Onderwerp
Besluit
Onderwerp
Tweede wijzigingsregeling Subsidieregeling xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 0 Xxxxx-Xxxxxxx 2014-2020
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 aangevuld wordt met een paragraaf ter zake subsidiering voor fysieke investeringen in verduurzaming van agrarische ondernemingen van jonge landbouwers;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Artikel I Wijzigingen
De Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 wordt als volgt gewijzigd:
A. Na artikel 2.3.11 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 4 Fysieke investeringen in verduurzaming van landbouwbedrijven van jonge landbouwers Artikel 2.4.1 Doelgroep
Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door jonge landbouwers.
Artikel 2.4.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan verstrekt worden voor fysieke investeringen in verduurzaming van een landbouwbedrijf.
Artikel 2.4.3 Weigeringsgronden
Onverminderd artikel 1.4 wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2 geweigerd indien ten behoeve van het landbouwbedrijf waar het project op is gericht, reeds subsidie is verstrekt:
Brabantlaan 1
Postbus 90151
5200 MC ’s-Hertogenbosch
Telefoon (000) 000 00 00
Fax (000) 000 00 00
xxxx@xxxxxxx.xx xxx.xxxxxxx.xx
Bank ING 67.45.60.043
Postbank 1070176
Nummer
3925574
Cluster
E&I
Het provinciehuis is vanaf het centraal station bereik- baar met stadsbus, lijn 61 en 64, halte Provinciehuis of met de treintaxi.
a. op grond van deze paragraaf;
b. op grond van hoofdstuk 2, titel 6 van de Regeling LNV-subsidies;
c. op grond van de Subsidieregeling jonge agrariërs van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Artikel 2.4.4 Subsidievereisten
1. Om als jonge landbouwer als bedoeld in artikel 2.4.1, te worden aangemerkt, voldoet de aanvrager aan de volgende vereisten:
a. aanvrager is op het moment van het indienen van de aanvraag niet ouder dan 40 jaar;
b. aanvrager:
1º. heeft een erkende landbouwkundige opleiding of een gelijkwaardige opleiding afgerond; of,
2º. beschikt over ten minste drie jaar werkervaring op een landbouwbedrijf;
c. aanvrager vestigt zich voor het eerst als bedrijfshoofd op het landbouwbedrijf waarop het project is gericht;
d. aanvrager heeft alleen of gezamenlijk met andere landbouwers daadwerkelijke langdurige zeggenschap over het landbouwbedrijf als bedoeld onder c, met betrekking tot beslissingen op het gebied van: 1º. beheer;
2º. voordelen; en, 3º. financiële risico’s.
2. Onverminderd het eerste lid, is de fysieke investering als bedoeld in artikel 2.4.2, opgenomen op de lijst van fysieke investeringen gericht op verduurzaming van landbouwbedrijven in bijlage 2.
3. Onverminderd de voorgaande leden, wordt, indien de fysieke investering als bedoeld in artikel 2.4.2, een onroerende zaak betreft, voldaan aan een van de volgende vereisten:
a. het project wordt uitgevoerd op grond in eigendom bij het landbouwbedrijf; of,
b. voor het uitvoeren van het project is recht van opstal verleend aan het landbouwbedrijf door de eigenaar van de grond.
4. Onverminderd de voorgaande leden, is aanvrager ten hoogste 24 maanden gevestigd als bedrijfshoofd op het landbouwbedrijf waarop het project, waarvoor subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2 is gevraagd, is gericht indien het project wordt verricht om te voldoen aan de normen van de Unie voor landbouwproductie.
5. Van daadwerkelijk langdurige zeggenschap als bedoeld in het eerste lid onder d, is sprake indien:
a. aanvrager tenminste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan € 25.000;
b. aanvrager tenminste mede belast is met de dagelijks bedrijfsvoering.
