FEDERATIE 'GOUD EN ZILVER' CURSUSBOEK
FEDERATIE 'GOUD EN ZILVER' CURSUSBOEK
'PREVENTIE EN BEVEILIGING'
samenstelling:
Xxx Xxxx, Xxx Xxxxxxx en Partners
Amsterdam, april 1 995
FEDERATIE 'GOUD EN ZILVER' CURSUSBOEK 'PREVENTIE EN BEVEILIGING'
(CONCEPT; verder in te vullen door de Federatie)
VOORWOORD
Dit cursusboek is de syllabus bij de cursus " u.
De cursus heeft als algemeen doel : ......... .
Precieser geformuleerd zijn er in die cursus leerdoelen
die gehaald moeten worden:
Het cursusboek kan niet los van de cursus worden gezien. De cursus geeft een kader, en in de syllabus kan men e.e.a. nog eens nalezen. Dat houdt in dat bepaalde onderwerpen die in een korte cursus lastig uitgebreid te behandelen zijn, in deze syllabus iets meer ruimte krijgen, zoals bijvoorbeeld 'bouwkundige inbraakpreventie' en 'collectieve aanpak winkelcriminaliteit'.
Het is jammer te moeten constateren dat in het vele beschikbare cijfermateriaal over winkelcriminaliteit, de specifieke cijfers betreffende de juweliersbranche ontbreken. Aan het in het 'Plan van
aanpak' van de Federatie genoemde beveiligingsbeleid met betrekking tot het verkrijgen van inzicht in de criminaliteitsdruk moet dan ook
hoge prioriteit worden toegekend. Eerts na voldoende inzicht in de druk van de criminaliteit op de sieradenbranche, gedifferentieerd naar aard,
omvang en spreiding, kan van een branche-gerichte structurele aanpak van de problemen sprake zijn.
Om ook nog een apart naslagwerk te hebben wordt gedacht aan een uitgebreider 'Handboek beveiliging voor juweliers'.
Deze syllabus is samengesteld uit materiaal van diverse bestaande publikaties op het gebied van bevei liging. Deze publikaties worden ondermeer uitgegeven door:
- Hoofd Bedrijfschap Detailhandel (HBD>;
- Projectteam Overvalcriminaliteit (PtO);
- Stichting Bouwresearch (SBR) ;
- Xxx Xxxx, Xxx Xxxxxxxx en Partners (DSP);
- Ministerie van Justitie, Directie Politie;
- Stichting Teleac. april, 1 995
•
FEDERATIE 'GOUD EN ZILVER' CURSUSBOEK 'PREVENTIE EN BEVEILIGING'
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
1 Inleiding
1.1 De problemen
1.2 Plan van aanpak
1.4
1.3 Beleid in hoofdlijnen Delictgerichte aanpak
1.5 Commerciële uitgangspunten
1.6 Samenwerken met winkeliers
2 Aard en omvang van winkelcriminaliteit
2.1 Winkelcriminaliteit: een veelvormig verschijnsel
2.2 Omvang winkelcriminaliteit
2.3 Schade en ernst
2.4 Criminaliteit en branche
2.5 Conclusies
3 Winkel en omgeving
3.1
Stedebouwkundige aspecten
3.2 Wonen boven winkels
3 .3
3.2.1 Voor- en nadelen van het wonen boven winkels Het afsluiten van winkelgebieden
3 .4 Preventief inrichten van winkelgebieden
3.5 Vandalisme en bekladding
4 Organisatorische maatregelen
4.1 Inleiding
4.2 Algemene organisatorische maatregelen
4.3 Specifieke organisatorische maatregelen
5 Bouwkundige inbraakpreventie van gebouw met winkel
5.1
Inleiding
5.1.1 De commercieel belaste pui
5.1.2 Achterkanten, zijkanten en aangrenzende ruimten
5.2 Bouwtechnisch beveiligen van de pui
5.2.1 Ingangspartij
5.2.2 Sluiscontstructies
5.2.3 Kozijnen
5.2.4 Glas
5.2.5 Glasafscherming
5.2.6 Pui-obstakels
5.3 Bouwtechnisch beveiligen van de zij- en achterkant
5.3.1 Deuren
5.3.2 Vluchtdeuren
5.3.3 Ramen
5.3.4 Roosters
5.3.5 Hang- en sluitwerk
5.4 Aangrenzende ruimten
5.4.1 Aangebouwde bijgebouwen
5.4.2 Kelders en kruipruimten
5.4.3 Ruimten boven plafonds
5.4.4 Trappehuizen en leidingschachten
5.4.5 Daken
5.5 Terreinen
5.6 Inbraakwerende compartimentering
6 Elektronische maatregelen
6.1 Alarmsystemen
6.2 Collectieve beveiliging
6.3 Bouwkundig ontwerp
7 Particuliere beveiligingsorganisaties
7.1 Wet op de weerkorpsen
7.2 Regelgeving particuliere bevei ligingsorganisaties 7 .3 Toegelaten bedrijven
7.4
Dienstverleningen
8 Overval
8.1 Definitie van overval
8.2 Daders
8.4
8.3 Daders en objecten Verschijningsvormen van overval
8.5 Risicovolle momenten en risicopunten
8.6 Beveiligingsplan
8.7 Slachtofferzorg
9 Collectieve aanpak winkelcriminaliteit
9.1 Weinig vertrouwen, nauwelijks aangifte
9.2 Preventie: samenwerking is voorwaarde
9.3 Aanpak winkelcriminaliteit
9.4. Individuele aanpak
9.5 Voordelen collectieve aanpak
9.6 Collectieve maatregelen voor winkeliers
9.7 Verbetering afhandeling daders
9.8 Vegroting toezicht
9.9 Beheermaatregelen in het winkelgebied
9.1 0 Dadergerichte maatregelen
9.1 1 Inrichting openbare ruimte
10 Interne criminaliteit
10.1 Inleiding
10 .2 Platform
10 .3 Enkele praktische oplossingen
Bijlagen
1 Organisaties en instellingen
2 Beglazing
3 Aandachtspunten rolluiken en rolhekken
4 Verlichting
5 Brandkasten, kluizen en data-safes.
•
1
HOOFDSTUK 1 INLEIDING
1.1. De problemen
De sieradenbranche ondervindt in toenemende mate overlast van criminaliteit. De glans van goud en diamant in deze branche oefent kennelijk een grote aantrekkingskracht uit op criminelen .
Werkgevers en werknemers ondervinden van deze overlast lichamelijk- en psychisch letsel. De gevolgen daarvan én de buitgemaakte goederen vormen een inbreuk op de bedrijfsvoering. Zowel in omvang als 'kwaliteit' neemt de druk van de (inter)nationale criminaliteit toe. Los van individuele initiatieven is op brancheniveau geen beleid ontwikkeld ten aanzien van beveiliging, preventie, slachtofferhulp en/of belangenbehartiging.
1 .2 Plan van aanpak
De Federatie Goud en Zilver heeft besloten om een op voornoemde problemen afgestemd bevei ligingsbeleid op branchenveau te organiseren . Daartoe is een beveiligingscommissie van de Federatie Goud en Zilver ingesteld, waarin de vier ledenverenigingen van de Federatie zijn vertegenwoordigd. Men zal een gemeenschappelijk beleid ontwikkelen ten aanzien van bevei liging, preventie, slachtofferhulp en belangenbehartiging.
Globaal zijn hierbij de uitgangspunten: het
• actief volgen van- en reageren op ontwikkelingen;
• onderhouden van contacten met relevante derden zoals overheid en (beveiligings)bedrijven;
• samenbrengen van (inter)nationale ervaringen ;
• registreren en analyseren van incidenten ;
• coördineren van deze gegevens;
• initiëren van preventieve maatregelen ;
• (doen) ontwikkelen van beveiligingsprodukten;
• ontwikkelen van gerichte trainingen en syllabi ;
• geven van adviezen op maat.
Het voor u liggende cursusboek 'Preventie en bevei liging' is de syllabus bij voornoemde trainingen.
1.3 Beleid in hoofdliinen
In hooflijnen ziet het beveiligingsbeleid van de Federatie Goud en Zilver er als volgt uit:
• algemeen inzicht in de druk van de criminaliteit op de sieradenbranche, gedifferentieerd naar aard, omvang en geografische spreiding;
• voldoende aanknopingspunten tot analyseren en het daarmede verrijken van de gegevens tot bruikbare aanbevelingen voor branche en overheid;
• in het bijzonder 'fout-analyse' op basis waarvan voor de branche preventiemaatregelen kunnen worden ontwikkeld;
• het verzorgen van cursussen en themabijeenkomsten ;
• slachtofferhu lp.
1 .4 Delictgerichte aanpak
Binnen de branchegerichte aanpak van de winkelcriminaliteit zijn er enkele specifieke delicten te onderscheiden waarop de inzet gericht dient te zijn. Hiertoe kunnen gerekend worden:
• winkeldiefstal;
• inbraak;
• overvallen ;
• andere vormen van gewelds- en vermogensdelicten ;
bij deze groep delicten wordt bijvoorbeeld gedacht aan bedreiging en intimidatie en fraude met gegarandeerde betaalmiddelen (creditcards e.d.);
• interne criminaliteit.
Het pakket van maatregelen dat de branche op termijn structureel aan de leden aanbiedt legt de nadruk op de optimalisering van de organisatorische preventie. De investeringen in organisatorische maatregelen zijn relatief gering, terwijl het effect groot is.
2
1 .5 Commerciële uitgangspunten
Een winkel moet dingen verkopen, en wel liefst zo veel (en zo snel) mogelijk. Harde commerciële uitgangspunten staan dus altijd bovenaan het programma van eisen : zij vormen de randvoorwaarden waarbinnen men de veiligheidseisen
zal moeten zien te realiseren .
De thans heersende ' commerciële wetten' vereisen bijvoorbeeld dat het winkelexterieur aan vijf eisen voldoet:
1 Het exterieur moet attentiewaarde hebben: de winkel moet zorgen dat hij opvalt.
2 Het exterieur moet stopkracht hebben : men moet zorgen dat het passerende publiek de pas inhoudt als men langs de winkel loopt.
3 Het exterieur moet informatie bieden over de aard, samenstelling en prijsniveau van het assortiment.
4 De frontpresentatie van artikelen moet stimuleren : het moet de belangstelling wekken van het passerende publiek.
5 Tenslotte moet het exterieur zuigkracht hebben : het moet de potentiële klant als het ware drempelloos naar binnen lokken .
Een consequentie van deze commerciële uitgangspunten is dat de gemiddelde winkelier ernaar streeft om het front van de winkel zodanig in te richten en vorm te geven dat de overgang binnen-buiten minimaal is: men wil het liefst elke drempel verwijderen. Uiteraard kan het streven naar een zo groot mogelijke
toegankelijkheid van het winkelpand soms haaks staan op de eisen die men vanuit een beveiligingsstandpunt aan de winkel stelt. In dit opzicht is het tekenend dat veel juweliers niet meer aan de zuigkracht-eis kunnen voldoen tengevolge van de criminaliteit.
Een tweede gevolg van deze uitgangspunten is dat het erg lastig kan worden om het (door veel gemeenten gestimuleerde) wonen boven winkels in praktijk te
brengen. Zo is het plan van het Amsterdamse gemeentebestuur om de etages boven de winkels in de Kalverstraat weer geschikt te maken voor bewoning jammerlijk
stuk gelopen op het feit dat de winkeliers categorisch weigerden om gevelruimte op te geven voor het realiseren van voordeur van de bovenwoningen .
Want: hoe breder de pui, des te hoger de omzet.
Een ander belangrijk commercieel concept is de recente - uit de U SA overgewaaide
- trend van het 'fun shopping'. Winkelen wordt hierbij gezien als een recreatieve bezigheid en het winkelgebied moet dus - naast de verkoopfunctie - ook een recreatieve verblijfsfunctie hebben. Immers: hoe langer je grote groepen mensen 'vast kan houden' in het gebied, des te hoger de omzet. In het moderne winkelconcept wordt daarom vaak gestreefd naar het realiseren van recreatieve functies als terrasjes, eettentjes, speelgelegenheid voor kinderen, en dergelijke. De effecten van dit concept op criminaliteit zijn tot nu toe niet onderzocht, maar men mag verwachten dat een dergelijke aantrekkelijk gemaakt winkelgebied niet alleen onschuldige zieltjes aan zal trekken. Het (met goed gevulde beurs) ontspannen rondslenterend en op terrasjes hangend publiek vormt bijvoorbeeld een aantrekkelijk doelwit voor zakkenrollers en tasjesrovers. Dit stelt dus extra eisen aan de beveiliging in zo'n gebied.
1 .6 Samenwerken met winkeliers
De ervaring leert dat het vaak uitermate moeilijk is om individuele winkeliers te organiseren, een gemeenschappelijk belang te laten onderschrijven of te motiveren tot collectieve actie. Gaat het om collectieve uitgaven voor bepaalde maatregelen, dan is het helemaal moeilijk om de handen op elkaar te krijgen.
Deze ' onwil' tot samenwerking heeft ten dele te maken met het feit dat de winkeliers meestal zijn handen vol heeft aan het draaiende houden van de eigen zaak, waardoor alle andere, wat verder af liggende zaken minder prioriteit hebben.
Naast tijdgebrek speelt echter ook een rol dat collega's veelal ook concurrenten
zijn en daar werkt men nu eenmaal niet zo graag mee samen. Tenslotte kan een rol
3
spelen dat men geneigd is om op korte termijn te denken : gepleegde investeringen moeten zo snel mogelijk terugverdiend worden.
Gelukkig lijkt het tij wat dit betreft wel wat te keren. Winkeliers beginnen zich te realiseren dat niet alleen hun winkelpand maar ook het omringende winkelgebied 'hun zaak' is: een onaantrekkelijk of als onveilig ervaren gebied jaagt de klanten weg . In een toenemend aantal gemeenten zien we dan ook aanzetten tot een betere organisatie van de plaatselijke middenstand, vaak ondersteund door een (bijvoorbeeld door de gemeente aangestelde) city-manager. Uit de ervaringen tot
nu toe blijkt dat men op deze manier geslaagde projecten op kan zetten .
•
4
HOOFDSTUK 2 AARD EN OMVANG VAN WINKELCRIMINALITEIT
2.1 Winkelcriminaliteit: een veelvormig verschijnsel
Winkelcriminaliteit is een verzamelnaam voor alle delicten die plaatsvinden in winkelgebieden . Winkeldiefstal, overvallen op winkels, bedreiging van winkel personeel, vernieling, overlast, zakkenrollerij en intimidatie van het winkelend publiek zijn voorbeelden van winkelcriminaliteit. Uit deze voorbeelden blijkt dat winkelcri minaliteit een breed begrip is.
Om een beeld te geven van de verschillende vormen van winkelcriminaliteit, kunnen we onderscheid maken tussen cri minaliteit gericht tegen de winkel (het bedrijf en het personeel) enerzijds en criminaliteit tegen de overige mensen en objecten in het winkelgebied anderzijds. Dit onderscheid is terug te vinden in schema 1 .
Schema 1: Vormen van criminaliteit en overlast in en rond een winkelgebied A: Overlast! normoverschrijding
B: Agressieve delicten
C: Vermogensdelicten
Criminaliteit tegen en in winkel zelf:
A:
- hinderlijk rondhangen
B:
- bekladding/graffiti
- vernieling
- brandstichting
- bedreiging personeel
- mishandeling
C:
- winkeldiefstal
- gelddiefstal
- afpersing
- fraude
- inbraak
- overvaVberoving
Overige criminaliteit i n/rond winkelgebied (vaak tegen publiek)
A:
- hinderlijk rondhangen
- vervuiling
B:
- bekladding/graffiti
- vernieling
- aanranding
- brandstichting
- bedreiging
- mishandeling
C:
- zakkenrollen
- (brom)fietsdiefstal
- diefstal uit auto's
- beroving
2 .2 Omvang winkelcriminaliteit
In 1991 is een telefonische enquête gehouden onder bijna tweeduizend vestigingen in de detailhandel, waardoor we een wat preciezer beeld hebben gekregen van de aard en omvang van winkelcriminaliteit. In totaal werden in één jaar tijd 2,5 miljoen delicten gepleegd tegen de detailhandel. De schade die daarmee gepaard ging bedroeg zo'n 1 ,4 miljard gulden. In de onderstaande tabel wordt een overzicht geboden van het aantal slachtoffers van de onderzochte delicten. Dit aantal is in de rechter kolom vertaald in het zogenaamde slachtofferpercentage: het aandeel van alle vestigingen dat slachtoffer werd.
Het is in dit verband jammer te moeten constateren dat specifieke cijfers over de juweliersbranche ontbreken. Met het in het 'Plan van aanpak' genoemde beveiligi ngsbeleid van de Federatie zal worden getracht hierin te voorzien.
5
Tabel 1 : Slachtoffers van criminaliteit naar delict 199011 991 (n = 123.070 vestigingen) exclusief brandstichting
Delict | Slachtoffer abs. | % |
Diefstal koopwaar | 59.1 00 | 48 |
Diefstal geld/waardepapier | 1 1 .900 | 10 |
Inbraak | 23.000 | 19 |
Graffiti | 1 7.800 | 14 |
Vernieling | 1 7.500 | 14 |
Beroving/overval | 2.600 | 2 |
Bedreiging | 9.200 | 7 |
Totaal (gemiddeld) van de totale detailhandel | n.60 | 63 |
Bijna tweederde (63%) van alle vestigingen in Nederland is in het jaar voorafgaand aan het onderzoek (1 990/1 991 ) één of meer keer slachtoffer geworden van één of meer van de onderzochte delicten. Iets minder dan de helft van alle vestigingen is slachtoffer geweest van diefstal van koopwaar (48%). Voor wat betreft het slacht offerschap van overige delicten komt inbraak op de tweede plaats: bij 1 9% van alle vestigingen is in (1 990/1 991 ) één of meer keer ingebroken .
Overvallen
Het percentage vestigingen waar een overval heeft plaatsgevonden ligt ten opzichte van het slachtofferpercentage bij andere delicten laag, namelijk slechts 2%.
Desalniettemin kan de materiële en immateriële schade van (roof)overvallen groot zijn. In de twee volgende tabellen geven we een overzicht van de ontwikkeling in de overvallen in de voorgaande jaren .
Tabel 2: Overvallen naar aard van het object; periode 1990 - 1 994
Object | 1 990 | 1 991 | 1992 | 1 993 | 1994 |
geldinstellingen | 376 | 530 | 61 2 | 540 | 348 |
horeca | 204 | 263 | 416 | 51 8 | 483 |
benzinestations | 1 89 | 1 75 | 208 | 226 | 1 91 |
winkels | 409 | 403 | 583 | 698 | 761 |
taxi's | 17 | 29 | 28 | 76 | 91 |
commercieel overig | 42 | 54 | 67 | 66 | 51 |
part. geldtransport | 1 04 | 1 07 | 1 24 | 205 | 1 51 |
woningen | 1 74 | 1 91 | 1 74 | 278 | 31 3 |
diverse | 1 1 6 | 79 | 1 1 8 | 1 1 3 | |
Totaal (abs) | 1.633 | 1 .847 | 2 .291 | 2.725 | 2.502 |
Totaal (index) | 1 00 | 113 | 1 40 | 1 67 | 1 53 |
95
Uit tabel 2 komt naar voren dat na jaren van voortdurende stijging, in 1 994 een daling van het totaal aantal overvallen is te zien.
6
In tabel 3 zijn de genoemde cijfers wat betreft overvallen op geldinstellingen en bedrijven (exclusief woningen, taxi's, particulier geldtransport en diverse) gendexeerd (index op basis van het jaar 1 990=1 00) .
93
237
93
Tabel 3: Overvallen naar aard van het object; periode 1990 - 1994 (index)
Object | 1990 | 1 991 | 1992 | 1993 | 1994 |
geldinstellingen | 1 00 | 1 41 | 1 63 | 1 44 | |
horeca | 1 00 | 1 29 | 204 | 254 | |
benzinestations | 1 00 | 1 1 0 | 1 20 | 101 | |
winkels | 1 00 | 1 71 | 1 87 | ||
commercieel overig | 1 00 | 1 29 | 1 60 | 1 57 | 1 21 |
Totaal (abs) | 1 .222 | 1 .425 | 1 .886 | 2.048 | 1 .834 |
Totaal (index) | 1 00 | 1 17 | 1 54 | 168 | 1 51 |
1 43
99
Tabel 3 geeft onder meer aan dat er een sterke daling in het aantal overvallen bij geldinstellingen is te vinden . De afname van het aantal overva llen bij geldinstellingen is verscherpt doorgezet in 1 994 met een daling van 35% (ten opzichte van 1 993). Bovendien is na een (sterke) stijging in de voorgaande jaren nu ook een daling te herkennen bij de horeca en benzinestations. Bij de winkels is daarentegen een stij ging in de overvallen op te merken.
2.3 Schade en ernst
Diefstal van koopwaar levert gemiddeld minder schade per getroffen vestiging op dan de minder veelvuldig voorkomende delicten inbraak en diefstal van geldIwaar depapier . Tabel 4 geeft een overzicht van de gemiddelde schade per vestiging en de totale schade voor de gehele detailhandel per delict.
Tabel 4: Gemiddelde directe schade van criminaliteit 1990/1 991 (n = 77.620) exclusief schade ten gevolge van b randstichting
B: Totale schade gehele detailhandel x 1 | miljoen gulden. | |
A | B | |
Diefstal koopwaar | 9.600 | 567,9 |
Diefstal geldlwaardepapier | 1 7.400 | 1 90,8 |
Inbraak | 1 9.000 | |
Graffiti | 1 .000 | 18,6 |
Vernieling | 6.1 00 | 1 06,9 |
Beroving/overval | 8. 1 00 | 20,9 |
Totaal | 17 .50 | 1 .358,6 |
De totale schade bedroeg in de periode | 1 990/1 991 dus bijna 1 ,4 mi ljard | gulden. Het |
A: Gemiddelde schade per getroffen vestiging in guldens.
453,5
gaat dan om de directe 'bruto' schade: de bruto kosten van reparatie of vervanging, niet rekening houdend met eventuele vergoeding door verzekeringen. Wanneer de
·
kosten van verzekering (premies minus schadevergoedingen : ca. 1 30 miljoen per
jaar) en de kosten van beveiliging (naar schatting 700 miljoen per jaar) opgeteld
7
worden bij de schade van 1 ,4 miljard, dan blijkt dat de (dreiging van) criminaliteit tegen winkels jaarlijks ongeveer 2,2 miljard aan kosten met zich meebrengt.
Een veel gebruikte graadmeter voor de ernst van de gepleegde delicten is de schade per incident, dus per gepleegd delict. In de volgende tabel is de gemiddelde schade per incident in guldens uitgedrukt.
Tabel 5: Gemiddelde schade per incident 1990/1 991
Delict Gemiddelde schade per incident
Diefstal koopwaar
Diefstal geld/waardepapier Inbraak
Graffiti
Vernieling Beroving/overval
Gemiddeld voor alle delicten
f 275,
f 5.050,
f 6.250,
f 1 00,
f 800,
f 6.750,-
f
550,-
Geslaagde inbraken , berovingen en diefstallen van geld en waardepapieren leveren hoge schades per incident op.
Ten aanzien van brandstichting zij nog opgemerkt dat uit een nadere analyse van 226 branden in stads- en winkelcentra blijkt dat in de helft van de gevallen brandstich tin g/baldadigheid de oorzaak was. De aangerichte schade door brand in of aan winkels bedraagt jaarlijks 35 miljoen gulden.
