PENSIOENREGLEMENT
PENSIOENREGLEMENT
STICHTING SPORTFONDSEN PENSIOENFONDS
PER 1 JANUARI 2024
VERSIE 12 DECEMBER 2023
Inhoudsopgave
Artikel 1. Begripsomschrijvingen 2
Artikel 3. Pensioenaanspraken 4
Artikel 4. Pensioengrondslag en deelnemingsjaren 5
Artikel 5. Levenslang ouderdomspensioen 6
Artikel 6. Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen 6
Artikel 7. Levenslang nabestaandenpensioen 7
Artikel 8. Gevolgen van echtscheiding voor het nabestaandenpensioen 7
Artikel 10. Uitbetaling van de pensioenen 9
Artikel 11. Voortzetting van de deelneming bij arbeidsongeschiktheid 10
Artikel 12. Kosten en financiering 11
Artikel 13. Herziening of beëindiging van de pensioenregeling 11
Artikel 14. Einde van de deelneming 12
Artikel 15. Waardeoverdracht 13
Artikel 16. Uitruil nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen 13
Artikel 17. Uitruil ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen en wezenpensioen 14
Artikel 18. Vervroegde of uitgestelde ingang en variabele hoogte van het ouderdomspensioen . 14 Artikel 19. Verrekening van elders verworven aanspraken 15
Artikel 20. Toeslagverlening 16
Artikel 21. Besteding overschot. 16
Artikel 22. Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten bij tekorten 16
Artikel 23. Wijziging pensioenreglement 17
Artikel 24. Informatieverstrekking aan deelnemers 17
Artikel 25. Inkoop van extra deelnemersjaren 18
Artikel 26. Wettelijke bepalingen Pensioenregeling 18
Artikel 27. Klachten en geschillen 19
Artikel 28. Datum inwerkingtreding en overgangsbepalingen 19
Bijlage 1. Afkoopfactoren artikel 10 lid 7 21
Bijlage 2. Factoren voor keuzemogelijkheden 22
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
a. b. c. | fonds : statuten : bestuur : | de “Stichting Sportfondsen Pensioenfonds” te Amsterdam; de statuten van het fonds; het bestuur van het fonds; |
d. | aangesloten : onderneming | de in artikel 4 van de statuten bedoelde ondernemingen; |
e. | kernvergadering : | de vergadering bedoeld in artikel 10 van de statuten; |
f. | CAO : | de geldende Collectieve Arbeidsovereenkomst Zwembaden; |
g | deelnemer : | de werknemer die op grond van artikel 2 in deze pensioenregeling is opgenomen; |
h. | gewezen deelnemer : | de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een pensioenreglement van het fonds geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het fonds; |
i. | gepensioneerde : | de pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan; |
j. | pensioengerechtigde: | de persoon voor wie op grond van het pensioenreglement van het fonds het pensioen is ingegaan; |
k. | parttimer : | iedere deelnemer met een schriftelijk overeengekomen arbeidstijd die korter is dan de normale volledige arbeidsduur volgens de CAO of de arbeidsvoorwaarden van Sportfondsen Nederland BV; |
l. | nabestaande : | 1. xxxxxx/weduwnaar de vrouw of de man die bij overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde zijn/haar echtgeno(o)t(e) is krachtens een voor de pensioeningangsdatum aangegaan huwelijk; |
2. de bij de burgerlijke stand geregistreerde partner voor de uitvoering van deze pensioenregeling wordt een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap gelijkgesteld met een huwelijk en beëindiging van dat partnerschap anders dan door overlijden, omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk of vermissing gelijkgesteld met einde van een huwelijk door echtscheiding; de bepalingen in dit reglement aangaande de aanspraken voor en rechten van een (gewezen) echtgeno(o)t(e) gelden aldus op dezelfde wijze voor een (gewezen) geregistreerde partner (waaronder de eis dat het geregistreerd partnerschap voor de pensioeningangsdatum is aangegaan); waar in dit reglement sprake is van partner wordt niet de geregistreerde partner, maar uitsluitend de onder punt 3 gedefinieerde partner bedoeld; |
3. partner
de ongehuwde persoon die geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn van de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is; dan wel geen broer of zus relatie heeft met de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en bij diens overlijden met hem/haar samenwoont krachtens een voor de pensioeningangsdatum aangegaan partnerschap als bedoeld onder m;
m. partnerschap : de gezamenlijke huishouding die de ongehuwde (gewezen)
deelnemer of gepensioneerde met zijn/haar partner (als bedoeld onder l3) blijkens een notarieel verleden samenlevingscontract gedurende ten minste een half jaar voert; in dit contract moeten enige vermogensrechtelijke aangelegenheden worden geregeld;
het contract is niet vereist als de gezamenlijke huishouding al
- aantoonbaar - ten minste 5 jaar onafgebroken bestaat;
n. kinderen : 1. de kinderen die zijn geboren uit een voor de pensioendatum
door de (gewezen) deelnemer aangegaan huwelijk, alsmede de kinderen die reeds voor de pensioendatum op een andere wijze in familierechtelijke betrekking tot de (gewezen) deelnemer zijn komen te staan;
2. de pleegkinderen van de (gewezen) deelnemer die door hem/haar als eigen kinderen worden onderhouden en opgevoed, mits dit onderhoud en deze opvoeding zijn aangevangen voor de pensioendatum;
o. pensioendatum : de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 68- jarige leeftijd (zou hebben) bereikt;
p. pensioeningangsdatum: de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer feitelijk
met pensioen gaat;
q. i. scheiding : echtscheiding of scheiding van tafel en bed of beëindiging van het
geregistreerd partnerschap anders dan door dood of vermissing;
ii. echtscheiding echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap of partnerschap;
beëindiging van een geregistreerd partnerschap door omzetting in een huwelijk valt niet onder het begrip scheiding of echtscheiding;
r. scheidingsdatum : 1. de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is
ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
2. de datum waarop de beschikking van de scheiding van tafel en bed, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
3. de datum waarop de beschikking of overeenkomst inzake de beëindiging van het geregistreerd partnerschap, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
s. verzekeraar : een verzekeraar die in het bezit is van een vergunning als bedoeld in
artikel 2:27 van de Wet op het financieel toezicht;
t. werknemer : degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van
het Burgerlijk Wetboek met de aangesloten onderneming heeft;
u. pensioenovereenkomst: hetgeen tussen de aangesloten onderneming en de werknemer bij
arbeidsovereenkomst is overeengekomen inzake pensioen met inachtneming van hoofdstuk 2 van de Pensioenwet;
v. uitvoeringsovereenkomst:een overeenkomst tussen de aangesloten onderneming en het fonds
die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk 3 van de Pensioenwet;
w. | bpf: | Stichting Pensioenfonds Recreatie; |
x. | prijsindex: | de stijging van de consumentenprijsindex (cpi) alle huishoudens zoals |
vastgesteld en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de | ||
Statistiek. Hierbij wordt de cpi in aanmerking genomen zoals die geldt | ||
op 1 oktober voorafgaande aan de indexatie ten opzichte van de cpi | ||
op 1 oktober van het daaraan voorafgaande jaar; |
Artikel 2. Deelnemerschap
1. In deze pensioenregeling wordt opgenomen de werknemer die op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst is van een aangesloten onderneming en 18 jaar of ouder is.
2. Op de ingangsdatum van deze pensioenregeling is opgenomen de werknemer die op die datum aan de gestelde opnemingsvereisten voldoet.
De werknemer die eerst na de ingangsdatum van deze pensioenregeling de opnameleeftijd bereikt, wordt opgenomen op de eerste dag van de maand waarin de opnameleeftijd wordt bereikt. De werknemer die eerst na de ingangsdatum van deze pensioenregeling in dienst treedt en de opnameleeftijd reeds heeft bereikt, wordt opgenomen op de dag van in dienst treden.
3. Het deelnemerschap eindigt:
a. bij overlijden van de deelnemer;
b. op de pensioendatum;
c. bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met een aangesloten onderneming voor de pensioendatum;
de deelneming eindigt echter niet door beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een aangesloten onderneming vóór de pensioendatum wegens gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in verband waarmee de verzekeraar gehele of gedeeltelijke premievrijstelling verleent;
d. bij beëindiging van de aansluiting van een onderneming bij het fonds zonder dat de werknemers direct aansluitend overgaan in dienst van een andere aangesloten onderneming.
