorde tot de bedrijfstak; en
d. die gedurende drie maanden onmiddellijk voorafgaand aan het bereiken van de leeftijd van 59 jaar en zes maanden óf, indien de werknemer op dat moment niet voldoet aan de voorwaarden voor uittreding, voorafgaand aan de zesde maand voorafgaand aan de later gekozen ingangs- datum van de VP-hiaatuitkering werkzaam was bij een werkgever of op de laatste dag drie maanden voorafgaand aan de hiervoor bedoelde datum waarop de leeftijd van 59 jaar en zes maanden wordt bereikt, respectievelijk de gekozen ingangsdatum, werkzaam was bij een werkgever en in de periode van 12 maanden daaraan voorafgaand gedurende ten minste zes maanden in dienstbetrekking werkzaam is geweest bij een werkgever;
en
e. die bij A&O Services een verzoek tot uittreding heeft ingediend; en
x. xxxxx dienstbetrekking met de werkgever uiterlijk met ingang van de datum van uittreding geheel of gedeeltelijk is beëindigd; onder gedeeltelijk beëindigd wordt verstaan dat de dienstbetrekking voor één of twee werkdagen per week wordt beëindigd en voor het reste- rende deel voor de normale arbeidstijd wordt voortgezet;
en
g. die niet een arbeidsongeschiktheidsuitkering gebaseerd op 80-100% arbeidsongeschiktheid geniet, dan wel werkzaam is onder toepassing van artikel 44 van de Wet op de arbeidsonge- schiktheidsverzekering;
en
h. die geen vroegpensioenuitkering geniet welke betaalbaar is gesteld door het Bedrijfstakpensi- oenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, heeft met ingang van de eerste dag van de maand waarin de 60 jarige leeftijd wordt bereikt of indien het dienstverband met de werkgever op een latere datum wordt beëindigd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het dienstverband wordt beëindigd recht op een uitkering ten laste van het fonds;
2. Een werknemer wordt geacht op 1 januari 1998 tot de bedrijfstak te behoren indien:
a. hij op 1 januari 1998 in dienst was bij een werkgever op grond van een arbeidsovereenkomst; of
b. hij op 1 januari 1998 gedurende maximaal één jaar werkloos was en ter zake van die werkloos- heid een WW-uitkering ontving en direct voorafgaand aan zijn werkloosheid werknemer was; of
c. hij op 1 januari 1998 arbeidsongeschikt was en ter zake van de arbeidsongeschiktheid recht had op gehele of gedeeltelijke premievrije voortzetting van zijn pensioenopbouw in het Bpf;
of
d. hij op 1 januari 1998 langer dan één jaar, maar maximaal twee jaar werkloos was en ter zake van die werkloosheid een WW-uitkering ontving en direct voorafgaand aan zijn werkloosheid werknemer was en in het bezit was van een deelname bewijs aan het Arbeidsbestand Schilders (ABS).
3. Indien een werknemer aan alle voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor een uitkering én de werknemer wordt 60 jaar op of na 1 januari 2006 én het recht komt, al dan niet op verzoek van de werknemer, niet of niet volledig tot uitbetaling dan worden de resterende aanspra- xxx xxxxxxxxxxxxx-hiaat omgezet in aanspraken ouderdomspensioen van het Bedrijfstakpensioen- fonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, of in aanspraken in de op de werknemer van toepassing zijnde pensioenregeling van de werkgever die is vrijgesteld van verplichtstelling van het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf.
Artikel 4 – Hoogte van de uitkering
1. De uitkeringsbasis bedraagt per maand 70% van het voor de werknemer geldende jaarloon, minus de individuele spaarnorm en gedeeld door het aantal maanden waarover uitkering zal worden genoten. De uit te betalen uitkering is gelijk aan de uitkeringsbasis, nadat daarop een bedrag in mindering is gebracht dat gelijk is aan de uitkeringsbasis gecorrigeerd met een factor, waarvan de teller wordt gevormd door het aantal jaren dat de werknemer tussen 1 januari 1998 en het jaar waarin de 60-jarige leeftijd wordt bereikt geen werknemer is geweest en de noemer vijftien is. Indien de werknemer in een kalenderjaar meer dan 26 weken geen werknemer is geweest wordt voor de berekening van de factor een geheel jaar in aanmerking genomen.
De uit te betalen uitkering bedraagt aldus:
uitkering = UB - (UB x Y/15)
waarbij: UB = uitkeringsbasis = 70% x JL – SN
Z
JL = jaarloon
SN = individuele spaarnorm
Y = aantal jaren dat de werknemer niet in de bedrijfstak heeft gewerkt Z = aantal maanden dat uitkering zal worden genoten.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 bedraagt de uitkering per maand voor de werknemer bedoeld in artikel 3, lid 2, sub d. 70% van het voor de werknemer geldende jaarloon, minus de individuele spaarnorm en gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met een factor waarvan de teller wordt gevormd door het aantal jaren dat de werknemer na 1 januari 1998 werknemer is geweest en de noemer vijftien is. Indien de werknemer in een kalenderjaar meer dan 26 weken werknemer is geweest wordt voor de berekening van de factor een geheel jaar in aanmerking genomen.
