Arrest
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. C.21.0327.N
GEBROEDERS CROP BOUWONDERNEMING nv, ingeschreven bij de KBO onder het nummer 0405.545.815, met als vereffenaar xx. Xxx Xxxxxxx, met kantoor te 0000 Xxxxxxxx, Xxxxxxxxxxxxxx 0.
eiseres,
vertegenwoordigd door xx. Xxxxx Xxxxxxx, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 0000 Xxxxxxxxx, Amerikalei 187/302, waar de eiseres woonplaats kiest,
tegen
1. F. L.,
2. A.-M. C.,
3. J.-P. L.,
verweerders,
vertegenwoordigd door xx. Xxxxx Xxxx, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 0000 Xxxxxxx, Terhulpensesteenweg 177/7, waar de verweerders woonplaats kiezen,
in aanwezigheid van
Mr. Peter D’ABSALMON, met kantoor te 8750 Wingene, Xxxxxxxxxxxxxxx 000, in de hoedanigheid van curator van het faillissement van TUINARCHITECTUUR EN TUINAANNEMING XXXXXXXXXX Xxxxxx nv, met zetel te 0000 Xxxxx, Deinsesteenweg 101, ingeschreven bij de KBO onder het nummer 0432.268.523,
tot bindendverklaring van het arrest opgeroepen partij.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van 26 november 2020.
Raadsheer Xxxx Xxxxxxxx heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal met opdracht Xxxxxxx Xxxxxxxxx heeft geconcludeerd.
II. CASSATIEMIDDELEN
De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan.
III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
(…)
Tweede middel
1. Krachtens artikel 1289 Oud Burgerlijk Wetboek heeft, wanneer twee personen elkaars schuldenaar zijn, tussen hen schuldvergelijking plaats, waardoor de twee schulden tenietgaan.
Krachtens artikel 1290 Oud Burgerlijk Wetboek heeft schuldvergelijking van rechtswege plaats uit kracht van de wet, zelfs buiten weten van de schuldenaars. De
twee schulden vernietigen elkaar op het ogenblik dat zij tegelijk bestaan, ten belope van hun wederkerig bedrag.
Krachtens artikel 1291, eerste lid, Oud Burgerlijk Wetboek, heeft schuldvergelijking alleen plaats tussen twee schulden die beide een geldsom of een zekere hoeveelheid vervangbare zaken van dezelfde soort tot voorwerp hebben en die beide vaststaande en opeisbaar zijn.
2. Uit deze bepalingen volgt dat wettelijke schuldvergelijking, die van rechtswege krachtens de wet plaatsheeft, onder meer vereist dat de twee schulden effen en dus vaststaande zijn.
Omdat de twee schulden elkaar op het ogenblik dat wettelijke schuldvergelijking plaatsvindt vernietigen, kunnen zij vanaf dat ogenblik geen interest meer voortbrengen.
3. Gerechtelijke schuldvergelijking verschilt van wettelijke schuldvergelijking doordat het bij gerechtelijke schuldvergelijking aan de rechter toekomt het bedrag van de wederzijdse schulden of een ervan te bepalen, waardoor beide schulden op het ogenblik van de rechterlijke uitspraak effen en dus vaststaande worden. Tot op dat ogenblik blijven de schulden, indien zij rentedragend zijn, verder interest opbrengen.
4. Uit het voorgaande volgt dat gerechtelijke schuldvergelijking dient te worden onderscheiden van de situatie waar de rechter het bestaan van wettelijke schuldvergelijking op een eerder ogenblik dan het vonnis vaststelt.
5. De appelrechters stellen vast en oordelen dat:
- schuldvergelijking een rechtsfeit is dat automatisch plaatsvindt van zodra aan de voorwaarden is voldaan en een partij er zich op beroept;
- aan alle voorwaarden voor schuldvergelijking is voldaan; een vaststaande en opeisbare schuld van de eiseres tegen de verweerders voor een bedrag van 133.293,60 euro in hoofdsom en een vaststaande en opeisbare schuld van de verweerders tegen de eiseres voor een bedrag van 175.140,86 euro;
- aangezien het bedrag dat de eiseres verschuldigd is hoger is dan het bedrag van de openstaande facturen en de verweerders deze pas sinds 2010 verschuldigd zijn, geen interest wordt toegekend aan de eiseres.
