Ondernemingsrechtbank Dendermonde, vonnis van 9 april 2020
Ondernemingsrechtbank Dendermonde, vonnis van 9 april 2020
Internationale bevoegdheid – Leningsovereenkomst – Artikel 7 Verordening 0000/0000 (Xxxxxxx Ibis) – Toepasselijk recht – Leningsovereenkomst – Artikel 3 Verordening 593/2008 (Rome I)
Compétence internationale – Contrat de prêt – Article 7 Règlement 1215/2012 (Bruxelles Ibis) – Droit applicable – Contrat de prêt – Article 3 Règlement 593/2008 (Rome I)
Inzake
J.I. NV, met zetel te […], ondernemingsnummer […].
Eisende partij, die heeft als raadsman Xx. Xxxxx Xxxxxxxxxxx, advocaat te 0000 Xxxx, Xxxxx Xxxxxxxxxxxxxxx 0.
Tegen
S.V. Sp.Z.O.O., vennootschap naar buitenlands recht, met vennootschapszetel te […] Polen, […], KRS nummer […].
Eerste verwerende partij, die niet verschijnt.
Xx. Xxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxx, advocaat met kantoor te […] Polen […], in haar hoedanigheid van vereffenaar van de vennootschap naar buitenlands recht S.V. , voornoemd.
Tweede verwerende partij, die niet verschijnt.
I. De feiten
De nv J.I. (hierna eisende partij) heeft aan de Poolse vennootschap S.V. Sp.Z.O.O. (hierna verwerende partij) in 2008 en 2009 leningen verstrekt ter financiering van een vastgoedproject in Polen :
- op 07.07.2008 ; 124.950 EUR terug betaalbaar op 31.12.2009 aan een interest van 8% per jaar (zie stuk 2 van eisende partij)
- op 07.02.2009 : 3.250 EUR terug betaalbaar op 31.12.2009 aan een interest van 8% per jaar (zie stuk 3 van eisende partij)
Op 07.12.2012 werden de interesten verlaagd van 8% naar 2,5% met ingang van 01.01.2013. (zie stuk 4 van eisende partij)
In 2015 werd xxxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxx als vereffenaar aangesteld. Eisende partij kreeg geen enkele terugbetaling uit de vereffening.
Op 30.12.2019 liet eisende partij een dagvaarding betekenen aan verwerende partij.
II. De vorderingen
Eisende partij vordert dat :
- de rechtbank zich internationaal bevoegd verklaart
- de vorderingen ontvankelijk en gegrond te verklaren
- vast te stellen dat de leningsovereenkomsten door het Belgisch recht worden beheerst
- verwerende partij te veroordelen tot de terugbetaling van de ontleende bedragen van 124.950 EUR en 3.250 EUR te vermeerderen met de moratoire interesten vanaf 31.12.2009 tot 31.12.2012 aan 8% en vanaf 01.01.2013 aan 2,5% vanaf heden omgezet in gerechtelijke interesten, tot de dag van xxxxxxxx xxxxxxxx.
- verwerende partij te veroordelen tot alle procedurekosten met in begrip van een rechtsplegingsvergoeding begroot op 6.000 EUR.
Eisende partij vordert dat dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
III. De beoordeling
Op de zitting van 12.03.2020 verscheen verwerende partij niet, noch iemand voor haar en zij legde ook geen conclusies neer.
Rechtsmacht
1. Dit geschil heeft een internationaal karakter. Eisende partij heeft haar zetel in Belgïe en verwerende partij in Polen.
Het betreft leningsovereenkomsten.
2. Als Belgische rechter, gaat deze rechtbank in eerste instantie na welke regels haar eigen rechtssysteem (lex fori) voorschrijft in het kader van een geschil met een internationaal karakter zoals voorligt.
Artikel 2 van het de Belgische Wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht (WIPR) bepaalt:
"Onder voorbehoud van de toepassing van internationale verdragén, van het recht van de Europese Unie of van bepalingen in bijzondere wetten, regelt deze wet voor internationale gevallen de bevoegdheid van de Belgische rechters, de aanwijzing van het toepasselijk recht en de voorwaarden voor de uitwerking in België van buitenlandse rechterlijke beslissingen en authentieke akten in burgerlijke zaken en in handelszaken".
Artikel 2 WIPR herinnert aan het principe van voorrang van het EU recht waarbij de regels van een verordening op de subsidiaire regels van het WIPR primeren.
3. In dit geval is de Verordening (EU) 1215/2012 van 12 december 2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van toepassing (de Brussel I Bis - Verordening) van toepassing.
