Uitvoeringsovereenkomst
aangegaan door
Koninklijke KPN N.V. Stichting Pensioenfonds KPN
1
1 januari 2020
STICHTING PENSIOENFONDS KPN
Uitvoeringsovereenkomst tussen Koninklijke KPN N.V. en Stichting Pensioenfonds KPN
ONDERGETEKENDEN:
1. Koninklijke KPN N.V., statutair gevestigd te Rotterdam, kantoorhoudende te (3072 AP,) Rotterdam aan de Wilhelminakade 123, ingeschreven in het handelsregister onder nummer 02045200, hierna te noemen de 'Vennootschap', handelende (i) voor zich en (ii) namens de Gelieerde Ondernemingen zoals hieronder gedefinieerd,
2. Stichting Pensioenfonds KPN, statutair gevestigd te Amersfoort, kantoorhoudende te (3811 MH) Amersfoort aan Xxxxxxxxxxxxxx 000, ingeschreven in het handelsregister onder nummer 02063809, hierna te noemen het 'Pensioenfonds'.
hierna gezamenlijk te noemen 'Partijen'
IN AANMERKING NEMENDE DAT:
A. het Pensioenfonds is opgericht om het Pensioenreglement voor de werknemers als bedoeld in de statuten van het Pensioenfonds uit te voeren;
B. ingevolge de Xxxxxxxxxxx de relatie tussen de Vennootschap en het Pensioenfonds, waaronder begrepen de vaststelling van de bijdrage door de Vennootschap, in een overeenkomst tussen de Vennootschap en het Pensioenfonds dient te worden vastgelegd;
C. het Pensioenfonds per 1 juli 2015 is gefuseerd met Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN, dat door deze fusie in het Pensioenfonds is opgegaan, en de Vennootschap ook aangesloten werkgever bij dit pensioenfonds was;
D. het in het belang is van beide Partijen dat het Pensioenreglement goed wordt uitgevoerd. Partijen willen daarom hun rechten en plichten tegenover elkaar vastleggen in deze Uitvoeringsovereenkomst. Deze Uitvoeringsovereenkomst treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2020 en vervangt alle voorgaande uitvoeringsovereenkomsten, inclusief aanvullende addenda, die van toepassing zijn tussen de Vennootschap en het Pensioenfonds van voor die datum.
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
Artikel 1 Begripsbepalingen
1. Behoudens voor zover uit de context anders blijkt, zijn de woorden en uitdrukkingen die in deze Uitvoeringsovereenkomst met een hoofdletter zijn geschreven gedefinieerde woorden en uitdrukkingen, die de daaraan in lid 2 toegekende betekenis hebben. In geval van strijd tussen een begrip dat is gehanteerd in deze Uitvoeringsovereenkomst en een begrip uit het Pensioenreglement, prevaleren de begrippen uit het Pensioenreglement. In geval van strijd tussen een begrip dat is gehanteerd in deze Uitvoeringsovereenkomst en een begrip uit de Statuten, prevaleren de begrippen uit de Statuten.
2. In deze Uitvoeringsovereenkomst wordt verstaan onder:
ABTN | de actuariële en bedrijfstechnische nota van het Pensioenfonds. |
Actuele Dekkingsgraad | de verhouding tussen enerzijds de marktwaarde van de totale activa verminderd met de schulden en anderzijds de nominale voorziening pensioenverplichtingen, berekend op de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur inclusief de UFR-methodiek, uitgedrukt in een percentage. |
Beleidsdekkingsgraad | het gemiddelde van de Actuele Dekkingsgraad over de afgelopen 12 maanden. |
Beschikbare premiegrens (BPR-grens) | de BPR-grens is het grensbedrag dat bepalend is voor het pensioensysteem op grond waarvan de pensioenaanspraken worden vastgesteld. Over het gedeelte van het vaste en variabele pensioengevend salaris tot en met de BPR-grens wordt pensioen opgebouwd volgens het middelloonsysteem. Over het gedeelte van het vaste en variabele pensioengevend salaris boven de BPR-grens wordt pensioen opgebouwd volgens het beschikbare premiesysteem. Op 1 januari 2020 bedraagt de BPR- grens € 45.378,- per jaar. Het Bestuur kan op verzoek van de Vennootschap de BPR-grens vaststellen op een bedrag dat afwijkt van het in de vorige volzin genoemde bedrag. De BPR-grens per maand is gelijk aan het bedrag van de BPR-grens per jaar gedeeld door 12. |
Bestuur | het bestuur van het Pensioenfonds. |
CAO | de Collectieve Arbeidsovereenkomst die de Vennootschap en de van tijd tot tijd door haar |
vertegenwoordigde B.V.'s heeft gesloten met de vakorganisaties zoals genoemd in de CAO. | |
Deelnemer | iedere persoon die op enig tijdstip op grond van het Pensioenreglement deelneemt in het Pensioenfonds. |
Gelieerde Onderneming | iedere rechtspersoon, onderneming of instelling die op enig relevant tijdstip is toegelaten tot het Pensioenfonds, tenzij het Pensioenfonds met deze rechtspersoon, onderneming of instelling een afzonderlijke uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten. |
Gepensioneerde | de persoon die een ouderdomspensioenuitkering ontvangt van het Pensioenfonds. |
Gewezen Deelnemer | iedere persoon van wie de deelneming in het Pensioenfonds anders dan door overlijden of pensionering is geëindigd en die krachtens het toepasselijke Pensioenreglement aanspraken jegens het Pensioenfonds heeft gekregen en behouden. |
Grondslag Premiebetaling | de in enig jaar geldende som van de pensioengrondslag voor de voorwaardelijke middelloonregeling tot de beschikbare premiegrens en de premiegrondslag voor zover boven deze BPR- grens. |
Opgebouwde rechten en aanspraken op pensioen | de rechten en aanspraken op pensioen die Werknemers opbouwen, waarvan de voorwaarden nader zijn uitgewerkt in het Pensioenreglement. Bij de bepaling van deze rechten en aanspraken wordt rekening gehouden met een eventuele doorgevoerde kortingsmaatregel. |
