Besluit
Openbaar
Besluit
Goedkeuring onder voorwaarden voor de concentratie tussen KidsFoundation Holdings
Xxxxxxxxxxx 00 0000 XX Xxx Xxxx
xxx.xxx.xx 070 722 20 00
B.V. en Partou Holding B.V.
ACM/UIT/526332
Inhoudsopgave
3
3
4
4
5
6 Toepasselijkheid van het concentratietoezicht
5
6
7.1 Vormen van kinderopvang en de rol van de overheid 6
7.2 Relevante productmarkten 7
7.2.1 Opvattingen van partijen 7
7.2.2 Opvattingen van marktpartijen 9
7.2.3 Beoordeling door de ACM 11
7.3 Relevante geografische markten 12
7.3.1 Opvattingen van partijen 12
7.3.2 Opvattingen van marktpartijen 13
7.3.3 Beoordeling door de ACM 14
7.4 Gevolgen van de concentratie 16
7.4.1 Opvattingen van partijen 16
7.4.2 Opvattingen van marktpartijen 21
7.4.3 Beoordeling door de ACM 23
8 Voorstellen voor goedkeuring onder voorwaarden
33
8.2 Het voorstel van partijen 34
8.3 Beoordeling van het voorstel door de ACM 37
8.4 Conclusie ten aanzien van het voorstel 40
40
1 Samenvatting
1. Onex Partners UK en Waterland Private Equity Investments VII mogen onder voorwaarden gezamenlijke zeggenschap krijgen over KidsFoundation Holdings B.V. (hierna: KFH) en Partou Holding B.V. (hierna: Partou). Onex en Waterland zijn beide als investeringsmaatschappij actief op een grote verscheidenheid aan markten.
2. KFH en Partou zijn in een groot deel van Nederland actief als aanbieders van kinderdagopvang (nul tot vier jaar) en van buitenschoolse opvang (vier tot dertien jaar). De markten waarop zij actief zijn, zijn zeer lokaal van aard. De maximale reistijd naar de opvanglocatie bedraagt circa 10 minuten.
3. De belangrijkste concurrentieparameters voor kinderopvang zijn de locatie en de kwaliteitsperceptie van de ouders. De prijs is een minder belangrijke concurrentieparameter. Ook hebben veel opvanglocaties een wachtlijst. Ouders stappen daarom beperkt over.
4. Toetreding tot en uitbreiding op de markt voor kinderopvang kan lastig zijn. Zo is het moeilijk om een geschikte locatie te vinden die voldoet aan de (wettelijke) eisen. Dit speelt met name in dichtbevolkte gebieden. Ook de wet- en regelgeving en de krapte op de arbeidsmarkt vormen belangrijke toetredings- en uitbreidingsdrempels.
5. Alhoewel er sprake is van een wettelijke eis wat betreft de minimumkwaliteit van een kinderdagverblijf, is er ruimte om de kwaliteit te verlagen zonder dat aan deze kwaliteitseis niet meer wordt voldaan. Ook kunnen prijzen lokaal gedifferentieerd worden. Gelet op het beperkte overstapgedrag van ouders, de lange wachtlijsten en toetredings- en uitbreidingsdrempels, acht de ACM het in beginsel aannemelijk dat partijen, daar waar zij onvoldoende concurrentie ervaren, na de concentratie de prijzen in bepaalde gebieden kunnen verhogen en/of de kwaliteit kunnen verlagen.
6. De ACM heeft daarom een nadere analyse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er op vijf lokale markten voor kinderdagopvang in Amsterdam Oost/Eilanden mogelijk een mededingingsprobleem zou kunnen ontstaan als gevolg van de voorgenomen concentratie. Daarnaast concludeert de ACM dat voor buitenschoolse opvang op vier lokale markten in Amsterdam Oost/Eilanden en zeven lokale markten in Amsterdam Zuidoost een mogelijk mededingingsprobleem zou kunnen ontstaan als gevolg van de voorgenomen concentratie.
7. KFH en Partou hebben vervolgens voorgesteld om KFH Eilanden gelegen in Amsterdam Oost/Eilanden en KFH Amigos en Partou Ravenswaaipad, beide gelegen in Amsterdam Zuidoost, te verkopen. Zij hebben daarbij ook toegezegd om na de verkoop van deze locaties geen banden meer te hebben met deze locaties en deze locaties in de komende vijf jaar niet terug te kopen. Met dit voorstel nemen KFH en Partou alle mogelijke mededingingsbezwaren van de ACM op alle mogelijke markten weg. De ACM heeft daarom ingestemd met het voorstel, welke onderdeel uitmaakt van dit besluit, van KFH en Partou.
2 Inleiding en leeswijzer
8. De ACM heeft een melding ontvangen van een concentratie in de kinderopvang. De ACM heeft zich op basis van de melding, aanvullende vragen aan partijen en een onderzoek onder marktpartijen een beeld gevormd van de mogelijke gevolgen van deze voorgenomen
concentratie. In dit besluit zet de ACM haar beoordeling van deze voorgenomen concentratie uiteen.
9. De indeling van dit besluit is als volgt. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de melding. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de activiteiten van Onex en Waterland. Hoofdstuk 5 beschrijft de voorgenomen transactie. In hoofdstuk 6 licht de ACM de toepasselijkheid van het concentratietoezicht toe. Vervolgens volgt in hoofdstuk 7 de beoordeling van de ACM van de gevolgen van de voorgenomen concentratie. Hoofdstuk 8 bevat een beschrijving en beoordeling van het remedievoorstel van partijen. De ACM eindigt in hoofdstuk 9 met de conclusies.
3 Melding
10. Op 29 mei 2019 heeft de ACM een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie.1 Onex Partners UK Limited (hierna: Onex) en Waterland Private Equity Investments B.V. (hierna: Waterland) hebben gemeld dat zij van plan zijn om via een holdingmaatschappij Orange Topco gezamenlijke zeggenschap te verkrijgen over KFH en, via KFH, over Partou.
11. De ACM heeft de melding op 11 juni 2019 in de Staatscourant 32770 gepubliceerd. Van derden heeft de ACM geen zienswijzen ontvangen. De ACM heeft schriftelijk vragen gesteld aan en gesprekken gevoerd met diverse marktpartijen:
a) zes aanbieders van kinderdagverblijven (hierna: KDV) en/of buitenschoolse opvang, te weten: Stichting Combiwel voor Kinderen (hierna: Combiwel), Impuls Kinderopvang B.V. (hierna: Impuls Kinderopvang), Kindercentra Midden Nederland Kind & Co (hierna: KMN Kind & Co), Kindergarden Nederland B.V. (hierna: Kindergarden), Platform Amsterdamse Kleine Kindercentra (hierna: PAKK), en IJsterk Kinderopvang B.V. (hierna: IJsterk Kinderopvang),
b) drie gastouderbureaus, te weten: Gastouderbureau Eerlijk & Uniek, Gastouderbureau De Kleine Kroon en KMN Kind & Co.
c) drie basisscholen, te weten: Katholieke Scholenstichting Utrecht, Stichting Openbaar Primair Onderwijs “Samen Tussen Amstel en IJ” en Stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel.
d) vier brancheorganisaties, te weten: Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK), Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang, Brancheorganisatie Kinderopvang, en de brancheorganisatie voor gastouders genaamd Stichting Nysa.
e) de GGD Amsterdam.
4 Partijen
12. Onex is een Private limited company naar Engels recht. Onex Corporation is in Canada gevestigd en is genoteerd aan de Toronto Stock Exchange. Onex is als investeringsmaatschappij actief op een grote verscheidenheid aan markten, zoals elektronica productieservices,
1 Op grond van artikel 34 van de Mededingingswet.
verzekeringsdiensten, voedingsdetailhandel en restaurants, kinderopvangdiensten en ziekenhuisbeheerdiensten.
13. Sinds november 2018 heeft Xxxx uitsluitende zeggenschap over KFH dat via verschillende dochterondernemingen kinderopvangdiensten aanbiedt.2 KFH is de enige investering van Onex op het gebied van kinderopvang. KFH is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. KFH is een aanbieder van diensten op het gebied van kinderdagopvang en buitenschoolse opvang in Nederland en doet dit onder de merknamen Smallsteps, Zus en Zo, KITS, SKS Alles Kids, de Speelbrug, Xxxxxxxxxxxxx.xx en Belle Fleur.
14. Waterland is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. Waterland is als investeringsmaatschappij actief op verschillende markten, binnen vier beleggingsthema’s: vergrijzing, outsourcing efficiëntie, vrije tijd en luxe, en duurzaamheid. Waterland is niet actief op het gebied van kinderopvang.
15. Partou is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. Partou biedt in Nederland kinderdagopvang, buitenschoolse opvang en peuteropvang onder de merknaam Partou aan. Zij is in eigendom van Navitas B.V., een Nederlandse beleggingsonderneming, en van Kalamaris B.V. en Kalamaris II B.V.
5 De gemelde operatie
16. Onex en Waterland zijn van plan om de volgende transacties uit te voeren om op die manier gezamenlijke zeggenschap te verkrijgen in KFH en Partou:
a) Directe of indirecte aankoop van alle aandelen van Partou van Navitas, Kalamaris en Kalamaris II door KFH (of een gelieerde onderneming), middels een koopovereenkomst.
b) Standbyco 4 B.V. (SPV), een onderneming volledig in handen van Waterland, verkrijgt gewone en preferente aandelen ter waarde van [vertrouwelijk]* procent van de stemrechten in Orange TopCo. Orange Topco houdt indirect alle aandelen in KFH. Onex, die op dit moment nog 100 procent van de aandelen van KFH in bezit heeft, verkrijgt [vertrouwelijk] procent van de aandelen in Orange TopCo. Op basis van een aandeelhoudersovereenkomst tussen de aandeelhouders van Orange TopCo krijgen zowel Onex als Waterland strategische vetorechten met betrekking tot [vertrouwelijk].
c) Het management van KFH krijgt gewone en preferente aandelen ter waarde van [vertrouwelijk]% van de stemrechten in Orange TopCo.
17. De voorgenomen transacties blijken uit de concentratiemelding van 29 mei 2019 en uit bijlage 2 van deze melding: de execution copy signing protocol van 4 april 2019.
6 Toepasselijkheid van het concentratietoezicht
18. De gemelde transactie is een concentratie in de zin van artikel 27 van de Mededingingswet. Betrokken ondernemingen zijn Onex (inclusief KFH), Waterland en Partou (hierna gezamenlijk:
2 Besluit van 17 augustus 2019 van de ACM in zaak ACM/18/033689 / Childcare B.V. – Kidsfoundation Holdings B.V.
* In de openbare versie van het besluit zijn delen van de tekst vervangen of weggelaten om reden van vertrouwelijkheid. Vervangen of weggelaten delen zijn met vierkante haken aangegeven. In het geval van getallen of percentages kan de vervanging hebben plaatsgevonden in de vorm van vermelding van bandbreedtes.
partijen). Het gevolg van de transactie is dat Onex en Waterschap via Orange Topco gezamenlijke zeggenschap krijgen over KFH en via KFH ook over Partou.
19. De ACM stelt op basis van de omzetgegevens uit de melding vast dat de gemelde concentratie onder het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.
7 Beoordeling
20. In dit hoofdstuk beoordeelt de ACM de voorgenomen concentratie. Paragraaf 7.1 bevat een beschrijving van het wettelijk kader en ontwikkelingen in de kinderopvang. Paragraaf 7.2 bevat een beschrijving van de relevante productmarkten en paragraaf 7.3 de relevante geografische markt. Daarna licht de ACM de gevolgen van de voorgenomen concentratie in paragraaf 7.4 toe.
7.1 Vormen van kinderopvang en de rol van de overheid
21. In Nederland worden diverse soorten formele kinderopvang aangeboden, naast opvang door vrienden en familie (informele opvang) en opvang door de ouders zelf (eigen opvang). De volgende vormen van kinderopvang zijn te onderscheiden:
• Kinderdagverblijven (hierna: KDV) bieden dagopvang aan voor kinderen jonger dan vier jaar voor één of meerdere dagen per week.
• Kinderen van twee tot vier jaar kunnen ook terecht in een peutergroep op een KDV of op de voormalige peuterspeelzalen3, waarbij de peuteropvang veelal is beperkt tot een dagdeel.
• Voor peuters van 2,5 tot 4 jaar met een risico op een onderwijsachterstand bestaat de mogelijkheid tot voorschoolse educatie op een voorschoolse voorziening, zoals een voorschool of kinderdagverblijf, voor maximaal 16 uur per week. Ouders nemen voorschoolse educatie net als de ‘reguliere’ peuteropvang al dan niet in combinatie met een andere vorm van kinderdagopvang af.
• Voor opvang van kinderen in de basisschoolleeftijd (vanaf 4 jaar), kunnen ouders terecht bij de buitenschoolse opvang (hierna: BSO). Het gaat hierbij om opvang van kinderen buiten schooltijden, met de mogelijkheid tot afname van hele dagen gedurende bijvoorbeeld de schoolvakanties. De opvang kan in de school plaatsvinden (inpandige BSO) of op een andere locatie. Ongeacht de locatie van de buitenschoolse opvang, hebben scholen een wettelijke verplichting om een samenwerking aan te gaan met een BSO-aanbieder. De ouders hebben wel zelf de keuze van welke BSO-aanbieder zij opvangdiensten afnemen. In de praktijk is de keuze beperkt tot BSO-aanbieders die kinderen op de schoollocatie komen ophalen.
• Ouders kunnen ook gebruik maken van gastouderopvang. Gastouderopvang bestaat uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen in de leeftijd van nul tot dertien jaar.4
3 Per 1 januari 2018 zijn met de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk de kwaliteitseisen en financieringsstructuur van peuterspeelzaalwerk met de kinderopvang gelijkgeschakeld. Peuterspeelzalen staan sindsdien als kinderdagverblijf geregistreerd in het LRK. Werkende ouders die gebruik maken van een peuterspeelzaal hebben sinds de harmonisatie recht op kinderopvangtoeslag.
De opvang kan plaatsvinden op het woonadres van de gastouder, op het woonadres van één van de ouders van de kinderen of op twee of meer woonadressen.5
22. Een nieuwe ontwikkeling op het vlak van kinderopvang en onderwijs, is de bouw van Integrale Kind Centra. Een Integraal Kind Centrum (hierna: IKC) is een voorziening voor kinderen van nul tot dertien jaar waarin organisaties als onderwijs, kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, peuterspeelzaal en welzijnsactiviteiten voor kinderen zijn samengevoegd. Het gaat bij een IKC om één fysieke locatie en een nieuwe organisatievorm.
23. De Rijksoverheid voert een beleid om het gebruik van kinderopvang te stimuleren en het op die manier laagdrempeliger te maken voor ouders om te werken. Onderdeel van dit beleid is het recht op kinderopvangtoeslag voor werkende ouder(s). De Rijksoverheid geeft een tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang tot een maximaal te vergoeden uurtarief. Kinderopvangtoeslag kan alleen worden verkregen voor opvang in goedgekeurde opvanglocaties6 die zijn geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang (hierna: LRK).
24. De Rijksoverheid stelt kwaliteitseisen waaraan kinderopvangorganisaties zich in elk geval dienen te houden. Deze eisen zijn onderdeel geworden van de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (hierna: Wet IKK). Hoewel de Wet IKK niet geldt voor gastouders, moeten ook gastouders aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen. Die eisen volgen uit de Wet kinderopvang en de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang. De financiering van voorschoolse educatie verloopt via een subsidie van de gemeente. De Rijksoverheid stelt geld ter beschikking aan gemeenten en scholen voor het bestrijden van onderwijsachterstanden. Daaruit wordt onder meer de voorschoolse educatie gefinancierd.
25. De ACM beschrijft in deze paragraaf de relevante productmarkten. Paragraaf 7.2.1 bevat de opvattingen van partijen ten aanzien van de afbakening van de productmarkten. In paragraaf
7.2.2 licht de ACM de opvattingen van marktpartijen toe. Tot slot bevat paragraaf 7.2.3 de beoordeling van de ACM.
