STATUTENWIJZIGING
UL/14502.01/sg
STATUTENWIJZIGING
Xxxxx, dertig april tweeduizend vierentwintig, verscheen voor mij, xx Xxx Xxxxxxxxx, notaris te Woerden:
werkzaam ten kantore van mij, notaris, kantoorhoudende te 0000 XX Xxxxxxx, Haven 1, te dezen handelend als schriftelijk gevolmachtigde van de stichting: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees, statutair gevestigd te 's-Gravenhage, met adres 0000 XX Xxxxxxxxxx, Xxxxxxxxxxx 0, ingeschreven in het handelsregister onder nummer 41150818, hierna ook te noemen: “de stichting”.
De comparante, handelend als gemeld, verklaarde:
Oprichting, statuten
De stichting werd opgericht en haar statuten werden vastgesteld bij akte op vijftien augustus negentienhonderd zesenvijftig.
Laatste statutenwijziging
De statuten van de stichting zijn laatstelijk gewijzigd bij akte op vierentwintig mei tweeduizend tweeëntwintig voor mij, notaris, verleden.
Besluit tot statutenwijziging
In een bestuursvergadering van de stichting op vijfentwintig april tweeduizend vierentwintig gehouden is onder meer besloten tot wijziging van de statuten van de stichting.
Notulen
Een uittreksel van de notulen van evenbedoelde vergadering is aan deze akte gehecht.
Machtiging
In voormelde vergadering is aan de comparante in haar gemelde hoedanigheid machtiging verleend om de akte houdende wijziging van de statuten van de stichting te doen opmaken, te passeren en te tekenen.
De comparante, handelend als gemeld, verklaarde naar aanleiding van voormeld besluit en ter uitvoering daarvan de statuten van de stichting met ingang van heden integraal te wijzigen als volgt:
Naam en zetel Artikel 1.
1. De naam van de Stichting is: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees.
2. De Stichting is gevestigd te 's-Gravenhage.
Begripsbepalingen Artikel 2.
In deze statuten wordt verstaan onder:
a. "vleeswarenindustrie": de ondernemingen en onderdelen van ondernemingen, het bedrijf uitoefenende van:
1. het fabrieksmatig vlees verduurzamen of toebereiden, al dan niet met andere stoffen vermengd, tenzij het verduurzamen of toebereiden uitsluitend door afkoelen of zouten geschiedt en/of
2. de ondernemingen en gedeelten van ondernemingen waarvan de werkzaamheden voornamelijk bestaan uit het slicen en verpakken van vleeswaren en de daaraan gerelateerde werkzaamheden en/of
3. (gedeelten van) ondernemingen welke bacon bereiden.
b. "Gemaksvoedingindustrie", omvattende de ondernemingen en delen van ondernemingen:
- die uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf uitoefenen van het fabrieksmatig bereiden of samenstellen van etenswaren die als gemaksvoeding kunnen worden aangemerkt; dan wel
- die uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf uitoefenen van de groothandel in bedoelde eetwaren.
Worden ten deze verstaan onder:
- in hoofdzaak: vijftig procent (50%) of meer van de verloonde arbeid dan wel 50% of meer van de in geld uitgedrukte omzet wordt aan de produktie of groothandel van gemaksvoeding besteed.
Worden ten deze onder meer verstaan onder gemaksvoeding:
- kroketten, bitterballen, nierbroodjes, bamiballen, nasiballen, loempia's en de met een en ander overeenkomende meelproducten, eventueel gemengd of gevuld met vlees, pluimveevlees, wild, vis of groenten, of producten daarvan, die in hun geheel gefrituurd zijn of bestemd zijn om in hun geheel gefrituurd te worden;
- saucijzenbroodjes, palingbroodjes, kaasbroodjes, hambroodjes, tosti's, pizza's en de met een en ander overeenkomende meelproducten, eventueel gemend of gevuld met vlees, pluimveevlees, wild vis of groenten, of producten daarvan, die in hun geheel gebakken zijn of bestemd zijn om in hun geheel gebakken te worden;
- pasteitjes en de met deze overeenkomende producten;
- gekookte, gestoomde, voorgebakken of op andere wijze toebereide mie, bami goreng, ravioli, toebereide spaghetti en op overeenkomstige wijze toebereide andere deegwaren;
- gekookte, gestoomde of voorgebakken rijst, nasi goreng of op andere wijze toebereide rijst;
- salades, Russisch ei, gevulde tomaat, gevulde paprika en soortelijk koud te nuttigen waren;
- frika(n)dellen, toebereide gehaktballen, hamburgers, satéh, sjasliek, kant- en klare maaltijden en maaltijdcomponenten die samen een volledige maaltijd vormen. Deze voeding is door middel van conservering, bijvoorbeeld diepvries, koelvers, koelvers vacuüm, blik of droge vorm, klaar voor gebruik.
Als minder dan vijftig procent (50%) van de verloonde arbeid wordt besteed aan de productie of groothandel van gemaksvoeding en er voor (het onderdeel van) de onderneming geen andere verplichtstelling geldt, dan wordt (het onderdeel van) de onderneming tot de gemaksvoedingindustrie gerekend.
c. "Versvlees- en vleesbewerkende industrie": die onderneming, of dat gedeelte van een onderneming, welke zich bezighoudt met één of meerdere van de volgende werkzaamheden:
- slachten van dieren met uitzondering van pluimvee, wild en konijnen;
- afsnijden of anderszins bewerken van geslachte dieren (met uitzondering van pluimvee, wild en konijnen);
- bewerken van vlees of ongesmolten dierlijke vetten;
- verhandelen van vlees of ongesmolten dierlijke vetten;
- inleenbedrijven en uitzendbedrijven;
met uitzondering van ondernemingen wier werkzaamheden bestaan uit het verhandelen, be- of verwerken van darmen en andere, niet voor menselijke consumptie bestemde, organen en met uitzondering van ondernemingen zonder productie-, bewerkings- of verwerkingsfuncties. (Nota Bene: al het andere dan darmen en niet voor menselijke consumptie bestemde organen is vlees, zo ook bijvoorbeeld koppen en huiden).
Onder inleenbedrijf wordt verstaan de rechtspersoon of natuurlijke persoon, niet zijnde een uitzendbedrijf die in de regel voor meer dan vijftig procent (50%) van de totale loonsom werknemers arbeid laat verrichten binnen ondernemingen binnen de Versvlees- of vleesbewerkende industrie op basis van een overeenkomst van opdracht of van aanneming met die ondernemingen, niet zijnde een uitzendbedrijf in de sector.
