INFORMATIENOTA OEO - D.D. 015.773
INFORMATIENOTA OEO - D.D. 015.773
Originele versie: | 1 april 2020 |
Eerste bijwerking: | 11 juni 2021 |
PREFERENTIËLE OORSPRONG: TIJDELIJKE ECONOMISCHE
PARTNERSCHAPSOVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN IVOORKUST
Disclaimer: Deze informatienota is een publicatie van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen –Operationele Ondersteuning en Expertise –Douanewetgeving. Het doel van deze informatienota is om de bepalingen inzake preferentiële oorsprong te verduidelijken. Alleen de in het Publicatieblad van de Europese Unie (de gedrukte versie, of, sinds 1 juli 2013, de elektronische versie op de website EUR-LEX) gepubliceerde teksten gelden als authentieke teksten en hebben rechtsgevolgen. Naast de bronteksten op EUR-LEX, vermelden verwijzen we ook naar andere nuttige nationale of Europese websites. Indien u vaststelt dat een link niet meer werkt, kan u dit steeds melden via xx.xxx.xxxxxx@xxxxxx.xxx.xx
1/12
Inhoud
1.2 Productspecifieke oorsprongsregels 4
1.3 Toleranties (artikel 4, lid 4) 4
1.4 Be- of verwerking van in de Europese Unie rechtenvrij ingevoerde materialen (artikel 6) 4
1.5 Cumulatie (artikels 7, 8 en 27) 5
1.6 Gescheiden boekhouding (artikel 13) 5
1.7 Territoriale voorwaarden - Niet-wijziging (artikel 15) 6
2.1 Algemene voorwaarden (artikel 17) 6
2.2 Procedure voor de afgifte van een EUR.1 (artikel 18) 7
2.3 Afgifte achteraf van een EUR.1 (artikel 19) 7
2.4 Voorwaarden voor het opstellen van een oorsprongsverklaring (artikel 21) 8
2.5 Verklaring van oorsprong (bijlage IV) & moment van opstellen (artikel 21, lid 6) 8
2.6 Geldigheidsduur (artikels 23): 9
2.7 Verlate indiening voor goederen die zijn geplaatst onder bijzondere regelingen: 9
2.8 Deelzendingen (artikel 25) 10
2.9 Vrijstelling van bewijs van oorsprong (artikel 26) 10
2.10 Ondersteunende bewijsstukken (artikel 28) 10
2.11 Bewaring van de oorsprongsverklaring en de bewijsstukken (artikel 29) 10
2.12 Verschillen en vormfouten (artikel 30) 11
2.13 Overgangsbepalingen voor doorvoer of opslag van goederen (artikel 46): 11
3 CODES OP DE dOUANEAANGIFTE 11
4 BIJKOMENdE INFoRMATIE EN CONTACT 11
4.1 Aanvullende informatiebronnen 11
De Europese Unie en Ivoorkust ondertekenden op 26 november 2008 een tijdelijk economisch partnerschapsakkoord (hierna: EPA) in Abidjan. Dit economisch partnerschapsakkoord werd geratificeerd in augustus 2016.
Op 2 december 2019 is een nieuw protocol betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong en de methoden van administratieve samenwerking” van de tijdelijke EPA tussen de EU en Ivoorkust, in werking getreden. Dit protocol werd op 21 februari 2020 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie:
Besluit Nr. 2/2019 van het EPO-comité dat is opgericht bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, van 2 december 2019 betreffende de aanneming van Protocol 1 betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en de methoden van administratieve samenwerking [2020/195] – PB L 49 van 21 februari 2020
Voor dit oorsprongsprotocol in werking is getreden, waren de oorsprongsregels van toepassing uit de “Market Access Regulation” (hierna : MAR) voorzien voor bepaalde staten uit Afrika, de Caraïben en de Stille Oceaan.
Voor Ivoorkust worden de bepalingen over de preferentiële oorsprongsregels en -procedures in de MAR-overeenkomst dus vanaf 2 december 2019 vervangen door protocol nr.1 betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong en de methoden van administratieve samenwerking” van de tijdelijke EPA tussen de EU en Ivoorkust.
Naar analogie met andere vrijhandelsakkoorden en EPA’s, bevat deze EPA tussen de EU en Ivoorkust nu dus een eigen protocol met bepalingen betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en de methoden van administratieve samenwerking.