4.4 Criminaliteit en branche
In tabel 6 wordt het slachtofferschap naar branche op een rijtje gezet.
Tabel 6: Percentage slachtofferschap per b ranche 1990/1 991 (n = 123.070 vestigingen)
Branche
Warenhuizen Technische huisraad Boek en kantoor Benzinestations Genotsartikelen Lichaamsverzorging Textiel Levensmiddelen Wonen
Doe-het-zelf en ontspanning
Gemiddeld van totale detailhandel
Slachtoffers van criminaliteit
%
89
80
76
75
80
74
66
53
55
49
63
8
Warenhuizen, winkels voor technische huisraad en (kantoor)boekhandels vormen een groep met het hoogste risico. Levensmiddelenwinkels, winkels voor woning inrichting en doe-het-zelf/ontspanning lopen relatief het laagste risico.
Verschillen in slachtofferschap per branche hangen ten dele ook samen met verschillen in grootte: in sommige branches komen vrijwel alleen grote vestigingen voor (zoals warenhuizen) of juist kleine (benzinestations). Gebleken is dat criminaliteitsrisico's toenemen met de grootte van de winkel. Dat gaat vooral op voor winkeldiefstal en bedreiging. Inbraak, graffiti, vernieling en beroving komen vaker voor in middelgrote winkels met tien tot twintig werknemers dan in kleine of grote winkels.
2.5 Conclusies
Recente onderzoeksgegevens over winkelcriminaliteit leren ons het volgende.
Bijna twee op de drie winkeliers is in één jaar tijd slachtoffer geworden van winkelcriminaliteit. Winkeldiefstal is hierbij het meest voorkomende delict (80%), daarop volgen inbraak en graffiti .
De totale schade als gevolg van winkelcriminaliteit bedroeg in één jaar (1 990/1 991) bijna 1 ,4 miljard gulden. Inclusief de kosten van verzekering en beveiliging komt de jaarlijkse schade op 2,2 miljard gulden. Diefstal van koopwaar (568 miljoen) en inbraak (454 miljoen) vormen de grootste schade posten voor de winkeliers.
De gemiddelde schade per getroffen vestiging bedraagt in één jaar f 1 7.500,-. Beroving, inbraak en diefstal van geld of waardepapieren bezorgen winkeliers per incident de hoogste kostenposten.
Het aantal overvallen op winkels neemt vrij sterk toe. Naast benzinestations hebben ook videotheken , tabakszaken, supermarkten, juweliers en slijterijen een verhoudingsgewijs hoog overvalrisico.
De branches warenhuizen (89%), technische huisraad (80%), boek en kantoor (80%), benzinestations (76%), genotsartikelen (75%) en lichaamsverzorging (74%) lopen het meeste risico om slachtoffer te worden van criminaliteit. De doe het-zelf en ontspanningsbranche loopt met een slachtofferpercentage van 59% een lager risico. Daarnaast neemt de kans op slachtofferschap toe naarmate de winkel groter wordt.
Vanaf 1 986 is het percentage slachtoffers van alle delicten gezamenlijk iets afgenomen . Inbraak lijkt hierop een uitzondering te vormen. De schade per winkel is echter toegenomen.
De laatste jaren hebben steeds meer winkeliers preventiemaatregelen genomen . De belangrijkste maatregelen tegen diefstal zijn: een overzichtelijke indeling van de winkel (40%), instructie van personeel (32%) en het plaatsen van spiegels (29%). 43% van de winkeliers heeft een inbraakalarm. Deze maatregelen hebben waarschijnlijk geleid tot een daling van het slachtofferpercentage.
Het aantal aangiften van winkeldiefstal per 1 000 inwoners is het hoogst in de meest verstedelijkte regio's. De regio Amsterdam-Amstelland neemt de kop positie in. In Drenthe en Friesland ligt het aantal aangiften van winkeldiefstal per 1 000 inwoners het laagst.
•
9
HOOFDSTUK 3 WINKEL EN OMGEVING
3.1 Stedebouwkundige aspecten
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste stedebouwkundige vormen van winkelbouw, alsmede enkele (stede)bouwkundige oplossingen van de veiligheidsproblematiek in en rond winkelgebieden besproken . Achtereenvolgens komen aan de orde:
- wonen boven winkels: aanleiding, voor- en nadelen ;
- afsluitbare winkelpassages, en de recente ontwikkeling rond plaza's;
- concrete inrichtingseisen ;
- preventie van vandalisme.
3.2 Wonen boven winkels
Xxxxxxx was het heel gewoon dat een winkelier boven zijn winkel woonde: zo zat hij dicht bij zijn werk en kon hij bovendien een oogje op de zaak houden . Maar zo
werkt het al tientallen jaren niet meer. Dit heeft ten dele te maken met de opkomst van het grootwinkelbedrijf (met filiaalchefs die niet de behoefte voelen boven de winkel te wonen), maar ook veel kleine ondernemers kozen er vaak voor om elders een woning te zoeken. De woonruimten boven de winkels werden vervolgens in gebruik genomen als opslagplaats, of bleven gewoon leegstaan. Om het winkeloppervlak zo groot mogelijk te maken werd de aparte opgang naar de bovengelegen woning vaak gesloopt.
Daarnaast deed in de jaren 60 het winkelcentrum zijn intrede: in nieuwbouwwijken werden concentraties van uitsluitend winkels gepland: lage bouwblokken zonder woningen erboven , meestal omringd of geflankeerd door een forse ruimte voor het parkeren van auto·s.
Gevolg van deze beide ontwikkelingen is dat er zowel in het centrum van veel steden als in de omringende nieuwbouwwijken gebieden zijn ontstaan die uitsluitend een winkelfunctie hebben. Deze gebieden liggen er na winkelsluitingstijd verlaten bij. De . onguurheid' van het gebied wordt bovendien vaak nog versterkt door de aangebrachte dichte rolluiken.
Voor het centrumgebied van veel gemeenten komt daar nog bij dat dit gebied meestal ook een uitgaansfunctie heeft. De verlaten winkelgebieden in het centrum vormen 's avonds en 's nachts een 'vrijplaats' voor baldadige of agressieve cafégangers. Maar ook winkelcentra in de omliggende woonwijken worden soms onder handen genomen door naar huis terugkerende baldadige jongeren. Dit laatste probleem kan echter soms opgelost worden door zo'n winkelcentrum 's avonds geheel af te sluiten, een oplossing die in de binnensteden over het algemeen niet mogelijk is.
In de loop van de jaren 70 drong het inzicht door, dat het over het algemeen beter is om - in elk geval in stedelijke gebieden - de functies winkelen en wonen te combineren. Dit heeft geleid tot twee ontwikkelingen:
- bij de nieuwbouw en grootschalige renovatie van winkelcomplexen wordt steeds vaker gestreefd naar een combinatie van winkels met woningen;
- pogingen (vaak op initiatief van gemeentebesturen) om de woonfunctie boven
bestaande winkels te herstellen , met name in centrumgebieden met relatief veel
. oudbouw'.
3.2 .1 Voor- en nadelen van wonen boven winkels
Het realiseren of herstellen van de woonfunctie boven winkels heeft in theorie een groot aantal voordelen :
- herstel van levendigheid en sociale controle in de winkelgebieden ;
- en daardoor minder sociale onveiligheid in het gebied en
- minder risico van winkelcriminaliteit tijdens winkelsluitingstijden (vandalisme en
10
inbraak) ;
- vergroting van de woningvoorraad, dus verkleining van de woningnood;
- hogere opbrengst van het pand (door huuropbrengst van de bovenetages) ;
- beter onderhoud van het pand (leegstand van bovenetages leidt vrijwel altijd tot achteruitgang in de bouW'technische staat van het pand) .
In de praktijk kunnen er echter ook nogal wat haken en ogen zitten aan het (bij nieuwbouw of achteraf) realiseren van woningen boven winkels.
1 In de eerste plaats moet men zich afvragen op welke schaal er gewoond moet worden in een winkelgebied om het gewenste effect op de levendigheid en veiligheid in dat gebied te realiseren. Te weinig woningen in het gebied kan leiden tot een situatie waarin de bewoners angstig schuifelend langs de (nog steeds grotendeels verlaten) straten hun woning moeten zien te bereiken .
2 Verder moet rekening gehouden worden met de bestaande (on)veiligheidssituatie in het gebied. Als de criminaliteitsdruk op het gebied hoog is (veel inbraken , vandalisme, agressieve misdrijven, etc.), dan is het uitsluitend realiseren van woningen in het gebied hoogstwaarschijnlijk geen afdoende maatregel om de onveiligheid te bestrijden . Sterker nog: ook de bewoners kunnen slachtoffer
worden van de daar opererende criminelen, waardoor de zaak alleen maar verergert. In zo'n geval zullen dus aanvullende maatregelen (zeer goede technische preventie, extra (politie)toezicht, etc.> absoluut nodig zijn om de situatie onder controle te krijgen .
3 Andere, praktische problemen die men bij het realiseren van woningen boven winkels tegen kan komen zijn :
- de win keleigenaar wil de rompslomp die verhuur van de woningen met zich meebrengt niet op zich nemen ;
- bij bestaande bouw is de oorspronkelijke aparte entree van de bovenwoning meestal gesloopt (vergroting winkel- en geveloppervlak) , waardoor de bovenetages alleen door de winkel bereikbaar zijn;
- het maken van nieuwe ontsluitingen met behulp van trappen, terrassen, loopbruggen en galerijen aan de achterzijde van bestaande winkelpanden kan zeer kostbaar zijn;
- bij monumentale panden is de mogelijkheid voor bouwkundige aanpassingen vaak gering.
Voor nieuwbouw en renovatie gelden de laatstgenoemde praktische problemen in veel mindere mate. Men kan een goede en niet te dure ontsluiting van de woningen in het ontwerp inbouwen en in de beheersvorm goede regelingen maken voor zowel bewoners als winkeliers. Kwantitatieve successen zullen dus vooral in de nieuwbouw/renovatie geboekt moeten worden. In de bestaande bouw, vooral in de binnensteden, gaat het herstellen van de woonfunctie boven winkels door de vele praktische obstakels meestal zeer langzaam: elk blokje is weer een nieuw gevecht.
Een belangrijke overweging is voor welke doelgroepen men de woningen boven winkels realiseert. Lang niet alle doelgroepen hebben belangstelling voor een dergelijke woonvorm. Een voor de hand liggende doelgroep zijn de starters op de woningmarkt: jongeren en jong-volwassenen. Daarmee kan men echter ook de nodige problemen in huis halen, want onder deze groep bevinden zich ook relatief veel daders van cri minaliteit. Bovendien hebben de meeste jongeren een uithuizige leefstijl en zijn zij weinig betrokken bij hun directe woonomgeving. Het is de
vraag wat er dan nog terecht komt van de beoogde sociale controle in het gebied. Een alternatief (dat bijvoorbeeld in Den Helder is toegepast> is, om te bouwen voor ouderen (55 + ) . Deze mensen zijn over het algemeen veel thuis en vrij alert op wat er in hun omgeving gebeurt. Factoren die het wonen boven winkels voor deze groep aantrekkelijk kunnen maken zijn: de nabijheid van winkels en andere voorzieningen en de doorgaans goede bereikbaarheid van het openbaar vervoer. Uiteraard moet dan wel gezorgd worden voor een afdoende veilige woonsituatie:
ouderen zijn ook een kwetsbare groep. Ouderen moeten hun woning via een veilige
1 1
(overzichtelijke, goed verlichte) weg kunnen bereiken, en het wooncomplex moet uitstekende inbraakpreventieve voorzieningen hebben (en voorzien zijn van een lift) .
Een tweede gunstige doelgroep wordt gevormd door tweeverdieners en jonge gezinnen (met 1 of 2 kleine kinderen), die georiënteerd zijn op binnenstadsvoorzieningen als bioscopen, theaters, restaurants en dergelijke. Door ruime drie- of vierkamerwoningen met goede buitenruimte (dakterras) aan te bieden bestaat de mogelijkheid om de wat jongere, zich uitbreidende gezinnen langer vast te houden.
Dat levert voor de sociale controle méér op, dan het bouwen van kleine woningen voor alleenstaanden in twee lagen boven elkaar. Dit laatste is bovendien ingewikkelder en duurder wat betreft de ontsluifrng vanaf de galerij (extra portiekjes en trappen nodig) .
3.3 Het afsluiten van winkelgebieden
In een aantal gemeenten is men er, vaak na veel (nachtelijke) ellende, toe over gegaan om bepaalde winkelcentra op slot te gooien na winkelsluitingstijd.
Ook komt het voor dat bepaalde delen van een winkelcentrum 's avonds worden afgesloten . Een bekend voorbeeld hiervan is het Hoog Catharijnecomplex, waar 's avonds een aantal passages wordt afgesloten. Aangezien het complex ook een doorlopende route naar het NS-station herbergt (en een bioscoop) is gekozen voor gedeeltelijke afsluiting. Voordeel van de gedeeltelijke afsluiting is wel, dat de overblijvende route drukker bevolkt is tijdens de avonduren : iedereen wordt over één route geleid.
Uiteraard is het achteraf afsluitbaar maken van een winkelcomplex vaak een relatief dure oplossing: beter zou zijn om al bij het ontwerp rekening te houden met afsluitbaarheid van (delen van) een complex.
De overdekte passage is de meest geëigende vorm voor een afsluitbaar winkelgebied. Maar een niet-overdekte passage met voldoende hoge (niet overklimbare) entree-partijen is natuurlijk ook mogelijk.
Na sluitingstijd gaat de passage op slot, waardoor een dichte doos ontstaat. Dit type is uit het oogpunt van inbraakpreventie interessant.
Dit is alleen mogelijk wanneer er geen belangrijke doorgaande route in het gebied ligt en bovendien mogen er geen functies op de passage uitkomen die ook na sluitingstijd van de winkels nog bereikbaar moeten zijn (woningen , station , horeca, buurtcentrum) .
Als er boven de winkels woningen liggen dan zal de ontsluiting buiten het complex moeten liggen, bijvoorbeeld via galerijen met een trap aan de zijkant of via portieken die bereikbaar zijn aan de achterkant.
In principe zijn er voor de afsluitbare passage twee basismodellen, die we voor het gemak aanduiden als het vriendelijke respectievelijk het harde model.
In het 'vriendelijke model' liggen er woningen boven de winkels.
De passage wordt 's nachts afgesloten, maar blijft zondag overdag en 's avonds open, zodat het publiek ook na sluitingstijd nog wat langs de winkels kan slenteren.
De bewoners boven de winkels kijken dus 's avonds niet direct uit over een uitgestorven binnenstraat. Maar 's nachts kunnen de bewoners (en ook de winkeliers) rustig slapen, want om bijvoorbeeld 1 1 uur 's avonds gaat de passage op slot. Ook is het denkbaar dat men in het begin de passage open laat. Mocht dit
problemen opleveren dan kan men achteraf de passage makkelijk afsluitbaar maken (de voorzieningen zijn in het ontwerp immers al meegenomen).
12
Bij het 'harde model' gaat het om een winkelgebied dat is omringd door een bastion van kantoren. Na sluitingstijd van winkels en kantoren gaat het hele blok hermetisch op slot en ligt er dan bij als een levenloos (maar wel veilig) element in de stad. Dit harde model is te verkiezen boven het vriendelijke model in steden en buurten met een van oudsher hoge criminaliteit (hoog risico).
Daarbij past wel de waarschuwing dat een dergelijk 'doods' element in de stad op een hoger schaalniveau tot problemen kan leiden: rondom zo'n blok kunnen gebieden en routes ontstaan die er verlaten bij liggen en die dus op z'n minst als onveilig ervaren zullen worden door mensen die daar langs moeten op stille momenten.
Tot slot moet opgemerkt worden dat de ontruimen en afsluiten van een winkel- (of winkels-met-kantoren-)complex in handen gegeven zal moeten worden van een professionele bevei ligingsdienst. Dit geldt zeker als blijkt dat er regelmatig onwillige 'gasten' verwijderd moeten worden uit het complex.
3.4 Preventief inrichten van winkelgebieden
In opdracht van het ministerie van Justitie, het ministerie van Economische Zaken en het Hoofdbedrijfschap Detailhandel werd de brochure 'Preventief inrichten van winkelgebieden' gemaakt.
De brochure bestaatuit een checklist en een gebruikershandleiding voor de toepassing van de
checklist bij bestaande situaties, bij ingrijpende reconstructies en bij nieuwbouwplannen .
De checklist is erop gericht om criminogene bouwkundige eigenschappen op te sporen , aan de hand van acht criteria. Daarbij gaat het om de volgende risico's:
- hinderlijk rondhangen ;
- vervuiling;
- bekladding;
- vernieling;
- diefstal van/uit voertuigen ;
- zakkenrollerij;
- inbraak;
- beroving onder bedreiging, overval;
- aanranding, mishandeling of doodslag.
Wat betreft de vormen van criminaliteit waarbij geweld in het spel is wordt als kanttekening geplaatst dat deze met inrichtingsmaatregelen slechts in geringe mate te voorkomen zijn. Wel kunnen deze delicten sneller worden ontdekt door te voldoen aan bepaalde inrichtingseisen, waardoor de gevolgen binnen de perken blijven. Verder geldt dat de angst om van dit soort ernstige criminaliteit het slachtoffer te worden door inrichtingseisen voor een deel weggenomen kan worden. Voor zover die angst onterecht is, kan dit als een gunstig effect worden beschouwd.
Om een indruk te geven van de inhoud van de checklist volgen hieronder enkele voorbeelden van de eisen die verbonden zijn aan de acht inrichtingscriteria.
1 AanwBZigheid van potentiële daders
- Doorgaande routes naar avondvoorzieningen zoals bars, discotheken en restaurants lopen buiten het winkelgebied om.
- Scholieren van het voortgezet onderwijs zoeken hun vertier in pauzes en tussen uren elders in de gemeente.
- De openbare ruimte is erop ingericht om het publiek in beweging te houden (typische, voor verveelde jeugd aantrekkelijke 'hangptekken' ontbreken).
2 AanwBZigheid van sociale ogen
- Het winkelgebied kent formeel toezicht door politie, stadswacht of
13
bewakingsdienst.
- De woonfunctie is in het gebied ruim vertegenwoordigd.
- Alle straten en gangen worden door het publiek frequent gebruikt
- Voor alle straten en gangen in het winkelgebied geldt, dat aan minstens één zijde winkeletalages en -ingangen liggen.
- Zitgelegenheid is geconcentreerd op terrassen, die onder de hoede van horeca ondernemers vallen .
3 Zichtbaarheid
- Het winkelgebied is overzichtelijk wat betreft het stratenplan en de rooi lijnen .
- De woningen boven de winkels hebben vrij zicht op het winkelgebied (obstakels zoals luifels ontbreken) .
- De entrees tot de woningen boven de winkels liggen op een goed zichtbare plek.
4 Betrokkenheid/verantwoordelijkheid
- Parkeergarages zijn gecompartimenteerd naar gebruikersgroepen.
- Winkeliers werken actief mee aan het beheer van het winkelgebied.
- De winkels zijn voorzien van een systeem voor onderlinge alarmering.
- Er is een winkeliersvereniging.
- Er wordt door de winkeliersvereniging regelmatig een gezamenlijke activiteit georganiseerd.
5 Attractiviteit van de omgeving
- Het winkelgebied is op de menselijke maat ontworpen.
- Gangen en stegen hebben een plezierige maatverhouding.
- Berging van afval en fust vindt buiten het gezichtsveld van het winkelend publiek plaats.
- Blinde gevels ontbreken of zijn uit het zicht van publieksruimten en -routes gehouden.
- Rolluiken zijn :
. zo spaarzaam mogelijk toegepast;
. waar toegepast, van een transparant type.
6 Toegankelijkheid/vluchtwegen
- Er is duidelijke sprake van een afsluitbaar winkelgebied dan wel van een openbaar, straatachtig winkelgebied.
- Het winkelgebied is duidelijk herkenbaar en makkelijk te vinden, ook voor de gelegenheidsbezoekers.
- Bevoorradingsstraten kunnen worden afgesloten.
- Doodlopende gangen ontbreken.
- De toestroom van publiek wordt sterk gebundeld (er zijn slechts twee toegangen of slechts zoveel meer als strikt noodzakelijk is vanwege de situatie ter plekke).
7 Aantrekkelijkheid van potentieel doelwit
- Geldautomaten liggen op een plek waar de gebruiker, ook buiten winkeluren, gezien kan worden door publiek.
- Haltes voor openbaar vervoer liggen in het zicht van woningen of langs een drukke weg.
- Achteringangen van winkels liggen in het zicht van woningen (niet van toepassing indien bevoorradingsstraten afsluitbaar zijn).
8 Fysieke kwetsbaarheid van potentieel doelwit
- Entrees van voorzieningen voor kwetsbare gebruikers liggen op drukke plekken en dichtbij haltes voor het openbaar vervoer.
- Verlichting hangt buiten het bereik van potentiële vandalen.
- Het aanwezige straatmeubilair is vandalismebestendig.
- Luifels hangen hoog, zodat ze moeilijk beklimbaar zijn.
14
3.5 Vandalisme
Onder vandalisme verstaan wij vrij vertaald naar artikel 350 Wetboek van strafrecht: -het opzettelijk vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken van bepaalde objecten-.
Uit de definitie blijkt dat alleen van vandalisme gesproken kan worden als er opzet in het spel is.
Voordat men overgaat tot het treffen van maatregelen zal men in voorkomende gevallen dan ook eerst moeten zien te achterhalen of er opzet in het spel is; en zo ja, wie verantwoordelijk zijn voor de vernielingen en de redenen waarom zij dat doen. Pas dan kunnen adequate maatregelen getroffen worden.
3.5.1 Preventie van vandalisme in winkelcentra
Op basis van onderzoek en praktijkervaringen van beheerders kunnen de volgende tips gegeven worden voor de bouwtechnische preventie van vandalisme in winkelgebieden .
A In/aan de gebouwen
- Glas
De schade voor ruitbreuk kan beperkt worden door een grote serie verschillende maatregelen . We verwijzen hiervoor naar hoofdstuk 5.
- Regenpijpen
Over de onderste twee meter nooit regenpijpen toepassen die gemakkelijk beschadigd kunnen worden ; dus gebruik daar stalen pijp. Pas zonodig (bij gevaar van opklimming) anti-klimijzers toe op de pijp.
- Pijlen kast
Zorg dat pijltjes en dergelijke geen vat hebben op de omkasting van een airconditioning, zodat de installatie goed kan functioneren.
- Ventilatie-openingen
Een open stootvoeg is nog altijd het eenvoudigste middel om een gebouw te laten ventileren. Overige ventilatievoorzieningen in de gevel, zoals bijvoorbeeld roosters, zijn gemakkelijk te beschadigen.
B In de buitenruimte
- Afvalemmers
Zorg dat er voldoende afvalemmers van een goede kwaliteit zijn geprojecteerd ; ze moeten deugdelijk bevestigd zijn en (in verband met brandstichting) liefst niet tegen een gebouw, onder een luifel of bij ramen. Ze moeten ook tegen een stootje kunnen.
- Containers
Plaats containers nooit onder een luifel. Een container staat het veiligst in een aparte, af te sluiten containerruimte. In de brochure 'Schadepreventie bij afval en emballage' van het TBBS (adres: zie bijlage 1) staat uitvoerig beschreven welke voorzorgsmaatregelen genomen kunnen worden om het brandgevaar zo klein mogelijk te maken.
