UITVOERINGSREGLEMENT
UITVOERINGSREGLEMENT
STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE DETAILHANDEL
2023
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN 4
Artikel 2 De verplichte pensioenregeling 4
Artikel 3 Aanvullende pensioenregeling 5
Artikel 4 Vrijwillige pensioenregeling (vervallen) 5
HOOFDSTUK II WIJZE VAN VASTSTELLING VAN DE VERSCHULDIGDE PREMIE 5
Artikel 5 Vaststelling van de premie voor de verplichte pensioenregeling 5
Artikel 6 Vaststelling van de premie voor de aanvullende pensioenregeling 6
Artikel 7 Verschuldigdheid van de premie 7
HOOFDSTUK III WIJZE VAN BETALING VAN DE PREMIE IN TERMIJNEN 7
Artikel 8 Betaling van de premie in termijnen 7
Artikel 9 Overschrijding betalingstermijn 8
HOOFDSTUK IV VERPLICHTING VAN DE WERKGEVER OM INFORMATIE
Artikel 10 Informatieplicht van de werkgever 9
Artikel 11 Niet nakomen van informatieplicht door de werkgever 10
Artikel 12 Informatieverstrekking door het pensioenfonds 10
HOOFDSTUK V PROCEDURES BIJ NIET NAKOMEN VAN PREMIEBETALINGS- ....................
Artikel 13 Melding premieachterstand 11
Artikel 14 Uitoefening rechtsmiddelen ter incasso 11
Artikel 15 Informeren van deelnemers over betalingsachterstand 11
HOOFDSTUK VI PROCEDURES BIJ WIJZIGING VAN DE PENSIOENOVEREENKOMST ........
Artikel 16 Aanpassing van het pensioenreglement aan de ......................................
HOOFDSTUK VII DE VOORWAARDEN WAARONDER TOESLAGVERLENING .....................
Artikel 17 Voorwaarden voor toeslagverlening 12
HOOFDSTUK VIII UITGANGSPUNTEN EN PROCEDURES BIJ BESLUITVORMING OVER ...
VERMOGENSTEKORTEN, VERMOGENSOVERSCHOTTEN EN ...............
Artikel 19 Sturingsmiddelen 13
Artikel 20 Aanpassing aan ontoereikende premie 13
Artikel 21 Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten 14
HOOFDSTUK IX MOGELIJKHEID OM PREMIEKORTING TE VERLENEN 14
HOOFDSTUK X MOGELIJKHEID TOT VRIJWILLIGE VOORTZETTING VAN DE .....................
PENSIOENREGELING NA BEEÏNDIGING VAN DE DIENSTBETREKKING 15
Artikel 24 Voortzetting deelneming door inactieve deelnemers 15
Artikel 25 Wettelijke voorwaarden bij vrijwillige voortzetting 15
HOOFDSTUK XI DE RECHTEN EN VERPLICHTINGEN MET BETREKKING TOT DE ..................
VRIJWILLIGE PENSIOENREGELING (vervallen) 15
HOOFDSTUK XII VRIJSTELLING VAN VERPLICHTE DEELNEMING IN .....................................
Artikel 27 Voorwaarden voor vrijstelling 16
Artikel 28 Redenen voor vrijstelling 16
Artikel 29 Procedure inzake verzoek tot vrijstelling 16
Artikel 30 Intrekking van de vrijstelling 16
Artikel 31 Nadere regelgeving 17
HOOFDSTUK XIII GEMOEDSBEZWAARDE WERKGEVERS 17
Artikel 32 Aanvraag van vrijstelling 17
Artikel 33 Vervangende spaarbijdrage 17
Artikel 34 Vrijstelling geldt voor vijf jaar 17
Artikel 35 Beëindiging vrijstelling 17
HOOFDSTUK XIV VRIJWILLIGE AANSLUITING 17
Artikel 36 Vrijwillige aansluiting 17
Artikel 38 Inwerkingtreding 19
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Definities
Voor dit reglement zijn de definities van toepassing zoals omschreven in de statuten en het pensioenreglement van het pensioenfonds, met uitzondering van de hieronder gedefinieerde begrippen.
het pensioenfonds:
de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel; sociale partners:
de in artikel 9, eerste lid, van de statuten genoemde werkgevers- en
werknemersverenigingen die partijen bij de CAO’s in de detailhandel naar het
pensioenfonds vertegenwoordigen; voorzittersoverleg:
de in functie zijnde werkgevers- en werknemersvoorzitter gezamenlijk; pensioenovereenkomst:
hetgeen tussen sociale partners is overeengekomen met betrekking tot pensioen zoals kan blijken uit bijvoorbeeld de CAO, een CAO-protocol of het pensioenreglement van het pensioenfonds inzake de verplichte deelneming in het pensioenfonds op grond van de verplichtstelling;
werkgever:
de werkgever die werknemers in dienst heeft die onder de verplichtstelling van het pensioenfonds vallen en niet is vrijgesteld van deelneming in het pensioenfonds, dan wel de werkgever die op vrijwillige basis bij het pensioenfonds is aangesloten waarbij is overeengekomen dat dit uitvoeringsreglement van toepassing is; deelnemer:
deelnemer in de verplicht gestelde pensioenregeling van het pensioenfonds; actieve deelnemer:
de deelnemer in dienst van een werkgever; inactieve deelnemer:
de deelnemer die niet meer in dienst is van een werkgever maar zijn deelneming na beëindiging van de dienstbetrekking heeft voortgezet, waarbij sprake kan zijn van arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, vervroegd uittreden dan wel vrijwillige voortzetting;
aansluitingsovereenkomst:
de uitvoeringsovereenkomst waarmee de vrijwillige aansluiting van een werkgever bij de verplichte pensioenregeling van het pensioenfonds wordt gerealiseerd, dan wel waarmee een aanvullende pensioenregeling bij het pensioenfonds wordt ondergebracht.