6. De blokkerende zeggenschap als bedoeld in het voorgaande lid, blijkt, afhankelijk van de rechtsvorm van het landbouwbedrijf, uit:
Nummer
3925574
a. statuten van de rechtspersoon; of,
b. een schriftelijke door alle partijen ondertekende overeenkomst;
7. Van blokkerende zeggenschap, als bedoeld in het zesde lid, is geen sprake indien:
a. de schriftelijke overeenkomst als bedoeld in het zesde lid, onder b, eenzijdig kan worden opgezegd door elk van de partijen;
b. aanvrager commanditaire vennoot is.
8. Onverminderd de voorgaande leden, liggen aan het project ten grondslag:
a. een begroting van de kosten en inkomsten van het project;
b. toelichting op de begroting;
c. sluitend financieringsplan van de kosten van het project;
d. een projectplan waarin ten minste de investeringen per categorie en onderbouwing waaruit blijkt dat de investering binnen de categorie past, zijn opgenomen;
e. keuze voor berekeningswijze van subsidiehoogte;
f. statuten of een schriftelijke en door alle partijen ondertekende overeenkomst waaruit de verdeling van zeggenschap ter zake van ondernemingsbeslissingen blijkt.
Artikel 2.4.5 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. kosten van bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken;
b. kosten van koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;
x. xxxxxx van architecten en ingenieurs;
d. kosten van adviseurs duurzaamheid op milieu en economisch gebied;
e. kosten van haalbaarheidsstudies.
Artikel 2.4.6. Niet-subsidiabele kosten
Onverminderd artikel 1.6 komen de kosten die zijn gemaakt ter voorbereiding van de subsidiabele activiteit voorafgaan aan de aanvraag, niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel 2.4.7 Vereisten Subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 1 maart 2016 tot en met 15 april 2016.
Artikel 2.4.8 Subsidieplafond
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de tenderperiode, genoemd in artikel 2.4.6, vast op € 1.120.000.
Artikel 2.4.9 Subsidiehoogte
1. De hoogte van de subsidie bedraagt 30% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 20.000.
Nummer
3925574
2. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt, indien op het moment van aanvraag naast jonge landbouwers ook niet-jonge landbouwers bedrijfshoofd zijn, verlaagd met 20% per bedrijfshoofd dat niet-jonge landbouwer is, tot een verlaging van maximaal 80%.
3. In afwijking van het tweede lid, wordt, indien op het moment van aanvraag naast jonge landbouwers ook niet-jonge landbouwers bedrijfshoofd zijn, op verzoek van aanvrager de hoogte van de subsidie
berekend op basis van de verdeling van het eigen vermogen van de onderneming op het moment van aanvraag.
4. De subsidie op basis van de verdeling van het eigen vermogen van de onderneming, bedoeld in het vorige lid, bedraagt 30% van het product van de subsidiabele kosten en het percentage eigen vermogen van het landbouwbedrijf dat in eigendom is van jonge landbouwers, tot een maximum van € 20.000.
5. Indien de subsidie wordt berekend op basis van de verdeling van het eigen vermogen in de onderneming, bedoeld in het derde lid, ligt aan de aanvraag tevens een accountantsverklaring, op grond van Standaard 4400 van de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, ten grondslag waaruit blijkt:
a. het totale eigen vermogen van het landbouwbedrijf; en,
b. de verdeling van het eigen vermogen onder de verschillende bedrijfshoofden.
6. Geen subsidie wordt verstrekt indien het subsidiebedrag lager is dan € 10.000.
Artikel 2.4.10 Selectiecriteria
1. Gedeputeerde Staten bepalen de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4.2, op basis van het gemiddelde aantal punten van de investeringscategorieën in de lijst van fysieke investeringen gericht op verduurzaming van landbouwbedrijven in bijlage 2.
2. Indien na toepassing van het eerste lid blijkt dat de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, bedoeld in artikel 2.4.6 te boven gaan worden de gerangschikte aanvragen behandeld op volgorde van puntenaantal beginnend bij de aanvraag met de meeste punten.