- (Brom)fietsen
Winkelcentra dienen zoveel mogelijk vrij te zijn van (brom)fietsen; áls er (brom)fietsen toegelaten worden , dan moeten er voldoende rijwielklemmen in de buurt zijn.
- Fietsklemmen
Klemmen op (gemakkelijk los te maken) tegels zijn ongeschikt voor gebruik bij winkelcentra; ze moeten onwrikbaar verankerd zijn in de grond of aan een constructie.
- Plantenbakken
Plantenbakken kunnen beter niet gevuld zijn met stenen , maar alleen met aarde. De constructie dient degelijk te zijn.
- Bestrating
Vermijd de mogelijkheid om stenen en tegels los te wrikken ; de 'ongelukken' kunnen juist in de kleine hoekjes zitten .
15
- Parkeerplaatsen
Zorg voor zoveel mogelijk overzicht en voor afdoende verlichting.
- Buitenverlichting
Zorg voor slagvast materiaal voor de buitenverlichting. Plaats buitenverlichting afdoende hoog.
Naast deze bouwtechnisce maatregelen kan men nog aan de volgende organisatorische maatregelen denken :
- Bespreek enkele keren per jaar de algemene veiligheidsmaatregelen met de politie; onderhoud tussentijdse contacten met de wijkagent.
- De aanwezigheid van een (beperkt) calamiteitenplan is gewenst: onder andere met betrekking tot onderlinge waarschuwing en alarmering.
- Overweeg om een particuliere veiligheidsdienst in te schakelen voor surveillance-werkzaamheden in het centrum.
- Een politiebureau in of vlak bij het winkelcentrum kan preventief werken op criminaliteit en vandalisme.
- Bestaat de indruk, dat cri minaliteit en vandalisme mogelijkerwijs verband houden met de aanwezigheid van scholen in de buurt, overleg dan met de schoolleiding. Informatielessen op scholen kunnen nuttig zijn (er zijn speciale lespaketten over vandalisme beschikbaar).
- In overleg met de politie kan er bezien worden of er alternatieve straffen mogelijk zijn die verband houden met de gepleegde delicten.
- Het direct herstellen van vernielingen en verwijderen van bekladdingen op muren vermindert de kans op nog meer 'verfraaiingen' .
- Glasbakken en afvalemmers dienen regelmatig geleegd te worden.
- Vuilcontainers moeten goed afsluitbaar zijn ; afval er omheen dient zo snel mogelijk opgeruimd te worden.
- Maak met de politie de afspraak dat elke onregelmatigheid gerapporteerd zal worden. Het ontwerpen van een klein standaard-meldingskaartje is aan te bevelen .
3.5.2 Aanpak van graffiti en bekladding
Graffiti is eigenlijk een moderne benaming voor de eeuwenoude menselijke neiging zijn aanwezigheid in de omgeving te 'markeren' door min of meer persoonlijke symbolen , kreten of schilderingen in die omgeving achter te laten.
Soms is graffiti ook op te vatten als een protest tegen of poging tot verfraaiing van een kleurloze, grauwe en anonieme leefomgeving.
Hoe het ook zij, de meeste graffiti (het werk van begaafde graffitikunstenaars even buiten beschouwing latend) wordt door de meerderheid van de 'omwonenden' niet erg op prijs gesteld. Bovendien kan graffiti schade opleveren aan het materiaal waarop het is aangebracht. In antwoord op de groeiende hoeveelheid graffiti zijn inmiddels tal van maatregelen bedacht en (met wisselend succes) toegepast.
In de eerste plaats wordt gepoogd het gedrag van de (meestal jeugdige) graffiteurs bij te sturen door middel van voorlichting op scholen en door het beschikbaar stellen van 'vrijplaatsen' waar de jongeren hun gang mogen gaan ; maar ook door
een geïntensiveerde opsporing en bestraffing van deze jongeren. Daarnaast worden tal van technische maatregelen toegepast. De belangrijkste zijn :
- Materiaalgebruik: bij nieuwbouw en renovatiebouw van openbare voorzieningen en woningen (met name meergezinsgebouwen) worden in toenemende mate materialen toegepast die onaantrekkelijk zijn om te bekladden (ruwe, lichte ondergronden).
- Beheer: de ervaring heeft uitgewezen dat het snel en consequent schoonmaken van bepaalde oppervlakken een ontmoedigend effect heeft op de graffiteurs. Als keer op keer blijkt dat hun 'meesterwerkjes' de volgende dag alweer verdwenen zijn, laten de graffiteurs op den duur deze oppervlakken met rust. Uiteraard speelt materiaalgebruik hier ook een rol: bepaalde materialen laten zich makkelijker reinigen dan andere.
16
Op het gebruik van materialen die onaantrekkelijk zijn voor graffiteurs, wordt in deel 2 van de reeks ' Beveiliging van gebouwen' uitgebreid ingegaan.
Hieronder gaan we in op de tweede strategie (schoonmaken) en dan met name op de beschikbaarheid en kwaliteit van de AK (antiklad) systemen die op de markt worden aangeboden .
AK-systemen
Bij het bekladden van steenachtige ondergronden gaat het meestal om inkt-, verf of bitumenachtige produkten. Deze stoffen dringen daarbij in de poriën van de ondergrond en kunnen alleen met veel moeite worden verwijderd , waarbij vaak schade aan de ondergrond ontstaat. Middelen waarmee ondergronden worden behandeld, zodat bekladding niet of nauwelijks in de poriën binnendringt, noemt men anti-kladmiddelen of AK-middelen .
TNO heeft onlangs een omvangrijk onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van beschikbare anti-kladmiddelen en de mogelijk nadelige invloeden ervan op de gevels.
AK-middelen gaan natuurlijk bekladding niet tegen , maar blijken in de praktijk wel tot een vermindering van het aantal bekladdingen te leiden. Graffiteurs raken ontmoedigd. Dat houdt in dat het een voordeel kan zijn dat een AK-middel zichtbaar is.
Verder blijft het zaak bekladdingen zo snel mogelijk te verwijderen en de gevels schoon te houden. Systemen waarbij dit op relatief eenvoudige wijze mogelijk is, en waarbij het AK-middel na het reinigen niet behoeft te worden hersteld , zijn wat dat betreft in het voordeel.
AK-middelen kunnen in twee categorieën (met daarin verschillende variaties) worden onderscheiden.
1 Impregnerende middelen
Het middel dringt tot zekere diepte in de poriën van de ondergrond en is in het algemeen niet zichtbaar.
2 Filmvormende middelen
Het middel blijft aan de oppervlakte, en vormt daar een meer of minder dicht
'vel', dat in het algemeen door 'kleur-verdieping' (de transparant matte systemen) van de ondergrond, glans (de transparant glanzende systemen) of door een eigen kleur (de gepigmenteerde systemen) meer of minder zichtbaar is.
Doordat voor het verwijderen van bekladdingen meer of minder agressieve oplosmiddelen moeten worden gebruikt, loopt het AK-systeem de kans mede te worden aangetast. In verband daarmee kunnen binnen de groep 'filmvormende middelen' nog twee categorieën worden onderscheiden :
Permanente systemen: middelen die hoge weerstand tegen aantasting door het reinigingsmiddel bezitten.
Zelfopofferende systemen : middelen waarvan het principe is dat de bekladding de ondergrond niet binnendringt, maar die het verwijderen van de bekladding vereenvoudigen door zelf geheel of gedeeltelijk op te lossen. Deze dienen dus op de plaats waar gereinigd wordt opnieuw te worden aangebracht.
Het reinigen
In het algemeen kan een AK-middel niet los worden gezien van het bijbehorende reinigingsmiddel. In feite vormen AK- en reinigingsmiddel samen het systeem.
Behalve dat bij het reinigen chemische middelen worden ingezet, komt er in het algemeen ook één of andere vorm van mechanische actie aan te pas. Van zo'n mechanische actie is al sprake als na zekere inwerktijd met reinigingsmiddelen na verloop van tijd nog eens wordt ' doorgeborsteld'. Door het verwijderen van de opgeloste bekladding en de restanten van het reinigingsmiddel zal veelal een hogedrukspuit worden ingezet. Soms zal toepassing van heetwaterhogedruk zelfs
17
onontbeerlijk blijken te zijn.
Verder leert de ervaring dat zelden met één keer opbrengen en verwijderen van het reinigingsmiddel kan worden volstaan. Probeert men toch in één keer een goed resultaat te bereiken, dan bestaat grote kans op beschadiging van de ondergrond. Dat geldt vanzelfsprekend meer naarmate de ondergrond kwetsbaarder is. Bij metselwerk heeft met name het voegwerk nogal sterk te lijden. Bij pleisterwerk, zoals tegenwoordig veel op buitenisolatiesystemen wordt aangetroffen, kunnen (minerale) krabpleisters gevoelig zijn , terwijl ook kunststofgebonden pleisters sterk van sommige oplosmiddelen te lijden kunnen hebben.
Soms kan het verstandig zijn een laatste spoor van een bekladding bijvoorbeeld met een chloorbleekloog weg te bleken in plaats van te proberen dit met veel
inspanning te verwijderen. Ook kan men zo'n restant laten voor wat het is.
Zelf reinigen?
Het voorgaande maakt duidelijk dat bij het verwijderen van bekladdingen met beleid te werk moet worden gegaan. Xxxxxx van zaken en vooral ervaring zijn daarbij van zeer groot belang. Dat leidt weer tot de conclusie dat het verwijderen van bekladdingen, vooral als die zich frequent voordoen , bij voorkeur aan ervaren professionals moet worden overgelaten. Staat desalniettemin de wens voorop dat eventuele bekladdingen in eigen beheer (snel) verwijderd moeten kunnen worden , dan kan dat van belang zijn voor de keuze van het AK-systeem. Omgekeerd kan
een bepaalde keuze tot de consequentie leiden dat tevens een onderhoudscontract moet worden afgesloten.
Keuzecriteria
Samenvattend blijkt dat bij de keuze van een AK-systeem de volgende zaken een rol (dienen) te spelen:
- het poriënsysteem en de ruwheid van de ondergrond in verband met de te verkrijgen afsluiting tegen (zichtbare bestanddelen van) mogelijke bekladdingsmiddelen ;
- de in verband met de aard van de ondergrond en het AK-middel toe te passen verwerkingswijze van het AK-middel;
- de chemische en mechanische weerstand van de ondergrond in verband met het oplossend effect van reinigingsmiddelen , dan wel het eroderende effect van de (heetwater)hogedrukspuit;
- het verkrijgen van een goede verbinding (hechting) van het AK-middel met de ondergrond, wat vooraf reinigen en het gebruik van een primer kan inhouden ;
- de beïnvloeding van het aspect van de ondergrond, dat wil zeggen de verandering van kleur en/of structuur van de ondergrond;
- de milieu- en mensvriendelijkheid van het systeem en de daarbij in te zetten reinigingsmiddelen ;
- de universele inzetbaarheid van het reinigingsmiddel dat standaard bij het AK-middel wordt geleverd, respectievelijk het toelaten van andere, meer op de bekladding toegesneden reinigingsmiddelen ;
- de mogelijkheid van verwijderen van bekladding in eigen beheer, dan wel de vooropgestelde bedoeling bekladdingen/onderhoud van het systeem professioneel te laten uitvoeren ;
- de noodzaak en het gemak van herstel van het zelfopofferende, respectievelijk bij het reinigen aangetaste deel van een AK-middel;
- de mogelijkheid tot het verkrijgen van een onderhoudscontract, liefst met een vaste jaarprijs;
- de te verwachten levensduur van het AK-middel;
- de mogelijkheden tot eventueel (volledig) verwijderen van het AK-middel in verband met de kans op schade aan de ondergrond;
- de prijs van één en ander .
•
18
HOOFDSTUK 4 ORGANISATORISCHE MAATREGELEN
4.1 Effectief en goedkoop
Organisatorische maatregelen vormen de basis van alle overige maatregelen zoals de bouwkundige- en elektronische maatregelen.
In de particuliere sfeer wordt hierbij gedacht aan sleutelbeheer en -gebruik, het merken en registreren van waardevolle goederen, buurtpreventie etc., maar voor ondernemers en personeel ligt dat eigenlijk - zij het met andere termen -niet anders. Ook hier is het gedrag van alle betrokkenen bepalend voor het uiteindelijk effect van de organisatie rond bevei liging.
Organisatorische preventie is zeer effectief en goedkoop; onderstaande tabel geeft hiervan een indruk.
Kosten en effect van beveiliging
(Organisatorische-, Bouwkundige-, Elektronische maatregelen) Investering(%) : Effect(%) :
0 14 0 86
E 43
B 43 B 7
E 7
4.2 Specifieke maatregelen voor de juweliersbranche
Het pakket van maatregelen dat de branche op termijn tructureel aan de leden heeft aan te bieden legt de nadruk op de optimalisering van de organisatorische preventie. Enkele onderwerpen die in dat kader zeker aan de orde zullen komen zijn:
Afkoopsom
Het in de kassa houden van een beperkte hoeveelheid geld, om te voorkomen dat een overvaller bij gebrek aan buit zodanig gefrustreerd raakt dat hij geweld gaat gebruiken.
Burenhulpsysteem
Een elektronisch systeem waarmee ondernemers of hun personeelsleden in rsikante situaties (maar niet bij een overval) de hulp kunnen inroepen van collega ondernemers of van de politie.
Camera met recorder
Een audio-visuele voorziening om op riskante lokaties en tijdsctippen op afstand waar te nemen en te registreren, mede vanuit repressief oogpunt (daderherkenning).
Conditionele kluisopening
Een kluisvoorziening bij kassa's die slechts onder bepaalde condities kan worden geopend, om de beschikbaarheid en bereikbaarheid van geld en geldswaardig papier te minimaliseren.
Contactperso overvalcriminaliteit bij brancheorganisatie
Een adviesfunctie bij de branche-organisatie ten behoeve van de advisering van ondernemers in aangelegenheden die de veiligheid betreffen.
Dadergerichte communicatie
Een vignet op de winkelruit maakt aan overvallers kenbaar welke voorzieningen de ondernemer getroffen heeft. Publikaties in de media maken duidelijk dat overvallen slechts weinig buit opleveren, en dat de pakkans groot is.
Daderidentificatie
Een formulier ten behoeve van het rapporteren van incidenten aan de politie, ter ondersteuning van preventief en repressief politie-optreden.
Handleiding beveiliging
Een aan de lokale situatie aangepaste handleiding voor ondernemers die informatie bevat over de integrale beveiliging van ondernemingen tegen agressieve vermogensdelicten.
Kluisvoorziening bij kassa's
19
Gebleken is dat winkeliers teveel geld in de kassa houden, zodat overvallers vaak een aantrekkelijke buit weten te behalen. Wanneer de buit daalt, wordt het plegen van een overval minder aantrekkelijk. Een kluisvoorziening bij de kassa waarin geld wordt afgestort zodra de maximaal benodigde h oeveelheid wisselgeld overschreden is, brengt de buit van een overval aanzienlijk omlaag.
Lokatie- enlof branchegerichte communicatie
Ontwikkeling van een informatie- en waarschuwingscircuit ten behoeve van ondernemers en politie, mede om sturing te geven aan gewenste gedragsveranderingen bij ondernemers. Het informeren van winkeliers moet bij voorkeur branchegewijs gebeuren. In dat geval kan de politie branche-specifieke problemen ingaan en voelen de ondernemers zich direct aangesproken.
Oervalalarmsysteem
De toepaSSing van overvalknoppen voor een snelle alarmering van de politie, waardoor de pakkans verhoogd wordt.
Plastic geldl chequesIpincode
Het gebruik van creditcards en cheques stimuleren , invoeren van 'pincode transacties' ten einde de hoeveelheid kasgeld te minimaliseren.
Samenwerking particuliere beveiligingsbedrij ven
Beveiligingsbedrijven die in een winkelcentrum of -straat werkzaam zijn, kunnen versnippering tegengaan door hun werkzaamheden onderling af te stemmen. Ook hier geldt dat de som meer is dan de afzonderlijke delen.
Sieraden in de winkel
Meer gericht op de sieradenbranche geldt, dat de wijze van etaleren en presentatie van sieraden in de winkel, sterk bepalend is voor de omvang van de te behalen buit.
•
20
HOOFDSTUK 5 BOUWKUNDIGE PREVENl1E VAN GEBOUW MET WINKEL
In dit hoofdstuk komt de bouwtechnische beveiliging van winkels tegen inbraak aan de orde. In de inleiding worden kort de principes achter het maken van een beveiligingsplan uiteengezet, en wordt ingegaan op de belangrijkste te beschermen gevelvlakken. Vervolgens wordt, per onderdeel, een uitwerking gegeven van de bouwtechnische beveiligingsmogelijkheden , waarbij veel informatie wordt verschaft over de kwaliteit en toepassing van verschillende materialen en produkten (glas, glasafscherming, hang- en sluitwerk etc.) . Achtereenvolgens komen aan de orde; de pui (paragraaf 5.2>, de zij- en achterkant (paragraaf 5.3>, een aangrenzende
ruimten als bijgebouwen , kelders, daken en bedrijfsterreinen (paragraaf 5.4). Afsluitend wordt ingegaan op inbraakwerende compartimenten.
5.1 Inleiding
De kunst van het beveiligen van winkels bestaat vooral uit het zo min mogelijk aantasten van de geldende commerciële wetmatigheden met behoud van de grondslagen die gelden voor de inbraakbeveiliging. Een ontwerper hoeft geen beveiligingsexpert te zijn om in een ontwerp voor nieuwbouw of verbouwing de inbraakbeveiliging in het functionele en technische programma te integreren .
Er zijn in principe vier aandachtspunten waarmee - na enige oriëntatie - al snel de nodige vaardigheid in het beveiligen kan worden verworven.
- Enige kennis en fantasie over hoe men zou kunnen inbreken. Kennis over inbraakmethoden komt onder meer aan de orde in paragraaf 5.4 van dit hoofdstuk.
Men kan eventueel een beroep doen op de plaatselijke politie om meer te weten te komen over lokale inbraakpatronen en -risico's.
- Kennis van de bouwtechnische beveiligingsmogelijkheden . Deze komen in dit hoofdstuk aan de orde.
- Het maken van een beveiligingsplan en het maken van een keuze uit het assortiment bouwtechnische beveiligingsmiddelen.
- Vastlegging van het bouwtechnisch beveiligingsontwerp in bestekomschrijvingen en uitvoeringsbepalingen.
Het maken van een beveiligingsplan schept doorgaans de grootste problemen . Een goed beveiligingsplan gaat uit van het perspectief van de inbreker. Stap 1 is dat de inbreker ergens in de gevel, het dak of de vloer een opening moet vinden waardoor hij naar binnen kan komen. In het beveiligingsplan moet dus aan al deze vlakken voldoende aandacht worden besteed. Stap 2 is dat de inbreker een afweging maakt of hij wel of niet zal toeslaan. Hij houdt daarbij rekening met de volgende risicofactoren :
- Pakkans: het risico om gezien, gehoord en gepakt te worden tijdens het inbreken, tijdens het binnen rondsnuffelen en bij de vlucht.
- Toegankelijkheid: het gemak waarmee hij ergens binnen kan komen en met de buit weer snel naar buiten kan.
- De aantrekkelijkheid van de verwachte buit.
Deze factoren leveren allen aanknopingspunten op voor bouwtechnische
beveiliging, en in een goed beveiligingsplan is dan ook aangegeven hoe op deze factoren het risico voor de inbreker gemaximaliseerd kan worden.
Hieronder wordt sti lgestaan bij de belangrijkste te beveiligen gebouwonderdelen . Deze worden in de daaropvolgende paragrafen nader uitgewerkt.
5.1 .1 De commercieel belaste pui
De pui bestaat over het algemeen uit een ingangspartij met daarnaast één of meer etalages. Het geheel wordt vaak gecompleteerd door een luifel. Dit ter beschutting tegen zon en regen, ontspiegeling van de etalageruiten en eventueel als rui mte voor een rolluikkast. Veelal heeft de luifel echter voornamelijk een esthetische functie.
Inzake de pui van de winkel na sluitingstijd strijden een aantal tegengestelde belangen om voorrang.
21
- Enerzijds wil men de commerciële en esthetische functies handhaven. Op dit aspect wordt vanwege het stadsschoon en de leefbaarheid de laatste tijd ook steeds meer nadruk gelegd.
- Anderzijds wil men zich na sluitingstijd zoveel mogelijk weerbaar maken tegen vandalisme, brandstichting, inbraak, etc. Dit laatste wordt dan maar al te vaak opgelost met een onaangenaam dicht rolluik.
Maar er zijn evenwichtiger oplossingen mogelijk in deze ' esthetica versus weerbaarheid'-problematie�.
In principe zijn er naast het volledig gesloten rolluik de volgende mogelijkheden :
1 Voor of in de pui
A Een rolluik met beperkt doorzicht
1 In een gedeelte van het rolluik zijn profielen met uitgestanste vensters toegepast, waarin eventueel een slagwerende kunststof is aangebracht.
2 Een gedeelte van het rolluik is uitgevoerd als rolhek. B Een rolhek
C Een panelenluik of verticaal schuivend raamsysteem.
Het panelenluik is opgebouwd uit metalen frames, die worden voorzien van slagwerende glas- of doorzichtige kunststofprodu kten (of combinaties daarvan) . De circa 30-40 centimeter hoge panelen worden bij het omhooghalen naast elkaar in een kast ondergebracht. Het panelen luik kan als complete pui of puideel worden toegepast maar ook als pui -afscherming.
o Slagwerend glas of doorzichtige kunststof (kraswerend en . graffitiproof) , of combinaties van glas en kunststof. Hierbij wordt van kleinere glasvlakken uitgegaan.
E Glas met strekmetaalachtige produkten.
Het glas is opgebouwd als isolerend dubbelglas met in de spouw een strekmetaal rooster van aluminium.
2 Achter de pui
F Een rolhek
1 di rect achter het glas of
2 teruggezet, zodat tussen het glas en het hek een (smalle) etalageruimte ontstaat.
G Een tweede ruit van een slagwerende glassoort of kunststof.
H Een rolluik
Teruggezet, zodat tussen het glas en het luik een smalle etalageruimte ontstaat. Het luik kan worden gedecoreerd.
Er zijn dus tal van mogelijkheden om het eens anders te doen.
De meer technische kanten en uitvoeringsdetails van rolluiken, strekmetaal, glas en kunststoffen worden behandeld in de paragrafen 5.2.3 en 5.2.4 (glas en
glas-afscherming) en in de bijlagen 2 en 3.
5.1 .2 Achterkanten, zijkanten en aangrenzende ruimten
De zij- en achterkanten van de winkels worden vaak verwaarloosd qua bouwkundige beveiliging. Als we aan de achterkant van een gebruikelijke winkelstraat kijken, dan zien we veelal een aaneenschakeling van slecht
onderhouden (platte) daken en slecht gebouwde (aangebouwde) bijgebouwtjes.
We zien daarbij vaak ook allerlei vormen van vluchtwegen die geacht worden alleen bij brand te worden gebruikt. Deze vluchtroutes zijn natuurlijk erg intereSsant voor inbrekers. Nu heel wat puien na sluitingstijd hermetisch zijn afgesloten blijken inbraken via de achterzijde en daken toe te nemen.
22
Het beter detailleren bij nieuwbouw of verbouwing van achter- en zijkanten van winkelgebouwen, wordt behandeld in de paragrafen 4.3 (zij- en achterkant) en 4.4 (aangrenzende rui mten) . Het betreft daarbij steeds gebouwdelen die geen 'verkooptechnische' waarde hebben, maar vaak wèl een hoge ' risicowaarde' hebben voor inbraak (en vernielingen).