Het is ook belangrijk om te benadrukken dat dat dit akkoord tijdelijk is en op termijn zal worden vervangen door een regionale economische partnerschapsovereenkomst met West-Afrika.
Opgelet!
Er werden foute verwijzingen vastgesteld in bovenvermelde publicatie van protocol nr.1 betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en de methoden van administratieve samenwerking, met name op:
• bladzijde 18, bijlage bij het ontwerp van besluit van het EPO-Comité, protocol 1, artikel 17, leden 1 en 2; en
• bladzijde 24, bijlage bij het ontwerp van besluit van het EPO-Comité, protocol 1, artikel 31, leden 1 en 2.
Op 24 maart 2020 werd hiervoor een rectificatie gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie:
Rectificatie van Besluit (EU) 2019/1355 van de Raad van 15 juli 2019 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het EPO-comité dat is opgericht bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, over de vaststelling van Protocol 1 betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en de methoden van administratieve samenwerking – PB L nr. 88 van 24 maart 2020.
In deze informatienota worden een aantal praktische bepalingen inzake het oorsprongsbewijs besproken samen met de belangrijkste elementen uit het oorsprongsprotocol.
1.1 ALGEMEEN (ARTIKEL 2):
Voor de toepassing van de preferentiële tariefbehandeling bepaalt artikel 2 van het protocol wanneer een product wordt beschouwd als zijnde van oorsprong:
Uit de Europese Unie, indien het voldoet aan één van de volgende voorwaarden:
a) volledig in de Europese Unie verkregen producten in de zin van artikel 3 van dit protocol;
b) in de Europese Unie verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die aldaar niet volledig verkregen zijn, mits die materialen in de Europese Unie een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 4 van dit protocol.
Uit Ivoorkust, indien het voldoet aan één van de volgende voorwaarden:
a) volledig in Ivoorkust verkregen producten, in de zin van artikel 3 van dit protocol;
b) in Ivoorkust verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die aldaar niet volledig zijn verkregen, mits die materialen in Ivoorkust een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 4 van dit protocol.
1.2 PRODUCTSPECIFIEKE OORSPRONGSREGELS:
De lijst van be - of verwerkingen die moeten worden toegepast op niet van oorsprong zijnde materialen om deze oorsprong te verlenen, is opgenomen in bijlage II van het protocol. Xxxxxxx ook rekening te houden met de aantekeningen in bijlage I.
1.3 TOLERANTIES (ARTIKEL 4, LID 4):
Niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de bijlagen II en II-A bij dit protocol niet bij de vervaardiging van een bepaald product mogen worden gebruikt, kunnen toch worden gebruikt, mits:
1. de totale waarde ervan niet hoger is dan 10 procent van de prijs af fabriek van het product voor de producten van de Europese Unie, en 15 procent van de prijs af fabriek van het product voor de producten van Ivoorkust;
2. de in de lijst vermelde maximumwaarden voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet worden overschreden.
De tolerantie is niet van toepassing op producten die vallen onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het Geharmoniseerd Systeem.
1.4 BE- OF VERWERKING VAN IN DE EUROPESE UNIE RECHTENVRIJ INGEVOERDE MATERIALEN (ARTIKEL 6)
Onverminderd de algemene voorwaarden van artikel 2 van het protocol worden niet- oorsprongsmaterialen die bij invoer in de Europese Unie vrij van douanerechten zijn door toepassing van het conventionele recht van het meestbegunstigingstarief (MFN) in overeenstemming met het gemeenschappelijk douanetarief, beschouwd als materialen van oorsprong uit Ivoorkust indien zij in een uit dat land verkregen product zijn opgenomen, op voorwaarde dat de aldaar verrichte be- of verwerking meer inhoudt dan de ontoereikende be- of verwerking zoals beschreven in artikel 5 van het protocol.
Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 (vak 7) of oorsprongsverklaringen die worden afgegeven krachtens artikel 6, bevatten de volgende Engelse vermelding:
"Application of Article 6(1) of Protocol nr. 1 to the Ivoorkust‐EU EPA".
De Europese Unie verstrekt het comité elk jaar de lijst van materialen waarop de bepalingen van dit artikel van toepassing zijn. Vervolgens maakt de Europese Commissie deze lijst in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) bekend; Ivoorkust maakt de lijst bekend overeenkomstig zijn eigen procedures.