4. Het bestuur kan op verzoek van een aangesloten onderneming toestaan, dat een bij die onderneming in dienst zijnde werknemer die niet voldoet aan de eisen van het deelnemerschap als omschreven in lid 1, toch als deelnemer toetreedt, echter uitsluitend voor zover dat niet in strijd is met enige wettelijke voorschriften.
Artikel 3. Pensioenaanspraken
1. De deelnemer heeft aanspraak op:
- levenslang ouderdomspensioen voor zichzelf;
- levenslang nabestaandenpensioen voor zijn/haar nabestaande;
- wezenpensioen voor zijn/haar pensioengerechtigde kinderen
- voortzetting van de deelneming bij arbeidsongeschiktheid
Dit pensioenreglement is een vastlegging van de pensioenovereenkomst tussen werkgever en werknemer en heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst.
2. De deelnemer heeft op elk moment slechts aanspraak op nabestaandenpensioen voor één echtgeno(o)t(e) of partner.
3. Bij overlijden van de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde dient zijn/haar partner zich bij het fonds te melden en ten genoegen van het fonds aan te tonen dat ten tijde van dit overlijden werd voldaan aan de reglementaire vereisten met betrekking tot partner en partnerschap. Indien de ongehuwde gewezen deelnemer na de pensioendatum overlijdt, dient tevens te worden aangetoond dat het partnerschap al voor de pensioendatum bestond.
4. Indien de werknemer na aanvankelijk afstand te hebben gedaan van aanspraken uit hoofde van deze pensioenregeling, verzoekt om alsnog in de pensioenregeling te worden opgenomen, is inwilliging van dit verzoek in ieder geval mede afhankelijk van de voorwaarden die de verzekeraar stelt.
Artikel 4. Pensioengrondslag en deelnemingsjaren
1. Op de dag van opneming en vervolgens jaarlijks op 1 januari wordt met inachtneming van het bepaalde in lid 6 voor elke deelnemer de pensioengrondslag vastgesteld.
2. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris (als omschreven in lid 3) verminderd met de franchise (als omschreven in lid 4). Voor de berekening van de pensioengrondslag wordt een pensioengevend salaris in aanmerking genomen van maximaal het bedrag dat is bedoeld in artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964 (in 2024 € 137.800,-).
3. Onder pensioengevend salaris wordt verstaan 12 maal het vaste maandsalaris dat geldt op het tijdstip van vaststelling van de pensioengrondslag, vermeerderd met de vakantietoeslag, de dertiende maand en het salaris over de meeruren.
4. De hoogte van de franchise bedraagt € 17,007,- per 1 januari 2024 De franchise wordt jaarlijks verhoogd met de procentuele ontwikkeling van de fiscaal minimaal vereiste franchise bij het opbouwpercentage voor het levenslang ouderdomspensioen zoals is opgenomen in artikel 5, lid 2.
5. Deelnemingsjaren zijn de jaren tussen de datum van opneming in de regeling en (uiterlijk) de pensioendatum. De deelnemingsjaren worden bepaald in dagen, waarbij een maand dertig dagen bevat.
Voor de pensioenberekening worden maximaal 50 deelnemingsjaren in aanmerking genomen. De eventuele dienstjaren gelegen vóór de eerste dag van de maand waarin de 18ste verjaardag van de deelnemer valt, worden niet als deelnemingsjaren beschouwd.
6. Voor de berekening van de pensioengrondslag van een parttimer wordt het jaarsalaris herleid tot het bedrag dat bij een normale arbeidstijd zou gelden.
7. Voor elke parttimer wordt na afloop van het betreffende jaar een parttimepercentage vastgesteld op basis van het daadwerkelijk gewerkte aantal uren en de normale arbeidsuren volgens de CAO of de arbeidsvoorwaarden van Sportfondsen Nederland BV.
Het parttimepercentage bedraagt maximaal 100%. Zowel de pensioenaanspraken als de risicoverzekeringen over het betreffende jaar worden gebaseerd op het aldus vastgestelde parttimepercentage.
Voor de bepaling van de deelnemingsjaren van parttimers wordt elk deelnemingsjaar vermenigvuldigd met de gewogen gemiddelde parttimefactor.
8. Een verlaging van de pensioengrondslag leidt niet tot een verlaging van de pensioenaanspraken die tot de datum van verlaging van de pensioengrondslag zijn opgebouwd.
Artikel 5. Levenslang ouderdomspensioen
1. Het levenslange ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en het wordt uitgekeerd tot en met de dag van overlijden van de gepensioneerde.
2. Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen is gelijk aan 1,787%% van de voor elk volbracht deelnemingsjaar vastgestelde pensioengrondslag.
Artikel 6. Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen
1. In geval van scheiding heeft de gescheiden echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht op verevening van het ouderdomspensioen volgens het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Deze wet bepaalt dat de gescheiden echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner recht krijgt op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
2. Het recht op verevening kan rechtstreeks jegens het fonds geldend worden gemaakt indien de scheiding binnen 2 jaar na de scheidingsdatum aan het fonds wordt gemeld.
Het fonds betaalt dan het aan de gescheiden echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner toekomende deel van het ingegane ouderdomspensioen rechtstreeks uit aan de gescheiden echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner. Deze uitbetaling aan de gescheiden echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner eindigt bij overlijden van de gepensioneerde, maar uiterlijk bij het eerdere overlijden van de gescheiden echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner.
3. Het fonds kan uitsluitend worden aangesproken voor dat deel van het te verevenen ouderdomspensioen dat hij nog moet uitkeren vanaf een maand nadat hij het daartoe bestemde, correct ingevulde “mededelingsformulier” heeft ontvangen.
Indien de scheiding niet tijdig aan het fonds is gemeld, kan de gescheiden echt-geno(o)t(e) of geregistreerd partner het recht op verevening uitsluitend nog jegens de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde uitoefenen.
4. In geval van einde van scheiding in de zin van dit reglement, niet zijnde scheiding van tafel en bed, kunnen de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de gewezen echtgeno(o)t(e) of gewezen geregistreerd partner het fonds om conversie verzoeken. Hieronder wordt verstaan de omzetting van de aanspraak van de gewezen echtgeno(o)t(e) of gewezen geregistreerd partner op het hem/haar uit te betalen deel van het ouderdomspensioen en zijn/haar op grond van artikel 9 “Bepalingen in geval van echtscheiding” verkregen aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen (onder verval van beide aanspraken) in een voor hem/haar zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen.
Het fonds is niet verplicht aan conversie mee te werken en kan voorwaarden aan de conversie verbinden.
5. Het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt verminderd met het aan de gescheiden echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner toekomende deel ervan. Deze vermindering vervalt bij overlijden van de gescheiden echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner; bij conversie is de vermindering echter blijvend.
6. Het fonds is bevoegd de kosten van de verevening aan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de gescheiden echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner in rekening te brengen (ieder voor de helft).
7. Het fonds verstrekt aan de gescheiden echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner partner een bewijsstuk van het hem/haar toekomende deel van het te verevenen pensioen. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ontvangt daarvan een kopie van het fonds.
8. Het bepaalde in de voorgaande leden vindt geen dan wel een andere toepassing indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en zijn/haar echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner bij huwelijkse voorwaarden of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. Het fonds kan in een dergelijk geval een afwijkende premie en /of afwijkende voorwaarden stellen. De eventuele extra premie wordt door het fonds aan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in rekening gebracht.
Artikel 7. Levenslang nabestaandenpensioen
1. Het levenslange nabestaandenpensioen gaat in op de dag van overlijden van de deelnemer en het wordt uitgekeerd tot en met de dag van overlijden van zijn/haar nabestaande. In afwijking hiervan gaat, in geval op het moment van overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde zijn ouderdomspensioen reeds tot uitkering is gekomen, het levenslange nabestaandenpensioen in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van deze (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Het jaarlijkse levenslange nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen waarop hij/zij bij deelneming tot de pensioendatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen.