Artikel 2 De verplichte pensioenregeling
De verplichte pensioenregeling van het pensioenfonds is vastgelegd in hoofdstuk II van het pensioenreglement van het pensioenfonds. Werkgevers zijn gebonden aan de bepalingen in het pensioenreglement en tevens aan dit uitvoeringsreglement.
Artikel 3 Aanvullende pensioenregeling
1. Het pensioenfonds biedt werkgevers de mogelijkheid om naast de verplichte pensioenregeling van het pensioenfonds een aanvullende pensioenregeling bij het pensioenfonds onder te brengen. Deze regeling en de van toepassing zijnde voorwaarden en verplichtingen zijn nader omschreven in hoofdstuk III van het pensioenreglement van het pensioenfonds en de bijbehorende uitvoeringsovereenkomst. Dit uitvoeringsreglement is op de aanvullende pensioenregeling alleen van toepassing voor zover het in de betreffende uitvoeringsovereenkomst expliciet van toepassing is verklaard.
2. De door het pensioenfonds aangeboden collectieve aanvullende pensioenregeling betreft pensioenopbouw boven het maximum pensioengevend loon.
Artikel 4 Vrijwillige pensioenregeling (vervallen)
HOOFDSTUK II WIJZE VAN VASTSTELLING VAN DE VERSCHULDIGDE PREMIE
Artikel 5 Vaststelling van de premie voor de verplichte pensioenregeling
1. Dit artikel heeft betrekking op de premie voor de verplichte pensioenregeling van het pensioenfonds. De premie die voor de uitvoering van de verplichte pensioenregeling beschikbaar wordt gesteld, wordt steeds voor een periode van minimaal vijf jaar vastgesteld en zo nodig gewijzigd door het bestuur, na overleg met sociale partners. Daarbij wordt het bepaalde in hoofdstuk VI en in dit artikel in acht genomen. Het bestuur voert de verplichte regeling uit op basis van deze premie met inachtneming van de artikelen 20 en 21.
2. Voor iedere deelnemer wordt jaarlijks premie geheven voor de financiering van de verplichte pensioenregeling. Deze premie is een doorsneepremie uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag van de deelnemer. Het percentage van de doorsneepremie is voor alle deelnemers gelijk. De premie is door de werkgever verschuldigd. De werkgever kan een gedeelte van de premie op het loon van de deelnemer inhouden.
3. De premie is, met inachtneming van artikel 128 van de Pensioenwet, met ingang van 2021 vastgesteld op 24,75% van de pensioengrondslag. Hiervan kan de werkgever 6,075% of minder op het loon van de deelnemer inhouden. Voor werkgevers die vallen onder de Xxx Xxxxxxxxxxxxxx, Cao Textielgoederen Groothandel, Cao Drankindustrie en Groothandel Dranken en Xxx Xxxxxx-, leder- en lederwarenindustrie is de in de Cao afgesproken maximum werknemerspremie van toepassing.
4. De werkgever:
a. is niet aansprakelijk voor tekorten in de voorziening pensioenverplichtingen en/of de fondsreserves, noch direct via bijstortingen noch indirect door toekomstige premieverhogingen;
b. kan geen aanspraak maken op overschotten in het pensioenfonds, noch direct via terug stortingen noch indirect door toekomstige premieverlagingen.
5. Het bestuur kan de premie na iedere premievaststellingsperiode wijzigen, na overleg met sociale partners. Deze wijziging is alleen dan mogelijk indien gewijzigde of nieuwe economische en/of actuariële uitgangspunten daartoe
aanleiding geven en kan uitsluitend betrekking hebben op de vaststelling van de in artikel 128 van de Pensioenwet bedoelde premie voor de nieuw te verwerven pensioenaanspraken in de nieuwe premievaststellingsperiode, een en ander met inachtneming van het bepaalde in het vierde lid.
6. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het bestuur de premie, na overleg met sociale partners tussentijds wijzigen voor een nieuwe periode van minimaal vijf jaar voor de nieuw te verwerven pensioenaanspraken indien sprake is van een ingrijpende en onvoorziene wijziging van omstandigheden die zo zwaarwegend is dat een wijziging van de in artikel 128 van de Pensioenwet bedoelde premie voor de nieuw te verwerven pensioenaanspraken niet kan worden uitgesteld tot de in het vijfde lid bedoelde wijzigingsdatum. Daarbij kan het niet gaan om een wijziging als bedoeld in het vijfde lid, maar wel om – onder meer – een ingrijpende wijziging van het risicoprofiel van het deelnemersbestand als gevolg van toe- en of uittredingen van aangesloten werkgevers dan wel reorganisaties bij die werkgevers. Voorgaande situatie kan niet van invloed zijn op het bepaalde in het vierde lid.
