GEDEPUTEERDE STATEN DER PROVINCIE GRONINGEN
XXXXXXXXXXXX XXXXXX XXX XXXXXXXXX XXXXXXXXX
Xxxxxxxxx, 00 xxx 0000 Xx. 2013-20.991/20, MV
Zaaknummer 460825
Verzonden: 2 2 HE I 2013
Beschikken hierbij op de aanvraag van Teijin Aramid B.V. voor een veranderingsvergunning op grond van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht voor de inrichting gelegen aan de Oosterhorn 6 te Delfzijl.
1. OMGEVINGSVERGUNNING BESLUIT
1.1 Onderwerp
Gedeputeerde Staten van Groningen hebben op 10 januari 2012 een aanvraag ontvangen van Teijin Aramid (in het vervolg Teijin). De aanvraag gaat over een indirecte lozing via de zoutafvalwaterzuiveringsinstallatie (ZAWZI) van North Water op het Zeehavenkanaal.
De inrichting is gelegen aan de Oosterhorn 6 te Delfzijl, kadastraal bekend gemeente Delfzijl, sectie O, nr. 233 en nummer 212 (ged.) op het industrieterrein Oosterhorn binnen het Chemiepark Delfzijl.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer OLO 296435. Concreet wordt verzocht om:
1. een aanvraag voor een Watervergunning zoals bedoeld in artikel 6.2 van de Waterwet;
2. een omgevingsvergunning zoals bedoeld in de Wabo. De aanvraag heeft betrekking op een vergunning ex artikel 2.1, lid 1, onder e (milieu) juncto artikel 2.6, lid 1 Wabo.
1.2 Besluit
Gedeputeerde Staten besluiten:
1. gelet op artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de omgevingsvergunning te verienen, overeenkomstig de aanvraag en de daarbij behorende bescheiden;
2. dat het van Rijkswaterstaat verkregen advies van 22 januari 2013, nr. RWS 2013/3771, onverkort in de vergunning wordt opgenomen. Dat derhalve de in dit genoemde advies opgenomen voorschriften aan deze vergunning worden verbonden;
3. dat de vergunning wordt verieend voor onbepaalde tijd;
4. dat de vergunning wordt verieend voor de indirecte lozing op het Zeehavenkanaal.
1.3 Ondertekening en verzending
Deze beslissing is namens Gedeputeerde Staten genomen door het lid van Gedeputeerde Staten dat het onderwerp in portefeuille heeft.
Groningen, 14 mei 2013.
Gedeputeerde Staten van Groningen:
, voorzitter.
secretaris.
Een exemplaar van dit besluit is gezonden aan:
Teijin Aramid t.a.v. de heer J.G.W. Porre, Xxxxxxx 000, 0000 XX, Xxxxxxxx;
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl,Postbus 20.000, 9930 PA, Delfzijl;
De burgemeester van de gemeente Delfzijl, Xxxxxxx 00.000, 0000 XX, Xxxxxxxx; Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Xxxxxxx 00.000, 0000 XX, Xxx Xxxx; Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), Xxxxxxx 00.000, 0000 XX, Xxx Xxxx;
Inspectie SZW (Arbeidsinspectie), Postbus Al lO MHC, Xxxxxxx 000, 0000 XX, Xxxxxxx; Bestuur van de veiligheidsregio. Xxxxxxx 000, 0000 XX, Xxxxxxxxx;
Groningen Seaports, Xxxxxxx 00.000, 0000 XX Xxxxxxxx.
2. OMGEVINGSVERGUNNING PROCEDUREEL
2.1 Gegevens aanvrager
Op 10 januari 2012 hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen van Teijin Aramid B.V. voor de inrichting van Teijin, gelegen aan de Oosterhorn 6 te Delfzijl, kadastraal bekend gemeente Delfzijl, sectie O, nr. 233 en nummer 212 (ged.) op het industrieterrein Oosterhorn binnen het Chemiepark Delfzijl.
2.2 Projectbeschrijving
De watervergunning bevat voorschriften voor een directe lozing op het Zeehavenkanaal en voorschriften voor de lozing op de ZAWZI van North Water te Farmsum..
Met de komst van de Waterwet (22 december 2009) zijn de indirecte lozingen zoals de lozing op de ZAWZI overgeheveld naar de Wabo. De indirecte lozingen moeten nu geregeld worden via de omgevingsvergunning.
De vigerende watervergunning voor het afvoeren van afvalwater naar het Zeehavenkanaal is geldig tot 7 juli 2013 (beschikking van Rijkswaterstaat: 28 februari 2012, nummer DNN 2012/879) en dient te worden vervangen door een nieuwe vergunning. De aanvraag voor een nieuwe watervergunning is tevens aanleiding geweest om de indirecte lozing opnieuw te toetsen via de gelijktijdige dan wel parallelle indiening van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de indirecte lozing.
Voor de indirecte lozing wordt een omgevingsvergunning aangevraagd bij Gedeputeerde Staten. Voor de directe lozing een watervergunning bij Rijkswaterstaat Noord-Nederiand (ministerie van l&M).
2.3 Huidige vergunningsituatie
Op 24 juli 2007 is een revisievergunning verieend aan Teijin Aramid B.V.
Op 12 juli 2007 (kenmerk DNN 2007/3046) is een watervergunning verieend aan Teijin Aramid B.V.
Vanaf de inwerkingtreding van de Waterwet (22 december 2009) is het bevoegd gezag voor de indirecte lozing overgegaan naar Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen.
2.4 Bevoegd gezag
Gelet op de projectbeschrijving, alsmede op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij horende bijlage zijn wij het bevoegd gezag om de integrale omgevingsvergunning te verienen of (gedeeltelijk) te weigeren. Daarbij zijn wij er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk dat in ons besluit alle aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. Verder dienen wij ervoor zorg te dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd. In onderhavig geval gaat het echter uitsluitend om een indirecte lozing.
2.5 Coördinatie met Watervergunning
Samen met deze aanvraag voor de indirecte lozing is een aanvraag om een vergunning op grond van de Waterwet ingediend. Wij dienen gelet op artikel 3.21 Wabo in te gaan op de invloed die de samenhang tussen de omgevingsvergunning enerzijds en de watervergunning anderzijds heeft gehad op de inhoud van de omgevingsvergunning. Het bevoegd gezag met betrekking tot de Watervergunning heeft op grond van artikel
3.19 Wabo een advies uitgebracht over de samenhang van de beschikkingen. Dit advies is integraal in deze beschikking overgenomen.
2.6 Ontvankelijkheid en opschorting procedure
Artikel 2.8 van de Wabo biedt de grondslag voor een geharmoniseerde regeling van de indieningsvereisten. Dit betreft de gegevens en bescheiden die bij een aanvraag om een omgevingsvergunning moeten worden overgelegd om tot een ontvankelijke aanvraag te komen. De regeling is uitgewerkt in paragraaf 4.2 van het Bor, met een nadere uitwerking in paragraaf 4.3 van de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) (jo. hoofdstuk 2 in geval van bouwactiviteiten).
Na de ontvangst van de aanvraag in het omgevingsloket (OLO) op 10 januari 2012 hebben wij deze aanvraag aan de hand van de Mor getoetst op ontvankelijkheid.
Op 12 april 2012 is per brief een verzoek om aanvullende gegevens aan de aanvrager verzonden. De aanvullende gegevens zijn op 15 oktober 2012 ontvangen.
2.7 Procedure en zienswijzen
Deze beschikking is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. Gelet hierop zijn wij niet verplicht om van de aanvraag kennis te geven in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze.
Wij hebben de ontvangst van de aanvraag bij brief van 16 januari 2012, nr. 2012-02071/1, MV, bevestigd aan de aanvrager.
2.7.1 Adviezen
In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.5 van het Bor, hebben wij de aanvraag op 16 januari 2012 ter advies aan de volgende instanties/bestuursorganen gezonden:
College van burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl,Postbus 20000, 9930 PA Delfzijl, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx,
Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx, Inspectie SZW (Arbeidsinspectie), Postbus Al lO MHC, Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxx, Bestuur van de veiligheidsregio. Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxx, en Rijkswaterstaat, Dienst Noord Nederiand, Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxxx.
Rijkswaterstaat heeft ons bij brief van 28 januari 2013, nr. RWS-2013/3771 (advies van 22 januari 2013, nr. RWS 2013/3771) geadviseerd.
2.7.2 Ter inzage ontwerpbeschikking
het ontwerp van de beschikking heeft van 11 maart 2013 tot 22 april 2013 ter inzage gelegen in het gemeente- huis van de gemeente Delfzijl en in het provinciehuis te Groningen. Een ieder is gedurende die termijn in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen.
Het ontwerpbesluit is gepubliceerd in het Dagblad van het Noorden van 9 maart 2013 en op de provinciale website. Daarnaast is het ontwerpbesluit bij brief van 6 maart 2013, nr. 2013-10.153,MV, toegezonden aan de aanvrager en belanghebbenden. Daarnaast zijn de adviseurs in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het ontwerpbesluit.
2.7.3 Zienswijzen
Van mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen is geen gebruik gemaakt.
2.7.4 Ter inzage definitieve beschikking
Van 27 mei 2013 tot en met 8 juli 2013 heeft de beschikking ter inzage gelegen in het gemeentehuis van de gemeente Delfzijl en in het provinciehuis. Het besluit is gepubliceerd in het Dagblad van het Noorden van 25 mei 2013 en op de provinciale website. Daarnaast is het besluit toegezonden aan de aanvrager en aan de adviseurs.
3. OVERWEGINGEN EN TOETSINGEN
3.1 Bindend advies
Met het oog op de samenhang tussen de gevraagde beschikking en de indirecte lozing is een bindend advies door Rijkswaterstaat (art. 2.26, lid 2 Wabo) uitgebracht. Een bindend advies moet onverkort worden opgenomen in de vergunning en er mag niet van worden afgeweken. Voor de inhoud hiervan verwijzen wij naar de bijlage "Advies van Rijkswaterstaat van 22 januari 2013, nr. RWS 2013/3771".
3.2 Conclusie
Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op de indirecte lozing naar het Zeehavenkanaal zijn er geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren. Voor de overwegingen verwijzen we naar de bijlage "advies van Rijkswaterstaat.
In het advies van Rijkswaterstaat zijn de voor deze activiteit relevante voorschriften opgenomen. Deze verbinden wij onverkort aan ons besluit.
BIJLAGE 1 : ADVIES RIJKSWATERSTAAT/Min. Xxx l&M d.d. 22 januari 2013
Advies
Datum Nummer Onderwerp
22 januari 2013 RWS 2013/3771
Advies voor het brengen (lozen) van stoffen van het bedrijf Teijin Aramid B.V. via de zawzi, in het Zeehavenkanaal te Delfzijl
Pagina 1 van 34
Inhoudsopgave
1 . AANHEF 3
2. ADVIES 3
3. VOORSCHRIFTEN 4
4 . AANVRAAG 7
5 TOETSING VAN DE AANVRAAG AAN DE DOELSTELLINGEN VAN HET WATERBEHEER 9
6. CONCLUSIE 27
BIJLAGE 1 : BEGRIPSBEPALINGEN 28
BIJLAGE 2 32
BIJLAGE 3: SCHEMA AFVALWATERSITUATIE 33
BIJLAGE 4 : OVERZICHT METINGEN EMISSIEPUNTEN NAAR WATER 34
Pagina 2 van 34
1 . Aanhef
1 . Aanhef
De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 6 januari 2012 een verzoek om advies ontvangen met betrekking tot een aanvraag van Teijin Aramid B.V., verder te noemen Teijin Aramid, voor een wijzigingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
De aanvraag betreft het brengen ("lozen') van stoffen via de zoute afvalwater zuiveringsinrichting (zawzi)van North Water, in het Zeehavenkanaal. De inrichting van Teijin Aramid is gelegen aan de Oosterhorn 6, te Farmsum (gemeente Delfzijl).
2. Advies
Gelet op de bepalingen van de Wet milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Waterwet en de hieronder vermelde overwegingen adviseert de minister van Infrastructuur en Milieu als volgt:
• Gezien het belang van het bedrijf om afvalwater te kunnen lozen en gezien de te verwachten aard en de omvang van het te lozen afvalwater in relatie tot de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewateriichaam wordt de lozing onder voorschriften aanvaardbaar geacht en bestaan er geen bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning.
o Aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen.
Voor een toelichting op de in dit advies vermelde begrippen en afkortingen wordt verwezen naar bijlage 1 van dit advies.
