INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
2
- toepasselijkheid reglementen 4
- beoordeling subsidie voor realisering 5
- onderlinge verhouding financiële bijdragen 5
- voorbereiding besluitvorming 5
- verplichtingen subsidieontvanger 6
- inzet van regisseurs en scenaristen 7
- subsidiabele activiteit minoritaire coproductie 7
- subsidiabele activiteit afwerking 8
- digitale conservering en exploitatie 8
BIJZONDERE BEPALINGEN TEN AANZIEN VAN DE CATEGORIEËN
10
10
- informatieplicht exploitatie 10
10
10
11
11
12
12
12
Artikel 8 (samenwerkingsprojecten) 14
Artikel 9 (voorbereiding besluitvorming) 15
Artikel 10 (completion bond) 15
Artikel 11 (verplichtingen aanvrager) 15
Artikel 13 (inzet van regisseurs en scenaristen) 15
Artikel 14 (bestedingsverplichting) 15
Artikel 15 (minoritaire co-productie) 15
Artikel 25 (Overgangs- en slotbepalingen) 16
Deelreglement Realisering van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film van 16 juni 2011
De Stichting Nederlands Fonds voor de Film,
gelet op het bepaalde in de Algemene Wet Bestuursrecht,
gelet op artikel 10, lid 4, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid, gelet op artikel 2 van het Algemeen Reglement,
besluit:
Artikel 1
In dit reglement wordt verstaan onder:
afwerking: het voor bioscoopvertoning gereed maken van een filmproductie na voltooiing van de werkkopie;
animatic: opeenvolging van meestal getekende storyboard-plaatjes die het scenario weergeven, dezelfde lengte als de te produceren animatiefilm hebben en minimaal van dialogen zijn voorzien;
animatie: een filmproductie die een kunstmatige filmtechniek hanteert waarbij door het na elkaar afspelen van verschillende stilstaande beelden de illusie van beweging ontstaat;
bestuur: het bestuur van het Fonds;
bioscoopuitbreng: de landelijke distributie van een filmproductie, die na de première minimaal drie weken gelijktijdig in drie of meer bioscopen of filmtheaters met een dagelijkse vertoning voor een betalend publiek in Nederland wordt uitgebracht;
categorie: een soort filmproductie;
completion bond: de verzekering die waarborgt dat de filmproductie zal worden afgemaakt en opgeleverd onder in de verzekeringspolis opgenomen (budgettaire) voorwaarden, of dat - als de productie zou worden gestaakt - de tot dan toe gemaakte productiekosten worden terugbetaald;
coproductie: een filmproductie, waaraan twee of meer coproducenten risicodragend, op
basis van een door alle partijen goedgekeurd filmplan en/of scenario een inhoudelijke en financiële bijdrage leveren;
crossmediaal marketingplan: een gedetailleerd plan van alle activiteiten op het gebied van marketing en
promotie, waarbij gebruik gemaakt wordt van alle mogelijke vormen van publiciteit en (social) media, ten behoeve van de bioscoopuitbreng en verdere exploitatie van de filmproductie;
distributie: de professionele uitbreng en exploitatie van filmproducties;
documentaire: een non-fictie filmproductie geschikt voor bioscoopvertoning die een aspect van de werkelijkheid belicht waarbij de eigen visie van de regisseur wordt vormgegeven met creatieve gebruikmaking van filmische middelen in een persoonlijke stijl;
experimentele film: een filmproductie die naar het oordeel van het bestuur onderzoekend en/of grensverleggend is dan wel filmproducties met een duidelijk aanwijsbaar filmische component waarin het visueel verhalende en de inzet van nieuwe mediatoepassingen (E-cultuur) samenkomen;
filmdistributeur: een rechtspersoon die op continue basis bedrijfsactiviteiten ontplooit met als hoofddoel de distributie en exploitatie van filmproducties in de Nederlandse bioscoop en via andere distributiekanalen. De rechtspersoon is ten tijde van de subsidieaanvraag minimaal twee jaar gevestigd en actief geweest in Nederland, een Lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland;
filmplan: het plan van de aanvrager tot uitvoering van een met elkaar samenhangend geheel van activiteiten dat bestaat uit het financieren, voortbrengen en (doen) exploiteren van een filmproductie;
filmprint: het negatief van de filmproductie in de vorm van een fysieke drager waarvan later (digitale) kopieën worden gemaakt;
filmproductie: een cinematografisch werk;
het Fonds: Stichting Nederlands Fonds voor de Film;
korte narratieve film: een narratieve filmproductie met een maximale lengte van 60 minuten; majoritair (co)producent: een producent van een in de Nederlandse bioscoop en/of filmtheaters uit te
brengen (internationale) filmproductie, die hoofdverantwoordelijk en in doorslaggevende mate beslissingsbevoegd is en die meer dan vijftig procent van de financiering van de filmproductie bijeen heeft gebracht;
marktpartijen: partijen wier reguliere professionele activiteiten zijn gericht op het distribueren en exploiteren van filmproducties, in de ruimste zin des woords, ofwel partijen die risicodragende investeringen doen;
minoritair coproducent: een producent van een in de Nederlandse bioscoop en/of
filmtheaters uit te brengen (internationale) filmproductie, die in beperkte mate beslissingsbevoegd en verantwoordelijk is en die minder dan vijftig procent van de financiering van de filmproductie bijeen heeft gebracht;
printkosten: de kosten voor het verveelvoudigen van de filmprint voor vertoning van de
filmproductie;
prints & advertising (P&A): de directe kosten na de fase van realisering die samenhangen met de
bioscoopuitbreng en marketing van de voor vertoning gereed zijnde filmproductie, inclusief de kosten voor de uitbrengkopieën (printkosten);
producent: de natuurlijke persoon die de productiemaatschappij rechtsgeldig vertegenwoordigt en binnen de organisatie van de productiemaatschappij beleidsmatig, bedrijfsmatig en inhoudelijk eindverantwoordelijk is;
productiekosten: de kosten gemoeid met de realisering van een filmproductie; productiemaatschappij: een rechtspersoon die op continue basis bedrijfsactiviteiten ontplooit met als
hoofddoel de productie en exploitatie van filmproducties en/of mediaproducties. De rechtspersoon is ten tijde van de subsidieaanvraag minimaal twee jaar gevestigd en actief geweest in Nederland, een Lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland;
promotie & marketing: alle promotie- en marketingactiviteiten gedurende de realisering van de
filmproductie die door de producent zelf worden uitgevoerd en bekostigd;
realisering: alle werkzaamheden na de fase van ontwikkeling die verbonden zijn aan het tot stand brengen en voor vertoning gereed maken van een filmproductie die bestemd is voor bioscoopuitbreng in Nederland;
regisseur: een natuurlijk persoon die de artistieke regie voert over de uitvoering van een filmproductie;
speelfilm: een filmproductie in het genre fictie met een vertoningduur van tenminste 60 minuten, die primair bestemd is voor bioscoopuitbreng;
werkkopie: de definitief vastgestelde montageversie (‘picture lock’) van de filmproductie, op basis waarvan de verdere nabewerking plaatsvindt.