De vorm van cumulatie waarin dit artikel voorziet is niet van toepassing op materialen waarvoor op het moment van invoer in de Europese Unie antidumpingrechten of compenserende rechten gelden wanneer zij van oorsprong zijn uit een land waarvoor deze antidumpingrechten of compenserende rechten gelden.
De bepalingen uit het artikel mogen ook niet worden verward met bilaterale, diagonale en volledige cumulatie die wordt voorzien in artikels 7 en 8 van het protocol en vertrekken van materialen van oorsprong, terwijl artikel 6 uitgaat van niet-oorsprongsmaterialen die bij invoer in de Europese Unie vrij van douanerechten zijn door toepassing van het conventionele recht van het meestbegunstigingstarief (MFN) in overeenstemming met het gemeenschappelijk douanetarief.
1.5 CUMULATIE (ARTIKELS 7, 8 EN 27):
Het protocol voorziet in drie types van cumulatie:
⮚ Bilaterale cumulatie met enkel materialen van oorsprong uit één van beide partijen. Een product van oorsprong uit één van de partijen wordt beschouwd als van oorsprong uit de andere partij indien het daar bewerkt wordt, mits ze in die partij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in het protocol vermelde ontoereikende be- of verwerkingen.
⮚ Diagonale cumulatie met materialen van oorsprong uit landen met wie de partijen een preferentiële overeenkomst hebben afgesloten. Hiervoor zullen de in het protocol vastgestelde voorwaarden moeten worden gecommuniceerd en nageleefd.
⮚ Volledige cumulatie waarbij er ook rekening wordt gehouden met de verwerking en bewerking van niet van oorsprong zijnde materialen voor de bepaling van de oorsprong van het eindproduct. Dit in tegenstelling tot bilaterale en diagonale cumulatie.
Artikel 7:
⮚ Bilaterale - en volledige cumulatie tussen de EU en Ivoorkust ;
⮚ Diagonale- en volledige cumulatie met andere ACS-staten waarmee er ten minste voorlopig een EPO van toepassing is, of in een LGO.
Artikel 8:
⮚ Diagonale cumulatie: de materialen van oorsprong uit landen en gebieden die:
a) die in aanmerking komen voor de “bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen” in het kader van het schema van algemene tariefpreferenties (“SAP”) van de Europese Unie, of
b) die buiten contingent voor rechten vrije toegang tot de markt van de Europese Unie in aanmerking komen op grond van de algemene bepalingen van het SAP,
worden als materialen van oorsprong uit Ivoorkust beschouwd wanneer ze in Ivoorkust verkregen product zijn geïntegreerd.
⮚ Volledige cumulatie: Indien een product waarin deze materialen zijn geïntegreerd, ook niet van oorsprong zijnde materialen bevat, moet het toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan, overeenkomstig artikel 4 van het protocol, om als van oorsprong uit Ivoorkust te worden beschouwd.
Artikel 27 bepaalt de informatieprocedure in verband met de toepassing van de verschillende cumulatievormen.
1.6 GESCHEIDEN BOEKHOUDING (ARTIKEL 13):
Wanneer het aanhouden van afzonderlijke voorraden van wel en niet van oorsprong zijnde vervangbare materialen met aanzienlijke kosten of moeilijkheden gepaard gaat, kunnen de douaneautoriteiten, op schriftelijk verzoek van de betrokkenen, toestaan dat voor het beheer van deze voorraden de methode van de gescheiden boekhouding wordt gebruikt.
In kader van dit protocol is de gescheiden boekhouding ook van toepassing op van oorsprong en niet van oorsprong zijnde niet-gearomatiseerde ruwe suiker zonder toegevoegde kleurstoffen die bestemd is om verder te worden geraffineerd en onder de onderverdelingen 1701 12, 1701 13 en 1701 14 van
het geharmoniseerd systeem valt, en fysiek wordt gecombineerd of gemengd in Ivoorkust of in de Europese Unie alvorens respectievelijk naar de Europese Unie of naar Ivoorkust te worden uitgevoerd.
Om deze vergunning te verkrijgen moet de producent evenwel eerst schriftelijk toestemming vragen aan de douane. De bevoegde douanediensten zullen dan een onderzoek voeren om na te gaan of de producent in aanmerking komt.