Pagina 3 van 34
3. Voorschriften
Voorschrift 1 Afvalwaterstromen
1. Het brengen van stoffen via de riolering op de zawzi mag uitsluitend bestaan uit de hieronder
genoemde afvalwaterstromen.
a) Afvalwater afkomstig van de PPD-fabriek - W l
b) Afvalwater afkomstig van de TDC-fabriek - W2
c) Afvalwater afkomstig van de oliefornuizen - W6
d) Huishoudelijk afvalwater - W7
e) Afvalwater afkomstig van de werkplaats - W8
f) Afvalwater afkomstig van de speelplaats en bronneringswater - W16
2. De lozing van het afvalwater dient plaats te vinden via "W14' met de bijbehorend meetpunt, zoals is aangegeven op het schema in bijlage 3, behorende bij deze beschikking.
Lozingseisen op koolkolomme n PPD-fabriek (Wl )
Voorschrif t 2
1. De te lozen hoeveelheid aniline afkomstig van de PPD-fabriek (Wl), mag niet meer bedragen dan de in Tabel 1 genoemde hoeveelheid.
2. De concentratie aan aniline dient te worden gemeten op meetpunt W l zoals aangegeven in bijlage 3 bij deze beschikking, en te worden bepaald volgens de in Tabel 1 genoemde analysemethode met inachtneming van de bijbehorende rapportagegrens.
Tabel 1 Lozingseis op meet | :punt W l | |||
Parameter | waarde* | eenheid | analysemethode | rapportagegrens |
Aniline | 5 | kg/jaar | Y045 | 0,05 pg/l |
Legenda:
de hoeveelheid van aniline wordt bepaald als de som van de voortschrijdende rekenkundige dagvracht, berekend over een periode van 365 aaneengesloten dagen.
Lozingseisen tetra TDC-fabriek (W2 )
Voorschrift 3
1. De te lozen hoeveelheid tetra, afkomstig van de tetrastripper AC-7802 in de TDC-fabriek (W2), mag niet meer bedragen dan de in Tabel 2 genoemde hoeveelheid.
2. De concentratie aan tetra dient te worden gemeten op meetpunt W2 zoals aangegeven in bijlage 3 bij deze beschikking, en te worden bepaald volgens de in Tabel 2 genoemde analysemethode met inachtneming van de bijbehorende rapportagegrens.
Tabel 2 Lozingseis meetpu | nt W2 | |||
Parameter | waarde* | eenheid | analysemethode | rapportagegrens |
Tetra | 5 | kg/jaar | ISO 11423 | 0,01 mg/l |
Legenda:
de hoeveelheid tetra wordt bepaald als de som van de voortschrijdende rekenkundige dagvracht, berekend over een periode van 365 aaneengesloten dagen.
Pagina 4 van 34
Voorschrif t 4
1. De te lozen hoeveelheden CZV en N-totaal, afkomstig van 'Verzamelput' (W14), mogen niet meer bedragen dan de in Tabel 3 genoemde hoeveelheden.
2. De concentraties aan genoemde parameters dient te worden bepaald op meetpunt W14 zoals aangegeven in bijlage 3 bij deze beschikking en te worden bepaald volgens de in Tabel 3 genoemde analysemethode met inachtneming van de bijbehorende rapportagegrens.
Tabel 3 Lozingseisen meetpunt W14
Parameter waarde* eenheid analysemethode rapportagegrens CZV 250 ton/jaar NEN 6633 5 mg/l
N-totaal 72,3 ton/jaar
N-Kj: NEN 6646 0,2 mg/l
NO?&NOi: NEN-EN-ISO 13395 0,1 mg/l
de hoeveelheid van zowel CZV als N-totaal wordt bepaald als de som van de voortschrijdende rekenkundige dagvracht, berekend over een periode van 365 aaneengesloten dagen.
Voorschrift 5
Mee t en bemonsteringsvoorzieninge n
1. De te lozen afvalwaterstromen moeten te allen tijde kunnen worden onderworpen aan continue debietmeting (met registratie en integratie) en bemonstering ter verzameling van etmaalmonsters en/of steekmonsters.
2. Het afvalwater moet veilig kunnen worden bemonsterd.
3. Volumeproportionele bemonsteringsapparatuur, inclusief het monsternamevat, dient verzegelbaar te worden uitgevoerd.
Voorschrift 6
Meten , bemonsteren , analyseren en rapportere n
1. Na afloop van ieder kalenderjaar dient jaariijks vóór 1 april, opgave te zijn gedaan aan de waterbeheerder, van de volgende op het voorgaande jaar betrekking hebbende gegevens:
a. de geloosde kalenderjaarvrachten van alle parameters genoemd in bijlage 2;
b. de wijze van analyse (steek-, dan wel tijd- of debietproportionele etmaalmonsters of andere wijze) van alle parameters genoemd in bijlage 2.
2. De vergunninghouder is toegestaan de wijze van analyseren, in afwijking van de voorschriften 2 en 3 , uit te voeren conform hetgeen daarover staat vermeld in bijlage 4 behorende bij deze beschikking. De frequenties van de te verrichten analyses, alsmede de wijze van rapporteren, dient uitgevoerd te worden conform hetgeen daarover staat vermeld in bijlage 4 behorende bij deze beschikking.
3. De vergunninghouder dient een database met gegevens bij te houden van alle analyses die genoemd worden in bijlage 2. Deze database gegevens dienen voor een periode van minimaal 3 jaar te worden bewaard.
4. Wijzigingen van de in lid 2 genoemde wijze van analyseren en wijziging van de in lid genoemde frequentie van analyseren, alsmede de wijze van rapporteren, behoeven vooraf de schriftelijke goedkeuring van het bevoegd gezag.
Pagina 5 van 34
Voorschrift 7
Voorgenomen wijziginge n
Voorgenomen wijzigingen in het proces of de procesvoering die afwijken van de aanvraag die ten grondslag ligt aan het onderhavige besluit, maar geen invloed hebben op de beoordeling van de BBT of op de aard, samenstelling en wijze van in het oppervlaktewater brengen van het te lozen afvalwater dienen uiterlijk 2 weken voor aanvang van de wijzigingen schriftelijk aan het bevoegd gezag te worden medegedeeld.
Voorschrift 8 Contactpersoon
Wijziging van de in de aanvraag aangegeven contactpersoon die is belast met de naleving van het bepaalde of bevolene in deze vergunning, en waarmee door of namens de het bevoegd gezag in spoedgevallen overleg kan worden gevoerd, moet binnen 14 dagen schriftelijk worden gemeld aan het bevoegd gezag.
Pagina 6 van 34
4 . Aanvraag
4. 1 Bedrijfssituatie
Teijin Aramid is een bestaand productiebedrijf dat sinds 1983 is gevestigd op het industrieterrein aan de Oosterhornhaven te Delfzijl. Het bedrijf produceert het aramidepolymeer PPTA dat in een vestiging van Teijin Aramid te Emmen wordt versponnen tot het garen Aramid. Teijin Aramid kan op basis van de aangevraagde watervergunning doorgroeien naar een productiecapaciteit van 32.000 ton aramidepolymeer. Naast het aramidepolymeer produceert Teijin Aramid te Delfzijl: PPD, OPD, TDC en zoutzuur (HCI) 30%.
De productie vindt plaats in vier naast elkaar opererende fabrieken, te weten:
1 Paraphenyleendiaminefabriek (PPD-fabriek);
2 Tereftaloyldichloridefabriek (TDC-fabriek);
3 Polymerisatiefabriek (Poly-fabriek)
4 Recoveryfabriek (Ree-fabriek).
Adl ) procesbeschrijving PPD-fabriek
De PPD-fabriek bestaat uit diverse secties, waarbij de procesvolgorde een logische aaneenschakeling is van continue en batchgewijs bedreven operaties, welke computergestuurd en -gecontroleerd worden.
De PPD-fabriek produceert de Aramidgrondstof PPD via diazotering van aniline, gevolgd door een hydrogenering. Na de productie van de ruwe PPD volgt een zuivering, waarbij de overmaat aan aniline naar de diazotering teruggaat en de PPD vrijkomt als zuivere stof, naast OPD, dat een bijproduct is.
De grondstoffen in de PPD-fabriek zijn aniline, waterstof en natriumnitriet. Zoutzuur 30%, natriumhydroxide 50% en MMC zijn hulpstoffen. Raney-nikkel wordt gebruikt als katalysator.
Ad 2 ) procesbeschrijving TDC-fabriek
De TDC-fabriek levert de Aramidgrondstof TDC d.m.v. een chlorering van PX onder invloed van licht, gevolgd door een reactie met PTA. Het ruwe TDC, dat hoofdzakelijk heavy-ends en teer als onzuiverheden bevat, wordt gezuiverd. De heavy-ends worden verbrand in de TDC/PPD- verbrandingsoven AF 8801. De zuivere TDC wordt naar de polymerisatiefabriek gepompt voor verdere verwerking. Bij productie van TDC komt zoutzuur (HCI) in water vrij dat wordt opgewerkt tot 30% zoutzuur en een bijproduct is.
De grondstoffen in de TDC-fabriek zijn PX, CI2 en PTA. Tetra wordt als hulpstof gebruikt bij chlorering/fusiereactie en bij de zoutzuuropwerking. Voor neutralisatiedoeleinden wordt natriumhydroxide 50% toegepast.
Ad 3/4 } Beknopte procesbeschrijving Poly-fabriek/ Ree-fabriek
In de Poly-fabriek polymeriseren de beide grondstoffen PPD en TDC in het oplosmiddel NMP/ CaCl2. Bij deze polymerisatie ontstaan lange ketens van aramidepolymeer PPTA en zoutzuur. Het reactiemengsel (NMP, CaCb, PPTA en HCI) wordt in vier wasstraten, elk bestaande uit twee washanden, gewassen.
Hier ontstaat waswater dat in de Ree-fabriek wordt verwerkt. Na het wassen wordt het polymeer ontdaan van water via twee bandpersfiIters en vervolgens gedroogd in drogers, waarna het gereed is voor verdere verwerking.
Pagina 7 van 34
4.2 Overzicht afvalwaterstromen
Binnen de inrichting van Teijin Aramid komen de volgende afvalwaterstromen vrij:
a) Afvalwater afkomstig van de Recoveryfabriek - W4a
b) Koelwater - W5
c) Afvalwater afkomstig van het laboratorium - W9
d) Drainagewater - WIO
e) Hemelwater
f) NMP/DCM houdend condensaat
g) Afvalwater afkomstig van de PPD-fabriek - W l
h) Afvalwater afkomstig van de TDC-fabriek - W2
i) Afvalwater afkomstig van de oliefornuizen - W6 j) Huishoudelijk afvalwater - W7
k) Afvalwater afkomstig van de werkplaats - W8
I) Bronneringswater en spoelwater van de speelplaats - W16
De afvalwaterstromen genoemd onder a tot f worden rechtstreeks op het Zeehavenkanaal geloosd. De afvalstromen genoemd onder h tot I worden afgevoerd naar de zoute afvalwaterzuiveringsinrichting.
Het effluent van de zawzi wordt op het Zeehavenkanaal geloosd.
Alle fabrieken beschikken over een eigen zuiveringsinstallatie. De afvalwaterstromen, die rechtstreeks op het Zeehavenkanaal worden geloosd, komen uiteindelijk in de verzamelput AT-7913 terecht waar het batchgewijs wordt afgevoerd. Mocht het afvalwater de gestelde lozingsnormen in de verzamelput overschrijden dan wordt de afvalwateriozing gestopt en opgeslagen in buffers. Daarna wordt het afvalwater herverwerkt in de verschillende fabrieken of extern verwerkt. Teijin Aramid borgt zelf de Best Beschikbare Technieken door invulling te geven aan het proces van continue verbetering.
4.3 Procesbeheersing
Alle proceseenheden zijn vergaand geautomatiseerd. Door vergrendelsystemen kunnen storingen niet uitgroeien tot calamiteuze situaties. Bij uitval van de utilities wordt het proces naar een veilige toestand gestuurd. Zo nodig schakelt de installatie zichzelf uit.
4.4 Milieuzorgsysteem
Teijin Aramid maakt gebruik van een bedrijfsintern milieuzorgsysteem dat sinds 1997 is gecertificeerd conform ISO 14001. In 2000 heeft Teijin Aramid het Occupational Health Certificaat ISO 18000 behaald nadat al eerder certificering volgens ISO 9001 (1996), en BS 8800 (1998) heeft plaatsgevonden. Teijin Aramid beschikt over een doelmatig en goed functionerend milieuzorgsysteem conform Beste Beschikbare Technieken, en zoals tevens verwoord is in diverse BREF documenten.