2. Indien uitruil conform artikel “Uitruil ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen en wezenpensioen” heeft plaatsgevonden, heeft de (gewezen) nabestaande van de gewezen deelnemer of gepensioneerde aanspraak op nabestaandenpensioen. Indien de gewezen deelnemer of gepensioneerde aanspraak op nabestaandenpensioen verworven uit hoofde van de pensioenregeling die van toepassing was vóór 1 januari 2003 heeft de (gewezen) nabestaande van de gewezen deelnemer of gepensioneerde aanspraak op nabestaandenpensioen. Indien geen uitruil heeft plaatsgevonden, heeft de nabestaande van de gewezen deelnemer of gepensioneerde geen aanspraak op nabestaandenpensioen.
Artikel 8. Gevolgen van echtscheiding voor het nabestaandenpensioen
1. In geval van echtscheiding van de gewezen deelnemer of gepensioneerde heeft zijn/haar nabestaande aanspraak op een bijzonder nabestaandenpensioen, indien ouderdomspensioen is uitgeruild in nabestaandenpensioen en wezenpensioen overeenkomstig artikel “Uitruil ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen en wezenpensioen”.
2. Het bijzonder nabestaandenpensioen gaat in op de dag van overlijden van de gewezen deelnemer of gepensioneerde en het wordt uitgekeerd tot en met de dag van overlijden van de nabestaande.
3. Een volgende echtgeno(o)t(e) of partner heeft aanspraak op een (verlaagd) nabestaandenpensioen.
Deze aanspraak op het verlaagde nabestaandenpensioen is gelijk aan het nabestaandenpensioen overeenkomstig het artikel "Levenslang nabestaandenpensioen", lid 2, verminderd met het bijzondere nabestaandenpensioen.
4. In geval van echtscheiding na beëindiging van het deelnemerschap, heeft een volgende echtgeno(o)t(e) of partner geen aanspraak op nabestaandenpensioen.
6. De bij echtscheiding betrokken partijen zullen daarvan terstond schriftelijk mededeling doen aan het pensioenfonds onder overlegging van de benodigde bewijsstukken.
De gewezen deelnemer of gepensioneerde met een partnerschap zal het fonds van de beëindiging van het partnerschap terstond schriftelijk mededeling doen onder overlegging van een door de gewezen deelnemer of gepensioneerde en zijn/haar gewezen partner ondertekende verklaring. De handtekening van de gewezen deelnemer of gepensioneerde volstaat indien deze ten genoegen van het fonds aantoont zich voldoende te hebben ingespannen om de handtekening van zijn/haar partner te verkrijgen en deze op de betreffende reglementsbepalingen te hebben gewezen.
Het fonds is niet aansprakelijk voor eventuele nadelige gevolgen van te late aanmelding.
Het fonds zal aan de gewezen echtgeno(o)t(e) of gewezen (bij de burgerlijke stand geregistreerde) partner een bewijsstuk verstrekken van het voor haar/hem verzekerde pensioen.
7. Het bepaalde in lid 8 van het artikel “Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen” is van overeenkomstige toepassing, ook voor de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en zijn/haar gewezen partner.
8. De gewezen echtgeno(o)t(e) of gewezen (bij de burgerlijke stand geregistreerde) partner heeft het recht een aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen te vervreemden aan een eerdere of latere (gewezen) echtgeno(o)t(e) of (gewezen) (bij de burgerlijke stand geregistreerde) partner van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, mits:
a. het fonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken;
b. de vervreemding onherroepelijk is; en
c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
Artikel 9. Wezenpensioen
1. Na overlijden van de deelnemer gaat voor ieder van de pensioengerechtigde kinderen een wezenpensioen in.
Pensioengerechtigd zijn de kinderen die:
a. jonger zijn dan 18 jaar;
b. 18 jaar of ouder, maar nog geen 27 jaar zijn, zolang:
- hun voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep, of
- zij ten gevolge van ziekte of gebreken niet in staat zijn om ten minste 55% te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen en daartoe ook, hetzij in het afgelopen jaar niet in staat zijn geweest, hetzij vermoedelijk in het eerstkomende jaar niet in staat zullen zijn.
2. Elk wezenpensioen gaat in op de dag van overlijden van de deelnemer, maar niet eerder dan op de dag waarop het kind nadien pensioengerechtigd wordt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de dag waarop het kind ophoudt pensioengerechtigd te zijn of voordien overlijdt.
3. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen, waarop de deelnemer bij deelneming tot de pensioendatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen.
4 Indien uitruil in nabestaanden- en wezenpensioen conform artikel “Uitruil ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen en wezenpensioen” heeft plaatsgevonden, heeft het kind van de gewezen deelnemer of gepensioneerde aanspraak op wezenpensioen. Indien geen uitruil heeft plaatsgevonden, heeft het kind van de gewezen deelnemer of gepensioneerde geen aanspraak op wezenpensioen.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien en zodra er geen ouder (meer) is. Onder ouder wordt in dit verband verstaan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en degene die als vader of moeder tot het pensioengerechtigd kind in familierechtelijke betrekking stond. Bij pleegkinderen wordt onder ouder mede begrepen degene die samen met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde het pleegkind als eigen kind onderhield en opvoedde.
Artikel 10.Uitbetaling van de pensioenen
1. De pensioenen worden door het fonds achteraf uitbetaald in maandelijkse termijnen, op de laatste dag van elke kalendermaand.
2. Alle uitbetalingen geschieden in euro’s ten kantore van het fonds, tenzij het bestuur met de gerechtigde anders overeenkomt.
3. Op alle uitbetalingen zullen de wettelijke of uit andere hoofde voorgeschreven inhoudingen plaatsvinden.
4. De uitbetalingen door het fonds zullen als volgt geschieden:
a. het ouderdomspensioen aan de gepensioneerde (een en ander met inachtneming van het bepaalde in het artikel “Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen”);
b. het nabestaandenpensioen aan de nabestaande;
c. het bijzondere nabestaandenpensioen aan de gewezen echtgeno(o)t(e) of gewezen partner;
d. het wezenpensioen aan de pensioengerechtigde kinderen.
Indien en zolang een pensioengerechtigd kind minderjarig is geschiedt de uitbetaling aan diens wettelijke vertegenwoordiger, behoudens de bevoegdheid van het bestuur om de uitbetalingen in een zodanig geval geheel of gedeeltelijk te doen aan de daadwerkelijke verzorger of verzorgster van het pensioengerechtigde kind, met inachtneming van de door de wet gestelde regels.
5. Het bestuur kan de verzekeraar verzoeken de uitbetalingen rechtstreeks aan de gerechtigde te doen geschieden.
6. Het fonds heeft onder de in artikel 66 tot en met 68 van de Pensioenwet genoemde voorwaarden het recht een pensioenrecht of pensioenaanspraak af te kopen indien dit niet uitgaat boven het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (in 2017: € 467,89).
7. De afkoopwaarde wordt vastgesteld op basis van sekseneutrale factoren die periodiek door het bestuur worden vastgesteld voor een bepaalde periode. De hoogte en geldigheidsduur van die factoren is opgenomen in bijlage 1 bij dit pensioenreglement.
8. Het fonds betaalt de uitkering op de dag dat de pensioenaanspraken of pensioenrechten vervallen in verband met de afkoop.
Artikel 11.Voortzetting van de deelneming bij arbeidsongeschiktheid
1. Op de dag waarop voor de deelnemer de uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aanvangt, kan gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling worden verleend.
Voor (gedeeltelijke) premievrije voortzetting gelden in elk geval de volgende voorwaarden:
- De eerste ziektedag ligt op of na de aanvang van de deelneming in deze pensioenregeling.
- Aan deelnemers die ziek worden na aanvang deelname en na einde deelname een WIA- uitkering ontvangen, wordt (gedeeltelijke) premievrije voortzetting verleend tot maximaal het percentage dat behoort bij de mate van arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de arbeidsongeschiktheid
- Aan deelnemers die bij de aanvang van hun deelneming reeds een WIA-uitkering ontvingen, wordt (gedeeltelijke) premievrije voortzetting verleend indien en voor zover de WIA-uitkering wordt gebaseerd op een hogere uitkeringsklasse dan de arbeidsongeschiktheidsklasse die bij de aanvang van hun deelneming gold.
2. De (gedeeltelijke) premievrije voortzetting eindigt op de dag waarop de WIA-uitkering ten behoeve van de deelnemer eindigt, of, indien dit eerder is, op de pensioeningangsdatum waarop de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte deelnemer het ouderdomspensioen geheel of ten dele laat ingaan, maar uiterlijk op de pensioendatum.