Een verzoek om deze vergunning aan te vragen kan worden verstuurd naar xx.xxx.xxxxxx0@xxxxxx.xxx.xx
1.7 TERRITORIALE VOORWAARDEN - NIET-WIJZIGING (ARTIKEL 15)
Een product van oorsprong dat wordt aangegeven voor binnenlands gebruik in het land van invoer, mag in een land dat geen deel uitmaakt van de overeenkomst op geen enkele manier zijn gewijzigd of getransformeerd of enige andere behandeling hebben ondergaan. Enkel volgende behandelingen zijn toegestaan:
⮚ behandelingen die noodzakelijk zijn om de goede staat te bewaren;
⮚ behandelingen die bestaan uit het toevoegen/aanbrengen van merken, etiketten, verzegelingen of andere documentatie teneinde te waarborgen dat aan de specifieke interne vereisten van de partij van invoer wordt voldaan.
Een product mag in een derde land worden opgeslagen of tentoongesteld op voorwaarde dat het in dat derde land onder douanetoezicht blijft.
Zendingen kunnen in een derde land worden gesplitst wanneer dit door de exporteur zelf of onder zijn verantwoordelijkheid gebeurt en op voorwaarde dat de zendingen in dat derde land onder douanetoezicht blijven.
Bij twijfel of aan de hierboven vermelde voorwaarden werd voldaan kan de douane aan de importeur verzoeken om te bewijzen dat hij aan de voorwaarden voldoet. Het bewijs kan met alle middelen worden geleverd, o.a.:
⮚ vervoersovereenkomsten zoals cognossementen; of
⮚ feitelijk/concreet bewijsmateriaal zoals merktekens of nummering van de colli; of
⮚ ander bewijsmateriaal betreffende het product zelf.
1.8 “NO-DRAWBACK” REGEL
Er geldt geen verbod op de teruggave of vrijstelling van de douanerechten. Van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de EU of uit Ivoorkust, waarvoor overeenkomstig de bepalingen van de Overeenkomst een oorsprongsbewijs werd afgeleverd, komen in de EU of in Ivoorkust in aanmerking voor de teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.
2.1 ALGEMENE VOORWAARDEN (ARTIKEL 17)
Voor producten van oorsprong uit de EU wordt het verzoek om een preferentiële tariefbehandeling in Ivoorkust gedaan op basis van een oorsprongsverklaring van de geregistreerde exporteur die wordt geplaatst op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument waarop het product van oorsprong voldoende duidelijk is omschreven om het te kunnen identificeren.
Voor producten van oorsprong uit Ivoorkust wordt het verzoek om een preferentiële tariefbehandeling in de EU gedaan op basis van:
⮚ Hetzij een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1;
⮚ Hetzij een oorsprongsverklaring zoals bedoeld in de artikel 21, lid 1 van het protocol bedoelde gevallen.
Opmerking: De bepalingen waarbij Ivoorkust gebruik moet maken van het certificaat EUR.1 of een oorsprongsverklaring voor ‘toegelaten exporteur’ verlopen drie jaar vanaf de inwerkingtreding van het protocol (2 december 2019). Vanaf 3 december 2022 dienen de exporteurs uit Ivoorkust zich te registeren in het REX-systeem.
2.2 PROCEDURE VOOR DE AFGIFTE VAN EEN EUR.1 (ARTIKEL 18)
Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer afgegeven op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van de daartoe gemachtigde vertegenwoordiger van de exporteur.
Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in; modellen van beide formulieren zijn in bijlage III bij het protocol opgenomen. Deze formulieren worden overeenkomstig de bepalingen van dit protocol ingevuld. De met de hand ingevulde formulieren worden met inkt en in blokletters ingevuld. De producten worden omschreven in het daartoe bestemde vak zonder dat regels worden opengelaten. Indien het vak niet volledig wordt ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.
Exporteurs die om afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, kunnen op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar het certificaat wordt afgegeven, te allen tijde alle vereiste documenten overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van het protocol is voldaan.
Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Europese Unie of van Ivoorkust afgegeven indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Europese Unie, uit Ivoorkust of uit een van de andere in de artikelen 6, 7 en 8 van het protocol bedoelde landen en gebieden, en aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
De met de afgifte van de certificaten EUR.1 belaste douaneautoriteiten nemen de nodige maatregelen om te controleren of de producten van oorsprong zijn en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 van dit artikel bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrijving van de producten bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.