B. Na bijlage 1, Bijlage 1 bij de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingprogramma 3 Noord-Babant 2014-2020, wordt een bijlage ingevoegd, luidende:
Bijlage 2 bij de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-
2020 Noord-Brabant
Nummer
3925574
Lijst van fysieke investeringen gericht op verduurzaming van landbouwbedrijven
Investeringscategorie | Score | |
1 | Zonnepanelen | 6 |
2 | Windmolen | 4 |
4 | Warmte kracht werkend op biomassa | 6 |
5 | Warmte kracht regulier, niet geschikt voor biomassa | 4 |
6 | Kleine windturbine, zonder vergunning | 6 |
7 | Systemen voor precisie bemesting en/ of gewasbescherming inclusief GPS/GIS apparatuur | 8 |
9 | Machines voor niet kerende grondbewerking | 10 |
10 | Machine voor spitten en zaaien tegelijk | 10 |
11 | GPS voor koeien en automatische selectiepoort weiden | 7 |
14 | Open water voorzieningen voor pluimvee, inclusief aanleg waterleidingen e.d. | 6 |
Artikel II Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.
Artikel III Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Tweede wijzigingsregeling Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-
2020 Noord-Brabant.
’s-Hertogenbosch, 23 februari 2016
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter de secretaris
Nummer
3925574
Toelichting behorende bij de Tweede wijzigingsregeling Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord- Brabant 2014-2020 Noord-Brabant
Algemeen
Het derde Plattelandsontwikkelingsprogramma voor Nederland 2014-2020 (POP3) bestaat uit diverse maatregelen. Een aantal van deze maatregelen is in het kader van de Subsidieregeling xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 0 Xxxxx-Xxxxxxx subsidiabel gesteld in de paragrafen 1 tot en met 3 van hoofdstuk 2 van de subsidieregeling.
Openstelling van paragraaf 4 van hoofdstuk 2 betreft een submaatregel van maatregel 04, te weten 4.1.1, als bedoeld in artikel 17, eerst lid, onder a van VO (EU) 1305/2013 en de in het tweede tot en met zesde lid van dit artikel toepasselijke randvoorwaarden. Dit is een maatregel voor jonge boeren die na de start of overnemen van een bedrijf te maken krijgen met een investeringsdip. Deze maatregel draagt bij aan het versterken van de levensvatbaarheid van landbouwbedrijven en het concurrentievermogen van de landbouw en bevorderen het gebruik van innovatieve landbouwtechnologieën.
Uit de SWOT-analyse die is uitgevoerd bij de ontwikkeling van het POP3- programma voor Nederland is beschreven dat de land- en tuinbouw in Nederland moet blijven innoveren om economisch rendement met maatschappelijk verantwoord ondernemen te kunnen blijven combineren. Jonge boeren hebben na de start vaak onvoldoende rendement om in innovaties te kunnen blijven investeren. Daardoor blijven zij achter met verduurzaming van hun bedrijven. Ook blijken ze te kampen met hoge financieringslasten die vaak het gevolg zijn van recente overname of start van het bedrijf. Bovendien is in Nederland een ontwikkeling gaande dat boeren op steeds hogere leeftijd pas een eigen bedrijf starten of overnemen. Dit leidt tot een kortere periode om een bedrijf te moderniseren.
Om die reden biedt deze maatregel een impuls tot vroegere bedrijfsovername door steun aan jonge boeren, mits sprake is van investeringen die gericht zijn op verduurzaming van het bedrijf.
Vervanging van goederen die al op het bedrijf aanwezig waren, komen niet voor subsidie in aanmerking. Evenmin investeringen die alleen of hoofdzakelijk gericht zijn op verbetering van de rentabiliteit van het bedrijf. De investering moet bijdragen aan verbetering van het milieu, klimaatbestendigheid, dierenwelzijn, volks- en diergezondheid, landschap/ruimtelijke kwaliteit of biodiversiteit. De investeringen die hier aan voldoen, zijn opgenomen in een bijlage bij deze regeling. Alleen investeringen die daarop zijn opgenomen, zijn subsidiabel.