Bij herleving binnen vier weken na het beëindigen van de WIA-uitkering, wordt de premievrije voortzetting met terugwerkende kracht hersteld waarbij de premievrijstelling wordt verleend tot uiterlijk de pensioendatum of, indien dit eerder is, tot de pensioeningangsdatum waarop de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte deelnemer het ouderdomspensioen geheel of ten dele laat ingaan.
3. Voor de bepaling van de premievrije opbouw van pensioen wordt de pensioengrondslag gehanteerd die geldt onmiddellijk voorafgaande aan het moment van arbeidsongeschiktheid.
4. Tijdens de duur van de arbeidsongeschiktheid zijn wijzigingen in het pensioenreglement van toepassing.
5. Indien de deelnemer wordt ontslagen gedurende een periode van arbeidsongeschiktheid zal het bepaalde in lid 3 van het artikel “Einde van de deelneming” toepassing vinden.
6. In geval aan de deelnemer gehele respectievelijk gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling is verleend, is de deelnemer geen respectievelijk een gedeeltelijke bijdrage verschuldigd gedurende de periode waarin de vrijstelling van kracht is.
7. De regeling omtrent gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en de daarbij behorende vrijstelling van periodieke premies is de volgende:
Mate van arbeids- Mate van voortzetting ongeschiktheid van pensioenopbouw a. 80 % -100% 100%
b. 65 % - 80 % 72,5%
c. 55 % - 65 % 60%
d. 45% - 55% 50%
e. 35% - 45% 40%
f. 0% - 35% 0%
Artikel 12.Kosten en financiering
1. De financiering van de reglementaire pensioenaanspraken geschiedt door middel van een jaarlijkse storting van een kostendekkende premie door de aangesloten ondernemingen zoals bepaald in de uitvoeringsovereenkomsten tussen het fonds en de afzonderlijke aangesloten ondernemingen.
Met inachtneming van deze uitvoeringsovereenkomsten worden de kosten van de pensioenregeling door alle aangesloten ondernemingen en de deelnemers gezamenlijk gedragen. De totale bijdrage bedraagt 23,0% van de pensioengrondslag.
2. Iedere deelnemer is uiterlijk tot de pensioendatum een jaarlijkse bijdrage verschuldigd. Deze bijdrage is gelijk aan 11,5% van de pensioengrondslag.
De deelnemersbijdrage is uitsluitend bestemd voor de financiering van pensioenaanspraken over toekomstige diensttijd.
De deelnemersbijdrage wordt door de aangesloten onderneming van het salaris van de betrokken deelnemer ingehouden in dezelfde termijnen als waarin het salaris aan hem/haar verschuldigd is.
Voor de vaststelling van de jaarlijkse bijdrage van een parttimer wordt zijn/haar pensioengrondslag vermenigvuldigd met het voor hem/haar geldende parttimepercentage (als omschreven in het artikel “Pensioengrondslag en deelnemingsjaren”, lid 7).
3. Indien de financiële toestand van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaat, kan het bestuur, onder goedkeuring van de kernvergadering en met inachtneming van de bepalingen van de met de aangesloten ondernemingen gesloten uitvoeringsovereenkomst, de totale bijdrage over enige periode vaststellen op een lager percentage dan 23,0% per jaar en/of de bijdrage van de deelnemers over enige periode vaststellen op een lager percentage dan 11,5% per jaar. Een dergelijke premiekorting kan alleen worden toegepast indien aan de betreffende eisen van de Pensioenwet wordt voldaan.
4. De aangesloten ondernemingen betalen op elke premievervaldag de ingevolge voormelde uitvoeringsovereenkomst verschuldigde bijdragen aan het fonds.
5. In geval van arbeidsongeschiktheid is aangaande de kosten en de deelnemersbijdrage het bepaalde in het artikel "Arbeidsongeschiktheid" van toepassing.
Artikel 13.Herziening of beëindiging van de pensioenregeling
1. De aangesloten onderneming heeft het recht voorbehouden de pensioenovereenkomst eenzijdig te wijzigen of te beëindigen. De aangesloten onderneming kan uitsluitend gebruik maken van dit voorbehoud indien hij daarbij een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de deelnemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
2. Het fonds zal na wijziging van de pensioenovereenkomst het pensioenreglement aanpassen aan de gewijzigde pensioenovereenkomst met inachtneming van het bepaalde in de uitvoeringsovereenkomst.
3. Xxxxxxx xxx xxxxxxxxx van de pensioenovereenkomst worden de voor de aanspraakgerechtigden tot het moment van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd, behoudens voor zover dit is toegestaan op grond van de Pensioenwet.
4. De aangesloten onderneming kan zich bij het sluiten of wijzigen van de pensioenovereenkomst het recht voorbehouden de premiebetaling, voor zover deze betrekking heeft op de bijdrage van de aangesloten onderneming, te verminderen of beëindigen in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden, zoals financieel onvermogen.
Indien de aangesloten onderneming van deze bevoegdheid gebruik maakt, zal hij met het bestuur in overleg treden over de wijze waarop de beëindiging van zijn bijdrage wordt doorgevoerd. De pensioenovereenkomst zal dan gewijzigd worden of worden beëindigd. Het fonds zal na wijziging van de pensioenovereenkomst het pensioenreglement aanpassen aan de gewijzigde pensioenovereenkomst, met inachtneming van het bepaalde in de uitvoeringsovereenkomst. De deelnemers zullen hiervan door het bestuur in kennis worden gesteld.
Artikel 14.Einde van de deelneming
1. In geval van einde van het deelnemerschap voor de pensioendatum vanwege beëindiging van de arbeidsovereenkomst, worden de op zijn/haar leven opgebouwde pensioenaanspraken op de datum van het einde van het dienstverband premievrij gemaakt (tenzij de uitzonderingsgevallen - als omschreven in het artikel “Deelnemerschap”, lid 3, onder c, van toepassing zijn).
2. De gewezen deelnemer verkrijgt dan een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen. De aanspraken op nabestaandenpensioen en wezenpensioen, met uitzondering van aanspraken op nabestaandenpensioen verworven uit hoofde van de pensioenregeling die van toepassing was vóór 1 januari 2003, komen te vervallen. Indien uitruil plaatsvindt conform artikel “Uitruil ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen en wezenpensioen” verkrijgt de gewezen deelnemer, afhankelijk van de gemaakte keuze, een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen.
3. Indien op de ontslagdatum wegens arbeidsongeschiktheid van de deelnemer gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling is verleend, vindt het bepaalde in de voorgaande leden uitsluitend plaats voor zover de vrijstelling van premiebetaling niet geldt.
Zodra na ontslag gehele of gedeeltelijke intrekking van de vrijstelling van premiebetaling plaatsvindt, vindt, voor zover de vrijstelling van premiebetaling komt te vervallen, het bepaalde in de voorgaande leden toepassing op het overeenkomstige deel van het pensioen.
In de plaats van de ontslagdatum wordt dan gelezen de datum waarop de premievrijstelling geheel of gedeeltelijk eindigt.
4. Gedurende een periode van tussen de aangesloten onderneming en de deelnemer overeengekomen onbetaald verlof houdt de deelnemer gedurende maximaal 18 maanden aanspraak op het nabestaandenpensioen dat voor hem was verzekerd onmiddellijk voorafgaand aan het onbetaald verlof.
Voor zover dit nabestaandenpensioen uitgaat boven nabestaandenpensioen dat de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap heeft behouden, gaat dit nabestaandenpensioen uitsluitend in als de gewezen deelnemer gedurende de periode van onbetaald verlof, doch uiterlijk binnen 18 maanden na ingang van het onbetaald verlof, overlijdt.
5. Indien een gewezen deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, overlijdt tijdens de periode dat hij deze uitkering ontvangt, heeft zijn nabestaande recht op een nabestaandenpensioen waarop hij/zij bij deelneming tot de pensioendatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen. Daarbij wordt rekening gehouden met het nabestaandenpensioen verkregen op grond van artikel “Uitruil ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen en wezenpensioen”. Het bepaalde in dit lid is van overeenkomstige toepassing op de gewezen deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op een werkloosheidsuitkering van zijn woonland.