Pagina 8 van 34
5 Toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer
5. 1 Algemeen
De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor het advies naar aanleiding van de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het waterbeheer:
o voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste;
• in samenhang met bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en
• vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
5.2 Beoordeling voor wa t betreft het brengen van stoffen in een oppervlaktewateriichaam
5.2. 1 Regelgeving en beleid
Landelijk beleid ten aanzien van emissies
Het Nationaal Waterplan houdt vast aan de leidende beginselen van het preventief beleid zoals dat in de tweede helft van de vorige eeuw is ingezet: vermindering van de verontreiniging door het toepassen van beste beschikbare technieken (BBT) en waar nodig en mogelijk verdergaande maatregelen met het oog op het bereiken van de gewenste waterkwaliteit. Voor het kwaliteitsbeheer in Rijkswateren heeft daarnaast de Kaderrichtlijn Water (KRW) een grote sturende betekenis. De KRW vereist dat alle Europese lidstaten streven naar een goede kwaliteit van alle wateriichamen waarop de richtlijn van toepassing is. Deze algemene doelstelling heeft een nadere uitwerking gekregen in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009.
Het eerste beginsel van het preventief beleid 'vermindering van de verontreiniging' houdt in dat verontreiniging - ongeacht de stofsoort - zoveel mogelijk wordt beperkt (voorzorgprincipe). De invulling van dit beleidsuitgangspunt bestaat onder meer uit: meer aandacht voor de ketenbenadering (waaronder kringloopsluiting), implementatie van Esbjerg/OSPAR-afspraken (stofspecifieke aanpak emissies), meer aandacht voor een integrale milieuafweging en meer aandacht voor prioritering.
Invulling van het voorzorgsprincipe is ook dat een bedrijf/lozer ten minste 'de beste beschikbare technieken'toepast, zoals vastgelegd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In artikel
1.1 van de Wabo is de volgende definitie voor de 'beste beschikbare technieken' gegeven:
'de voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die - kosten en baten in aanmerking genomen - economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederiand of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik wordt gesteld'.
In de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor) bevat de aanwijzing van de Nederlandse informatiedocumenten over beste beschikbare technieken (BBT-documenten). Deze zijn weergegeven in tabel 2 van bijlage 1 bij de Mor. De in de bijlage aangewezen BBT-documenten kunnen worden aangemerkt als een adequate invulling van de actuele beste beschikbare technieken die door het bevoegd gezag dienen te worden toegepast bij de vergunningverlening.
Pagina 9 van 34
De gebruikte technieken zijn getoetst aan de uitgangspunten van de beste beschikbare technieken.
Het tweede beginsel 'met het oog op het bereiken van de gewenste waterkwaliteit waar nodig en mogelijk verdergaande maatregelen nemen' houdt in dat als gevolg van de te vergunnen lozing geen significante verslechtering van de waterkwaliteit plaats mag vinden ten opzichte van de bestaande situatie en dat het bereiken van de KRW-doelstellingen niet in gevaar mag worden gebracht. Het is daarom vooral van toepassing op nieuwe lozingen of uitbreidingen van bestaande lozingen.
Dit tweede beginsel is uitgewerkt in een emissie-immissiebenadering in het Handboek Immissietoets, waarvoor de uitgangspunten zijn vastgesteld door het Nationaal Water Overleg en waarin een nationale uitwerking is gegeven van EU-richtsnoeren op grond van artikel 4, lid 4 van de Richtlijn prioritaire stoffen. Het Handboek Immissietoets is aangewezen als BBT-document in tabel 2 van bijlage 1 bij de Mor. De immissietoets richt zich op de beoordeling van de gevolgen van een specifieke restlozing op de waterkwaliteit (na toepassing van BBT). De immissietoets draagt bij aan het verkrijgen van inzicht in het aandeel van een individuele lozing in de totale concentratie van een stof in de mengzone, het betreffende wateriichaam en benedenstrooms.
In de Waterwet is de verhouding tussen watervergunningen en de waterplannen nader uitgewerkt. De
Waterwet stelt dat met de plannen rekening moet worden gehouden bij de vergunningveriening. (art. 6.1a Waterbesluit). Verder verwijst de Waterwet voor het kader van de vergunningveriening ook naar het stelsel van milieukwaliteitseisen voor waterkwaliteit (art. 6.21 in combinatie met art. 2.1 en 2.10 van de Waterwet en art. 4 van de Krw). Bij vergunningverlening wordt daarom getoetst aan dezelfde getalswaarden voor de waterkwaliteit die in het kader van het effectgerichte spoor in de vorm van de milieukwaliteitseisen de waterplannen aansturen. De toetsing wordt uitgevoerd op de manier die in het Handboek Immissietoets is aangegeven.
De Kaderrichtlijn Water vraagt om te toetsen aan het beginsel van geen achteruitgang. Voor nieuwe lozingen en uitbreidingen van bestaande lozingen wordt gekeken of de waterbeheerder met het toestaan van de lozing hier aan kan voldoen. Een toetsing aan de ruimte die er is om geen achteruitgang te veroorzaken maakt daarom onderdeel uit van de immissietoets.
Indien toepassing van BBT en eventuele verdergaande maatregelen niet leiden tot het voldoen aan de criteria uit de Immissietoets, volgt een analyse van de voorziene maatregelen in combinatie met de verwachte trends in ontwikkeling van de milieukwaliteit voor dat waterlichaam en benedenstrooms gelegen waterlichamen. Op basis daarvan kan eventueel een tijdelijke verslechtering van de situatie worden toegestaan.
Getoetst moet worden of de verlening van de vergunning verenigbaar is met de doelstellingen in artikel
2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van de Waterwet. Indien dit niet het geval is wordt een vergunning geweigerd of worden onder voorwaarden aanvullende eisen gesteld.
Beleid ten aanzien van stoffen en preparaten
Rapport 'Het beoordelen van stoffen en preparaten voor de uitvoering van het emissiebeleid water'
Voor een goede uitvoering van het waterkwaliteitsbeleid is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de mate waarin de in het oppervlaktewater te brengen grond- en hulpstoffen, tussen- en eindproducten een potentieel gevaar vormen voor het aquatisch milieu. In mei 2000 is hiervoor door de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW) de Algemene Beoordelingsmethodiek voor stoffen en preparaten (hierna ABM) vastgesteld. De ABM hanteert de parameters en criteria uit de geldende Europese stoffen en preparaten regelgeving die worden geïmplementeerd in de Wet Milieugevaariijke stoffen.
Pagina 10 van 34
De ABM deelt voor alle bedrijfstakken op een transparante en eenduidige wijze de in het oppervlaktewater te brengen stoffen en preparaten (hierna stof te noemen) in op grond van de eigenschappen. Daarbij geeft de methodiek aan welke saneringsinspanning (emissiebeperkende maatregel) bij een bepaalde stof, gezien de eigenschappen, wenselijk is. Uit de ABM volgt een aanduiding van de waterbezwaariijkheid en een suggestie voor de saneringsinspanning (BBT, of waterkwaliteitsaanpak). De ABM is een hulpmiddel bij het vaststellen van de gewenste saneringsinspanning en gaat niet in op het wel of niet gebruiken van een stof, of het beoordelen van de restlozing.
De ABM is beschreven in het ClW-rapport "Het beoordelen van stoffen en preparaten voor de uitvoering van het emissiebeleid van water". Zij sluit aan bij de Europese regelgeving inzake het indelen, verpakken en kenmerken van stoffen en preparaten.
Beleid aevaartlike stoffen
De richtlijn 2006/11/EG (voorheen 76/464/EEG) heeft betrekking op de verontreiniging door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het oppervlaktewater en aquatisch milieu van de Europese Unie geloosd worden. De Richtlijn Prioritaire Stoffen (richtlijn 2008/105/EG) vervangt deze richtlijn in zijn geheel in 2013. De stoffenlijsten van richtlijn 2006/11/EG zijn nu al vervangen door de aparte stoffenbijlage bij de Richtlijn Prioritaire Stoffen. In deze bijlage worden 33 stoffen aangemerkt als prioritair dan wel prioritair gevaariijk. De richtlijnen beogen een einde te maken, dan wel beperkingen op te leggen, aan de waterverontreiniging door deze gevaarlijke stoffen.
Specifiek voor de prioritaire en prioritaire gevaarlijke stoffen geldt vanuit de Richtlijn Prioritaire stoffen een vereiste van reductie van emissies van prioritaire stoffen en volledige beëindiging van emissies van prioritair gevaariijke stoffen. Op dit moment is er echter nog geen reductiebeleid vastgesteld.
Nieuwe lozingen waarbij prioritaire of prioritaire gevaariijke stoffen worden geloosd zullen terughoudend benaderd worden, en zullen getoetst worden conform het toetsingskader waterkwaliteit aan de voor de prioritaire stoffen geldende normen.
Op grond van richtlijn 2006/11/EG geldt daarnaast nog steeds een reductiebeleid voor de zwarte en grijze lijststoffen, die in de inmiddels vervallen bijlagen bij deze richtlijn voorkwamen.
Omdat de KRW de lidstaten ertoe verplicht ten minste het huidige beschermingsniveau van het milieu te handhaven voor alle waterlichamen, is in Nederiand besloten dit reductiebeleid vooralsnog ongewijzigd voort te zetten.
Dit betekent dat voor alle stoffen genoemd in bijlage I en I I van richtlijn 2006/11/EG geldt, dat passende maatregelen moeten worden genomen ter beëindiging van de verontreiniging door deze stoffen. Daarnaast mogen op grond van de Waterregeling voor de stoffen van bijlage I waarvoor emissiegrenswaarden gelden alleen tijdelijke lozingsvergunningen worden verleend.
Beleid onvoorziene lozingen
De waterkwaliteit van het oppervlaktewateriichaam kan ernstig verstoord raken als gevolg van industriële onvoorziene lozingen. Ten einde onvoorziene lozingen te voorkomen dan wel te minimaliseren, heeft de CIW het rapport "Integrale aanpak van risico's van onvoorziene lozingen" opgesteld. Het rapport is in principe van toepassing op alle situaties die een risico voor het oppervlaktewateriichaam kunnen vormen. Het beleidskader kan zodoende worden toegepast in het kader van de waterwet- en omgevingsvergunningveriening en trajecten in het kader van het Besluit risico's zware ongevallen (BRZO'99). Het BRZO is de wettelijke implementatie van de Europese Seveso
Pagina 11 van 34
I I Richtlijn, die tot doel heeft de risico's van grote ongevallen met gevaarlijke stoffen in de industrie, voor zowel mens als milieu, zo klein mogelijk te maken.
In het kader van de Waterwet betekent dit dat analoog aan de aanpak van reguliere lozingen van afvalwater de emissie-aanpak ook geldt voor onvoorziene lozingen. Primair moet voldaan worden aan de "stand der veiligheidstechniek". Dit beperkt de kans en/of de omvang van de negatieve effecten van onvoorziene lozingen. Vervolgens zullen de resterende risico's in kaart gebracht moeten worden volgens de selectiemethodiek voor stoffen en activiteiten verwoord in bijlage 2 van het ClW-rapport. Deze selectie-methodiek is uitgebreid beschreven in het Riza-rapport "Beschrijving van de methode voor de selectie van activiteiten binnen inrichtingen ten behoeve van het uitvoeren van studie naar de risico's van onvoorziene lozingen". Bij dit selectiesysteem worden verschillende activiteiten en lozingssituaties onderscheiden en gekwantificeerd naar effecten op het oppervlaktewaterlichaam. Een overzicht hiervan is hieronder weergegeven:
Directe lozing/afstroming in het oppervlaktewaterlichaam:
1. toxische effecten;
2. sterfte van aquatische organismen als gevolg van zuurstofdepletie;
3. de vorming van drijflagen.
Directe lozing/afstroming op een zuiveringsinstallatie:
1. negatieve beïnvloeding van de werking van zuiveringsinstallaties;
2. overbelasting van de installatie.
De kansen en de effecten van onvoorziene lozingen worden ingeschat met behulp van het computerprogramma "Proteus II "
(website: xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxxx/xxx hulomiddelen/proteus/
5.2.2 Overwegingen t.a.v. van de beperking van beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste.
De te verlenen vergunning conflicteert niet met deze belangen.