5.2 . Bouwtechnisch beveiligen van de pui
5.2.1 Ingangspartij
Een ingangspartij met enkele of dubbele deur moet inbraakwerend zijn uitgevoerd. Bij het 'onaangename' rolluik over de volle puibreedte is de entree geen bijkomend probleem, Ziet men hiervan af, dan kan onderscheid gemaakt worden tussen etalage en ingangspartij.
Zo kunnen bijvoorbeeld de etalages in slagvast glas worden uitgevoerd, terwijl achter de ingangspartij een elektrisch te bedienen rolhek wordt toegepast. Zeer fraaie oplossingen zijn mogelijk wanneer de pui in ' panelenluikdelen' wordt uitgevoerd ; bijvoorbeeld twee vaste delen en één schuivend deel als ingangspartij.
In plaats van de veel toegepaste gehard glazen deuren zonder kader, kunnen ook deuren van gelaagd glas (glas/kunststofcombinatie) worden toegepast. In een aantal situaties is het qua vormgeving haalbaar massieve deuren toe te passen waarin dan alle denkbare glasopeningen gezaagd kunnen worden. Hierin kan dan bijvoorbeeld een (van binnenuit te beglazen) gelaagde glassoort worden geplaatst. Een groot voordeel bij dit soort deuren (naast de zeer hoge inbraakwerendheid van het deurbladmateriaal) is dat ook dienovereenkomstige sloten kunnen worden aangebracht.
5.2.2 Kozijnen
Een kozijn vormt een intermediair tussen het glas en de wand waarin het geplaatst wordt. Ook biedt het kozijn de mogelijkheid tot geleding van de pui ten behoeve van de functies:
- scheiden : vast glas of paneel
- ventileren : klap- of draairaam, airconditioner
- naar binnen gaan : deuren
Een kozijn bestaat uit verticale onderdelen (stijlen en/of tussenstijlen) en horizontale (bovendorpel, kalf- en onderdorpel) . Het materiaal waaruit het kozijn is samengesteld , kan zijn: hout, staal, aluminium, kunststof maar soms ook beton .
Kozijnen in hout en aluminium kunnen probleemloos inbraakpreventief worden gedetailleerd aan de hand van de daarvoor geldende inbraakwerende richtlijnen. Kwaliteitseisen op dit punt voor kunststoffen ontbreken nog in praktische zin.
Bij toepassing van kunststoffen zal men dus per ontwerp de inbraakpreventieve eisen zelf moeten opstellen . Dat is onhandig en soms in praktische zin niet uitvoerbaar.
Een vergelijkbaar probleem doet zich voor als men een groot glasoppervlak wil opdelen in meerdere kleine vlakken. Commercieel gezien verkleint ieder zichtbaar kozijnonderdeel de inkijkmogelijkheden naar binnen. Bij vervanging kan een groot aantal kozijnonderdelen echter een voordeel zijn ; men werkt dan bijvoorbeeld gemakkelijker (en vaak goedkoper) met slagvaste glassoorten en inbraakwerende plaatmaterialen. Ook hier dient de ontwerper dus de uiteenlopende eisen goed tegen elkaar af te wegen.
Smaken verschillen , maar een goed beveiligde pui en een fraaie aanblik (ook na sluitingstijd) blijken ook zonder rolluik best haalbaar.
5.2.3 Glas
Met glas en/of kunststof kan een grote mate van inbraakwering worden verkregen met behoud van de leefbaarheid in en rond het gebouw. Wil inbraakwerende beglazing het beoogde effect opleveren, dan zal bij het ontwerp op een aantal
23
punten moeten worden gelet.
I Slagwerendheid
11 Referenties voor inbraakwerendheid
111 Sponningsdetaillering IV Plaatsingsmethode
V Glasbreukdetectie voor inbraaksignalering
Hieronder worden de punten I tlm V kort toegelicht. In bijlage 2 'Beglazing' worden de punten
I, 11, 111 en IV uitgebreider besproken . Deze bespreking heeft tot doel inzicht in het beveiligen met glas te geven , maar ook om een goede communicatie over dit onderwerp te bevorderen . Het is in het algemeen voor ontwerpers namelijk raadzaam om - als met inbraakwerende glassoorten wordt gewerkt - tijdig in de ontwerpfase een glasspecialist te consulteren .
I Slagwerendheid
Er zijn tal van beglazingssoorten op de markt, die onderling sterk verschillen wat betreft hun slagwerende kwaliteiten. De belangrijkste beglazingssoorten zijn :
- enkelvoudig glas;
- voorgespannen (gehard) glas;
- gelaagd glas;
- meervoudige beglazing;
- glasheldere en lichtdoorlatende kunststoffen.
In bijlage 2 treft u een overzicht aan van de volgende beglazingssoorten en een beoordeling van de slagwerende eigenschappen .
11 Referenties voor slagwerendheid
In Nederland kennen we een door de Stichting Veiligheidsbeglazing (SVB) en het Verzekeraars Instituut voor Preventie (VIP) ontwikkelde beproeving van de slagwerendheid van glas- en kunststofprodukten , die uitmondt in drie klassen.
Gezien het toenemend gebruik van slagwerende glas- en kunststoffen en het inmiddels internationale karakter van de beveiligingskunde en -industrie, wordt het in toenemende mate gebruik ook met buitenlandse normen te werken.
De meest interessante buitenlandse normen voor het onderwerp inbraakwerendheid van glas- en kunststofprodukten zijn opgenomen in bijlage 2.
111 Sponningsdetaillering
Zowel met glas als met kunststof is een goede inbraakwering mogelijk, maar een zwakke schakel is vaak de plaatsing. Te vaak voldoet de beglazing bij inbraak niet, omdat de methode en wijze van plaatsing onvoldoende zijn. Het is duidelijk dat een goede en juist gekozen beglazing die onjuist is geplaatst, niet alleen geen goede inbraakvertraging biedt, maar ook ernstige schade aan de beglazing kan opleveren. In bijlage 2 zijn de richtlijnen voor sponningsdetaillering uitgewerkt.
IV Plaatsingsmethode
De fabrikant van glas of kunststof geeft vaak aanwijzingen of voorschriften voor de behandeling en plaatsing van de beglazing. Indien bepaalde beglazingssoorten met een garantie worden geleverd dient men op de voorschriften te letten.
Er dient altijd te worden onderzocht of de beglazingskitten en andere materialen de beglazing of onderdelen van de beglazing (zoals bijvoorbeeld de kunststof tussenlaag) niet aantasten . Naast de voorschriften en wenken van de fabrikant kunnen verder als referentie voor de plaatsing worden gehanteerd:
NEN 3576 - beglazing van kozijnen , ramen en deuren ; NEN 3577 - beglazen van gebouwen.
24
V Glasbreukdetectie voor inbraaksignalering
Niet op atle beglazingen kan achteraf aan de binnenzijde een elektronische glasbreukdetector worden toegepast. Een kunststof tussenlaag kan bijvoorbeeld de inbraak en breuk van het glas voor dit type detector volledig 'dempen'.
Dit kan één van de redenen zijn dat men de glasbreukdetectie in het glas inbouwt. Men noemt dit wel 'alarmglas' .
Een andere reden is dat dit soort ingebouwde detectiesystemen niet zo gauw kunnen worden beschadigd door bijvoorbeeld schoonmaakwerkzaamheden.
Naast de achteraf aan te brengen glasbreukdetectoren (die dus niet altijd toepasbaar zijn) kunnen drie ' alarmglassystemen' worden toegepast. Deze staan beschreven in bijlage 2.
5.2.4 Glasafscherming
Wanneer normaal (niet-slagwerend) glas in de pui is toegepast, kan de gewenste mate van inbraakwerendheid worden verkregen door een doorzichtig slagwerend produkt vóór of achter het glas aan te brengen (zie ook pàragraaf 5.1 . 1).
We hebben daarbij de keuze uit de volgende esthetisch bruikbare mogelijkheden :
Vóór het glas (aan buitenzijde)
A. Xxxxxxx met beperkt doorzicht
B. Ro/hek
C. Pane/en/uik
Achter het glas
D. Kunststof folie
E. Tweede ruit van slagwerend glas/kunststof
F. Strekmetaalrooster
G. Ro/hek of rolluik
Met een inbraak-beveiligingsplan als uitgangspunt zien we dat voorzieningen achter het glas de voorkeur genieten ; er is dan meer tijd voor tegenmaatregelen. Dit geldt in het bijzonder wanneer elektronische glasbreuk- of trillingsdetectie in de pui (als onderdeel van het alarmsysteem) wordt toegepast.
In deze paragraaf zullen we wat meer op de technische aspecten van de glasafscherming ingaan. We lopen daarbij de verschillende mogelijkheden één voor één door.
A Rolluik met beperkt doorzicht vóór het glas
In dit type rolluik wordt op ' ooghoogte' een aantal profielen met uitgestanste vensters toegepast waarin eventueel een slagwerende kunststof is aangebracht. Doorgaans zal bij een dergelijk rolluik de keuze op een geëxtrudeerd aluminium profiel vallen. Deze profielen geven het rolluik een hoge stabiliteit, en kunnen het door hun strakke lijn en oppervlaktebehandeling (geanodiseerd, gemoffeld of voorzien van een poedercoating) een fraaie aanblik geven .
Een voordeel van dit type rolluik is dat men een geheel 'glad' oppervlak heeft, dat weinig aangrijpingspunten voor vandalisme en inbraak biedt, terwijl het effect van het volledig gesloten rolluik achterwege blijft.
Naast een sterk profiel waaruit het rolluik is opgebouwd, zijn natuurlijk ook de bevestiging, de bediening, de sloten etc. zeer maatgevend voor de
beveiligingswaarde. Van belang hierbij is op welke aansluitende materialen het rolluik met zijn geleidingen wordt toegepast. De ontwerper van de winkelpui dient hier dan ook rekening mee te houden, en voor een passende ' ondergrond' te zorgen. Ook moet hij zich natuurlijk de vraag stellen waar het rolluik in opgerolde toestand verdwijnt. In bijlage 3 'Aandachtspunten rolluiken en rolhekken' wordt hier uitgebreider op ingegaan.
B Ro/hek vóór het glas
25
Bij rolhekken wordt het ' pantser' doorgaans opgebouwd uit mechanisch vervormde rond- of platstafmaterialen van staal of aluminium, die door scharnierende verbindingen een hekwerk vormen . Aluminium rolhekken kunnen daarnaast ook nog uit uitgeponste geëxtrudeerde lamellen worden opgebouwd. Het onderste deel van het rolhek kan als rolluik worden uitgevoerd.
In tegenstelling tot het ' gladde' rolluik heeft het aan de buitenzijde van een winkel aangebrachte rolhek tal van aangrijpingspunten voor vandalisme en inbraak. Men klimt er in, gooit van al les door de mazen en soms wordt het rolhek met behulp van auto en sleepkabel voor de gevel weggetrokken . Een voordeel is het relatief goede doorzicht, en de heel wat vriendelijker aanblik dan het gesloten rolluik.
Voor wat betreft de meer technische details zoals geleidingen, bediening,
klassering etc. gelden in principe dezelfde aandachtspunten als voor het rolluik met beperkt doorzicht. Raadpleeg hiervoor bijlage 3.
C Panelenluik
Het panelenluik, dat ook wel verticaal schuivend raamsysteem wordt genoemd, is opgebouwd uit lichte metalen panelen waarin slagvaste glas- of kunststotprodukten zijn geplaatst. De circa 30-40 cm. hoge panelen vormen met elkaar in de
'neergelaten situatie' een geheel gesloten doorzichtig luik, dat zo stabiel is dat het ook als vast en/of beweegbaar puideel kan worden toegepast. Maar h et kan ook vóór (het glas in) de pui geplaatst worden , en dienst doen als 'doorzichtig rolluik'. De panelen rollen zich evenwel niet op zoals bij een rolluik. Het omhooghalen en het laten zakken van het luik geschiedt door middel van elektrisch aangedreven
' meeneemketti ngen' waarin zijdelings op de panelen aangebrachte stalen pennen steken. Bij het omhooghalen van het panelen luik schuiven de panelen achter elkaar in de kast boven het panelen luik.
Opmerking:
Ten tijde van het samenstellen van dit rapport bleken een vijftal verschillende merken met meerdere typen van het panelen luik op de Nederlandse markt te worden aangeboden, waaronder enkele typen zonder metalen kader.
Laatstgenoemde panelen lijken een beetje op wat groot uitgevallen rolluikprofielen, maar dan van een doorzichtige kunststof gemaakt. Ook hier worden de panelen na het omhooghalen in de kast achter elkaar geparkeerd.
Met een aantal typen panelenluiken blijkt nog maar weinig ervaring te zijn opgedaan; in een enkel geval bestaat er alleen nog maar een prototype.
Het is dus zaak om bij een panelenluik in de bestekbeschrijving naar een produkt toe te schrijven' waarmee voldoende positieve ervaringen zijn opgedaan.
Referentie-adressen zijn hier dus belangrijk.
o Kunststof folie achter het glas
Inspelend op een aantal bomexplosies in de afgelopen jaren is een glasheldere kunststof folie voor ruiten ontwikkeld die bij een explosie de glassamenhang zoveel mogelijk bewaart. Deze folie wordt vaak als 'inbraakwerend', 'glasafschermend' etc. aangeprezen, reden om hier in dit hoofdstuk enige aandacht aan te schenken. Doorgaans betreft het hier een polyester folie in dikten van 0,050-0,1 75 mm in een kwaliteit zoals bijvoorbeeld de ICI ' Melinex 442' , een polyetheentereftalaat (PETP).
De beveiligingswaarde van een met folie beplakte winkelruit is beperkt. Een door de ruit gegooide steen zal door de folie slechts worden 'afgeremd' en daardoor minder ver in de etalage of winkel terecht komen. Het voordeel van de op de ruit geplakte folie is dat in dergelijke situaties aanzienlijk minder schade ontstaat door glasscherven. Het glas blijft rond het ontstane gat met de splinters aan de folie plakken. Dit kan dus van groot voordeel zijn bij gevoelige artikelen zoals foto-, audio- en video-apparatuur of kunst.
E Tweede ruit van slagwerend glas/kunststof achter het glas
Met een tweede ruit van slagwerend glas of een glasheldere kunststof achter etalageruiten kan een zeer effectieve inbraakwering worden bereikt. Het
26
slagwerende produkt kan vast achter de etalageruit worden gemonteerd, of scharnierend aan de onderzijde. In beide gevallen hoeft het slagwerende produkt niet hoger te reiken dan tot circa 20 cm boven gemiddelde ooghoogte.
Voor de scharnierende tweede ruit wordt veelal een polycarbonaat (PC) toegepast. Acrylaten (PMMA en dergelijke) moeten hier door de etalagecondities (droog en heet) worden ontraden . Praktijkervaringen geven aan dat met name door de zeer warme spotverlichting het acrylaatprodukt vaak te snel veroudert. Het toepassen van een tweede ruit van voorgespannen (gehard) glas is gezien de slechte slagwerende eigenschappen (zie paragraaf 4.2.3) weinig zinvol.
De polycarbonaatplaat wordt aan de onderzijde (op bijvoorbeeld de onderdorpel van het etalagekozijn) met een losneembaar scharnier bevestigd, en aan de bovenzijde met een magneetsluiting of -strip op de kozijnstijlen vastgezet.
Bij het inslaan van de etalageruit klapt de tweede ruit naar achteren. De tweede ruit kan daarbij door een aanslag in het scharnier of anderszins in zijn bewegingen worden beperkt. Door het ontstane gat in de etalageruit zou vervolgens een gat in de slagwerende kunststofplaat moeten worden gemaakt.
De sterkte van dit materiaal en de omstandigheden waaronder gewerkt moet worden geven in de praktijk aan dat de pogingen al gauw worden gestaakt. Van voordeel is daarbij dat de glasscherven voor het merendeel vóór de tweede ruit blijven .
F StrekmetaaJrooster achter het glas
In plaats van een glasheldere kunststofplaat, kan ook een strekmetaalrooster worden toegepast; vast of eventueel ook scharnierend.
De strekmetaalfabrikanten bieden de laatste tijd fraai ogende produkten aan, zodat esthetisch acceptabele constructies kunnen worden gerealiseerd. Dergelijke
produkten worden ook in de spouw van meervoudige beglazing toegepast. Wanneer de glasafscherming zeer fraai moet zijn, zoals bij etalages, kan gekozen worden uit diverse soorten aluminium strekmetaal. Wanneer de glasafscherming zéér sterk moet zijn en de esthetica minder of geen rol speelt verdienen de 'klassieke' stalen strekmetaalsoorten de voorkeur.
Strekmetaal, ook wel gerekt metaal genoemd, wordt uit vlakke staal- of aluminium plaat gemaakt, of uit speciale voor dit doel geëxtrudeerde aluminium profielen (Amplinett> . In het basismateriaal worden sleuven gestanst of gesneden waarna het materiaal uiteen wordt getrokken, waardoor een bepaald raster ontstaat. Door de sleuven op verschillende manieren aan te brengen en verschil lende basismaterialen (profielen) toe te passen zijn zeer verschil lende rasters mogelijk.
Het voordeel van dit procédé is dat er een sterk en stijf rastermateriaal ontstaat met een grote doorbuigingsweerstand bij een relatief gering eigen gewicht. Het materiaal geeft daarnaast (afhankelijk van het type raster) een goed doorzicht.
Het materiaal zal bij toepassing voor de inbraakbeveiliging altijd zorgvuldig moeten worden gemonteerd, waarbij het altijd in een kader zal moeten worden geplaatst. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden, zoals het lassen op plat of hoekprofiel (voor respectievelijk óp of in het kozijn) ofwel het opsluiten in een
U-profiel. Op zijn beurt moet het kader natuurlijk weer op deugdelijke wijze aan
het kozijn worden bevestigd . Men kan met de strekmetaalmaterialen ook op relatief eenvoudige wijze in verkoop- en voorraadrui mten van winkels inbraakwerend compartimenteren, zonder problemen met doorzicht en ventilatie.
De praktijk geeft aan dat bij inbraak het wegknippen van het materiaal op zijn minst erg lastig is en relatief veel tijd vergt. Dit laatste hangt natuurlijk nauw
samen met de rasterafmetingen . Snel werken door het eventueel gemaakte gat is helemaal lastig, gezien de vele scherpe weerhaken. Vooral in combinatie met elektronische glasbreuk- of tri llingsdetectie kan met strekmetaal effectief tegen
inbraak worden beveiligd.
G Rqlhek of rolluik achter het glas
In principe gelden bij dit rolluik en rolhek dezelfde (beveiligi ngs)technische uitgangspunten als hiervoor onder A en B genoemd (rolluik en rolhek aan de
27
buitenzijde). Rolluiken en hekken kunnen in situaties waarbij ze achter het (etalage)glas zijn geplaatst veelal wat lichter (zeker bij toepassing van detectie) en daardoor vaak wat fraaier worden uitgevoerd. Daarnaast is er bij het plaatsen achter het glas in principe de mogelijkheid het hek of luik bijvoorbeeld 75 cm naar achteren te plaatsen waardoor een smalle etalageruimte ontstaat. In deze ruimte dienen dan natuurlijk de voor inbraak minder aantrekkelijke goederen te worden geplaatst. Bij een op een dergelijke manier geplaatst rolluik kan het luik eventueel van een passende decoratie worden voorzien .
5.2.5 Pui- obstakels
Bij inbraak wordt nogal eens gebruik gemaakt van een auto. Niet alleen om het gestolen goed gemakkelijk en snel af te kunnen voeren of te kunnen vluchten, maar ook als breekijzer. Men 'zef eenvoudig de achterkant van de auto tegen een winkeldeur of etalageruit. Hierbij wordt soms gebruik gemaakt van bijvoorbeeld
een weidepaal die diagonaal in de kofferbak wordt geplaatst en als ' rampaal' dient. Ook zijn er inbraken waarbij vrachtwagens zo dicht mogelijk tegen de gevel worden geplaatst om de inbraak via de daarachter gelegen gevel aan het oog te onttrekken en de transportafstand zo kort mogelijk te houden . Deze acties worden vaak in zo'n hoog tempo uitgevoerd dat een goed functionerend
inbraaksignaleringssysteem nauwelijks enig effect heeft.
Het weren van auto's voor de winkelpui en andere inbraakgevoelige geveldelen is derhalve in beveiligi ngsplannen vaak een wens of eis. Met goed uitgevoerde obstakels vóór de pui is aan deze wens uitstekend te voldoen. De uitvoering hiervan wordt evenwel vaak beperkt door onvoldoende ruimte, of door gemeentelijke verbodsbepalingen . In dat geval moet het obstakel in de pui worden geïntegreerd.
De (zichtbare) obstakels dienen in het algemeen aan de volgende eisen te voldoen :
- niet op eenvoudige wijze uitgegraven, losgetrokken, gedemonteerd kunnen worden ;
- bestand zijn tegen een aanrijding door een personenauto met een gewicht van ci rca 1200 kg bij een snelheid van circa 10 km per uur; dat wil zeggen dat de constructie wel mag bezwijken, maar dat de auto ' er op moet blijven hangen';
- op voldoende afstand van de pui zijn geplaatst, zodanig dat niet met een eventueel in de kofferbak van de auto geplaatste weidepaal, of een ladder of iets dergelijks over de obstakels heen kan worden ' gewerkf;
- voldoende dicht op elkaar staan om er niet tussendoor te kunnen rijden (onderlinge afstand dus < 150 cm).
Er zijn tal van oplossingen mogelijk om met gebruikelijke materialen obstakels
te maken die voldoen aan eerder genoemde 'eisen'. Zo kunnen bijvoorbeeld (afgekeurde) rioleringsbuizen, verticaal ingegraven en volgewerkt met aarde, uitstekend dienen
als obstakel én bloembak.
Het bekende ' Amsterdammertje' is in de gebruikelijke uitvoering niet geschi kt voor de hier bedoelde voertuigwering; dit obstakel kantelt te snel. De fabrikant van dit produkt levert evenwel soortgelijke paaltjes die onder het maaiveld twee keer zo lang zijn en van een grote ankerplaat zijn voorzien.
Wanneer het noodzakelijk is om met een auto onder bepaalde (niet-criminele) omstandigheden achter de obstakels te kunnen komen, kan één van de obstakels losneembaar én afsluitbaar worden uitgevoerd .
Wanneer obstakels voor de pui niet mogelijk zijn kan de oplossing in de borstwering worden gezocht. Ook om andere beveiligingsredenen kan een verhoogde en solide borstwering aantrekkelijk zijn (zie paragraaf 5.2.2 Kozijnen). Een obstakel tegen auto's valt daarin doorgaans gemakkelijk te integreren. Zo kan bijvoorbeeld achter de buitenbekleding van de borstwering, of in het binnenblad bij een spouw, een gewapend-betonconstructie vanuit de fundering doorgetrokken worden. Deze hoeft in principe maar weinig hoger te zijn dan de grond. Als de carter van de auto er maar op blijft hangen ; 20 á 25 cm is dus al voldoende.
28
5.3 Bouwtechnisch beveiligen van de zij- en achterkant
De inbraakpreventie van achter- en zijkanten van winkels wordt vaak verwaarloosd, met als gevolg dat vaak langs deze zijden wordt ingebroken. Uitgangspunt voor de inbraakbeveiliging van zij- en achterkanten van winkels is, dat er zo min mogelijk gevelopeningen moeten zijn. Ideaal is een volledig blinde steensmuur. Men moet zich dus afvragen welke ramen en deuren (nog) echt een functie hebben. Als het maar enigszins mogelijk is moet men ze laten vervallen.