7. Geen premie is verschuldigd over de periode waarover de pensioenopbouw wordt voortgezet wegens arbeidsongeschiktheid.
8. De premie wordt niet lager vastgesteld dan de kostendekkende premie. De kostendekkende premie wordt door het pensioenfonds vastgesteld op de manier als omschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het pensioenfonds.
9. Een wijziging van de premie wordt doorgevoerd met ingang van de eerste januari van een kalenderjaar. Indien de kostendekkende premie hoger dreigt te worden dan de geldende vastgestelde premie, treedt het pensioenfonds tijdig in overleg met sociale partners.
10. Als de premie hoger is vastgesteld dan de kostendekkende premie, kan het pensioenfonds het surplus benutten voor extra buffervorming voor herstel, of als kapitaaldekkingsopslag voor toekomstige toeslagverlening of voor andere doelen als omschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het pensioenfonds.
11. Als de kostendekkende premie hoger is dan voor sociale partners acceptabel is, kunnen sociale partners de pensioen overeenkomst aanpassen in die zin dat de hoogte van de op te bouwen aanspraken in de toekomst naar beneden wordt bijgesteld.
Artikel 6 Vaststelling van de premie voor de aanvullende pensioenregeling
1. Indien de werkgever met het pensioenfonds een aanvullende pensioenregeling is overeengekomen, wordt voor de desbetreffende deelnemers jaarlijks eveneens premie geheven voor de financiering van de aanvullende pensioenregeling. De premie die voor de uitvoering van de aanvullende pensioenregeling wordt beschikbaar gesteld, wordt steeds voor een periode van minimaal vijf jaar vastgesteld en zo nodig gewijzigd door het bestuur. Daarbij wordt het bepaalde in hoofdstuk VI en in dit artikel in acht genomen. Het bestuur voert de verplichte regeling uit op basis van deze premie met inachtneming van de artikelen 20 en 21.
2. De premie voor de aanvullende pensioenregeling is, met inachtneming van artikel 128 van de Pensioenwet, met ingang van 2021 vastgesteld op 26,4% van de excedentpensioengrondslag, mits de werkgever niet meer dan 100 werknemers heeft die deelnemen in de aanvullende pensioenregeling. Indien de werkgever meer dan 100 werknemers heeft die deelnemen in de
aanvullende pensioenregeling, kan het pensioenfonds een afwijkend premiepercentage vaststellen, waarbij rekening wordt gehouden met de gemiddelde leeftijd en de man/vrouw-samenstelling van die deelnemers. De werkgever kan een gedeelte van de premie op het loon van de deelnemer inhouden overeenkomstig de daarover gemaakte afspraak.
3. Op de premie voor de aanvullende pensioenregeling is het bepaalde in de leden 4 tot en met 11 van artikel 5 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7 Verschuldigdheid van de premie
1. De verschuldigde premie voor een deelnemer aan de pensioenregeling wordt berekend aan de hand van de (excedent)pensioengrondslag van de werknemer zoals omschreven in het pensioenreglement. In het pensioenreglement is ook opgenomen wat de premiebijdrage van de deelnemer aan de betreffende regeling is.
2. De premie voor de actieve deelnemers is door de werkgever verschuldigd aan het pensioenfonds. De werkgever houdt de premiebijdrage van de werknemer in op het loon van de deelnemer.
3. Voor zover de premie voor voortzetting van de deelneming van een inactieve deelnemer niet voor rekening van het pensioenfonds komt, is de premie verschuldigd door de inactieve deelnemer zelf en wordt deze tijdens de periode van voortzetting bij hem in rekening gebracht.
HOOFDSTUK III WIJZE VAN BETALING VAN DE PREMIE IN TERMIJNEN
Artikel 8 Betaling van de premie in termijnen
1. Het pensioenfonds stelt na afloop van elke loonperiode voor elke werkgever de verschuldigde premie vast. De premie wordt vastgesteld op basis van door de werkgever per loonperiode aan te leveren periodieke loonopgaven en/of andere door hem te verstrekken gegevens omtrent de persoon van de in de betreffende loonperiode in zijn dienst werkzaam geweest zijnde werknemers, het door hen verdiende loon en de gewerkte of verloonde uren, waarover dat loon werd genoten. Het pensioenfonds deelt het te betalen bedrag van de premie en de termijn waarbinnen de betaling dient te geschieden, schriftelijk aan de werkgever mee.
2. Afhankelijk van de verloningsperiode, maandelijks dan wel 4-wekelijks, zorgt het pensioenfonds ervoor dat de werkgever de premienota tijdig ontvangt. De premie dient uiterlijk betaald te zijn binnen 14 dagen nadat het pensioenfonds de premienota verzonden heeft.
3. Indien ten onrechte geen bedrag aan premie is vastgesteld dan wel na de vaststelling het te betalen bedrag van de premie blijkt, dat een lager bedrag is vastgesteld dan verschuldigd is, stelt het pensioenfonds het alsnog door de werkgever verschuldigde bedrag over de verstreken betalingstermijn vast. De laatste volzin van het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.
4. Indien een hoger bedrag aan heffing is vastgesteld dan verschuldigd is, stelt het pensioenfonds het verschuldigde op het juiste bedrag vast. Het teveel betaalde wordt aan de werkgever terugbetaald dan wel verrekend.
5. De wijze van vaststelling van de premie, alsook de betaling daarvan, worden verder geregeld door het bestuur. In bijzondere gevallen kan het bestuur afwijkingen van het bepaalde in de voorgaande leden dan wel in artikel 9 toestaan of voorschrijven.