Art. 7 van de Brussel I Bis Verordening bepaalt :
"Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan in een andere lidstaat voor de volgende gerechten worden opgeroepen:
a)
ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst, voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd;"
b)
voor de toepassing van deze bepaling is, tenzij anders is overeengekomen, de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt:
- voor de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken, de plaats in een lidstaat waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd werden of geleverd hadden moeten worden;
- voor de verstrekking van diensten, de plaats in een lidstaat waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden;
4. Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx zijn overeenkomsten voor verstrekking van diensten, (zie HvJ (3eK. Nr. C-249/16,15 juni 2017 (Saaie KaredaLStefan Benkö, RABG 2017 afl. 17,1351, noot XXXXXXXX,X.;Xxxxxxxxxxx@xxx.xx 2017,afl. 2, 7 en xxxx://xxx.xxx.xx/ 1 augustus 2017)
Bijgevolg wijst de plaats waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of dienden verstrekt te worden aan welke rechtbank kan worden aangesproken.
5. De gesloten leningsovereenkomsten bepalen dat ze buiten Polen werden gesloten en dat het kapitaal of de gelden die werden uitgeleend zich buiten Polen bevonden.
De ontlener die het kapitaal ter beschikking stelde, bevindt zich in België en bevestigt dat ook het kapitaal zich op het ogenblik van het sluiten van de leningsovereenkomsten in België bevond. Het staat voor de rechtbank vast dat de kredietverlening vanuit België gebeurde. Met andere woorden werd de diensten volgens de overeenkomst verstrekt vanuit België. Bijgevolg hebben de Belgische rechtbanken rechtsmacht.
Toepasselijke wet
Het toepasselijke recht wordt zowel in België als in Polen beoordeeld op grond van de Verordening 593/2008/EG van 17 juni 2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I Verordening)
Artikel 3 van de Rome I Verordening bepaalt:
“3 Rechtskeuze door partijen
1. Een overeenkomst wordt beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen. De rechtskeuze wordt uitdrukkelijk gedaan of blijkt duidelijk uit de bepalingen van de overeenkomst of de omstandigheden van het geval.
Een impliciete rechtskeuze is geldig conform artikel 3 Rome I Verordening.
Beide leningsovereenkomsten sluiten expliciet het Poolse recht, of minstens de Poolse wet van 9 september 200 op burgerlijke transacties uit.
De overeenkomsten sluiten ook expliciet uit dat ze in Polen werden gesloten en dat het kapitaal zich buiten Polen bevindt.
Aangezien de ontlener die het kapitaal ter beschikking stelde, zich in België bevindt en bevestigt dat ook het kapitaal zich op het ogenblik van het sluiten van de leningsovereenkomsten in België bevond, leidt de rechtbank hieruit af dat partijen impliciet ervoor gekozen hebben om de Belgische wet van toepassing te maken op hun leningsovereenkomsten.
De kosten
De eisende partij vordert de veroordeling van de verwerende partij tot het betalen van de kosten, inclusief een rechtsplegingsvergoeding.
Aangezien de vordering grotendeels werd toegekend geldt de eisende partij als "de in het gelijk gestelde partij" zoals bedoeld in art. 1022 Ger.W.
Aldus is de verwerende partij gehouden tot het dragen van de kosten van het geding, met inbegrip van een minimumrechtsplegingsvergoeding (artikel 1022, lid 7 Ger; W. .) ten belope van 1.200 EUR.
IV. DE BESLISSING
De rechtbank spreekt dit vonnis uit bij verstek.
De rechtbank verklaart dat ze internationale rechtsmacht heeft. De rechtbank verklaart de vorderingen ontvankelijk en gegrond.
De rechtbank stelt vast dat de leningsovereenkomsten door het Belgische recht worden beheerst.
De rechtbank veroordeelt de sp Zoo S.V. tot de terugbetaling van de ontleende bedragen van 124.950 EUR en 3.250 EUR te vermeerderen met de moratoire interesten vanaf 31.12.2009 tot 31.12.2012 aan 8% en vanaf 01.01.2013 aan 2,5% vanaf heden omgezet in gerechtelijke interesten, tot de dag van algehele betaling.
De rechtbank veroordeelt sp Zoo S.V. tot de kosten van het geding :
- dagvaarding : 1.308,58 EUR
- minimumrechtsplegingsvergoeding : 1.200 EUR
Veroordeelt sp Zoo S.V. tot betaling van het rolrecht begroot op 165 EUR aan de Belgische Staat (FOD Financiën). De FOD Financiën zorgt voor de inning en zal hiertoe een betalingsuitnodiging sturen.
Verklaart dit vonnis conform art. 1397 Ger.W. uitvoerbaar bij voorraad, behoudens verzet of hoger beroep van de versteklatende partij (artikel 1397, 2de lid Ger. W.)
Dit vonnis wordt gewezen door:
X. Xxxxxxx x Xxxxxx, rechter – voorzitter van de eerste kamer, X. Xxxxxxxxx en X. Xxxxx, rechters in ondernemingszaken, bijgestaan door X. Xxxxxxxxxxx, griffier.