De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.
Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd.
2.3 AFGIFTE ACHTERAF VAN EEN EUR.1 (ARTIKEL 19)
Niettegenstaande dat het certificaat EUR.1 op het moment van uitvoer wordt afgegeven en ter beschikking wordt gesteld van de exporteur, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de producten waarop het betrekking heeft, indien:
a) dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd, of
b) ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wel is afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.
Om dit toe te passen, vermeldt de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer van de producten waarop het certificaat EUR.1 betrekking heeft, en de redenen voor zijn aanvraag.
De douaneautoriteiten kunnen pas tot afgifte achteraf van een certificaat EUR.1 overgaan nadat zij hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.
Op een achteraf afgegeven certificaat EUR.1 wordt de volgende vermelding aangebracht:
“DÉLIVRÉ A POSTERIORI”.
Deze vermelding wordt aangebracht in het vak 7 “Opmerkingen” van het certificaat EUR.1.
VOORWAARDEN VOOR HET OPSTELLEN VAN EEN
2.4
OORSPRONGSVERKLARING (ARTIKEL 21)
Het verzoek voor preferentiële tariefbehandeling op basis van een oorsprongsverklaring wordt als volgt ingediend:
Europese Unie naar ivoorkust:
⮚ voor zendingen met een waarde van meer dan 6.000 EUR moeten de exporteurs zich laten registreren als geregistreerde exporteur overeenkomstig de bepalingen van artikel 68 van de uitvoeringsverordening bij het Douanewetboek (2015/2447). Vanaf het moment dat zij geregistreerd zijn in het REX systeem van de Europese Unie mogen zij verklaringen van oorsprong opstellen bij uitvoer van goederen van de EU naar Ivoorkust;
⮚ voor zendingen met een waarde van niet meer dan 6.000 EUR mag de EU-exporteur de oorsprongsverklaring opstellen zonder dat het nodig is om over een REX-nummer te beschikken.
Een EU-exporteur die én een REX nummer heeft én beschikt over een vergunning toegelaten exporteur, dient verplicht voor zijn uitvoer naar Ivoorkust het REX-nummer te gebruiken.
Operatoren uit de Europese Unie die reeds zijn geregistreerd in het REX-systeem van de Commissie in kader van andere preferentiële regelingen kunnen het aan hen toegewezen REX-nummer blijven gebruiken. Er moet dus geen uitbreiding van het gebruik van dit nummer worden gevraagd.
Operatoren die nog niet over een REX-nummer beschikken kunnen dit vanaf 25 januari 2021 aanvragen via de EU Customs Trader Portal van DG TAXUD. Via dit portaal kunnen bedrijven zich registreren en hun registratie raadplegen. Meer informatie over de registratieprocedure kan u hier terugvinden: xxxxx://xxxxxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxx_xxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/xxx-xx-xxxxxxxxxxxxxxxx#x0
Ivoorkust naar de Europese Unie:
⮚ Een certificaat van oorsprong EUR.1 waarvan het model in bijlage III van het Protocol staat;
⮚ Een oorsprongsverklaring:
o voor zendingen met een waarde van meer dan 6.000 EUR moet de exporteur beschikken over een vergunning van ‘toegelaten exporteur’;
o voor zendingen met een waarde van niet meer dan 6.000 EUR hoeft de exporteur niet te beschikken over een vergunning van toegelaten exporteur om een oorsprongsverklaring op te stellen.
2.5 VERKLARING VAN OORSPRONG (BIJLAGE IV) & MOMENT VAN OPSTELLEN (ARTIKEL 21, LID 6)
Een oorsprongsverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop zij betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden.
De tekst van de oorsprongsverklaring die beide partijen moeten gebruiken staat in bijlage IV van het protocol en moet worden geplaatst op een factuur, pakbon of handelsdocument in één van de in de bijlage IV opgenomen taalversies.
NL-versie:
De exporteur van de goederen waarop dit document van toepassing is (douanevergunning nr. …(1)), verklaart dat, behoudens uitdrukkelijke andersluidende vermelding, deze goederen van preferentiële … oorsprong zijn(2).