Daarbij gaat bij bestaand metselwerk de voorkeur uit naar het slopen van het kozijn, het vertand uithakken en het in verband dichtzetten. Eventueel kunnen een klein aantal glazen bouwstenen worden toegepast. Deze moeten wel altijd in de voegen worden gewapend.
5.3.1 Deuren
Hoe minder deuren in zij- en achtergevels, hoe beter. Deuren moeten zo 'strak en vlak' mogelijk zijn zonder aangrijpingspunten; ze dienen zonder onnodige speling te worden afgehangen. Veelal treffen we bij winkels een dubbele deur aan ten behoeve van de aanvoer van goederen. Deze deur, vaak een combinatie van vaste deur en loopdeur, doet dan tevens dienst al� personeelsingang.
Voor enkele en dubbele deuren zijn hier de kwalitatief hoogwaardige triplexsoorten (Exterieur 1 volgens NEN 3278 o.g .) geschikte deurbladmaterialen. Voor de meer ruige situaties zijn er zelfs triplexsoorten met een staalplaat in het hart (o.g.).
De materialen en detaillering voor de kozijnen, borstweringen en overige vullingen moeten natuurlijk op deze hoogwaardige triplexsoorten worden afgestemd. Het blijkt in de praktijk overigens dat men met (gelamineerd) hout zeer hoogwaardige, en 'normaal' ogende, inbraakwerende constructies kan realiseren.
De industrie levert voor dit doel ook complete stalen inbraakwerende deuren (deurblad met kozijn, hang- en sluitwerk en beslag). Bij deze veelal Duitse produkten wordt dan verwezen naar DIN 18 1 03 - Einbruchhemmende Türen. Soms worden ook soortgelijke referenties uit Oostenrijk (Onorm B 5338) of Zweden (SS 81 73 26/27) ter ondersteuning van de inbraakwerende kwaliteiten gehanteerd . Nederland kent geen norm voor inbraakwerende deuren.
5.3.2 Vluchtdeuren
Xxxx tegengestelde belangen treffen we aan bij die deuren die enerzijds
inbraakwerend moeten zijn uitgevoerd, maar anderszins zeer gemakkelijk (van binnenuit) geopend moeten kunnen worden omdat ze een verplichte vluchtwegfunctie h ebben.
Dit laatste levert tijdens de openstelling van winkels vaak het probleem op van het illegale gebruik van deze vluchtdeuren door zowel de niet-betalende klant als het personeel.
Na sluitingstijd moeten deze deuren een inbraakwerende functie hebben, hetgeen relatief eenvoudig valt te realiseren door een inbraakwerende deur toe te passen die aan de buitenzijde geheel blind is afgewerkt en aan de binnenzijde is voorzien van een deugdelijke anti-panieksluiting. Bij deze naar buiten draaiende deur moeten voorzieningen worden getroffen tegen inbraak via scharnierzijde in de vorm van bijvoorbeeld schanierbeveiligers.
Dit in principe toch eenvoudige recept voor een goede vluchtdeur blijkt in de praktijk vaak moeilijk uitvoerbaar te zijn. Op de volgende foto zien we een typisch voorbeeld van een goed bedoelde aanpak waarbij men is gestruikeld op het detail. Er is in dit geval een voldoende inbraakwerend deurblad toegepast, maar met een helaas uitgefraisd gat voor de slotkast van een insteekslot. Dit voor de
anti-panieksluiting niet benodigde gat is simpel afgewerkt met een van buitenaf afneembaar stel blinde schilden, hetgeen het manipuleren van de panieksluiting van buitenaf wel erg eenvoudig maakt.
Dit euvel komt bij veel eenzijdig te bedienen deuren voor, ook wanneer in plaats van een anti-panieksluiting een aan één zijde te bedienen insteekslot is toegepast. De volgende afbeelding geeft daarvan een voorbeeld.
In plaats van het gebruikelijke en vaak slecht functionerende uitbundige
29
stangenstelsel dat als anti-panieksluiting dienst moet doen, biedt vooral bij winkels de elektrisch bedienbare anti-paniekbalk (' push bar') met 'status-informatie' (deur open of dicht, schoot uit of in etc.> uitstekende mogelijkheden om de totale problematiek van illegaal gebruik (winkel geopend) en inbraakwerendheid (winkel gesloten) op te lossen, terwijl tevens voldaan wordt aan de veiligheidsvoorschriften van overheden.
5.3.3 Ramen
Indien het niet mogelijk of wenselijk is om ramen dicht te maken, kunnen ramen en glas in deuren in zij- en achterkanten beveiligd worden door:
- vervanging van het glas
- afscherming
Vervanging van het glas
Toepassing van slagwerend glas is - ook om financiële redenen - in deze geveldelen vaak minder aantrekkelijk: onbelemmerd zicht van binnen naar buiten is in veel gevallen onnodig en een goed zicht van buiten naar binnen is juist ongewenst. Hooguit heeft men de behoefte aan enige daglichttoetreding.
Een lichtdoorlatend slagwerend produkt dat hier zou kunnen worden toegepast is het 'Meshlite'. Dit produkt wordt vervaardigd door vlakgewalst strekmetaal aan weerszijden te verpakken in glasvezeldoek en daarna het geheel in polyester te gieten. Het resultaat daarvan is een stijve transparante plaat die tegen het licht gehouden een beetje blauw kleurt. In de gebruikelijke dikte van circa 3,5 mm voldoet dit produkt qua slagvastheid ruimschoots aan de klasse 2 (zie bijlage Beglazing). De sponning dient voor het beoogde effect conform de voorschriften van de fabrikant te worden gedetailleerd.
A fscherming ramen
Net zoals in de pui kan het glas aan de 'niet-commerciële' winkelzijde(n) natuurlijk ook worden afgeschermd. We hebben hierbij de keuze uit:
- rolluiken;
- blinderen met een plaatmateriaal;
- afschermen met strekmetaalroosters.
Stalen rolluiken zijn hier een ideale afscherming, maar het toepassen daarvan zal vaak stuklopen op de kosten.
Met het blinderen door middel van een plaatmateriaal, zoals bijvoorbeeld een triplex met een dikte van 20 mmo in de kwaliteit ' Exterieur l' (volgens NEN
3278) , kan een zeer goede inbraakwering worden bereikt. Voorwaarde is evenwel een goede (van buitenaf niet, of zeer moeilijk, losneembare) bevestiging. In de praktijk ziet men helaas vaak een te dunne en verkeerde kwaliteit plaat met een
' knullige' bevestiging.
Soort en type bevestigingsmiddelen , de steek, het niet- of moeilijk vanaf de buitenzijde losneembaar maken (bijvoorbeeld zaagsnede of kruis in de
platverzonken kop van de schroef afwerken met een tweecomponentenlijm) zullen dus naast de kwaliteit van de plaat ook goed moeten worden omschreven .
Met een rooster van strekmetaal (zie ook paragraaf 5.2.5 Glasafscherming) kunnen ramen (en ook deuren) op relatief eenvoudige wijze effectief inbraakwerend worden afgeschermd. De mate van inbraakwerendheid hangt af van de materiaalsoort (aluminium of staal) , de maaswijdte, het kader waarin h et strekmetaal wordt geplaatst en natuurlijk weer de bevestiging. Montage aan de binnenzijde van ramen en deuren geniet de voorkeur. De stalen strekmetaalsoorten zijn het sterkst en het goedkoopst, en de verwerking tot een inbraakwerend rooster is simpel. Het materiaal wordt om de vier knopen op het kader vastgelast. Een kader in de vorm van een stalen plat- of hoekprofiel van ca. 30/3 mmo moet voldoende bevestigingsgaten hebben; minstens drie per zijde, maximaal 300 mmo
h.o.h. Houtdraad- en keilbouten zijn de meest toegepaste bevestigingsmiddelen . Als de roosters buiten geplaatst worden dan dienen de boutkoppen of moeren vast te worden gelast.
30
Het strekmetaal type 51 .8.32.30 (met een 'doorlaat' van 61 %) heeft een voor inbraakwerende roosters geschikte maaswijdte en materiaaldikte, en is derhalve het meest toegepaste type. De afwerking (gemenied, gemoffeld, volbad verzinkt, etcJ
is naar keuze. Het basismateriaal is onbehandeld gerekt metaal in platen van (250 x 1 25) cm.
5.3.4. Roosters
Voor de installaties en ventilatie in winkels is het vaak nodig dat één of meerdere roosters in de zij- of achtergevel worden geplaatst. Uit het oogpunt van
inbraakwerendheid dienen stalen roosters te worden toegepast die van buitenaf niet afneembaar zijn. De roosters dienen zo hoog mogelijk te worden geplaatst.
5. 3.5. Hang- en sluitwerk
Net zoals bij de pui geldt hier, in alle eenvoud, dat het hang- en sluitwerk moet voldoen aan :
NEN 5088 : Inbraakveiligheid van gebouwen . Toepassing van hang- en sluitwerk. (uitgave december 1 994)
NEN 5089 : Inbraakveiligheid van gebouwen. Inbraakwerendheid. Eisen en beproevingsmethoden .
(2e ontwerp, uitgave december 1 994)
Alhoewel deze normen in oorsprong gericht zijn op de woningbouw, kunnen ze in principe voor alle typen gebouwen van toepassing worden verklaard. Bij de gebruikelijke detaillering van gevelopeningen in zij- en achterkanten van winkels levert dat dus geen problemen op. De ontwerper moet er wel op letten dat bij voorkeur op alle componenten aan hang- en sluitzijde van ramen en deuren de in de normen genoemde kwaliteitscategorie ' extra zwaar' (met het kwaliteitssymbool drie sterren ..) wordt toegepast. De ontwerper moet er voorts op attent zijn dat voornoemde normen voor inbraakveilig hang- en sluitwerk de bevestiging van de componenten aan ramen, deuren en kozijnen niet aangeven, zodat met name op die plaatsen die volgens het beveiligingsplan van belang zijn, dit nader gedetailleerd dient te worden .
Zodra ramen en deuren ' minder traditioneel' zijn of worden uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld bij toepassing van smalle metalen profielen in de kozijnen , verdient het aanbeveling tijdig met een slotenspecialist de detaillering van het hang- en sluitwerk af te stemmen . De ervaringen in het bouwproces geven aan dat deze details veelal onvoldoende zijn bekaderd en dat de voorgenomen 'nadere afstemmingen' tijdens de bouw vaak tot niet meer uitvoerbare constructies leiden.
5.4 Aangrenzende ruimten
Aansluitende ruimten van de winkel kunnen zijn:
- aangebouwde bijgebouwen;
- kelders en kruiprui mten ;
- ruimten boven de plafonds;
- bovenwoningen ;
- trappehuizen en leidingschachten ;
- daken.
Het komt niet zelden voor dat men via één der bovengenoemde ruimten inbreekt in de winkelrui mte, hetgeen vaak verbazing wekt, omdat de winkel ' rondom elektronisch beveiligd' heet te zijn.
Vooral in oudere binnensteden , waarbij soms over een periode van meer dan honderd jaar in panden is verbouwd, weet men veelal niet meer precies hoe de aansluitingen met de belendingen liggen. Maar ook bij nieuwbouw ontstaan maar al te vaak van dit soort ' lekkages'. Te ruim bemeten (en niet afgewerkte)
leidingschachten en kabeldoorvoeren in kruipruimten zijn daarbij de typische
31
voorbeelden. Ontwerpers dienen derhalve aandacht aan deze situaties te schenken ; niet alleen in het voorlopig en definitief ontwerp en bestek, maar vooral ook in de uitvoering.
5.4.1 Aangebouwde bijgebouwen
Achter winkels blijkt zich vaak een oerwoud van slecht gebouwde en slecht onderhouden (aangebouwde> bijgebouwtjes te bevinden, die als opslag dienen voor goederen , emballages etc., maar soms ook als keuken of kantine.
Wanneer dit soort aanbouwsels onvoldoende ' hard' zijn uitgevoerd (bijvoorbeeld houten wanden op stenen voeVgolfplaten> is het duidelijk dat deze buiten het bouwkundig deel van het beveiligingsplan van de winkel gehouden moeten worden. De aanbouw kan nog een nuttige functie hebben , maar is niet geschikt voor de opslag van voor inbraak attractieve goederen. De verbindingsdeur tussen de aanbouw en het hoofdgebouw waarin zich de winkel bevindt is dan in het
beveiligingsplan zeer belangrijk. Deze dient beveiligingstechnisch als buitendeur te worden uitgevoerd.
Bij nieuwbouw of grondige verbouwing kan doorgaans een voldoende beveiligde aanbouw worden gerealiseerd. In die situatie dienen de bouwkundige
beveiligi ngseisen van het hoofdgebouw ook op de aanbouw van toepassing te worden verklaard.
5.4.2 Kelders en kruipruimten
Kelderruimten die niet dienen tot verkoop of opslag van winkelgoederen worden beveiligingstechnisch gezien vaak slecht beheerd. Zo hier en daar zit een provisorisch dichtgespijkerde deur of luik, of is een gedeelte met halfsteenswerk in wild verband dichtgezet. Wat zich daarachter afspeelt of af kan spelen is onbekend. In oudere binnensteden komen soms zeer omvangrijke keldernetwerken voor.
Gevolg is dat soms via de kelders van een gesloopt of in verbouwing zijnd pand ingebroken kan worden in tal van andere panden in dat bouwblok. Soms treft men in deze oude kelders zelfs nog een tweede kelderlaag aan.
Op plaatsen waar kelders boven het maaiveld komen zien we vaak dat kelderramen of vroegere stortluiken zijn dichtgezet met plaatmateriaal, op een wijze die in de praktijk nog al eens uitnodigt tot inbraak. Maar ook in de nieuwbouwsituaties van winkels komen merkwaardige keldersituaties voor, bijvoorbeeld de kelder van de ene winkel loopt voor een deel onder een andere winkel door. Juist in dat gedeelte zit dan een luik.
Hetzelfde geldt voor de kruipruimten. Te vaak wordt aangenomen dat doorgaande muren de kruiprui mte voldoende inbraakwerend compartimenteren. Het blijkt evenwel dat fors bemeten kabeldoorvoeren of serviceluiken de gelegenheid bieden om onder een compleet winkelcentrum door te kruipen, met vele inbraakmogelijkheden naar boven.
Het is dus zaak voor de ontwerper om bij nieuwbouw of verbouwing de kelders kritisch op mogelijke inbraaklekkage te controleren. Kelderluiken en -deuren dienen op buitendeurniveau te worden gedetailleerd. Bij verbouwingen dienen alle te vervallen openingen (konisch) vertand uitgehakt met steenswerk o.g. te worden dichtgezet.
5.4.3 Ruimten boven plafonds
De ontdekkingsreizen die men soms via kelders en kruipruimten onder winkels kan maken, blijken soms ook uitvoerbaar via de (technische> ruimten boven plafonds, of zelfs via de zich in deze ruimten bevindende kokers van de
luchtbehandelinstallatie. Deze mogelijkheden zijn het grootst bij winkelcentra. Maar ook bij de supermarkt op de hoek blijkt soms dat men door het losnemen van enkele luifeldelen toegang kan krijgen tot de plafondruimte. Ook hier dient de ontwerper dus aandacht aan een inbraakwerende compartimentering boven het plafond te besteden.
Via het plafond kan men zich naar beneden laten zakken , maar natuurlijk ook via de verdieping boven de winkel die als woning (met eigen ingang) dienst doet,
32
vooral als deze houten vloeren h eeft. Deze woningen staan soms leeg, zijn in verbouwing of men weet niet meer precies wie er wonen. Vooral bij zeer waardevolle goederen in de winkel zal in dergelijke situaties moeten worden overwogen de inbraakwering van de betreffende vloer te verbeteren. Bij houten vloeren kan dit bijvoorbeeld met behulp van zwaluwstaartvormig geprofileerde staalplaat (Xxxxx) met beton.
5.4.4 Trappehuizen en leidingschachten
Vooral in oudere winkels met bovenwoningen bieden de trappehuizen nogal eens aanlokkelijke inbraakmogelijkheden. Het vloerdeel direct achter de voordeur van het trappehuis naar de bovenwoningen bevindt zich bijvoorbeeld boven de kelderruimte van de winkel en de trap naar boven bevindt zich boven de trap naar de kelder. De ontwerper zal in dit soort situaties deze zwakke plekken zo hard mogelijk moeten detailleren.
H etzelfde geldt voor de wat grotere leidingschachten, die zich soms naast de liftschacht bevinden. Entree tot deze schacht via bijvoorbeeld het dak of de kelder is soms eenvoudig en wanneer de schacht niet op deugdelijke wijze met bijvoorbeeld strekmetaalroosters is gecomparti menteerd heeft men het voor het uitkiezen.
5.4.5 Daken
Platte daken zijn vaak op grote schaal voorzien van lichtdoorlatende openingen in de vorm van koepels, sheds etc. Deze produ kten zijn in hun traditionele uitvoering weinig inbraakwerend. De bouwkundige beveiliging richt zich in eerste instantie op de dakopeningen. Deze lichtdoorlatende openingen dienen aan de onderzijde
inbraakwerend te worden afgeschermd.
Dit kan bijvoorbeeld met behulp van strekmetaalroosters of slagwerende glas- of kunststofprodukten (zie paragraaf 5.2.4 en bijlage 2 'Beglazing').
De bevestiging van deze afscherming onder lichtkoepels kan het beste worden gerealiseerd met een rondom in de raveling van de balklaag aan te brengen stalen L-profiel.
Oe industrie levert sinds enkele jaren ook kunststof lichtkoepels in slagwerende (polycarbonaat) uitvoering met een zeer moeilijk los te maken bevestiging. Voorts zijn er slagwerende kunststof lichtkoepels die in de dakbedekking worden
. meegeplakt' waardoor een glad en inbraakwerend geheel ontstaat.
Dankzij een veelheid aan goede profielen en blinde bevestigingsmogelijkheden kunnen lichtstraten die worden opgebouwd uit vlakke of gebogen slagwerende plaatmaterialen tegenwoordig op voldoende inbraakwerend niveau worden uitgevoerd. Dit in tegenstelling tot de op dit punt beruchte constructies met draadglas.
Wanneer de dakopeningen in platte daken in voldoende mate bouwkundig zijn beveiligd blijft natuurlijk het risico over van het inbreken door het dakmateriaal heen : een in de praktijk ook niet-onbekende wijze van inbraak. Afhankelijk van de dakconstructie en de risicosituatie zal dan moeten worden overwogen ook het dak aan de onderzijde (voor een deel) af te schermen met daarvoor geschikte plaat- of roostermaterialen, zoals de dikkere kwaliteiten melamine gelijmde triplex, een relatief dunne ' Corten' staalplaat, strekmetaal etc. Één en ander dient natuurlijk op deugdelijke wijze bevestigd te worden.
Niet alleen platte daken maar ook hellende daken blijken in de afgelopen jaren bij inbrekers aan populariteit te hebben gewonnen. Indien dakgoten of andere horizontale aansluitingen op hellende daken inklimbaar zijn, dient aan de bouwkundige beveiliging van het betreffende hellende dak aandacht te worden geschonken. Dit kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden door (evenals bij platte daken) het betreffende deel van het dakvlak aan de binnenzijde af te schermen. Een risicosituatie die men zich soms onvoldoende realiseert is i nbraak in het hellende dakvlak, waardoor men in de ruimte achter de knieschotten komt.
Vervolgens verschaft men zich geen toegang tot de (mogelijk elektronisch
beveiligde) zolderverdieping , maar men werkt zich door de verdiepingsvloer heen.
33
In voorkomende gevallen blijkt het noodzakelijk deze ruimten op een aantal plaatsen te compartimenteren en de betreffende vloerdelen te 'verharden' op een wijze zoals eerder in dit hoofdstuk onder ' Rui mten boven plafonds' (paragraaf
4.4 .3) staat aangegeven.
Dakkapellen die na enig geklauter bereikbaar zijn dienen natuurlijk ook in het bouwkundig deel van het beveiligi ngsplan te worden betrokken.
5.5 Terreinen
AI eerder kwam ter sprake dat het binnendringen op het tot de winkel behorende terrein zoveel mogelijk moet worden bemoeilijkt. Vooral het weren van auto's is in dit erband zeer gewenst. Met deugdelijke (beveiligings)hekwerken ,
beveiligingsverlichting en eventueel 'obstakels' kan dit worden gerealiseerd. Een voordeel is dat in de afgelopen jaren hekwerken, palen, poorten, benodigd hang- en sluitwerk, opzetstukken met punt, (prikkel)draad, etc. ook in
beveiligingskwaliteiten leverbaar zijn geworden . De ontwerper hoeft niet meer zoals voorheen alle details te beschrijven , maar kan in praktische zin nu volstaan met het vermelden van een bepaald merk en type (o.g.), met de zekerheid dat in een dergelijke beveiligi ngsafscheiding alle componenten ook beveiligingstechnisch op elkaar zijn afgestemd. Ook bij een relatief klein werk is het derhalve doorgaans handiger advies en/of ontwerp en de uitvoering in handen te geven van een in dit onderwerp gespecialiseerd bedrijf.
Tussen terreinafscheiding en beveiligingsverlichting ligt een sterke relatie, zodat deze onderwerpen in het ontwerp zoveel mogelijk op elkaar moeten worden afgestemd.
In de praktijk komt het er op neer dat het de achter- en zijkanten van winkels zijn die bij het donker worden automatisch in het licht gezet moeten worden . De hoeveelheid licht die voor het beveiligingseffect noodzakelijk is dient te worden afgestemd op de eventueel in de omgeving van het terrein aanwezige verlichting, de reflectie-eigenschappen van de betreffende geveldelen, de omvang van het terrein , de soort afscheiding en de lichtbehoefte van eventuele bewakers.
Het installeren van verlichting voor beveiliging is altijd maatwerk. De plaats waar de lichtbron moet worden aangebracht is voor elke situatie verschillend. In het algemeen verdienen de gevelopeningen de meeste aandacht, maar het kan ook wenselijk zijn om een inspringend gevelgedeelte, zijpaden of de afscheiding te verlichten.
Bij het bepalen van de hoogte waarop de armaturen moeten worden gemonteerd dient men er rekening mee te houden dat een gelijkmatige verlichting te verkiezen is boven een verlichting die tussen de bundels donkere plekken overlaat. Als lichtbron zijn in dit soort situaties achter en naast winkels de energievriendelijke gasontladingslampen (HPL, SON en SOX (Philips-codering» te adviseren met uiteraard een daarvoor geschikt slagvast armatuur met lichtcel voor automatische in- en uitschakeling.
Zie verder bijlage 4 'Verlichting' voor meer gedetailleerde informatie over dit onderwerp.
5.6 Inbraakwerende compartimenten
Er zijn winkelsituaties waarbij de bouwaard of omvang van het gebouw het minder zinvol of zelfs onmogelijk maakt verantwoord bouwkundig te beveiligen. Wanneer daarbij ook nog blijkt dat slechts een deel van de voorraad winkelgoederen attractief is voor inbraak, kunnen één of meerdere inbraakwerende compartimenten een efficiënte oplossing zijn. Men laat qua bouwkundige beveiliging in principe de rest van het gebouw voor wat het is en men concentreert zich op het compartiment.