Nummer
3925574
Artikelsgewijs Artikel I Wijzigingen A.
Artikel 2.4.1 Doelgroep
De regeling richt zich op jonge landbouwers. De eisen waaraan een jonge landbouwer moet voldoen om als zodanig te worden aangemerkt, zijn opgenomen in artikel 2.4.4.
Artikel 2.4.3 Weigeringsgronden
Voorafgaand aan de onderhavige steun voor jonge boeren zijn er andere regelingen geweest die steun verleenden aan jonge boeren. Deze weigeringsgronden strekken er toe binnen hetzelfde landbouwbedrijf samenloop met dergelijke andere steunmaatregelen uit te sluiten. De genoemde regelingen zijn reeds uitgewerkt.
Artikel 2.4.4 Subsidievereisten Eerste lid
In artikel 2, eerste lid , onder n van VO (EU) 1305/2013 is jonge landbouwer omschreven: een persoon die bij het indienen van de aanvraag niet ouder is dan 40 jaar, beschikt over adequate vakbekwaamheid en deskundigheid en zich voor het eerst als bedrijfshoofd op dat landbouwbedrijf vestigt.
Deze omschrijving is deels uitgewerkt in eerdere regelingen of bestaande regeling, zoals in de Beleidsregeling Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB(hierna: pijler 1) . In pijler 1 is uitwerking gegeven aan de definitie van jonge landbouwer uit VO (EU). 1307/2013 artikel 50. Deze uitwerking is overgenomen, omwille van eenduidigheid richting de doelgroep, eenduidigheid richting de EU en omwille van uitvoeringslaten.
Voor het overige zijn de vereisten uit de Verordening in deze regeling uitgewerkt in concreet toetsbare vereisten.
Onderdeel b. en c.
Hiermee wordt uitwerking gegeven aan vakbekwaamheid en deskundigheid.
Onderdeel e.
Deze uitwerking volgt uit artikel 5 van pijler 1.
Tweede lid
Vervanging van goederen die al op het bedrijf aanwezig waren, komen niet voor subsidie in aanmerking. Evenmin investeringen die alleen of hoofdzakelijk gericht zijn op verbetering van de rentabiliteit van het bedrijf. De investering moet bijdragen aan verbetering van het milieu, klimaatbestendigheid, dierenwelzijn, volks- en diergezondheid, landschap/ruimtelijke kwaliteit of biodiversiteit. De investeringen die hier aan voldoen, zijn opgenomen in een bijlage bij deze regeling. Alleen investeringen die daarop zijn opgenomen, zijn subsidiabel.
Nummer
3925574
Derde lid
Dit lid bevat aanvullende vereisten voor fysieke investeringen die een onroerende zaak betreffen.
Vierde lid
Dit lid bevat aanvullende vereisten voor fysieke investeringen die worden gedaan om te voldoen aan de normen van de Unie voor landbouwproductie. Deze bepaling geeft uitwerking aan artikel 17, vijfde lid van VO (EU) 1305/2013
Xxxxxx lid tot en met zevende lid
Deze artikelen geven uitwerking aan onderdelen uit het begrip jonge landbouwer en zijn afgeleid uit artikel 5 van Pijler 1.
Artikel 2.4.8 Subsidiehoogte
Bij de subsidiehoogte wordt onderscheid gemaakt tussen bedrijven die volledig bestaan uit jonge landbouwers en bedrijven die deels worden geleid door niet jonge-landbouwers. In het laatste geval heeft de aanvrager de keuze gekregen uit het verlagen van het totaal berekende subsidiebedrag met maximaal 8o% of het berekenen van de subsidiebedrag op basis van het aandeel dat de jonge landbouwers in het eigen vermogen van het landbouwbedrijf hebben.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter de secretaris
Nummer
3925574