Artikel 9 Overschrijding betalingstermijn
Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde premie of het van hem te vorderen voorschot is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim. Het pensioenfonds is dan bevoegd te vorderen:
a. de verschuldigde premie zoals bij de werkgever in rekening is gebracht; alsmede
b. rente over de verschuldigde premie vanaf de dag volgende op de dag dat de premie betaald had moeten zijn, waarbij de rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke handelsrente als bedoeld in de artikelen 6:119 a en 6:120, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, dat geldt op de datum waarop de rente door het pensioenfonds wordt gevorderd; alsmede
c. vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten zoals bedoeld in artikel 6:96, lid 2 sub c van het Burgerlijk Wetboek, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet, waarbij de buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op basis van een door het bestuur vastgestelde staffel; alsmede
d. vergoeding van de kosten van het vergaren en verstrekken van de door het pensioenfonds benodigde gegevens voor de vaststelling van de in te vorderen premie of het gevorderde voorschot; alsmede
e. een boete van een door het bestuur vast te stellen percentage van de verschuldigde premies met een door het bestuur vast te stellen maximum bedrag per jaar.
HOOFDSTUK IV VERPLICHTING VAN DE WERKGEVER OM INFORMATIE TE VERSTREKKEN
Artikel 10 Informatieplicht van de werkgever
1. De werkgever is verplicht om alle werknemers die aan de verplichte pensioenregeling deel moeten nemen bij het pensioenfonds aan te melden. Daarbij dient de werkgever ervoor zorg te dragen dat het pensioenfonds de beschikking krijgt over alle door het bestuur nodig geoordeelde gegevens. Deze gegevens dienen zoveel mogelijk in uniform formaat elektronisch of schriftelijk te worden aangeleverd op de wijze die door het pensioenfonds wordt verlangd
2. Indien de werkgever met het pensioenfonds een aanvullende pensioenregeling is overeengekomen, is hij verplicht om alle deelnemers die deelnemen in de aanvullende pensioenregeling bij het pensioenfonds aan te melden. De tweede en derde volzin van het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.
3. Indien een deelnemer deelneemt in de vrijwillige pensioenregeling van het pensioenfonds, is de werkgever verplicht de door het pensioenfonds voorgeschreven gegevens te verstrekken, die benodigd zijn voor de uitvoering van de vrijwillige pensioenregeling
4. De werkgever is verplicht aan een door het pensioenfonds aan te wijzen persoon inzage te verlenen in de administratie van de werkgever met betrekking tot de zakelijke gegevens en bescheiden, waarvan de inzage door het pensioenfonds nodig wordt geoordeeld voor een goede uitvoering van de pensioenregeling.
5. De werkgever dient ervoor te zorgen dat alle vereiste gegevens volledig, juist en tijdig worden verstrekt.
6. Er is sprake van tijdige verstrekking indien de hierna omschreven omstandigheden binnen één maand, nadat deze zich hebben voorgedaan, bij het pensioenfonds zijn gemeld:
x. xxxxxxxxxxxxxxx of het bereiken van de voor de verplichte pensioenregeling gelden toetredingsleeftijd van 20 jaar door werknemers, onder opgave van de benodigde personele gegevens;
b. uitdiensttreding van werknemers die deelnemer in het pensioenfonds zijn;
x. xxxxxxxxxxx in de persoonlijke gegevens van deelnemers zoals verandering van de mate van arbeidsongeschiktheid, verandering van deeltijdpercentage, het opnemen van onbetaald verlof, overlijden, (deeltijd)pensionering en vervroegen of uitstellen van het ouderdomspensioen.
7. De bij indiensttreding van een werknemer aan het pensioenfonds te verstrekken personele gegevens betreffen in ieder geval:
a. de naam van de deelnemer;
b. het adres van de deelnemer;
c. de geboortedatum van de deelnemer,
d. het Burgerservicenummer van de deelnemer;
e. de salarisgegevens van de deelnemer;
f. de datum van indiensttreding van de deelnemer; alsmede
g. overige gegevens waar het pensioenfonds om verzoekt voor zover deze gegevens nodig zijn om de juiste pensioenaanspraken van een deelnemer te kunnen vaststellen.
8. De werkgever levert periodiek, per vier weken dan wel per maand, de voor de premievaststelling benodigde gegevens aan.
9. De kosten die de werkgever maakt voor het vergaren en aanleveren van de door het pensioenfonds benodigde gegevens op de door het pensioenfonds voorgeschreven wijze komen voor rekening van de werkgever zelf.
10. De werkgever is verplicht het pensioenfonds ongevraagd en op diens verzoek te informeren over alle ontwikkelingen, waaronder wijzigingen in de bedrijfsactiviteiten van de onderneming en wijzigingen in de mate waarin er activiteiten op het vlak van detailhandel worden verricht, die van invloed kunnen zijn op de verplichte aansluiting bij het pensioenfonds of de uit de pensioenregeling voortvloeiende huidige en toekomstige pensioenverplichtingen van het pensioenfonds.
Artikel 11 Niet nakomen van informatieplicht door de werkgever
1. Bij niet voldoening aan het bepaalde in het voorgaande artikel is het pensioenfonds bevoegd de nodige gegevens naar beste weten vast te stellen en te hanteren bij het vaststellen van de premienota. De werkgever is aan deze vaststelling gebonden.