7.2.1 Opvattingen van partijen
26. Partijen geven aan dat ouders zowel gebruik maken van formele opvang als informele opvang. Onder informele opvang verstaan partijen niet alleen de opvang door familieleden, maar ook de opvang door bijvoorbeeld niet-geregistreerde gastouders of au pairs. Volgens partijen bestaat er dan ook een relatie tussen eigen zorg, informele opvang en formele opvang.7 Partijen wijzen in dit verband op een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau8 waaruit blijkt dat circa 80% van de kinderen tot vier jaar op vaste dagen naar hun familieleden gaat en de rest van de zorgbehoefte wordt opgevangen via formele opvang (combinatie van halve en hele dagen
4 Uit onderzoek blijkt dat 60% van de kinderen die door een gastouder wordt opgevangen in de leeftijd van nul tot vier jaar is en 40% van de kinderen in de leeftijd van vier tot dertien jaar is. Voor meer informatie: Kohnstamm Instituut, Gastouders in beeld: Een inventarisatiestudie onder gastouders in Nederland, november 2014.
5 Artikel 1.1 Wet kinderopvang.
6 In het geval van gastouderopvang, moet niet alleen de gastouder zijn geregistreerd in het LRK maar ook het gastouderbureau.
7 Melding.
8 Sociaal en Cultureel Planbureau, Krimp in de kinderopvang: ouders over kinderopvang en werk, Den Haag, 1 september 2014.
opvang). Ook zou volgens partijen uit dit onderzoek blijken dat als formele zorg duurder wordt, ouders zelf gaan voorzien in de opvang van hun kinderen of een groter beroep doen op informele opvang.9 Daarom zijn partijen van mening dat informele opvang een volwaardig alternatief is voor de opvang in een KDV of BSO (formele opvang), ondanks dat informele opvang niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag.10
27. Partijen stellen verder vast dat de meeste aanbieders van kinderopvang zowel KDV als BSO aanbieden. Er bestaat een grote mate van substitueerbaarheid tussen beide, omdat de noodzakelijke investeringen in faciliteiten, apparatuur en personeel (training) om te schakelen tussen deze twee opvangvormen, beperkt zijn. Vanuit de vraagzijde kan wel een duidelijk onderscheid tussen KDV en BSO worden gemaakt. Partijen wijzen er in dit verband op dat kinderen van vier jaar en ouder voor een groot deel van de dag naar school gaan, waardoor kinderdagopvang niet kan worden aangeboden aan kinderen van die leeftijd.
28. Daarom onderscheiden partijen binnen de bredere markt voor kinderopvang (1) een markt voor kinderdagopvang en (2) een markt voor buitenschoolse opvang.11
• Partijen verstaan onder kinderdagopvang de opvang van kinderen in de leeftijd van nul tot vier jaar voor een halve of een hele dag gedurende veelal maximaal vijf dagen per week. Partijen merken hierbij op dat kinderdagopvang meestal in een KDV plaatsvindt, waarbij de KDV zich kan richten op alle kinderen tussen nul en vier jaar dan wel specifiek op peuters.12
• Partijen verstaan onder buitenschoolse opvang de opvang van kinderen in de leeftijd van vier tot dertien jaar gedurende de uren van de dag dat zij niet naar school gaan. Buitenschoolse opvang vindt meestal plaats in kinderopvangcentra, maar kan ook plaatsvinden in specifieke ruimtes in scholen of sportclubs.13
29. Partijen zijn van mening dat de twee hiervoor beschreven productmarkten niet verder hoeven te worden gesegmenteerd naar informele en formele opvang, gastouderopvang en – in het geval van kinderdagopvang – peuteropvang en voorschoolse educatie. Zij motiveren dit als volgt.
30. Hoewel geregistreerde gastouderopvang in het algemeen kleinschaliger en goedkoper14 is dan opvang in een KDV of BSO, zijn partijen van mening dat gastouderopvang een substituut is voor opvang in een KDV of BSO. Partijen geven hier drie redenen voor. Ten eerste betreft de gastouderopvang volgens partijen eenzelfde soort opvang als de opvang die geboden wordt door een KDV of BSO. Ten tweede zijn er ook KDV’s en BSO’s die kleinschalige opvang aanbieden vergelijkbaar met die van gastouders. Ten derde wijzen partijen er op dat gastouders moeten voldoen aan de wettelijke vereisten en de overheid toeziet op de naleving daarvan. Alleen gastouders die voldoen aan de wettelijke voorgeschreven normen en vereisten kunnen zich
9 Antwoorden van 19 december 2019.
10 Antwoorden van 19 december 2019 en Melding.
11 Melding.
12 Partou heeft 63 vestigingen die uitsluitend peuteropvang aanbieden (Antwoorden van 27 juni 2019). KFH heeft circa 50 vestigingen die uitsluitend peuteropvang aanbieden (Antwoorden van 27 juni 2019).
13 Melding.
14 Partijen merken in dit verband op dat gastouderopvang goedkoper lijkt om twee redenen. De eerste reden is dat ouders bij gastouderopvang alleen betalen voor de afgenomen uren, terwijl ouders bij KDV of BSO betalen voor de uren dat de opvanglocatie open is. De tweede reden is dat het uurtarief van een gastouder lager ligt dan van een KDV of BSO, omdat gastouders minder flexibiliteit bieden in geval van ziekte of verlof. Ouders zullen dan zowel de gastouder moeten betalen als alternatieve opvang moeten regelen. Dit risico doet zich niet voor bij een KDV of BSO.
registreren in het LRK. Ouders hebben daarnaast alleen recht op kinderopvangtoeslag als de gastouder is geregistreerd in het LRK.15
31. Ten aanzien van peuteropvang wijzen partijen er allereerst op dat per januari 2018 de overheid, net als het LRK, geen onderscheid meer maakt tussen KDV’s en (voormalig) peuterspeelzalen. De kwaliteitseisen voor KDV’s en peuterspeelzalen zijn sindsdien gelijkgesteld.16 Partijen stellen verder dat vanuit de aanbodzijde bezien de opvang van baby’s en peuters in hoge mate substitueerbaar is, aangezien er weinig investeringen in faciliteiten, apparatuur, locatie en personeel (training) nodig zijn om tussen deze twee vormen van opvang te wisselen. Baby’s en peuters maken vaak zelfs deel uit van dezelfde opvanggroepen.17 Vanuit de vraagzijde bezien wijzen partijen er op dat voor ouders opvang in een peuterspeelzaal, ook als dat maar voor halve dagen is,18 een alternatief is voor opvang in een KDV. Zo kunnen KDV’s ook peutergroepen hebben en halve dagen opvang19 aanbieden. Daarnaast krijgen werkende ouders per 2018 ook kinderopvangtoeslag voor de opvang in peuterspeelzalen. Partijen stellen zich vanwege de harmonisatie in de wetgeving en de aanbod- en vraagsubstitutie op het standpunt dat peuteropvang (al dan niet in een peuterspeelzaal) tot dezelfde markt behoort als de opvang in KDV’s en dus tot de markt voor kinderdagopvang behoort.20
32. Partijen zien voorschoolse educatie 21 als een vorm van peuteropvang gecombineerd met een aanvullend taalprogramma dat wordt gesubsidieerd door de gemeente. Het betreft dus geen bijzondere vorm van een KDV-locatie die alleen halve dagen opvang aanbiedt.22 Partijen zijn dan ook niet bekend met marktpartijen die enkel voorschoolse educatie aanbieden aan doelgroepkinderen. Zowel de deeltijd peuteropvang (apart van een KDV) als een KDV kan voorschoolse educatie aanbieden en als zodanig worden erkend door de gemeente. Als een KDV een voorschoolse educatie-status heeft, betekent dit niet automatisch dat er ook daadwerkelijk of enkel voorschoolse educatie wordt gegeven. Zo worden plekken in een KDV die niet door een doelgroepkind worden bezet, gebruikt voor niet-doelgroepkinderen. Volgens partijen wijst dit op aanbodsubstitutie tussen KDV en voorschoolse educatie, omdat als de voorschoolse educatie stopt er nog steeds sprake is van een KDV.23 Partijen merken verder op dat er ook KDV’s zijn die een taalprogramma aanbieden of voorschoolse educatie-methodes hanteren zonder dat zij door gemeente als voorschoolse educatie zijn erkend.24 Partijen stellen zich zodoende op het standpunt dat, gelet op het voorgaande, in het midden gelaten kan worden of voorschoolse educatie tot de markt voor kinderdagopvang behoort.
7.2.2 Opvattingen van marktpartijen
33. De ACM heeft onderzoek onder diverse marktpartijen uitgevoerd om inzicht te krijgen in de relevante productmarkt. De ACM heeft daarbij aandacht besteed aan de vraag of er binnen de
15 Melding en Antwoorden van 27 juni 2019.
16 Antwoorden van 27 juni 2019.
17 Melding.
18 Antwoorden van 19 december 2019.
19 Xxxxx Xxxxxx als KFH bieden de mogelijkheid om halve dagen opvang af te nemen (zie Antwoorden van 19 december 2019).
20 Melding, Antwoorden van 27 juni 2019 en Antwoorden van 19 december 2019.
21 Partijen geven aan dat dit moet worden onderscheiden van de term ‘voorschool’. De term ‘voorschool’ ziet op een voormalige peuterspeelzaal waar niet per se voorschoolse educatie wordt aangeboden.
22 Antwoorden van 19 december 2019.
23 Antwoorden van 19 december 2019.
24 Antwoorden van 19 december 2019.
markt voor kinderdagopvang en de markt voor buitenschoolse opvang nog een nader onderscheid moet worden gemaakt. Het beeld dat hieruit naar voren komt is enigszins diffuus. De ACM licht hieronder, per kinderopvangvorm, de opvattingen van de marktpartijen uit het marktonderzoek toe.
34. Alle marktpartijen wijzen op de verschillen tussen (geregistreerde) gastouderopvang enerzijds en KDV en BSO anderzijds. Combiwel, Gastouderbureau Eerlijk & Uniek en Stichting Nysa noemen als verschillen de kleinschaligheid en de kosten van gastouderopvang. Ook de flexibiliteit van de gastouder is een veel genoemd verschil. Zo zou voor ouders die een flexibel aanbod nodig hebben alleen gastouderopvang een optie zijn, aldus twee brancheorganisaties.25 Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK) is bovendien van mening dat er sprake is van een verschil in kwaliteit van de opvang. Tot slot wijzen Combiwel, Impuls Kinderopvang en Kindergarden op de kwetsbaarheid van gastouderopvang in geval van ziekte of vakantie van de betreffende gastouder. Ook Gastouderbureau De Kleine Kroon wijst hierop. Marktpartijen zijn vervolgens echter verdeeld over de vraag of gastouderopvang concurreert met opvang in een KDV en BSO. Twee KDV/BSO-aanbieders26, twee gastouderbureaus27 en Stichting Nysa zijn van mening dat gastouderopvang een alternatief vormt. Tegelijkertijd zien drie andere KDV/BSO-aanbieders28, twee brancheorganisaties29 en de GGD Amsterdam gastouderopvang juist niet als alternatief voor een KDV of BSO.
35. Combiwel en IJsterk Kinderopvang stellen zich op het standpunt dat peuteropvang een alternatief is voor een KDV, omdat sinds de harmonisering peuteropvang moet voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen als KDV. Bovendien bestaan peuterspeelzalen formeel niet meer. Ook Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK), Brancheorganisatie Kinderopvang en Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang zijn deze mening toegedaan. Wel merken Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK) en IJsterk Kinderopvang op dat het aanbod van peuteropvang te beperkt is voor werkende ouders vanwege de beperkte opvangduur en afwijkende tijdstippen, tenzij deze ouders dit kunnen combineren met andere vormen van kinderopvang. Daarom zien Kindergarden en KMN Kind & Co peuterspeelzalen niet als alternatief voor een KDV. Zij zijn van mening dat een KDV voor werkende ouders is en een peuterspeelzaal voor niet-werkende ouders die willen dat hun kind in contact komt met andere kinderen. Daarbij merkt KMN Kind & Co op dat er door de harmonisatie bijna geen stand-alone peuterspeelzalen meer zijn.
36. Impuls Kinderopvang en IJsterk Kinderopvang zijn van mening dat voorschoolse educatie een specifieke vorm van peuteropvang betreft met aanvullende eisen aan de methode en het opleidingsniveau van het personeel. Ook Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang en de GGD Amsterdam delen dit standpunt. IJsterk Kinderopvang merkt op dat alle peutervoorzieningen daarmee nu voorschoolse voorzieningen zijn geworden. Sinds de harmonisatie kunnen bovendien ook kleinere KDV’s voorschoolse educatie aanbieden, aldus PAKK. Impuls Kinderopvang wijst er ten slotte op dat voorschoolse educatie mogelijk minder een alternatief is voor werkende ouders vanwege de beperkte opvanguren.
25 Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK) en Brancheorganisatie Kinderopvang.
26 Combiwel en Impuls Kinderopvang.
27 Gastouderbureau Eerlijk & Uniek en Gastouderbureau De Kleine Kroon.
28 Kindergarden, KMN Kind & Co en IJsterk Kinderopvang.
29 Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK) en Brancheorganisatie Kinderopvang.
37. De ACM komt tot de conclusie dat er afzonderlijke mogelijke productmarkten zijn voor kinderdagopvang en buitenschoolse opvang. Er is vanuit de vraagzijde geen sprake van substitutie. De twee vormen van kinderopvang zijn immers gericht op kinderen in verschillende leeftijdscategorieën. In de Wet Kinderopvang gelden verder strengere kwaliteitseisen30 voor kinderdagopvang dan voor buitenschoolse opvang. Er zijn enkele aanwijzingen dat vanuit de aanbodzijde (grote) aanbieders van kinderdagopvang relatief eenvoudig kunnen overschakelen naar het aanbieden van buitenschoolse opvang. Andersom is dit minder eenvoudig vanwege de strengere kwaliteitseisen die gelden voor kinderdagopvang. Alles overziend, komt de ACM tot de conclusie dat er sprake is van twee afzonderlijke mogelijke productmarkten.
38. Hoewel er een relatie bestaat tussen eigen zorg, informele opvang en formele opvang, betekent dit niet dat deze vormen van zorg voor kinderen substituten voor elkaar zijn. Er bestaan belangrijke verschillen tussen formele en informele opvang. In het geval van formele kinderopvang vangt een professionele organisatie (die is geregistreerd in het LRK en voldoet aan alle kwaliteitseisen) de kinderen op.31 Ouders betalen voor deze opvang en kunnen van de overheid een tegemoetkoming in de kosten krijgen via de kinderopvangtoeslag. Bij informele opvang vangen familieleden, niet-geregistreerde gastouders of au pairs de kinderen op. Ouders krijgen dan geen kinderopvangtoeslag, voor zover zij al betalen voor deze opvang. Informele opvang is een aanvulling op formele opvang. Daarom concludeert de ACM dat informele kinderopvang moet worden onderscheiden van de markt voor formele kinderopvang. Aangezien partijen enkel actief zijn op de markt voor formele kinderopvang, laat de ACM de informele kinderopvang in de rest van dit besluit buiten beschouwing.
39. De ACM constateert dat geregistreerde gastouderopvang net als opvang in een KDV of een BSO onder de Wet kinderopvang valt. Ook kunnen ouders kinderopvangtoeslag voor geregistreerde gastouderopvang aanvragen. Gastouders bieden tot slot eenzelfde soort dienst als een KDV of BSO aan. Daarom concludeert de ACM dat geregistreerde gastouderopvang tot de markt voor kinderdagopvang respectievelijk de markt van buitenschoolse opvang behoort.
40. Per 1 januari 2018 zijn peuterspeelzalen gelijkgesteld met KDV’s32 en moeten zij voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen. Ook komen ouders sindsdien in aanmerking voor kinderopvangtoeslag voor de opvang in de voormalige peuterspeelzalen. Voormalige peuterspeelzalen bieden tot slot eenzelfde soort dienst aan als een KDV. Daarom concludeert de ACM dat peuteropvang tot dezelfde productmarkt behoort als kinderdagopvang.