Artikel 15.Waardeoverdracht
1. Op verzoek van de gewezen deelnemer zal in beginsel de waarde van de bij ontslag volgens het artikel "Einde van de deelneming” verkregen aanspraken worden overgedragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever.
Het bepaalde in de voorgaande alinea is op overeenkomstige wijze van toepassing op een werknemer die deelnemer wordt in de onderhavige pensioenregeling.
2. Overdracht zal plaatsvinden indien het een individueel ontslag anders dan door pensionering betreft. De overdracht zal niet plaatsvinden indien de financiële toestand van het fonds zich tegen de overdracht verzet.
3. Een (gewezen) deelnemer die de mogelijkheid tot waardeoverdracht overweegt, dient een verzoek om een berekening van de aanspraken die uit de overdracht voortvloeien aan de nieuwe werkgever te richten.
De pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever zal een opgave van die aanspraken verstrekken.
4. Overdracht van de waarde van het nabestaandenpensioen is slechts mogelijk na schriftelijke instemming van de eventuele echtgeno(o)t(e) of partner van de gewezen deelnemer.
Het eventuele bijzondere nabestaandenpensioen kan niet worden overgedragen.
5. Een waarde die het fonds ontvangt op grond van een waardeoverdracht in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet, wordt aangewend ter verwerving van extra aanspraken op ouderdomspensioen.
Artikel 16.Uitruil nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen
1. Indien een (gewezen) deelnemer:
- nabestaandenpensioen heeft verworven als gevolg van uitruil van ouderdomspensioen en/of
- nabestaandenpensioen heeft verworven uit hoofde van de pensioenregeling die van toepassing was vóór 1 januari 2003 en deelnemer was aan de regeling van het Fonds op 1 januari 2003,
heeft de (gewezen) deelnemer het recht het nabestaandenpensioen op de pensioeningangsdatum geheel of gedeeltelijk uit te ruilen voor extra ouderdomspensioen.
2. Het uit te ruilen nabestaandenpensioen bedraagt niet meer dan 70% van het laatst vastgestelde pensioengevend salaris. Het uit te ruilen nabestaandenpensioen wordt hierbij opgevat met inbegrip van 70% van de voor dat jaar geldende uitkering voor gehuwde personen zonder toeslag, als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en zesde lid, onderdeel b, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met vakantietoeslag.
3. De omzetting vindt plaats op basis van sekseneutrale factoren die periodiek door het bestuur worden vastgesteld voor een bepaalde periode. De hoogte en geldigheidsduur van die factoren is opgenomen in bijlage 2 bij dit pensioenreglement.
Het bijzondere nabestaandenpensioen kan niet in de ruil worden betrokken.
4. Het verzoek tot ruilen dient schriftelijk ten minste 6 maanden voor de pensioeningangsdatum door de (gewezen) deelnemer bij het fonds te worden ingediend. Het verzoek dient mede door de echtgeno(o)t(e) of partner van de (gewezen) deelnemer te worden ondertekend.
5. De uitruilvoet kan jaarlijks worden herzien. Bij een uitruil wordt de uitruilvoet toegepast die op dat moment geldt. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer worden de actuele uitruilvoeten aan hem verstrekt.
Artikel 17.Uitruil ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen en wezenpensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft op de datum waarop
- het deelnemerschap anders dan door overlijden eindigt,
- het ouderdomspensioen ingaat,
- de (gewezen) deelnemer huwt, een geregistreerde partnerrelatie aangaat of een gezamenlijke huishouding gaat voeren,
- het eerste kind, tot wie de (gewezen) deelnemer als ouder in familierechtelijke betrekking staat, wordt geboren,
de keuzemogelijkheid om een gedeelte van zijn aanspraak op ouderdomspensioen om te zetten in nabestaandenpensioen en wezenpensioen.
2. Het totale nabestaandenpensioen kan met inbegrip van aanspraken op bijzonder partnerpensioen na omzetting niet meer bedragen dan 70% van het ouderdomspensioen.
3. De omzetting vindt plaats op basis van sekseneutrale factoren die periodiek door het bestuur worden vastgesteld voor een bepaalde periode. De hoogte en geldigheidsduur van die factoren is opgenomen in bijlage 2 bij dit pensioenreglement.
4. Het recht op omzetting geldt niet voor het deel van een ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
5. De (gewezen) deelnemer dient op de datum waarop het deelnemerschap anders dan door overlijden eindigt, doch uiterlijk 6 maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen schriftelijk aan het fonds zijn keuze kenbaar te maken.
6. De uitruilvoet kan jaarlijks worden herzien. Bij een uitruil wordt de uitruilvoet toegepast die op dat moment geldt. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer worden de actuele uitruilvoeten aan hem verstrekt.
Artikel 18.Vervroegde of uitgestelde ingang en variabele hoogte van het ouderdomspensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om de pensioendatum voor de ingang van (een deel van) het ouderdomspensioen te vervroegen of uit te stellen. De vroegst mogelijke pensioeningangsdatum is de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 55- jarige leeftijd bereikt. De laatst mogelijke pensioeningangsdatum is de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 70-jarige leeftijd bereikt. Het vervroegen van de pensioendatum voor de ingang van (een deel van) het ouderdomspensioen is, indien dit een datum is gelegen vóór de 60-jarige leeftijd, slechts mogelijk voor zover de (gewezen) deelnemer zijn arbeidsovereenkomst met een werkgever voor de overeenkomstige arbeidsuren heeft beëindigd. De (gewezen) deelnemer dient voor het deel van het ouderdomspensioen dat nog niet is ingegaan een arbeidsovereenkomst met een werkgever te hebben.
Het uitstellen van de pensioendatum voor de ingang van (een deel van) het ouderdomspensioen is slechts mogelijk na uitdrukkelijke instemming van de aangesloten onderneming en voor zover de (gewezen) deelnemer zijn arbeidsovereenkomst met een werkgever voor de overeenkomstige arbeidsuren voortzet. De (gewezen) deelnemer dient voor (het deel van) het ouderdomspensioen dat wordt uitgesteld een arbeidsovereenkomst met een werkgever te hebben.
2. Bij vervroegde ingang van (een deel van) het ouderdomspensioen zullen de pensioenen naar rato worden gekort volgens een actuarieel en sekseneutrale berekeningsmethodiek. Het vervroegde ouderdomspensioen is gelijk aan een factor vermenigvuldigd met het ouderdomspensioen dat is opgebouwd tot en met de vervroegde pensioendatum.
3. Bij uitgestelde ingang van (een deel van) het ouderdomspensioen zullen de pensioenen naar rato worden verhoogd volgens een actuarieel en sekseneutrale berekeningsmethodiek. Het uitgestelde ouderdomspensioen is gelijk aan een factor vermenigvuldigd met het ouderdomspensioen dat is opgebouwd tot de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 68-jarige leeftijd heeft bereikt.
4. Het verzoek tot vervroeging van de pensioendatum dient ten minste 6 maanden voor de gewenste pensioendatum door de (gewezen) deelnemer schriftelijk bij het fonds te zijn ingediend. Een verzoek tot uitstel van de pensioendatum dient ten minste 6 maanden vóór de oorspronkelijke pensioendatum bij het fonds te zijn ingediend. Het fonds zal de (gewezen) deelnemer dan mededelen onder welke precieze voorwaarden vervroeging of uitstel mogelijk is.
5. De (gewezen) deelnemer kan met schriftelijke toestemming van de partner op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen het fonds verzoeken variatie in de hoogte van de ouderdomsuitkeringen toe te staan. De (gewezen) deelnemer heeft de keuze tussen:
- Tot 65 jaar een hogere uitkering gevolgd door een lagere uitkering;
- Tot 70 jaar een hogere uitkering gevolgd door een lagere uitkering;
- Tot 75 jaar een hogere uitkering gevolgd door een lagere uitkering.
De lagere uitkering bedraagt 75% van de hoge uitkering.
Het verhoogde ouderdomspensioen is gelijk aan een factor vermenigvuldigd met het ouderdomspensioen dat is opgebouwd tot en met de (vervroegde) pensioendatum.
Het verzoek tot variatie in de uitkering dient ten minste 6 maanden vóór de beoogde vervroegde pensioendatum door de (gewezen) deelnemer schriftelijk bij het fonds te worden ingediend. Het fonds zal de (gewezen) deelnemer dan meedelen onder welke precieze voorwaarden variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen mogelijk is.