Onder uitzendbedrijf in de Versvlees- en vleesbewerkende industrie wordt verstaan de rechtspersoon of natuurlijke persoon die in de regel voor meer dan vijftig procent (50%) van de totale loonsom op basis van uitzendovereenkomsten in de zin van artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek (Staatsblad 1998,300) uitzendkrachten ter beschikking stelt van ondernemingen binnen de Versvlees- of vleesbewerkende industrie. Onder uitzendbedrijf in de Versvlees- en vleesbewerkende industrie wordt echter niet verstaan het uitzendbedrijf dat aan de volgende cumulatieve vereisten voldoet:
- de bedrijfsactiviteiten van het uitzendbedrijf bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek (Staatsblad 1998,300), én
- het uitzendbedrijf stelt voor ten minste vijf en twintig procent (25%) van de arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers, werknemers ter beschikking van derden die niet behoren tot de Versvlees- en vleesbewerkende industrie, zoals bedoeld in de verplichtstellingsbeschikking van de Stichting zoals gepubliceerd in de Staatscourant van acht en twintig december tweeduizend één, nummer 250 én
- de werkgever zendt voor ten minste vijftien procent (15%) van het totale premieplichtig loon op jaarbasis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 Burgerlijk Wetboek (Staatsblad 1998,300) én
- het uitzendbedrijf is geen onderdeel van een groep van ondernemingen die geacht wordt te behoren tot de Versvlees- en vleesbewerkende industrie zoals bedoeld in de hiervoor aangehaalde verplichtstellingsbeschikking, én
- de uitzendonderneming is geen paritair afgesproken arbeidspool.
De onderneming of dat gedeelte van een onderneming, waarin ook andere werkzaamheden dan die, behorende tot de Versvlees- en vleesbewerkende industrie
worden verricht, wordt gerangschikt onder de bedrijfstak, waartoe het merendeel van de werkzaamheden van deze onderneming behoort.
d. "pluimveeverwerkende industrie": die onderneming welke zich bezighoudt met een of meerdere van de volgende activiteiten:
- het bedrijfsmatig slachten van pluimvee, wild en/of xxxxx xxxxxxxx, en/of
- het bedrijfsmatig be- en verwerken van pluimvee, wild en/of xxxxx xxxxxxxx, en/of
- het bedrijfsmatig vervaardigen van producten van pluimvee, wild en/of tamme konijnen, voor zover het slachten, het be- en verwerken en het vervaardigen van producten, gemiddeld op jaarbasis berekend, ten minste drieduizend (3.000) stuks respectievelijk vijfduizend (5.000) kilogram (kg) per week bedraagt;
- uitleenbedrijven (uitzendorganisaties, onderaannemers) die meer dan vijfenzeventig procent (75%) van de totale activiteiten verrichten binnen de pluimveeverwerkende industrie.
Onder uitleenbedrijven wordt niet verstaan het uitleenbedrijf dat aan de volgende cumulatieve eisen voldoet:
- de bedrijfsactiviteiten van het uitleenbedrijf bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek (Staatsblad 1998, 300), en
- de uitzendkrachten van die werkgever zijn voor vijfentwintig procent (25%) of meer van de loonsom betrokken bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf dan in de werkingssfeer van onderhavige verplichtstelling voor de Pluimveeverwerkende Industrie omschreven, en
- het uitleenbedrijf zendt voor tenminste vijftien procent (15%) van het totale premieplichtig loon op jaarbasis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 Burgerlijk Wetboek (Staatsblad 1998, 300), en
- het uitleenbedrijf is geen onderdeel van een concern dat verplicht aangesloten is op basis van de onderhavige verplichtstelling voor de Pluimveeverwerkende Industrie en;
- het uitleenbedrijf is geen paritair afgesproken arbeidspool.
Die onderneming, waarin ook andere activiteiten dan bovenstaande worden verricht, wordt gerangschikt onder die bedrijfstak, waartoe het merendeel van de activiteiten van deze onderneming behoort;
e. bestuur: het bestuur bedoeld in artikel 8;
f. het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur bedoeld in artikel 11;
g. administrateur: de administrateur bedoeld in artikel 15;
h. bestuursbureau: het bestuursbureau bedoeld in artikel 15;
i. aangesloten ondernemingen: de ondernemingen bedoeld in artikel 4;
j. deelnemers: de werknemers bedoeld in artikel 5;
k. verplichtstelling: de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees
l. aanspraakgerechtigden: personen die begunstigde zijn voor een nog niet ingegaan pensioen van het fonds;
m. pensioengerechtigden: personen voor wie op grond van het pensioenreglement het pensioen is ingegaan;
n. gewezen deelnemers: de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van het pensioenreglement geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het fonds;
o. pensioenreglement: de door het fonds opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen het fonds en de deelnemer;
p. uitvoeringsreglement: de door het fonds opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen het fonds en de werkgever;
q. reglement: een door het bestuur vastgesteld reglement of beleidsdocument niet zijnde het pensioenreglement of het uitvoeringsreglement.
r. belet:
voor een bestuurslid: de situatie dat een bestuurslid niet in staat is zijn functie uit te oefenen, bijvoorbeeld door (i) schorsing; (ii) ziekte; (iii) onbereikbaarheid. In de gevallen genoemd onder (ii) en (iii) zonder dat gedurende een termijn van vijf dagen de mogelijkheid van contact tussen het betreffende bestuurslid en het fonds heeft bestaan, ter beoordeling van de raad van toezicht indien het gehele bestuur belet is, waarbij de raad van toezicht in het voorkomende geval ook bevoegd is een andere termijn vast te stellen;
voor een lid van de raad van toezicht: de situatie dat een lid van de raad van toezicht niet in staat is zijn functie uit te oefenen, bijvoorbeeld door (i) schorsing; (ii) ziekte; (iii) onbereikbaarheid. In de gevallen genoemd onder (ii) en (iii) zonder dat gedurende een termijn van vijf dagen de mogelijkheid van contact tussen het betreffende lid van de raad van toezicht en het fonds heeft bestaan, ter beoordeling van het bestuur indien de gehele raad van toezicht belet is, waarbij het bestuur in het voorkomende geval ook bevoegd is een andere termijn vast te stellen;
s. ontstentenis: de situatie dat een bestuurslid of een lid van de raad van toezicht niet langer in functie is, bijvoorbeeld als gevolg van overlijden of het beschikbaar stellen van de functie;
Doel Artikel 3.