41. Aangezien voorschoolse educatie (i) een vorm van peuteropvang is waarvoor aanvullende eisen gelden en (ii) deze plaatsen voor voorschoolse educatie zowel door een doelgroepkind als een niet-doelgroepkind kan worden vervuld (waardoor aanbodsubstitutie vrij direct mogelijk is), concludeert de ACM dat ook voorschoolse educatie tot de relevante markt voor kinderdagopvang behoort.
42. Samenvattend onderscheidt de ACM de volgende productmarkten voor formele kinderopvang:
• Markt voor kinderdagopvang inclusief peuteropvang, voorschoolse educatie en geregistreerde gastouderopvang.
• Markt voor buitenschoolse opvang inclusief geregistreerde gastouderopvang.
30 Bijvoorbeeld eisen ten aanzien van de locatie en de leidster/kind-ratio.
31 Het gaat hier om KDV’s, BSO’s en geregistreerde gastouders.
32 Peuterspeelzalen worden sindsdien gezien als KDV.
7.3 Relevante geografische markten
43. In het navolgende gaat de ACM in op de mogelijke afbakening van de geografische markten. Paragraaf 7.3.1 bevat de opvattingen van partijen hierover. In paragraaf 7.3.2 beschrijft de ACM de visie van marktpartijen op de afbakening van de geografische markten. Tot slot bevat paragraaf 7.3.3 de beoordeling van de ACM.
7.3.1 Opvattingen van partijen
44. Partijen zijn van mening dat de relevante geografische markten voor kinderdagopvang en buitenschoolse opvang een lokale reikwijdte hebben. Partijen achten daarbij een marktafbakening op gemeenteniveau het meest geschikt, maar gaan in de melding ook in op een marktafbakening die gebaseerd is op de verzorgingsgebieden rondom de vestigingen van partijen.
45. Partijen geven aan dat de gemiddelde reistijd waartoe ouders bereid zijn, doorgaans (bijna) alle locaties binnen een betreffende gemeente zal omvatten. Zij geven ook aan dat dit voor (grotere) steden waarschijnlijk niet op gaat en dat ouders een opvanglocatie dichtbij huis zoeken. Partijen zijn echter van oordeel dat, vanwege het grote aantal opvangvestigingen in de steden, sprake is van keteneffecten die ervoor zorgen dat in de gehele stad ook indirecte concurrentiedruk wordt ondervonden door andere aanbieders van kinderdagopvang en BSO. Ook voor (grotere) steden zijn partijen dus van mening dat de geografische markt op gemeentelijk niveau kan worden afgebakend.33 Volgens partijen volgt dit eveneens uit het feit dat prijzen landelijk bepaald worden.34
46. Partijen geven echter ook aan dat ouders in de regel voor een BSO dicht bij de schoollocatie kiezen en dat niet primair de thuislocatie hierin bepalend is.35 Ouders brengen hun kinderen in de ochtend naar school en halen deze aan het einde van de middag of begin van de avond op bij de BSO. In de regel kiezen ouders, volgens partijen, eerst voor een school en is er een aantal BSO’s in de omgeving die kinderen van de desbetreffende school halen.
47. Partijen hebben naast een gemeentelijke afbakening ook meer lokale verzorgingsgebieden afgebakend. De omvang van deze verzorgingsgebieden baseren partijen op het onderzoek ‘Marktwerking in de Kinderopvang’ van Regioplan (hierna: Regioplan (2009)).36 Volgens dit onderzoek brengen ouders hun kinderen op drie manieren naar de kinderopvang; te voet, per fiets en met de auto.
48. Partijen zijn echter van mening dat een reisafstand te voet om meerdere redenen geen goede weergave is. Ten eerste omdat voor veel ouders de reis naar de kinderopvanglocatie onderdeel is van het woon-werkverkeer. Ten tweede zijn partijen van mening dat zij geen onderscheid kunnen maken tussen ouders die alleen te voet kunnen komen in hun prijzen en voorwaarden. Ten derde is volgens partijen enkel de loopafstand geen relevant keuzecriterium voor ouders.37 Ten vierde zijn partijen specifiek voor BSO’s van mening dat het lopen met kleine kinderen van de school
33 Melding.
34 Antwoorden van 19 december 2019.
35 Antwoorden van 19 december 2019.
36 Regioplan Beleidsonderzoek, Marktwerking in de Kinderopvang, Amsterdam, oktober 2009 (hierna: Regioplan (2009)). Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, één van de rechtsvoorgangers van de ACM.
37 Melding.
naar de BSO lang duurt en BSO’s in de praktijk veel gebruik maken van andere vervoersmogelijkheden.38 Daarom gaan partijen uit van de reistijden per fiets en per auto.
Tabel 1: Reistijd per vervoermiddel (in minuten)39
Reistijd per fiets | Reistijd per auto | |
Kinderdagopvang | 10,28 | 12,15 |
Buitenschoolse opvang | 9,87 | 11,89 |
7.3.2 Opvattingen van marktpartijen
49. De ACM heeft marktpartijen gevraagd naar het geografische gebied waarbinnen aanbieders van kinderdagopvang en BSO met elkaar concurreren. Onder andere de GGD Amsterdam geeft aan dat concurrentie lokaal plaatsvindt op wijk- of buurtniveau en niet zozeer op stads- of gemeentelijk niveau. In stedelijk gebied brengen de meeste ouders hun kinderen te voet of per fiets naar de opvanglocatie. In het buitengebied wordt vaker de auto gebruikt en zijn ouders bereid om langer te reizen naar een opvanglocatie, aldus Gastouderbureau De Kleine Kroon, KMN Kind & Co en Kindergarden. Ook twee brancheorganisaties40 geven dit aan.
50. Specifiek met betrekking tot kinderdagopvang stellen de meeste marktpartijen dat de afstand van de kinderopvanglocatie tot de eigen woning voor ouders een van de belangrijkste keuzecriteria is en dat ouders een opvanglocatie zo dicht mogelijk bij huis zoeken.41 Drie KDV/BSO-aanbieders42 en de GGD Amsterdam geven aan dat ouders in grote steden (zoals Amsterdam) hun kinderen vooral te voet of met de fiets naar de kinderdagopvang brengen. De reistijd waartoe ouders bereid zijn, varieert van 5-10 minuten43 tot 15-20 minuten44.
51. Specifiek met betrekking tot buitenschoolse opvang stellen de meeste marktpartijen dat de afstand van de basisschool tot de BSO het meest relevante keuzecriterium is. Combiwel en KMN Kind & Co geven aan dat ouders vanuit veiligheidsoverwegingen hun kind liever niet of zo kort mogelijk door de BSO’s laten vervoeren naar de BSO-locatie. Zeker gezien het ongeval met de Stint, houden de meeste ouders het vervoer tussen BSO en schoollocatie graag beperkt.45 Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang geeft aan dat de BSO’s vaak in of vlakbij de school zijn gevestigd. De GGD Amsterdam voegt hieraan toe dat veel BSO’s ‘schoolgebonden’ zijn.
52. Volgens Combiwel en Stichting Openbaar Primair Onderwijs “Samen Tussen Amstel en IJ” zijn slechts een beperkt aantal BSO’s bereid kinderen van een bepaalde school te halen. Daarbij
houden BSO’s rekening met verschillende factoren, zoals de afstand, het aantal scholen dat in de buurt ligt, de nabijheid van andere BSO’s en het aantal beschikbare medewerkers.46 Stichting
38 Antwoorden van 27 juni.
39 Regioplan (2009).
40 Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang en Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK).
41 Zie bijvoorbeeld: GGD Amsterdam, Katholieke Scholenstichting Utrecht, IJsterk Kinderopvang en Combiwel.
42 Combiwel, IJsterk Kinderopvang en Kindergarden.
43 Combiwel en Stichting Nysa.
44 KMN Kind & Co en Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK).
45 Katholieke Scholenstichting Utrecht, Combiwel, Impuls Kinderopvang en XXX Xxxx & Xx.
00 Xxxxxxxx, XXX Kind & Co, Kindergarden, Impuls Kinderopvang.
Openbaar Primair Onderwijs “Samen Tussen Amstel en IJ” en IJsterk Kinderopvang stellen dat de maximale reistijd tussen de schoollocatie en de BSO ongeveer 10 minuten is. Kindergarden en Combiwel noemen reisafstanden van één kilometer tot vijf kilometer. Dit komt overeen met Regioplan (2009), waaruit blijkt dat de reisafstand naar de BSO te voet 0,67 km, per fiets 2,06 en per auto 4,66 km bedraagt.
53. Vier BSO-aanbieders47 geven aan dat de BSO’s de kinderen veelal te voet, per (elektrische) bakfiets en voorheen via de Stint vervoeren.48 Met toestemming van de ouders kunnen kinderen vanaf ongeveer acht à negen jaar (begeleid) fietsen van de basisschool naar de BSO. Combiwel, Impuls Kinderopvang en KMN Kind & Co geven aan dat sommige BSO’s voor grotere afstanden taxi’s of eigen busjes gebruiken.49 In dichtbevolkt stedelijk gebied kunnen of willen BSO- aanbieders echter niet of zeer beperkt kinderen van school halen met de auto. Enerzijds is er vaak geen (gratis) parkeergelegenheid, anderzijds zijn locaties in een druk gedeelte van de stad moeilijk per auto te bereiken. Buiten de Randstad zijn BSO-locaties over het algemeen beter met de auto te bereiken en ligt de reisbereidheid hoger.
54. Voor zogenoemde speciale BSO’s (bijvoorbeeld een sport-BSO of een BSO bij de boer) zijn ouders wel bereid om verder te reizen, aldus Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang en Impuls Kinderopvang. Stichting Openbaar Primair Onderwijs “Samen Tussen Amstel en IJ” stelt echter dat slechts een zeer klein gedeelte van de kinderen naar een speciale BSO gaat.
55. Uit de gevoerde gesprekken met marktpartijen, de antwoorden van partijen en het Regioplan (2009)50 blijkt dat (één van) de belangrijkste overwegingen voor de keuze van een KDV of BSO de nabijheid van de locatie ten opzichte van de eigen woning of de basisschool is. Een reistijd van ongeveer 10 minuten blijkt realistisch. De ACM concludeert daarom dat het verzorgingsgebied van een KDV of BSO in beginsel lokaal is.
56. Een afbakening op gemeenteniveau, zoals door partijen gesuggereerd, acht de ACM niet aannemelijk:
• Ten eerste kunnen er binnen een gemeente geografische barrières zijn zodat een keten van substitutie wordt doorbroken.51
• Ten tweede kan binnen gemeenten sprake zijn van belangrijke verschillen tussen wijken. Zo geven partijen aan dat zij hun opvangtarieven onder meer baseren op de sociaal- demografische kenmerken van potentiële klanten in de omgeving. 52 Dit zorgt er ook voor dat een keten van substitutie ophoudt.
• Ten derde geven de meeste marktpartijen aan dat concurrentie lokaal plaatsvindt op wijk- of buurtniveau en niet zozeer op stads- of gemeentelijk niveau.
47 Impuls Kinderopvang, KMN Kind & Co, Combiwel en Kindergarden.
48 Zo lang de Stint nog niet de weg op mag, vervoeren BSO-aanbieders de kinderen in plaats daarvan veelal te voet of per (elektrische bak)fiets.
49 Impuls Kinderopvang en KMN Kind & Co.
50 Regioplan (2009).
51 Bijvoorbeeld een grote auto- of waterweg (zoals het IJ in Amsterdam), een industrieterrein waar zich geen kinderopvanglocaties.
52 Partou hanteert in [vertrouwelijk] bijvoorbeeld tarieven die zijn vastgesteld op [vertrouwelijk], terwijl de tarieven van partijen zich in andere gebieden [vertrouwelijk] . (Antwoorden van 19 december 2019).
57. Gelet op het voorgaande, komt de ACM tot de conclusie dat de markt voor kinderdagopvang én de markt voor buitenschoolse opvang lokale markten zijn.
58. Gelet op de door partijen en marktpartijen genoemde reistijden, ziet de ACM voldoende aanleiding om aan te sluiten bij de reistijden zoals die blijken uit het onderzoek van Regioplan (2009). In de hiernavolgende randnummers zet de ACM uiteen van welke reistijden het beste kan worden uitgegaan voor de geografische markt voor kinderdagopvang respectievelijk de markt voor buitenschoolse opvang.
7.3.3.1 Kinderdagopvang
59. Ouders kunnen hun kinderen te voet, fietsend of met de auto naar de kinderdagopvang brengen. Uit het marktonderzoek blijkt dat veel ouders, ook in stedelijk gebied, met de fiets naar de kinderdagopvang komen. Alhoewel er ouders met kleine kinderen (nul tot vier jaar) zijn die genoodzaakt zijn om naar de kinderdagopvang te lopen, zijn er voldoende ouders die hun kinderen met de fiets naar de opvanglocatie brengen. Dit zorgt er voor dat de concurrentie tussen kinderdagopvanglocaties breder is dan een verzorgingsgebied te voet. Een afbakening op basis van de reisafstand te voet is daarom niet aannemelijk.
60. Partijen zijn met name actief in stedelijke gebieden. Uit gesprekken met marktpartijen blijkt dat ouders in grote steden (zoals Amsterdam) hun kinderen vooral lopend of met de fiets naar de opvang brengen. In (sterk) verstedelijkt gebied is het daarom minder waarschijnlijk dat ouders hun kinderen per auto naar een kinderdagopvanglocatie brengen. Een afbakening op basis van de reisafstand per auto is daarom niet aannemelijk.
61. Voor de afbakening van de geografische markt voor kinderdagopvang gaat de ACM in dit besluit daarom uit van verzorgingsgebieden vanaf de kinderdagopvanglocaties van partijen op basis van een reistijd per fiets van 10,28 minuten.53
7.3.3.2 Buitenschoolse opvang
62. Ouders hechten er veel belang aan dat een opvanglocatie zo dicht mogelijk bij de school bevindt of zelfs inpandig is, zo blijkt uit het marktonderzoek.54 De meeste ouders houden het vervoer tussen BSO en de schoollocatie graag beperkt. Ook zijn BSO’s vaak in of vlakbij de school gevestigd en zijn veel BSO’s ‘school gebonden’. Daarom gaat de ACM uit van de reistijd tussen BSO en school.
63. Verder is van belang hoe ver BSO-aanbieders bereid zijn te reizen om kinderen op te halen en op welke wijze dit gebeurt. Uit het marktonderzoek blijkt dat BSO-aanbieders kinderen van nabij gelegen scholen ophalen en dat ouders vanuit veiligheidsoverwegingen hun kinderen het liefst niet of zo kort mogelijk willen laten reizen van de school naar de BSO. De ACM acht het daarom aannemelijk dat BSO-aanbieders alleen kinderen ophalen bij een nabij gelegen school.55
64. Uit het marktonderzoek blijkt verder dat kinderen in de regel te voet of per (elektrische bak)fiets worden vervoerd. Enkele BSO-aanbieders vervoeren kinderen met eigen busjes of maken gebruik van taxidiensten. In dichtbevolkt stedelijk gebied kunnen of willen BSO-aanbieders echter
53 Overigens zouden partijen op basis van een geografische marktafbakening op basis van reistijden per auto in geen enkel geval een gezamenlijk marktaandeel van meer dan 40% behalen.
54 Regioplan (2009). Uit een panelenquête onder ouders blijkt dat verreweg het meest genoemde keuzemotief voor ouders de rnabijheid van de opvanglocatie is.
55 In uitzonderlijke gevallen licht de reisbereidheid hoger dan. Dit is het geval indien een BSO een onderscheidend aanbod heeft, bijvoorbeeld ingeval van sport-BSO’s.
niet of zeer beperkt kinderen van school halen met de auto. Buiten de Randstad zijn BSO-locaties over het algemeen beter met de auto te bereiken en ligt de reisbereidheid van de ouders hoger.