6. De omzetting vindt plaats op basis van sekseneutrale factoren die periodiek door het bestuur worden vastgesteld voor een bepaalde periode. De hoogte en geldigheidsduur van die factoren is opgenomen in bijlage 2 bij dit pensioenreglement.
7. De factoren kunnen jaarlijks worden herzien. Bij de omzetting wordt de factor toegepast die op dat moment geldt. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer worden de actuele factoren aan hem verstrekt.
Artikel 19.Verrekening van elders verworven aanspraken
1. Indien een deelnemer gedurende het deelnemerschap aan het fonds tevens elders pensioenrechten verwerft op grond van verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds, zullen die elders verworven rechten - voor zover ze betrekking hebben op de deelnemingsjaren aan het fonds - worden verrekend met de op grond van het onderhavige reglement te verkrijgen pensioenaanspraken.
Tevens zal in dergelijke gevallen de elders eventueel verschuldigde deelnemersbijdrage in mindering worden gebracht op de bijdrage die de deelnemer op grond van dit reglement verschuldigd is.
2. Het bestuur kan besluiten - onder meer om redenen van administratief belang - niet de exacte elders verworven pensioenbedragen over de deelnemingsjaren bij het fonds en de precieze elders verschuldigde deelnemersbijdrage in mindering te brengen op de reglementaire bedragen.
In plaats daarvan zullen dan voor de betrokken deelnemers algemene rekenregels worden gehanteerd waarbij de elders verworven rechten rechtstreeks (globaal) worden ingebouwd in de pensioenberekening.
3. Het bestuur zal de betrokken deelnemers inlichten over de wijze waarop de verrekening wordt toegepast.
Artikel 20.Toeslagverlening
1. Op de pensioenaanspraken van deelnemers wordt jaarlijks op 1 januari een toeslag verleend van maximaal de procentuele stijging van de prijsindex. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken van deelnemers worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit het beleggingsrendement gefinancierd.
2. Op de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioenrechten van gepensioneerden wordt jaarlijks op 1 januari een toeslag verleend van maximaal de procentuele stijging van de prijsindex. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioenrechten worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
Artikel 21.Besteding overschot.
Indien de inkomsten van het fonds meer bedragen dan nodig is voor de financiering van de volgens de voorgaande bepalingen te sluiten verzekeringen zal het overschot worden besteed door het bestuur volgens een door het bestuur na overleg met de kernvergadering opgesteld beleidskader.
Afhankelijk van de reserves van het fonds voorziet dit beleidskader achtereenvolgens in:
- versterking van de reserves van het fonds;
- toekenning van in het verleden niet volledig toegekende toeslagen van de ingegane pensioenen en opgebouwde aanspraken op pensioenen en korting op de reglementaire premie.
Artikel 22.Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten bij tekorten
1. Het fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt;
b het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de aangesloten onderneming onevenredig worden geschaad; en
c alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 en 139 van de Pensioenwet.
2. Het fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3. De vermindering, bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, werkgever en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd. Voor de pensioengerechtigden geldt, in afwijking van de eerste volzin van dit lid, een termijn van drie maanden.
Artikel 23.Wijziging pensioenreglement
De bepalingen van dit pensioenreglement kunnen gewijzigd worden in de gevallen en op de wijze als aangegeven in de uitvoeringsovereenkomst.
Artikel 24.Informatieverstrekking aan deelnemers
1. Het fonds verstrekt binnen 3 maanden na aanvang van de deelneming aan deze pensioenregeling informatie over de kenmerken van de pensioenregeling, waaronder de mogelijkheid te kiezen voor een variabele uitkering, de uitvoering van de pensioenregeling en over persoonlijke omstandigheden die een actie van de deelnemer kunnen vragen. Het fonds wijst de deelnemer tevens op de website en op de mogelijkheid om het pensioenregister te raadplegen.
2. Het fonds zal op verzoek aan iedere deelnemer bij de aanvang van zijn deelnemerschap een exemplaar van de statuten en het reglement verstrekken. Het fonds zal de deelnemers binnen 3 maanden op de hoogte stellen van wijzigingen in de statuten en het reglement. Het fonds wijst de deelnemer op de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen.
3. Het fonds verstrekt de deelnemer jaarlijks een overzicht van zijn opgebouwde pensioenaanspraken, van de waardeaangroei die benodigd is voor het vaststellen van een eventuele lijfrentepremieaftrek, informatie over de toeslagverlening, informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten en informatie over een variabele uitkering. Ook verstrekt het fonds jaarlijks informatie over de reglementaire pensioenleeftijd, de reglementair te bereiken pensioenaanspraken met waarschuwing dat deze kunnen verschillen met de definitieve hoogte van te ontvangen pensioenuitkeringen, de werkgevers- en werknemerspremie, garanties, het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt, indien van toepassing informatie over de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf en de ingehouden kosten.
4. Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap en vervolgens jaarlijks een overzicht van zijn opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening en over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. Daarnaast verstrekt het fonds bij het einde van het deelnemerschap informatie die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is, waaronder zijn recht op waardeoverdracht, een eventuele afkoopmogelijkheid, de gevolgen voor het partner- en wezenpensioen, de gevolgen van arbeidsongeschiktheid. Het fonds verstrekt ook informatie over omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het fonds
Tevens verstrekt het fonds bij beëindiging van de deelname en jaarlijks informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
Jaarlijks verstrekt het fonds informatie over een variabele uitkering, de reglementaire pensioenleeftijd, garanties, het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt, voor zover van toepassing informatie over de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf en de ingehouden kosten.
De informatie kan op de website van het fonds ter beschikking worden gesteld mits de informatie ten minste eens in de vijf jaar schriftelijk of elektronisch aan de gewezen deelnemer wordt verstrekt.
Het fonds informeert de gewezen deelnemer binnen 3 maanden na een voor hem relevante wijziging in het pensioenreglement.
5. Het fonds verstrekt de ex-partner bij scheiding en vervolgens eens in de vijf jaar informatie die voor de ex-partner specifiek van belang is, waaronder een overzicht van de opgebouwde aanspraak op bijzonder partnerpensioen, informatie over de toeslagverlening en over
vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. Daarnaast verstrekt het fonds bij scheiding informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid.
6. Het fonds verstrekt een pensioengerechtigde bij ingang van het pensioen en vervolgens jaarlijks informatie die voor hem specifiek in het kader van de pensioeningang van belang is, waaronder een overzicht van de opgebouwde aanspraken en rechten, informatie over de toeslagverlening en over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. Daarnaast verstrekt het fonds bij ingang van het pensioen informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid, informatie over garanties en informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt.
7. Het fonds verstrekt een ex-partner die aanspraak heeft op bijzonder partnerpensioen binnen 3 maanden na wijziging van het toeslagbeleid informatie over die wijziging. Het fonds verstrekt een gewezen deelnemer of pensioengerechtigde binnen 3 maanden na een voor hem relevante wijziging in het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij het fonds.
8. Het fonds verstrekt de (gewezen) deelnemer, de ex-partner en de pensioengerechtigde op verzoek:
a. informatie over de gehanteerde aannamen bij de weergave van ouderdomspensioen op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario
b. de voor hem relevante informatie over beleggingen
c. een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken, reglementair te bereiken pensioenaanspraken of pensioenrecht conform de eisen van de wet
d. informatie over toeslagverlening
e. informatie over een variabele uitkering
f. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten
g. informatie over de consequenties van uitruil
h. overige informatie die specifiek voor betrokkene relevant is
i. andere informatie die op grond van artikel 9 en 9a van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling moet worden verstrekt.
9. Het fonds verstrekt de informatie als bedoeld in dit artikel met inachtneming van de regels die daartoe bij en krachtens de Pensioenwet zijn gesteld.
10. In verband met de bepaling in artikel ”Pensioengrondslag en deelnemingsjaren” lid 7 zal de informatieverstrekking van de in dit artikel genoemde documenten bij wijzigingen in het deelnemerschap plaatsvinden zo spoedig mogelijk nadat deze wijzigingen in de administratie van de verzekeraar zijn verwerkt.