6. De appelrechters die aldus te kennen geven dat beide schulden op het ogenblik van het opeisbaar worden van de facturen van de eiseres vaststaande waren en dat op dat ogenblik wettelijke schuldvergelijking heeft plaatsgevonden waardoor de vordering van de eiseres volledig uitdoofde, verantwoorden naar recht hun beslissing om geen interest toe te kennen aan de eiseres.
Het middel kan niet worden aangenomen.
Dictum
Het Hof,
Verwerpt het cassatieberoep. Veroordeelt de eiseres tot de kosten.
Bepaalt de kosten voor de eiseres op 748,67 euro en op de som van 650 euro rolrecht verschuldigd aan de Belgische Staat.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit sectievoorzitter Xxxxx Xxxxxx, als voorzitter, en de raadsheren Xxxx Xxxxxxxx, Xxxxxxxx Xxxxx, Xxxx Xxxxxxxxxx en Xxxx Xxxxxxxxxx, en in openbare rechtszitting van 17 maart 2022 uitgesproken door sectievoorzitter Xxxxx Xxxxxx, in aanwezigheid van advocaat-generaal met opdracht Xxxxxxx Xxxxxxxxx, met bijstand van griffier Xxxxxx Xxxxxx Xxxxx.
X. Xxxxxx Xxxxx X. Xxxxxxxxxx X. Xxxxxxxxxx
X. Xxxxx X. Xxxxxxxx X. Xxxxxx
VOORZIENING IN CASSATIE
VOOR: NV GEBROEDERS CROP BOUWONDERNEMING, in
vereffening, met ondernemingsnummer 0405.545.815, met als vereffenaar xx. Xxx XXXXXXX, met kantoor te 0000 Xxxxxxxx, Xxxxxxxxxxxxxx 0,
eiseres tot cassatie,
bijgestaan en vertegenwoordigd door ondergetekende advocaat bij het Hof van Cassatie Xxxxx Xxxxxxx, kantoor houdend te 0000 XXXXXXXXX 1, Amerikalei 187/302, alwaar keuze van woonst wordt gedaan,
TEGEN: 1. de heer L. F.,
2. mevrouw C. A.-M.,
3. de heer L. J.-P.,
verweerders in cassatie,
MEDE INZAKE: TUINARCHITECTUUR EN TUINAANNEMING
XXXXXXXXXX X. NV, met ondernemingsnummer 0432.268.523, met maatschappelijke zetel te 0000 Xxxxx, Xxxxxxxxxxxxxx 000,
in gemeenverklaring van arrest opgeroepen partij,
Aan mevrouw de Eerste Voorzitter en de heer Voorzitter van het Hof van Cassatie,
Aan de Dames en Heren Raadsheren in het Hof van Cassatie,
Hooggeachte Heren en Dames,
Xxxxxxx heeft de eer een arrest aan uw beoordeling voor te leggen dat op 26 november 2020 op tegenspraak tussen de partijen werd gewezen door de eerste kamer van het hof van beroep te Gent (2019/AR/311 – 2019/AR/351).
FEITEN EN PROCEDUREVOORGAANDEN
Op 12 januari 2006 sloot Project S een architectuurovereenkomst met Buro- C voor het bouwen van een commercieel gelijkvloers met bovenliggende appartementen.
Op 22 mei 2006 droeg Project S al haar rechten over aan SPL4.
Op 23 november 2006 verleende de eigenaar van de gronden (de in gemeenverklaring van arrest opgeroepen partij) een opstalrecht aan SPL4 om op de gronden een project te ontwikkelen voor een periode van 3 jaar.