1. Het pensioenfonds heeft ten doel de werknemers in de vleeswarenindustrie, de gemaksvoedingindustrie, versvlees- en vleesbewerkende industrie en de pluimveeverwerkende industrie te beschermen tegen de financiële gevolgen van ouderdom respectievelijk overlijden.
2. Het pensioenfonds tracht dit doel te bereiken:
a. door tegen ontvangst van premies volgens te stellen regels aan deelnemers en aan hun nagelaten betrekkingen pensioen te verzekeren bij ouderdom respectievelijk overlijden;
b. door andere wettige middelen, welke aan het doel bevorderlijk kunnen zijn.
3. Het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota, waarin in elk geval een omschrijving is opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan:
a. de regeling met betrekking tot de onderwerpen opgenomen in het uitvoeringsreglement;
b. de in de Pensioenwet opgenomen voorschriften met betrekking tot de vaststelling van technische voorzieningen, financiering van ouderdomspensioen, de hoogte van
de kostendekkende premie, terugstorting of premiekorting, vermelding van de premie en de premiecomponenten in de jaarrekening en het jaarverslag, het minimaal vereist vermogen, het vereist vermogen, de dekking door waarden, de beleidsdekkingsgraad, het melden van de reële dekkingsgraad aan De Nederlandsche Bank (DNB), korting van de pensioenaanspraken en pensioenrechten, de eisen ten aanzien van beleggingen, het aangaan van leningen en het beleid met betrekking tot de voorwaardelijke toeslagverlening.
4. De actuariële en bedrijfstechnische nota bevat voorts een verklaring inzake beleggingsbeginselen en een beschrijving van de sturingsmiddelen. De verklaring inzake beleggingsbeginselen wordt om de drie jaar en voorts onverwijld na iedere belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid herzien.
5. De actuariële en bedrijfstechnische nota voldoet overigens aan de voorschriften opgenomen in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen.
6. Het fonds zendt een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de wijzigingen in de actuariële en bedrijfstechnische nota binnen twee weken na totstandkoming van die wijziging aan De Nederlandsche Bank.
Geldmiddelen Artikel 3a.
1. De geldmiddelen van het fonds bestaan uit:
a. het stichtingskapitaal;
b. bijdragen van hen die, hetzij als werkgever, hetzij als werknemer, hetzij in een andere hoedanigheid, werkzaam zijn in de vleeswarenindustrie, gemaksvoedingindustrie, versvlees- en vleesbewerkende industrie of pluimveeverwerkende industrie;
c. inkomsten uit beleggingen;
d. hetgeen het fonds bij erfenis, legaat of schenking mocht verkrijgen;
e. inkomsten uit anderen hoofde.
2. Over het aanvaarden van erfstellingen beslist het bestuur; zij mogen niet anders worden aanvaard dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
Aangesloten ondernemingen Artikel 4.
1 Aangesloten ondernemingen zijn ondernemingen, behorende tot vleeswarenindustrie, gemaksvoedingindustrie, versvlees- en vleesbewerkende industrie en pluimveeverwerkende industrie, welke:
a. door het bestuur op haar aanvraag als aangesloten onderneming zijn aanvaard, of
b. krachtens artikel 2, eerste lid, van de "Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000" onder de verplichtstelling vallen.
2. Een in Nederland gevestigde onderneming die niet onder de verplichtstelling van het fonds valt, kan door het bestuur als aangesloten onderneming als bedoeld in het eerste lid onder a worden aanvaard indien:
a. de loonontwikkeling bij deze onderneming ten minste gelijk is aan die in de bedrijfstak waarin het fonds werkzaam is én de werkgever deelneemt in een sociaal fonds van dezelfde bedrijfstak;
b. er sprake is van een groepsverhouding tussen de werkgever die zich vrijwillig wil aansluiten en een andere werkgever die onder de werkingssfeer van het fonds valt; of
c. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de werkgever wel onder de werkingssfeer van de verplichtingstelling van het fonds viel.
Het bestuur stelt voor de toepassing van het in dit lid bepaalde vast tot welke van de bedrijfstakken als bedoeld in artikel 2 de onderneming dient te worden gerekend. Zo nodig stelt het bestuur hiervoor nadere richtlijnen vast.
3. Bij aanvang van de aansluiting kan het bestuur aan de onderneming de voorwaarde stellen het verzekeringstechnisch nadeel te vergoeden, dat voor het fonds uit de aansluiting voortvloeit. Het bestuur stelt de hoogte van het verzekeringstechnisch nadeel vast. Het bestuur stelt ook de termijn vast waarbinnen de onderneming het eventuele verzekeringstechnisch nadeel aan het fonds dient te vergoeden.
4. De voorwaarden en bepalingen van aansluiting, als bedoeld in het eerste lid, onder a, zullen worden neergelegd in een aparte overeenkomst tussen het pensioenfonds en de onderneming.
Deelnemers Artikel 5.
1. Deelnemers zijn de werknemers die krachtens arbeidsovereenkomst in dienst zijn van een aangesloten onderneming en:
a. op door het bestuur te stellen voorwaarden op hun aanvrage als deelnemer zijn aanvaard, hetgeen alleen groepsgewijze kan geschieden; of
b. verplicht zijn tot deelneming in het fonds krachtens artikel 2, eerste lid, van de "Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000".
2. De deelneming, als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan alleen worden beëindigd per één januari van enig jaar, waarbij een opzeggingstermijn van ten minste één jaar in acht moet worden genomen.
3. De deelneming als bedoeld in het eerste lid blijft behouden, ook wanneer deze uit anderen hoofde zou eindigen, indien en zolang de premiebetaling, bedoeld in het pensioenreglement, in verband met invaliditeit door het pensioenfonds is overgenomen.
Opgave van deelnemers Artikel 6.
Is vervallen
Verstrekken van inlichtingen Artikel 7.
Is vervallen Samenstelling Bestuur Artikel 8.
1. Het fonds heeft een paritair bestuur. De belanghebbenden zijn op een zo evenwichtig mogelijke wijze vertegenwoordigd in het bestuur.
2. Het bestuur van de stichting bestaat uit tien leden.
3. Het bestuur benoemt op voordracht van de in lid 4 genoemde organisaties een bestuurslid van werkgevers- respectievelijk werknemerszijde. Het bestuur benoemt een bestuurslid namens pensioengerechtigden op basis van de uitslag van de verkiezing door de pensioengerechtigden.