2. Het pensioenfonds is bevoegd in deze situatie een nader door het bestuur vast te stellen boete op te leggen.
3. De werkgever is aansprakelijk voor schade die het pensioenfonds lijdt als gevolg van het aanleveren van onvolledige, onjuiste of niet tijdige informatie door de werkgever. Daarbij wordt tevens als schade aangemerkt de uitkeringen die het pensioenfonds onvoorzien moet doen aan personen met betrekking tot wie de werkgever onvolledige, onjuiste of niet tijdige informatie heeft aangeleverd. Het pensioenfonds doet alleen een beroep op deze bepaling voor zover het feit dat het pensioenfonds de verplichting tot het doen van een uitkering niet kon voorzien een gevolg is van het feit dat de werkgever onvoldoende, onjuiste of niet tijdige informatie heeft aangeleverd.
Artikel 12 Informatieverstrekking door het pensioenfonds
1. Het pensioenfonds draagt er voor zorg dat de deelnemers in dienst van de werkgever worden geïnformeerd overeenkomstig de eisen in artikel 21 van de Pensioenwet. Deelnemers ontvangen van het pensioenfonds tijdig een Pensioen 1-2-3 en informatie over wijzigingen in de pensioenregeling van het pensioenfonds.
2. Het pensioenfonds kan op verzoek onder de volgende voorwaarden gegevens verstrekken aan sociale fondsen in de sectoren die onder de verplichtstelling van het pensioenfonds vallen:
a. De gegevens worden uitsluitend verstrekt ten behoeve van arbeids- en arbeidsmarktgerelateerde activiteiten die op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst door sociale fondsen worden uitgevoerd.
b. De door het pensioenfonds verstrekte gegevens mogen uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor het pensioenfonds de gegevens heeft verstrekt.
c. De door het pensioenfonds ter beschikking gestelde gegevens mogen uitsluitend voor publicatie worden gebruikt als:
• de publicatie niet op gespannen voet staat met het beleid,
standpunten en publicaties van het pensioenfonds;
• het pensioenfonds als bron wordt vermeld; en
• het pensioenfonds minimaal een week voor de datum van publicatie
van de inhoud van de publicatie op de hoogte wordt gesteld.
Het pensioenfonds is niet verantwoordelijk voor de bewerking van de gegevens en de inhoud van de publicatie.
d. Het pensioenfonds brengt de kosten die het voor de gegevensverstrekking maakt, in rekening bij het sociale fonds.
3. Het pensioenfonds kan een verzoek als genoemd in het tweede lid afwijzen.
HOOFDSTUK V PROCEDURES BIJ NIET NAKOMEN VAN PREMIEBETALINGS-VERPLICHTINGEN
Artikel 13 Melding premieachterstand
Het pensioenfonds informeert elk kwartaal schriftelijk het verantwoordingsorgaan wanneer sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het pensioenfonds te ontvangen jaarpremie en tevens niet voldaan wordt aan de bij of krachtens artikel 131 Pensioenwet geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen.
Artikel 14 Uitoefening rechtsmiddelen ter incasso
Indien de werkgever in gebreke blijft wat betreft het voldoen van de premie maakt het pensioenfonds gebruik van de rechtsmiddelen die het ter beschikking heeft.
Dat houdt onder meer in
- dat zo nodig een dwangbevel zal worden uitgebracht;
- dat beslag kan worden gelegd op goederen van de werkgever;
- dat uiteindelijk faillissement van de werkgever kan worden aangevraagd; en
- dat bestuurders van de werkgever hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld.
Artikel 15 Informeren van deelnemers over betalingsachterstand Het pensioenfonds is bevoegd de actieve deelnemers te informeren over een eventuele betalingsachterstand van de werkgever ook als geen sprake is van dekkingstekort als bedoeld in artikel 13. Het pensioenfonds gaat daar slechts toe
over als uiterste middel nadat de beschikbare rechtsmiddelen zijn toegepast en niet succesvol zijn gebleken.
HOOFDSTUK VI PROCEDURES BIJ WIJZIGING VAN DE PENSIOENOVEREENKOMST EN HET PENSIOENREGLEMENT
Artikel 16 Aanpassing van het pensioenreglement aan de pensioenovereenkomst
1. Het pensioenfonds stelt het pensioenreglement vast in overeenstemming met de pensioenovereenkomst en dit uitvoeringsreglement.
2. Voor de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk fungeert het voorzittersoverleg voor het pensioenfonds als aanspreekpunt van de sociale partners. Het voorzittersoverleg stemt het pensioenbeleid van het pensioenfonds zo nodig af met de sociale partners.
3. Het pensioenfonds adviseert de sociale partners over aan te brengen wijzigingen in de pensioenovereenkomst indien het pensioenfonds overeenkomstige wijziging van het pensioenreglement wenselijk vindt.
4. De sociale partners informeren het pensioenfonds zo spoedig mogelijk over iedere wijziging in de pensioenovereenkomst. De wijziging van de pensioenovereenkomst wordt in hoofdlijnen aangegeven. Het pensioenfonds is alsdan verplicht om het pensioenreglement aan te passen overeenkomstig de wijziging en heeft daarbij de bevoegdheid om de details van de wijziging uit te werken. Het pensioenfonds past binnen drie maanden na wijziging van de pensioenovereenkomst het pensioenreglement aan.