Pensioengrondslag | de pensioengrondslag is de som van de vaste pensioengrondslag en de variabele pensioengrondslag. De vaste pensioengrondslag per maand of jaar op enig tijdstip, is gelijk aan het voor de deelnemer geldende vast pensioengevend salaris per maand of jaar tot een maximum van de op dat moment geldende BPR-grens en verminderd met de franchise per maand of jaar op het desbetreffende tijdstip. De variabele pensioengrondslag per maand of jaar op enig tijdstip, is gelijk aan het voor de deelnemer geldende variabel pensioengevend salaris per maand of jaar op het desbetreffende tijdstip. Hierbij wordt – indien de franchise groter is dan het vast pensioengevend salaris – dit verschil in |
mindering gebracht op het geldende variabel pensioengevend salaris. | |
Pensioenovereenkomst | Hetgeen door Sociale Partners is overeengekomen betreffende pensioen |
Pensioenreglement | het/de geldende pensioenreglement(en) als bedoeld in de Statuten, met de daarbij behorende bijlagen. |
Pensioenspaarpremies | de in een periode door de Vennootschap van de Deelnemers ingehouden premies voor de vrijwillige pensioenregeling Individueel Pensioensparen zoals omschreven in artikel 11 van het Pensioenreglement 2015 (versie januari 2020). |
Premiegrondslag | de premiegrondslag in enige maand is gelijk aan het voor de deelnemer geldende vast pensioengevend salaris per maand voor zover dat groter is dan de BPR-grens in de betreffende maand, waarbij rekening zal worden gehouden met het maximum pensioengevend salaris zoals vermeld in lid 3.2 sub f en lid 3.3 sub d van het Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2020). De premiegrondslag op jaarbasis op enig tijdstip is 12 maal de op dat tijdstip geldende premiegrondslag per maand. |
Sociale Partners | partijen die de CAO hebben afgesloten. |
Statuten | de geldende statuten van het Pensioenfonds. |
Uitkeringsgerechtigde | de persoon, niet zijnde de Gepensioneerde, die recht heeft op een pensioenuitkering |
Uitvoeringsovereenkomst | deze overeenkomst, zoals die luidt op de datum van ondertekening of nadien na wijziging, met inachtneming van het gestelde in artikel 18 van deze Uitvoeringsovereenkomst. |
Vaste Premie | heeft de betekenis daaraan toegekend in artikel 3 lid 2 van deze Uitvoeringsovereenkomst. |
Vaste Premiepercentage | het premiepercentage zoals is geaccepteerd door het Pensioenfonds overeenkomstig artikel 3 lid 2 van deze Uitvoeringsovereenkomst. Dit vaste premiepercentage wordt vastgesteld door Sociale Partners en wordt telkens voor een bepaalde periode overeengekomen. Voor de periode 1 januari 2020 tot en met 31 december 2022 bedraagt dit percentage 23% van de Grondslag Premiebetaling. In dat percentage ligt een afzonderlijke vergoeding voor pensioenuitvoering besloten als bedoeld in artikel 3 lid 3 van deze Uitvoeringsovereenkomst. |
Vereist Eigen Vermogen | het vermogen dat benodigd is om met een zekerheid van 97,5% te voorkomen dat het Pensioenfonds binnen de periode van een jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de technische voorzieningen. |
Werknemer | de persoon die een arbeidsovereenkomst heeft met de Vennootschap of een Gelieerde Onderneming waarop de CAO van de Vennootschap van toepassing is of de persoon met wie de Vennootschap of een Gelieerde Onderneming een persoonlijke arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht heeft gesloten waarin de pensioenregeling van de Raad van Bestuur van toepassing is verklaard. |
Artikel 2 Algemene verplichtingen
1. De Vennootschap is verplicht, mede namens de Gelieerde Ondernemingen, alle Werknemers aan te melden bij het Pensioenfonds.
2. Iedere Partij verbindt zich tot nakoming van hetgeen bij of krachtens de Statuten en het Pensioenreglement ten aanzien van die Partij is bepaald.
3. Het Pensioenfonds verplicht zich de Deelnemers aanspraken op pensioen toe te kennen overeenkomstig de bepalingen van de Statuten en het Pensioenreglement.
4. Het Pensioenfonds verplicht zich bij de communicatie aan belanghebbenden rekening te houden met de bepalingen van de Pensioenovereenkomst.
Artikel 3 Premie
1. Ter dekking van de financiële gevolgen van de door het Pensioenfonds aangegane verplichtingen, zoals vastgelegd in de Statuten en het Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2020), zijn de Vennootschap én de Gelieerde Ondernemingen maandelijks, per de laatste dag waarop de Nederlandse banken zijn geopend aan het Pensioenfonds met inachtneming van de bepalingen van deze Uitvoeringsovereenkomst verschuldigd de Vaste Premie, aangevuld met de in lid 5 van dit artikel genoemde premies en koopsommen. De Vennootschap draagt de in dit artikel genoemde premies en koopsommen af, mede namens de Gelieerde Ondernemingen.
2. De Vaste Premie is in enig jaar gelijk aan het Vaste Premiepercentage vermenigvuldigd met de Grondslag Premiebetaling. Het gedurende een periode
geldende Vaste Premiepercentage wordt door Sociale Partners overeengekomen. Pas na acceptatie door het Pensioenfonds van het aldus overeengekomen Vaste Premiepercentage, bedoeld in de vorige volzin, werkt dit Vaste Premiepercentage door in de rechtsverhouding tussen enerzijds de Vennootschap en de Gelieerde Ondernemingen en anderzijds het Pensioenfonds.
3. In de Vaste Premie is een afzonderlijke vergoeding opgenomen ter dekking van de kosten van het Pensioenfonds om de pensioenregeling uit te voeren. Het Pensioenfonds brengt de vergoeding afzonderlijk in rekening aan de Vennootschap (vermeerderd met eventueel verschuldigde btw). Deze afzonderlijke vergoeding omvat in ieder geval, maar is niet beperkt tot, de kosten van pensioenadministratie en adviesdiensten. De hoogte van de vergoeding wordt jaarlijks overeengekomen.