4. Het voordragen van bestuursleden en hun plaatsvervangers vindt als volgt plaats:
a. een bestuurslid alsmede een plaatsvervangende bestuurslid wordt voorgedragen door de werkgeversorganisatie: De Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie te Zoetermeer.
b. een bestuurslid alsmede een plaatsvervangend bestuurslid wordt voorgedragen door de werkgeversorganisatie: de Algemene Kokswaren en Snackproducentenvereniging te Zoetermeer;
c. twee bestuursleden alsmede twee plaatsvervangend bestuursleden worden voorgedragen door de werkgeversorganisatie: de Centrale Organisatie voor de Vleessector te Zoetermeer;
d. een bestuurslid alsmede een plaatsvervangend bestuurslid wordt voorgedragen door de werkgeversorganisatie: Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie Nepluvi te Houten;
e. twee bestuursleden worden voorgedragen door de vakorganisatie FNV te Utrecht;
f. een bestuurslid wordt voorgedragen door de vakorganisatie CNV te Utrecht.
De twee bestuursleden die namens de pensioengerechtigden zitting nemen in het bestuur worden benoemd na verkiezing door de pensioengerechtigden. Het bestuur legt de verkiezingsprocedure vast in een verkiezingsreglement.
Het bestuur draagt er zorg voor dat de voorgedragen leden en de verkozen lid geen leden zijn van het verantwoordingsorgaan als bedoeld in artikel 11c of betrokken zijn bij het intern toezicht als bedoeld in artikel 11e.
In geval van een tussentijdse vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan door het bestuur een opvolger benoemd op voordracht van de vakorganisatie of vereniging die, gelet op het bepaalde in dit lid onder a, b, c, d of e, daarvoor in aanmerking komt, dan wel op basis van de uitslag van de laatst gehouden verkiezing voor vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het bestuur; indien op deze wijze niet in de vacature kan worden voorzien, gaat het bestuur over tot het houden van een verkiezing. Het bestuur kan zijn bevoegdheden uitoefenen ook wanneer er vacatures zijn.
5. De bestuursleden zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds. Kandidaatstelling vindt plaats op basis van het voor het desbetreffende bestuurslid geldende functieprofiel. In het functieprofiel zijn de vereiste geschiktheid en competenties en het benodigde tijdsbeslag vastgelegd. Benoeming vindt niet plaats indien het bestuur van oordeel is dat de kandidaat niet voldoet aan het functieprofiel. Het bestuur legt de overwegingen vast waarom een kandidaat wordt benoemd. Het voorgaande geldt ook bij herbenoeming van een zittend bestuurslid. Het bestuur legt iedere voorgenomen benoeming of herbenoeming voor aan de raad van toezicht. Benoeming of herbenoeming vindt niet plaats indien de raad van toezicht van oordeel is dat de kandidaat niet voldoet aan het functieprofiel.
6. leder bestuurslid is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan indien de meerderheid van de bestuursleden het eens is met de aanwezigheid van de deskundige in de bestuursvergadering. De kosten van de deskundige voor het raadplegen of voor het bijwonen van de vergadering komen ten laste van het fonds als dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van de taak van het desbetreffende bestuurslid en het fonds van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld.
7. Het bestuur kiest elk jaar een voorzitter en plaatsvervangend voorzitter. Wanneer de voorzitter een bestuurslid is dat is voorgedragen door de werkgeversorganisaties is de plaatsvervangend voorzitter een bestuurslid dat is voorgedragen door de vakorganisaties of door de pensioengerechtigden is gekozen en vice versa. Wanneer de voorzitter een bestuurslid is dat is voorgedragen door de werkgeversorganisaties is in het opvolgende jaar de voorzitter een bestuurslid dat is voorgedragen door de vakorganisaties of door de pensioengerechtigden is gekozen en vice versa, tenzij er een zwaarwegende reden aanwezig is om hiervan af te wijken.
8. De (her)benoeming van een bestuurslid vindt niet plaats indien De Nederlandsche Bank aan het fonds binnen de wettelijk voorgeschreven termijn bekend heeft gemaakt niet in te stemmen met de voorgenomen (her)benoeming.
9. Onverminderd het bepaalde in artikel 11 lid 9 kan een bestuurslid door het bestuur worden geschorst indien naar oordeel van het bestuur de belangen van het fonds tijdelijk conflicteren met de belangen van het desbetreffende bestuurslid. Gedurende de periode van schorsing is er sprake van belet van het bestuurslid. De schorsing zal worden opgeheven indien naar oordeel van het bestuur niet langer sprake is van een belangenconflict.
10. Het bestuur stelt een procedure vast voor periodieke evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en het functioneren van de individuele bestuursleden. Indien het bestuur na het volgen van deze procedure van oordeel is dat er sprake is van een situatie van disfunctioneren van een bestuurslid, zal het in overleg met de in lid 4 genoemde organisaties schriftelijk en met redenen omkleed, het desbetreffende lid uit zijn functie ontheffen.
11. De raad van toezicht kan de bestuurders wegens disfunctioneren schorsen of ontslaan. Van disfunctioneren is in ieder geval sprake als het bestuur een besluit heeft genomen zonder de volgens artikel 11e lid 5 benodigde goedkeuring van de raad van toezicht en het bestuur niet aannemelijk maakt dat het besluit nodig was in het belang van de belanghebbenden of voortvloeit uit een aanwijzing van de toezichthouder, een last onder dwangsom of een wettelijk voorschrift. De raad van toezicht maakt slechts van de bevoegdheid om de bestuursleden te schorsen of te ontslaan gebruik nadat het bestuur in de gelegenheid is gesteld het disfunctioneren ongedaan te maken. Het bepaalde in lid 9 tweede en derde volzin is van overeenkomstige toepassing.
12. Bij ontstentenis of belet van één of meerdere bestuursleden zijn de overblijvende bestuursleden met het besturen van het fonds belast. In geval van belet of ontstentenis van meerdere bestuursleden waardoor slechts één respectievelijk geen bestuursleden in functie zijn, is de raad van toezicht bevoegd tijdelijk één respectievelijk twee natuurlijke personen aan te wijzen, al dan niet uit zijn midden, die met het besturen van het fonds zijn belast. Het bestuur is in deze situatie slechts bevoegd te besluiten overeenkomstig spoedeisende gevallen, zoals vermeld in het in artikel 12a lid 4 vermelde continuïteitsplan. In geval het bestuur tijdelijk aan een lid van de raad van toezicht wordt opgedragen, zal dit lid zijn werkzaamheden als lid van de raad van toezicht opschorten zolang deze persoon in de hoedanigheid van beletfunctionaris bestuurswerkzaamheden verricht.