65. De ACM concludeert op basis van het vorige randnummer dat voor de afbakening van de geografische markt voor buitenschoolse opvang drie mogelijke vervoersmodaliteiten relevant zijn: te voet, per fiets of per auto. Voor de beoordeling van de voorgenomen concentratie gaat de ACM daarom net als partijen56 uit van de reistijden zoals die blijken uit Regioplan (2009): 8,4 minuten te voet, 9,87 minuten fietsen, of 11,98 minuten per auto. Het verschilt evenwel per basisschool welke modaliteiten het meest relevant zijn. De ACM acht het aannemelijk dat in dichtbevolkt stedelijk gebied BSO-aanbieders in belangrijke mate zullen kiezen voor te voet of fietsen, terwijl in minder dichtbevolkte gebieden BSO-aanbieders de kinderen ook per auto zullen vervoeren. De ACM heeft daarom per basisschool onderzocht wat de gevolgen van de concentratie kunnen zijn op basis van de drie mogelijke vervoersmodaliteiten en vervolgens een nadere analyse gemaakt van de feitelijke situatie voor die verzorgingsgebieden waar het gecombineerde marktaandeel van partijen een bepaalde drempel overschreed.57
66. De ACM laat in dit besluit in het midden welke vervoersmodaliteit gebruikt moet worden voor het afbakenen van het verzorgingsgebied voor buitenschoolse opvang, omdat de door partijen aangeboden verbintenissen alle mogelijke mededingingsproblemen op alle mogelijke geografische markten oplossen.58
7.4 Gevolgen van de concentratie
67. In deze paragraaf gaat de ACM in op de mogelijke gevolgen van de voorgenomen concentratie. Paragraaf 7.4.1 bevat de opvattingen van partijen hierover. In paragraaf 7.4.2 beschrijft de ACM de visie van marktpartijen op de afbakening van de geografische markten. Tot slot bevat paragraaf 7.4.3 de beoordeling van de ACM.
7.4.1 Opvattingen van partijen
68. De activiteiten van partijen overlappen op het gebied van het aanbieden van kinderopvangdiensten. Zowel KFH als Partou bieden kinderdagopvang in KDV’s aan. Daarnaast bieden zowel KFH als Partou voorschoolse, tussenschoolse, en naschoolse59 opvang aan in een BSO-vestiging. Onderstaande tabel geeft inzicht in het aantal vestigingen en kindplaatsen van beide partijen voor kinderopvang.
Tabel 2: Aantal vestigingen en kindplaatsen van partijen60
KFH | Partou | Gezamenlijk | |
Kinderdagopvang | |||
Aantal kindplaatsen KDV | 12.702 | 8.881 | 21.588 |
56 Zij het dat partijen lopend buiten beschouwing laten. 57 Zie ook randnummer 100 en verder van dit besluit. 58 Zie paragraaf 7.4.3 van dit besluit.
59 Inclusief de mogelijkheid tot afname van hele dagen gedurende vakantieperiodes.
60 Aangezien partijen in een aantal gemeenten gezamenlijk actief zijn, is het aantal gemeenten waar zij gezamenlijk actief zijn niet gelijk aan de som van het aantal gemeenten waar partijen individueel op actief zijn.
KFH | Partou | Gezamenlijk | |
Aantal KDV-vestigingen | 000 | 000 | 000 |
Aantal gemeenten | 75 | 50 | 109 |
Buitenschoolse opvang | |||
Aantal kindplaatsen BSO | 14.981 | 10.767 | 25.748 |
Aantal vestigingen BSO | 321 | 203 | 524 |
Aantal gemeenten | 80 | 49 | 112 |
Totaal | |||
Totaal aantal vestigingen voor KDV en BSO61 | 417 | 294 | 711 |
Totaal aantal gemeenten62 | 80 | 51 | 113 |
69. Partijen zijn beide in een groot deel van Nederland actief op het gebied van kinderopvang. In Figuur 1 is de geografische spreiding van de vestigingen van KFH en Partou te zien.
Figuur 1: Geografische spreiding van de van Partou (geel) en KFH (rood) locaties
70. De gemeenten waar de activiteiten van partijen op het gebied van kinderdagopvang respectievelijk buitenschoolse opvang overlappen, staan hieronder in Tabel 3.
61 Locaties waar zowel KDV als BSO worden aangeboden, zijn meegeteld als één vestiging, aangezien deze gevestigd zijn op hetzelfde adres en het vestigingsnummer gelijk is.
62 Partijen bieden in de meeste gemeenten zowel KDV als BSO aan. Vandaar dat het totaal aantal gemeenten niet gelijk is aan de som van het aantal gemeenten waar KDV respectievelijk BSO wordt aangeboden.
Tabel 3: Overzicht van gemeenten waar Partou en KFH actief zijn
Gemeente | Kinderdagopvang | Buitenschoolse opvang |
Almere | x | x |
Alphen aan den Rijn | x | x |
Amsterdam | x | x |
Arnhem | x | x |
Bloemendaal | x | x |
Breda | x | x |
Den Haag | x | |
Deventer | x | x |
Haarlem | x | x |
Haarlemmermeer | x | x |
Hoogeveen | x | x |
Huizen | x | |
Kampen | x | x |
Leidschendam-Voorburg | x | x |
Rijswijk | x | |
Rotterdam | x | x |
Utrecht | x | x |
Zwolle | x | x |
71. Partijen zijn van mening dat zich na de voorgenomen concentratie geen belemmeringen voor de mededinging voordoen. Zij lichten dat als volgt toe.
72. Partijen geven aan dat aanbieders van kinderdagopvang en buitenschoolse opvang concurreren op verschillende parameters. De belangrijkste concurrentieparameter is de locatie van de kinderopvang, omdat ouders een voorkeur hebben voor de dichtstbijzijnde, geschikte opvanglocatie. Volgens partijen houden ouders binnen een bepaalde straal ook nog rekening met aanvullende concurrentieparameters zoals de kwaliteit van het personeel en de faciliteiten, de stabiliteit van de organisatie63 en de specifieke kenmerken van het aanbod64. Volgens partijen speelt de prijs ook een rol, maar dan altijd in relatie tot de andere concurrentieparameters. De prijs is zelden doorslaggevend voor ouders, aldus partijen.65 Partijen geven aan dat de prijzen
63 Hiermee doelen partijen op een laag personeelsverloop en financiële zekerheid.
64 Zoals sport- of muziekactiviteiten, de openingstijden of een ligging bij een boerderij.
65 Antwoorden van 27 juni 2019.
lokaal gedifferentieerd worden66, de prijsstijgingen zijn voor beide partijen echter nationaal min of meer gelijk en worden dus op landelijk niveau door partijen bepaald.67
73. Partijen stellen dat ouders relatief gemakkelijk kunnen overstappen naar een andere kinderopvangaanbieder. De contracten zijn niet van lange duur en hebben meestal beperkte opzegtermijnen. Daardoor kunnen ouders snel en gemakkelijk overstappen als een opvanglocatie de prijs of kwaliteit verslechtert, aldus partijen.68 Dat ouders in de praktijk slechts beperkt overstappen, komt volgens partijen doordat ouders een vertrouwde en stabiele omgeving voor hun kinderen willen. Partijen zijn evenwel van mening dat als de kwaliteit van de opvang zou afnemen of de prijs voor opvang zou verhogen, ouders dan sneller geneigd zullen zijn om over te stappen. In aanvulling hierop stellen partijen dat er vooral sprake is van concurrentiedruk op het moment dat ouders een opvanglocatie voor hun kinderen uitkiezen. Aangezien dat moment voor alle ouders verschillend is, leidt dit tot een constante, hoge concurrentiedruk in de markt. Deze concurrentiedruk wordt volgens partijen ook ingegeven door de doorlopende behoefte van kinderopvangaanbieders om kindplaatsen te vullen die beschikbaar komen als kinderen de opvanglocatie verlaten.69
74. Partijen merken op dat er voldoende capaciteit in de markt is om daadwerkelijk over te stappen. Zij stellen zich op het standpunt dat wachtlijsten geen representatief beeld geven van de daadwerkelijke verhouding tussen vraag en aanbod bij een specifieke locatie. Ten eerste omdat het gebruik van wachtlijsten70 verschillende redenen kan hebben, zoals: vroegtijdige registratie van kinderen, wens om een tweede of volgend(e) kind(eren) op dezelfde opvanglocatie te hebben als het eerste kind, de doorstroom van KDV naar de BSO die is gekoppeld aan dezelfde opvangorganisatie, uitbreiden of wisselen van opvangdagen, en nieuwkomers. Ten tweede omdat ouders zich vaak zekerheidshalve bij meerdere opvanglocaties inschrijven zonder zich af te melden wanneer zij een opvanglocatie hebben gevonden.71
75. Ten aanzien van de toetredings- en uitbreidingsdrempels in de kinderopvangsector stellen partijen zich op het standpunt dat die laag zijn. Zij zijn van mening dat de kinderopvangmarkt een dynamische markt is, waarin toetreding en uitbreiding regelmatig voorkomt. Ook zijn er volgens partijen slechts beperkte investeringen nodig wat betreft locatie, uitrusting en training om een kinderopvang te beginnen. Bestemmingsplannen vormen in de optiek van partijen geen belemmering voor toetreding. Wel erkennen partijen dat het in grote steden zoals Amsterdam lastiger kan zijn om een geschikte locatie en geschikt personeel te vinden.72 Volgens partijen zorgen de lage toetredings- en uitbreidingsdrempels voor een constante concurrentiedruk van bestaande en mogelijke toekomstige marktpartijen.73
76. Partijen zien elkaar bovendien niet als nabije concurrenten. Zij ervaren dezelfde concurrentiedruk van andere grote of kleine lokale marktspelers. Volgens partijen richt het overgrote deel van de markt zich, net als partijen, op een breed publiek. Wel proberen partijen,
66 Antwoorden van 19 december 2019.
67 Antwoorden van 19 december 2019.
68 Melding.
69 Antwoorden van 27 juni 2019.
70 Partijen noemen dit ook wel wenslijsten.
71 Melding en Antwoorden van 19 december 2019.
72 Antwoorden van 19 december 2019.
73 Melding.
net als andere opvangaanbieders, zich op lokaal niveau te onderscheiden door zich op verschillende soorten dienstverlening te richten.74
77. Partijen wijzen er tot slot op dat het gecombineerde marktaandeel van partijen beperkt is. Zij berekenen hierbij hun marktaandeel op basis van de capaciteit (het aantal kindplaatsen75) van de opvanglocaties, omdat dit volgens hen de meest realistische en betrouwbare methode is.76 Volgens partijen kan een berekening op basis van omzet sterk variëren afhankelijk van de dienstverlening, waardoor deze berekening minder geschikt is. Ook beschikken partijen niet over omzetinformatie van (locaties van) hun concurrenten, waardoor zij ook geen marktaandeel op basis van de omzet kunnen berekenen. Een berekening op basis van het aantal vestigingen zou volgens partijen geen representatief beeld geven omdat er dan geen onderscheid tussen de omvang van vestigingen wordt gemaakt. De capaciteit geeft volgens partijen een betrouwbaar beeld van het aanbod in een bepaald gebied.77
78. Op gemeenteniveau blijft het marktaandeel van partijen na de voorgenomen concentratie in alle gevallen (ruim) beneden de 25 procent, aldus partijen. Ook als de markten op lokaal niveau op basis van de reistijd per fiets worden afgebakend menen partijen dat er geen mededingingsproblemen ontstaan als gevolg van de voorgenomen concentratie. In vrijwel alle verzorgingsgebieden blijft het gezamenlijk marktaandeel beneden de 50%.78 Uitzondering hierop vormen vijf lokale markten. Dit betreft ten eerste twee lokale markten voor kinderdagopvang rond de Partou-locatie aan de Bogortuin 14 in Amsterdam en de Partou-locatie aan de Xxxxxxxxxxxx 00X in Amsterdam. Dit betreft ten tweede een lokale markt voor buitenschoolse opvang rond de Partou-locaties aan de Xxxxxxxxxxxx 00X, Faas Xxxxxxxxxxxx 000 en Xxxxxxxxxx 0 xx Xxxxxxxxx.
Tabel 4: Lokale markten voor kinderdagopvang in Amsterdam op basis van vervoer te fiets waar partijen na de voorgenomen concentratie een marktaandeel van meer dan 50% krijgen
Verzorgingsgebied rondom KDV- locatie | Marktaandeel Partou | Marktaandeel KFH | Gecombineerd marktaandeel |
Partou Xxxxxxxxx 00 | 41,7% | 14,4% | 56,0% |
Partou Xxxxxxxxxxxx 00X00 | 38,7% | 16,4% | 55,1% |
74 Antwoorden van 19 december 2019.
75 Het aantal kindplaatsen geeft aan welke capaciteit er binnen een opvanglocatie beschikbaar is voor de opvang van kinderen. Een kindplaats kan door één of meer kinderen worden bezet. Bij Partou wordt een KDV-kindplaats gemiddeld door [vertrouwelijk] kinderen bezet en een BSO-kindplaats door [vertrouwelijk] kinderen. Voor KFH is dit respectievelijk door [vertrouwelijk] en [vertrouwelijk] kinderen.
76 Partijen hebben daarbij in hun berekeningen aangenomen dat 60% van de capaciteit van de gastouderopvang is toe te rekenen aan kinderdagopvang en 40% van de capaciteit van de gastouderopvang is toe te rekenen aan buitenschoolse opvang. Zij hebben deze aanname gebaseerd op het rapport Gastouders in beeld, Kohnstamm Instituut, november 2014 (bijlage 11 bij de melding).
77 Antwoorden van 27 juni 2019.
78 Zij stellen zich op het standpunt dat in gebieden waar het marktaandeel onder de 50% blijft, ook na de voorgenomen transactie voldoende keuze overblijft voor consumenten en er voldoende lokale concurrentiedruk zal blijven bestaan. Partijen trekken daarbij de parallel met de beslissingspraktijk van de ACM ten aanzien van supermarktfusies, waarin volgens partijen eenzelfde lokale benadering naar verzorgingsgebied wordt gehanteerd en waarin wordt erkend dat deze benadering leidt tot een conservatieve inschatting van de marktpositie.
79 Deze KDV zal per 1 januari 2021 verhuizen naar de Cruquiusweg in Amsterdam Oost/Eilanden.
Tabel 5: Lokale markten voor buitenschoolse opvang in Amsterdam op basis van vervoer te fiets waar partijen een marktaandeel van meer dan 50% krijgen na de voorgenomen concentratie
Verzorgingsgebied rondom BSO- locatie | Marktaandeel Partou | Marktaandeel KFH | Gecombineerd marktaandeel |
Partou Xxxxxxxxxxxx 00X00 | 52,1% | 6,6% | 58,7% |
Partou Faas Xxxxxxxxxxxx 000 | 52,1% | 6,3% | 58,4% |
Partou Xxxxxxxxxx 0 | 44,1% | 7,2% | 51,3% |
79. Partijen geven aan dat voor deze locaties het marktaandeel onder de 59% blijft. Volgens partijen blijkt uit onderzoek naar de lokale omstandigheden in combinatie met de zeer conservatieve insteek van de marktafbakening81 en de berekening van de marktaandelen dat de voorgenomen concentratie ook in deze gebieden niet zal leiden tot een belemmering van de mededinging. Partijen concluderen daarom dat de concentratie geen significante belemmering voor de mededinging vormt.
7.4.2 Opvattingen van marktpartijen
80. Marktpartijen geven aan dat de tarieven die ouders moeten betalen voor kinderdagopvang over het algemeen hoger zijn dan de toeslag die zij ontvangen. Desalniettemin is de prijs voor ouders niet de belangrijkste factor in hun opvangkeuze. Ouders maken de keuze voor kinderdagopvang met name op basis van nabijheid en hun beleving van de sfeer van een locatie. Zodoende is het volgens Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK) en de GGD Amsterdam de vraag in hoeverre er sprake is van marktwerking. Voor de BSO is een additionele beperkende factor, dat de keuze van ouders beperkt is tot de BSO’s die kinderen ophalen bij een school, aldus Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK), Stichting Openbaar Primair Onderwijs “Samen Tussen Amstel en IJ” en de GGD Amsterdam.