Op 28 november 2006 werd een bouwvergunning verleend aan SPL4.
SPL4 stelde xxxxxxx aan als hoofdaannemer. De werken werden aangevat op 25 juni 2007.
Op 5 mei 2008 werd het opstalrecht van SPL4 beëindigd en werd door de eigenaar een opstalrecht toegekend aan eiseres.
Bij onderhandse akte van 29 juni 2007 kochten verweerders een deel van het handelsgelijkvloers in het op te richten gebouw. De datum van 15 mei 2008 werd bedongen voor de voorlopige oplevering, met vertragingsboete van 130 euro per dag vertraging na ingebrekestelling. Op 13 juni 2008 werd de notariële akte verleden, waarbij eiseres optrad als verkoper.
Verweerders hebben vervolgens eiseres in gebreke gesteld wegens schending van de leveringstermijn. Voorts werden op 20 oktober 2008 de werken stilgelegd door de dienst Stedenbouw wegens inbreuk op de lijnstelling der gebouwen. Op 30 november 2009 bekwam eiseres de regularisatie en op 15 december 2009 de stedenbouwkundige vergunning, waarna 35 dagen later de werken konden worden hervat. Op 12 juli 2010 werd een aanvullende stedenbouwkundige regularisatievergunning bekomen.
Op 16 februari 2009 werd eiseres en de in gemeenverklaring van arrest opgeroepen partij door verweerders gedagvaard voor de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, in nietigverklaring dan wel ontbinding van de koopovereenkomst op grond van de vertraging en de stedenbouwkundige problemen. Bij tussenvonnis van 23 mei 2013 werd een deskundigenonderzoek bevolen. Tevens is de gemeente tussengekomen.
Op 20 mei 2010 heeft eiseres de architect gedagvaard voor de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, in vergoeding van de schade ten gevolge van de stillegging der werken. Bij tussenvonnis van 4 april 2011 werd een deskundigenonderzoek bevolen. Ook hier is de gemeente tussengekomen. Bij tussenvonnis van 22 juni 2018 werd de zaak verzonden naar de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Veurne.
Op 27 juni 2017 werd eiseres, de in gemeenverklaring van arrest opgeroepen partij, en de gemeente gedagvaard door verweerders, waarbij de samenvoeging werd gevraagd met de eerste procedure. Ook hier strekte de vordering tot schadevergoeding. De architect is vrijwillig tussengekomen in deze procedure, evenals SPL4.
Bij vonnis van 8 december 2018 werden de drie procedures samengevoegd. Xxxxxxx, de in gemeenverklaring van arrest opgeroepen partij, en de gemeente werden in solidum veroordeeld tot betaling aan verweerders van 67.264,79 euro in hoofdsom. Verweerders werden ten aanzien van eiseres veroordeeld tot betaling van 85.454,53 euro en 47.839,07 euro, waarbij dit bedrag in mindering dient te worden gebracht van de schuld van eiseres. De architect en de gemeente werden veroordeeld tot gedeeltelijke vrijwaring ten aanzien van eiseres, en tot betaling aan eiseres van 60.090,26 euro. Xxxxxxx werd op haar beurt veroordeeld tot gedeeltelijke vrijwaring van de gemeente.
Zowel verweerders als SPL4 hebben hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. De overige partijen hebben incidenteel beroep ingesteld.
In het bestreden arrest worden beide beroepen samengevoegd. Het hoger beroep van SPL4 wordt ongegrond verklaard. Het hoger beroep van verweerders wordt gegrond verklaard. Opnieuw rechtdoend, worden eiseres en de in gemeenverklaring van arrest opgeroepen partij in solidum en na schuldvergelijking met de bedragen in hoofdsom die verweerders aan eiseres verschuldigd zijn, veroordeeld tot betaling van 41.847,26 euro. Eiseres en de eigenaar worden wederzijds veroordeeld tot vrijwaring voor hun respectieve aandeel. De architect wordt veroordeeld tot betaling aan eiseres van 30.3672,40 euro en 30.045,13 euro. De overige vorderingen worden verworpen.