Artikel 25.Inkoop van extra deelnemersjaren
De deelnemer kan extra deelnemersjaren ten behoeve van deze pensioenregeling inkopen. De deelnemer is hiervoor een sekseneutrale actuariële premie aan het fonds verschuldigd. De totale pensioenaanspraken zullen echter niet uitgaan boven de gestelde grenzen aan een pensioenregeling in de Wet op de Loonbelasting 1964.
Artikel 26.Wettelijke bepalingen Pensioenregeling
1. De aanspraken op grond van dit pensioenreglement zijn onderworpen aan de ter zake geldende wettelijke bepalingen en met name die van de Pensioenwet, de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding en de Wet op de loonbelasting 1964.
In geval van strijdigheid prevaleren de wettelijke bepalingen boven het gestelde in dit reglement.
2. Als de (gewezen) deelnemer gehuwd is, is bij elke in deze pensioenregeling omschreven keuze van de (gewezen) deelnemer waaruit een verlaging voortvloeit van een reeds verleende dan
wel opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen en/of nabestaandenpensioen, de schriftelijke toestemming van de echtgeno(o)t(e) benodigd.
Het vorenstaande geldt niet:
- voor het ouderdomspensioen indien de (gewezen) deelnemer en zijn/haar echtgeno(o)t(e) het recht op verevening als bedoeld in het artikel “Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen” hebben uitgesloten;
- bij afkoop van gering pensioen als bedoeld in het artikel “Uitbetaling van de pensioenen”, lid 6.
3. De in deze pensioenregeling toegekende aanspraken kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
Artikel 27.Klachten en geschillen
1. Klachten en geschillen die betrekking hebben op de uitvoering van het pensioenreglement worden behandeld volgens het geschillenreglement zoals dat is vastgesteld op basis van de statuten van het fonds.
2. Wanneer belanghebbende geen gebruik wil maken van deze klachtenbehandelingsmogelijkheden, of wanneer de behandeling of uitkomst voor belanghebbende niet bevredigend is, kan het geschil worden voorgelegd aan de bevoegde rechter.
Artikel 28.Datum inwerkingtreding en overgangsbepalingen
1. Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2010 en laatstelijk gewijzigd op 1 januari 2024.
2. De door de deelnemers tot 1 januari 2010 opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen zijn per die datum premievrij gemaakt.
3. De deelnemer die op 31 december 2013 deelnemer was volgens het op die datum geldende pensioenreglement heeft aanspraak op een extra ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen. Deze extra pensioenaanspraken zijn gelijk aan de aanspraken zoals deze op 31 december 2013 zijn vastgesteld volgens het toen geldende pensioenreglement van het fonds, verminderd met de aanspraken zoals die op die datum zouden zijn vastgesteld volgens dit (vanaf 1 januari 2014 geldende) pensioenreglement.
4. De door de deelnemers tussen 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014 opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen wordt per die datum premievrij gemaakt met behoud van de pensioendatum zijnde de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65- jarige leeftijd (zou hebben) bereikt.
5. Voor de deelnemer die op grond van het voor hem op 31 december 2014 toepasselijke pensioenreglement van het fonds recht had op premievrije voortzetting van de deelneming bij arbeidsongeschiktheid en op 1 januari 2015 nog arbeidsongeschikt is in de zin van dat pensioenreglement, is het pensioenreglement per 31 december 2014 met als pensioendatum de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt van toepassing in de periode tot 1 januari 2017.
6. Voor de deelnemer die op grond van het voor hem op 31 december 2016 toepasselijke pensioenreglement van het fonds recht had op premievrije voortzetting van de deelneming bij arbeidsongeschiktheid en op 1 januari 2017 nog arbeidsongeschikt is in de zin van dat pensioenreglement, is het pensioenreglement per 1 januari 2017 met als pensioendatum de
7. De door de deelnemers tussen 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017 opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen met als pensioendatum de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt wordt per 31 december 2017 omgezet in een aanspraak op ouderdomspensioen met als pensioendatum de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 68-jarige leeftijd (zou hebben) bereikt.
De in de periode tussen 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017 verworven premievrije pensioenaanspraken op ouderdomspensioen van de gewezen deelnemers en gepensioneerden met als pensioendatum de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 67- jarige leeftijd bereikt worden omgezet in een premievrij ouderdomspensioen met als pensioendatum de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 68-jarige leeftijd bereikt.
Voor de omzetting zijn collectief actuarieel neutrale factoren vastgesteld.
8. Voor de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte deelnemer met pensioenaanspraken opgebouwd met als pensioendatum de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt eindigt de (gedeeltelijke) premievrije voortzetting op de dag waarop de WAO of WIA-uitkering ten behoeve van de deelnemer eindigt, of, indien dit eerder is, op de pensioeningangsdatum waarop de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte deelnemer het ouderdomspensioen geheel of ten dele laat ingaan, maar uiterlijk op de pensioendatum.
9. Voor de tot en met 31 december 2014 bij de herverzekeraar opgebouwde pensioenaanspraken met pensioeningangsleeftijd 65 jaar, en de daarover verleende toeslagen, worden voor de afkoop volgens artikel 10 en de keuzemogelijkheden genoemd in de artikelen 16, 17 en 18 de sexeneutrale tarieven van de herverzekeraar toegepast. Deze tarieven worden op verzoek van de deelnemer verstrekt.
Bijlage 1. Afkoopfactoren artikel 10 lid 7
Om de hoogte van de eenmalige uitkering te bepalen, wordt gebruik gemaakt van een afkoopvoet. De afkoopvoet wordt vastgesteld op de afkoopdatum.
Pensioenen met pensioenleeftijd 68
De factoren voor afkoop van ouderdomspensioen (pensioenleeftijd 68) en eventueel bijbehorend partnerpensioen zijn uiterlijk geldig tot en met 31 december 2028:
Afkoop (ouderdomspensioen pensioenleeftijd 68) | ||||||
leeftijd | OP | PP | leeftijd | OP | PP | |
20 | 5,576 | 1,111 | 45 | 8,869 | 2,133 | |
21 | 5,682 | 1,144 | 46 | 9,043 | 2,180 | |
22 | 5,789 | 1,178 | 47 | 9,224 | 2,225 | |
23 | 5,899 | 1,212 | 48 | 9,411 | 2,271 | |
24 | 6,009 | 1,248 | 49 | 9,604 | 2,316 | |
25 | 6,121 | 1,284 | 50 | 9,805 | 2,361 | |
26 | 6,236 | 1,320 | 51 | 10,014 | 2,404 | |
27 | 6,351 | 1,357 | 52 | 10,233 | 2,446 | |
28 | 6,469 | 1,395 | 53 | 10,461 | 2,487 | |
29 | 6,588 | 1,434 | 54 | 10,699 | 2,527 | |
30 | 6,710 | 1,472 | 55 | 10,949 | 2,566 | |
31 | 6,833 | 1,512 | 56 | 11,211 | 2,604 | |
32 | 6,960 | 1,553 | 57 | 11,488 | 2,639 | |
33 | 7,089 | 1,594 | 58 | 11,779 | 2,673 | |
34 | 7,220 | 1,636 | 59 | 12,086 | 2,705 | |
35 | 7,354 | 1,679 | 60 | 12,409 | 2,735 | |
36 | 7,490 | 1,722 | 61 | 12,749 | 2,762 | |
37 | 7,629 | 1,766 | 62 | 13,105 | 2,787 | |
38 | 7,771 | 1,811 | 63 | 13,479 | 2,810 | |
39 | 7,917 | 1,856 | 64 | 13,872 | 2,831 | |
40 | 8,065 | 1,901 | 65 | 14,282 | 2,836 | |
41 | 8,217 | 1,948 | 66 | 14,712 | 2,818 | |
42 | 8,374 | 1,994 | 67 | 15,155 | 2,793 | |
43 | 8,534 | 2,040 | 68 | 15,611 | 2,762 | |
44 | 8,699 | 2,087 |
Bijlage 2. Factoren voor keuzemogelijkheden
Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen (artikel 16 lid 3)
Op de ontslagdatum en op de pensioendatum kan de deelnemer het ouderdomspensioen uitruilen voor een hoger partnerpensioen. Het partnerpensioen mag na uitruil maximaal 70% zijn van het ouderdomspensioen dat na uitruil overblijft.