De uit te betalen uitkering bedraagt aldus:
uitkering = UB x X/15
waarbij: UB = uitkeringsbasis = 70% x JL – SN
Z
JL = jaarloon
SN = individuele spaarnorm
X = aantal jaren dat de werknemer in de bedrijfstak heeft gewerkt Z = aantal maanden dat uitkering zal worden genoten.
3. De per maand uit te betalen uitkering bedraagt ten hoogste 80% van één twaalfde van het jaarloon.
4. Aan de uitkeringsgerechtigde wordt naast de uitkering een vakantietoeslag, ter hoogte van 8% van de uitkering toegekend.
5. Bij gebruikmaking van deeltijd VP-hiaat wordt de uitkering vastgesteld op een percentage gelijk aan het percentage waarvoor de dienstbetrekking met de werkgever is beëindigd.
6. Op de uitkering wordt ingehouden hetgeen de werknemer verschuldigd is aan:
– premie ingevolge de Zorgverzekeringswet;
– loonbelasting/premies volksverzekeringen;
– werknemersdeel van de pensioenpremie.
Artikel 5 – Einde van recht op uitkering
Het recht op uitkering eindigt:
a. op de laatste dag van de maand voorafgaand aan de maand waarin de werknemer gebruik maakt van de (vroeg)pensioenregeling van het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf;
b. op de laatste dag van de maand waarin de werknemer overlijdt;
c. op de eerste dag van de maand waarin de werknemer werkzaamheden in dienstbetrekking voor een werkgever gaat verrichten.
Artikel 6 – Pensioenregeling
Ingeval de rechthebbende op de dag voor de datum van uittreden deelnemer is in het BPF blijft zijn deelnemerschap gehandhaafd gedurende de periode waarover hij uitkering ontvangt. Te zijnen behoeve wordt uiterlijk tot de eerste dag van de vier-wekenperiode waarin hij de 61-jarige leeftijd bereikt door A&O Services de verschuldigde pensioenpremie aan het BPF doorbetaald, met inachtne- ming van de verhogingen die deze premie zou hebben ondergaan, indien de rechthebbende niet vervroegd zou zijn uitgetreden.
Artikel 7 – Uitbetaling
De uitkering wordt maandelijks achteraf door A&O Services aan de rechthebbende betaalbaar gesteld. De vakantietoeslag over de tot en met de maand mei betaalbaar gestelde uitkering wordt uitbetaald in de maand mei en voor het overige tezamen met de uitkering over de laatste maand waarin recht op uitkering bestond.
Artikel 8 – Wijze van verzoeken
1. De werknemer die voor uitkering in aanmerking wenst te komen dient minimaal drie maanden voorafgaand aan de gewenste maand van uittreding een daartoe strekkend verzoek in bij A&O Services. Het verzoek wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier, dat volledig en naar waarheid wordt ingevuld en wordt ondertekend.
2. Indien de werknemer in overleg met zijn werkgever gebruik maakt van de mogelijkheid tot deeltijd VP-hiaat, wordt bij het in lid 1 bedoelde verzoek aangegeven voor welk percentage van de normale werktijd (20% of 40%) gebruik gemaakt wordt van deeltijd VP-hiaat en op welke dagen de werknemer werkt en gedurende welke uren. Van elke wijziging in het aantal te werken uren dient de werknemer onverwijld mededeling te doen aan A&O Services.
Artikel 9 – Plicht tot het verstrekken van inlichtingen
De rechthebbende verstrekt desgevraagd of uit eigen beweging aan de functionarissen die door A&O Services met het toezicht zijn belast, alle inlichtingen die voor de beoordeling van het recht op
uitkering en van de hoogte daarvan van belang kunnen zijn.
Artikel 10 – Intrekken en wijziging van een besluit tot uitkering
Indien de rechthebbende de gevraagde dan wel uit eigen beweging te verschaffen inlichtingen niet verstrekt, of de door hem verstrekte gegevens onjuist of onvolledig blijken te zijn, kan een besluit tot toekenning worden ingetrokken of gewijzigd.
De als gevolg hiervan teveel betaalde uitkering wordt van de rechthebbende teruggevorderd, tenzij hem redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.
Artikel 11 – Overgangsregeling
Vervallen.
Artikel 12 – Beslissingsbevoegdheid
Op verzoeken om toekenning wordt door A&O Services beslist.
Besluiten tot weigering, intrekking of wijziging van een uitkering zijn met redenen omkleed en worden schriftelijk aan de belanghebbende meegedeeld.
Artikel 13 – Uitvoering
De uitvoering van deze regeling geschiedt door het fonds. Waar in voorgaande artikelen wordt gesproken van ‘A&O Services’ moet daarvoor gelezen worden ‘het fonds’ namens welk A&O Services optreedt.
Artikel 14 – Geschillen
1. Het bestuur van het fonds beslist in die gevallen waarin het reglement niet voorziet.
2. In geval van een geschil omtrent de uitvoering van deze regeling wordt op een daartoe strekkend verzoek van een belanghebbende, een beslissing genomen door het bestuur van het fonds. De in dit artikel bedoelde behandeling van geschillen laat de uit andere hoofde aan belanghebbende toekomende rechtsmiddelen onverlet.
Dictum II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 23 februari 2015
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze,
De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
X.X.X. xxx xxx Xxxx