81. Marktpartijen geven verder aan dat de markt zich kenmerkt door hoge overstapdrempels. Wanneer ouders eenmaal voor een kinderdagopvanglocatie hebben gekozen kunnen zij vervolgens niet of slechts zeer beperkt overstappen naar een andere locatie. Ook wanneer zij geconfronteerd worden met een prijsstijging stappen zij, volgens Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK), in de regel niet snel over. Enerzijds geven ouders de voorkeur aan stabiliteit voor hun kind en anderzijds zijn er lange wachtlijsten waardoor een ouder niet direct bij een alternatieve opvanglocatie terecht kan. Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK) wijst er eveneens op dat de vraag zich concentreert rondom de maandag, dinsdag en donderdag. Voornamelijk op die dagen zijn de plekken vaak beperkt.
82. Daarnaast zijn er hoge toetredings- en uitbreidingsdrempels, volgens marktpartijen. Ten eerste zijn er hoge wettelijke eisen aan (met name) het opzetten van een kinderdagverblijf, aldus Combiwel en de Brancheorganisatie Kinderopvang. Ten tweede geven vier KDV/BSO- aanbieders82 en Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK) aan dat het moeilijk
80 Deze BSO zal per 1 januari 2021 verhuizen naar de Cruquiusweg in Xxxxxxxxx Xxxx/Xxxxxxxx.
00 Zie ook voetnoot 78.
82 Combiwel, Impuls Kinderopvang, KMN Kind & Co en Kindergarden.
is om geschikt personeel te vinden. Ten derde merken twee KDV/BSO-aanbieders83, Gastouderbureau De Kleine Kroon, de Brancheorganisatie Kinderopvang en de GGD Amsterdam op dat het met name in (het centrum van) stedelijke gebieden in de praktijk moeilijk is om een geschikte locatie te vinden om een nieuwe kinderopvang te starten.84, Voor zover er wel toetreding is, is dit volgens de GGD Amsterdam beperkt tot kleine ondernemingen met één locatie.
83. Impuls Kinderopvang geeft aan dat KFH en Partou naaste concurrenten van elkaar zijn met min of meer hetzelfde profiel. Zij concurreren in hetzelfde segment (het middensegment), zitten op een aantal plekken in dezelfde geografische gebieden en zijn beide landelijk actief. Wanneer zij samengaan, valt in een aantal gevallen de grootste directe concurrent voor beiden weg. Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK) en de Stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel geven aan dat er sprake kan zijn van één of meerdere lokale monopolisten. Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK) geeft aan dat deze vooral in middelgrote steden zoveel vestigingen hebben dat ze min of meer de prijs kunnen dicteren. Om de markt te kunnen dicteren moet volgens Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK), de nieuwe combinatie altijd lokaal een beduidend percentage van de markt in handen hebben.
84. Ondanks dat marktpartijen KFH en Partou als elkaars naaste concurrenten zien, lopen de opvattingen van marktpartijen ten aanzien van de gevolgen van deze concentratie uiteen. Een deel van de marktpartijen is van mening dat de concentratie slechts beperkte gevolgen voor hen en/of de markt zal hebben. Een ander deel van de marktpartijen meent evenwel dat de concentratie risico’s met zich meebrengt. In de navolgende randnummers licht de ACM dit toe.
85. Brancheorganisatie Kinderopvang, PAKK en Stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel geven aan dat KFH en Partou na de concentratie concurrentiedruk blijven ervaren van andere (grote) aanbieders van kinderopvang, waardoor de concentratie beperkte gevolgen heeft. KMN Kind & Co voegt toe dat partijen niet groot genoeg zullen worden om een marktverstoring te veroorzaken, tarieven te verhogen of andere aanbieders uit de markt te drukken. PAKK merkt in aanvulling hierop op dat ook kleinere partijen uitgenodigd worden voor en een stem hebben in overleggen rondom het vormen van nieuwe regelgeving. Sommige marktpartijen geven aan dat wanneer KFH en Partou samen gaan, dit hun in staat zal stellen efficiënter te opereren en verdere investeringen te doen in de kwaliteit van de opvang.
86. Marktpartijen, zoals Combiwel, Gastouderbureau De Kleine Kroon en Kindergarden geven aan dat de concentratie risico’s met zich meebrengt. Zij verwachten dat KFH en Partou door het samengaan een dominante partij worden. Combiwel verwacht dat zij dan in staat zullen zijn andere partijen uit de markt te drukken, de prijzen te verhogen en IKC’s kunnen afdwingen. De GGD Amsterdam verwacht dat partijen na de voorgenomen concentratie de kwaliteit van hun diensten omlaag kunnen brengen. Hoewel er veel alternatieve aanbieders op de markt zijn, stelt een marktpartij dat de omvangrijke wachtlijsten bij aanbieders van kinderopvang ervoor zorgen dat ouders niet kunnen overstappen naar alternatieven.
87. Brancheorganisatie Kinderopvang geeft aan dat partijen een groter marktaandeel hebben in de regio Amsterdam. Daarnaast geeft een aantal marktpartijen aan dat de concurrentiesituatie in Amsterdam afwijkt van de rest van Nederland. Combiwel en de Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang geven aan dat er veel kleine ondernemingen zitten in
83 IJsterk Kinderopvang en Impuls Kinderopvang.
84 Niet elke locatie leent zich voor een kinderdagverblijf. Er zijn bijvoorbeeld wettelijke eisen aan het aantal vierkante meters buitenruimte en in bepaalde gevallen is een wijziging van het bestemmingsplan nodig.
Amsterdam en dat er in de basis genoeg locaties zijn, maar dat er vaak lange wachtlijsten zijn waardoor de keuze in de praktijk tegenvalt. Combiwel geeft aan dat Amsterdam anders is dan andere gemeentes omdat zij vooroploopt in de vorming en oprichting van IKC’s. Impuls Kinderopvang voegt hieraan toe dat de schaarste van huisvesting groter is in Amsterdam.
88. Volgens Stichting Nysa, Impuls Kinderopvang, Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK) en Kindergarden worden de prijzen lokaal gedifferentieerd en zijn de prijzen bijvoorbeeld in Amsterdam een stuk hoger dan in de rest van Nederland. Combiwel voegt hier aan toe dat de partijen mogelijk in staat zijn na de voorgenomen concentratie de prijzen te verhogen. Stichting Openbaar Primair Onderwijs “Samen Tussen Amstel en IJ”, PAKK en KMN Kind & Co geven daarentegen aan het niet waarschijnlijk te achten dat partijen de prijzen zullen gaan dicteren of eenzijdig de prijzen zullen verhogen, omdat het mogelijk is voor schoolbesturen om de samenwerking dan stop te zetten.
89. Een ander risico dat marktpartijen zien, heeft betrekking op de invloed die KFH en Partou verkrijgen als zij samengaan. Vanwege hun omvang zouden zij een dominante positie verkrijgen in de brancheorganisatie en zouden er scheve verhoudingen ontstaan, aldus Kindergarden. Ook vrezen IJsterk Kinderopvang, Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK) en Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang voor de invloed die KFH en Partou kunnen gaan uitoefenen binnen de politiek en op de GGD, die toezicht houdt op de kwaliteit. Impuls Kinderopvang voegt hieraan toe dat de gefuseerde partij groot wordt en eenvoudig kleine kinderopvangorganisaties in een nieuwe wijk kan overnemen. Daarnaast komen grotere partijen, zoals KFH en Partou na de voorgenomen concentratie, mogelijk eenvoudiger aan tafel bij schoolbesturen, aldus IJsterk Kinderopvang.
90. De ACM geeft in deze paragraaf haar beoordeling van de gevolgen van de voorgenomen concentratie. Daartoe gaat de ACM eerst in op de werking van de markt. Vervolgens gaat de ACM in op de gevolgen van de voorgenomen concentratie.
7.4.3.1 Werking van de markt
91. De belangrijkste concurrentieparameters voor kinderopvang zijn de locatie en de kwaliteitsperceptie van de ouders. Ondanks dat uit het marktonderzoek is gebleken dat het tarief dat ouders aan de kinderopvangorganisatie betalen in de regel hoger is dan de toeslag die zij ontvangen, is de prijs die ouders voor kinderopvang betalen minder belangrijk als concurrentieparameter.
92. De ACM stelt verder vast dat er sprake is van beperkt overstapgedrag door ouders. Partijen hebben cijfers aangeleverd met betrekking tot het overstapgedrag van de klanten van Partou en KFH. Hieruit blijkt dat van de ouders die overstappen slechts respectievelijk [vertrouwelijk] op de 10 ouders (Partou)85 en [vertrouwelijk] op de 10 ouders (KFH) overstappen naar een concurrent (overstap wegens verhuizing buiten beschouwing gelaten).86 Belangrijke redenen voor een overstap zijn de leeftijd van het kind, privé- omstandigheden of wanbetaling. De ACM merkt hierbij op dat er wel sprake kan zijn van concurrentie om ouders die voor het eerst moeten kiezen voor een kinderopvanglocatie.
85 [vertrouwelijk]% in 2017, [vertrouwelijk]% in 2018 en [vertrouwelijk] in 2019 (Antwoorden van 19 december 2019). 86 Partijen vragen ouders wat de redenen van hun vertrek zijn middels een vragenlijst, de response rate op deze vragenlijsten is met ongeveer 10% relatief beperkt.
93. Net als marktpartijen is de ACM van mening dat er sprake kan zijn van aanzienlijke toetredings- en uitbreidingsdrempels. Zo is het moeilijk om een geschikte locatie te vinden die voldoet aan de (wettelijke) eisen. Ook de wettelijke eisen en de krapte op de arbeidsmarkt vormen belangrijke toetredings- en uitbreidingsdrempels. Dit speelt met name in dichtbevolkte gebieden, zoals Amsterdam.
94. Ondanks de beperkte marktaandelen op landelijk en gemeentelijk niveau na de voorgenomen concentratie worden partijen na de voorgenomen concentratie op nationaal en gemeentelijk niveau grote spelers.87 Sommige marktpartijen verwachten daarom dat partijen na de voorgenomen concentratie eenvoudiger bij landelijke of gemeentelijke beleidsmakers aan tafel zouden kunnen komen. Andere marktpartijen voorzien geen problemen. De ACM acht het niet aannemelijk dat de voorgenomen concentratie in termen van politieke invloed tot significante mededingingsrechtelijke problemen zal leiden.
95. Partijen geven aan elkaar niet als nabije concurrenten te zien. Gezien het feit dat (i) partijen veelal in dezelfde regio’s actief zijn, (ii) zich op dezelfde doelgroep lijken te richten en (iii) meerdere marktpartijen aangeven dat partijen nabije concurrenten zijn is de ACM van mening dat partijen wel degelijk als nabije concurrenten beschouwd moeten worden.
7.4.3.2 Gevolgen van de voorgenomen concentratie
96. De ACM licht in deze paragraaf op basis van haar onderzoek toe of zij het aannemelijk acht dat partijen na de voorgenomen concentratie in staat zouden kunnen zijn om de prijzen te kunnen verhogen en/of de kwaliteit te kunnen verlagen.
97. Zowel marktpartijen als partijen zelf geven aan dat prijzen lokaal gedifferentieerd (kunnen) worden op basis van onder andere verschillen in kosten (zoals huur) en sociaal-demografische verschillen. Verder blijkt uit interne stukken van partijen dat de prijsstijgingen van met name Kidsfoundation de afgelopen jaren ruim boven het marktgemiddelde hebben gelegen.88 Ondanks dat partijen aangeven dat prijsstijgingen landelijk bepaald worden, acht de ACM het aannemelijk dat ook differentiatie mogelijk is in de prijsstijgingen in lokale gebieden. Gezien het beperkte switchgedrag van ouders, het relatieve grote belang van een nabije locatie en de lange wachtlijsten is de disciplinerende werking die mogelijk van afnemers (ouders) uit kan gaan om dit tegen te gaan beperkt.
98. Alhoewel er sprake is van een wettelijke eis wat betreft de minimumkwaliteit van een kinderopvanglocatie, heeft de GGD Amsterdam aangegeven dat partijen ruimte zouden hebben om de kwaliteit te verlagen zonder dat aan deze kwaliteitseis niet meer wordt voldaan. Ook andere marktpartijen geven aan dat dit mogelijk is.
99. Gelet op het bovenstaande acht de ACM het in beginsel aannemelijk dat partijen, daar waar zij onvoldoende concurrentie ervaren, na de concentratie de prijzen in bepaalde gebieden zouden kunnen verhogen en/of de kwaliteit zouden kunnen verlagen.
87 Na de voorgenomen concentratie hebben partijen op landelijk niveau respectievelijk gemeentelijk niveau een marktaandeel van circa 11% (Antwoorden van 19 december 2019) respectievelijk minder dan 25% (zie melding) voor kinderdagopvang en buitenschoolse opvang (uitgedrukt in het aantal kindplaatsen).
88 Antwoorden van 19 december 2019.
omstandigheden van het gebied in haar analyse betrokken. De ACM licht dit in de hiernavolgende randnummers nader toe.
101. Marktaandelen zijn een belangrijke eerste aanwijzing voor de economische macht die een aanbieder van kinderopvang op lokaal niveau heeft. Lokale markten zijn in de praktijk doorgaans niet volledig geïsoleerd van invloeden van daarbuiten en kunnen daarom enige flexibiliteit vertonen. Volgens een vaste rechtspraak kunnen zeer grote marktaandelen (50% of meer) op zichzelf voldoende bewijs vormen voor het bestaan van een machtspositie op de markt. Ook concentraties waarbij de marktaandelen na de concentratie minder dan 50% bedragen, kunnen aanleiding geven tot bedenkingen uit concurrentieoogpunt op grond van andere factoren zoals het bestaan van capaciteitsbeperkingen en de sterkte van de concurrenten en hun aantal.89 90 De ACM is van mening dat hier in onderhavig geval ook sprake van is gelet op de hiervoor beschreven karakteristieken van de markt. Daarom acht de ACM het nodig om daar waar de marktaandelen op basis van het aantal kindplaatsen91 van partijen hoger dan 40% zijn een nadere analyse uit te voeren.92 Deze grens is in lijn met andere concentratiezaken en de beschikkingspraktijk van de Europese Commissie.93
102. De ACM heeft vervolgens onderzocht voor welke lokale markten voor kinderdagopvang en buitenschoolse opvang het gecombineerde marktaandeel van partijen na de voorgenomen concentratie hoger is dan 40%. Voor kinderdagopvang is daarbij uitgegaan van een lokale markt op basis van een fietsafstand van 10,28 minuten rondom de betreffende vestiging van partijen.94 Voor buitenschoolse opvang gaat de ACM uit van een lokale markt rondom een basisschool op basis van (i) een loopafstand van 8,4 minuten, (ii) een fietsafstand van 9,87 minuten, en/of (iii) een rijafstand van 11,98 minuten per auto.95 96 Voor zeven lokale markten voor kinderdagopvang en 38 lokale markten voor buitenschoolse opvang op basis van de drie vervoersmodaliteiten97 komt het gezamenlijke marktaandeel van partijen na de voorgenomen concentratie boven de 40% uit.
89 Richtsnoeren voor de beoordeling van horizontale fusies op grond van de Verordening van de Raad inzake de controle op concentraties van ondernemingen (2004/C 31 / 03), overweging 17.
90 Zowel bij zeer grote marktaandelen (50% of meer) als bij marktaandelen met minder dan 50%, wordt uiteraard ook gekeken naar de toevoeging (‘increment’) in het marktaandeel van de betrokken ondernemingen.
91 Marktaandelen van partijen en hun concurrenten worden in het mededingingsrecht doorgaans berekend op basis van omzet. Een berekeningswijze op basis van omzet kan de concurrentiesituatie vertroebelen omdat een aantal kinderopvanglocaties additionele diensten verricht welke niet alleen op de opvang zien en mogelijk tot een andere markt behoren. Een berekeningswijze op basis aantal opvanglocaties doet evenwel ook geen recht aan de concurrentiesituatie, omdat hiermee geen rekening wordt gehouden met de omvang van de opvanglocaties. In het onderhavige geval acht de ACM het meer representatief om het aantal kindplaatsen als uitgangspunt te nemen.
92 Besluit van de ACM van 4 juli 2016 inzake Holland Pharma/FACO (16.0062.22), randnummer 50.
93 Zie bijvoorbeeld het besluit van de ACM van 23 juli 2015 inzake Brocacef/Mediq (15.0484.22), randnummer 94. Zie ook Richtsnoeren voor de beoordeling van horizontale fusies op grond van de Verordening van de Raad inzake de controle op concentraties van ondernemingen (2004/C 31 / 03), overweging 17.