5.2.3 Overwegingen t.a.v. de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteitva n watersystemen (waterkwaliteit )
5.2.3.1 Toetsing aan beste beschikbare technieken en IPPC Beste beschikbare technieken
Een hoog niveau van bescherming van het milieu moet worden gerealiseerd door aan deze vergunning
voorschriften te verbinden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.
Bij de bepaling van de BBT voor de onderhavige lozingssituatie, zijn de in artikel 5.4 van het Besluit omgevingsrecht vermelde punten en de verplichtingen zoals die in de artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 van het Besluit omgevingsrecht zijn verwoord speciaal in aanmerking genomen. Daarbij is rekening gehouden met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen, en met het voorzorg- en het preventiebeginsel.
Pagina 12 van 34
IPPC
Teijin Aramid is een installatie die onder de werkingssfeer van de IPPC Richtlijn valt, en wel onder categorie 4.1.d. en 4.1.h.
Europese informatiedocumenten
In de zogenoemde'BAT reference documents', vertaald: BBT referentie documenten, (BREF's) zijn voor IPPC-installaties per bedrijfstak of per activiteit de beste beschikbare technieken (BBT) weergegeven (in het Engels Best Available Techniques = BAT). De BREF's worden opgesteld voor elke industriële activiteit die genoemd wordt in Bijlage I van de IPPC Richtlijn. Daarnaast zijn er de zogenaamde horizontale BREF's, waarin de beste beschikbare technieken voor een bepaalde activiteit zijn vastgesteld.
In bijlage 1 van de Regeling omgevingsrecht zijn documenten aangewezen die gebruikt moeten worden bij het bepalen van de beste beschikbare technieken. In artikel 9.2 van de regeling is bepaald dat voor de IPPC-installaties in ieder geval rekening moet worden gehouden met de in tabel 1 van de bijlage vastgestelde Europese informatiedocumenten over BBT (de eerder genoemde BREF's). Verder is in artikel 9.2 van de regeling bepaald dat bij de vergunningveriening tevens de in tabel 2 van de bijlage genoemde Nederlandse informatiedocumenten over BBT moeten worden toegepast. Dit zijn onder andere de zogenaamde bedrijfstakstudierapporten van de Commissie Integraal Waterbeheer en het Landelijk Bestuuriijk Overleg Water.
De aanvraag is getoetst aan de volgende voor Teijin Aramid relevante BREF documenten:
e Referentiedocument betreffende de beste beschikbare technieken voor de productie van polymeer
o Referentiedocument betreffende de beste beschikbare technieken voor organische bulkchemie
o Referentiedocument betreffende de beste beschikbare technieken voor de behandeling en het beheer van afvalwater en rookgassen in de chemische sector
• Referentiedocument over de algemene beginselen voor monitoring
o Referentiedocument betreffende de beste beschikbare technieken voor economische en cross- media effecten
In het BREF over polymeren is geen specifiek hoofdstuk over de productie van PPTA opgenomen, maar is wel een hoofdstuk over de algemene productieprocessen van polymeren opgenomen. Ook in het BREF over de Organische Chemie zijn geen specifieke hoofdstukken over de tussenproducten TDC en PPD opgenomen. Derhalve heeft toetsing aan de deelprocessen en generieke beschrijvingen plaatsgevonden. Specifieke aandacht gaat daarbij uit naar preventie, zowel in de zin van organisatorische maatregelen als installatieontwerp. Teijin Aramid heeft daartoe veel organisatorische maatregelen getroffen, zoals een uitgebreid milieuzorgsysteem. Ter beperking van het aantal maal dat het productieproces wordt gestopt en opgestart geldt dat dit voor deze installatie beperkt van toepassing is, aangezien het een continue proces is en het aantal stops en starts minimaal gehouden worden.
In het Referentiedocument betreffende de beste beschikbare technieken voor de productie van polymeer wordt een aantal aspecten genoemd waar de water- en afvalwatersituatie aan getoetst kan worden op BBT. Dit geldt ook voor het Referentiedocument betreffende de beste beschikbare technieken voor organische bulkchemie, alsmede het Referentiedocument betreffende de beste beschikbare technieken voor de behandeling en het beheer van afvalwater en rookgassen in de chemische sector. In deze documenten wordt ingegaan op preventie, gescheiden inzameling en opvang van afvalwater en methode van afvalwaterbehandeling.
Pagina 13 van 34
De in het BREF genoemde mogelijkheid tot voldoende opvangvoorzieningen, ook voor onvoorziene lozingen, is bij Teijin Aramid toegepast. Bij de productielocaties zijn daartoe voorzieningen (opstaande randen) aangebracht om afvalwater te verzamelen en is de afvalwaterzuivering ruim uitgelegd.
Tevens is voorafgaand aan de lozing nog een buffervoorziening aanwezig. Ook eventueel bluswater kan op deze wijze adequaat en gecontroleerd worden behandeld en afgevoerd. Tevens worden alle afvalwaterstromen door middel van de daartoe meest geschikte technieken gezuiverd alvorens deze worden samengevoegd, hetgeen in overeenstemming is met de Beste Beschikbare Technieken.
Beoordeling aan overige aspecten van de IPPC Richtlijn
De overige aspecten, waaraan volgens de IPPC Xxxxxxxxx, en zoals thans voornamelijk opgenomen in artikel 5.7 van het Besluit omgevingsrecht, aan moet worden voldaan, worden bij de afzonderlijke onderwerpen van de beoordeling van de afvalwatersituatie besproken en betreffen:
- het voorkomen van ongevallen en het beperken van de gevolgen van onvoorziene lozingen;
- de beïnvloeding van de emissie over langere afstand;
- de toetsing aan de milieukwaliteitsnormen ('emissie-immissietoets').
- voorschiften voor controlemogelijkheden op de lozing en het indienen van meet- en registratie rapporten (monitoring).
5.2.3.2 Beoordeling lozing PPD fabriek
Samenstelling afvalwater (Wl^
Het afvalwater van de PPD-fabriek kan naast aniline en PPD oxidatieproducten van PPD bevatten (OPD, PAAB, OAAB,) en reductieproducten van MMC (MIB, methanol, MAZ en IBZ). Daarnaast bevat het afvalwater nog NaCI, NaN02, NaNOs, eventuele olieresten, nikkel (als katalysator restant) inhibitor B (dat gebruikt wordt tijdens het incidenteel reinigen van koelers) en het preparaat Bruco Accel (dat voornamelijk bestaat uit kaliumhydroxide en isopropanol en gebruikt wordt om PPD- installatieonderdelen te reinigen).
Beschrijving lozing
De zuivering van deze afvalwaterstroom is primair gericht op de verwijdering van xxxxxxx en PPD. Het afvalwater vanuit tank AT-7931 wordt afgevoerd naar de anilinestrippers (AC-1701, AC 1721 en AC- 1741). De dampstroom uit de anilinestrippers wordt gecondenseerd en daarna gescheiden in een anilinefase en een water/methanolfase. De anilinefase wordt weer ingezet bij de diazotering (1200 sectie). Het verwijderingrendement van de strippers bedraagt > 99,9 %.
De water/methanolfase wordt getransporteerd naar de methanolkolom (AC-1702), waar de methanol en lichte componenten (de zogeheten Light Ends, LE's) worden afgescheiden van de waterfase. Deze LE's worden extern verwerkt. De resterende waterfase wordt verder gezuiverd via twee straten van twee in serie opgestelde koolkolommen (AS-7808A en AS-7808B, en XX-X0000X xx XX-X0000X) en één nageschakelde koolkolom XX-0000X xx XX-X0000X (politiekolom) om de resterende aniline, PPD, PAAB, MAZ en andere organische componenten (die bijdragen aan het CZV-gehalte) door middel van adsorptie te verwijderen. Het verwijderingrendement van de actief koolfilters bedraagt > 99,9 %.
De werking van de zuiveringsinstallatie is zodanig dat, onder normale procescondities, in het effluent van de koolkolommen geen aniline ( < 0,1 mg/l), PPD (< 1 mg/l), oxidatieproducten van PPD (< Img/I) en reductieproducten van MMC (behalve MAZ) meer kunnen worden aangetoond.
Alleen MAZ, fenol, NaCI, NaN02 en NaNOs zijn aantoonbaar aanwezig in het effluent.
Pagina 14 van 34
Teijin Aramid heeft de lozing van MAZ door optimalisatie van het proces sterk gereduceerd. Door een optimalisatieproject in de 1200 sectie om minder zoutzuur te gaan gebruiken (optimalisatie grondstoffengebruik met milieuwinst) zal het MAZ gehalte echter met 10 % toenemen.
Fenol is voor ongeveer 75 % als verontreiniging afkomstig van de aangevoerde aniline. Het restant wordt gevormd in de diazoteringssectie. Xxxxx wordt onder de heersende procescondities niet gevangen op het actief kool.
Het gezuiverde afvalwater afgevoerd naar de 'Verzameltank' voor lozing op de zawzi. Hier wordt het afvalwater verder gezuiverd. In de onderstaande tabel staan de verwijderingrendementen van de zawzi weergegeven:
Parameter | Jaarvracht(kg) influent ZAWZI | Rendefrfehtir ■ ZAWzi. : ; | Xxxxxxxxxx'(kg);*!', ' ' ■ :: ■'':'-' . Effluent ZAWZT: . |
Aniline | 5 | 90 % | 0,5 |
MAZ* | 140000 | > 99 % | 140 |
Fenol | 1700 | 95 % | 00 |
Xxxxxxx | 00000 | 00 % | 500 |
Nitraat | 300000 | 65 % | 105000 |
* Op basis van rendementsonderzoek is gebleken dat het verwijderingrendement veel hoger ligt dan het voorheen aangenomen verwijderingrendement van 60 %.
Voorts zijn er de componenten PAAB en PPD, die niet goed afbreekbaar zijn. Hiervan is de verwachting dat deze componenten door adsorptie mogelijk wel deels verwijderd zullen worden. De gehalten van deze stoffen zijn echter zo laag, dat deze niet gemeten kunnen worden.
Beheersing afvalwatersamenstellinq
De concentratie van aniline, PPD en PAAB wordt na elke koolkolom (handmatige monstername) l x per wacht door operators gemeten. Na de eerste kolom vindt ook een automatische monstername en analyse plaats. Indien het afvalwater van anilinestrippers meer dan 100 mg/kg aniline bevat wordt de afvalwaterafvoer gestopt en teruggevoerd naar AT-1701. Alarmering vindt plaats bij 90 mg/kg.
Als de concentratie van één van de gemeten componenten (operatoranalyses van PPD, PAAB en aniline) na de eerste koolkolom hoger is dan 100 mg/kg, wordt de kool van deze kolom vervangen. Na de tweede kolom gebeurt dit bij 5 mg/kg en bij de laatste koolkolom bij een anilinegehalte groter dan 0,1 mg/kg of een PPD/PAAB gehalte groter dan 1 mg/l. Doordat het kool van de derde kolom wordt vervangen bij een anilineconcentratie groter dan 0,1 mg/kg of groter dan 1 mg/kg voor PPD en PAAB, is de kans aanwezig dat als doorslag plaatsvindt de gemiddelde concentratie (gemiddeld over 24 uur) hoger is dan resp. 0,1 mg/kg en 1 mg/kg.
Aangezien altijd eerst aniline doorslaat zal alleen de anilineconcentratie voorafgaand aan een koolwisseling hoger zijn dan 0,1 mg/kg. De doorslag van aniline zal langzaam gebeuren en gedurende acht uur (de periode tussen twee metingen) kan de concentratie oplopen naar 0,5 mg/l. In dat geval zal een hoeveelheid van maximaal 24 gram aniline afgevoerd worden naar de AT-7947/7948. Deze situatie doet zich maximaal 3 keer per jaar voor.
Tijdens de koolwisseling van de derde kolom wordt een keer per uur het aniline-, PAAB- en PPD- gehalte na de tweede kolom bepaald. Indien het anilinegehalte hoger is dan 1 mg/kg en/of het gehalte aan PAAB en/of PPD hoger dan 5 mg/kg, wordt de afvoer van het afvalwater gestopt. De standtijd van de eerste twee kolommen is ongeveer 1 a 2 maanden.
Pagina 15 van 34
De standtijd van de derde kolom is 4 tot 6 maanden. Aniline wordt als gidsparameter gezien voor een optimaal gebruik van de koolkolommen.