In praktische zin kan dat bijvoorbeeld betekenen dat in de verkoopruimte een
' kooi' van aluminium strekmetaal wordt ondergebracht waarvan één of meerdere zijden overdag geopend zijn. Na winkelsluitingstijd wordt dit compartiment gesloten en de (aan te bevelen) elektronische beveiliging wordt in werking gesteld.
Eenzelfde systeem kan men ook in de voorraadrui mte toepassen. De uitvoering kan ook met traditionele bouwmaterialen worden gerealiseerd: een volledig blinde
34
xxx xxx met bijvoorbeeld steenswanden en één stalen of massieve triplex deur met drie sterren ••• hang- en sluitwerk volgens NEN 5088. Eigenlijk dus een
kluisrui mte in haar eenvoudigste vorm. Ook hier moet natuurlijk de
inbraakwerendheid van onder- en bovenzijde van het compartiment gelijk zijn aan de rest van de wanden. De elektronische beveiliging rond dit compartiment
vervolmaakt het geheel.
Het comparti menteren is overigens ook een steeds vaker voorkomende eis van verzekeraars bij het verzekeren tegen inbraakschade. In hun
risicoklasse-indeling is compartimenteren in de eerste drie klassen een optie, in de hoogste klasse 4 is het nagenoeg verplicht, tenzij voor het gehele
(winkel)gebouw alle registers voor bouwkundige- en elektronische beveiliging worden opengetrokken.
Zie verder ook bijlage 5 'Brandkasten, kluizen en data-safes.'
•
35
HOODSTUK 6 ELEKTRONISCHE MAATREGELEN
6.1 Alarmsystemen
De praktijk leert dat elektronische bevei liging een nuttige functie kan hebben. Doel hiervan is om in een zo vroeg mogelijk stadium bij een inbraak, overval of brand
te alarmeren om daarna een hulpbiedende partij zo snel mogelijk te laten reageren. Detectoren melden daarbij automatische een inbraak of brand, een brand of overval wordt handmatig gemeld met een handmelder.
Voor deze keten van detectie of handmelding, alarmering en reactie geldt allereerst dat de detectie-meldsystemen zelf kwalitatief zeer goed moeten zijn, en goed moeten worden onderhouden. Daarnaast is vooral de organisatie rond alarmering en reactie, alsmede de instructies voor gebruikers, van groot belang.
Elektronische inbraaksignalering wordt steeds meer bij winkels toegepast, elektronische branddetectie minder. De systemen behoeven niet altijd gescheiden te zijn. Afhankelijk van de omvang en het type gebouw kan ook worden gekozen
voor een inbraaksignaleringssysteem met een beperkte branddetectie-functie; bijvoorbeeld alleen voor enkele zeer risicovolle plekken in het winkelgebouw zoals bijvoorbeeld container- en emballageruimten .
Werking
In principe is de werking van alle inbraaksignaleringssystemen gelijk. Een detector registreert een inbraak of poging daartoe. Deze registratie wordt omgezet in een elektrische impuls, die naar de (veelal in de meterkast geplaatste) centrale van het systeem wordt gevoerd : de ' Centrale Controle en Stuureenheid' (CCS).
Deze CCS zet de ontvangen impuls om in een alarmsignaal, dat met behulp van een ' Automatisch Telefoon Kiesapparaat' (ATK) via het telefoonnet naar een
' Particuliere Alarm Centrale' (PAC) wordt verzonden. Deze PAC weet, op basis van eerder gemaakte afspraken , wat er na ontvangst van een alarmsignaal gedaan moet worden . Veelal zal direct de politie worden verwittigd en daarna de winkelier en/of er wordt opdracht gegeven aan een professionele bewakingsdienst (NO) die zich naar de plaats van inbraak spoedt.
Naast, of in plaats van het door de ATK verzonden alarmsignaal kan gelijktijdig of vertraagd ook nog een optisch en/of akoestisch alarm (bijvoorbeeld een flitslicht met sirene) buiten of in het gebouw worden ingeschakeld door de CCS. Gezien het sterk afnemende effect van deze wijze van alarmering en de beperkende lokale verordeningen op het gebruik ervan, wordt deze wijze van alarmering steeds minder toegepast.
Een overhaast vertrek van de inbreker(s) kan soms worden bevorderd door één of meerdere flitslichten, die gelijktijdig met het uitgaande alarmsignaal van de ATK in de winkel in werking treden , en/of in plaats daarvan één of meerdere ' zware' sirenes in het winkelgebouw die vertraagd (bijvoorbeeld na twee minuten) gaan functioneren.
Detectoren
De meest in het oog springende componenten van een inbraak-signaleringssysteem zijn doorgaans de detectoren. Ze behoren meestal tot de groep ' ruimtelijk
werkende detectoren', dat wil zeggen dat de ruimte door dit type detector binnen zijn werkingsgebied driedimensionaal wordt bewaakt. Zodra iemand zich in het werkingsgebied van een dergelijke detector begeeft, volgt een detectie-melding aan de CCS, die het daarna tot een alarmmelding kan verwerken.
De gebruikelijke ruimtelijk werkende detectoren voor inbraak kennen drie werkingsprincipes: ' DoppIer radar' ( R), ' DoppIer ultrasonoor' (U S) en 'passief
infrarood' (PI R). Soms combineert men twee werkingsprincipes in één detector, bijvoorbeeld: R + PIR Cdual detector').
Het meest gebruikte type detector voor winkels is de PIR. Deze detecteert bewegingen van mensen via de door het menselijk lichaam uitgezonden infrarood
36
energie.
Verder wordt de US- detector nog wel toegepast voor wijkgebouwen . Dit type zendt geluidsgolven uit in een frequentiegebied direct boven het voor mensen hoorbare gebied. De geluidsgolven worden weerkaatst door de wanden, vloer en plafond en weer opgevangen door de detector. Zodra een voorwerp of mens dit geluidsbeeld door bewegingen verstoort, volgt een detectiemelding aan de ces.
Het werkingsgebied reikt gemiddeld tot circa 8 m, maar dat is vanwege de
geluidsgolven zeer afhankelijk van de absorptie- en reflectie-eigenschappen van het interieur, alsmede van de temperatuur en luchtvochtigheid.
Minder in het oog springende detectoren zijn de magneet- of reedcontacten. De werking berust op de invloed van een magnetisch veld op een reedcontact: een hermetisch gesloten en met stikstof gevuld glazen buisje waarin zich een vast en een beweegbaar contactveertje bevinden.
Dit soort detectoren worden veelal toegepast op de in het beveiligingsplan van belang zijnde ramen en deuren . Meestal wordt het inbouwtype toegepast; de magneet aan de bovenzijde in raam of deur, en di rect daar tegenover het reedcontact in de bovendorpel van het kozijn. Wanneer het raam of de deur wordt geopend, wordt de afstand tussen magneet en reedcontact groter, en de invloed van de magneet op het reedcontact kleiner. Bij een bepaalde minimumwaarde van het magnetisch veld schakelt het reedcontact, hetgeen resulteert in een detectiemelding aan de ces.
Projectering
De projectering van een inbraaksignaleringssystemen bestaat uit twee hoofdactiviteiten :
- het maken van een beveiligingsplan ,
- het maken van een uitvoeringsplan.
De uitvoering wordt in de praktijk sterk bepaald door het beschikbare budget, zodat getracht moet worden binnen dit kader een effectief en kwalitatief goed signaleringssysteem te ontwerpen .
Uitgangspunten voor het beveiligingsplan zijn de risico's en het niveau daarvan , alsmede de strategie en maatregelen welke men wil aanwenden om deze risico's zoveel mogelijk te beperken. In het beveiligingsplan kent men drie groepen maatregelen : de organisatorische, bouwkundige en elektronische maatregelen. De onderlinge samenhang van deze maatregelen in het beveiligingsplan is zeer belangrijk. In dit verband worden de elektronische maatregelen altijd als een aanvulling op de bouwkundige maatregelen gezien.
Inschakeling
Voor het inschakelen van het systeem wordt doorgaans een sleutelschakelaar of een cijfercodeslot toegepast. De gebruikelijke plaats is in een nabij de entreepartij gelegen beveiligde ruimte. Een in- en uitloopvertraging met 'vooralarm' (een
zoemer) maakt het de gebruiker mogelijk binnen bepaalde (in te stellen)
tijdslimieten het systeem in- en uit te schakelen, zonder dat het systeem 'in alarm gaaf.
Installatie
Inbraaksignaleringssystemen dienen door erkende UN ETO-beveiligingsinstallateurs ontworpen, geleverd, geïnstalleerd en onderhouden te worden . Via de ' Regeling voor de erkenning van elektrotechnische beveiligingsinstallateurs' (de zogenaamde ' REB-regeling') worden onder meer het vakmanschap van de installateur en zijn planmatige aanpak in ontwerp en uitvoering van een beveiligingsplan geregeld. Het is dus een erkenning van de kwaliteit van diensten. Het secretariaat van UN ETO of het VIP (vlh TBBS) verstrekt op verzoek een lijst van meer dan 400 erkende
beveiligings-installateurs.
Normering
37
Sinds eind 1988 is ook in Nederland een begin gemaakt met het normeren en certificeren van bevei ligingsapparatuur. Hiermee komt er naast de erkende diensten van de vakman ook een kwaliteitswaarborging voor de toe te passen beveiligingsapparatuur. De toezichthoudende instantie is de Stichting Certificatie Bevei ligings-apparatuur.
6.2 Collectieve beveiliging
Coltieve inbraakbeveiliging
Voor lokaties met meerdere gebruikers, zoals in een winkelcentrum, zijn er systemen die relatief goedkoop met één inbraakmeldcentrale (CCS) alle winkels afzonderlijk kunnen bevei ligen. Ook kunnen de kosten voor aansluiting op de telefoon- en alarmcentrale (PAC) verdeeld worden over de verschillende
gebruikers. Men kan de inbraakbeveiliging volledig onafhankelijk van medewinkeliers gebruiken .
Burenhulpsysteem
Naast collectieve inbraakbeveiliging kan in een winkelcentrum of winkelstraat ook effectief gebruik worden gemaakt van een onderling meldsysteem in situaties van agressieve klanten, winkeldiefstal etc. Uitgangspunt van een dergelijk
burenhulpsysteem is dat men een dreigende situatie beter de baas kan door het getalsmatig overwicht van de te hulp gekomen winkeliers.
Technisch kan het systeem bestaan uit bijvoorbeeld een bedieningstableau met drukknoppen en display. Zodra iemand om hulp vraagt hoort men een zoemer en verschijnt op de display de naam van de hulpvrager. Kan en wil een collega hulp verlenen dan kan de 'hulpverleningsknop' worden ingedrukt. Daarna verschijnen op de display ook de namen van andere hulpverleners die deze knop hebben bediend. Dit laatste is bedoeld om te voorkomen dat men met z'n allen naar de om hulp vragende collega snelt. Afhankelijk van de plaatselijke situatie kan men bijvoorbeeld afspreken dat de hulp van drie collega's al voldoende is.
Aan het systeem kan ook een cassette-recorder worden gekoppeld die vanaf het moment van hulpaanvraag de geluiden uit de winkel van de aanvrager opneemt. Burenhulpsystemen worden in clusters van bijvoorbeeld 10 aangesloten winkeliers per cluster opgebouwd.
Overvalknop
Het mag duidelijk zijn dat bij een overval een enthousiaste groep opdravende collega's ongewenst is, omdat hierdoor de dader gefrustreerd, agressief en totaal onberekenbaar kan gaan reageren.
Het burenhulpsysteem is dan ook niet bedoeld voor overvalsituaties en andere incidenten waarbij gedreigd wordt met vuur- of steekwapens. Bij dit soort situaties dient men zo onopvallend mogelijk een vaste of draadloze overvalknop te activeren. Ook in die situatie kan tevens eerder genoemde recorder worden geactiveerd.
Het overvalalarm komt via een telefoonlijn en een particuliere alarmcentrale (PAC) binnen bij de Politiemeldkamer, waarna actie wordt ondernomen . De werkwijze daarbij is meestal vooraf bepaald, en er is soms al in getraind.
6.3 Bouwkundig ontwerp
Voor de bouwkundig ontwerper is het raadzaam al vanaf het begin van het bouwproces aandacht te hebben voor het onderwerp elektronische beveiligingen : inbraak, brand, burenhulp, overval, gesloten TV-systemen etc.
Weer later kunnen dan het bouwkundig en het elektronisch deel van het beveiligi ngsplan op elkaar worden afgestemd .
Op die manier kunnen bijvoorbeeld ook tijdig de eventuele esthetische en andere praktische bezwaren van bepaalde in het zicht komende componenten worden ondervangen . Daarbij kunnen dan tevens voldoende (loze) leidingen, sparingen voor bedieningstableaus, inbouwdetectoren etc., en een voldoende grote afsluitbare
38
rui mte voor de CCS en/of andere elektronische beveiligingssystemen worden gereserveerd.
In dit verband is het ook goed om te weten dat bij winkelgebouwen met meerdere gebruikers en winkelcentra steeds meer behoefte ontstaat aan een centrale ruimte die gebruikt kan worden als rui mte voor (man)bewaking en techniek.
•
39
HOOFOSTUK 7 PARTICULIERE BEVEILIGINGSORGANISATIES
7.1 Wet op de weerkorpsen
De Wet op de Weerkorpsen van 1 936 verbiedt het tot stand brengen , deel uitmaken en steunen van een weerkorps, tenzij dat korps uitdrukkelijk door het Ministerie
van Justitie is toegelaten .
Hierbij wordt onder een weerkorps verstaan een organisatie van particulieren welke gericht is op, of voorbereidt tot, het in onderling verband verrichten van hetgeen
tot de taak behoort van de weermacht of politie, in de handhaving van de veilig heid en van de openbare orde en rust.
Binnen het kader van de 'Wet op de Weerkorpsen' en daarbij behorende uitvoe ringsbesluiten , nota's van toelichting en beschikkingen , werden door het Ministerie van Justitie particuliere beveiligingsorganisaties toegelaten.
7.2 Regelgeving particuliere beveiligingsorganisaties'
De niet zo duidelijke regelgeving leidde er toe dat per september 1 988 de inrichting en werkwijze van de verschillende particuliere beveiligingsorganisaties in één beschikking werden ondergebracht.
In december 1 992 trad een nieuwe wet in werking: de Wet op de Weerkorpsen en de Particuliere Beveiligingsorganisaties.
De huidige Regeling Particuliere Beveiligingsorganisaties is in praktische zin vastgelegd in de publikatie 'Regelgeving voor particuliere bevei ligingsorganisaties' (Sdu Uitgeverij, juli 1 994)
7.3 Toegelaten bedrijven
Er zijn thans vijf categorieën toegelaten particuliere beveiligingsorganisaties:
- particulier beveiligingsbedrijf (ND>
- particulier bedrijfsbeveiligingsdienst (BD>
- particuliere alarmcentrale (PAC)
- particulier geld- en waardetransportbedrijf (PGW)
- andere vorm van particuliere beveiligingsorganisatie (POV>'
Tot deze laatste categorie behoren bijvoorbeeld de bedrijvendie zich toeleggen
op de beveiliging van evenementen. Voorts vallen de recherchebureaus thans ook met bijzondere bepalingen onder de nieuwe regelgeving.
Voor juweliers zijn van deze categorieën interessant:
PAC Toegelaten particuliere alarmcentrales
Deze circa 30 particuliere beveiligingsbedrijven exploiteren beroepsmatig alarm centrales, waar door detectoren geregistreerde alarmeringen langs telecommuni catieverbindingen binnenkomen en van waaruit assistentie aan overheids- of parti culiere instanties kan worden gevraagd.
NO Toegelaten particuliere beveiligingsbedrijven
Deze circa 100 particuliere beveiligingsbedrijven zijn gericht op feitelijke hand having van de veiligheid van personen en goederen of van de openbare orde en rust ten behoeve van derden. Ze maken daarbij in hoofdzaak gebruik van speciaal voor dit doel opgeleide en gediplomeerde mankracht.
In de praktijk wordt naast de feitelijke of roepnaam vaak het toelatingsnummer vermeld waaronder het bedrijf bij het Ministerie van Justitie is toegelaten, bijvoor beeld:
- Krimpense Bewakingsdienst, ND 341
- Xxxxxx Xxxxxxxxx B.V., PAC 41
40
7.4 Dienstverleningen
PAC
De PAC is het sluitstuk van de in gebouwen aangebrachte elektronische in braakdetectiesystemen (eventueel voorzien van een beperkte branddetectie). Na ontvangst van een alarmmelding treedt de PAC direct handelend op. gericht op het zo snel mogelijk dirigeren van een hulpbiedende partij naar de beveiligde winkel: politie. brandweer. bewakingsdienst. eigenaar. beheerder etc. Dit soort acties
van de PAC zijn op basis van eerder gemaakte afspraken tussen beheer en PAC nauwkeurig vastgelegd en opgeslagen in de computer van de PAC. Waarschuwadressen. hulpbiedende partijen. volgorde van waarschuwing etc. zijn afhankelijk van plaatselijke omstandigheden.
De keuze van de PAC wordt in de praktijk doorgaans mede bepaald door de (er kende) beveiligingsinstallateur van het detectiesysteem in het wijkgebouw.
NO
Het assorti ment dienstverleningen van particuliere beveiligingsbedrijven ('bewa kingsdiensten') voor wijkgebouwen is nogal uitgebreid. Uitgezonderd de aangifte bij de politie. kan een dergelijk bedrijf desgewenst geheel zelfstandig een incident bij een winkel(centrum) afwikkelen of preventieve diensten verrichten.
De diensten bestaan in het algemeen uit:
- Alarmopvolging; doorgaans na melding van een PAC. Men treedt handelend op in samenwerking met de doorgaans gelijktijdig gewaarschuwde politie. In af wachting van de beheerder kan daarna worden afgestemd wat eventueel nog gedaan moet worden . danwel dat de ND zelf nog de nodige maatregelen treft.
- Bewakingsronden ; één of meerdere keren per nacht. of alleen in de weekends. of alleen in vakantieperiodes. De controlepunten rond (of eventueel in) het com plex worden vooraf vastgelegd.
- Schadeherstel; bijvoorbeeld bemiddeling in het snel afdichten en/of direct her stellen van bij inbraak beschadigde ramen of deuren. Meestal lopen er afspraken met hierin gespecialiseerde bedrijven die ook de goedkeuring van de betreffende dienst van de gemeente hebben .
- Sleutelbeheer; de ND kan desgewenst ook als sleutelbeheerder van het gebouw optreden . hetgeen het snel afhandelen van een incident vergemakkelijkt.
- Evenementen; begeleiding (met of zonder hond). ordehandhaving. toezicht op afslui-
ting. controleronde etc.
De keuze van de ND wordt in de praktijk doorgaans mede bepaald door de keuze van de PAC. Qua samenwerking tussen de PAC en ND kan het van voordeel zijn gebruik te maken van particuliere beveiligingsorganisaties die zowel als PAC als wel als ND zijn toegelaten .
•
41
HOOFDSTUK 8
OVERVAL
8.1 Definitie van overval
Voor het begrip 'overval' bestaat geen sluitende en eenduidige definitie, mede omdat de strafwetgeving hierin niet expliciet voorziet. De delicten die met de term. 'overval' worden aangeduid zijn met name in twee artikelen van het Wetboek van Xxxxxxxxxx terug te vinden.
In artikel 31 2 wordt gewezen op 'diefstal voorafgegaan door, vergezeld
met of gevolgd door toepassing en/of dreiging met geweld jegens personen'. Artikel 317 betreft 'het door toepassing van enlof dreiging met geweld iemand dwingen tot afgifte van een goed' .
Berovingen waarbij lichte(re) vormen van geweld worden toegepast en waarbij geen letsel wordt veroorzaakt (bijvoorbeeld tasjesroven), vallen wel onder
het bereik van artikel 312, maar worden veelal niet als 'overvallen' bestempeld.
Een overval wordt beschouwd als een misdrijf waarbij sprake is van het
zich wederrechtelijk toeëigenen van een goed door middel van de toepassing van (fysiek of geestelijk) geweld, dat van meet af aan een wezenlijk onderdeel uitmaakt van het delict. Een criterium dat hieraan vaak wordt toegevoegd is de planmatige opzet van het delict. Onderzoek onder daders heeft echter uitegwezen dat dit planmatige handelen niet voor elke overval geldt.
Alhoewel het delict straatroof ook binnen de definitie zou vallen , wordt
een onderscheid aangebracht tussen straatroof en overval. In het algemeen vindt een overval plaats in een besloten , afgeschermde ruimte (bank, juwelier, supermarkt etc.> en straatroof in de openbare ruimte.
De laatste tijd wordt - mede in verband met de de ontwikkelingen rond de preventie van overvallen - veelvuldig de volgende definitie voor overval gehanteerd:
Het met geweld of bedreiging met geweld wegnemen of afpersfJIJ va
enig goed, gepleegd tegen personfJIJ in een afgeschermde ruimte of op een
gepland/georganiseerd transport of de poging daartoe.
Verzekeringstechnisch ligt de definiëring weer geheel anders, en het is voor verzekerden goed daar attent op te zijn. Qua schadevergoeding valt dit bijvoorbeeld onder de rubriek 'diefstal zonder braak', waarbij onder de 'variant overval' bijvoorbeeld wordt verstaan : 'het risico van diefstal of poging daartoe, voorafgegaan door, gepaard gaande met of gevolgd door
geweld of bedreiging met geweld jegens verzekerde, diens personeel, klanten en/of andere op het zakenadres aanwezige personen'.
8.2 Daders
Uit daderanalyses en op grond van de praktijkervaringen van de politie komt een duidelijk profiel van de plegers van overvallen naar voren . De daders zijn in te delen in drie categorieën
1 . Beginnende daders (ca.1 5- 19 jaar oud) .
2. Gevorderden (ca 1 8-23 jaar oud).
3. Professionele overvallers (ca.23 jaar en ouder).
Meer dan 90% van alle overvallers is, voordat ze een overval plegen, al in aanraking geweest met politie en justitie. Eenmaal actief als overvaller streven ze naar professionalisering. Meer dan 70% van de overvallers wordt later vanwege een soortgelijk delict weer aangehouden .
42
Voor alle daders geldt dat de buitverwachting hoog is. Allereerst omdat overvallers onderling pochen over hun 'prestaties', waardoor een vertekend beeld wordt gecreëerd over de hoeveelheid geld die in elk bedrijf aanwezig zou zijn. Aan de andere kant zijn er nog veel te veel overvallen , waarbij
inderdaad heel gemakkelijk forse geldbedragen worden buitgemaakt. Dit vergroot de aantrekkingskracht van overvallen .
8. 3. Daders en objecten
De drie genoemde dadercategorieën hebben meestal een eigen voorkeur voor objecten. De volgende globale verdeling kan worden gemaakt.
Beginners
- kleinere winkels;
- kleinere horecabedrijven.
Gevorderden:
- grotere winkels;
- benzinestations;
- postagentschappen ;
- particulier geld- en waardetransport;
- grotere horecabedrijven .
Professionelen:
- banken en postkantoren ;
- professioneel geld- en waardetransport;
- juweliers.
Naarmate de criminele ervaring toeneemt, proberen daders steeds hogere buitbedragen te bemachtigen. Dat heeft tot gevolg dat de complexiteit
van de overval toeneemt: zowel door de omvang van de situatie (grotere ruimyte, meer personeel en klanten aanwezig) als door het verawchte niveau van beveiligingsmaatregelen .
8.4 Verschijningsvormen van overval
Geweld of bedreiging met geweld is een essentieel kenmerk van een overval.