96 De ACM heeft dus voor elke basisschool drie mogelijke verzorgingsgebieden vastgesteld en vervolgens voor elk gebied onderzocht wat de gevolgen van de concentratie kunnen zijn.
97 De ACM heeft dus per vervoersmodaliteit gekeken of het gecombineerde marktaandeel van partijen na de voorgenomen concentratie mogelijk boven de 40% uit zou komen. Indien dat het geval is, is het desbetreffende verzorgingsgebied meegenomen in het vervolg van deze analyse.
Tabel 6: Lokale markten waar partijen na de voorgenomen concentratie een marktaandeel van meer dan 40% krijgen
Productmarkt | Vervoersmodaliteit | Aantal lokale markten | Gemeente(n) |
Kinderdagopvang | Fiets | 798 | Amsterdam |
Buitenschoolse opvang | Te voet | 16 | Amsterdam, Arnhem, Kampen, Vleuten en Zwolle |
Fiets | 0000 | Xxxxxxxxx | |
Auto | 3 | Amsterdam | |
Totaal | 38100 |
103. Voor elk van deze verzorgingsgebieden heeft de ACM vervolgens een nadere analyse uitgevoerd. In haar analyse heeft de ACM de volgende omstandigheden betrokken:
a) een grafische weergave van het verzorgingsgebied met daarop de relevante opvanglocaties (zowel BSO als gastouders) om bijvoorbeeld geografische barrières en de opvanglocaties inzichtelijk te krijgen;
b) de capaciteit van partijen en concurrenten zoals die blijkt uit het Landelijk Register Kinderopvang om een beeld te krijgen van hun concurrentiekracht;
c) de nabijheid van concurrenten uitgedrukt in reistijd, aangevuld met specifieke informatie afkomstig van de internetpagina’s van de betreffende concurrenten101 en, waar relevant, van basisscholen;
d) de nabijheid van partijen ten opzichte van elkaar, aangevuld met specifieke informatie afkomstig van partijen en openbare bronnen en, waar relevant, van basisscholen;
e) de mate waarin het lokale gebied een stedelijk karakter heeft (grote versus kleinere steden, centrum stad of aan de rand van een stad), in het geval van BSO’s aangevuld met feitelijke informatie over de reisafstanden en wijze van vervoer door BSO’s in het desbetreffende verzorgingsgebied;
f) de eventuele inpandigheid102 van BSO-locaties, inclusief de vraag of deze BSO’s ook kinderen van een ander school opvangen dan wel of er kinderen van de school met inpandige BSO naar een andere BSO gaan;
98 Voor één KDV geldt dat het marktaandeel van partijen na de voorgenomen concentratie zowel op de huidige locatie van de KDV als op de nieuwe locatie van de KDV meer dan 40% bedraagt. Deze locatie hebben we als één lokale markt meegeteld.
99 Voor één basisschool in Amsterdam Oost/Eilanden geldt dat het marktaandeel van partijen (te fiets) na de voorgenomen concentratie zowel op de huidige locatie als op de nieuwe locatie meer dan 40% bedraagt. Deze locatie hebben we als één lokale markt meegeteld.
100 Voor één basisschool in Amsterdam Zuidoost geldt dat zowel te voet als te fiets het marktaandeel van partijen na de voorgenomen concentratie meer dan 40% bedraagt. Deze is zowel bij de analyse te voet als bij de analyse per fiets meegerekend. Ditzelfde geldt voor drie basisscholen in Amsterdam Oost/Eilanden waar partijen zowel per auto als te fiets of te voet een gecombineerd marktaandeel van meer dan 40% krijgen. Hiervoor hebben we gecorrigeerd in de totaaltelling.
101 Bijvoorbeeld of een BSO kinderen ophaalt bij de desbetreffende basisschool.
g) Toekomstige ontwikkelingen die zich met grote mate van zekerheid zullen voordoen, zoals de opening, verhuizing of sluiting van een opvanglocatie of basisschool.103
104. De ACM heeft voor elk verzorgingsgebied uit randnummer 102 bovenstaande nadere analyse uitgevoerd. Op basis waarvan zij concludeert dat het evident is dat door de voorgenomen concentratie op twee lokale markten voor kinderdagopvang en 27 lokale markten voor buitenschoolse opvang geen significante beperking van de mededinging op zou kunnen treden. Hierdoor resteren enkel verzorgingsgebieden in de gemeente Amsterdam104, waar de ACM het aannemelijk acht dat zich een mogelijk mededingingsprobleem zou kunnen voordoen. De ACM licht dit in de onderstaande drie paragrafen nader toe.
Tabel 7: Lokale markten waar partijen na de voorgenomen concentratie een marktaandeel van meer dan 40% krijgen maar waar op basis van de nadere analyse geen significante beperking van de mededinging optreedt
Productmarkt | Vervoersmodaliteit | Aantal lokale markten | Gemeente(n) |
Kinderdagopvang | Fiets | 2105 | Amsterdam |
Buitenschoolse opvang | Te voet | 12 | Amsterdam, Arnhem, Kampen, Xxxxxxx xx Xxxxxx |
Xxxxx | 00000 | Xxxxxxxxx | |
Auto | 3 | Amsterdam | |
Totaal | 27 |
102 Een BSO wordt als inpandig gezien als deze in de basisschool, op het schoolterrein of direct naast de basisschool is gelegen.
103 Voor Basisschool De Kleine Kapitein en Partou Tosaristraat in Amsterdam heeft de ACM zowel de huidige locatie als de nieuwe locatie in haar onderzoek betrokken. De Lotusschool en Basisschool Gaasperdam 16e Montessorischool in Amsterdam zijn door de ACM buiten beschouwing gelaten, omdat deze basisscholen zijn gesloten danwel gaan sluiten. Ook de Holendrechtschool is buiten beschouwing gelaten, omdat het marktaandeel van partijen als gevolg van de opening van een concurrerende BSO onder de 40% komt.
104 Dit betreft vijf lokale markten voor kinderdagopvang in Amsterdam Oost/Eilanden, vier lokale markten voor buitenschoolse opvang in Amsterdam Oost/Eilanden en zeven lokale markten voor buitenschoolse opvang Xxxxxxxxx Xxxxxxxx
000 Voor één KDV geldt dat het marktaandeel van partijen na de voorgenomen concentratie zowel op de huidige locatie van de KDV als op de nieuwe locatie van de KDV meer dan 40% bedraagt. De ACM heeft op basis van de nadere analyse vastgesteld dat de mededinging mogelijk wel zou kunnen worden beperkt op de nieuwe locatie. Op de huidige locatie is dat niet het geval. Dit is evenwel niet mee geteld in het aantal lokale markten waar geen siginificante beperking van de mededinging zou kunnen optreden.
106 Voor één basisschool in Amsterdam Oost/Eilanden geldt dat het marktaandeel van partijen na de voorgenomen concentratie zowel op de huidige locatie van de basisschool als op de nieuwe locatie van de basisschool meer dan 40% bedraagt. De ACM heeft op basis van de nadere analyse vastgesteld dat de mededinging mogelijk wel zou kunnen worden beperkt op de nieuwe locatie. Op de huidige locatie is dat niet het geval. Dit is evenwel niet mee geteld in het aantal lokale markten waar geen siginificante beperking van de mededinging zou kunnen optreden.
7.4.3.2.1 Gevolgen voor de markt voor kinderdagopvang in Xxxxxxxxx Xxxx/Xxxxxxxx
000. Op basis van de nadere analyse van elk verzorgingsgebied uit randnummer 102, concludeert de ACM dat er op vijf lokale markten voor kinderdagopvang mogelijk een mededingingsprobleem zou kunnen ontstaan op basis van een geografische marktafbakening op basis van reisafstand per fiets. De betreffende kinderdagverblijven zijn gelegen in Xxxxxxxxx Xxxx/Xxxxxxxx.
Tabel 8: Marktaandeel partijen op lokale markten voor kinderdagopvang in Amsterdam Oost/Eilanden waar de ACM een mogelijk mededingingsprobleem voorziet
Verzorgingsgebied rondom KDV | Marktaandeel Partou | Marktaandeel KFH | Gecombineerd marktaandeel partijen | Marktaandeel concurrerende KDV’s | Marktaandeel gastouders |
Partou Bogortuin | 40,6% | 14,4% | 55,0% | 38,6% | 6,3% |
Partou Cruquiusweg | 36,1% | 12,8% | 48,9% | 45,2% | 5,9% |
KFH SmallSteps Eilanden | 35,5% | 11,1% | 46,7% | 47,1% | 6,3% |
Partou Xxxxx X.X. Xxxxxxxxxxx | 00,0% | 11,7% | 44,8% | 49,2% | 6,1% |
Partou Borneokade | 32,2% | 11,4% | 43,5% | 50,4% | 6,0% |
106. In de hiernavolgende randnummers licht de ACM beknopt toe waarom zij voor deze verzorgingsgebieden een mogelijk mededingingsprobleem voorziet.
107. Partou Xxxxxxxxx 00 heeft een capaciteit van 64 kindplaatsen en is gelegen op het Java-Eiland te Amsterdam. Het verzorgingsgebied heeft een stedelijk karakter. De KDV ligt in een verzorgingsgebied waarin twaalf vestigingen van Partou en drie vestigingen van KFH zijn gevestigd. Gezamenlijk krijgen partijen een marktaandeel van 55% met een capaciteit van 738 kindplaatsen. Van de tien geografisch meest nabije KDV’s zijn er negen in eigendom van partijen. Partijen zijn dus geografisch elkaars meest nabije concurrenten in dit verzorgingsgebied. Gelet op het voorgaande acht de ACM het aannemelijk dat de voorgenomen concentratie in dit verzorgingsgebied een significante beperking van de mededinging tot gevolg zou kunnen hebben.
108. Partou Cruquiusweg is een KDV die per 1 januari 2021 onderdeel uit gaat maken van een IKC op het Cruquiuseiland [vertrouwelijk]. KFH Smallsteps Eilanden is een KDV van KFH met een capaciteit van 67 plaatsen en is eveneens gelegen op het Cruquiuseiland in Amsterdam. Beide KDV’s liggen in nagenoeg hetzelfde verzorgingsgebied. Het verzorgingsgebied heeft een stedelijk karakter. De KDV’s liggen in een verzorgingsgebied waarin twaalf andere vestigingen van Partou en twee andere vestigingen van KFH zijn gelegen. Het gecombineerde marktaandeel van partijen voor deze vestiging zal na de verhuizing 48,9 % c.q. 46,7% bedragen (capaciteit van 738 c.q. 810 kindplaatsen). Van de tien geografisch meest nabije KDV’s zijn er negen in eigendom van partijen. De vestigingen van partijen zijn bovendien qua capaciteit groter dan de meeste concurrenten die in het verzorgingsgebied zijn gevestigd. Gelet op de geografische nabijheid van partijen, de omvang van hun locaties en het substantiële marktaandeel dat partijen na de voorgenomen concentratie in dit verzorgingsgebied krijgen, acht de ACM het aannemelijk dat de voorgenomen concentratie in dit verzorgingsgebied een significante beperking van de mededinging tot gevolg zou kunnen hebben.
109. Partou Baron G.A. Tindalplein is een KDV van Partou met een capaciteit van 32 kindplaatsen en ligt op de Oostelijke Eilanden in Amsterdam, tussen KNSM Eiland en Borneo Eiland. Het
verzorgingsgebied heeft een stedelijk karakter. In het verzorgingsgebied liggen dertien andere KDV’s van Partou en drie KDV’s van KFH. Partijen hebben in dit verzorgingsgebied een gecombineerd marktaandeel van 45,1% met een capaciteit van 738 kindplaatsen. In het relevante verzorgingsgebied zijn acht van de tien geografisch meest nabije KDV’s in eigendom van partijen, waarvan twee grote vestigingen van KFH zijn. Partijen zijn dus geografisch elkaars meest nabije concurrenten in dit verzorgingsgebied. Gelet hierop acht de ACM het aannemelijk dat de voorgenomen concentratie in dit verzorgingsgebied een significante beperking van de mededinging tot gevolg zou kunnen hebben.
110. Partou Borneokade is een KDV van Partou met een capaciteit van 16 kindplaatsen, gelegen op Borneo Eiland in Amsterdam. Het verzorgingsgebied rondom deze locatie heeft een stedelijk karakter. In het verzorgingsgebied liggen 13 andere KDV-locaties van Partou en 3 KDV-locaties van KFH. Partijen hebben in dit verzorgingsgebied een gezamenlijk marktaandeel van 43,9% met een capaciteit van 738 kindplaatsen. In het relevante verzorgingsgebied zijn acht van de tien geografisch meest nabije KDV’s in eigendom van partijen. KFH heeft hier wederom twee zeer grote vestigingen. Partijen zijn dus geografisch elkaars meest nabije concurrenten in dit verzorgingsgebied. Gelet op het voorgaande acht de ACM het aannemelijk dat de voorgenomen concentratie in dit verzorgingsgebied een significante beperking van de mededinging tot gevolg zou kunnen hebben.
7.4.3.2.2 Gevolgen voor de markt voor buitenschoolse opvang in Xxxxxxxxx Xxxx/Xxxxxxxx
000. De ACM concludeert dat er voor buitenschoolse opvang in Amsterdam Oost/Eilanden op vier lokale markten op basis van reisafstand per fiets en een lokale markt te voet een mogelijk mededingingsprobleem zou kunnen ontstaan.
Tabel 9: Marktaandelen van partijen op lokale markten voor buitenschoolse opvang in Amsterdam Oost/Eilanden waar de ACM een mogelijk mededingingsprobleem voorziet
Verzorgingsgebied rondom basisschool | Marktaandeel Partou | Marktaandeel KFH | Gecombineerd marktaandeel | Marktaandeel andere BSO’s | Marktaandeel gastouders |
Amsterdam Oost/Eilanden, te fiets | |||||
Basisschool Kleine Kapitein (nieuwe locatie) | 38,4% | 8,3% | 46,7% | 48,8% | 4,5% |
RK Basisschool De Achthoek | 35,4% | 8,7% | 44,2% | 51,0% | 4,9% |
Openbare Basisschool 0x Xxxxxxxxxx Xxxxxxx | 35,4% | 8,0% | 43,4% | 51,9% | 4,7% |
Amsterdam Oost/Eilanden, te voet | |||||
Oecumenische basisschool Valentijn | 26,8% | 50,3% | 77,2% | 20, 1% | 2,7% |
112. In de hiernavolgende randnummers licht de ACM beknopt toe waarom zij voor deze verzorgingsgebieden een mogelijk mededingingsprobleem voorziet.107
113. Basisschool De Kleine Kapitein is gelegen op het Java-eiland in Amsterdam. Het verzorgingsgebied (te fiets) rondom deze school heeft een stedelijk karakter. Partou heeft een inpandige BSO in deze school. Op de huidige locatie van deze school voorziet de ACM geen mededingingsprobleem. Het mogelijke mededingingsprobleem ontstaat op de nieuwe locatie. De school is namelijk voornemens om per 1 januari 2021 te verhuizen naar Cruquiuseiland. De school wordt daar onderdeel van een IKC, waar ook de KDV en BSO-locaties van Partou aan de Tosaristraat heen verhuizen. De BSO van Partou blijft dus inpandig. Na de verhuizing naar Cruquiuseiland hebben partijen in het verzorgingsgebied een gezamenlijk marktaandeel van 46,7% met een capaciteit van 548 kindplaatsen. Door de verhuizing komt de Partou-BSO te midden van meerdere KFH-locaties te liggen waardoor partijen geografisch elkaars meest nabije concurrenten zijn. Gelet hierop acht de ACM het aannemelijk dat de voorgenomen concentratie in dit verzorgingsgebied een significante beperking van de mededinging tot gevolg zou kunnen hebben
114. RK Basisschool De Achthoek is een basisschool in Sporenburg in Amsterdam. Het verzorgingsgebied (te fiets) rondom de bassischool heeft een stedelijk karakter. Als gevolg van de voorgenomen concentratie krijgen partijen hier een marktaandeel van 43,4%. De capaciteit is 548 kindplaatsen. In het gehele verzorgingsgebied van deze school bevinden zich een in de school inpandige BSO van Partou, zeven andere locaties van Partou en twee108 locaties van KFH. Van de tien geografisch meest nabije BSO’s zijn er acht van partijen; zeven BSO’s van Partou en een BSO van KFH. Met de verhuizing van BSO Tosaristraat naar Cruquiuseiland wordt de positie van partijen in de omgeving van deze school verder versterkt. Partijen zijn geografisch elkaars meest nabije concurrenten. De meeste concurrenten liggen op een reisafstand van ruim zeven minuten fietsen. Dit maakt dat de ACM het aannemelijk acht dat de voorgenomen concentratie in dit verzorgingsgebied een significante beperking van de mededinging tot gevolg zou kunnen hebben.