- toepasselijkheid reglementen -
Artikel 2
1. Dit deelreglement is van toepassing op subsidies die het bestuur verstrekt voor realisering en afwerking in de categorieën speelfilm, documentaire, animatie, korte narratieve film en experimentele film en, met inachtneming van artikel 7, de samenwerkingsprojecten met andere instellingen die tot realisering van deze filmproducties strekken.
2. Het Algemeen Reglement is van toepassing naast en in aanvulling op dit deelreglement.
Artikel 3
2. Aanvragen voor subsidie voor realisering van eenzelfde filmproductie kunnen, na een afwijzend besluit daarover, eenmaal opnieuw worden ingediend. Een aanvraag voor eenzelfde filmproductie, die tweemaal door het bestuur is afgewezen, wordt niet meer in behandeling genomen.
3. De aanvrager overlegt bij de aanvraag in ieder geval een verklaring waarin hij garandeert dat zijn financiële positie, en dan met name de relatie tussen beschikbare middelen en aangegane verplichtingen, voorafgaand aan de aanvraag geen negatieve ontwikkeling heeft gekend die bedreigend is geweest voor de stabiliteit en solvabiliteit van de aanvrager en, naar reële verwachting, deze ook niet zal kennen.
4. De aanvrager overlegt bij de aanvraag in ieder geval een verklaring waarin hij garandeert over (een exclusieve optie op) de voor de filmproductie noodzakelijke exclusieve verfilmings- en exploitatierechten rechten te beschikken.
Artikel 4
1. Realiseringsaanvragen in de categorie speelfilm worden uitsluitend gedaan door een productiemaatschappij, vertegenwoordigd door een producent die als majoritair producent hoofdverantwoordelijk is geweest voor het voortbrengen van tenminste twee speelfilms met een bioscoopuitbreng in Nederland.
Voor een realiseringsaanvraag voor een minoritaire internationale coproductie in de categorie speelfilm geldt dat de desbetreffende producent als majoritair producent hoofdverantwoordelijk geweest is voor tenminste één speelfilm met een bioscoopuitbreng in Nederland.
2. Realiseringsaanvragen in de categorie documentaire worden uitsluitend gedaan door een productiemaatschappij, vertegenwoordigd door een producent, die als majoritair producent hoofdverantwoordelijk is geweest voor het voortbrengen van tenminste twee documentaires met een bioscoopuitbreng of landelijke televisie-uitzending in Nederland.
Voor een realiseringsaanvraag voor een minoritaire internationale coproductie in de categorie documentaire geldt dat de desbetreffende producent als majoritair producent hoofdverantwoordelijk geweest is voor tenminste één documentaire met een bioscoopuitbreng of landelijke televisie-uitzending in Nederland.
3. Realiseringsaanvragen in de categorie animatie met een vertoningsduur tot zestig minuten worden gedaan door een productiemaatschappij, vertegenwoordigd door een producent, die als majoritair producent hoofdverantwoordelijk is geweest voor het voortbrengen van tenminste twee vrije, niet in opdracht vervaardigde filmproducties op het gebied van animatie. In voorkomende gevallen kan bij een relatief laag productiebudget van dit vereiste afgeweken worden.
Voor een realiseringsaanvraag voor een minoritaire internationale coproductie in de categorie animatie met een vertoningsduur tot zestig minuten geldt dat de desbetreffende producent als majoritair producent hoofdverantwoordelijk geweest is voor het voortbrengen van tenminste één vrije, niet in opdracht vervaardigde filmproductie op het gebied van animatie.
4. Realiseringsaanvragen in de categorie experimentele film worden gedaan door een productiemaatschappij, vertegenwoordigd door een producent, die als majoritair producent hoofdverantwoordelijk is geweest voor het voortbrengen van tenminste twee vrije filmproducties. In voorkomende gevallen kan bij een relatief laag productiebudget van dit vereiste afgeweken worden.
5. Een aanvraag voor afwerking wordt door een productiemaatschappij gedaan.
6. In afwijking op het voorgaande lid kan een aanvraag van subsidie voor afwerking ook aangevraagd worden door een beginnend regisseur of beginnend producent die zijn of haar filmproductie zelf produceert of een ervaren regisseur van een korte narratieve film, zij het dat de bijdrage van het Fonds aan dit soort aanvragers beperkt zal blijven.