4. De Vennootschap en Gelieerde Ondernemingen zullen nimmer meer of minder verschuldigd zijn dan de Xxxxx Xxxxxx, behoudens het bepaalde in lid 5 van dit artikel, met dien verstande dat de Vaste Premie nimmer minder zal bedragen dan de mogelijk op de Deelnemers te verhalen werknemersbijdrage. De Vennootschap is geen aanvullende vermogensdotaties, en/of bijstortingen, en/of vrijwillige bijdragen verschuldigd aan het Pensioenfonds. Het Pensioenfonds is geen premiekortingen of andere restituties, onder welke benaming dan ook, verschuldigd aan de Vennootschap.
5. In aanvulling op het bepaalde in lid 4 van dit artikel zijn de Vennootschap én de Gelieerde Ondernemingen maandelijks de volgende premies en koopsommen verschuldigd:
i. de premies voor de beschikbare premieregeling van de leden van de Raad van Bestuur, berekend op de in de ABTN van het Pensioenfonds opgenomen grondslagen,
ii. de premies voor de aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen, berekend over het pensioengevend salaris, voor zover dat uitstijgt boven het bedrag als opgenomen in artikel 18ga van de Wet op de Loonbelasting 1964 (2020: EUR 110.111) op de in de ABTN van het Pensioenfonds opgenomen grondslagen,
iii. de premies voor de aanspraken op nabestaandenpensioen op risicobasis, voorzover deze aanspraken op nabestaandenpensioen op risicobasis betrekking hebben op deelnemingsjaren voor 1 januari 2015 en voor zover het pensioengevend salaris uitstijgt boven het bedrag als opgenomen in artikel 18ga van de Wet op de Loonbelasting 1964 (2020: EUR 110.111), berekend op de in de ABTN opgenomen grondslagen,
iv. de op het salaris van Deelnemers ingehouden Pensioenspaarpremies, en voor zover de Deelnemer in de desbetreffende maand de pensioeningangsdatum bereikt doch uiterlijk op 31 december 2020, de koopsommen, bestemd voor de
financiering van aanspraken op voorwaardelijk ouderdomspensioen, als bedoeld in artikel 26.3 van het Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2020). De hoogte van de koopsommen wordt bepaald conform de grondslagen van de ABTN, met dien verstande dat de inkoopfactoren voor de inkoop in enig jaar zijn gebaseerd op de door DNB gepubliceerde RTS-curve ultimo het voorgaande jaar, vermeerderd met een solvabiliteitsopslag ter grootte van een percentage van het vereist eigen vermogen. Het hiervoor gehanteerde percentage wordt vastgesteld naar de situatie ultimo van het voorgaande jaar.
6. Op verzoek van de Vennootschap geeft het Pensioenfonds aan de Vennootschap of een daartoe door haar aangewezen persoon, een toelichting op de door het Pensioenfonds vastgestelde premies.
Artikel 4 Betaling Premie
1. Het Pensioenfonds verbindt zich jaarlijks per 1 januari een voorschotpremie vast te stellen, waartoe het Pensioenfonds binnen redelijke kaders de totaal door de Vennootschap en Gelieerde Ondernemingen over dat kalenderjaar verschuldigde premies en koopsommen, als bedoeld in artikel 3 van deze Uitvoeringsovereenkomst, schat. Bij significante wijzigingen in de premiegrondslagen is het Pensioenfonds gehouden binnen redelijke grenzen de voorschotpremie aan te passen.
2. De Vennootschap verbindt zich namens zichzelf en de Gelieerde Ondernemingen de voorschotpremie in 12 gelijke maandelijkse termijnen, uiterlijk op de laatste dag in de betreffende maand waarop de Nederlandse banken zijn geopend, te hebben bijgeschreven op de door het Pensioenfonds aangewezen bankrekening.
3. Binnen vijf maanden na afloop van elk kalenderjaar stelt het Pensioenfonds de over dat kalenderjaar totaal verschuldigde premies en koopsommen, als bedoeld in artikel 3 van deze Uitvoeringsovereenkomst, definitief vast.
4. Voor het geval de voorschotpremie lager is dan de overeenkomstig het vorige lid definitief totaal verschuldigde premies en koopsommen, verbindt de Vennootschap zich namens zichzelf en de Gelieerde Ondernemingen om binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar het verschil te hebben voldaan aan het Pensioenfonds.
5. Voor het geval de voorschotpremie hoger is dan de overeenkomstig het vorige lid definitief totaal verschuldigde premies en koopsommen, verbindt het Pensioenfonds zich om binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar het verschil te hebben voldaan aan de Vennootschap.
6. De Vennootschap en het Pensioenfonds zijn in geval van overschrijding van de in de voorgaande leden genoemde termijnen verplicht over het achterstallige bedrag
een rentevergoeding op maandbasis te betalen, ter hoogte van de zesmaands- Euribor met een opslag van 0,5%, maar nooit lager dan 2%. De rentevergoeding is verschuldigd vanaf het tijdstip waarop de genoemde termijn wordt overschreden.
Artikel 5 Premiedepot
1. Het Pensioenfonds verbindt zich een premiedepot aan te houden en te beheren waarin het Pensioenfonds de Vaste Premie zal storten. Het Pensioenfonds verbindt zich de waarde in dit depot, inclusief het rendement op het vermogen dat zich in het premiedepot bevindt, buiten beschouwing te laten bij de bepaling van de dekkingsgraad. Het Pensioenfonds onttrekt aan dit premiedepot de voor de financiering van de pensioenregeling(en) die val(t)(len) onder het Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2020) benodigde premie, bestaande uit:
i. de premie voor de opbouw van het ouderdomspensioen (voor de middelloonregeling zoals omschreven in het geldende Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2020)) en kapitaalgedekte partnerpensioen over het pensioengevende salaris tot de BPR-grens (berekend op een gedempte kostendekkende premie);
ii. de risicopremie voor de aanspraken op partner-, wezen- en arbeidsongeschiktheidspensioen op risicobasis over het volledige pensioengevende salaris, inclusief toekomstige deelnemerstijd voor actieven (berekend op een gedempte rentevoet);
iii. de BPR-bijdrage die is gebaseerd op de in de in het Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2020) omschreven beschikbare premiestaffel over het pensioengevende salaris boven de BPR-grens.