ABM
De stoffen natriumnitriet, aniline, fenol, PPD, PAAB, OAAB en OPD zijn stoffen met een waterbezwaariijkheid, die gekoppeld is aan een saneringsinspanning A. Nikkel, IBZ, MAZ, methanol, isopropanol, olie, kaliumhydroxide (KOH) en inhibitor B is gekoppeld aan een waterbezwaariijkheid, die gekoppeld is aan een saneringsinspanning B. Natriumnitraat is een stof met een waterbezwaariijkheid, die gekoppeld is aan een saneringsinspanning C. De maatregelen ter beperking van de lozing van deze stoffen voldoen aan de gewenste saneringsinspanning.
Toetsen Beste Beschikbare Techniek
Van OPD, OAAB, MIB, en IBZ is bekend dat als aniline wordt verwijderd deze stoffen ook worden verwijderd. De techniek voor het verwijderen van IBZ, methanol, aniline, PPD, PAAB, MIB, OAAB en OPD in deze deelstroom door middel van destillatie en actief kool behandeling voldoet aan de inspanningsverplichtingen die behoren bij BBT. Met de bovenbeschreven procedure van schakeling en wisseling van de koolkolommen, voldoet Teijin Aramid aan de inspanningsverplichting die bij BBT.
Voor MAZ geldt dat de actief kool behandeling in combinatie met het biologische zuiveren voldoet aan de inspanningsverplichtingen die behoren bij BBT.
Voor natriumnitriet en natriumnitraat en fenolen geldt dat het biologische zuiveren voldoet aan de inspanningsverplichtingen die behoren bij BBT.
Voor kaliumhydroxide geldt 'good housekeeping' en continue aandacht voor minimalisering van gebruik als invulling van BBT.
Voor Xxxxxx geldt dat voor de sanering van Nikkel, vanwege de geringe jaarvracht (15 kg), geen technieken bekend zijn die tegen aanvaardbare kosten kunnen worden ingezet. Bovendien hechten de metalen zich in de zawzi aan het slib waardoor Xxxxxx met 50 % worden verwijderd.
Voor isopropanol en inhibitor B geldt 'good housekeeping' en continue aandacht voor minimalisering van gebruik als invulling van de best beschikbare techniek.
Conclusie
Teijin Aramid voldoet aan ten minste BBT. Aanvullende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht.
5.2.3.3 Beoordeling lozing TDC fabriek Samenstelling afvalwater (W2^
Het afvalwater bevat de stoffen zoutzuur, tetra, NaCl, NaBr, NaOH, PX, CI2, NaCIOa, actief chloor, olie,
PTA en koelwateradditieven.
Beschriivinq lozing TDC fabriek
Al het afvalwater van de TDC-fabriek wordt via twee verschillende routes doorbehandeld en komt tenslotte allemaal samen in voedingstank AT-7815. De voorbehandeling van de afzonderlijke deelstromen is als volgt:
Pagina 16 van 34
De waterige processtromen komen voornamelijk terecht in de scheidingstank AT-2908 en de buffertank AT-7806. Actief chloor in het verzamelde water van AT-2908 en AT-7806 wordt in de chloorvernietiging omgezet in chloraat,waarna deze afvalwaterstromen worden opgevangen in voedingstank AT-7815. Dit afvalwater bevat de volgende stoffen: restant actief chloor, HCI/NaOH, NaCl, NaCIOs, PTA en tetra.
Procesafvalwater en hemelwater en spoelwater afkomstig van diverse slabs worden verzameld in de scheidingstank AT-7804. Het afvalwater bevat de volgende stoffen: PX, olie, actief chloor, HCI/NaOH, NaCl, NaCIOa, PTA en tetra. Na een fasescheiding van tetra wordt ook dit afvalwater opgevangen in voedingstank AT-7815.
In AT-7815 wordt het restant actief chloor bij verlaagde pH omgezet. Vanuit AT-7815 wordt het afvalwater verder gezuiverd in afvalwaterstripper AC-7802. (actief koolfilter) In de afvalwaterstripper worden tetra, PX en chloor uit het afvalwater verwijderd. Het niveau in voedingstank AT-7815 wordt automatisch aangevuld met koelwater om zodoende een continue debiet naar - en daardoor een goede procesvoering van de afvalwaterstripper AC-7802 te handhaven.
Na zuivering bevat het afvalwater nog een gemiddelde concentratie aan tetra van kleiner dan 0,1 mg/l, terwijl het gehalte aan actief chloor lager dan 5 mg/l bedraagt. De parameter PX kan niet meer worden aangetoond op een rapportageniveau van 0,1 mg/l. Daarnaast bevat het afvalwater nog chlorides, chloraat en PTA. Chlorides en chloraat ontstaan tijdens de chloorvernietiging. PTA als natriumzout ontstaat in de vacuüminstallatie van de TDC-zuivering.
In het afvalwater van de TDC fabriek zijn vluchtige EOX-verbindingen aangetroffen. De bron voor de aanwezigheid van deze stoffen is toe de wijzen aan de aanwezigheid van vluchtige componenten zoals tetra en chloroform. Het EOX-gehalte bedraagt minder dan 0,3 mg/l bedraagt.
Tenslotte wordt het aldus gezuiverde afvalwater afgevoerd naar de 'Verzameltank' voor lozing op de zawzi. Hier wordt het afvalwater verder gezuiverd. In de onderstaande tabel staan de verwijderingrendementen van de zawzi weergegeven:
Parameter | Jaarvracht (kg) Influent ZAZWI | Rendenhent (%) ZAWZI | Jaarvracht (kg) Effluent ZAWZI |
tetra | 5 | 95 % | 0,25 |
PX | 1 | 0 % | 1 |
PTA | 7000 | 90 % | 700 |
Chloraat | 45000* | 97 % | 1350 |
Chloroform | 10 | 95 % | 0,5 |
Actief chloor | 70 | 100 % | 0 |
EOClb | 10 | 50 % | 5 |
* Op basis van onderzoek is gebleken dat het in de tabel genoemde verwijderingrendement van chloraat hoger ligt dan het voorheen aangenomen verwijderingrendement van 70%.
Beheersing afvalwaterstromen
Processtoringen worden beheerst door de voeding naar de stripper AC-7802, door een automatische koelwatersuppletie aan AT-7815, constant te houden. Het tetra- en PX-gehalte in het water uit de stripper AC-7802 wordt met behulp van een analyzer (QIZA-13) periodiek gemeten (circa 6 keer per uur), het actief chloorgehalte wordt één keer per wacht geanalyseerd en de pH van het afvalwater wordt continu gemeten (QICA-12).
Pagina 17 van 34
Aangezien PX niet kan worden aangetoond op een rapportageniveau van 0,1 mg/l, wordt het proces gestuurd op de uitgaande tetraconcentratie. Als het tetragehalte groter dan 0,15 mg/l is, wordt de afvalwaterstroom automatisch teruggevoerd naar voedingstank AT-7815.
Indien de analyzer voor tetra faalt, wordt een defectalarm gegeven, waarop actie ondernomen wordt om de analyzer weer goed te laten functioneren en gelijktijdig overgegaan wordt op het handmatig controleren van de afvalwaterstroom.
Het maximale risico voor een onvoorziene lozing van tetra is bepaald op een uitgaande concentratie maximaal gelijk aan de ingaande concentratie (100 mg/kg) gedurende 10 minuten (tijd tussen twee opeenvolgende analyses). Aangezien het debiet maximaal 30 m^uur bedraagt, kan gedurende deze 10 minuten ongeveer 0,5 kg tetra geloosd worden.
ABM
De stoffen tetra en paraxyleen (PX) worden geclassificeerd als A stoffen.
Chloor (CI2) , actief chloor, olie, PTA, NaCIOa, zoutzuur en NaOH worden geclassificeerd als B stof. NaCl wordt geclassificeerd als C stof. Koelwateradditieven vallen zowel onder de A als de B categorie.
Toetsen Beste Beschikbare Techniek
Voor PX en tetra geldt dat met behulp van de beschreven zuiveringstechnieken in combinatie met de biologische zuivering voldoet aan de inspanningsverplichtingen die behoren bij BBT. Daarbij zal Teijin Aramid zolang er nog geen tetravrij proces is uit eigen initiatief blijven streven naar verdere veriaging van de tetra-emissie naar oppervlaktewater.
Voor chloraat geldt dat het biologische zuiveren voldoet aan de inspanningsverplichtingen die behoren bij BBT.
Voor EOCI geldt dat met behulp van de beschreven zuiveringstechnieken wordt voor deze stoffen voldaan aan BBT.
Actief chloor wordt zoveel mogelijk in zuur milieu omgezet in CI2 (chloorvernietiging). CI2 wordt in een stripper weer uit de waterfase gehaald en hergebruikt. De resterende zure afvalwaterstroom wordt geneutraliseerd in put AT-7913. Daar wordt het chloorrestant weer omgezet in actief chloor. Dit wordt als BBT voor chloor gezien.
Voor XxXXXx geldt dat behandeling in de biologische zuivering voldoet aan de inspanningsverplichtingen die behoren bij BBT.
Chloride en bromide zijn van nature in zeewater voorkomende stoffen. Voor stoffen geldt dat alleen maatregelen ter beperking van de lozing worden geëist als de immissietoets daartoe aanleiding geeft.
Voor koelwateradditieven geldt "good housekeeping' en continue aandacht voor minimaal gebruik als invulling van de Beste Beschikbare Techniek.
Conclusie
Teijin Aramid voldoet aan ten minste BBT. Aanvullende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht.
Pagina 18 van 34
5.2.3.4 Beoordeling lozing van het oliesysteem (W6 )
De oliefornuizen, ten behoeve van de procesverwarming, zijn op een betonnen plaat geïnstalleerd. Het mogelijkerwijs verontreinigde hemelwater en spoelwater wordt via een olie-afscheider (AT-7912) afgevoerd naar verzamelput AT-7913. Het afgevoerde water bevat na de olieafscheider minder dan 10 mg olie/l. Gemiddeld wordt circa 2,5 mVdag aan hemel- en spoelwater afgevoerd.
ABM
Olie is gekoppeld aan een saneringsinspanning B. Met de genoemde olieafscheider en behandeling in de zawzi wordt voldaan aan de gewenste saneringsinspanning.
Conclusie
Teijin Aramid voldoet aan ten minste BBT. Aanvullende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht.
5.2.3.5 Beoordeling van sanitair afvalwater (W7 )
Het sanitair afvalwater wordt naar een buffertank verpompt, en van daaruit naar de zawzi. Hiermee wordt voldaan aan ten minste BBT voor behandeling van sanitair afvalwater. Gemiddeld wordt circa 4000 m^/jaar aan afvalwater afgevoerd. Op bijlage 2 staat nog een IBA. Die is er toch niet meer?
5.2.3.6 Beoordeling lozing werkplaats (W8 )
Het afvalwater van de werkplaats bevat met name minerale oliën en wordt derhalve via een olievanger afgevoerd. Gemiddeld wordt circa 400 m^jaar aan afvalwater afgevoerd naar de zawzi.
ABM
Olie is gekoppeld aan een saneringsinspanning B. Met de genoemde olieafscheider en behandeling in de zawzi wordt voldaan aan de gewenste saneringsinspanning.
Conclusie
Teijin Aramid voldoet aan ten minste BBT. Aanvullende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht.
5.2.3.7 Beoordeling lozing speelplaats en tijdelijke bronnering
Zowel bij de speelplaats als bij bronnering zoals bij bouwactiviteiten kan incidenteel afvalwater ontstaan. De verwachte hoeveelheid is indicatief circa 500 tot 1.000 m-^ per jaar (indicatief 5-10 maal per jaar en variërend van 20-100 m^ per keer). In deze waterstromen kunnen NMP, tetra en aniline aanwezig zijn).
Teijin Aramid bepaalt allereerst de samenstelling van dit afvalwater en bepaalt aan de hand daarvan welke afvoer- dan wel behandelingsroute mogelijk is. Zo zal allereerst worden bekeken of het afvalwater aan de specificaties voldoet om naar de zawzi te worden afgevoerd (afvalwaterstroom W16, zie afbeelding 1?). Indien dit niet mogelijk is, zal worden bekeken of dit afvalwater via de afvalwaterstromen van de fabrieken kan worden gevoerd, ofwel via de afvalwaterbehandeling van de desbetreffende fabriek ofwel via de afvoer van de afvalwaterstroom van deze fabriek. Als dit niet mogelijk is, zal het incidenteel afvalwater als afval conform de Eural wetgeving worden afgevoerd.