Artikel 5
1. Het bestuur verstrekt een subsidie voor realisering in de vorm van een lening.
2. Het bestuur kan een subsidie voor realisering in bijzondere gevallen in de vorm van een garantstelling verstrekken.
3. Aan de subsidie voor realisering verbindt het bestuur nadere voorwaarden.
- beoordeling subsidie voor realisering -
Artikel 6
Voor toekenning van de aanvraag dient het oordeel over de kwaliteit van de filmproductie positief te zijn. De kwaliteit van de filmproductie wordt beoordeeld aan de hand van de beoordelingscriteria in artikel 5 van het Algemeen Reglement.
- onderlinge verhouding financiële bijdragen -
Artikel 7
1. Het verstrekken van een subsidie voor de realisering van een filmproductie bindt het bestuur in geen geval tot het verlenen van enige andere subsidie.
2. Eerder door het bestuur aan een bepaalde filmproductie verleende subsidies maken onderdeel uit van de financiële bijdrage voor realisering.
Artikel 8
1. Het bestuur kan in samenwerking met andere (subsidieverlenende) instellingen subsidies verstrekken ten behoeve van de realisering van filmproducties en daartoe samenwerkingsovereenkomsten met deze instellingen en/of uitvoeringsovereenkomsten met de aanvragers aangaan.
2. Het bestuur kent een subsidie voor realisering in het kader van een samenwerking zoals bedoeld in het eerste lid, voor zover mogelijk en relevant, overeenkomstig dit reglement toe. Het bestuur kan daarbij afwijken van het bepaalde in dit deelreglement.
3. Het bestuur publiceert op de website van het Fonds: xxx.xxxxxxxxx.xx de nadere voorschriften, procedures en werkwijze van de samenwerkingsprojecten.
- voorbereiding besluitvorming -
Artikel 9
Het besluit tot subsidieverlening kan worden voorafgegaan door een voornemen tot subsidieverlening.
Artikel 10
1. Indien de productiekosten meer bedragen dan € 2.000.000,- of sprake is van een filmproductie die naar het oordeel van het bestuur als uiterst risicovol kan worden gekwalificeerd is de subsidieontvanger verplicht om een completion bond af te sluiten.
2. De voorwaarden waaronder de completion bond wordt afgesloten dienen vooraf te worden goedgekeurd door het bestuur.
3. Indien een completion bond is vereist op grond van het eerste lid, dient de ontvanger van de subsidie bij het afsluiten van de uitvoeringsovereenkomst een schriftelijke verklaring te overleggen van een completion guarantor, waaruit onomstotelijk blijkt dat de begrote productiekosten van de filmproductie waarvoor subsidie is verleend, zoals opgenomen in de productiebegroting, toereikend zijn en dat de voortbrenging en voltooiing van de bioscoopfilm waarvoor subsidie is verleend vallen onder de dekking van deze completion guarantor vanaf het moment waarop de opnamen van de filmproductie starten. Tevens dient de ontvanger van de subsidie een afschrift van een geldende completion bond te overleggen waarin het Fonds als medebegunstiger is aangewezen.
- verplichtingen subsidieontvanger -
Artikel 11
1. De ontvanger is verplicht om:
a. binnen een termijn van uiterlijk twaalf maanden na subsidieverlening de ter zake van de financiering en exploitatie van de filmproductie waarvoor subsidie is verleend definitieve schriftelijke overeenkomsten met alle bij de financiering van de filmproductie betrokken partijen te overleggen. Hieruit blijkt dat naar het oordeel van het bestuur elk van deze partijen zich onvoorwaardelijk heeft verbonden tot het hem betreffende aandeel in de financiering ten behoeve van de realisering van de filmproductie overeenkomstig de bij de subsidieaanvraag overgelegde gegevens en op voorwaarden die verenigbaar zijn met de voorwaarden die zijn verbonden aan de subsidieverlening, dit deelreglement en het Algemeen Reglement;
b. ervoor te zorgen dat de opnamen, of in het geval van animatie de uitvoering van de filmproductie waarvoor subsidie is verleend, niet eerder starten dan nadat én door het Fonds is bericht dat de aanvrager heeft voldaan aan de verplichtingen, zoals bedoeld in het eerste lid onder a., én – indien van toepassing - de completion guarantor definitieve dekking heeft verleend voor de voortbrenging en voltooiing van de filmproductie waarvoor subsidie is verleend;
c. het bestuur voorafgaand in kennis te stellen van het moment waarop de opnamen, of in het geval van animatie de uitvoering van de bioscoopfilm waarvoor subsidie is verleend, starten;
2. De ontvanger is verplicht een actueel en waarheidsgetrouw overzicht van alle opbrengsten en uitgaven die met de realisering van de filmproductie samenhangen aan het Fonds te overleggen.
3. De ontvanger is verplicht een werkkopie van de filmproductie op te leveren, die in overeenstemming is met de aanvraag en het bijbehorende filmplan.
Artikel 12
1. Nadat de in artikel 10 en 11 bedoelde overeenkomsten en stukken door het bestuur zijn ontvangen zullen de aanvrager en het bestuur een uitvoeringsovereenkomst aangaan.
2. In de tussen de aanvrager en het bestuur na subsidieverlening af te sluiten uitvoeringsovereenkomst worden de aan de subsidie verbonden nadere verplichtingen vastgelegd. In deze overeenkomst wordt onder meer vastgelegd:
a. welke zekerheden, voor zover daartoe naar het oordeel van het bestuur gerede aanleiding bestaat, de aanvrager dient te stellen met betrekking tot de nakoming van de verplichtingen van andere partijen die financieringsbijdragen hebben toegezegd aan de filmproductie waarvoor subsidie is verleend;
b. de frequentie waarbinnen en de vorm waarin de aanvrager voldoet aan eventuele rapportageverplichtingen;
c. de wijze waarop de met exploitatie van de filmproductie te genereren opbrengsten worden verdeeld tussen de rechthebbenden en financiers en op welk moment deze opbrengsten dienen te worden aangewend om de op grond van dit reglement verleende subsidie terug te betalen of aan te wenden voor een volgende filmproductie.