Xxxxx dit arrest wenst eiseres op te komen met de volgende middelen tot cassatie.
(…)
TWEEDE MIDDEL TOT CASSATIE
Geschonden wetsbepalingen
− De artikelen 1153 en 1289 tot en met 1299 van het oud Burgerlijk Wetboek.
Aangevochten beslissing
De appelrechters stellen vast dat verweerders nog bedragen verschuldigd zijn aan eiseres uit hoofde van onbetaalde facturen, en stellen gerechtelijke compensatie vast met de bedragen die eiseres verschuldigd is aan verweerders, waarbij zij geen interesten toekennen aan eiseres, op grond van volgende motieven:
“2. de schade van [eiseres]
2.1. Zij vordert de betaling van volgende openstaande facturen:
- factuur nr. 290029 d.d. 30.06.2010 : 85.454,53 euro, ten laste van [eerste en tweede verweerder];
- factuur nr. 290030 d.d. 30.06.2010: 47.839,07 euro ten laste van [derde verweerder].
Zij vordert de betaling van deze facturen, verhoogd met 15 % intrest vanaf 06.08.2010.
[Eerste t.e.m. derde verweerder] betwist niet dat deze facturen nog moeten betaald worden doch stelt dat:
- de prijsvermindering wegens mindere oppervlakte (13.586,16 euro) in mindering moet gebracht worden;
- er minstens schuldvergelijking moet gebeuren met de bedragen [verweerster] aan hen verschuldigd is;
- de intrest niet verschuldigd is, gezien de schuldvergelijking die moet gebeuren.
Schuldvergelijking is een rechtsfeit, dat automatisch plaats vindt, van zodra aan de voorwaarden voldaan is en een partij er zich op beroept. Aan alle voorwaarden voor schuldvergelijking is voldaan: vaststaande en opeisbare schuld van [eiseres] tegen [eerste t.e.m. derde verweerder] voor een bedrag van 133.293,60 euro in hoofdsom en vaststaande en opeisbare schuld van [eerste t.e.m. derde verweerder] tegen [eiseres] voor een bedrag van 175.140,86 euro.
Het feit dat de eigenaar in solidum met [eiseres] gehouden is tot het betalen van het bedrag van 175.140,86 euro aan [eerste t.e.m. derde verweerder] verhindert deze schuldvergelijking niet. leder van de gehouden schuldenaars heeft immers de verplichting tot het betalen van de ganse schuld. (vgl. X. Xxxxxx, Schuldvergelijking, 2010, p. 457 en 462).
Deze compensatie geldt evenwel als betaling, zodat ook de andere mede- schuldenaar ([vierde verweerster]) ten belope van het bedrag van 133.293,60 euro bevrijd is tegenover [eerste t.e.m. derde verweerder].
Aangezien het bedrag dat door [eiseres] verschuldigd is hoger is dan het bedrag van de openstaande facturen, en deze laatste pas sinds 2010 verschuldigd zijn, worden geen intresten toegekend aan [eiseres]” (bestreden arrest p. 26-27)
Grieven
Wanneer twee personen elkaars schuldenaar zijn, heeft krachtens de artikelen 1289 tot en met 1299 van het oud Burgerlijk Wetboek tussen hen schuldvergelijking plaats, waardoor de twee schulden teniet gaan, op de wijze en in de gevallen vermeld in deze artikelen.
De gerechtelijke schuldvergelijking krijgt slechts uitwerking vanaf de rechterlijke uitspraak en heeft geen terugwerkende kracht.
Daaruit volgt dat de interesten die de te verrekenen vorderingen genereren blijven lopen tot aan de dag van de uitspraak. De te verrekenen sommen zijn dus de hoofdsommen meer respectieve interesten tot het moment van uitspraak.