13. Bij belet of ontstentenis van meerdere bestuursleden waardoor slechts één of geen bestuursleden in functie zijn treft de raad de benodigde voorzieningen zodat zo spoedig
mogelijk in nieuwe bestuursleden wordt voorzien, waarbij de raad van toezicht onverminderd alle bepalingen van deze statuten in acht neemt. Met inachtneming van het bepaalde in de leden 3, 4 en 5 van dit artikel worden de eerste twee nieuwe bestuursleden benoemd door de raad van toezicht. De overige nieuwe bestuursleden zullen, in de in dit lid benoemde situatie, benoemd worden door het bestuur conform het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel.
Eerste Bestuur Artikel 9.
Is vervallen.
Aftreden bestuursleden Artikel 10.
1. Een lid van het bestuur treedt uiterlijk vier jaar na zijn benoeming af volgens een door het bestuur op te maken rooster van aftreden. De afgetreden bestuurders zijn herbenoembaar. Het moment voor de laatste statutenwijziging geldende rooster van aftreden wordt ten aanzien van de op dat moment zittende bestuursleden gerespecteerd.
2. De aftredende bestuursleden namens de werkgeversorganisaties en de vakorganisaties kunnen terstond opnieuw voorgedragen worden.
3. De organisaties kunnen te allen tijde een verzoek indienen bij het bestuur om de door hen voorgedragen bestuursleden te vervangen.
4. Het bestuurslidmaatschap kan tevens eindigen indien het bestuur het desbetreffende bestuurslid ontslaat, hetzij op verzoek van de betrokken organisatie hetzij in geval van disfunctioneren als bedoeld in artikel 8 lid 11. Een bestuurslid wordt ontslagen na het horen van de raad van toezicht over de procedure.
5. Het bestuurslidmaatschap eindigt door het overlijden of het vrijwillig aftreden van het bestuurslid.
Dagelijks bestuur Artikel 11.
1. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter vormen tezamen het dagelijks bestuur. Als zodanig zijn zij uitsluitend belast met en bevoegd tot het nemen van beslissingen in al de zaken die geen uitstel kunnen velen of waartoe zij door het bestuur zijn gemachtigd. Zij komen daartoe in vergadering bijeen of plegen telefonisch overleg zo dikwijls zij dit nodig oordelen.
2. Het dagelijks bestuur neemt zijn besluiten slechts bij unanimiteit. Indien geen unanimiteit kan worden bereikt wordt de betreffende zaak aan het bestuur voorgelegd.
3. Het dagelijks bestuur is voor zijn beleid verantwoording verschuldigd aan het bestuur.
Taken, verplichtingen en bevoegdheden van het bestuur Artikel 11a.
1. Het bestuur stelt het beleid van het fonds vast en draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en reglementen. Het bestuur richt zich bij de vervulling van haar taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers en zorgt ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het in de vorige volzin bepaalde is van overeenkomstige toepassing op alle overige personen die het beleid van het fonds bepalen of mede bepalen.
2. Het bestuur heeft de gehele leiding van zaken en is, met inachtneming van de statuten en reglementen, bevoegd tot alle daden, zowel van beheer als beschikking, welke verband houden met de doelstelling van het fonds. Het bepaalde in de tweede volzin van het eerste lid is daarbij van overeenkomstige toepassing. Het bestuur, alsmede de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter gezamenlijk, vertegenwoordigen het fonds in en buiten rechte.
3. Het bestuur draagt er zorg voor dat het dagelijkse beleid van het fonds wordt bepaald door ten minste twee personen.
4. De bestuursleden zijn deskundig in verband met de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds.
5. Van de bestuursleden staat de betrouwbaarheid buiten twijfel.
De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer die eenmaal door De Nederlandsche Bank is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten die van invloed is op de betrouwbaarheid van de bestuursleden, stelt het fonds de toezichthouder daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
6. Het bestuur meldt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf aan de toezichthouder. Een dergelijke wijziging wordt niet doorgevoerd indien:
a. de toezichthouder binnen zes weken na ontvangst van de melding van de wijziging aan het fonds bekend maakt dat het niet met de voorgenomen wijziging instemt; of
b. de toezichthouder om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht en binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur bekend maakt dat het niet met de voorgenomen wijziging instemt.
7. Het bestuur kan bevoegdheden geheel of gedeeltelijk mandateren of delegeren aan de administrateur of aan één of meer door het bestuur aangewezen commissies. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de commissies worden opgenomen in een door het bestuur vast te stellen reglement. De gemandateerde en gedelegeerde is voor de uitoefening van die bevoegdheid verantwoording schuldig aan het bestuur.
Verantwoordingsorgaan Artikel 11b.
1 Het verantwoordingsorgaan van het fonds bestaat uit negen leden. Het verantwoordingsorgaan kan zijn bevoegdheden uitoefenen, ook wanneer er vacatures zijn.
2. In het verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden die een ouderdomspensioen of partnerpensioen van het fonds ontvangen evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. De leden van het verantwoordingsorgaan vormen een zo evenwichtig mogelijke afspiegeling van de betreffende geleding.
3. Het verantwoordingsorgaan is samengesteld als volgt:
a. zes leden vertegenwoordigen de deelnemers;
b. twee leden vertegenwoordigen de pensioengerechtigden;
c. één lid vertegenwoordigt de werkgevers.
4. De in artikel 8 lid 4 genoemde werknemersverenigingen benoemen en ontslaan de leden die de deelnemers en de pensioengerechtigden vertegenwoordigen.
5. De in artikel 8 lid 4 genoemde werkgeversverenigingen benoemen en ontslaan het lid dat de werkgevers vertegenwoordigt.
6. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur of de raad van toezicht of de geschillencommissie.
7. Het verantwoordingsorgaan heeft recht op overleg met de raad van toezicht.
8. Het bestuur en het verantwoordingsorgaan komen ten minste tweemaal per jaar in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover het bestuur of het verantwoordingsorgaan overleg wenselijk acht.
9. Het bestuur verstrekt desgevraagd aan het verantwoordingsorgaan tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
10. De leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen voor het bijwonen van vergaderingen of daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten een vacatiegeld en een vergoeding voor de gemaakte reis- en verblijfkosten, zoals omschreven in de vergoedingsregeling van artikel 14.
11. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de werkwijze van het verantwoordingsorgaan wordt vastgelegd. Het reglement bevat onder meer bepalingen over:
a. de taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan;
b. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan tot een oordeel komt dan wel adviezen samenstelt en dit oordeel dan wel deze adviezen aan het bestuur ter kennis brengt;
c. de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen van het verantwoordingsorgaan worden bijeengeroepen;
d. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan in en buiten de vergaderingen besluiten neemt.
Het verantwoordingsorgaan is verplicht zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in het reglement.
Taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan Artikel 11c.
1. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst.
2. Het verantwoordingsorgaan is bevoegd het bestuur te adviseren overeenkomstig het bepaalde in de Pensioenwet. Dit is nader uitgewerkt in het reglement van het verantwoordingsorgaan.
Raad van toezicht Artikel 11d.
1. De raad van toezicht bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen. De leden van de raad van toezicht zijn onafhankelijk en laten dit tot uiting komen in het toezicht. De raad van toezicht kan zijn bevoegdheden uitoefenen, ook wanneer er vacatures zijn.
2. Het bestuur benoemt de voorzitter en de andere leden van de raad van toezicht na bindende voordracht van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur ontslaat de leden van de raad van toezicht na bindend advies van het verantwoordingsorgaan.
3. De leden van de raad van toezicht zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van het fonds. Van de leden van de raad van toezicht staat de betrouwbaarheid
buiten twijfel. Het bepaalde in artikel 11a lid 5 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de raad van toezicht.
4. De raad van toezicht evalueert in elk geval jaarlijks zijn functioneren.
5. leder lid van de raad van toezicht treedt af uiterlijk vier jaar na zijn benoeming of volgens een door de raad van toezicht op te stellen rooster van aftreden. Een lid van de raad van toezicht kan maximaal een keer worden herbenoemd na bindende voordracht van het verantwoordingsorgaan. Ten behoeve van de continuïteit kan de totale zittingsduur van acht (8) jaar van een lid van de raad van toezicht met maximaal één (1) jaar worden overschreden. Het lidmaatschap van de raad van toezicht eindigt bij overlijden of bij vrijwillig aftreden.
6. De raad van toezicht stelt een profielschets vast voor de leden van de raad van toezicht.
7. Het bestuur en de raad van toezicht komen ten minste tweemaal per kalenderjaar in vergadering bijeen.
8. Het bestuur verstrekt desgevraagd aan de raad van toezicht tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
9. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de taken en bevoegdheden van de raad van toezicht en zijn werkwijze worden vastgelegd.
10. Bij ontstentenis of belet van een lid van de raad van toezicht is het overblijvende lid van de raad van toezicht of zijn de overblijvende leden van de raad van toezicht met het toezicht belast. Bij ontstentenis of belet van alle leden van de raad van toezicht wordt het toezicht waargenomen door één of meer personen daartoe aan te wijzen door het verantwoordingsorgaan.
Taken en bevoegdheden van de raad van toezicht Artikel 11e.
1. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds.
2. De raad van toezicht is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. Dat laatste houdt in dat beoordeeld wordt of er een evenwichtige belangenafweging is geweest.
3. De raad van toezicht legt verantwoording af over de uitvoering van zijn taken en de uitoefening van zijn bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan en in het jaarverslag.
4. De raad van toezicht staat het bestuur met raad ter zijde.
5. Aan de goedkeuring van de raad van toezicht zijn onderworpen de voorgenomen besluiten van het bestuur zoals genoemd in de pensioenwet.
6. Indien de raad van toezicht geen goedkeuring verleent op een voorgenomen besluit als bedoeld in lid 5 van dit artikel, zal het bestuur dat besluit heroverwegen, met inachtneming van de door de raad van toezicht aangevoerde argumenten, en goedkeuring vragen op een gewijzigd voorgenomen besluit. Het ontbreken van de goedkeuring van de raad van toezicht tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van bestuur of bestuurders niet aan. Indien het zonder goedkeuring genomen besluit, naar het oordeel van de raad van toezicht, afbreuk doet aan een beheerste en integere bedrijfsvoering van het fonds, kan de raad van toezicht zijn bezwaren tegen dat besluit melden aan De Nederlandsche Bank.
7. De raad van toezicht meldt disfunctioneren van het bestuur aan het verantwoordingsorgaan en treedt in overleg met het bestuur om te trachten tot een oplossing voor het disfunctioneren te komen. Indien dit binnen een redelijke termijn, te beoordelen door de raad van toezicht, niet tot resultaten leidt, meldt de raad van toezicht het disfunctioneren aan De Nederlandsche Bank.
8. De leden van de raad van toezicht richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
9. Een lid van de raad van toezicht neemt niet deel aan de beraadslagingen en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van het fonds. Wanneer de raad van toezicht hierdoor geen besluit kan nemen wordt het besluit genomen door de raad onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.
Bestuursvergaderingen Artikel 12.
1. Het bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee leden dit nodig achten.
2. De oproeping voor alle vergaderingen geschiedt door het bestuursbureau.
3. De te behandelen punten worden in de oproeping vermeld.
4. Andere punten kunnen slechts behandeld worden wanneer niemand van de aanwezigen ter vergadering zich tegen behandeling verzet.
5. De leden van het bestuur, die bijeenroeping van een vergadering vorderen, zijn bevoegd tot convocatie, wanneer de administrateur de vergadering niet binnen drie weken na de gedane vordering heeft uitgeschreven.
6. Leden die verhinderd zijn een vergadering bij te wonen, zijn verplicht hiervan ten spoedigste aan de administrateur mededeling te doen. De administrateur roept de betreffende plaatsvervanger op.
Artikel 12a.
1. Het bestuur mag geen besluiten nemen, indien niet tenminste de helft der in functie zijnde bestuursleden of hun plaatsvervanger aanwezig is, waarvan tenminste één bestuurslid namens de werkgevers- en één bestuurslid namens de vakorganisaties of pensioengerechtigden aanwezig is.
2. Indien in een ten tweeden male over het (de)zelfde onderwerp(en) uitgeschreven vergadering wederom het vereiste aantal bestuursleden niet aanwezig is, dan kunnen besluiten genomen worden ongeacht het aantal aanwezigen en ongeacht of zij door de werkgevers- dan wel door de vakorganisaties zijn voorgedragen.
3. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 24 en 25 kan het bestuur ook buiten vergadering besluiten nemen, mits dat geschiedt via schriftelijke voorlegging of voorlegging per e-mail aan alle leden van het bestuur en mits met algemene stemmen van ten minste twee derde van alle bestuursleden. Indien een bestuurslid de wens daartoe te kennen geeft, wordt het besluit aangehouden tot de volgende bestuursvergadering. Indien een bestuurslid tegen het voorstel stemmend, wordt het besluit aangehouden tot de
volgende bestuursvergadering. Artikel 13, met uitzondering van lid 2 en lid 5, is van overeenkomstige toepassing op dit artikel.
4. In spoedeisende gevallen zoals uitgewerkt in het in continuïteitsplan, dat een bijlage is van het (financiële) crisisplan van het fonds, kan bij het continuïteitsplan van het bepaalde in artikel 11, artikel 12 en hiervoor bepaalde in artikel 12a worden afgeweken.
5. Een bestuurslid neemt niet deel aan de beraadslagingen en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van het fonds. Wanneer het bestuur hierdoor geen besluit kan nemen, bijvoorbeeld omdat niet voldaan kan worden aan het relevante quorumvereiste, wordt het besluit genomen door de raad van toezicht.
Stemmingen Artikel 13.
1. Ter vergadering brengen de aanwezige werkgeversbestuursleden ieder evenveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal ten tijde van de stemming aanwezige bestuursleden die de vakorganisaties of de pensioengerechtigden vertegenwoordigen. De bestuursleden die de vakorganisaties of de pensioengerechtigden vertegenwoordigen brengen ieder zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal ten tijde van de stemming aanwezige werkgeversbestuursleden.
2. Voor zover niet anders is bepaald, worden alle besluiten in het bestuur genomen met gewone meerderheid van stemmen.
3. Bij staking van stemmen omtrent zaken wordt het voorstel geacht verworpen te zijn.
4. Bij staking van stemmen omtrent personen wordt de beslissing aangehouden tot de volgende vergadering. Staken dan wederom de stemmen, dan beslist het lot.
5. Over personen wordt schriftelijk, over zaken mondeling gestemd.
6. Ongeldig uitgebrachte stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht.
Vergoedingsregeling Artikel 14.
Het bestuur stelt een vergoedingsregeling vast voor de leden van het bestuur, voor de leden van het dagelijks bestuur, voor de leden van de raad van toezicht en de leden van het verantwoordingsorgaan. De leden ontvangen op grond van deze vergoedingsregeling een vaste vergoeding per jaar, waarbij voor de hoogte van de vergoeding verschil wordt gemaakt tussen - achtereenvolgens - de leden van het dagelijks bestuur en de andere leden van het bestuur, de leden van de raad van toezicht en de leden van het verantwoordingsorgaan. De vergoeding staat in redelijke verhouding tot de gedragen verantwoordelijkheid, de aan de functie gestelde eisen en het tijdsbeslag zoals vastgelegd in het functieprofiel.
Administrateur en Bestuursbureau Artikel 15.
1. Het bestuur heeft de uitvoering van het fondsbeleid uitbesteed aan een administrateur. Het bestuur heeft hierbij de keuze om de bestuursondersteuning van het fonds apart onder te brengen bij een bestuursbureau.
2. De werkzaamheden van de administrateur en het eventuele bestuursbureau worden bij contract vastgelegd.
3. De administrateur woont alle vergaderingen bij van het bestuur, tenzij er een bestuursbureau is aangesteld. In dat geval woont het bestuursbureau alle vergaderingen
bij. De administrateur of het bestuursbureau woont alle vergaderingen bij tenzij de voorzitter anders beslist en de administrateur of het bestuursbureau hiervan op de hoogte heeft gesteld.
Vertegenwoordiging en volmacht Artikel 16.
1. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en reglementen en is belast met het beheer van het pensioenfonds.
2. Het pensioenfonds wordt tegenover derden verbonden door de handtekeningen van de:
a. voorzitter en plaatsvervangend voorzitter gezamenlijk; of
b. voorzitter of plaatsvervangend voorzitter en een ander bestuurslid gezamenlijk.
3. Het bestuur kan aan de administrateur of één of meer anderen volmacht verlenen te tekenen onder door het bestuur te stellen voorwaarden.
Sleutelfuncties Artikel 16a.
1. Het fonds beschikt over een risicobeheerfunctie, interne auditfunctie en actuariële functie.
2. Het bestuur stelt een reglement over de sleutelfuncties vast, waarin in ieder geval bepalingen worden opgenomen om de onafhankelijkheid van de houders van de risicobeheerfunctie, interne auditfunctie en actuariële functie te waarborgen.
Actuaris Artikel 17.
1. Het bestuur benoemt tot wederopzegging een actuaris, die bevoegd is tot het waarmerken van de jaarlijkse actuariële staten en het actuarieel verslag. De actuaris is onafhankelijk van het fonds en verricht geen andere werkzaamheden voor het fonds, met uitzondering van de werkzaamheden van de actuariële functie.
2. In het actuarieel verslag, dat jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar ten behoeve van het bestuur wordt opgesteld, wordt een beoordeling gegeven van de financiële opzet van het fonds en de grondslagen waarop het rust. De actuaris laat het actuarieel verslag vergezeld gaan van een verklaring.
3. De actuaris is gerechtigd tot inzage van die boeken en bescheiden van het fonds, waarvan de inzage voor een juiste vervulling van zijn taak nodig is.
4. Alvorens een besluit wordt genomen, strekkende tot wijziging van de rechten of verplichtingen van de werkgevers, deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en de pensioengerechtigden, wint het bestuur advies in van een andere actuaris dan die bedoeld in het eerste lid.
Accountant Artikel 18.
1. Het bestuur benoemt tot wederopzegging een accountant als bedoeld in artikel 393 eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2. De accountant heeft te allen tijde het recht de administratie te controleren.
3. De accountant brengt jaarlijks een rapport uit aan het bestuur over zijn bevindingen en over de balansenrekening van lasten en baten.
Beleggingen Artikel 19.
De beschikbare gelden van het fonds worden door het bestuur belegd in overeenstemming met de prudent-person regel. Het beleggingsbeleid is met name gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
a. de waarden worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden; en
b. de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering.
Sluiten van overeenkomsten Artikel 19a.
1. Het bestuur is bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen.
2. Het bestuur zal niet tot handelingen als in het eerste lid bedoeld overgaan, dan nadat hierover schriftelijk advies is ingewonnen bij de wiskundig adviseur en de accountant.
Boekjaar Artikel 20.