De maximale concentraties in het bronneringswater, waarbij Teijin afvoer via de zawzi behandeling mogelijk acht, is voor NMP maximaal 500 mg/l, tetra maximaal 1 mg/l en bij aniline maximaal 1 mg/l.
ABM
Tetra is gekoppeld aan een saneringsinspanning A. NMP en aniline is aniline niet A?zijn gekoppeld aan een saneringsinspanning B. Met de behandeling in een zawzi wordt voldaan aan de gewenste saneringsinspanning.
Pagina 19 van 34
Conclusie
Teijin Aramid voldoet aan ten minste BBT. Aanvullende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht.
5.2.3.8 Beoordeling van de eindlozing naar de zawzi (W14 )
Het afvalwaterstromen worden verzameld in de zawzi-buffertank, en van daaruit verpompt naar de zawzi. De totale hoeveelheid afvalwater die bij een productiecapaciteit van 32.000 ton polymeer naar de zawzi wordt afgevoerd bedraagt 310.000 m^ per jaar.
Ten aanzien van de lozing op de riolering en de biologische zuivering dient beoordeeld te worden of de doelmatige werking van de zuiveringstechnische voorzieningen niet in geding is. Deze biologische zuivering is specifiek ontworpen op het ontvangen van afvalwater met zuurstofbindende stoffen én hoge zoutgehaltes. Gezien het grote debiet dat door het bedrijf op de zawzi geloosd wordt kunnen diverse componenten/parameters invloed hebben op de werking van deze biologische zuivering.
Beheersing zuurgraad
Het te lozen afvalwater op de zawzi zal binnen de range van pH 6 tot pH 8 liggen. Hiermee zal de werking van de biologische zuivering niet nadelig worden beïnvloed.
Na tnumchlonde
In het te lozen afvalwater is de concentratie aan natriumchloride relatief hoog. Op een reguliere biologische zuivering zou dit nadelig werken. De zawzi is echter specifiek voor dit doel ontworpen, waarbij als richting aangehouden wordt dat normaliter een maximale concentratie van ongeveer 30 g/l zout nog te behandelen is, en waarbij remming van het biologisch proces beperkt blijft. Van belang is voorts dat fluctuaties in de concentraties zoveel mogelijk beperkt worden. Dit wordt gerealiseerd doordat bij de betreffende fabrieken een uitgebreide waterzuivering aanwezig is. Binnen deze waterzuiveringen vindt reeds buffering plaats, zodat uiteindelijk de verwachting is dat pieken in verhoogde zoutconcentraties niet voor zullen komen. Met het bovengestelde zal de werking van de biologische zuivering niet nadelig worden beïnvloed
Zuurstofbindende stoffen
De zuurstofbindende stoffen zijn afkomstig van de diverse deelstromen. De belasting is voor een groot deel afkomstig van de PPD-fabriek (Wl). Veel componenten zijn goed afbreekbaar, en daarvoor is deze zuivering derhalve geschikt.
Ten behoeve van de doelmatige werking van de biologische zuivering (zawzi) worden normen gesteld op de gidsparameters CZV en N-totaal. Beide parameters zijn eveneens door Teijin Aramid beheersbaar, door toepassing van de Beste Beschikbare Technieken. Teijin Aramid geeft hier goede invulling aan door zuivering van deelstromen, inclusief het goed bedrijven van deze installaties en onderhoud.
Metalen
Aan metalen kunnen Nikkel en Chroom worden aangetroffen in het te lozen afvalwater. De concentraties zijn echter dermate laag dat het niet te verwachten is dat deze een negatieve invloed op de werking van de biologische zuivering zullen hebben. Overigens zal een deel van de zware metalen zich aan het zuiveringsslib in de zawzi hechten.
Gehalogeneerde organische koolwaterstoffen
De concentraties aan gehalogeneerde koolwaterstoffen, inclusief EOX, zijn relatief laag. Deze componenten zullen over het algemeen ook deels worden verwijderd in de biologische zuivering. Gezien de lage concentraties is het niet de verwachting dat deze stoffen een negatieve invloed op de
Pagina 20 van 34
werking van de zawzi zullen hebben. Specifiek voor tetra is overigens op de deelstroom een lozingseis gesteld.
5.2.3.9 Conclusie BBT-toetsing
Zoals in de beoordeling van de aanvraag is voor het overige geoordeeld dat:
1. de gebruikte technieken ten minste voldoen aan de betreffende BREF's;
2. er naast de technieken uit de BREF's geen andere technieken als Beste Beschikbare Technieken (BBT) dienen te worden aangemerkt.
Conclusie
Door het verlenen van deze vergunning wordt bereikt dat ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende Beste Beschikbare Technieken worden toegepast.
5.2.3.10 Onvoorziene lozingen
Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO 19991
Teijin Aramid is op grond van BRZO aangewezen als hoogdrempelig bedrijf en is dus verplicht tot het opstellen van een veiligheidsrapport en deze elke vijfjaar te actualiseren. Teijin Aramid heeft het veiligheidsrapport geactualiseerd en de nieuw te vergunnen situatie is erin verwerkt.
Onvoorziene lozingen
Teijin Aramid heeft beheersmaatregelen getroffen om onvoorziene lozingen naar het Zeehavenkanaal te beperken, in de vorm van eigen afvalwaterzuiveringinstallaties en voldoende (buffer)opvang. De afvalwaterzuiveringinstallaties zijn zodanig beveiligd, dat de afvoer naar de verzamelput AT-7913 stopt, als de parameters afwijken van de ingestelde waarden.
Verder is in de afvoer van verzamelput AT-7913 een bemonsteringsapparaat voor
24-uurs monsters aanwezig. Wanneer het kwaliteit van het afvalwater afwijkt van de specificaties, zal er geen afvoer plaatsvinden naar het Zeehavenkanaal.
Daarnaast heeft Teijin Aramid organisatorische maatregelen getroffen om onvoorziene lozingen te voorkomen. Indien een (grote) calamiteit zich voordoet zal het interne calamiteitenplan/hulpverleningsplan en de bedrijfshulpverleningsorganisatie geactiveerd worden. De bedrijfshulpverleningsorganisatie oefent periodiek op calamiteitenscenario's.
Milieurisicoanalvse (MRA1
Teijin Aramid heeft in het kader van de actualisering van het Veiligheidsrapport een MRA opgesteld. De selectie van de stoffen is conform de selectiemethodiek, zoals voorgesteld in de CIW nota uitgevoerd. De keuze van risicovolle activiteiten is correct uitgevoerd voor de geselecteerde stoffen. De getroffen maatregelen voldoen aan de Stand der Veiligheidstechniek (CIW). De restrisico's zijn gemodelleerd met behulp van het model Proteus. Op basis van nadere analyse wordt geconcludeerd dat de restrisico's acceptabel zijn.
Pagina 21 van 34
5.2.3.11 Lozen van gevaarlijke stoffen
In het afvalwater van Teijin Aramid zijn de volgende gevaarlijke stoffen aanwezig: o Tetra
o Paraxyleen
o Chloroform.
De toegepaste technieken voor monitoring en verwijdering van de gevaarlijke stoffen voldoen aan BBT zoals beschreven in de BREF's en Nederlandse informatiedocumenten 'BBT-documenten water". Niet is gebleken dat er naast de technieken die in de BREF's zijn omschreven andere technieken zijn die voor de onderhavige situatie als BBT dienen te worden aangemerkt.
Het betreft hier lage concentraties van gevaariijke stoffen. Technieken waarmee tegen hogere kosten een waarneembare grotere reductie van het risico op lozing van gevaarlijke stoffen wordt verkregen zijn naast de reeds toegepaste technieken praktisch niet toepasbaar. Op basis van de immissietoets is het, gezien de bijdrage van genoemde gevaariijke stoffen aan het achtergrondniveau, niet nodig ter bescherming van het milieu een strengere grenswaarde te stellen.
5.2.3.12 Immissietoets
Voor de lozing naar oppervlaktewater is de immissietoets uitgewerkt in het Handboek Immissietoets. Met de immissietoets wordt nagegaan of de restlozing leidt tot onaanvaardbare concentraties in het watersysteem, nadat de beste beschikbare technieken (BBT) zijn toegepast om de emissie te reduceren. Daarnaast geldt voor nieuwe lozingen dat de immissietoets gebruikt moet worden om te beoordelen of de lozing niet onverenigbaar is met de doelstellingen en belangen zoals genoemd artikel 6.21 van de Waterwet. Bij bestaande lozingen kunnen aanvullende eisen bovenop BBT alleen op grond van de immissietoets worden voorgeschreven als de voor de relevante stoffen in het waterlichaam geldende doelstellingen (hetzij de doelstelling op jaargemiddeldebasis (JG-MKN), hetzij het MTR indien nog geen doelstelling op jaargemiddeldebasis is afgeleid) worden overschreden. Het beheerplan moet dan aanleiding geven de bestaande lozingen opnieuw te bezien.
De volgende lozingen worden in het kader van de immissie-toets beschouwd als nieuwe lozingen: de verhoogde lozing minerale olie
de verhoogde lozing Chroom de verhoogde lozing bromide
Voor minerale olie en bromide zijn geen specifieke waterkwaliteitsdoelstellingen geformuleerd. Gezien de geringe omvang in relatie tot de grote omvang van het ontvangende oppervlaktewater kan worden geconcludeerd dat de lozing van de bovengenoemde stoffen geen significante effecten heeft op het bereiken van de waterkwaliteitsdoelstelling. Ook leidt de lozing niet tot acuut toxische effecten voor waterorganismen en/of in het sediment levende organismen binnen de mengzone. Daarom worden er op grond van de immissietoets geen nadere eisen gesteld aan de lozing van deze parameters.
Uit de immissietoets blijkt dat de onderhavige lozing geen significante effecten heeft op het bereiken van de doelstelling voor Xxxxxx. Ook leidt de lozing naar verwachting niet tot acuut toxische effecten voor waterorganismen en/of in het sediment levende organismen binnen de mengzone. Daarom worden er op grond van de immissietoets geen nadere eisen gesteld aan de onderhavige lozing.
Pagina 22 van 34
Ten aanzien van de bestaande lozing kan worden vermeld dat de lozing niet als zodanig in het beheerplan is genoemd. Omdat het beheerplan geen aanleiding geeft om de lozing opnieuw te beoordelen kan de immissie-toets achterwege blijven.
Een uitzondering op deze regel is gemaakt voor methacrylzuur omdat de milieukwaliteitsnormen(MKN) van deze parameter zijn aangescherpt. Voorheen waren de jaargemiddelde Milieukwaliteitsnorm (JG- MKN) en Maximaal Aanvaardbare Concentratie Milieukwaliteitsnorm (MAC-MKN) voor methacrylzuur vastgesteld op respectievelijk 75 pg/l en 9500 pg/l. Naar aanleiding van een RIVM rapport Milieurisicogrenzen voor methacrylzuur zijn deze bijgesteld naar respectievelijk 16,4 pg/l en 45 pg/1.
Na hertoetsing van de lozing blijkt dat de onderhavige lozing op de rand van de mengzone
een significante bijdrage levert aan de verslechtering van de gewenste waterkwaliteit. Desondanks wordt de lozing van methacrylzuur aanvaardbaar geacht. Daarbij hebben de volgende overwegingen een rol gespeeld:
de concentratieverhoging zal opgeteld bij de achtergrondconcentratie, op de rand van de mengzone niet leiden tot een overschrijding van de waterkwaliteitsnorm.
Gelet op de omvang van de lozing in relatie de omvang en het dynamisch karakter van de het ontvangende oppervlaktewater zal deze lozing geen bijdrage leveren aan de verslechtering van de chemische en ecologische toestand ter plaatse van het monitoringspunt van het oppervlaktewaterlichaam.
De MAC-MKN aan de rand van de MAC mengzone wordt niet overschreden. Dit betekent dat de lozing niet zal leiden tot acuut toxische effecten voor waterorganismen en in het sediment levende organismen.
Er zijn geen andere bedrijven die methacrylzuur lozen op het Zeehavenkanaal. Cumulatieve effecten zijn dan ook uitgesloten.