Geweld is voor de dader een instrument om
zijn doel te bereiken. De volgende vormen van overvalcriminaliteit kunnen worden onderscheiden :
- klantgedrag-overvallen ;
- 'hit and run' overvallen;
- openings- en sluitingsovervallen ;
- transport-overvallen ;
- overvallen met directe en indirecte bedreiging.
In meer dan 60% van de gevallen wordt een vuurwapen gebruikt om de bedreiging kracht bij te zetten . Het gebruik van steekwapens komt op de tweede plaats.
De indruk bestaat dat slechts weinig daders van tevoren plannen geweld te bruiken als de dreiging met geweld onvoldoende
blijkt om buit te maken. Het is bekend dat het risico van escalatie groter is naarmate het aantal daders groter is en hun criminele vaardigheid en ervaring geringer.
Door onverwacht slachtoffergedrag of onverwachte samenloop van omstandigheden kan bij de overvaller het 'ideaalbeeld' van het verlOOp van de overval worden verstoord . De daders kunnen dan twee dingen doen :
- de overval afbreken en zonder buit zo snel mogelijk vertrekken;
- alsnog proberen de verstoorde situatie naar hun hand te zetten .
In dat laatste geval zal de bedreiging al snel in geweld worden omgezet.
43
Samenvattend kunnen de intenties van een overvaller als volgt worden weergegeven :
- snelheid (veelal maximaal 90 seconden);
- geld (en liefst zoveel mogelijk) ;
- een situatie waarin zij meteen de regie kunne voeren (weinig onzekere factoren );
- een geringe kans op ontdekking door anderen dan het slachtoffer of aanwezige getuigen.
8.5 Risicovolle momenten en risicopunten
Op basis van de analyse van de verschijningsvormen van overval kunnen de volgende risico-momenten en risico-punten worden onderscheiden in de bedrijfsvoering:
- opening;
- afrekenpunt (kassa) ;
- waardeberging (kluis);
- intern waardetransport;
- telling/kasopmaak en dergelijke;
- sluiting;
- extern waardetransport;
- waardeberging thuis.
8.6 Beveiligingsplan
Geïntereseerden wordt aanbevolen aan de slag te gaan met het samenstellen van een beveiligingsplan, na bij voorkeur eerst te hebben geoefend met
het puntsgewijs omschrijven van enkele scenarios van mogelijke overvallen .
Als noodzakelijke hulpmiddelen voor het samenstellen van het beveiligi ngsplan wordt aanbevolen de volgende publikaties van het Projectteam Overvalcriminaliteit [Xxxxxxx 000 (XX 0000), 0 000 XX Xxxxxxxxx] aan te schaffen :
- Checklist overvalcriminaliteit (7 pag J;
- Toelichting op de Checklist overvalcriminaliteit (6 pag.);
- Werkdocument 'Stop Overvallen Samen' (1 1 pagJ;
- Aanbevelingen voor het gebruik van beveiligingscamera-systemen (1 3 pag J.
- Brochure 'Geldtransport ? Doe het veilig !: 13 tips voor het vervoer van geld en waardepapieren.
8.7 Slachtofferzorg
De ondernemer (werkgever) is niet alleen moreel maar ook (arbo-) wettelijk verantwoordelijk voor een goede zorg voor het personeel in de werkomgeving. Slachtofferzorg dient daarin een prominente plaats in te nemen.
Slachtofferzorg kent in het kader van het overvalrisico twee kanten :
- de preventieve zorg;
- de curatieve zorg.
De preventieve slachtofferzorg heeft te maken
met de voorbereiding op het mogelijke slachtofferschap. In het beveiligingsplan moet daaraan uitdrukkelijk aandacht worden besteed : bewustwording, attitude, opleiding en training (bijvoorbeeld in het kader van het vergroten van de weerbaarheid) zijn belangrijke elementen.
Uit de praktijk blijkt dat slachtoffers die goed zijn voorbereid op een overval, minder risico lopen op langdurige psychisch letsel.
De curatieve slachtofferzorg richt zich op
het beperken van de traumatische gevolgen van het slachtofferschap ná een overval. Een overval is een zeer ingrijpende gebeurtenis, waarbij personen onverwacht met geweld (of dreiging daarmee) worden geconfronteerd op een
44
plek waar ze zich (ook) prettig, veilig en geborgen zouden moeten voelen : de werkplek.
Proffessionele hulp wordt geboden door het Buro Slachtofferhulp, de huisarts of hierin gespecialeerde bedrijven . Het proces van verwerking van een overval vereist in ieder geval het sturend optreden van de ondernemer .
•
45
HOOFDSTUK 9 COLLECT1 EVE AANPAK WINKELCRIMINALITEIT
9.1 Weinig vertrouwen, nauwelijks aangifte
Winkeliers doen onvoldoende aangifte van strafbare feiten. Slechts voor 1 0% van de delicten doen winkeliers aangifte bij de politie.
Volgens veel winkeliers heeft het doen van aangifte geen zin of kost het te veel tijd. Gepakte winkeldieven worden vrij vaak intern 'afgehandeld'. Men legt de dief een schadevergoeding of alternatieve straf op. Soms gaan winkeliers zelfs zo ver dat men de dief enige tijd vasthoudt in de zaak of zelfs fysiek te lijf gaat. Dergelijke individuele reacties zijn onwenselijk omdat er op deze manier geen passende reactie volgt op de daden. Overleg met politie en justitie is noodzakelijk om hierin verbetering te brengen .
9.2 Preventie: samenwerking is voorwaarde
Samenwerken met anderen, zoals collega-winkeliers, de politie en de gemeente is nog geen gemeengoed in de preventie en bestrijding van winkelcriminaliteit. Samenwerking tussen de belanghebbenden is echter een noodzakelijke voorwaarde om de winkelcrimi naliteit aan te pakken. Veel maatregelen hebben pas effect wan neer deze in onderling overleg worden ingevoerd. Dit geldt niet alleen voor de veiligheid in de winkels, maar ook voor het bevorderen van de veiligheid in het totale winkelgebied. Het is ook efficiënter en goedkoper om winkelcriminaliteit collectief aan te pakken. Waar moet dan allemaal aan gedacht worden? Het volgende geeft in willekeurige volgorde de belangrijkste zaken weer:
planning ontwerp/renovatie winkelgebied (vorm, grootte, materialen en constructies) ;
collectief afsluiten van bepaalde verzekeringen ; onderling alarmeringssysteem;
het volgen van cursussen voor ondernemers en hun personeel gericht op het voorkomen van winkelcriminaliteit;
afsluiting winkelgebied na sluitingstijd; het stimuleren van wonen boven winkels;
het bieden van alternatieven voor rondhangende jongeren ; schoonmaak en onderhoud ;
het afsluiten van een contract met een bedrijf dat graffiti verwijdert;
afspraken met politie en OM over procedure rond aangifte en afhandeling win keldieven ;
extra toezichtlbewaking, eventueel in combinatie met service-verlening.
9.3 Aanpak winkelcriminaliteit
Om een collectieve aanpak van de winkelcriminaliteit te stimuleren hebben in 1 990 het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBO> en de Ministeries van Economische Zaken en Justitie de handen ineen geslagen. Door vertegenwoordigers van deze organisaties is in 1 991 een uitgebreid plan de campagne 'aanpak winkelcriminaliteit' opgesteld. In het kader van dit plan werd onder meer aandacht besteed aan de verbetering van de afhandeling van winkeldieven en voorlichting aan winkeliers over preventieve maatregelen. Deze maatregelen zijn ondersteund met een voorlichtings campagne via televisie, radio en posters onder het motto: "Winkeldiefstal, je zou jezelf eens moeten zien".
De kern van het plan wordt gevormd door voorbeeldprojecten in een achttal ge meenten. De doelstelling van de projecten is -het opdoen van ervaringen met een gemeenschappelijke preventieve aanpak van de winkelcriminaliteit door de samen werkende detailhandel, afgestemd met de inspanningen van de lokale overheid (gemeente, politie en justitie). Daarnaast moeten de projecten inzicht geven in de effecten op omvang en beheersbaarheid van criminaliteit, en op de kosten en baten ervan . Een laatste doel heeft betrekking op de voorbeeldfunctie die van deze pro jecten moet uitgaan.
46
Winkelcriminaliteit kan alleen succesvol worden bestreden wanneer de diverse betrokken partijen de problemen gezamenlijk aanpakken. Het komen tot een goede samenwerking en een gezamenlijke aanpak gaat niet vanzelf. De betrokken partijen verschillen in de regel op het gebied van organisatiestructuur, doelstellingen, belan gen , werkwijze en mogelijkheden. Om deze verschillende partijen tot een slagvaardig samenwerkingsverband te brengen is nogal wat inspanning en wederzijds begrip vereist.
Voordat de problemen daaçlwerkelijk aangepakt kunnen worden , zal eerst gestreefd moeten worden naar een breed draagvlak onder winkeliers en andere belangheb benden . Na de probleeminventarisatie zal er zowel een organisatorisch als een een financieel draagvlak gecreëerd moeten worden. Beide zijn van groot belang voor de voorbereiding en continuïteit van het project.
9.4 Individuele aanpak
Om winkelcriminaliteit terug te dringen is het noodzakelijk eerst te weten wat er noodzakelijkerwijs gelijktijdig aanwezig moet zijn om criminaliteit te laten ontstaan. De aanwezigheid van een dader, een buit en een gelegenheid, betekent dat afhankelijk van de interne drempels van de dader de criminaliteit al dan niet plaatsvindt. Onafhankelijk van de interne drempels van de dader, blijkt cri minaliteit niet plaats te vinden als er geen buit of geen gelegenheid of geen dader is. Het wegnemen van één van deze drie factoren is voldoende om winkelcriminaliteit te verhinderen. De ervaring leert dat ondernemers niet bij machte zijn de daders te beïnvloeden. In beperkte mate kunnen zij de buit beïnvloeden door deze bijvoorbeeld slechts half (alleen linker schoenen) te presenteren.
Dit betekent dat voor ondernemers en win kelpersoneel de nadruk ligt op het
wegnemen van de gelegenheid om te stelen .
Door te werken aan verbetering van het overzicht en toezicht, in allerlei aspecten, vermindert de gelegenheid. Om hierbij niet 'het paard achter de wagen te spannen' moet dit gedoseerd en weloverwogen plaatsvinden. Immers het moet voor klanten mogelijk blijven in alle vrijheid de behoefte aan 'fun shopping' te bevredigen . Voorts bestaat het gevaar dat verkeerde toepassing van overzicht en toezicht in het voordeel van de winkeldief werkt ('achteruitkijkspiegels').
Het zal duidelijk zijn dat in het bestrijden van de winkelcriminaliteit geen winkel gelijk is aan de andere. De kwaliteit van de preventieve inspanningen wordt bepaald door drie factoren. De mensen, betrokken bij de winkel, het winkelbeheer en de specifieke of lokale omstandigheden. Om een waardeoordeel te geven over de mate waarin een winkel gevoelig is om slachtoffer te worden, zullen deze aspecten elk afzonderlijk beoordeeld moeten worden. Deze beoordeling vormt de basis voor de strategie. In deze strategie moeten de drie aspecten weer in samenhang met elkaar worden gezien. De compenserende werking van extra aandacht aan het ene aspect om een slecht verbeterbare zwakte op te vangen, geeft zo helderheid aan het individuele plan.
De beperkte invloed die een individuele ondernemer heeft op winkelcriminaliteit, vormt de noodzaak voor een lokale aanpak van het probleem. Met name de beïnvloeding van de dader en het verbeteren van de specifieke of lokale omstandig heden is hierbij zijn belang. Hierdoor is hij meer in staat grip te krijgen op de totale preventiekwaliteit. Het eventuele prijsvoordeel in verband met te organiseren collectieve activiteiten neemt hij daarbij op de koop toe.
9.5 Voordelen collectieve aanpak
Het gezamenlijk aanpakken van winkelcriminaliteit heeft drie belangrijke voordelen.
1 Soms is een collectieve aanpak goedkoper en efficiënter dan een individuele aanpak. Zo kan het in één keer gezamenlijk bestellen en laten monteren van b�veiligingsmiddelen beduidend goedkoper zijn dan wanneer men dit individueel doet. Bovendien loopt men op deze manier minder kans dat men problemen verplaatst naar naburige winkels. Andere voorbeelden van maatregelen die de
47
xxxxxxxxx ook individueel kan treffen, maar die vaak efficiënter collectief kunnen worden geregeld, zijn:
- afsluiten van verzekeringen ;
- decoratie en reclame;
- aan- en afvoer van goederen ;
- contacten met particuliere beveiligingsdiensten ;
- onderhoud van puien (mede in verband met graffiti-bestrijding)
- schoonhouden van de straat voor de winkel.
Bij deze vorm van collectief werken kan de winkeliersvereniging een centrale (coördinerende) rol vervullen.
2 Sommige maatregelen zijn individueel meestal niet haalbaar maar collectief soms wel, zoals het inhuren van extra bewaking in het winkelgebied, het inscha kelen van welzijnswerkers voor de opvang van overlastgevende groepen of het organiseren van een graffiti-project voor jongeren . Ook het afsluiten van (delen
van) het winkelgebied na sluitingstijd is een maatregel die alleen in collectiviteit genomen kan worden .
Een maatregel die de laatste jaren sterk in opkomst is, en die ook een collectieve aanpak vereist, is de onderlinge alarmering (ook wel burenbel of ringbeveiliging genoemd) : bij melding van onraad in de winkel zijn de alarmsignalen ook bij collega ondernemers waar te nemen, zodat deze te hu lp kunnen snellen. Bij dergelijke vormen van collectieve actie kunnen bijvoorbeeld beheerders/eigenaren, de politie en/of particuliere bevei ligers een coördinerende rol spelen.
3 Een georganiseerd verband van winkeliers vormt voor derden (verhuurder, politie, gemeente) een duidelijk aanspreekpunt, waardoor het beter mogelijk is om afspraken te maken en in gezamenlijkheid te opereren . Andersom geldt dat de winkeliers beter in staat zijn om hun belangen te behartigen tegenover derden : samen staat men sterker.
Enkele praktijkvoorbeelden van collectieve samenwerking met derden zijn :
- Afslu iten van een collectief beveiligingscontract via de verhuurder (waardoor iedere huurder verplicht is deel te nemen).
- Het samen met de verhuurder realiseren van alternatieve ruimten binnen of
buiten het winkelcentrum voor de opvang van problematische groepen (zwer vers, druggebruikers> .
- Het aan de politie doorspelen van 'daderprofielen' van onruststokers en win
keldieven (hoe zien ze er uit, waar kan men ze vinden, wat doen ze); en afspraken maken aan welke groepen en plekken de politie extra aandacht moet besteden bij de surveillance.
- Met de gemeente afspraken maken over de beveiliging van parkeerplaatsen en
fietsenstallingen in en rond het winkelgebied.
- Samenwerking met de gemeente inzake het rolluikenbeleid, etc.
- Contacten met naburige scholen over lesuitval en schoolverzuim van leerlingen.
- Inzet van stadswachten of andere vormen van functioneel toezicht. Gestruc- tureerde samenwerking tussen (een vertegenwoordiging van) winkeliers en andere instanties en organisaties blijkt in de praktijk meestal te vereisen dat er een citymanager wordt aangesteld die e.e.a. coördineert.
9.6 Collectieve maatregelen voor winkeliers
Cursussen en security-checks
Dit is een maatregel waarmee niet alleen tijdens de voorbeeldprojecten maar ook in andere winkelgebieden ruime ervaring is opgedaan. De cursussen worden gegeven door gespecialiseerde externe bureaus.
Het doel van de cursussen die door groepjes van 10 à 20 winkeliers gezamenlijk gevolgd kunnen worden is om winkeliers betere preventieve maatregelen tegen winkeldiefstal, bedreiging en inbraak te laten nemen.
Naast aandacht voor de verschillende preventieve maatregelen wordt ook uitgebreid
48
ingegaan op de procedure die gevolgd moet worden als er een winkeldief betrapt wordt. Daarbij wordt dan vaak een vertegenwoordiger van de politie uitgenodigd om te vertellen hoe de politie reageert als er aangifte wordt gedaan . Soms is ook een vertegenwoordiger van het OM aanwezig om te vertellen hoe de verdere afhandelingsprocedure er uitziet. Het blijkt dat deze onderdelen tot wederzijds begrip tussen winkeliers enerzijds en politie en OM anderzijds kunnen leiden . Dit begrip is een belangrijke basis voor optimaliseren van de afhandeling van daders (zie hiervoor 2.4) .
In de meeste voorbeeldprojecten werden de cursussen gecombineerd met de moge lijkheid voor winkeliers om in de eigen winkel een security-check te laten uitvoeren. Met het uitvoeren van een security-check worden winkels beoordeeld door beveili gingsdeskudigen. Er wordt inzicht geboden in de sterke en zwakke kanten van winkels ten aanzien van criminaliteitspreventie en er wordt een advies uitgebracht over de verbetering van de zwakke kanten . Een security-check kan, als de adviezen worden opgevolgd, in korte tijd leiden tot een veiliger winkel, zonder aanschaf van dure hulpmiddelen . De adviezen hebben namelijk grotendeels betrekking op organisatorische zaken, zoals de taken en verantwoordelijkheden van het personeel en de winkelinrichting.
Een security-check is zowel gericht op het voorkomen van winkelcriminaliteit als op het verhogen van de subjectieve veiligheid van het winkelpersoneel.
De ervaringen met cursussen en security-checks zijn over het algemeen bevre digend. Het knelpunt is meestal gelegen in het recruteren van voldoende deel nemende winkeliers. Een uitsluitend schriftelijke benadering leidt gegarandeerd niet tot het gewenste resultaat. Een persoonlijke benadering van winkeliers door ver tegenwoordigers van winkeliersverenigingen blijkt hier het meest effectieve middel te zijn.
De winkeliers die zich uiteindelijk over de streep hebben laten trekken , vinden de cursussen en security-checks over het algemeen nuttig tot zeer nuttig. Belangrijker is nog dat er ook aantoonbare resultaten zijn in de vorm van minder winkeldiefstal en inbraken in winkels. Daarbij lijkt het zo te zijn dat de combinatie van cursus en security-check effectiever is dan wanneer alleen een cursus wordt gegeven.
CoHecYeve beveHi9ing
Aansluiting op een inbraakmeldcentrale
Als preventief middel tegen inbraak maken veel winkels gebruik van een elektronisch inbraaksignaleringssysteem. In een winkelcentrum zijn er systemen die relatief goedkoop met één inbraakmeldcentrale (CCS) alle winkels afzonderlijk kunnen bevei ligen. Ook kunnen de kosten voor aansluiting op de telefoon- en alarmcentrale (PAC) verdeeld worden over de verschillende gebruikers. Men kan de inbraakbeveiliging volledig onafhankelijk van medewin keliers gebruiken.
Burenhulpsyst88m
Naast collectieve inbraakbeveiliging kan in een winkelcentrum of winkelstraat ook effectief gebruik worden gemaakt van een onderling meldsysteem in situaties van agressieve klanten, winkeldiefstal etc. Uitgangspunt van een dergelijk burenhulp systeem is dat men een dreigende situatie beter de baas kan door het getalsmatig overwicht van de te hulp gekomen winkeliers.
Technisch kan het systeem bestaan uit bijvoorbeeld een bedieningstableau met drukknoppen en display. Zodra iemand om hulp vraagt hoort men een zoemer en verschijnt op de display de naam van de hulpvrager. Kan en wil een collega hulp verlenen dan kan de 'hulpverleningsknop' worden ingedrukt. Daarna verschijnen op de display ook de namen van andere hulpverleners die deze knop hebben bediend. Dit laatste is bedoeld om te voorkomen dat men met z'n allen naar de om hulp vragende collega snelt. Afhankelijk van de plaatselijke situatie kan men bijvoorbeeld afspreken dat de hulp van drie collega's al voldoende is.
49
Aan het systeem kan ook een cassette-recorder worden gekoppeld die vanaf het moment van hulpaanvraag de geluiden uit de winkel van de aanvrager opneemt.
Burenhulpsystemen worden in clusters van bijvoorbeeld 10 aangesloten winkeliers per cluster opgebouwd.
In enkele van de voorbeeldprojecten (onder meer in Spijkenisse) zijn met deze maatregel gunstige resultaten geboekt. Het leidde tot een aantal aanhoudingen van winkeldieven en had ook een positief effect op de veiligheidsgevoelens van winkeliers in de eigen winkel.
Rolluiken
Toenemende problemen met inbraak, vandalisme en graffiti hebben in de jaren 70 en
80 geleid tot een ware wildgroei van (meestal dichte stalen) rolluiken voor winkelpuien na sluitingstijd. Waren het in aanvang alleen winkels met een hoog (inbraak-)risico, zoals juweliers en parfumerieën, die (vaak onder druk van verze keraars) een rolluik aanbrachten, allengs gingen ook naburige winkeliers over tot het installeren van rolluiken .
Massaal aangebrachte, dichte stalen rolluiken zijn echter een naar gezicht en geven
een anonieme, onveilig aandoende sfeer aan de straat. Zeker als de verdiepingen boven de winkels niet meer bewoond zijn (wat in veel winkelgebieden het geval is) , loopt de passant na sluitingstijd door een kille ijzeren tunnel. Gevolg is dat men het gebied gaat mijden, waardoor figuren met minder goede bedoelingen er vrij spel krijgen.
In 1 987 barstte - tot in de landelijke dagbladpers aan toe - de discussie los over de pro's en contra's van rolluiken . Belangrijke voorstanders van de toepassing van rolluiken zijn de winkeliers, die de rolluiken veelal zien als een noodzakelijk kwaad. Een Haagse winkeliers verwoordt dit aldus: -Ik slaap graag rustig. Voordat ik rolluiken had werd er toch zeker gemiddeld twee keer in de maand ingebroken . Xxx kwam je 's ochtends bij je zaak en stond de deur al open-.
Een tweede belangrijke categorie voorstanders werd gevormd door de verzekeraars die hun klanten aanraden of verplichten (op straffe van premieverhoging) om stallen rolluiken aan te schaffen . Zo hebben verzekeraars sterke invloed op het straatbeeld. Behalve winkeliers en verzekeraars is ook de politie vaak voorstander van rolluiken. Een Amersfoortse politieman zegt desgevraagd dat hij in rolluiken een afdoend beveiligingsmiddel ziet, zeker voor gelegenheidsinbrekers: -Anderzijds kan ik me de mening van het gemeentebestuur best voorstellen ; een stad moet wel leefbaar blijven-.
De klakkeloze toepassing van rolluiken in winkelgebieden is op tegenstand gestuit van verschillende gemeentebesturen in den lande. De gemeenten Amersfoort en Den Haag hebben indertijd (1 987) het debat over de rolluiken op gang gebracht met hun plannen om rolluiken te verbieden door midden van een Algemene Politie Verordening (APV). Inmiddels is een aantal andere gemeenten in de voetsporen van de voorlopers Amersfoort en Den Haag getreden (o.a. Utrecht, Amsterdam, Lelystad, Haarlem). Deze gemeenten hebben of zijn bezig met een rolluikenverordening die meestal de volgende elementen bevat:
Een verplichting tot het indienen van een vergunningaanvraag voor het plaatsen of vervangen van rolluiken (krachtens een landelijke verordening). Vaak worden aan monumentenpanden en panden die vallen onder het beschermd stadsgezicht nog extra eisen gesteld .
Een verbod op het aanbrengen van nieuwe dichte (ondoorzichtige) rolluiken
(enkele hoogrisicobranches uitgezonderd).