………………………………………………………………(3) (Plaats en datum)
………………………………………………………………(4) (Handtekening van de exporteur en diens naam in blokletters) Verklarende noten:
(1) Wanneer de oorsprongsverklaring wordt opgesteld door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 van het protocol, moet het nummer van zijn vergunning hier worden ingevuld. Wanneer de oorsprongsverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.
(2) Aanduiding van de oorsprong van de producten. Indien de oorsprongsverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 42 van het protocol, moet de exporteur dit door middel van de letters “CM” duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.
(3) Kan achterwege blijven indien deze gegevens al in het document zelf voorkomen.
(4) Zie artikel 22, lid 4, van het protocol. Indien de exporteur niet hoeft te ondertekenen, hoeft ook diens naam niet te worden vermeld.
Bovenstaande verklarende noten zijn eveneens van toepassing voor de geregistreerd exporteur en het REX-nummer.
De tekst van de oorsprongsverklaring kan op de factuur, pakbon of ander handelsdocument worden getypt, gestempeld of gedrukt. Indien de oorsprongsverklaring wordt geschreven, dan moet dit in inkt zijn en in hoofdletters.
2.6 GELDIGHEIDSDUUR (ARTIKELS 23):
Een bewijs van oorsprong is vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer tien maanden geldig en moet binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.
Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken de tien maanden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van de vastgestelde termijn bij hen zijn aangebracht.
2.7 VERLATE INDIENING VOOR GOEDEREN DIE ZIJN GEPLAATST ONDER BIJZONDERE REGELINGEN:
De douane kan de verlate indiening van oorsprongsbewijzen aanvaarden voor goederen die onder een bijzondere regeling zijn geplaatst indien deze goederen voor het einde van de geldigheidsduur van het oorsprongsbewijs werden aangeboden bij de douane. Het gaat dan concreet over producten die
onder volgende bijzondere regelingen zijn geplaatst: extern douanevervoer, actieve veredeling, douane-entrepot, tijdelijke invoer, tijdelijke opslag en vrije zone (indien vermeld in artikel 245, lid 1 DWU).
2.8 DEELZENDINGEN (ARTIKEL 25):
Een importeur kan verzoeken dat één enkel oorsprongsbewijs meerdere zendingen dekt onder volgende voorwaarden:
1. Het moet gaan om gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2, onder a), van het geharmoniseerd systeem; en
2. Ze moeten vallen onder de afdelingen XVI of XVII of de posten 7308 of 9406 van het geharmoniseerd systeem; en
3. Ze moeten in deelzendingen worden ingevoerd.
Bij de invoer van de eerste deelzending wordt een enkele oorsprongsverklaring voor deze producten bij de douaneautoriteiten ingediend.
2.9 VRIJSTELLING VAN BEWIJS VAN OORSPRONG (ARTIKEL 26):
De oorsprongsverklaring is niet vereist in de volgende gevallen:
1. Kleine zendingen door particulieren aan particulieren;
2. Producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van de reizigers.
Er moet wel op worden gelet dat deze goederen geen commercieel karakter hebben, dat de invoer incidenteel van aard is en dat aan de voorwaarden voor de toepassing van het oorsprongsprotocol werd voldaan.
De totale waarde van de producten mag niet meer bedragen dan 500 EUR voor kleine colli en 1.200 EUR voor de inhoud van de persoonlijke bagage van reizigers.
2.10 ONDERSTEUNENDE BEWIJSSTUKKEN (ARTIKEL 28):
Om te bewijzen dat aan alle voorwaarden van het protocol en de bijlagen is voldaan, dient de exporteur die een EUR.1 of oorsprongsverklaring opstelt, te beschikken over ondersteunende bewijsstukken. Deze bewijsstukken kunnen onder meer dienen om aan te tonen dat de oorsprongsbewijzen rechtsgeldig zijn opgesteld, dat de producten van oorsprong zijn uit één van de partijen en dat de voorwaarden voor cumulatie zijn vervuld.
a) een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door hem verrichte be- of verwerkingen om de betrokken goederen te verkrijgen;
b) documenten waaruit de oorsprongsstatus van de gebruikte materialen blijkt;
c) documenten waaruit blijkt dat de be- of verwerking van de materialen is gebeurd in Ivoorkust, in de Europese Unie of in een van de bedoelde landen of gebieden waarmee ingevolge dit protocol cumulatie mogelijk is;
d) certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of oorsprongsverklaringen waaruit de oorsprongsstatus van de gebruikte materialen blijkt. Deze moeten zijn afgegeven of opgesteld in Ivoorkust, in de Europese Unie of in een van de bedoelde landen en gebieden waarmee ingevolge dit protocol cumulatie mogelijk is.