2. Indien aan het eind van enig jaar de in het premiedepot aanwezige middelen, na storting van de Vaste Premie voor het volgende jaar, ontoereikend zijn om de door Partijen geambieerde pensioenopbouw en risicodekkingen voor de volledige pensioenregeling in het volgende jaar te financieren, zal het Pensioenfonds met Sociale Partners hierover in overleg treden. Het Pensioenfonds zal hierbij Sociale Partners adviseren over een evenwichtige verdeling ten aanzien van zowel de korting voor de opbouw op basis van de uitkeringsovereenkomst (door het Pensioenfonds vast te stellen) als een verlaging van de premiestaffel als basis voor de beschikbare premieregeling (door Sociale Partners vast te stellen) voor het volgende jaar. Indien de in het premiedepot aanwezige middelen meer bedragen dan nodig is voor een langjarige financiering van de pensioenregeling, dan zal het Bestuur in overleg met Sociale Partners besluiten over de besteding van het meerdere in het premiedepot waarbij uitgangspunt is dat de middelen in het premiedepot toekomen aan de Deelnemers aan de middelloonregeling. Uit dit besluit kan op geen enkele wijze een 'constructive obligation' worden afgeleid zoals
bedoeld onder IAS 19. Het Pensioenfonds verbindt zich het beleggingsbeleid voor het premiedepot te richten op hoofdsombehoud en dit beleggingsbeleid nader uit te werken.
Artikel 6 Niet-nakoming betalingsverplichtingen
1. De Vennootschap en Gelieerde Ondernemingen zijn in gebreke indien zij de maandelijkse termijnen van de voorschotpremie, als bedoeld in artikel 4 lid 1 die zij gedurende een kalenderkwartaal verschuldigd worden, niet hebben voldaan binnen tien dagen na het einde van het desbetreffende kalenderkwartaal, dan wel indien zij de gehele definitieve jaarpremie, als bedoeld in artikel 4 lid 4 niet hebben voldaan binnen zes maanden na afloop van het betreffende kalenderjaar.
2. De Vennootschap kan incidenteel om zwaarwegende financiële redenen het Pensioenfonds verzoeken tot uitstel van nakoming van haar financiële verplichting tot maximaal zes maanden. Het Pensioenfonds zal een dergelijk verzoek alleen weigeren indien het verzoek niet op redelijke gronden is gebaseerd.
3. Wanneer de Vennootschap en de Gelieerde Ondernemingen in gebreke zijn ten aanzien van hun betalingsverplichtingen als bedoeld in leden 1 en 2 van dit artikel, zijn zij vanaf het moment van in gebreke zijn een rentevergoeding op maandbasis verschuldigd, ter hoogte van de zesmaands-Euribor met een opslag van 0,5%, maar nooit lager dan 2%, behoudens het bepaalde in het volgende lid van dit artikel. De rentevergoeding is verschuldigd vanaf het tijdstip waarop de genoemde termijn wordt overschreden.
4. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid zijn de Vennootschap en de Gelieerde Ondernemingen voor wat betreft de Pensioenspaarpremies, als bedoeld in artikel 3 lid 5 onderdeel iv, vanaf het moment van in gebreke zijn als bedoeld in leden 1 en 2 van dit artikel, op maandbasis een boeterente verschuldigd ter hoogte van de zesmaands-Euribor met een opslag van 0,5%, maar nooit lager dan 2%. De rentevergoeding is verschuldigd vanaf het tijdstip waarop de genoemde termijn wordt overschreden.
5. Wanneer sprake is van een premieachterstand, zoals bedoeld onder leden 1 en 2 van dit artikel, ter grootte van 5% van de totale jaarpremie en het Pensioenfonds tevens een eigen vermogen heeft dat lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen, informeert het Pensioenfonds elk kwartaal schriftelijk het Verantwoordingsorgaan, de centrale ondernemingsraad van de Vennootschap, alsmede de (Gewezen) Deelnemers en de Gepensioneerden.
Artikel 7 Herziening betalingsverplichtingen
De Vennootschap en de Gelieerde Ondernemingen hebben het recht tot herziening van hun bijdragen aan de pensioenregeling(en) in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden. Zodanige omstandigheden worden in beginsel aanwezig geacht indien de financiële positie van de Vennootschap of Gelieerde Ondernemingen een directe vermindering van de bijdrage noodzakelijk maakt. De Vennootschap verbindt zich het Pensioenfonds, alsmede de Deelnemers en andere belanghebbenden onverwijld schriftelijk te informeren over een desbetreffend besluit van de Vennootschap of Gelieerde Ondernemingen.
Artikel 8 Premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 3 zijn de Vennootschap en Gelieerde Ondernemingen voor de Deelnemers waarvoor recht bestaat op voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid en die een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ontvangen:
i. indien en zolang het dienstverband voortduurt geen of slechts gedeeltelijk premie verschuldigd, als volgt:
mate van arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer | mate waarin premie verschuldigd is |
80 tot 100% | 0% |
65 tot 80% | 20% |
55 tot 65% | 40% |
45 tot 55% | 50% |
35 tot 45% | 60% |
25 tot 35% | 70% |
15 tot 25% | 80% |
ii. indien het dienstverband is verbroken, zijn de Vennootschap en Gelieerde Ondernemingen over de periode vanaf het einde van het dienstverband geen nieuwe premies verschuldigd.
2. In afwijking van het bepaalde in artikel 3 zijn de Vennootschap en de Gelieerde Ondernemingen voor de Deelnemers en aspirant Deelnemers waarvoor recht bestaat op voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid en die een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen ontvangen:
i. indien en zolang het dienstverband voortduurt geen of slechts gedeeltelijk premie verschuldigd, als volgt:
mate van arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer | mate waarin premie verschuldigd is |
80 tot 100% | 0% |
65 tot 80% | 20% |
55 tot 65% | 40% |
45 tot 55% | 50% |
35 tot 45% | 60% |
ii. indien het dienstverband is verbroken, zijn de Vennootschap en Gelieerde Ondernemingen over de periode vanaf het einde van het dienstverband geen nieuwe premies verschuldigd.