Omdat geen toxiciteitgegevens van zout water beschikbaar waren zijn de milieukwaliteitseisen uit het RIVM rapport conservatief vastgesteld. De milieukwaliteitseisen zijn vastgesteld op basis van zoet water (land oppervlaktewater) gegevens waarbij een aanvullende 'assessment' factor 10 is gebruikt. Indien deze assessment' factor niet wordt toegepast wordt er voldaan aan de gewenste waterkwaliteit.
5.2.3.13 Conclusie
Op grond van de bovenstaande wordt geconcludeerd dat de aanvraagde vergunning voor het brengen van stoffen in het oppervlaktewaterlichaam geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische waterkwaliteit.
5.2.4 Overwegingen ten aanzien van de maatschappelijke functievervulling door watersystemen
Het Nationaal Waterplan kent aan de Rijkswateren verschillende gebruiksfuncties toe die specifieke eisen stellen aan het beheer of gebruik van het betreffende rijkswater. De functies zijn nader uitgewerkt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (BPRW). Voor het Eems-Dollardestuarium gelden de volgende functies:
<• Natuur;
o Zwemwater;
• Koelwater;
Pagina 23 van 34
• Energie;
• Scheepvaart;
• Watersport en oeverrecreatie;
• Beroeps- en sportvisserij;
• Oppervlaktedelfstoffen;
• Archeologie, cultuurhistorie en landschap.
Uitgangspunt van het BPRW is dat in beginsel aan de eisen van de gebruiksfuncties wordt voldaan wanneer de basisfuncties veiligheid, voldoende water en schoon & gezond water op orde zijn.
Zoals aangegeven in deze vergunning heeft het brengen van stoffen in het oppervlaktewaterlichaam geen onaanvaardbare gevolgen voor het voorkomen en beperken van over stromingen, wateroverlast en waterschaarste en de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische waterkwaliteit. Er wordt daarom voldaan aan de eisen van bovengenoemde gebruikersfuncties.
5.3 Opzet van het advies
In het huidige milieubeleid is er een tendens om de verantwoordelijkheid voor het realiseren van milieudoelstellingen in toenemende mate bij de bedrijven neer te leggen, waarbij de overheid de verantwoordelijkheid behoudt om de kaders vast te stellen waarbinnen de milieuprestaties van bedrijven zich dienen te bevinden. Deze kwalificatie die ook wel de veranderende rol wordt genoemd, is in 2001 aan Teijin Aramid toegekend.
Het doel van de veranderende rol is dat bedrijven hun bedrijfsvoering met betrekking tot het milieu moeten verbeteren en op basis van gelijkwaardigheid (overheid en bedrijfsleven) een proces van continue verbetering moeten zien te bereiken. Wil de veranderende rol meerwaarde opleveren dan moet er bijvoorbeeld sprake zijn van een complex productieproces en/of een aanzienlijke milieubelasting. Daarnaast zal een bedrijf een visie moeten hebben, bereid moeten zijn eigen verantwoordelijkheid te dragen, een bepaalde vorm van eigen initiatief moeten tonen en er moet een bepaalde mate van zelfregulering aanwezig zijn.
Bij de beoordeling van de aanvraag is gekeken of Teijin Aramid nog steeds voldoet aan de kwalificatie van veranderende rol bedrijf. Deze analyse heeft de volgende conclusie opgeleverd:
1. Het toepassen van de veranderende rol levert bij Teijin Aramid een meerwaarde op ten opzichte van de klassieke benadering. Zo kunnen de complexe productieprocessen beter beheerst worden en kan een hoger milieurendement bereikt worden
2. Teijin Aramid beschikt over een door het management onderschreven milieubeleidsverklaring. Hierin wordt niet expliciet verklaard dat het bedrijf zal blijven streven naar continue verbetering. De beleidsverklaring is echter wel als zodanig uitgelegd en geïmplementeerd in de organisatie. Continue verbetering is namelijk een essentieel onderdeel van het gecertificeerde Milieuzorgsysteem.
Pagina 24 van 34
3. Er is milieudeskundigheid aanwezig en het bedrijf beschikt over de nodige financiële middelen en tijd.
4. Teijin Aramid is in staat het huidige emissieprofiel en de daarbij behorende milieurisico's weer te geven en in staat om haar ambitieniveau te vertalen naar concrete emissies.
4. Het laatste Bedrijfsmilieuplan (BMP) dateert uit 2007 en beschrijft de plannen in de periode 2006-2010. Vanaf 2010 stelt Teijin Aramid niet meer een bedrijfsmilieuplan op. Teijin Aramid maakt meerjarenafspraken door haar lidmaatschap aan de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI). Hiermee verplicht Teijin Aramid bepaalde milieudoelen na te streven en te behalen. Milieudoelen worden genoemd in het duurzaamheidsverslag dat jaarlijkse door Teijin Aramid wordt uitgegeven. In dit verslag wordt ook weergegeven welke milieudoelen er zijn gerealiseerd.
5. De bedrijfsvoering bij Teijin Aramid is transparant en er is er sprake van zelfregulering in vorm van vastgelegde procedures die door het bedrijf zelf en door externe auditeurs worden gecontroleerd. Het bedrijf beschikt daarvoor over een gecertificeerd milieuzorgsysteem conform ISO 14001.
6. Het bedrijf is gemotiveerd, toont eigen initiatief, vertoont een goed naleefgedrag en reageert in de meeste gevallen adequaat op onvoorziene omstandigheden en/of calamiteiten.
7. Het bedrijf rapporteert periodiek middels een milieujaarverslag (het PRTR- verslag) en een publieksverslag over de voortgang van de milieuprestaties en beschikt daarvoor over een adequaat meet - en registratiesysteem. Uit de rapportages blijkt dat de dalende trend van de meest vervuilende stoffen zich voortzet, terwijl de productie sterk is gestegen.
8. Het bedrijf is bereid tot een voortdurende en open communicatie tussen het bedrijf aan de ene kant en de overheid en maatschappelijke omgeving aan de andere kant.
Uit de analyse blijkt dat Teijin Aramid voldoet aan de voorwaarden waaraan een bedrijf moet voldoen om in aanmerking te komen voor een vergunning op basis van de veranderende rol..Daarnaast is het naleefgedrag en de houding ten opzichte van de overheid en derden zodanig dat dit geen belemmering vormt voor het verlenen van zo'n vergunning.
Pagina 25 van 34
5.4 Toelichting voorschriften Inleiding
Voor de afvalwaterstromen zijn alleen normen opgenomen voor parameters waarop Teijin Aramid kan sturen om de afvalwateriozingen te beheersen. Voor parameters waarop 'good housekeeping' van toepassing is, is geen voorschrift opgenomen, omdat Teijin Aramid de veranderende rol goed oppakt en daar zelf sturing aangeeft in haar milieuzorgsysteem. Door het goed oppakken van de veranderende rol zijn alleen jaarvrachteisen opgenomen voor invulling van de Beste Beschikbare Technieken.
Voorschrift 2 Lozingseisen op koolkolommen PPD-fabriek (Wl )
Aniline wordt als stuurparameter gezien voor een optimaal gebruik van de koolkolommen. Gezien de beheersbaarheid van de situatie en de borging van de goede werking van de kolommen en op basis van de goede invulling van de veranderende rol door Teijin Aramid wordt volstaan met controle achteraf. Dat wil zeggen dat er jaarvrachteisen worden opgenomen en dus geen concentratie- en debieteisen. De eis is gebaseerd op de goede werking van de koolkolommen en houden rekening met de werkwijze van Teijin: het preventief verwisselen van de kolommen.
Voorschrift 3 Lozingseis tetra TDC-fabriek (W2)
Met het frequent meten van het tetragehalte en de pH in het effluent van de stripper AC-7802 wordt de goede werking van deze stripper bewaakt en daarmee ook het PX gehalte. De goede werking wordt geborgd door de automatische koppeling van de tetra-analyser en het retourneren van het effluent naar tank AT-7815.
Gelet op deze borging en de goede invulling van de veranderende rol door Teijin Aramid wordt volstaan met controle achteraf en wel door het opnemen van jaarvrachteis voor tetra en dus niet door concentratie en debieteisen. Deze eis van maximaal 5 kg/jaar is gebaseerd op de goede werking van de stripper.
Voorschrift 4 Lozingseisen op het effluent naar de zawzi (W14)
De parameters CZV en totaal stikstof worden als stuurparameters gezien voor de lozing op de biologische zuivering, de zawzi. Hiermee wordt de doelmatige werking van de zawzi gegarandeerd.. Gezien de beheersbaarheid van deze parameters en de borging van de goede werking van de diverse waterzuiveringen op deelstroomniveau en op basis van de goede invulling van de veranderende rol door Teijin Aramid wordt volstaan met controle achteraf. Dat wil zeggen dat er jaarvrachteisen worden opgenomen en dus geen concentratie- en debieteisen.
Voorschrift 5 Bemonsteren, meten, registreren en rapporteren
Bij het vaststellen van de meet- en bemonstering frequentie, de wijze van bemonstering en analyseren en de wijze van rapporteren is aangesloten bij hetgeen de aanvraag daarover vermeld. Op de in de aanvraag beschreven wijze wordt in voldoende mate inzicht verkregen in de werkelijke lozingssituatie. Dit is als onderdeel van deze vergunning, als bijlage 4, bijgevoegd. Afwijkingen van hetgeen in bijlage 4 staat vermeld, alsmede de wijze waarop de jaarvrachten worden berekend, behoeven de goedkeuring van het bevoegd gezag.
Pagina 26 van 34
Teneinde de te volgen handhaafstrategie tijdig af te kunnen stemmen op de daadwerkelijke lozingssituatie is het noodzakelijk dat van de genormeerde parameters, alsmede van een aantal interne stuurparameters, de gehalten per jaar gerapporteerd worden. Om daarnaast inzicht te houden in de daadwerkelijke (verbetering van de) milieuprestaties van Teijin Aramid dient het bedrijf jaariijks te rapporteren over de geloosde jaarvrachten van de parameters genoemd in bijlage 2 behorende bij deze vergunning.
Voorschrift 7 Voorgenomen wijzigingen
Van wijzigingen in het proces of de procesvoering, die afwijken van de aanvraag, maar die geen invloed hebben op de beoordeling van de best beschikbare technieken of op de aard, samenstelling en wijze van in het oppervlaktewater brengen van het te lozen afvalwater wordt ingeschat dat de milieu- impact voor de waterkwaliteit gering zal zijn. Teijin Aramid vult de veranderende rol op een goede manier in en kan daarom bij dit soort wijzigingen volstaan met een schriftelijke kennisgeving vooraf (minimaal twee weken).
6. Conclusie
Gezien het belang van het bedrijf om afvalwater te mogen lozen en gezien de te verwachten aard en de omvang van het te lozen afvalwater in relatie tot de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewateriichaam wordt de lozing onder voorschriften aanvaardbaar geacht en bestaan er met betrekking tot de lozing geen bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning.