5. Het pensioenfonds is bevoegd, en daartoe door de sociale partners gemachtigd, het pensioenreglement te wijzigen zonder voorafgaande afstemming met de sociale partners indien de wijzigingen worden genoodzaakt door wetgeving of worden opgedragen door de toezichthouder en de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden en de werkgevers niet benadeeld worden door de wijziging.
6. Na elke inhoudelijke wijziging van het pensioenreglement voor zover deze wijziging betrekking heeft op de door het pensioenfonds uitgevoerde pensioenregeling, legt het pensioenfonds het pensioenreglement voor aan de sociale partners om zeker te stellen dat het pensioenreglement overeenstemt met de pensioenovereenkomst. Na positieve constatering daarvan door de sociale partners is de tekst van het pensioenreglement bepalend voor de inhoud van de pensioenovereenkomst. Het in dit lid bepaalde geldt niet voor wijzigingen als bedoeld in het vijfde lid.
HOOFDSTUK VII DE VOORWAARDEN WAARONDER TOESLAGVERLENING PLAATSVINDT
Artikel 17 Voorwaarden voor toeslagverlening
1. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks een toeslag verleend van maximaal de maatstaf genoemd in lid 3. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden
aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlenging wordt uit beleggingsrendementen gefinancierd.
2. Het pensioenfonds is bevoegd bij het vaststellen van het toeslagbeleid onderscheid te maken tussen verschillende soorten pensioenaanspraken en pensioenrechten, voor zover dat onderscheid wettelijk is toegestaan.
3. Het pensioenfonds houdt als maatstaf voor de toeslagverlening aan ‘het CBS consumentenprijsindex (CPI) alle bestedingen afgeleid’. Met ‘afgeleid’ wordt bedoeld dat de index is geschoond voor de invloeden van belasting- en accijnseffecten;
4. Eventuele toeslagverlening vindt altijd plaats per 1 januari van enig jaar en wordt verleend op de pensioenaanspraken en pensioenrechten per 31 december van het voorlaatste kalenderjaar, met inbegrip van eerder verleende toeslagen.
5. Nadat een toeslag is verleend maakt de toeslag deel uit van de pensioenaanspraak of het pensioenrecht.
HOOFDSTUK VIII UITGANGSPUNTEN EN PROCEDURES BIJ BESLUITVORMING OVER VERMOGENSTEKORTEN, VERMOGENSOVERSCHOTTEN EN WINSTDELING
Artikel 18 Herstelplannen
Bij een onderdekking respectievelijk reservetekort meldt het pensioenfonds dit terstond aan de toezichthouder. Het pensioenfonds stelt in dat geval binnen een termijn van drie maanden, of zoveel eerder als de toezichthouder bepaalt, een plan van aanpak op waaruit blijkt op welke wijze en op welke termijn de onderdekking of het reservetekort teniet zal worden gedaan.
Artikel 19 Sturingsmiddelen
Het pensioenfonds hanteert als financiële sturingsmiddelen het premiebeleid, het toeslagbeleid en het beleggingsbeleid. Tevens kan het pensioenfonds de sociale partners adviseren de pensioenovereenkomst aan te passen waar het de opbouw van toekomstige aanspraken betreft en kan het pensioenfonds als laatste middel de pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen.
Artikel 20 Aanpassing aan ontoereikende premie
1. Indien, in enig kalenderjaar, de premie naar het oordeel van het bestuur niet toereikend is ter financiering van de verplichte pensioenregeling, kan het bestuur, na ingewonnen schriftelijk advies van de actuaris, de opbouw van aanspraken in dat jaar verlagen.
2. Indien, in enig kalenderjaar, de premie naar het oordeel van het bestuur niet toereikend is ter financiering van de aanvullende pensioenregeling, kan het bestuur, na ingewonnen schriftelijk advies van de actuaris, de opbouw van aanspraken in dat jaar verlagen.
Artikel 21 Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten
1. Het pensioenfonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. het pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of artikel 132 van de Pensioenwet zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of artikel 139 van de Pensioenwet.
2. Het pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgevers schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3. De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgevers en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
HOOFDSTUK IX MOGELIJKHEID OM PREMIEKORTING TE VERLENEN
Artikel 22 Premiekorting
Het pensioenfonds kan uitsluitend korting verlenen op de kostendekkende premie indien ten aanzien van de pensioenverplichtingen wordt voldaan aan de wettelijke voorschriften in de Pensioenwet betreffende toereikende technische voorzieningen (artikel 126 Pensioenwet), het vereist eigen vermogen (art 132 Pensioenwet), de dekking door waarden (artikel 133 Pensioenwet) en de voorwaardelijke toeslagen kunnen worden nagekomen overeenkomstig het vastgestelde toeslagbeleid van het pensioenfonds.
Artikel 23 Terugstorting
Het pensioenfonds maakt geen gebruik van de wettelijke mogelijkheden tot terugstorting.
HOOFDSTUK X MOGELIJKHEID TOT VRIJWILLIGE VOORTZETTING VAN DE PENSIOENREGELING NA BEEÏNDIGING VAN DE DIENSTBETREKKING
Artikel 24 Voortzetting deelneming door inactieve deelnemers
1. In geval van beëindiging van de verplichte deelneming bestaan er mogelijkheden om de deelneming voor eigen rekening voort te zetten. Dan is er sprake van inactieve deelneming.