- inzet van regisseurs en scenaristen -
Artikel 13
Het bestuur kan gelet op de doelmatige besteding van middelen voorwaarden dan wel beperkingen stellen aan de inzet van regisseurs en scenaristen.
Artikel 14
De aanvrager is verplicht een bedrag gelijk aan de verleende subsidie te besteden in Nederland of aan in Nederland gevestigde (rechts)personen. (Het deel van) de bijdrage dat in Nederland wordt uitgegeven wordt separaat aangegeven in de ingediende productiebegroting. In het geval dat andere bijdragen of subsidies zijn verstrekt, waaraan een (gedeeltelijke) bestedingsverplichting in Nederland of aan in Nederland gevestigde (rechts)personen is verbonden, staat het de aanvrager te allen tijde vrij om ten minste 20% van de begrote productiekosten te besteden in een andere Lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland.
- subsidiabele activiteit minoritaire coproductie -
Artikel 15
Voor een aanvraag voor subsidie voor een minoritaire coproductie gelden de volgende voorwaarden:
1. Uitsluitend minoritaire coproducties die geen bijdrage van het Fonds op grond van een andere regeling van het Fonds voor realisering hebben ontvangen komen in aanmerking voor een bijdrage.
2. In het geval van een in het buitenland geïnitieerde internationale coproductie met een vertoningsduur van tenminste 60 minuten voor de categorieën speelfilm en documentaire en ten hoogste 60 minuten voor de categorie animatie, wordt het aandeel in de filmproductie van de Nederlandse productiemaatschappij als minoritaire coproducent, alsmede de aard van de Nederlandse inbreng betrokken bij de beoordeling van de aangevraagde subsidie.
3. Er wordt prioriteit gegeven aan internationale coproducties waarvan de buitenlandse majoritaire coproducent is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, of in een staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland, of een staat waarmee de Nederlandse overheid een bilateraal verdrag aangaande filmproducties afgesloten heeft.
4. In geval van een coproductie in de zin van het vorige lid, dient op het moment van indiening van de aanvraag bij het Fonds, minimaal 50% van de financiering afkomstig uit de staat van de buitenlandse majoritaire coproducent, schriftelijk toegezegd te zijn.
5. De totale inbreng van Nederlandse fondsen en marktpartijen in de realisering van de filmproductie dient minimaal 10% te bedragen van de totale productiekosten.
6. Tenzij in bilaterale verdagen met het Fonds anders is overeengekomen of het bestuur zwaarwegende redenen ziet hiervan af te wijken, dient de aanvrager met inachtneming van artikel 13, eerste lid, de bijdrage van het Fonds volledig in Nederland te besteden. (Het deel van) de productiekosten dat in Nederland wordt uitgegeven wordt separaat aangegeven in de ingediende productiebegroting. Deze bestedingsverplicht staat los van eventuele verdere bestedingsverplichtingen die andere (Nederlandse) financiers kunnen opleggen.
7. De aanvrager dient aan te tonen dat de betrokken buitenlandse majoritaire coproducent en het buitenlandse filmfonds bereid zijn om te participeren in een andere Nederlands filmproductie.
9. De aanvrager dient te beschikken over de exclusieve verfilmings- en exploitatierechten voor bij voorkeur de Benelux en, indien de rechten voor België en Luxemburg reeds vergeven zijn, tenminste over deze rechten op het Nederlandse territorium.
10. De aanvrager deelt in verhouding tot de buitenlandse majoritaire coproducent pro rata mee in de wereldopbrengsten van de filmproductie van de filmproductie.
11. De aanvrager verplicht zich in de af te sluiten coproductieovereenkomst met de buitenlandse majoritaire coproducent te bedingen dat eventuele financiële bijdragen in het kader van Xxxxxxxxx, i2i en/of andere Europese financiering pro rato toegerekend wordt aan de aanvrager.
12. Voor de categorieën speelfilm en documentaire dient de aanvrager een intentieverklaring ondertekend door de Nederlandse filmdistributeur en/of een overeenkomst met een Nederlandse zendgemachtigde te overleggen.
- subsidiabele activiteit afwerking -
Artikel 16
1. Het bestuur verleent uitsluitend subsidie voor afwerking indien de aanvraag een filmproductie betreft die zonder realiseringssubsidie van het Fonds tot stand is gebracht en de kosten voor afwerking niet of niet geheel door een derde partij worden gefinancierd.
2. Het bestuur kent een subsidie voor afwerking, voor zover mogelijk en relevant, overeenkomstig dit deelreglement toe.
3. Bij een aanvraag voor een subsidie voor afwerking wordt een crossmediaal marketing plan ingediend. In de categorieën speelfilm en documentaire dient tevens een schriftelijke toezegging van een filmdistributeur te worden overgelegd, waarmee de filmdistributeur zich jegens de aanvrager verbindt tot bioscoopuitbreng.
Artikel 17
1. De aanvrager is verplicht de werkkopie te overleggen volgens de procedure die is gepubliceerd op de website van het Fonds: xxx.xxxxxxxxx.xx , in het Financieel & Productioneel Protocol.