De appelrechters stellen vast dat verweerders nog bedragen verschuldigd zijn aan eiseres uit hoofde van openstaande facturen (133.293,60 euro in hoofdsom). Zij stellen schuldvergelijking vast met de sommen die eiseres verschuldigd is aan verweerders uit hoofde van vertragingsboetes en schadevergoedingen (175.140,86 euro).
Daarbij overwegen zij dat, “aangezien het bedrag dat door [eiseres] verschuldigd is hoger is dan het bedrag van de openstaande facturen, en deze
laatste pas sinds 2010 verschuldigd zijn, […] geen intresten [worden] toegekend aan [eiseres]”.
Door aldus geen interesten toe te kennen aan eiseres op het saldo in hoofdsom van de openstaande facturen, hoewel de facturen reeds sinds 2010 verschuldigd zijn, kennen de appelrechters ten onrechte terugwerkende kracht toe aan de gerechtelijke schuldvergelijking, en schenden zij de artikelen 1289 tot en met 1299 van het oud Burgerlijk Wetboek, voor zoveel als nodig in samenhang gelezen met artikel 1153 van het oud Burgerlijk Wetboek krachtens hetwelk inzake verbintenissen die alleen betrekking hebben op het betalen van een bepaalde geldsom, de schadevergoeding wegens vertraging in de uitvoering bestaat uit interesten op de hoofdsom.
TOELICHTING
Zie X. XXXXXX, Schuldvergelijking, Antwerpen, Intersentia, 2010, 74-75 (eigen nadruk):
“In geval van gerechtelijke schuldvergelijking treedt de schuldvergelijking in op de datum van de rechterlijke uitspraak. De gerechtelijke schuldvergelijking heeft dus geen retroactieve werking. Dit kan als volgt worden verklaard. In de rechterlijke uitspraak worden enerzijds het bestaan, de liquiditeit en de opeisbaarheid van de hoofdvordering vastgesteld en bevestigd. Anderzijds heeft de uitspraak de liquidatie van de tegenvordering tot gevolg. Dit impliceert dat de hoofd- en de tegenvordering pas op de datum van de rechterlijke uitspraak voor het eerst tegelijk aan alle voorwaarden voor de schuldvergelijking voldoen.
Als gevolg daarvan gaan zij onmiddellijk over en weer teniet ten belope van het laagste bedrag […]
De regel dat de gerechtelijke schuldvergelijking slechts uitwerking krijgt vanaf de rechterlijke uitspraak is in de praktijk voornamelijk relevant indien de eiser vóór de uitspraak van de rechter insolvent wordt. In
voorkomend geval kan de schuldvergelijking enkel nog plaatsvinden indien de te verrekenen vorderingen een nauwe samenhang vertonen. Een ander punt van relevantie zijn de interesten die de te verrekenen vorderingen genereren. Deze interesten en dus de totale waarde van de hoofdvordering blijven lopen tot aan de dag van de uitspraak”
Zie voor het gebrek aan retroactieve werking van de gerechtelijke schuldvergelijking nog J. ROODHOOFT, “Schuldvergelijking”, in Bestendig Handboek Verbintenissenrecht, 2018, V.3 – 24; X. XXXXX, “Gerechtelijke compensatie en beslag in eigen hand”, in Liber amicorum prof. em. X. Xxxxxx, Brussel, Story-Scientia, 1991, 111, nr. 8.
Op deze gronden en overwegingen besluit ondergetekende advocaat bij het Hof van Cassatie voor eiseres dat het U, Hooggeachte Dames en Heren, moge behagen het bestreden arrest te vernietigen, de zaak en de partijen te verwijzen naar een ander hof van beroep en uitspraak te doen over de kosten als naar recht.
Antwerpen, 30 juli 2021
Xxxxx Xxxxxxx
Bij de indiening ter griffie wordt bij deze voorziening het exploot van betekening van deze voorziening aan de verwerende en de in gemeenverklaring van arrest opgeroepen partijen gevoegd.