Artikel 9 Gelieerde Ondernemingen en de Vennootschap
1. Een rechtspersoon, onderneming of instelling wordt als Gelieerde Onderneming tot het Pensioenfonds toegelaten en het Pensioenfonds verbindt zich aan de betreffende Werknemers aanspraken op pensioen toe te kennen overeenkomstig artikel 2 lid 3 indien:
iii. de Vennootschap het Pensioenfonds heeft verzocht de betreffende rechtspersoon, onderneming of instelling toe te laten;
iv. het Pensioenfonds schriftelijk heeft bevestigd dat het met het verzoek instemt en daarbij heeft aangegeven vanaf welk moment het Pensioenfonds bereid is de betreffende rechtspersoon, onderneming of instelling toe te laten; en
v. de Vennootschap zich verbindt om zorg te dragen dat de betreffende rechtspersoon, onderneming of instelling aan de Vennootschap bevestigt dat hij toetreedt tot deze Uitvoeringsovereenkomst en in dat kader de Vennootschap onherroepelijk heeft gemachtigd hem te vertegenwoordigen ter zake de uitvoering van deze Uitvoeringsovereenkomst;
2. Een Gelieerde Onderneming, daarbij vertegenwoordigd door de Vennootschap, is bij deze Uitvoeringsovereenkomst Partij ter zake van zijn eigen rechten en verplichtingen uit hoofde van deze Uitvoeringsovereenkomst. Een Gelieerde Onderneming kan zijn rechten uit deze Uitvoeringsovereenkomst uitsluitend uitoefenen via tussenkomst van de Vennootschap en de Vennootschap wordt door iedere Gelieerde Onderneming onherroepelijk gemachtigd, deze rechten namens de Gelieerde Onderneming uit te oefenen.
3. Het Pensioenfonds verbindt zich eerst van de Vennootschap nakoming van de verplichtingen van de Gelieerde Ondernemingen uit hoofde van deze Uitvoeringsovereenkomst te vragen. Indien de Vennootschap de niet-nakoming van een verplichting uit deze Uitvoeringsovereenkomst niet binnen een redelijke termijn heeft hersteld, is het Pensioenfonds bevoegd nakoming van die verplichting te vorderen van de Gelieerde Onderneming, die deze verplichting aangaat casu quo
van alle Gelieerde Ondernemingen proportioneel, in de verhouding waarin die verplichting de Gelieerde Ondernemingen aangaat.
Artikel 10 Gevolgen beëindiging overeenkomst
1. Met ingang van de datum waarop deze Uitvoeringsovereenkomst tussen Partijen eindigt, wordt de deelneming van de desbetreffende Werknemers in het Pensioenfonds beëindigd. De Gewezen Deelnemers hebben alsdan jegens het Pensioenfonds premievrije rechten op pensioen, overeenkomstig het bepaalde in het Pensioenreglement terzake beëindiging van de deelneming anders dan door het ingaan van het ouderdomspensioen of door overlijden.
2. Als de vermogenspositie van het Pensioenfonds toereikend is kan het Pensioenfonds op verzoek van de Vennootschap meewerken aan collectieve overdracht van de waarde van de bij het Pensioenfonds opgebouwde premievrije pensioenaanspraken aan de nieuwe pensioenuitvoerder, waar de Vennootschap de pensioenregeling voor haar Werknemers heeft ondergebracht, indien de Gewezen Deelnemers jegens die nieuwe pensioenuitvoerder tenminste gelijkwaardige premievrije en niet afkoopbare aanspraken verkrijgen, zulks ter beoordeling door het Pensioenfonds. Door de overdracht vervallen de aanspraken van de Gewezen Deelnemers jegens het Pensioenfonds.
3. De vermogenspositie van het Pensioenfonds wordt geacht toereikend te zijn als het pensioenvermogen van het Pensioenfonds groter is dan de contante waarde van het totaal van de in het Pensioenfonds opgebouwde rechten en aanspraken op pensioen, berekend op basis van de verzekeringstechnische grondslagen zoals vastgelegd in de ABTN.
4. Tenzij het Pensioenfonds anders beslist wordt ingeval van collectieve overdracht van de waarde als bedoeld onder lid 2 van dit artikel, de waarde van de opgebouwde premievrije aanspraken berekend op basis van de door het Pensioenfonds vastgestelde verzekeringstechnische grondslagen, zoals vastgelegd in de ABTN. Deze waarde zal worden bepaald en verschuldigd zijn op de datum waarop de deelneming is beëindigd. Bij betaling na deze datum wordt een rentevergoeding berekend die overeenkomt met het zesmaands Xxxxxxx (maar nooit lager dan nul). Indien de beleggingen die corresponderen met de waarde als bedoeld onder lid 2 van dit artikel bestaan uit een gesepareerd depot, verbindt het Pensioenfonds zich dit depot als waarde over te dragen.
5. Met betrekking tot de Deelnemers die ten tijde van het eindigen van deze Uitvoeringsovereenkomst recht hebben op een voortgezette pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid geldt het volgende. De voortzetting van de (premievrije) pensioenopbouw van deze Deelnemers blijft voor rekening van het Fonds. De Vennootschap en Gelieerde Ondernemingen kunnen ook na het eindigen
van deze Uitvoeringsovereenkomst de grondslag voor de berekening van bedoelde (premievrije) voortgezette pensioenopbouw verhogen. Als dat gebeurt, komen de kosten van dergelijke verhogingen (koopsommen ter grootte van het extra ouderdomspensioen dat ten gevolge van de grondslagverhoging wordt opgebouwd) voor rekening van de Vennootschap en Gelieerde ondernemingen. Als bij het eindigen van deze Uitvoeringsovereenkomst op basis van de Pensioenovereenkomst (nog) de mogelijkheid bestaat dat na het eindigen van deze Uitvoeringsovereenkomst sprake is van voornoemde verhogingen, dan zullen Partijen alsdan met betrekking tot de uitvoering van bedoeld onderdeel van de Pensioenovereenkomst een nieuwe uitvoeringsovereenkomst aangaan voor de periode vanaf het eindigen van deze Uitvoeringsovereenkomst. Deze afspraken zullen er niet toe leiden dat wordt afgedaan aan de kwalificatie van de regeling onder IFRS als Defined Contribution.