2. De voorwaarden waaronder vrijwillige voortzetting mogelijk is kunnen per pensioenregeling verschillen. De voorwaarden zijn vastgelegd in het pensioenreglement.
3. In principe is bij vrijwillige voortzetting de volledige premie verschuldigd door de inactieve deelnemer zelf. Het pensioenfonds kan bepalen dat indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan de premie, of een gedeelte van de premie, voor rekening komt van het pensioenfonds.
Artikel 25 Wettelijke voorwaarden bij vrijwillige voortzetting
1. De vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling duurt ten hoogste drie jaar vanaf de beëindiging van de dienstbetrekking.
2. Van de in het eerste lid genoemde termijn kan worden afgeweken indien:
a. de ex-werknemer ten tijde van de beëindiging van de dienstbetrekking arbeidsongeschikt is. De periode waarin sprake kan zijn van vrijwillige voortzetting is dan ten hoogste drie jaar of de duur van de arbeidsongeschiktheid indien deze langer is; of
b. de ex-werknemer na de beëindiging van de dienstbetrekking een periodieke uitkering ontvangt ter vervanging van in verband met de beëindiging van de dienstbetrekking gederfde inkomsten op grond van een tussen één of meer werkgevers en één of meer werknemers afgesproken regeling. De periode waarin sprake kan zijn van vrijwillige voortzetting is dan ten hoogste drie jaar of de periode waarin de uitkering wordt ontvangen indien deze langer is.
HOOFDSTUK XI DE RECHTEN EN VERPLICHTINGEN MET BETREKKING TOT DE VRIJWILLIGE PENSIOENREGELING (vervallen)
HOOFDSTUK XII VRIJSTELLING VAN VERPLICHTE DEELNEMING IN HET PENSIOENFONDS
Artikel 27 Voorwaarden voor vrijstelling
Een werkgever kan voor zijn werknemers, of voor een deel van zijn werknemers, bij het pensioenfonds een verzoek indienen om vrijstelling van de verplichte deelneming in het pensioenfonds. Bij het beslissen omtrent het verzoek is het pensioenfonds gebonden aan het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000. Het pensioenfonds kan aan het verlenen van vrijstelling voorwaarden verbinden.
Artikel 28 Redenen voor vrijstelling
Vrijstelling kan worden verleend:
a. in verband met een bestaande pensioenvoorziening (artikel 2 Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000);
b. in verband met groepsvorming (artikel 3 Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000);
c. in verband met eigen CAO (artikel 4 Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000);
d. in verband met onvoldoende beleggingsrendement (artikel 5 Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000); of
e. om andere redenen (artikel 6 Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000).
Artikel 29 Procedure inzake verzoek tot vrijstelling
Een verzoek tot vrijstelling dient schriftelijk en met redenen omkleed bij het pensioenfonds te worden ingediend. Daarbij dient te worden aangegeven wat de reden voor de verzochte vrijstelling is. Bij het behandelen van het verzoek en het nemen van een besluit naar aanleiding van het verzoek handelt het pensioenfonds overeenkomstig de voorschriften van de Algemene Wet Bestuursrecht.
Artikel 30 Intrekking van de vrijstelling
1. Een vrijstelling kan door het pensioenfonds worden ingetrokken, indien niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor vrijstelling, bedoeld in artikel 28, onder a, b of c, indien niet meer wordt voldaan aan de reden tot vrijstelling, bedoeld in artikel 28, onder e, of indien wordt gehandeld in strijd met een of meer aan de vrijstelling verbonden voorschriften. De vrijstelling, bedoeld in artikel 28, onder d, wordt uitsluitend op verzoek van de werkgever voor wiens werknemers vrijstelling is verleend ingetrokken; in afwijking hiervan kan deze vrijstelling door het pensioenfonds worden ingetrokken indien wordt gehandeld in strijd met de voorschriften die aan de vrijstelling verbonden zijn.
2. Een vrijstelling kan ook worden ingetrokken op verzoek van de werkgever voor wiens werknemers vrijstelling is verleend.
3. Per de datum dat de vrijstelling wordt ingetrokken, worden de desbetreffende werknemers deelnemer in het pensioenfonds en verwerven pensioenaanspraken overeenkomstig het pensioenreglement van het pensioenfonds. De in het verleden opgebouwde pensioenaanspraken kunnen onder voorwaarden worden overgedragen aan het pensioenfonds.
Artikel 31 Nadere regelgeving
Op vrijstellingsverzoeken is het bepaalde bij of krachtens het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 onverkort van toepassing, met dien verstande dat op vrijstellingen die zijn verleend vóór 26 april 1998, de beschikking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 29 december 1952, betreffende de vaststelling van richtlijnen voor vrijstelling van deelneming in een bedrijfspensioenfonds wegens bijzondere pensioenvoorzieningen, zoals deze luidde op 25 april 1998, van toepassing blijft.
HOOFDSTUK XIII GEMOEDSBEZWAARDE WERKGEVERS
Artikel 32 Aanvraag van vrijstelling
De werkgever die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, kan vrijstelling verkrijgen van premiebetaling aan het pensioenfonds. De werkgever dient zijn gemoedsbezwaren aan het bestuur aannemelijk te maken. Dit gebeurt door invulling en ondertekening van een hiervoor door het pensioenfonds opgestelde modelverklaring. Het pensioenfonds kan aan de vrijstelling voorwaarden verbinden.