1. Het boekjaar loopt van één januari tot en met één en dertig december.
2. Het eerste boekjaar eindigt op één en dertig december negentienhonderd zeven en vijftig.
Verslag Artikel 21.
1. Het bestuur brengt jaarlijks verslag uit over de gang van zaken in het afgelopen boekjaar, en wel binnen zes maanden na afloop van het boekjaar.
2. Het verslag bevat in ieder geval:
a. een algemeen overzicht van de werking van het fonds gedurende het afgelopen boekjaar, met name ten aanzien van de deelnemers, de opgebrachte premie en de toegekende pensioenen en uitkeringen;
b. een balans, een verlies- en winstrekening en een uittreksel uit het verslag van de accountant en van de actuaris;
c. mededeling omtrent de wijzigingen die in de statuten en/of het/de pensioenreglement(en) hebben plaats gehad.
3. Het bestuur draagt er zorg voor dat het in lid 2 bedoelde verslag alsmede de in de artikelen 17 en 18 bedoelde verslagen binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan De Nederlandsche Bank ter beschikking worden gesteld.
4. De aan De Nederlandsche Bank te overleggen verslagen en overige gegevens, geven een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds. Tevens blijkt uit de verslagen ten genoegen van De Nederlandsche Bank, dat aan het bij of krachtens de wet bepaalde wordt voldaan en dat de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en aanspraakgerechtigden gewaarborgd geacht kunnen worden.
Reglementen Artikel 22.
1. Het bestuur stelt een pensioenreglement, een uitvoeringsreglement en zo nodig andere reglementen en beleidsdocumenten vast en is bevoegd deze reglementen te wijzigen of in te trekken.
2. Het pensioenreglement regelt de verhouding tussen het pensioenfonds en de (gewezen) deelnemers en andere aanspraakgerechtigden. Het uitvoeringsreglement regelt de verhouding tussen het pensioenfonds en de aangesloten werkgevers.
3. De inhoud van het pensioenreglement en het uitvoeringsreglement voldoet ten minste aan de eisen die de Pensioenwet stelt.
Artikel 22a.
Indien in enig kalenderjaar de premie naar het oordeel van het bestuur niet kostendekkend is ter financiering van de pensioenaanspraken van de deelnemers, kan het bestuur de in artikel 8, vierde lid, van de statuten, genoemde werkgevers- en werknemersverenigingen verzoeken een kostendekkende premie vast te stellen. Indien genoemde verenigingen niet tot overeenstemming komen over een kostendekkende premie, kan het bestuur, na ingewonnen schriftelijk advies van de actuaris, de opbouw van de aanspraken in dat jaar verlagen.
Gedragscode Artikel 23.
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode die voor bestuurders en andere aan het pensioenfonds verbonden personen, waaronder leden van het verantwoordingsorgaan en van de raad van toezicht, voorschriften geeft ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij het pensioenfonds aanwezige informatie.
Statutenwijziging Artikel 24.
1. Besluiten tot wijziging der statuten kunnen alleen worden genomen in een bestuursvergadering, waarin ten minste twee/derde van de werkgeversvertegenwoordigers en twee/derde van de werknemersvertegenwoordigers en de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden aanwezig zijn met een meerderheid van ten minste twee/derde der uitgebrachte stemmen.
2. Is in de vergadering, waarin een dergelijk voorstel aan de orde is gesteld, het vereiste aantal bestuursleden niet aanwezig, dan wordt binnen vier weken een nieuwe bestuursvergadering gehouden, waarin - ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden - met een meerderheid van ten minste twee/derde der uitgebrachte stemmen een geldige beslissing kan worden genomen.
3. Een besluit tot wijziging of opheffing wordt niet genomen dan nadat daarover het schriftelijk advies is ingewonnen der in artikel 8 genoemde organisaties, voor het uitbrengen waarvan aan deze een termijn van ten minste één maand moet worden
gegeven.
Liquidatie Artikel 25.
1. Bij opheffing van de Stichting geschiedt de liquidatie door het bestuur of door een door het bestuur aan te wijzen commissie.
2. Het bestuur is verplicht bij liquidatie de belangen van de deelnemers, gewezen deelnemers en aanspraakgerechtigden te regelen op basis van de geldende statuten en reglement(en).
3. Na ontbinding van het fonds zal het bestuur - voor zover is voldaan aan de daaraan door de Pensioenwet gestelde voorwaarden - de waarde van de tot het moment van liquidatie opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten overdragen aan een andere pensioenuitvoerder in de betekenis van de Pensioenwet.
Voor deze overdracht is geen instemming van de (gewezen) deelnemers, aanspraak- of pensioengerechtigden vereist. De overdracht vindt plaats onder inachtneming van het ter zake bepaalde in de Pensioenwet.
4. Bij een eventueel tekort worden alle rechten onder inachtneming van het ter zake bepaalde in de Pensioenwet naar evenredigheid verlaagd. Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in overeenstemming met de doelstelling van het fonds.
5. De slotrekening behoeft de goedkeuring van de organisaties als bedoeld in artikel 8.
6. Het bepaalde in artikel 24 lid 1 is van overeenkomstige toepassing op een besluit tot opheffing van de Stichting.
Klachten en geschillen Artikel 25a.
1. Het bestuur stelt een procedure vast voor behandeling van klachten en geschillen en neemt deze op in één of meerdere reglementen. In dit reglement of deze reglementen worden geschillen en klachten omschreven. De behandeling en besluitvorming van klachten en geschillen vindt plaats onder inachtneming van het ter zake bepaalde in deze reglementen.
2. Het fonds kent een adequate klachten- en geschillenprocedure. Deze is neergelegd in een apart klachten- en geschillenreglement. In die reglementen zijn de bepalingen opgenomen die beantwoorden aan de betreffende bepalingen in de Code Pensioenfondsen.
Slotbepaling Artikel 26.
In alle gevallen waarin niet door deze statuten of de wet is voorzien, beslist het bestuur.
Bekendheidsclausule
De comparante is mij, notaris, bekend.
WAARVAN AKTE is verleden te Woerden op de datum in het hoofd van deze akte vermeld. De zakelijke inhoud van de akte is aan haar opgegeven en toegelicht. De comparante heeft verklaard op volledige voorlezing van de akte geen prijs te stellen en tijdig voor het verlijden van de inhoud van de akte te hebben kennis genomen. Deze akte is beperkt voorgelezen en onmiddellijk daarna ondertekend, eerst door de comparante en vervolgens door mij, notaris.
(Volgt ondertekening)
*
UITGEGEVEN VOOR AFSCHRIFT