6. Zolang de Uitvoeringsovereenkomst niet door de Vennootschap is opgezegd, gaat het Pensioenfonds niet over tot ontbinding of liquidatie van het Pensioenfonds.
7. Alle bedragen die de Vennootschap en Gelieerde Ondernemingen op grond van deze Uitvoeringsovereenkomst aan het Pensioenfonds verschuldigd zijn geworden vóór het tijdstip dat deze Uitvoeringsovereenkomst eindigt, blijven onverminderd verschuldigd door de Vennootschap en Gelieerde Ondernemingen, ongeacht of deze bedragen na dit tijdstip opeisbaar worden.
Artikel 11 Gegevens
1. De Vennootschap en Gelieerde Ondernemingen zijn gehouden het Pensioenfonds gevraagd en ongevraagd te informeren over alle ontwikkelingen binnen de Vennootschap die van invloed kunnen zijn op de huidige en toekomstige pensioenverplichtingen.
2. Daarnaast verplichten de Vennootschap en Gelieerde Ondernemingen zich de in de bijlage bij deze Uitvoeringsovereenkomst genoemde gegevens inzake Werknemers tijdig en op de in die bijlage vastgelegde wijze, aan het Pensioenfonds te verstrekken.
3. De gevolgen voortvloeiende uit het niet, niet juist, niet tijdig of niet volledig aanleveren van gegevens inzake Werknemers aan het Pensioenfonds komen voor rekening van de Vennootschap en Gelieerde Ondernemingen.
4. De Vennootschap draagt er zorg voor dat haar externe accountant jaarlijks binnen zes weken na afloop van het boekjaar een assurance rapport afgeeft inzake de juistheid en volledigheid van de in de periode oktober van het voorgaande boekjaar tot en met september van het betreffende boekjaar door de Vennootschap aan het Pensioenfonds aangeleverde gegevens inzake Werknemers, en verplicht zich ertoe
bedoelde verklaring binnen die termijn ter kennis van het Pensioenfonds te brengen.
Artikel 12 Opstellen, wijzigen en uitvoering van het Pensioenreglement
1. De Vennootschap informeert het Pensioenfonds schriftelijk over iedere wijziging in de Pensioenovereenkomst. Het Pensioenfonds beoordeelt de wijzigingen in de Pensioenovereenkomst op uitvoeringsaspecten, zoals wettelijke bepalingen. Wanneer het Pensioenfonds heeft vastgesteld dat de wijzigingen in uitvoering genomen kunnen worden en het Pensioenfonds daartoe bereid is, draagt het Pensioenfonds er zorg voor dat het Pensioenreglement in overeenstemming is met de (wijziging van de) Pensioenovereenkomst, alsmede met de onderhavige Uitvoeringsovereenkomst. Het Pensioenfonds stelt dan uiterlijk binnen drie maanden nadat het Pensioenfonds is geïnformeerd over het van kracht worden van de gewijzigde Pensioenovereenkomst een gewijzigd Pensioenreglement op.
2. Het Pensioenfonds zal, met inachtneming van het bepaalde in de Statuten en het Pensioenreglement, besluiten tot het doorvoeren van de door de wetgever of De Nederlandsche Bank vereiste wijzigingen van het Pensioenreglement die niet van invloed zijn op de omvang of de aard van de pensioenaanspraken.
3. Het Bestuur zal met Sociale Partners in overleg treden over de door de wetgever of De Nederlandsche Bank vereiste wijzigingen van het Pensioenreglement die van invloed zijn op de omvang of de aard van de pensioenaanspraken. Dit overleg zal in dit geval niet afdoen aan de beslissingsbevoegdheid van het Bestuur omtrent de wijziging. Indien binnen de geldende termijn voor doorvoering van de door de wetgever of De Nederlandsche Bank vereiste wijzigingen geen wijziging van de Pensioenovereenkomst tot stand komt, kan het Pensioenfonds zelfstandig besluiten de noodzakelijke wijzigingen in het Pensioenreglement door te voeren. Een dergelijke wijziging zal er niet toe leiden dat wordt afgedaan aan kwalificatie van de regeling als Defined Contribution onder IFRS. Een dergelijke wijziging zal er evenmin toe leiden dat het Vaste Premiepercentage dat geldt tot en met 31 december 2022, en de definitie van Vaste Premie worden aangepast. Verder zal een dergelijke wijziging er niet toe leiden dat de verdeling van het Vaste Premiepercentage tussen de Vennootschap of een Gelieerde Onderneming en een Werknemer in de genoemde periode wordt aangepast.
4. Het Pensioenfonds kan slechts besluiten tot een afwijking van de in artikel 3.5 en
3.6 van het Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2020) vastgestelde franchise en BPR-grens, indien de Vennootschap daartoe een verzoek aan het Pensioenfonds heeft gedaan.
5. Het Pensioenfonds kan ten behoeve van een groep van Deelnemers afwijken van de bepalingen van het Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2020), als bedoeld in artikel 23 van Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2020), indien die afwijking geen negatieve invloed heeft op de dekkingsgraad van het Pensioenfonds en/of op de door de Vennootschap of Gelieerde Ondernemingen verschuldigde premie. Een dergelijke afwijking zal er niet toe leiden dat wordt afgedaan aan kwalificatie van de regeling als Defined Contribution onder IFRS. Een dergelijke afwijking zal ook niet leiden tot een hogere premie dan het Vaste Premiepercentage.