115. Openbare basisschool 0x Xxxxxxxxxx Xxxxxxx ligt op het Borneo-eiland in het Oostelijk Havengebied in Amsterdam. Het verzorgingsgebied (te fiets) rondom deze school heeft een stedelijk karakter. In dit verzorgingsgebied heeft Partou een in de school inpandige BSO en acht andere vestigingen. Daarnaast heeft KFH twee109 BSO’s in het verzorgingsgebied. Van de tien geografisch meest nabije BSO’s zijn er acht van partijen; zes BSO’s van Partou en twee BSO’s van KFH. Met de verhuizing van BSO Tosaristraat naar Cruquiuseiland wordt de positie van partijen in de omgeving van deze school verder versterkt. Partijen zijn dus geografisch elkaars meest nabije concurrenten. Zij hebben in dit gebied na de voorgenomen concentratie een gecombineerd marktaandeel van 41,0% met een capaciteit van 548 kindplaatsen. Het voorgaande maakt dat de ACM het aannemelijk acht dat de voorgenomen concentratie in dit verzorgingsgebied een significante beperking van de mededinging tot gevolg zou kunnen hebben.
116. Op basis van de reisafstand te voet acht de ACM het tot slot aannemelijk dat de voorgenomen concentratie in het verzorgingsgebied rondom de Oecumenische Basisschool de Valentijn een significante beperking van de mededinging tot gevolg zou kunnen hebben. Het verzorgingsgebied
107 Gelet op het beperkte marktaandeel van de gastouders gaat de ACM hieronder met name in op de concurrentiedruk vanuit andere BSO-aanbieders.
108 Tot voor kort had KFH hier drie locaties. Recent is echter KFH Kinderopvang Mikado gesloten. De kinderen die hier werden opgevangen, worden thans opgevangen in KFH SmallSteps Flevohof.
109 ibid.
rondom deze school heeft een stedelijk karakter. Partijen hebben in dit gebied een marktaandeel van 77,2% en een capaciteit van 115 kindplaatsen. In het gehele verzorgingsgebied liggen slechts vier BSO’s; twee van KFH, één van Partou en één van de Tibetaantjes.110 Een van de twee KFH-locaties betreft een in de basisschool gevestigde BSO. Gelet op de zeer beperkte concurrentie in dit gebied, acht de ACM het aannemelijk dat de voorgenomen concentratie in dit verzorgingsgebied een significante beperking van de mededinging tot gevolg zou kunnen hebben.
7.4.3.2.3 Gevolgen voor de markt voor buitenschoolse opvang in Xxxxxxxxx Xxxxxxxx
000. De ACM concludeert dat er voor buitenschoolse opvang in Amsterdam Zuidoost op vijf lokale markten per fiets en drie lokale markten te voet een mogelijk mededingingsprobleem zou kunnen ontstaan als gevolg van de voorgenomen concentratie.
Tabel 10: Marktaandelen van partijen op de lokale markten voor buitenschoolse opvang in Amsterdam Zuidoost waar de ACM een mogelijk mededingingsprobleem voorziet
Verzorgingsgebied rondom basisschool | Marktaandeel Partou | Marktaandeel KFH | Gecombineerd marktaandeel | Marktaandeel andere BSO’s | Marktaandeel gastouders |
Amsterdam Zuidoost, te fiets | |||||
Montessori Basisschool De Regenboog | 33,9% | 14,9% | 48,7% | 38,6% | 12,7% |
Basisschool Mobiel | 32,6% | 14,3% | 46,9% | 40,1% | 13,0% |
Basisschool De Ster | 31,6% | 13,9% | 45,5% | 42,6% | 11,9% |
Basisschool Knotwilg | 31,1% | 13,7% | 44,7% | 41,2% | 14,1% |
Basisschool Het Gein | 30,7% | 13,5% | 44,2% | 44,7% | 11,1% |
Amsterdam Zuidoost, te voet | |||||
Basisschool Nellestein Daltonschool | 42,0% | 16,8% | 58,8% | 28,6% | 12,6% |
Basisschool Mobiel | 35,4% | 57,7% | 93,1% | 0,0% | 6,9% |
Basisschool De Tamboerijn | 34,1% | 55,6% | 89,6% | 0,0% | 10,4% |
118. In de hiernavolgende randnummers licht de ACM beknopt toe waarom zij voor deze verzorgingsgebieden een mogelijk mededingingsprobleem voorziet.111
119. Basisschool De Regenboog is een basisschool in Gein in Amsterdam Zuidoost. Het verzorgingsgebied (te fiets) rond Basisschool De Regenboog heeft een stedelijk karakter. In het verzorgingsgebied rondom deze school zijn vijf vestigingen van Partou en twee vestigingen van KFH gelegen. Partijen hebben een gezamenlijk marktaandeel van 48,7% en een capaciteit van 311 kindplaatsen. Uit openbare informatie op de internetpagina van deze basisschool blijkt
110 Naast de vier BSO’s zijn er slechts vier gastouders actief in dit gebied.
111 Gelet op het beperkte marktaandeel van de gastouders gaat de ACM hieronder met name in op de concurrentiedruk vanuit andere BSO-aanbieders.
bovendien dat de basisschool met drie BSO’s een samenwerkingsverband heeft. Dit betreft een BSO van Partou, een BSO van KFH en een BSO van een concurrent. Gelet hierop acht de ACM het aannemelijk dat met name deze drie BSO’s met elkaar concurreren. Partijen zijn dus geografisch elkaars meest nabije concurrenten. Gelet op het voorgaande acht de ACM het aannemelijk dat de voorgenomen concentratie in dit verzorgingsgebied een significante beperking van de mededinging tot gevolg zou kunnen hebben.
120. Basisschool Mobiel is een basisschool gelegen in Gaasperdam in Amsterdam-Zuidoost. Het verzorgingsgebied rondom deze school heeft een stedelijk karakter. Wanneer wordt uitgegaan van een verzorgingsgebied op basis van loopafstand, liggen er slechts twee BSO’s in het verzorgingsgebied: een inpandige BSO van KFH en op ruim 3 minuten lopen een BSO van Partou. Partijen zijn hier dus geografisch elkaars meest nabije en enige concurrenten en krijgen na de voorgenomen concentratie een marktaandeel van meer dan 90% (121 kindplaatsen). Ook op basis van fietsafstand zijn partijen nog steeds elkaar meest nabije concurrenten, maar liggen er op meer dan vier minuten fietsen ook vijf BSO’s van concurrerende aanbieders.112 Het gezamenlijk marktaandeel van partijen is dan 46,9% met een capaciteit van 306 kindplaatsen. Openbare informatie afkomstig van de internetpagina van de basisschool113 bevestigt het beeld dat partijen in dit verzorgingsgebied nabije concurrenten van elkaar zijn. Gelet op het voorgaande acht de ACM het aannemelijk dat de voorgenomen concentratie in dit verzorgingsgebied een significante beperking van de mededinging tot gevolg zou kunnen hebben.
121. Basisschool de Ster is een basisschool in Gein in Amsterdam Zuidoost. Het verzorgingsgebied (te fiets) rondom deze school heeft een stedelijk karakter. In het verzorgingsgebied rondom deze basisschool zijn vijf Partou vestigingen en twee KFH vestigingen gelegen. Partijen zijn in dit gebied geografisch elkaars meest nabije concurrenten. Zij krijgen na de voorgenomen concentratie een marktaandeel van 45,1% met een gezamenlijke capaciteit van 306 kindplaatsen. Gelet op het voorgaande acht de ACM het aannemelijk dat de voorgenomen concentratie in dit verzorgingsgebied een significante beperking van de mededinging tot gevolg zou kunnen hebben.
122. Basisschool Knotwilg is een basisschool gelegen in Gein in Amsterdam Zuidoost. Het verzorgingsgebied (te fiets) heeft een stedelijk karakter. In het verzorgingsgebied liggen vijf BSO’s van Partou, waaronder een inpandige BSO en twee BSO’s van KFH. Partijen krijgen na de voorgenomen concentratie een gezamenlijk marktaandeel van 44,7% met een capaciteit van 311 kindplaatsen. Partijen zijn in dit gebied geografisch elkaars meest nabije concurrenten. Gelet op het voorgaande acht de ACM het aannemelijk dat de voorgenomen concentratie in dit verzorgingsgebied een significante beperking van de mededinging tot gevolg zou kunnen hebben.
123. Basisschool Het Gein is een basisschool gelegen in Gein in Amsterdam Zuidoost. Het verzorgingsgebied (te fiets) heeft een stedelijk karakter. In dit verzorgingsgebied liggen vijf Partou vestigingen en twee vestigingen van KFH. Na de nagenoeg inpandige BSO van een andere organisatie, zijn partijen geografisch elkaars meest nabije concurrenten in dit gebied. Partijen hebben hier een gezamenlijk marktaandeel van 44,2% met een gezamenlijke capaciteit van 311 kindplaatsen. Gelet op het voorgaande acht de ACM het aannemelijk dat de voorgenomen concentratie in dit verzorgingsgebied een significante beperking van de mededinging tot gevolg zou kunnen hebben.
112 Aan de rand van het verzorgingsgebied ligt ook een sport BSO.
113 In de schoolgids staat dat de school samenwerkt met drie BSO-aanbieders: Partou, KFH en Kinderdagverblijf Buddies B.V.
124. Basisschool Nellestein Daltonschool betreft een basisschool gelegen in Amsterdam Zuidoost. Het verzorgingsgebied (te voet) heeft een stedelijk karakter. In dit verzorgingsgebied bevinden zich drie BSO’s. Zowel de BSO van Partou als die van KFH is (nagenoeg) inpandig. Partijen zijn zodoende elkaars meest nabije concurrenten. Partijen hebben een gezamenlijk marktaandeel van 58,8% bij een capaciteit van 70 kindplaatsen tegenover 34 kindplaatsen bij een andere BSO op iets meer dan 4 minuten lopen. Gelet op het feit dat partijen geografisch elkaars meest nabije concurrent zijn en zij beschikken over een substantieel groot marktaandeel acht de ACM het aannemelijk dat de concentratie in dit verzorgingsgebied een significante beperking van de mededinging tot gevolg zou kunnen hebben.
125. Basisschool De Tamboerijn is een basisschool gelegen in Amsterdam Zuidoost. Het verzorgingsgebied (te voet) heeft een stedelijk karakter. Partijen hebben een gezamenlijk marktaandeel van 89,6% bij een capaciteit van 121 kindplaatsen. In het verzorgingsgebied liggen slechts twee BSO’s; één van Partou en één van KFH. De BSO van KFH ligt op minder dan één minuut lopen van de school. Partijen zijn geografisch elkaars enige en meest nabije concurrent met een gezamenlijk marktaandeel van 89,6%, waardoor de ACM het aannemelijk acht dat de concentratie in dit verzorgingsgebied een significante beperking van de mededinging tot gevolg zou kunnen hebben.
7.4.3.2.4 Conclusie
126. De ACM acht het op basis van haar onderzoek aannemelijk dat de voorgenomen concentratie een significante beperking van de mededinging tot gevolg zou kunnen hebben voor vijf lokale markten voor kinderdagopvang in Amsterdam Oost/Eilanden, voor vijf lokale markten voor buitenschoolse opvang in Amsterdam Oost/Eilanden en voor acht lokale markten voor buitenschoolse opvang in Xxxxxxxxx Xxxxxxxx.
0 Voorstellen voor goedkeuring onder voorwaarden
127. In het vorige hoofdstuk heeft de ACM geconcludeerd dat de voorgenomen concentratie tussen KFH en Partou, zou kunnen leiden tot een significante belemmering van de mededinging op vijf lokale markten voor kinderdagopvang in Amsterdam Oost/Eilanden, op vijf lokale markten voor buitenschoolse opvang in Amsterdam Oost/Eilanden en op acht lokale markten voor buitenschoolse opvang in Amsterdam Zuidoost. In dit hoofdstuk gaat de ACM in op het voorstel van partijen om deze door de ACM geconstateerde mededingingsrechtelijke bezwaren op deze mogelijke markten weg te nemen.
128. Dit hoofdstuk valt uiteen in vier delen. In paragraaf 8.1 licht de ACM beknopt de gevolgde procedure toe. Paragraaf 8.2 bevat het voorstel van partijen. De ACM geeft in paragraaf 8.3 haar beoordeling van het voorstel. Paragraaf 8.4 bevat tot slot de conclusie van de ACM.
129. In de loop van de behandeling van deze zaak hebben partijen, in overleg met de ACM, diverse concepten overgelegd van een voorstel voor aan dit besluit te verbinden voorschriften om de geconstateerde mededingingsbezwaren van de ACM weg te nemen. Dit heeft geleid tot het definitieve voorstel van 19 december 2019 waarin een aantal verbintenissen is voorgesteld die
resulteren in voorwaarden die partijen, bij een goedkeuring door de ACM, bereid zijn te aanvaarden (hierna: remedievoorstel). De ACM is van mening dat dit voorstel van partijen de mededingingsproblemen op afdoende wijze wegnemen.
2. VOORSTEL TOT AFSTOTING LOCATIES
(4) De voorgestelde remedies houden in dat Partou en/of KFH de hieronder genoemde kinderopvanglocaties in elk van de onderstaande overlapgebieden zullen afstoten, zoals nader uiteengezet in Bijlage 2.
Naam | Adres | # BSO kindplaatsen | #KDV kindplaatsen |
Xxxxxxxxx Xxxx/Xxxxxxxx | |||
0. KFH Eilanden | Th. X. xxx Xxxxxxxxxxxx 198 | 58 | 67 |
Xxxxxxxxx Xxxxxxxx | |||
0. KFH Amigos | Xxxxxxxxxxxxx 00 | 20 | 0 |
3. Partou Ravenswaaipad | Ravenswaaipad 88 | 46 | 48 |
(5) Partijen verbinden zich ertoe om binnen een zo kort mogelijke termijn – doch uiterlijk binnen [vertrouwelijk] maanden na het besluit van ACM – één of meer onafhankelijke koper(s) voor de af te stoten locaties te vinden en met hen een bindende koop- en verkoopovereenkomst te sluiten.
(6) Partijen zullen slechts tot overdracht van de af te stoten locaties overgaan nadat ACM de voorgestelde koper, de koopovereenkomst en andere overeenkomsten met deze koper schriftelijk heeft goedgekeurd. De overdracht van de af te stoten locaties zal binnen een zo kort mogelijke termijn – doch uiterlijk [vertrouwelijk] maanden na goedkeuring door ACM van de koper en de koopovereenkomst plaatsvinden.
(7) Na overdracht zullen alle onderlinge banden met de betreffende locaties zijn verbroken. Ten aanzien van het vastgoed waarin de betreffende locaties zijn gevestigd, zal gelden dat Partijen geen eigendom zullen hebben, niet als verhuurder zullen optreden en direct noch indirect invloed zullen hebben op de huurcondities.
(8) De koopovereenkomst zal erin voorzien dat de koper en eventuele opvolgende kopers de betrokken locaties niet zonder voorafgaande schriftelijke goedkeuring van ACM binnen een periode van 1 jaar na de overdracht van de locatie doorverkoopt. ACM zal die doorverkoop toetsen in overeenstemming met de criteria die gelden voor de koper, zoals neergelegd in de Richtsnoeren Remedies 2007.