2. Het bestuur beoordeelt of de werkkopie in overeenstemming is met de aanvraag en het bijbehorende filmplan.
- digitale conservering en exploitatie -
Artikel 18
1. Ter behoud van het cultureel erfgoed is de aanvrager verplicht om tijdig, dat wil zeggen ten tijde van de afwerking van de filmproductie contact op te nemen met EYE Film Instituut Nederland en hen toegang te verschaffen tot het digitale en analoge (indien van toepassing) moedermateriaal van de uiteindelijke filmprint. De aanvrager gaat bij verlening van de subsidie akkoord met het conserveren en het met dat doel digitaal opslaan van de film door EYE Film Instituut Nederland. De condities verbonden aan de conservering en daaraan verbonden digitale opslag door EYE Film Instituut Nederland zullen worden vastgelegd in een separate overeenkomst tussen de aanvrager en EYE Film Instituut Nederland.
2. Met het oog op de innovatie van de filmsector en de brede toegankelijkheid van mede door het Fonds gesubsidieerde filmproducties voor het publiek, wordt de subsidie verleend onder de voorwaarde dat de aanvrager op non exclusieve basis de beschikking houdt over de rechten tot digitale exploitatie van de filmproductie, echter met in achtneming van een holdback termijn, waarin de aanvrager zich gedurende een bepaalde periode ten gunste van de distributeur onthoudt van exploitatie van deze rechten.
3. De duur van deze holdback-periode is afhankelijk van hetgeen aanvrager en distributeur daarover in onderling overleg overeenkomen, doch zal uiterlijk 24 maanden na de bioscooppremière c.q. eerste vertoning niet meer van kracht kunnen zijn.
4. De aanvrager is gerechtigd - en jegens het Fonds verplicht - de filmproducties digitaal te (doen) ontsluiten via in elk geval het onafhankelijke digitale platform dat in samenwerking met EYE Filminstituut Nederland en Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid onder de (werk)naam Filmotech Nederland filmproducties in de volle breedte voor het publiek blijvend toegankelijk maakt.
BIJZONDERE BEPALINGEN TEN AANZIEN VAN DE CATEGORIEËN
Artikel 19
De subsidie voor realisering van een speelfilm wordt beschikbaar gesteld ten behoeve van de vervaardiging van een werkkopie en de definitieve filmprint die in de bioscoop en/of filmtheaters zal worden vertoond.
- informatieplicht exploitatie -
Artikel 20
De aanvrager is verplicht het Fonds adequaat en schriftelijk te informeren over de kosten en opbrengsten die door exploitatie van de speelfilm, waarvoor subsidie is verleend, worden voortgebracht.
Artikel 21
1 In het geval van een filmproductie waarvan de productiekosten minder dan 2 miljoen euro bedragen, waarvoor geen aanvraag is of zal worden ingediend op grond van de Suppletieregeling Filminvesteringen Nederland van het Fonds en er ook geen sprake is van een minoritaire coproductie, kan de aanvrager in de begroting een post voor marketing en promotie opnemen en, als onderdeel van de realiseringsaanvraag, een bijdrage daarvoor aanvragen.
2. Indien de in het eerste lid bedoelde bijdrage wordt verleend zal het bestuur daaraan in de beschikking de verplichtingen verbinden dat:
a. de aanvrager binnen een bepaalde termijn het definitieve, door de distributeur medeondertekende, promotie- en marketingplan overlegt, en,
b. de aanvrager binnen een bepaalde termijn de door het Fonds goedgekeurde distributieovereenkomst overlegt.
Artikel 22
1. De subsidie voor realisering van een documentaire met een vertoningsduur van tenminste 60 minuten wordt beschikbaar gesteld ten behoeve van een werkkopie en een definitieve voor vertoning gereed zijnde kopie die via audiovisuele media en de bioscoop en/of filmtheaters vertoond zal worden.
2. De aanvrager motiveert bij de aanvraag de inhoudelijke gronden waarop de keuze voor het beeldformaat van de aanvrager berust.
3. Een documentaire wordt afgewerkt en aangeleverd volgens de technische voorschiften welke het Fonds publiceert op de website van het Fonds: xxx.xxxxxxxxx.xx, het Financieel & Productioneel Protocol.
Artikel 23
1. Dit artikel is van toepassing op animatie met een vertoningsduur tot maximaal 60 minuten.
2. De subsidie voor realisering van animatie wordt beschikbaar gesteld ten behoeve van een werkkopie en een definitieve voor vertoning gereed zijnde kopie die via audiovisuele media en/of de bioscoop en/of filmtheaters vertoond zal worden.
3. Op een aanvraag voor een animatiefilm van tenminste 60 minuten gelden de bijzondere bepalingen 19 tot en met 21 voor de categorie ‘speelfilm’.
Artikel 24
1. De subsidie voor realisering van een experimentele film wordt beschikbaar gesteld ten behoeve van een werkkopie en een eindproduct dat geschikt is voor openbare vertoning aan een publiek.
3. De aanvrager stelt het bestuur voorafgaand aan de eerste presentatie in kennis van de openbare presentatie van de experimentele film waaronder ook wordt verstaan eventuele uitbreng in de bioscoop.
Artikel 25
1. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.
2. Het bestuur kan om zwaarwegende redenen afwijken van dit reglement, voor zover dergelijke afwijkingen verenigbaar zijn met het beoordelingskader voor staatssteun aan de filmsector, zoals dat wordt gehanteerd door de Europese Commissie.