2.11 BEWARING VAN DE OORSPRONGSVERKLARING EN DE BEWIJSSTUKKEN (ARTIKEL 29):
Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, bewaren gedurende ten minste drie jaar de documenten waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van het protocol is voldaan.
Exporteurs die een oorsprongsverklaring opstellen, bewaren een kopie van deze oorsprongsverklaring gedurende ten minste drie jaar, samen met de documenten waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van het protocol is voldaan.
Leveranciers die een oorsprongsverklaring opstellen, bewaren een kopie van de verklaring en van de factuur, de pakbon of het andere handelsdocument waaraan de verklaring werd gehecht gedurende ten minste drie jaar, samen met de documenten waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van het protocol is voldaan.
De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven, bewaren het aanvraagformulier gedurende ten minste drie jaar.
De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en de oorsprongsverklaringen die bij hen worden ingediend gedurende ten minste drie jaar.
2.12 VERSCHILLEN EN VORMFOUTEN (ARTIKEL 30):
Kleine verschillen tussen de gegevens op de oorsprongsverklaring en die op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het oorsprongsbewijs niet automatisch ongeldig indien blijkt dat het document wel degelijk met de aangebrachte goederen overeenstemt.
Kennelijke vormfouten, zoals tikfouten, op een oorsprongsbewijs leiden niet tot weigering van het document indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
2.13 OVERGANGSBEPALINGEN VOOR DOORVOER OF OPSLAG VAN GOEDEREN (ARTIKEL 46):
Een verzoek voor preferentiële tariefbehandeling kan worden ingediend voor goederen die aan de bepalingen van dit Protocol voldoen en die op de datum van inwerkingtreding (2 december 2019) van de overeenkomst in de Partijen in doorvoer zijn of zich in tijdelijke opslag of in een douane-entrepot of in een vrije zone in de EU of in Ivoorkust bevinden.
Binnen tien maanden na deze datum moet door de douaneautoriteiten van de staat van uitvoer achteraf opgestelde EUR.1 bij de douaneautoriteiten van de staat van invoer worden ingediend, samen met bewijzen dat aan de voorwaarden inzake niet-manipulatie werd voldaan.
Bij invoer vanuit Ivoorkust naar de EU gebruikt u voor de invoeraangifte volgende codes:
⮚ Vak 36: preferentiecode 300;
⮚ Vak 44: code N954 (EUR.1) of code 864 (oorsprongsverklaring).
Er zijn geen specifieke codes voorzien om te vermelden in vak 44 van een aangifte ten uitvoer. Als alternatief kan code N864 worden ingevuld voor zendingen van meer dan 6.000 euro en code U162 voor zendingen van niet meer dan 6.000 euro. Dit is echter geen verplichting.
4 BIJKOMENDE INFORMATIE EN CONTACT
4.1 AANVULLENDE INFORMATIEBRONNEN
Verdere tarifaire informatie kan worden teruggevonden via de webapplicatie TARBEL: xxxxx://xxxxxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/X-xxxxxxxx/xxxxxx
De Europese Commissie heeft een nieuwe portaalsite Access2Markets gelanceerd ter vervanging van de Market Access Database: xxxxx://xxxxx.xx.xxxxxx.xx/xxxxxx-xx-xxxxxxx/xx/xxxxxxx/xxxxxxx- access2markets-market-access-database-users#toc_1.
Opgelet, deze site kan nog fouten bevatten. Bij twijfel kan steeds contact worden opgenomen met de diensten vermeld in punt 4.2 van deze informatienota.
4.2 CONTACT
Indien u bijkomende informatie wenst kunt u contact opnemen met volgende diensten van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen:
• Voor wat betreft de praktische uitvoering en het juridische aspect: xx.xxx.xxxxxx@xxxxxx.xxx.xx
• Voor de praktische uitvoering en informatie betreffende de vergunning toegelaten exporteur: xx.xxx.xxxxxx0@xxxxxx.xxx.xx