(9) Partijen zullen, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van ACM, gedurende 5 jaar na het besluit van ACM in onderhavige zaak direct noch indirect enig economisch belang in, noch enige invloed op, de af te stoten locaties verwerven.
3. INSTANDHOUDING CONCURRENTIEVERMOGEN AF TE STOTEN LOCATIES
(10) Partijen verbinden zich ertoe om, voor zover dat in hun invloedssfeer ligt, ten aanzien van alle in punt 2 genoemde locaties tot aan het moment van afstoting:
(a) De dienstverlening voort te zetten. Dit betreft onder meer de advisering ter zake van bedrijfseconomische, organisatorische en commerciële aangelegenheden die zich bij de bedrijfsuitoefening kunnen voordoen;
(b) Niets te doen of na te laten en geen enkele ontwikkeling te (doen) voortzetten of te gedogen, die de uitvoering van de overdracht zou kunnen bemoeilijken of belemmeren of de waarde van de over te dragen locatie nadelig zou kunnen beïnvloeden;
(c) De vaste activa, de knowhow, de commerciële informatie die vertrouwelijk is, de samenwerkingen met scholen en andere derden, de klantenbestanden en de bekwaamheid van de werknemers in stand te houden op ten minste het niveau van voor de Voorgenomen Concentratie;
(d) Het aantal kindplaatsen op de vestigingen te handhaven en kinderen op de wachtlijsten van de af te stoten locaties zoveel mogelijk op de betreffende locaties te plaatsen dan wel op de wachtlijst van de locatie te handhaven indien er (nog) geen plek is;
(e) Geplande investeringen in materiaal en geplande verbeteringen voort te zetten;
(f) Er voor te zorgen dat alle relevante beheers- en administratieve functies worden vervuld, dat er voldoende kapitaal en krediet is (voor zover dit bedrijfseconomisch verantwoord is) en dat aan alle andere voorwaarden is voldaan die nodig zijn om optimaal te kunnen blijven concurreren;
(g) De gebruikelijke standaard voor kwaliteit, prijs en service van de locatie te handhaven; en
(h) Zich in te spannen om bestaand personeel te behouden en de vestigingsmanagers te stimuleren aan te blijven. Het personeel zal daarbij de geplande opleidingen blijven volgen.
(11) Partijen zullen er, tot aan het moment van afstoting, voor zorg dragen, voor zover dat in hun invloedssfeer ligt, dat de in punt 2 genoemde locaties hun bedrijfsvoering op normale wijze zullen kunnen blijven voortzetten en in overeenstemming met de normale gang van zaken in het verleden.
4. MONITORING TRUSTEE
(12) Partijen zullen zorg dragen dat binnen 3 weken na het besluit van ACM een monitoring trustee in de zin van de Richtsnoeren Remedies 2007 van ACM wordt benoemd voor de periode tot en met de overdracht van de betrokken locaties in alle overlapgebieden aan een koper en totdat ACM décharge heeft verleend.
(13) De monitoring trustee zal toezien op de levensvatbaarheid, het concurrentievermogen en de overdraagbaarheid van alle in randnummer 4 genoemde locaties. Tevens zal de monitoring trustee toezicht houden op de voortgang van het afstotingsproces, in het bijzonder de inspanningen van Partijen om een geschikte koper te vinden.
(14) In dit kader zal de monitoring trustee ACM eenmalig tussentijds en aan het eind van het afstotingsproces rapporteren conform het door ACM goedgekeurde mandaat. Dit laat onverlet dat de monitoring trustee naar eigen inzicht de ACM zal kunnen informeren indien hij dat noodzakelijk acht.
(15) Partijen verbinden zich ertoe om de monitoring trustee te voorzien van informatie met betrekking tot de bedrijfsvoering van de in randnummer (4) genoemde locaties, het afstotingsproces en alle andere zaken die relevant zijn voor de uitoefening van zijn monitoringstaak, waaronder het toezicht op de levensvatbaarheid, het concurrentievermogen en de overdraagbaarheid van de betreffende locaties.
(16) De benoeming van een onafhankelijke trustee zal na voorafgaande schriftelijke goedkeuring van ACM geschieden. De trustee zal over de vereiste expertise en vakbekwaamheid beschikken en onafhankelijk zijn van Partijen. De trustee zal geen strijdige belangen hebben. Partijen zullen ACM alle relevante gegevens verstrekken die benodigd zijn om te beoordelen of de trustee voldoet aan de voorwaarden van punt 53 van de Richtsnoeren Remedies 2007 van ACM. De kosten van alle diensten, die de trustee in de uitoefening van zijn taken verricht, zijn voor rekening van Partijen en de vergoedingsregeling zal geen afbreuk doen aan de onafhankelijkheid of de effectiviteit van de trustee bij het vervullen van zijn opdracht.114
5. VERKOOPTRUSTEE
(17) Indien Partijen er binnen [vertrouwelijk] maanden na het besluit van ACM niet in slagen een of meerdere koper(s) te vinden voor de af te stoten drie locaties en met hen een bindende koop- en verkoopovereenkomst te sluiten, dan zal de monitoring trustee benoemd worden tot onafhankelijke verkooptrustee aan wie een door ACM voorafgaand schriftelijk goedgekeurde onherroepelijke opdracht en volmacht worden gegeven om namens Partijen de dan nog te verkopen locaties alsnog aan een onafhankelijke derde over te dragen binnen een termijn van [vertrouwelijk] maanden. De verkooptrustee zal maandelijks aan ACM rapporteren over de voortgang. Indien de verkooptrustee er niet in slaagt binnen een termijn van [vertrouwelijk] maanden de betrokken locatie(s) te
114 Dit geldt ook indien de monitoring trustee naar eigen inzicht de ACM zal informeren indien zij dat noodzakelijk acht, zoals beschreven in randnummer (14).
verkopen, zal de verkooptrustee de volmacht krijgen om de betreffende locatie(s) tegen elke prijs te verkopen door middel van een onderhandse veiling.
8.3 Beoordeling van het voorstel door de ACM
131. De ACM heeft onderzocht of het voorstel van partijen geschikt is om als voorwaarden aan haar besluit te verbinden. In deze paragraaf geeft de ACM haar beoordeling en conclusies ten aanzien van het voorstel van partijen.
8.3.1.1 Het voorstel is passend en effectief
132. De ACM is van oordeel dat het voorstel de geconstateerde mogelijke mededingingsproblemen, zoals beschreven in randnummer 130, zonder twijfel en volledig wegneemt. De ACM licht dit in de volgende randnummers, voor zowel de markt voor kinderdagopvang als de markt voor buitenschoolse opvang, nader toe.
133. Met de afstoting van KFH Eilanden in Amsterdam Oost/Eilanden wordt voor elk verzorgingsgebied in Amsterdam, waar als gevolg van de concentratie een mededingingsprobleem zou kunnen ontstaan op de markt voor kinderdagopvang, een oplossing aangedragen (zie Figuur 2).
Figuur 2: Af te stoten KDV in Xxxxxxxxx Xxxx/Xxxxxxxx
000. Deze oplossing leidt ertoe dat in één verzorgingsgebied115 het gecombineerde marktaandeel van partijen na de voorgenomen concentratie onder de 40% komt. Voor drie andere verzorgingsgebieden116 heeft de oplossing tot gevolg dat het gecombineerde marktaandeel van
115 Partou Borneokade.
116 Partou Bogortuin, Partou Cruquiusweg en Partou Baron X.X. Tindalplein.
partijen na de voorgenomen concentratie daalt met vier tot vijf procentpunt, waardoor deze onder de 50% komen doch boven de 40% blijven. De ACM heeft voor deze verzorgingsgebieden een nadere analyse uitgevoerd. Partijen zijn in deze verzorgingsgebieden na afstoting niet meer elkaars meest nabije concurrent. In combinatie met de andere factoren zoals genoemd in randnummer 102, is het evident dat de voorgenomen concentratie geen significante beperking van de mededinging in deze verzorgingsgebieden op zou kunnen treden. Voor het vijfde verzorgingsgebied117 geldt dat dit de af te stoten locatie betreft, waardoor hier eveneens niet langer een mogelijk mededingingsprobleem zou kunnen ontstaan.
135. Met de afstoting van KFH Eilanden in Amsterdam Oost/Eilanden en KFH Amigos en Partou Ravenswaaipad in Amsterdam Zuidoost wordt voor elk verzorgingsgebied in Amsterdam, waar als gevolg van de concentratie een mededingingsprobleem zou kunnen ontstaan op de markt voor buitenschoolse opvang, een oplossing aangedragen (zie Figuur 3).
Figuur 3: Af te stoten BSO in Amsterdam Oost/Eilanden (links) en Amsterdam Zuidoost (rechts)
136. Deze oplossing leidt ertoe dat voor alle verzorgingsgebieden per fiets118 én een verzorgingsgebied te voet119 het gecombineerde marktaandeel van partijen na de concentratie onder de 40% komt. Voor de overige drie verzorgingsgebieden120 te voet geldt dat deze oplossing er voor zorgt dat partijen niet meer overlappen in deze betreffende verzorgingsgebieden.
137. Als gevolg van de afstoting van deze specifieke locaties, heeft de ACM geen reden meer om aan te nemen dat de mededinging op significante wijze zal kunnen worden belemmerd op de markt voor kinderdagopvang of de markt voor buitenschoolse opvang in Amsterdam.
000 XXX Xxxxxxxx.
118 In Amsterdam Oost/Eilanden gaat het om Basisschool De Kleine Kapitein, Basisschool De Xxxxxxxx xx 0x Xxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxx. In Amsterdam Zuidoost gaat het om Basisschool De Regenboog, Basisschool Mobiel, Basisschool De Ster, Basisschool Knotwilg en Basisschool Het Gein.
119 In Amsterdam Oost/Eilanden gaat het om Basisschool Valentijn.
120 In Amsterdam Zuidoost gaat het om Nellestein-Daltonschool, Basisschool Mobiel, Basisschool De Tamboerijn.
8.3.1.2 Het voorstel is uitvoerbaar en handhaafbaar
138. Het voorstel neemt bovendien niet alleen de in dit besluit gesignaleerde mededingingsproblemen weg maar is ook uitvoerbaar en handhaafbaar. De ACM licht dit hieronder toe.
139. De ACM stelt ten eerste vast dat de af te stoten locaties levensvatbaar zijn en daadwerkelijk, effectief en duurzaam kunnen concurreren. Het betreft het goed renderende opvanglocaties. Twee van de drie locaties combineren kinderdagopvang en buitenschoolse opvang. De derde locatie betreft een buitenschoolse opvang die in een basisschool is gelegen. Verder bevat het afstotingspakket elementen die nodig zijn om de betreffende locaties draaiende te houden en die ervoor zorgen dat de koper(s) (een) effectieve concurrent(en) zal (zullen) zijn. Zo zullen partijen overeenkomsten met derde partijen, de bestaande klantenkring en het personeelsbestand overdragen bij de verkoop van de betreffende locaties. De af te stoten locaties zijn gelet op het voorgaande dus direct operationeel en kunnen daarmee daadwerkelijk effectief en duurzaam concurreren.
140. Ten tweede verplichten partijen zich er toe om tot het moment van afstoting er voor zorg te dragen dat de locaties hun bedrijfsvoering op de normale wijze kunnen voorzetten. Ook zullen zij zich inspannen om het bestaande personeel (inclusief vestigingsmanager) te behouden en geplande investeringen en verbeteringen voortzetten. Partijen zullen ook het aantal kindplaatsen handhaven op deze locaties en kinderen op de wachtlijsten van deze locaties zoveel mogelijk daarop plaatsen als er ruimte ontstaat. Partijen zullen een monitoring trustee aanwijzen die hierop zal toezien en hierover zal rapporteren aan de ACM. De ACM moet de benoeming van deze trustee goedkeuren.
141. Ten derde is in het voorstel opgenomen dat de ACM de voorgestelde koper(s), koopovereenkomst(en) en andere overeenkomsten met deze koper(s) schriftelijk moet goedkeuren, alvorens partijen (of de verkooptrustee) de locaties kan verkopen. Indien een locatie binnen één jaar na verkoop wordt doorverkocht, is hiervoor eveneens toestemming van de ACM nodig.
142. Ten vierde is het partijen niet toegestaan in vijf jaar na overdracht van deze drie locaties direct of indirect enig economisch belang of enige invloed in deze locaties te verwerven. Hiermee wordt het structurele effect van de afstoting gewaarborgd.
143. Ten vijfde stelt de ACM vast dat op het eerste gezicht geen nieuw mededingingsprobleem dreigt als gevolg van de aangeboden remedie. De andere aanbieders van kinderopvang in de verzorgingsgebieden hebben een beperkter marktaandeel, waardoor het onaannemelijk is dat zij een machtspositie zouden kunnen verkrijgen als gevolg van de eventuele aankoop van één of meerdere van deze locaties. De ACM zal dit vanzelfsprekend meewegen in haar eventuele goedkeuring van de voorgestelde koper(s).121
144. Ten zesde hebben partijen toegezegd dat de afstoting van de locaties binnen [vertrouwelijk] maanden zal gebeuren. De monitoring trustee zal hierop toezien en hierover rapporteren aan de ACM. Voor zover dit niet lukt, zullen partijen een verkooptrustee aanwijzen die de locaties aan een onafhankelijke derde zal overdragen binnen [vertrouwelijk] maanden. Mocht ook dit niet lukken dan zullen de locaties via een onderhandse veiling worden verkocht. Partijen hebben aangetoond dat er nu reeds marktpartijen zijn die interesse hebben in eventueel af te stoten locaties van partijen. Gelet op het voorgaande concludeert de ACM dat de afstoting uitvoerbaar is.
121 Zie ook randnummer 141 van dit besluit.
145. De ACM is tot slot van mening dat het voorstel van partijen op relatief eenvoudige en controleerbare wijze is vormgegeven. Niet is gebleken dat het voorstel op belangrijke punten interpretatievragen openlaat die een goede naleving ervan zouden kunnen bemoeilijken. Ook het toezicht op de naleving zal, met de benoeming van de monitoring en verkoop trustee, relatief eenvoudig zijn. De voorwaarden zullen daarmee ook geen aanmerkelijke toezichtslasten tot gevolg hebben.
8.4 Conclusie ten aanzien van het voorstel
146. Het definitieve voorstel van 19 december 2019 biedt naar het oordeel van de ACM in afdoende mate een oplossing voor de gesignaleerde mededingingsrechtelijke bezwaren op de mogelijke markten voor kinderdagopvang en buitenschoolse opvang in Amsterdam. Ten eerste omdat het voorstel alle mogelijke mededingingsrechtelijke bezwaren wegneemt. Ten tweede omdat het voorstel uitvoerbaar en handhaafbaar is en de toezichtslasten van de ACM beperkt zijn. De door partijen voorgestelde voorwaarden zoals weergegeven in randnummer 130 zullen derhalve aan dit besluit worden verbonden.
9 Conclusie
147. Onex Partners UK en Waterland Private Equity Investments VII hebben aan de ACM gemeld dat zij van plan zijn om een gezamenlijke onderneming op te richten.
148. De ACM concludeert dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht. Zij heeft geen reden om aan te nemen dat deze operatie, onder de voorwaarden zoals beschreven in randnummer 130 van dit besluit, de daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze zou kunnen belemmeren. De ACM verbindt het voorstel in randnummer 130 van dit besluit als voorwaarden aan dit besluit. Zodoende stelt de ACM vast dat Onex Partners UK en Waterland Private Equity Investments VII geen vergunning nodig hebben voor het tot stand brengen van deze concentratie.
Datum: 20 december 2019
Autoriteit Consument en Markt, namens deze,
w.g.
mr. T.M. Snoep bestuursvoorzitter
Als u rechtstreeks belanghebbende bent, kunt u beroep instellen tegen dit besluit. Stuur uw gemotiveerde beroepschrift naar de rechtbank Rotterdam, sector bestuursrecht, Xxxxxxx 00000, 0000
XX Xxxxxxxxx. Dit moet u doen binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit aan de bij de concentratie betrokken ondernemingen. Meer informatie over de beroepsprocedure vindt u op xxx.xxxxxxxxxxx.xx.