3. Dit reglement is vastgesteld door het bestuur met goedkeuring van de Raad van Toezicht op 9 maart 2011.
4. Dit reglement treedt in werking met ingang van 16 juni 2011.
5. Het Uitvoeringsreglement Lange Speelfilm, Het Uitvoeringsreglement Documentairefilm, het Uitvoeringsreglement Animatie, het Uitvoeringsreglement inzake aanvragen om een financiële bijdrage voor de ontwikkeling, realisering en/of afwerking van een O&O-filmproductie, de Regeling Marketing en Promotie, de Richtlijn Producent en coproducent voor aanvragen Lange Speelfilm, het Uitvoeringsreglement inzake aanvragen voor een financiële bijdrage voor de realisering van een Telescoopfilm en de Regeling Snelloket zijn per 16 juni 2011 ingetrokken.
6. Op alle aanvragen die door het Fonds voor 16 juni 2011 zijn ontvangen blijven het Uitvoeringsregeling Lange Speelfilm, het Uitvoeringsreglement Documentairefilm, het Uitvoeringsreglement Animatie, het Uitvoeringsreglement inzake aanvragen om een financiële bijdrage voor de ontwikkeling, realisering en/of afwerking van een O&O-filmproductie, de Regeling Marketing en Promotie, de Richtlijn Producent en coproducent voor aanvragen Lange Speelfilm, het Uitvoeringsreglement inzake aanvragen voor een financiële bijdrage voor de realisering van een Telescoopfilm, en Regeling Snelloket zoals deze golden tot 16 juni 2011 van toepassing.
7. Dit reglement wordt aangehaald als Deelreglement Realisering van de Stichting Nederlands Fonds voor de film
8. Dit reglement wordt bekendgemaakt door kennisgeving ervan in de Staatscourant en op de website van het Nederlands Fonds voor de Film (xxx.xxxxxxxxx.xx).
Door het grote aantal reglementen dat door de jaren heen door het Fonds is vastgesteld zijn de werkwijze en procedures die het Fonds hanteert niet altijd overzichtelijk voor de aanvrager en andere belanghebbenden. Dit is aanleiding geweest om deze reglementen te hergroeperen en te vereenvoudigen. Het Fonds heeft hiermee niet beoogd deze reglementen en de daarin beschreven werkwijze en procedures van het Fonds inhoudelijk ingrijpend te wijzigen.
Uitgangspunt is geweest om de reglementen vorm te geven in lijn met de verschillende fasen van het productieproces: ontwikkeling, realisering en afwerking, en distributie.
Dit reglement komt in de plaats van de bepalingen die zien op realisering uit de volgende reglementen:
- Uitvoeringsregeling Lange Speelfilm,
- Uitvoeringsreglement Documentairefilm,
- Uitvoeringsreglement Animatie,
- Uitvoeringsreglement inzake aanvragen om een financiële bijdrage voor de ontwikkeling, realisering en/of afwerking van een O&O-filmproductie,
- Regeling Marketing en Promotie,
- Richtlijn Producent en coproducent voor aanvragen Lange Speelfilm,
- Uitvoeringsreglement inzake aanvragen voor een financiële bijdrage voor de realisering van een Telescoopfilm, en
- Regeling Snelloket.
Deze reglementen worden hierbij ingetrokken.
Het reglement beschrijft in het algemeen deel ondermeer de werkwijzen, procedures, vereisten en verplichtingen van de aanvrager die gelden voor alle subsidies voor realisering. In het tweede deel zijn per categorie de bijzondere bepalingen vastgelegd. Op deze categorieën zijn de bepalingen van het algemene deel onverkort van toepassing.
Het Fonds onderscheidt bij realisering en afwerking de volgende soorten van filmproductie: de categorieën speelfilm, documentaire, animatie, experimentele film en de korte narratieve film.
Onder afwerking wordt verstaan de verdere beeld-en geluidafwerking van de reeds opgenomen en gemonteerde filmproductie gericht op vertoning in de bioscoop.
Het Fonds verstaat onder de definitie van bioscoopuitbreng een gedegen en landelijke distributie van een filmproductie, die na de première minimaal drie weken gelijktijdig in drie of meer bioscopen of filmtheaters met een dagelijkse vertoning voor een betalend publiek wordt uitgebracht. In het kader van dit deelreglement gaat het om in de Nederlandse bioscopen of filmtheaters uit te brengen of uitgebrachte filmproducties. Bij verlening van een afwerkingsubsidie in de categorie experimentele film wordt onder bioscoopvertoning ook een festivalvertoning verstaan.
Van de definitie van documentaire zijn uitgezonderd audiovisuele werken die louter tot doel hebben informatie te verstrekken of louter beschrijvend zijn, zoals bijvoorbeeld een voorlichtingsfilm, een informatieve film, bedrijfsfilm, een reportage, een zuiver wetenschappelijke of didactische mediaproductie, (een item voor) een journaal of actualiteitenprogramma. Documentaires hebben in de regel, op een enkele uitzondering na, een vertoningduur van tenminste 60 minuten.
Onder een korte narratieve film wordt verstaan een verhalende filmproductie met een maximale lengte 60 minuten die niet in een van de andere categorieën valt.
Indien de aanvrager een productiemaatschappij is zal ten genoegen van het bestuur moeten worden aangetoond dat wordt voldaan aan de elementen van de definitie van productiemaatschappij.
De producent is, als eindverantwoordelijke, meestal (mede)aandeelhouder in de productiemaatschappij.
Een beginnend producent is een producent, die minder dan twee filmproducties binnen de professionele film –en televisiesector gerealiseerd heeft. Filmproducties, die in het kader van een opleiding of zelfeducatie tot stand kwamen worden buiten beschouwing gelaten.
Een beginnend regisseur is een regisseur, die minder dan twee filmproducties binnen de desbetreffende categorie in de professionele film –en televisiesector gerealiseerd heeft. Filmproducties, die in het kader van een opleiding of zelfeducatie tot stand kwamen worden buiten beschouwing gelaten.