Uitruil van ouderdomspensioen met pensioenleeftijd 68
De factoren voor de uitruil van ouderdomspensioen (pensioenleeftijd 68) in partnerpensioen zijn uiterlijk geldig tot 1 januari 2028:
Uitruil ouderdompensioen in partnerpensioen (pensioenleeftijd 68) | |||
Te ontvangen PP voor uitruil van 1 euro OP | Te ontvangen PP voor uitruil van 1 euro OP | ||
21 | 3,886 | 46 | 3,317 |
22 | 3,858 | 47 | 3,311 |
23 | 3,830 | 48 | 3,307 |
24 | 3,802 | 49 | 3,306 |
25 | 3,774 | 50 | 3,307 |
26 | 3,746 | 51 | 3,313 |
27 | 3,719 | 52 | 3,323 |
28 | 3,691 | 53 | 3,337 |
29 | 3,665 | 54 | 3,356 |
30 | 3,638 | 55 | 3,380 |
31 | 3,612 | 56 | 3,411 |
32 | 3,586 | 57 | 3,448 |
33 | 3,561 | 58 | 3,492 |
34 | 3,536 | 59 | 3,544 |
35 | 3,512 | 60 | 3,603 |
36 | 3,488 | 61 | 3,671 |
37 | 3,465 | 62 | 3,747 |
38 | 3,443 | 63 | 3,831 |
39 | 3,422 | 64 | 3,924 |
40 | 3,402 | 65 | 4,025 |
41 | 3,384 | 66 | 4,137 |
42 | 3,367 | 67 | 4,260 |
43 | 3,351 | 68 | 4,393 |
44 | 3,338 | ||
45 | 3,327 |
Voorbeeld:
Verlaging van het ouderdomspensioen (met pensioenleeftijd 68) met € 100 op leeftijd 40 levert een partnerpensioen op van € 344,20
Uitruil van partnerpensioen en wezenpensioen in ouderpensioen (artikel 17 lid 3)
Op de pensioendatum kan de deelnemer het opgebouwde partnerpensioen en wezenspensioen geheel of gedeeltelijk uitruilen voor een hoger direct ingaand ouderdomspensioen.
Uitruil van partner- en wezenpensioen verkregen uit uitruil bij ontslag van ouderdomspensioen dat is opgebouwd na 1 januari 2015
De factoren voor de uitruil van partner- en wezenpensioen in direct ingaand ouderdomspensioen zijn uiterlijk geldig tot 1 januari 2028:
Uitruil partner- en wezenpensioen in direct ingaand ouderdomspensioen | |
Leeftijd | Te ontvangen OP voor uitruil van 1 euro PP |
55 | 0,156 |
56 | 0,161 |
57 | 0,165 |
58 | 0,170 |
59 | 0,175 |
60 | 0,180 |
61 | 0,185 |
62 | 0,191 |
63 | 0,196 |
64 | 0,202 |
65 | 0,208 |
66 | 0,214 |
67 | 0,221 |
68 | 0,228 |
69 | 0,235 |
70 | 0,242 |
Voorbeeld:
Als op 60 jaar een uitruilbaar partnerpensioen is opgebouwd van € 100 per jaar dan kan daarvoor een direct ingaand ouderdomspensioen worden verkregen gelijk aan € 18.
Vervroegen van de pensioendatum (artikel 18 lid 6)
De deelnemer kan het opgebouwde ouderdomspensioen eerder laten ingaan.
Vervroegen van ouderdomspensioen met pensioenleeftijd 68
De factoren voor het vervroegen van het ouderdomspensioen met pensioenleeftijd 68 zijn uiterlijk geldig tot 1 januari 2028:
Vervroegen | |
Leeftijd | Factor OP |
55 | 0,527 |
56 | 0,548 |
57 | 0,570 |
58 | 0,594 |
59 | 0,620 |
60 | 0,649 |
61 | 0,680 |
62 | 0,714 |
63 | 0,752 |
64 | 0,793 |
65 | 0,837 |
66 | 0,887 |
67 | 0,941 |
68 | 1,000 |
69 | |
70 |
Voorbeeld 1:
Als op 60 jaar een ouderdomspensioen (ingaand op leeftijd 68) is opgebouwd van € 1.000 per jaar dan kan daarvoor een direct ingaand ouderdomspensioen worden verkregen gelijk aan € 649 (ingaand op leeftijd 60)
Voorbeeld 2: Deeltijdpensioen
Als op 60 jaar een ouderdomspensioen (ingaand op leeftijd 68) is opgebouwd van € 1.000 per jaar kan een deelnemer ook kiezen voor deeltijdpensioen en het opgebouwde pensioen gedeeltelijk vervroegen.
Stel de deelnemer wil voor 50% met deeltijdpensioen dan wordt 50% van het opgebouwde ouderdomspensioen (€ 500 per jaar) vervroegd. Voor dit pensioen kan een direct ingaand ouderdomspensioen worden verkregen gelijk aan € 324,50 (ingaand op leeftijd 60). Het resterende opgebouwde pensioen (€ 500 per jaar) gaat in op leeftijd 68. Vanaf leeftijd 60 wordt € 324,50 per jaar aan ouderdomspensioen ontvangen en vanaf leeftijd 68 jaar € 824,50 per jaar.
Uitstellen van de pensioendatum (artikel 18 lid 6)
De deelnemer kan het opgebouwde ouderdomspensioen later laten ingaan.
Uitstellen van ouderdomspensioen met pensioenleeftijd 68
De factoren voor het uitstellen van het ouderdomspensioen met pensioenleeftijd 68 zijn uiterlijk geldig tot 1 januari 2028:
Uitstellen | |
Leeftijd | Factor OP |
68 | 1,000 |
69 | 1,066 |
70 | 1,139 |
Voorbeeld:
Als op 68 jaar een ouderdomspensioen (ingaand op leeftijd 68) is opgebouwd van € 1.000 per jaar dan kan het ouderdomspensioen worden uitgesteld tot leeftijd 70. Het ouderdomspensioen dat vanaf 70 jaar ingaat is gelijk aan € 1.139 (ingaand op leeftijd 70)
Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen (artikel 18 lid 6)
De (gewezen) deelnemer kan met schriftelijke toestemming van de partner op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen verzoeken om variatie in de hoogte van de pensioenuitkeringen.
De deelnemer heeft de keuze tussen:
- Tot 65 jaar een hogere uitkering gevolgd door een lagere uitkering;
- Tot 70 jaar een hogere uitkering gevolgd door een lagere uitkering;
- Tot 75 jaar een hogere uitkering gevolgd door een lagere uitkering.
De lagere uitkering bedraagt 75% van de hoge uitkering.
Variatie van ouderdomspensioen met pensioenleeftijd 68
De factoren voor het variëren van de hoogte van het ouderdomspensioen met pensioenleeftijd 68 zijn uiterlijk geldig tot 1 januari 2028:
Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen (pensioenleeftijd 68) | |||
Leeftijd | OP hoog tot 65 | OP hoog tot 70 | OP hoog tot 75 |
55 | 1,184 | 1,133 | 1,092 |
56 | 1,193 | 1,138 | 1,095 |
57 | 1,203 | 1,145 | 1,099 |
58 | 1,214 | 1,151 | 1,103 |
59 | 1,226 | 1,159 | 1,107 |
60 | 1,239 | 1,167 | 1,112 |
61 | 1,254 | 1,176 | 1,118 |
62 | 1,271 | 1,187 | 1,124 |
63 | 1,289 | 1,198 | 1,130 |
64 | 1,310 | 1,211 | 1,137 |
65 | 1,225 | 1,146 | |
66 | 1,242 | 1,155 | |
67 | 1,260 | 1,166 | |
68 | 1,281 | 1,178 | |
69 | 1,305 | 1,191 | |
70 | 1,207 | ||
71 | 1,225 | ||
72 | 1,246 | ||
73 | 1,270 | ||
74 | 1,299 | ||
75 |
Voorbeeld:
Als op 60 jaar een ouderdomspensioen (ingaand op leeftijd 68) is opgebouwd en dit na vervroeging naar leeftijd 60 € 1.000 per jaar bedraagt kan de deelnemer er ook nog voor kiezen om de hoogte van de uitkering te variëren.
Kiest de deelnemer er voor tot leeftijd 70 een hogere uitkering te ontvangen dan ontvangt de deelnemer tot leeftijd 70 een uitkering van € 1.167 (€ 1.000 * 1,167) en vanaf leeftijd 70 een uitkering van 75% van € 1.167 is € 875,25.