6. Bij aanvang van het deelnemerschap en op verzoek worden de deelnemende Werknemers van de Vennootschap en Gelieerde ondernemingen door het Pensioenfonds schriftelijk in kennis gesteld van de inhoud van het geldende Pensioenreglement. Binnen drie maanden na een wijziging in de Pensioenovereenkomst worden de Deelnemers door het Pensioenfonds schriftelijk op de hoogte gesteld van die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde Pensioenreglement op te vragen bij het Pensioenfonds. Het Pensioenfonds zendt binnen twee weken na totstandkoming van die wijziging van het Pensioenreglement aan De Nederlandsche Bank een door het Bestuur gewaarmerkt exemplaar van wijziging van het Pensioenreglement.
7. Het Pensioenfonds verleent slechts medewerking aan een inkomende collectieve waardeoverdracht indien de overdrachtswaarde ten minste gelijk is aan de voorziening pensioenverplichtingen volgens de actuariële grondslagen van het Pensioenfonds, vermeerderd met een zodanige opslag dat ten aanzien van de nieuwe verplichtingen het niveau van de actuele dekkingsgraad wordt bereikt.
Artikel 13 Toeslagverlening
1. Als de middelen van het Pensioenfonds naar het oordeel van het Bestuur, gehoord de actuaris, zulks toelaten, kan het Bestuur jaarlijks op 1 januari voor de:
i. Gepensioneerde: het ingegane recht op ouderdomspensioen en, zover van toepassing het bijbehorende partnerpensioen en wezenpensioen,
ii. Uitkeringsgerechtigde: het ingegane recht op pensioen,
iii. Deelnemer: de aanspraken op ouderdomspensioen, alsmede de aanspraken op partnerpensioen die vanwege een inkomende waardeoverdracht zijn toegekend,
iv. Gewezen Deelnemer: de premievrije aanspraken op pensioen bedoeld in artikel
14.1 Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2020),
v. ex-partner van de (Gewezen) Deelnemer: het verevende deel van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 17.1 Pensioenreglement 2015 (versie
1 januari 2020), of het eigen recht op ouderdomspensioen na conversie als bedoeld in artikel 17.3, dan wel de aanspraak op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 17.2 Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2020),
aanpassen overeenkomstig het percentage waarmee het consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens (afgeleid) over de maand september van het jaar voorafgaande aan de verlening van de toeslag afwijkt van dat prijsindexcijfer van de maand september van het daaraan voorafgaande jaar. Een negatieve inflatie (deflatie) zal niet leiden tot een neerwaartse aanpassing. Het toeslagpercentage zal als dan gesteld worden op 0.
2. De toeslagverlening is voorwaardelijk: er is geen recht op een toeslag en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre verlening van een toeslag kan plaatsvinden. Bij de berekening van een eventuele toeslag zal rekening gehouden worden met toekomstbestendige toeslagverlening. Het Bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de in dit lid bedoelde pensioenrechten en (premievrije) pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd maar deze wordt gefinancierd uit behaald beleggingsrendement op lange termijn. Met behaald rendement wordt bedoeld het rendement wat rest na de toevoeging aan de technische voorziening van rendement en wijziging van de rentetermijnstructuur. De toeslagverlening is hiermee in feite afhankelijk van de Beleidsdekkingsgraad.
3. Bij de vaststelling van bovenbedoelde toeslagen wordt uitgegaan van de Beleidsdekkingsgraad voorafgaand aan de datum waarop het Bestuur het toeslagpercentage vaststelt. Deze Beleidsdekkingsgraad wordt vastgesteld zonder rekening te houden met:
i. het kapitaal dat binnen de beschikbare premieregeling die is omschreven in artikel 10 Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2020); en
ii. de individueel pensioenspaarregeling die is omschreven in artikel 11 Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2020); en
De reguliere vaststelling voor de toeslag geschiedt in de december-vergadering.
4. Bij de bepaling van de hoogte van een eventuele toeslag worden de volgende regels gehanteerd:
i. Indien de Beleidsdekkingsgraad lager is dan 110% wordt geen toeslag verleend.
ii. Indien de Beleidsdekkingsgraad hoger is dan nodig voor een toekomstbestendige toeslagverlening kan een volledige toeslag verleend
worden. Dit houdt in dat er vermogen boven de Beleidsdekkingsgraad 110% moet zijn om een toeslag levenslang, samengesteld, te kunnen geven. Deze grens wordt jaarlijks bepaald.
iii. Bij een Beleidsdekkingsgraad tussen 110% en de grens die nodig is voor toekomstbestendige toeslagverlening kan een evenredige toeslag verleend worden. Voor de gepensioneerde, de uitkeringsgerechtigde en de (gewezen) deelnemer zal de evenredige toeslag worden vermeerderd tot het maximaal toegestane percentage dat volgens de Pensioenwet is toegestaan zoals dat volgt uit de rekenregel die is opgenomen in artikel 15 lid 3 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen.
iv. Het Bestuur kan besluiten het toeslagpercentage aan te passen ingeval de financiële positie van het Pensioenfonds daartoe aanleiding geeft.
5. Wanneer na toekenning van de toeslag de Beleidsdekkingsgraad zich nog boven het niveau bevindt wat nodig is voor toekomstbestendige toeslagverlening (en boven het niveau dat geldt voor het vereist eigen vermogen), kan het Bestuur besluiten tot een inhaaltoeslag. Voor elk jaar dat geen volledige toeslag is verleend, stelt het Bestuur een inhaaltoeslag vast. De kosten van de inkoop voor deze inhaaltoeslag mogen niet meer bedragen dan 20% van het vermogen dat aanwezig is boven de grens welke nodig is voor toekomstbestendige toeslagverlening.
6. De hiervoor vermelde leden zijn niet van toepassing op een variabele pensioenuitkering als bedoeld in artikel 10.10 sub b Pensioenreglement 2015 (versie 1 januari 2020). De variabele pensioenuitkering wordt ieder jaar aangepast aan de financiële mee- of tegenvallers als gevolg van het gerealiseerde beleggingsresultaat en/of het gerealiseerde sterfteresultaat en/of een gewijzigde levensverwachting.