Onder realisering wordt niet verstaan de omzetting van reeds opgenomen delen van een televisieserie of televisiefilm naar een speelfilm. Hiervan kan bij uitzondering worden afgeweken.
Op grond van het Algemeen Reglement dient het aanvraagformulier naar waarheid, volledig en volgens de in de toelichting bij het aanvraagformulier vermelde richtlijnen worden ingevuld, voorzien van alle gevraagde bijlagen. Een onvolledig en/of te laat ingediend aanvraagformulier wordt niet in behandeling genomen.
De aanvrager dient te beschikken over exclusieve verfilmings- en exploitatierechten op de filmproductie.
Een aanvraag voor de categorie speelfilm kan slechts worden gedaan door een productiemaatschappij vertegenwoordigd door een producent die hoofdverantwoordelijk is geweest voor het realiseren van minimaal twee speelfilms met een bioscoopuitbreng in Nederland. Voor minoritaire coproducties binnen deze categorie geldt een minimum van één speelfilm met een bioscoopuitbreng in Nederland. Ook de categorieën documentaire en animatie hanteren bepaalde minimumeisen als het gaat om de producent, die de productiemaatschappij vertegenwoordigt. Het Fonds hanteert deze regels om de verdere professionalisering van de sector te stimuleren. Het Fonds kan daarnaast specifieke eisen stellen aan de aanvrager in het geval de aanvrager een aanvraag indient voor een bepaald speelfilmgenre (zoals animatie) waarvoor zeer specifieke vakkennis vereist is.
De aanvrager in de categorie animatie dient een productiemaatschappij te zijn. Wanneer de totale productiekosten lager zijn dan het, in het Financieel & Productioneel Protocol aangegeven bedrag, dan kan van dit vereiste afgeweken worden, maar dan dient de aanvrager naar het oordeel van het bestuur genoeg aantoonbare productie- ervaring op het gebied van animatie te hebben.
De aanvrager in de categorie experimentele film dient een productiemaatschappij te zijn. Wanneer de totale productiekosten lager zijn dan het, in het Financieel & Productioneel Protocol aangegeven bedrag, dan kan van dit vereiste afgeweken worden, maar dan dient de aanvrager naar het oordeel van het bestuur relevante ervaring hebben in de professionele film- of televisiepraktijk, media of beeldende kunst en ten genoegen van het Fonds aantoonbare productie-ervaring te hebben.
Beginnende regisseurs die zich binnen de narratieve filmproductie of filmische documentaire verder willen ontwikkelen of ervaren regisseurs van een korte narratieve film kunnen een beperkte bijdrage in de afwerkingskosten aanvragen. Betrokkenheid van een (ervaren) producent is niet vereist om in te dienen, maar dit verdient wel aanbeveling.
Het bestuur verstrekt een subsidie voor realisering meestal in de vorm van een, met betrekking tot private investeerders achtergestelde, lening waarbij het Fonds meedeelt in de inkomsten uit exploitatie. Het bestuur kan daarnaast, of in combinatie met de achtergestelde lening, een subsidie in de vorm van een lening verstrekken die preferent aan het Fonds zal moeten worden terugbetaald (garantie). Aan deze leningsvormen zullen voorwaarden worden verbonden, bijvoorbeeld met betrekking tot terugbetaling en de positie in het recoupmentschema. Het bestuur kan in bijzondere gevallen ook een subsidie verstrekken in de vorm van een garantstelling zoals bedoeld in artikel 6, onderdeel c, van het Algemeen Reglement.
Artikel 8 (samenwerkingsprojecten)
Het Fonds kan om zijn beleidsdoelstellingen te verwezenlijken samenwerkingsprojecten aangaan met andere (subsidieverlenende) instellingen en daartoe samenwerkingsovereenkomsten sluiten. Zo heeft het Fonds de samenwerking met het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst en neemt het Fonds deel aan verschillende samenwerkingsprojecten met de Nederlandse Publieke Omroep, het Mediafonds en het CoBO Fonds ter stimulering van talent. Het Filmfonds en het Xxxxxx Xxxx Fonds werken samen met als doel Nederlandse producenten een betere entree te geven tot artistiek interessante internationale coproducties. Het Fonds kent realiseringsssubsidies in het kader van samenwerkingsprojecten met andere (subsidieverlenende) instellingen voor zover mogelijk en relevant overeenkomstig dit reglement toe. Met name waar het gaat om procedures en werkwijzen kan het bestuur in deze gevallen van dit reglement afwijken.
Artikel 9 (voorbereiding besluitvorming)
Omdat het Fonds ook gedegen zakelijke informatie behoeft om tot een zorgvuldig verleningsbesluit te komen, kan de aanvrager eerst een voornemen ontvangen, ook wel aangeduid als ‘Fase 1’. Zo wordt voorkomen dat aanvragers wier aanvraag wordt afgewezen onnodig veel administratieve lasten moeten dragen. Deze werkwijze is gebruikelijk in de categorie speelfilm maar kan ook in andere categorieën worden toegepast. Na een voornemen van het bestuur subsidie te verlenen wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld nadere stukken aan te leveren en de financiering van de filmproductie te onderbouwen waarna het bestuur een besluit zal nemen met betrekking tot de realisering van de filmproductie (‘Fase 2’).
Bij filmproducties boven een budget van € 2.000.000,- dient een completion bond te worden afgesloten. Deze producties worden namelijk als risicovoller ingeschat dan filmproducties met een lager budget. Het bestuur kan in die gevallen waarin de productionele risico’s door het Fonds laag wordt ingeschat bijvoorbeeld vanwege een eenvoudige financieringsstructuur of in het geval van een minoritaire internationale coproductie, bij uitzondering hiervan afwijken. Het Fonds dient de voorwaarden waaronder de completion bond wordt verleend goed te keuren zodat er duidelijkheid wordt verkregen over de dekking en de voorwaarden van de completion bond, en de ervaring, onafhankelijkheid en financiële draagkracht van de verzekeraar.