Artikel 33 Vervangende spaarbijdrage
De vrijgestelde werkgever is een spaarbijdrage aan het pensioenfonds verschuldigd. Deze spaarbijdrage is gelijk aan de premie die bij de werkgever in rekening zou zijn gebracht als er geen vrijstelling was verleend. De werkgever houdt een deel van de spaarbijdrage op het salaris van zijn werknemers in. De verschuldigde spaarbijdrage en het in te houden deel daarvan zijn gelijk aan de pensioenpremies zoals genoemd in artikel 5, derde en zevende lid, indien van toepassing.
Artikel 34 Vrijstelling geldt voor vijf jaar
De aan een rechtspersoon verleende vrijstelling wegens gemoedsbezwaren vervalt na een periode van vijf jaar. Hierna kan een nieuwe vrijstelling worden verleend.
Artikel 35 Beëindiging vrijstelling
Een vrijstelling wordt door het pensioenfonds ingetrokken:
a. op verzoek van de vrijgestelde werkgever; of
b. als naar oordeel van het bestuur de gemoedsbezwaren niet meer aanwezig zijn.
De vrijstelling kan door het pensioenfonds worden ingetrokken als de door het pensioenfonds gestelde voorschriften niet door de vrijgestelde werkgever worden nageleefd. Na het intrekken of het vervallen van de vrijstelling wordt voor de werknemers van de vrijgestelde werkgever alsnog de pensioenregeling volledig van kracht. De voor en door hen betaalde spaarbijdragen worden dan als betaalde pensioenpremies beschouwd.
HOOFDSTUK XIV VRIJWILLIGE AANSLUITING
Artikel 36 Vrijwillige aansluiting
1. Vrijwillige aansluiting
Het pensioenfonds kan een uitvoeringsovereenkomst sluiten met een werkgever die niet onder de werkingssfeer van het pensioenfonds valt, maar die zich op vrijwillige basis bij het pensioenfonds wil aansluiten, indien:
a. de loonontwikkeling bij deze werkgever gemiddeld gelijk is aan die volgens het CBS-indexcijfer ‘Detailhandel’ van de CAO-lonen van de onder het pensioenfonds vallende detailhandelssectoren, exclusief bijzondere beloningen; of
b. er sprake is van een groepsverhouding tussen de werkgever die zich vrijwillig wil aansluiten en een andere werkgever die onder de werkingssfeer van het pensioenfonds valt; of
c. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de werkgever wel onder de werkingssfeer van het pensioenfonds viel.
2. Nadere voorwaarden
Het pensioenfonds kan nadere voorwaarden verbinden aan de vrijwillige aansluiting van de werkgever bij het pensioenfonds.
3. Uitvoeringsovereenkomst
In de tussen de vrijwillig aangesloten werkgever en het pensioenfonds gesloten uitvoeringsovereenkomst, zijn de verplichtingen van de werkgever in het kader van de vrijwillige aansluiting vastgelegd.
HOOFDSTUK XV KLACHTEN
Artikel 37 Klachten
1. Een werkgever die een klacht heeft over de wijze waarop de statuten, de pensioenreglementen en/of het uitvoeringsreglement van het pensioenfonds zijn of worden toegepast dan wel de wijze waarop de uitvoering plaatsvindt, niet zijnde een besluit van algemene strekking of een besluit als bedoeld in het tweede lid, kan een klacht indienen bij het pensioenfonds. De klachtenprocedure is opgenomen op de website van het pensioenfonds.
2. Een geschil dat betrekking heeft op:
a. toepassing van de regels voor de meting van de beleggingsperformance, bedoeld in bijlage 1 bij het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000;
b. toepassing van de rekenregels voor de berekening van de financiële bijdrage ter vergoeding van het verzekeringstechnisch nadeel dat het pensioenfonds bij de vrijstelling lijdt, bedoeld in bijlage 2 bij het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000;
c. toepassing van de rekenregels voor het toetsen van de actuariële en financiële gelijkwaardigheid, bedoeld in bijlage 3 bij het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000;
kan via een daartoe strekkend, bij voorkeur gezamenlijk, schriftelijk verzoek van de bij het geschil betrokken werkgever en het pensioenfonds ter bemiddeling worden voorgelegd aan de bemiddelaar, bedoeld in het Besluit bemiddelaar Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000. Aanvaarding van een voorstel van de
bemiddelaar door beide partijen verplicht hen af te zien van een beroep op de ter zake van hun geschil bevoegde rechter.
3. Degenen wiens belang rechtstreeks bij een besluit over vrijstelling als bedoeld in de artikelen 27 tot en met 35 is betrokken, kan na het doorlopen van de klachtenprocedure tegen een besluit om vrijstelling te verlenen of te weigeren of in te trekken, dan wel tegen de daaraan verbonden voorschriften beroep instellen bij de Rechtbank Rotterdam, sector bestuursrecht. Het beroepschrift wordt ingediend binnen zes weken na de dag waarop het besluit op het bezwaarschrift bekend is gemaakt. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het bestreden besluit en de gronden van het beroep. Tevens wordt een afschrift van het bestreden besluit bijgevoegd.
HOOFDSTUK XVI SLOTBEPALING
Artikel 38 Inwerkingtreding
Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2008 en laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2021.
A.H.J. Snellen X. Xxxxxx
Werkgeversvoorzitter Werknemersvoorzitter