Pagina 27 van 34
Bijlage 1 : Begripsbepalingen, behorende bij het advies van de minister van Infrastructuu r en Milieu van 22 januari 2013 nr. RWS -2013/7377 1
In dit advies vergunning wordt verstaan onder:
1. 'ABM': algemene beoordelingsmethodiek voor stoffen en preparaten;
2. 'Afvalwater': water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;
3. 'Awb': Algemene wet bestuursrecht
4. 'awzi': afvalwaterzuiveringsinrichting, een aerobe biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie voor de afbraak van zuurstofbindende stoffen;
5. 'BBT': Beste Beschikbare Technieken, als bedoeld in IPPC Richtlijn, artikel 2; zie ook 'BAT';
6. 'BRZO': besluit risico zware ongevallen;
7. 'BZV: biochemisch zuurstof verbruik; deze parameter geeft, in combinatie met CZV en KjN, een indicatie van afbraak van organische stoffen in de biologische afvalwaterzuivering;
8. 'Concentratie': het gehalte van een (som-)parameter, uitgedrukt in mg/l of ug/l;
9. 'CZV: chemisch zuurstof verbruik; deze parameter geeft, in combinatie met BZV en KjN, een indicatie van afbraak van organische stoffen in de biologische afvalwaterzuivering;
10. 'Dagvracht': de vracht uitgedrukt in kg per etmaal bepaald als het product van de gedurende een etmaal geloosde hoeveelheid afvalwater en de concentratie in een etmaalmonster over datzelfde etmaal;
11. 'Effluent': afvalwater afkomstig uit een installatie waarin dit afvalwater een zuiveringstechnische behandeling heeft ondergaan;
12. 'Etmaalmonster': een representatief genomen monster van het afvalwater over een periode van 24 uur;
13. 'Gemiddelde concentratie': (in geval van steekmonsters, aansluitend op lid 37) het voortschrijdend rekenkundig gemiddelde van 10 opeenvolgende concentraties in steekmonsters waarbij tussen de monsternames minstens 24 uur verstreken is; (in geval van etmaalmonsters, aansluitend op lid 16) het voortschrijdend rekenkundig gemiddelde van 10 opeenvolgende concentraties in etmaalmonsters waarbij de etmaalmonsters niet noodzakelijkerwijs aaneengesloten genomen behoeven te zijn;
14. 'Gpbv-installatie': Installatie zoals bedoeld in bijlage I van de EG-richtlijn geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (ook wel IPPC-installatie genoemd);
15. 'Het afvalwaterwerk': de voorziening die is aangelegd of wordt gebruikt voor de inzameling en lozing van afvalwater;
16. 'IPPC-installatie': installatie zoals bedoeld in bijlage I van de EG-richtlijn geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (ook wel gpbv-installatie genoemd);
17. 'KjN': Kjeldahl-stikstof: deze parameter geeft, in combinatie met BZV en CZV, een indicatie van afbraak van organische stoffen in de biologische afvalwaterzuivering;
18. 'Lozingspunt': een punt van waaruit afvalwater in het oppervlaktewaterlichaam wordt geloosd/gebracht;
19. 'MAK': de volgende monocyclische aromatische koolwaterstoffen: benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xylenen, styreen, cumeen;
20. 'Meetpunt': een intern controlepunt;
Pagina 28 van 34
21 . 'NEN': standaard voor o.a. analysemethoden; de analysemethoden met NEN-nummers staan vermeld in de 'Methode voor de analyse voor afvalwater' van het Nederiands Normalisatie Instituut (N.N.I.);
22. 'N-totaal': de totale concentratie aan stikstof, berekend als de som van de concentratie aan Xxxxxxxx-stikstof en de concentratie aan nitraat- en nitrietstikstof;
23. 'Ongewoon voorval': een voorval waardoor nadelige gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam zijn ontstaan of dreigen te ontstaan;
24. 'PAK': polycyclische aromatische koolwaterstoffen;
25. 'P-totaal': is gelijk aan fosfor-totaal;
26. 'rapportagegrens': de onder normale omstandigheden door de laboratoria van de Waterdienst gegarandeerde grens waarboven concentraties gerapporteerd kunnen worden;
27. 'rwzi': rioolwaterzuiveringsinrichting;
28. 'R-zinnen': gevaarszinnen die betrekking hebben op de intrinsieke gevaren van chemische stoffen. Relevante gevaarszinnen zijn:
- R40
- R45
- R46
- X00
- X00
- X00
- X00
Carcinogene effecten zijn niet uitgesloten (vervangen door R-zin 68) Kan kanker veroorzaken.
Kan erfelijke genetische schade veroorzaken
Zeer vergiftig voor in het water levende organismen Vergiftig voor in het water levende organismen Schadelijk voor in het water levende organismen
Kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten
29. 'Som metalen': het totaal van de concentraties van de volgende metalen: arseen, chroom, koper, lood, nikkel en zink; en kwik, cadmium, molybdeen...;
30. 'steekmonster': een op enig moment genomen monster van het afvalwater;
31 . 'Vergunninghouder': diegene die krachtens deze vergunning handelingen verricht;
32. 'Voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden': andere dan de reguliere bedrijfsomstandigheden, niet zijnde een ongewoon voorval, zoals onderhouds- en reparatiewerkzaamheden, storingen, korte stilleggingen en het opstarten of het definitief buiten bedrijf stellen van een proces- of afvalwaterzuiveringsinstallatie of onderdelen hiervan.
33. 'vrij chloorgehalte': het vrij beschikbaar chloorgehalte zijnde de som van de gehalten aan opgelost hypochlorig zuur, hypochloriet-ion, chloorgas en analoge broomverbindingen, uitgedrukt in mg/l vrij chloor;
34. 'Wabo': Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
35. 'Wtw': Waterwet;
36. 'zawzi': zoute afvalwaterzuiveringsinrichting;
37. 'zware metalen': Xx, Xx, Xx, Xx, Xx, Xx, Xx, xx Xx;
38. 'Onttrekken': het door middel van een werk halen van water uit een oppervlaktewaterlichaam;
39. XXXX 0000-0000: het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2009-2015, zoals dat op 22 december 2009 in werking is getreden (te downloaden van
www, rijkswaterstaat, nl):
40. Kaderrichtlijn Water (KRW): richtlijn 2000/60/EC van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid;
Pagina 29 van 34
41 . KRW-wateriichaam: definitie volgens artikel 2 lid 10 van de richtlijn 2000/60/EG:'een te onderscheiden oppervlaktewater van aanzienlijke omvang, zoals een meer, een waterbekken, een stroom, een rivier, een kanaal, een deel van een stroom, rivier of kanaal, een overgangswater of een strook kustwater';
42. Oppervlaktewateriichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de Wtw, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna;
43. zawzi: Zoute Afvalwaterzuiveringsinrichting, aerobe biologische afvalwaterzuivering voor zout industrieel afvalwater
44. Mjv: milieujaarverslag
1. CaCl2: Calciumchloride
2. CaO: Calciumoxide (kalk)
3. Cb; Chloor
4. CZV: Chemisch zuurstofverbruik
5. DCM: Dichloormethaan
6. EOX: Extraheerbaar organisch halogeen
7. EOXb: Extraheerbaar organisch halogeen na beluchten
8. Fe(0H)3: IJzerhydroxide
9. HCI: Waterstofchloride (zoutzuur)
10. IBZ: Iso-boterzuur
11. IE: Inwonerequivalent
12. i-TEQ: (indicatieve) toxiciteitequivalent
13. KOH: Kaliumhydroxide
14. MAZ: Methacrylzuur
15. MIB: Methylisobutyraat
16. Mjv: milieujaarverslag
17. MMC: Methylmethacrylaat
18. NaCl: Natriumchloride
19. NaCIOa: Natriumchloraat
20. NaOH: Natriumhydroxide( = Natronloog)
21 . NaN02:Natriumnitriet
22. NaN03:Natriumnitraat
23. NKj: Xxxxxxxx Xxxxxxxx
24. NMP: N-methylpyrrolidon
25. OAAB: Xxxxx-xxxxx-xxx-xxxxxxx
00. OPD: Ortho-phenyleendiamine
27. pH: Zuurgraad
28. PAAB: Para-amino-azo-benzeen
29. PPTA: Polyparaphenyleentereftalamide (polymeer)
30. PPD: Paraphenyleen-diamine
31 . PTA: Tereftaalzuur
32. PX: Paraxyleen
33. TDC: Tereftaloyldichloride
34. Tetra: Tetrachloorkoolstof (tetrachloormethaan)
Pagina 30 van 34
35. ZS: Zwevende stof ( = onopgeloste bestanddelen)
36. VLAR: Vluchtige aromatische verbindingen
37. voel : Vluchtige organisch chloorverbindingen
38. NaOCI: natriumhypochloriet (actief chloor)
39. N totaal
Pagina 31 van 34
Bijlage 2: Behorende bij het advies van de minister van Infrastructuur en Milieu van 22 januari 2013 nr. RWS -2013/73771 .
Lijst van parameters voor te rapporteren vrachten
Nr | Component | Eenheid |
1 | Aniline | Kg |
2 | Tetra | Kg |
3 | CZV | Kg |
4 | N-Totaal | Kg |
Pagina 32 van 34
Bijlage 3: Schema Afvalwatersituatie, behorende bij het advies van de minister van Infrastructuu r en Milieu van 22 januari 2013 nr. RWS -2013/7377 1
W l
. PPD Fabriek
W2
TDi: Fabriek ■
■ l Werkplaats
1 W14
1 \A/R 1
•■ " 1
\ ^ '''' ■''''' ■ ' ■ . , ,,,, ■■ ■ ,,,,,,,, ■
W6
---- ■■
\ Tanks.
iv" AT:7947/48 . ,. ' '
t
•ZAWZI
' Olieforh'uizén '. W16
W7
Sanitair systeem
• Bronneringswater, Spoelwater
W4
Recovery
Tanks XX-0000X/X
XXX/XXX'xxxxxxx condensaat
W15 Wi l
W5
Koeltorens"
W4a
Verzamelput
. AT-7913 .
Zeehaven- kanaal
W9
Laboratorium
Kool bed'
W13
Drainage ■
WIO
. , Verzahielput
■ AT-7301 -■
;!, ■ ^" systeem.;, . , &
Pagina 33 van 34
Bijlage 4 : Overzicht metingen emissiepunten naar water , behorende bij het advies van de minister van Infrastructuu r en Milieu van 22 januari 2013 nr. RWS -2013/7377 1
Emis. | Proces-code | Stof | Proces onderdeel | Plaats ■ | Component | Meet methode | Meet frequentie |
W l | AS-(B)7808C | Afvalwater | Koolkolom | PPD-fabriek | debiet | continu | |
W l | AS-(B)7808C | Afvalwater | Koolkolom | PPD-fabriek | PPD | VS1223 | l/dag |
W l | AS-(B)7808C | Afvalwater | Koolkolom | PPD-fabriek | aniline | VS1113 | l/dag |
W2 | AC-7802 | Afvalwater | Stripper | TDC-fabriek | EOClb | NEN 6402 | l/maand |
W2 | AC-7802 | Afvalwater | Stripper | TDC-fabriek | actief chloor | VS2320 | l/da g |
W2 | AC-7802 | Afvalwater | Stripper | TDC-fabriek | EOCI | NEN 6402 | l/maand |
W2 | AC-7802 | Afvalwater | Stripper | TDC-fabriek | PX | analyser | 6/uur |
W2 | AC-7802 | Afvalwater | Stripper | TDC-fabriek | tetra | analyser | 6/uur |
W2 | AC-7802 | Afvalwater | Stripper | TDC-fabriek | debiet | continu | |
W14 | Afvalwater | verzamelput | olie | NEN 9377-2 | 4/jaar | ||
W14 | Afvalwater | verzamelput | CZV | NEN 6633 | l/dag | ||
W14 | Afvalwater | verzamelput | N-ki | NEN 5663 | 1/8 dagen | ||
W14 | Afvalwater | verzamelput | N-N02 | NEN-EN- ISO 13395 | 1/3 maand | ||
W14 | Afvalwater | verzamelput | X-X00 | XXX00000 -1 / NEN6604 | 1/8 dagen | ||
W14 | Afvalwater | verzamelput | Aniline | VS 1113 | l/maand | ||
W14 | Afvalwater | verzamelput | Tetra | VS 2119/ VS 2123 | l/maand | ||
W14 | Afvalwater | verzamelput | MAZ | VS 2205/ VS2210 | l/maand | ||
W14 | Afvalwater | verzamelput | fenol | VS 1116 | 1/ maand | ||
W14 | Afvalwater | verzamelput | Chloride | VS 1326 | 1/8 dagen |
VS betekent een analysevoorschrift van Teijin Aramid Delfzijl
Pagina 34 van 34
OMGEVINGSVERGUNNING
WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT
Ten behoeve van de activiteit milieu
voor een indirecte lozing via de zoutafvalwaterzuiveringsinstallatie op het Zeehavenkanaal
Teijin Aramid B.V. Oosterhorn 6 te Delfzijl (zaaknr. 460825)
Inhoudsopgave
1. OMGEVINGSVERGUNNING BESLUIT 3
1.1 Onderwerp 3
1.2 Besluit 3
1.3 Ondertekening en verzending 3
2. OMGEVINGSVERGUNNING PROCEDUREEL 4
2.1 Gegevens aanvrager 4
2.2 Projectbeschrijving 4
2.3 Huidige vergunningsituatie 4
2.4 Bevoegd gezag 4
2.5 Coördinatie met Watervergunning 4
2.6 Ontvankelijkheid en opschorting procedure 4
2.7 Procedure en zienswijzen 5
2.7.1 Adviezen 5
2.7.2 Ter inzage ontwerpbeschikking 5
2.7.3 Zienswijzen 5
2.7.4 Ter inzage definitieve beschikking 5
3. OVERWEGINGEN EN TOETSINGEN 5
3.1 Bindend advies 5
3.2 Conclusie 5
BIJLAGE 1 : ADVIES RIJKSWATERSTAAT 6