Artikel 11 (verplichtingen aanvrager)
Het Fonds kan ongelimiteerd steekproeven houden om te controleren of aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. De administratie van de aanvrager moet dus zijn ingericht op een controle van het Fonds. Daartoe dient de administratie van de aanvrager aan bepaalde vereisten te voldoen en, in het geval van een realiseringsaanvraag, in ieder geval financiële rapportages en productionele planningen zoals bijvoorbeeld callsheets, dagrapporten en productie- en bestedingsoverzichten te bevatten.
Artikel 13 (inzet van regisseurs en scenaristen)
Vanuit doelmatigheidsoverwegingen kan het bestuur besluiten dat bepaalde regisseurs en scenaristen in beperkte mate bij de realisering van onderscheidenlijke filmproducties betrokken kunnen zijn. Het Fonds is bijvoorbeeld van oordeel dat een regisseur in die hoedanigheid bij niet meer dan twee verleende subsidies waarvoor nog geen uitvoeringsovereenkomst is afgesloten, tegelijkertijd betrokken kan zijn. Ook kan de producent, die de aanvrager rechtsgeldig vertegenwoordigt, met uitzondering van de categorie korte en experimentele film, in beginsel niet met de regisseur in één en dezelfde natuurlijke persoon verenigd zijn.
Artikel 14 (bestedingsverplichting)
De subsidie dient volledig in Nederland of aan Nederlandse rechtspersonen besteed te worden. In uitzonderlijke gevallen kan het bestuur hiervan afwijken. Indien andere financiers eveneens Nederlandse bestedingsverplichtingen hanteren en het totaal aan bestedingsverplichtingen voor Nederland boven de 80 procent van de begrote productiekosten uitkomt, dan heeft de aanvrager echter het recht om de overige 20 procent buiten Nederland uit te geven.
Artikel 15 (minoritaire co-productie)
Om te voorkomen dat het Fonds filmproducties beoordeelt welke niet levensvatbaar zijn, is het noodzakelijk dat minimaal 50% van de financiering, welke wordt gezocht in het land van de hoofdverantwoordelijke buitenlandse producent, zeker is gesteld. Daarnaast kunnen meerdere minoritaire coproducenten aan de filmproductie deelnemen.
Een eventuele bijdrage van het Nederlandse deel uit Eurimages wordt betrokken bij de berekening van de totale inbreng van Nederlandse fondsen en marktpartijen.
Deze coproductiepartner zal zich aantoonbaar in moeten willen zetten voor de financiering van die filmproductie in hetzelfde land. Deze coproductiepartner kan dezelfde buitenlandse producent zijn als die verbonden is aan de betreffende aanvraag maar kan ook een andere producent uit het coproducerende land zijn.
Uit de intentieverklaring van de buitenlandse coproducent dient ondermeer te blijken dat er sprake is van samenwerking, wat men van elkaar verwacht, wat de financiële inbreng is, waarvoor de coproducenten zorg moeten dragen en hoe de rechten op de coproductie zijn geregeld.
Voor alle coproducties geldt dat er een filmdistributeur moet zijn die de film in Nederland wil uitbrengen. De aanvrager dient dan ook een intentieverklaring van de Nederlandse distributeur bij de aanvraag te overleggen waaruit blijkt dat deze instaat voor de distributie van de coproductie in Nederland. Voor een filmproductie in de categorie animatie met een vertoningsduur tot zestig minuten en experimentele film kan een uitzondering gemaakt worden, maar dan moet er wel een gedegen distributieplan worden overgelegd.
Minoritaire Nederlandse coproducties met een Vlaamse majoritaire producent worden in het kader van de samenwerkingsovereenkomst met het Vlaams Audio Visueel Fonds (VAF) alleen via de gezamenlijke commissie van het Fonds en het VAF in behandeling genomen.
Het bestuur kan besluiten een subsidie voor afwerking toe te kennen ten behoeve van filmproducties die zonder realiseringssubsidie van het Fonds tot stand zijn gebracht. Dit reglement is, voor zover mogelijk en relevant, van toepassing op het besluit van het Fonds om deze vorm van subsidie te verlenen.
Bij een aanvraag voor de afwerking van een Telefilm dient naast een dealmemo/distributieovereenkomst met een filmdistributeur ook een schriftelijke goedkeuring van het CoBO Fonds en de betrokken omroep te worden overlegd, waarin zij akkoord gaan met distributie in de bioscoop. Er dient daarnaast voldoende tijd te zijn tussen de uitbreng en de vertoning op televisie.
Artikel 25 (Overgangs- en slotbepalingen)
De peildatum die van belang is voor het overgangsregime is de datum van indiening van de aanvraag tot subsidieverlening. Op een aanvraag die is ingediend voor 16 juni 2011 zijn de volgende reglementen van toepassing:
- Uitvoeringsregeling Lange Speelfilm,
- Uitvoeringsreglement Documentairefilm,
- Uitvoeringsreglement Animatie,
- Uitvoeringsreglement inzake aanvragen om een financiële bijdrage voor de ontwikkeling, realisering en/of afwerking van een O&O-filmproductie,
- Regeling Marketing en Promotie,
- Richtlijn Producent en coproducent voor aanvragen Lange Speelfilm,
- Uitvoeringsreglement inzake aanvragen voor een financiële bijdrage voor de realisering van een Telescoopfilm, en
- de Regeling Snelloket.
Op aanvragen die na deze datum zijn ingediend is dit deelreglement van toepassing.