Artikel 14 Solvabiliteitsdepot
1. De bijstortverplichting die de Vennootschap tot en met 31 december 2014 had, is via een eenmalige storting van EUR 196,0 miljoen afgekocht. Van deze eenmalige storting is een solvabiliteitsdepot gevormd. Daarmee is per 31 december 2014 iedere bijstortverplichting over het verleden komen te vervallen, ongeacht de ontwikkeling van de dekkingsgraad nadien. Dit betekent de facto dat de Vennootschap en Gelieerde Ondernemingen zich dan uitsluitend nog verplichten tot het betalen van de in artikel 3 genoemde premie. Uit deze eenmalige storting kan op geen enkele wijze een 'constructive obligation' worden afgeleid zoals bedoeld onder IAS 19.
2. Het solvabiliteitsdepot is onderdeel van het vermogen van het Pensioenfonds maar valt, inclusief het rendement op dit vermogen, buiten de door het Pensioenfonds
vast te stellen dekkingsgraad op basis waarvan het Pensioenfonds de toeslagverlening vaststelt. Het Bestuur beslist over de aanwending van de middelen in het solvabiliteitsdepot, waarbij evenwichtige belangenafweging in acht wordt genomen.
3. De middelen die per 31 december 2019 in het solvabiliteitsdepot resteerden, zouden in beginsel worden aangewend ter versterking van de vrije reserves van het Pensioenfonds. Het bestuur heeft op 21 november 2019 in eerste instantie besloten om het solvabiliteitsdepot vooralsnog onder bestaande condities voor een bepaalde periode na 31 december 2019 in stand te houden. Het bestuur heeft uiteindelijk op 17 december 2020 definitief besloten dat het solvabiliteitsdepot met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020 wordt meegenomen bij het vaststellen van de Beleidsdekkingsgraad op basis waarvan het Pensioenfonds de toeslagverlening vaststelt. Daarmee vervalt het solvabiliteitsdepot als apart onderdeel van het eigen vermogen. Sociale Partners zijn, conform de eerder hierover gemaakte afspraken, geïnformeerd over het definitieve besluit van het Bestuur.
Artikel 15 Vrijwillige pensioenregeling
1. Het Pensioenfonds biedt de Deelnemers de mogelijkheid om, zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt, door middel van de regeling Individueel Pensioensparen een pensioenkapitaal te verwerven. De Vennootschap draagt zorg voor periodieke of incidentele inhouding van de bijdragen op het salaris van de Deelnemer en betaling daarvan aan het Pensioenfonds.
2. Het Pensioenfonds stelt nadere regels met betrekking tot de uitvoering van de in het vorige lid van dit artikel bedoelde regeling. Hierbij worden in ieder geval regels gesteld omtrent de pensioensoorten waarvoor het pensioenkapitaal kan worden aangewend, de situatie bij overlijden van de Deelnemer, de instelling van één of meerdere spaardepots, de tarieven die gelden bij de aankoop van een pensioenuitkering, de rechten bij einde deelneming en de verdeling van het pensioenkapitaal bij einde huwelijk of gemeenschappelijke huishouding.
Artikel 16 Geschillen
1. Alle geschillen die over de uitleg of toepassing van de bepalingen van deze Uitvoeringsovereenkomst tussen Partijen mochten ontstaan, zullen worden voorgelegd aan een geschillencommissie.
2. Partijen verklaren de uitspraak van die geschillencommissie als bindend te beschouwen en naar de letter van deze uitspraak te handelen.
3. De onder lid 1 van dit artikel bedoelde geschillencommissie bestaat uit 3 personen, waarvan elke Partij er één benoemt. De aldus aangewezen 2 leden benoemen gezamenlijk binnen 30 dagen na hun beider benoeming een derde lid.
4. De geschillencommissie zal binnen 30 dagen na de benoeming van het laatste lid een uitspraak doen waarbij zij als goede mannen naar billijkheid oordeelt. Deze termijn kan met instemming van beide Partijen worden verlengd.
5. Een uitspraak van de geschillencommissie kan er niet toe leiden dat het Vaste Premiepercentage en de definitie van Vaste Premie worden aangepast. Verder kan een uitspraak van de geschillencommissie er niet toe leiden dat de verdeling van het Vaste Premiepercentage tussen de Vennootschap of een Gelieerde Onderneming en een Werknemer wordt aangepast.
Artikel 17 Duur en beëindiging
1. Deze Uitvoeringsovereenkomst treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2020. Door het in werking treden van deze Uitvoeringsovereenkomst vervallen alle eerder eventueel nog geldende (delen van) uitvoeringsovereenkomsten tussen Partijen.
2. Deze Uitvoeringsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd.
3. De Uitvoeringsovereenkomst kan door het Pensioenfonds en de Vennootschap door middel van een schriftelijke kennisgeving worden opgezegd tussen 30 september en 31 december van een kalenderjaar. Na opzegging in enig kalenderjaar eindigt de Uitvoeringsovereenkomst op 31 december van het volgende kalenderjaar. Met dien verstande dat het eerste moment dat deze Uitvoeringsovereenkomst door opzegging kan eindigen is op 31 december 2022.
4. De Uitvoeringsovereenkomst kan door het Pensioenfonds worden beëindigd indien de Vennootschap meer dan één maand geheel of gedeeltelijk in gebreke is als bedoeld in artikel 6, lid 1 van deze Uitvoeringsovereenkomst.
Artikel 18 Wijziging Uitvoeringsovereenkomst
Partijen kunnen wijzigingen en aanvullingen op deze Uitvoeringsovereenkomst overeenkomen. Deze zijn slechts geldig indien ze schriftelijk zijn vastgelegd in een aanvulling of supplement op deze Uitvoeringsovereenkomst die door beide Partijen is ondertekend.
Aldus opgemaakt en ondertekend in tweevoud, te Amersfoort op 24 december 2020,
Koninklijke KPN N.V. Stichting Pensioenfonds KPN
Xxxxx Xxxxxxxx Xxxxx xxx Xxxxxxx
CEO Voorzitter
Xxxxx Xxxxxx Secretaris