Een stimuleringssubsidie voor winkeliers om dichte rolluiken te vervangen door een doorzichtig rolluik. Bijvoorbeeld door de sloopkosten van het oude rolluik en de meerkosten van een doorzichtig luik te vergoeden. De overweging daarbij is dat zowel voor de ondernemer die nu met het rolluik zijn etalage aan het oog onttrekt als voor het publiek dat buiten winkeluren de etalages niet kan bekijken, de huidige rolluiken uiterst onaantrekkelijk zijn.
50
9.7 Verbetering afhandeling daders
Voor een verbeterde afhandeling van daders is een eerste vereiste dat de aangifte bereidheid onder winkeliers verbeterd. Nadat hierop in is gegaan worden kort drie vormen van een verbeterde afhandeling van daders besproken.
Vergroten aangiftebereidheid
In heel veel gevallen doen winkeliers geen aangifte als zij slachtoffer zijn geworden van een bepaalde vorm van criminaliteit. Nu is dat soms niet onbegrijpelijk: het kost de winkelier vaak uren tijd om zich op het politiebureau te vervoegen en daar proces verbaal op te laten maken. Helemaal zuur wordt het als de dader eerder terug is in de winkel dan de winkelier ......... .
Vanzelfsprekend valt er aan deze toestanden veel te verbeteren. In een aantal gemeenten is tussen winkeliers en politie de afspraak gemaakt dat als winkeliers consequent aangifte doen de politie binnen 10 minuten aanwezig is als een winkelier een winkeldief heeft aangehouden.
Voorts wordt voor winkeliers de mogelijkheid gecreëerd om via een standaard formulier schriftelijk aangifte te doen van winkeldiefstal.
De voorbeeldprojecten hebben uitgewezen dat een dergelijke aanpak door winkeliers wordt gewaardeerd en de aangiftebereidheid duidelijk doet toenemen .
Lik-op-stuk
Het voeren van een 'Iik-op-stuk-beleid' houdt in dat zaken van gepakte winkeldieven versneld worden afgehandeld. Het bestaan hiervan kan winkeliers stimu leren meer aangifte te doen van gepakte daders. Wanneer in een gemeente zo'n snel traject kan worden bewandeld, moet dit wel bij alle winkeliers bekend zijn . De meerderheid van de winkeliers is zeer te spreken over 'Iik-op-stuk'.
Project schade- ver.halen
Met het verhalen van de schade van winkelcriminaliteit op de dader kunnen lange procedures worden voorkomen . De getroffen winkelier krijgt door deze gerichte dader-aanpak di rect de geleden schade uitgekeerd. Bovendien stellen winkeliers het op prijs dat zij tevens nauw betrokken zijn bij de bestraffing. Als de dader meewerkt, wordt het OM verzocht deze niet (verder) te vervolgen . In Haarlem is hiervoor tijdelijk een medewerker van het bureau Slachtofferhulp aangetrokken.
HAL T-afdoening winkeldieven
Voor jeugdige winkeldieven is in een aantal gemeenten een HALT-afdoening mogelijk gemaakt. Als alternatief voor vervolging door het OM wordt jonge winkeldieven de mogelijkheid geboden om via het uitvoeren van werkzaamheden in winkels te boeten voor hun vergrijp. De ervaringen hiermee in steden als Rotterdam en Amsterdam zijn zonder meer positief.
9.8 Vergroting toezicht
Service-manager
In Etten-leur is een service-manager voor een overdekt winkelcentrum aangesteld. Deze functionaris heeft de volgende taken :
algemene dienstverlening aan het publiek (voorlichting) ; het aanspreken van personen op ongewenst gedrag;
het geven van praktische tips over beveiliging aan winkeliers.
Het belangrijkste doel van de service-manager is het verhogen van het veiligheids gevoel van zowel publiek als winkeliers en personeel. Daarnaast draagt de service manager door zijn corrigerende werking op ongewenst gedrag ertoe bij dat de overlast afneemt. De vervuiling van de openbare ruimte in het winkelgebied is door deze vorm van sociale controle duidelijk afgenomen.
Naast bovenstaande taken kan de service-manager aanvullende taken verrichten,
51
zoals het begeleiden van winkeliers bij het doen van aangifte. Zo kan de service manager ook het gebruik van uniforme aangifteformulieren verder stimu leren onder de winkeliers.
Een service-manager kan worden aangesteld door een winkeliersvereniging. In Etten-Leur was er aanvankelijk enige scepsiS over de invoering van deze maatregel. Toen de functionaris eenmaal in het winkelcentrum rondliep, nam het enthousiasme onder de ondernemers toe . De meerderheid is zeer tevreden over de service manager.
Collectieve overeenkomst met een beveiligingsbedrijf
In Leiden is op initiatief van ondernemers voor winkeliers in de binnenstad de mogelijkheid gecreëerd om deel te nemen in een gezamenlijk contract met een parti culier bevei ligingsbedrijf. Het collectief afsluiten van een overeenkomst is goedkoper dan wanneer ondernemers individueel een contract afsluiten. Het beveiligingsbedrijf zet drie toezichthouders in. Zij kennen de lokale situatie grondig, en hebben goede contacten met ondernemers, de gemeente en de politie. Hierdoor kunnen eventuele problemen snel worden aangepakt. De beambten zijn allen voorzien van een draad loze telefoon .
De winkeliers die zich inmiddels hebben aangesloten zijn zeer te spreken over de geleverde diensten. De toezichthouders hebben een groot aantal aanhoudingen verricht. De politie werkt mee aan een snelle afhandeling. Het toezichthoudersproject in Leiden heeft ook zeker bijgedragen aan een afname van slachtofferschap onder winkeliers van winkeldiefstal en bedreiging. Bovendien werkt de zichtbaarheid van de toezichthouders die zich veel op straat begeven door in de veiligheidsbeleving van de ondernemers.
Stadswachten en binnenstadconciërges
In veel Nederlandse gemeenten is men er op initiatief van bestuur en politieleiding toe overgegaan om stadswachtprojecten op te zetten . Stadswachten hebben over het algemeen de volgende taken :
Het uitoefenen van toezicht in openbaar gebied.
Over het algemeen heeft dit toezicht een preventief karakter; zo kunnen stads wachten bijvoorbeeld door goed op potentiële winkeldieven te letten er voor zorgen dat deze worden ontmoedigd en het betreffende winkelgebied verlaten. Bij de toezichthoudende taak is een goede samenwerking met de politie van belang.
Overigens heeft een stadswacht niet meer bevoegdheden dan een -gewoon burger. Dat betekent onder meer dat hij iemand bij betrapping op heterdaad mag aanhouden en dan zo snel mogelijk aan de politie moet overdragen. Dit gebeurt slechts incidenteel.
Het signaleren van problemen die de staat van onderhoud en netheid betreffen : als een lantaarnpaal niet brandt wordt dit doorgegeven aan het energiebedrijf, zwerfvuil wordt gemeld bij de Reinigingsdienst, etc.
Service-verlening aan het publiek; bijvoorbeeld het bieden van hulp aan mensen die zich onwel voelen en het beantwoorden van vragen als: -kunt u mij vertellen hoe ik in de Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxxx kom-.
Stadswachten worden vaak ingezet in binnenstadsgebieden waar veel winkels gevestigd zijn. Ervaringen uit Nijmegen leren dat de inzet van stadswachten onder meer kan leiden tot een afname van winkeldiefstal en een vermindering van overlast. Invloed op onveiligheidsbeleving van winkeliers en winkelend publiek is echter niet aangetoond .
In Deventer is ervaring opgedaan met een variant op stadswachten, namelijk de zogenaamde binnenstadsconciërges. Hun taakomschrijving lijkt vrij sterk op die van stadswachten maar is wat meer gericht op het onderhoud van het winkelgebied. Zo
voeren de binnenstadsconciërges ook kleine onderhoudswerkzaamheden uit en spelen· zij een actieve rol bij het schoonhouden van de binnenstad. Tegen deze
achtergrond wekt het geen verbazing dat veel win keliers van mening zijn dat door de
52
komst van de binnenstadconciërges de leefbaarheid in de binnenstad van Deventer verbeterd is. Voorts dragen de binnenstadsconciërges er toe bij dat de overlast die winkeliers ondervinden (bijvoorbeeld van rondhangende jongeren) is afgenomen en dat de winkeliers zich buiten in het winkelgebied veiliger zijn gaan voelen .
Extra politie-surveilance
In sommige steden (bijvoorbeeld Lelystad en Haarlem) wordt extra politietoezicht in winkelgebieden ingezet. Deze inzet van extra capaciteit vindt zo veel mogelijk plaats op tijdstippen dat het druk is in de winkelgebieden. In Lelystad maakte de politie daarbij gebruik van city-bikes, die door de Vereniging van Eigenaren van het winkelcentrum ter beschikking werden gesteld .
Extra surveillance heeft als positieve resultaten dat de overlast verminderd wordt en ook bepaalde vormen van criminaliteit waar het winkelend publiek slachtoffer van wordt (fietsdiefstal en diefstal uit auto's) minder vaak voorkomen .
Toezicht door potentiële daders
In het Amsterdamse stadsdeel Osdorp is in 1 992 een opmerkelijk project gestart: het project Beware Watch Out. Jongeren die voor overlast zorgden in het winkelcentrum en die in aanraking waren gekomen met de politie zijn ingezet als toezichthouders. De (merendeels allochtone) jongeren hebben een korte opleiding gekregen en uitgerust met een eigen herkenbaar 'uniform' en walky talkies surveilleren zij in kleine groepen in het winkelcentrum.
Zij spreken jongeren aan die zich misdragen en zij melden crimineel gedrag (met name winkeldiefstallen) direct aan de politie, die in een ME-bus een mobiele post heeft bij het winkelcentrum. De jongeren worden begeleid door de politie.
Het blijkt dat het aantal winkeldiefstallen en het vandalisme in het winkelcentrum zijn afgenomen sinds de start van het project. Inmiddels zijn ook elders in Amsterdam plannen ontwikkeld om dergelijke projecten (voor scholieren) op te zetten .
9.9. Beheermaatregelen in het winkelgebied
Onregelmatigheidsmeldingen
Het structureren van meldingsmogelijkheden voor onregelmatigheden , en het zorg dragen van voldoende bekendheid daarvan bij winkeliers, zijn twee belangrijke stappen naar een effectieve aanpak van overlast en vandalisme.
In Spijkenisse is hierdoor het aantal meldingen bij de politie en de gemeente gestegen . Ondernemers kunnen bij de politie terecht voor meldingen over onder meer gevonden voorwerpen en overlast. De meldingen aan de gemeente hebben betrekking op vervuiling en kapotte straatverlichting. Er is bovendien ee conciërge aangesteld waaraan meldingen kunnen worden doorgegeven. Een goede inventari satie en registratie van de meldingen dragen er toe bij dat de beheermaatregelen voor het winkelgebied kunnen worden afgestemd op de behoeften van winkeliers.
Gezamenlijke graffiti-aanpak
Graffiti vormt niet alleen een bron van ergernis voor winkeliers, maar ook voor het winkelend publiek. Gevels die zijn beklad, kunnen er sterk toe bijdragen dat een winkelgebied een verloederde indruk maakt. Verloedering van de gebouwen en openbare rui mte werken op hun beurt gevoelens van onveiligheid in de hand. Een gezamenlijke aanpak van graffiti houdt in dat één schoonmaakbedrijf door winkeliers kan worden ingeschakeld om bekladding te voorkomen of te verwijderen. Dit bedrijf voert ook een (bijvoorbeeld wekelijkse> controle uit. Deze aanpak valt of staat met een zo groot mogelijke deelname van winkeliers en eigenaars/beleggers. Hierdoor kunnen de kosten per deelnemer relatief laag blijven.
In Etten-Leur was graffiti-bestrijding de meest succesvolle maatregel bij de onder nemers. Vrijwel alle winkeliers betaalden mee aan het project. Het ging voornamelijk om het schoonhouden van de gevels. De graffiti is uiteindelijk aanmerkelijk afgenomen en ook is de aangifte-bereidheid voor dit delict sterk toegenomen.
53
Aanpak fietsenoverlast en fietsdiefstal
Het ontbreken van (voldoende) voorzieningen om fietsen te parkeren levert in sommige winkelgebieden ook problemen op :
fietsen kunnen overlast veroorzaken voor winkeliers en winkelend publiek; fietsen kunnen makkelijker worden gestolen .
De oplossingen voor deze problemen moeten meestal door de gemeente worden aangedragen . Het gaat dan om het plaatsen van fietsenrekken of het opzetten van een (open-Iucht>stalling met toezicht. Vooral deze laatste maatregel kan bijdragen aan een forse reductie van het aantal fietsdiefstallen . Soms is de medewerking van winkeliers vereist bij het vinden van een geschikte lokatie voor rekken of stalling.
Aanpak parkeermogelijkheden voor auto's
Geparkeerde auto's in of rond winkelgebieden vormen een potentieel doelwit voor inbraak of vernieling. In veel winkelgebieden is men er toe overgegaan bewaakte parkeervoorzieningen te realiseren.
Vooral parkeergarages kunnen ongewenste bezoekers aantrekken . Oe inrichting en lokatie van parkeergarages verdienen uit preventief oogpunt een afgewogen beoordeling. Zo dient de sociale controle te worden gewaarborgd. Dit kan door de parkeervoorzieningen dichtbij het winkelgebied te situeren. Oe verlichting moet goed zijn en toegang voor de parkeerders gemakkelijk te vinden zijn. Bovendien is het zaak dat de toegang veilig is, door formeel en informeel toezicht.
In Spijkenisse hebben enkele verbeteringen van de parkeergarage bij het winkel centrum er toe geleid dat het aantal diefstallen uit auto's gereduceerd is.
Verbeteren verlichting
Goede zichtbaarheid in het winkelgebied is van invloed op het veiligheidsgevoel van winkeliers, hun personeel en het publiek. Vooral in de namiddag of 's avonds wanneer het schemerig of donker is, kan een onvoldoende verlicht winkelgebied de passanten angst inboezemen. Het verbeteren van de openbare verlichting begint altijd met een inventarisatie van 'donkere' of 'enge' plekken. Het is daarbij nuttig om daarbij ook informatie van winkeliers in te winnen . Na een schouwronde kan de prioriteitsvolgorde voor verbetering worden vastgesteld.
In Lelystad heeft de verhoging van het verlichtingsniveau van de openbare verlichting in het winkelgebied geleid tot een reductie van onveiligheidsgevoelens van zowel winkeliers als publiek.
Overigens kunnen ook winkeliers hun steentje bijdragen aan het verhogen van het verlichtingsniveau door 's avonds in hun etalage een spaarlamp te laten branden .
9.1 0 Dadergerichte maatregelen
Het betreft hier maatregelen in de preventieve sfeer.
Potentiële dadergroepen
Winkeliers en publiek beschouwen rondhangende groepen jongeren en verslaafden als bedreigend voor de veiligheid in het winkelgebied. Het is mogelijk om potentiële daders van criminaliteit en veroorzakers van overlast enigszins in hun gedrag te sturen . Dan gaat het bijvoorbeeld om het onaantrekkelijk maken van het winkelgebied voor dergelijke groepen. Zo kan men bij de inrichting van het winkelgebied de doorgaande routes naar avondvoorzieningen (bars, discotheken) buiten het winkelgebied om laten lopen. Ook kan de gemeente er voor zorgen dat scholieren hun vertier in de pauzes en tijdens vrije uren elders zoeken, door het creëren van aantrekkelijke vrijetijdsvoorzieningen buiten het winkelgebied. Oe openbare ruimte van het winkelgebied moet er op gericht zijn om het publiek 'in beweging te houden'. Juist daar moeten de plekken om rond te hangen ontbreken.
Ook kan gedacht worden aan voorlichting aan jongeren op scholen door de politie. In
Lelystad is een i nformatiepakket samengesteld met verschillende modules voor scholen.
54
Overlast horecabezoekers
Vooral in winkelgbieden de centra van een gemeente zijn gesitueerd, komen horecagelegenheden voor. Vooral 's avonds en in de weekends kunnen de bezoe kers van café's, bioscopen en discotheken voor overlast zorgen. Omdat het hier om een vorm van criminaliteit gaat die veel meer met uitgaan te maken heeft dan met winkels, wordt deze uitgaanscriminaliteit genoemd. Toch hebben de effecten van uitgaanscriminaliteit wel degelijk invloed op de veiligheidsbeleving van bezoekers en winkeliers. Bij de preventie van winkelcriminaliteit is het daarom in sommige stads centra noodzakelijk specifiek aandacht te besteden aan uitgaanscriminaliteit. In Zutphen is daartoe een werkgroep 'uitgaanscriminaliteit' opgericht. Dit initiatief heeft geleid tot een tweewekelijks overleg tussen politie en horeca. Bezoekers van horecagelegenheden die voor overlast zorgen , wordt de toegang ontzegd . De politie zorgt voor registratie van de lastige horecaklanten.
9.1 1 Inrichting openbare ruimte
Voor dit onderwerp wordt verwezen naar paragraaf 3.4 .van hoofdstuk 3 'Winkel en omgeving'.
•
55
HOOFDSTUK 10 INTERNE CRIMINALITEIT
1 0.1 Inleiding
Het onderwerp 'interne criminaliteit' staat sinds kort hevig in de belangstelling hetgeen op z'n minst de bespreekbaarheid van dit nogal gevoelige onderwerp aanmerkelijk verbetert. Naarmate de media meer rapporteren dat <leidinggevende) personen en organisaties de grenzen van fatsoen hebben overschreden , in vakbladen artikelen verschijnen en regelmatig congressen worden georganiseerd zullen ontkenningen en gevoeligheden rond dit onderwerp waarschijnlijk steeds meer verdwijnen.
1 0.2 Platform
In 1 992 werd het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC) ingesteld door de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken. Het Platform kwam onder voorzitterschap van xx.X. Xxxxx te staan en kreeg als leden varaanstaande personen uit het bedrijfsleven en overheid. Voor speciale onderwerpen werden speciale stuurgroepen in het leven geroepen.
Een van deze stuurgroepen is de 'Stuurgroep Beroepsmoraal en Misdaadpreventie' , met als leden vooraanstaande personen uit de drie hoofdsectoren overheid, bedrijfsleven en vrije beroepen. Zij gaat bijdragen aan de cri minaliteitspreventie door de drie hoofdsectoren te sti muleren tot het elk voor zich en gezamenlijk treffen van maatregelen en voorzieningen tegen de gevolgen van normvervaging en onethisch en cri mineel handelen.
Bespreelcbox
Het blijkt dat binnen alle sectoren discussie nodig is over wat wel en niet mag en kan. Dit kan uitmonden in bijvoorbeeld een aangepaste interne controle, trainingen of het ontwerpen en naleven van een gedragscode.
De stuurgroep 'Beroepsmoraal en misdaadpreventie' van het NPC heeft enkele instrumenten ontwikkeld om de bedoelde discussie te vergemakkelijken . Deze instrumenten zijn opgenomen in de ' Bespreekbox' , een koffertje met daarin de handreiking 'Hoe wapen ik mijn organisatie tegen criminaliteit?, het man ifest 'Samen sterk tegen criminaliteit', voorbeeldenboekjes, een video, posters, aandachtspuntenlijsten en deurkrukhangers.
Van belang is dat de te treffen maatregelen (bijvoorbeeld het ontwikkelen van gedragscodes) niet alleen betrekking hebben op werknemers, maar ook op werkgevers, het bestuur, de directie en toezichthouders van een organisatie.
1 0.3 Enkele praktische oplosingen
In praktische zin blijken er met enige creativiteit al heel wat concrete maatregelen mogelijk om het interne ongewenste gedrag bij te sturen .
Te denken valt bijvoorbeeld aan:
- het per medewerker verhogen van de eigen (financiële) verantwoordelijkheid;
- het laten betalen bij ontdekking van (kleine) diefstal;
- het 'voor eigen gebruik thuis' van 'kleine materialen' legaliseren;
- constructies waarbij de medewerkers 'aandeelhouder' worden;
- het samenstellen, bespreken en laten ondertekenen van een ethische gedrags- of bedrijfscode ;
Om het gesprek over dit gevoelige onderwerp op gang te brengen wordt aanbevolen
de brochure 'Diefstal door medewerkers, een taboe' aan te schaffen . Deze is verkrijgbaar bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD), Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx .
•
56
BIJLAGE 1 ORGANISATIES EN INSTELLINGEN
Landelijk Buro Slachtofferhulp
Xxxxxxxxxxxxxxxxxx 00, 000 0 XX Xxxxxxx
Telefoon 030-3401 16
Ministerie van Justitie
Directie Criminaliteitspreventie Xxxxxxx 00000 , 0000 XX Xxx Xxxx Telefoon 070-370671 0
Projectteam Overvalcriminaliteit
Xxxxxxx 000 (XX 00.00x, 0 000 XX Xxxxxxxxx
Telefoon 020-6286939
Stichting Certificatie Beveiligingsapparatuur
Xxxxxxx 0 000, 0000 XX Xxxxxxxxxx
Telefoon 01 650-51 955
Stichting Kwaliteitsbeoordeling Brandkasten
Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx
Telefoon 070-39431 52
Stichting Xxxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxx
Xxxxxxxx 00x, 0000 XX Xx Xxxxx Telefoon 03406-21 633
Stichting Slotencertificaat
Xxxxxxx 00 , 0000 XX Xxxxxxxxx
Telefoon 030-280814
Stichting Veiligheidsbeglazing
Xxxxxxxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxx
Telefoon 01 820-371 21
Verzekeraars Instituut voor Preventie
(voorheen TBBS)
Xxxxxxx 00 , 0000 XX Xxxxxxxxx
Telefoon 030-280814
UNETO
(Unie van Elektrotechnische Ondernemingen) Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx
Telefoon 070-3624491
ROMAZO
(Vereniging van Rolluiken-, Markiezen- en Zonweringsbedrijven) Xxxxxxx 00, 0000 XX Xxxxxxxxxx
Telefoon 03402-51 91 6
NNI
(Nederlands Normalisatie Instituut> Postbus 5059, 2600 GB Delft
Telefoon 01 5-61 1 061
57
BIJLAGE 2 BEGLAZING
I Slagwerendheid van beglazingssoorten
Hieronder wordt voor de meest voorkomende glas- en kunststofprodukten (en combinaties daarvan) de slagwerendheid vermeld.
1 Ongehard glas
1 A In enkelvoudige uitvoering
De meest voorkomende glassoort. Komt voor als gekleurd, blank, gefigureerd, gematteerd en reflecterend. De meest gangbare dikten zijn 3-1 9 millimeter.
Geen slagwerende eigenschappen.
1 B Draadglas
Komt voor als gefigureerd (gekleurd en ongekleurd) en gepolijst draadglas. In het glas bevindt zich een dun metalen netwerk. De dikte is circa 6 millimeter.
Geen slagwerende eigenschappen.
1 C Glazen profielbakken
Geen slagwerende eigenschappen.
1 0 G lazen bouwstenen
Komen voor als blank, gekleurd, gefigureerd etc. De meest voorkomende maten zijn 1 90x1 90 millimeter en 240x240 millimeter met een gangbare dikte van 80- 1 00 centimeter.
Afhankelijk van afmetingen en wapening kan een glazen bouwsteenconstructie slagwerende eigenschappen hebben .
2 Voorgespannen (gehard) glas
2A Thermisch voorgespannen
Uitvoering als onder 1 A genoemd, in dikten van 4-1 9 millimeter, met als hoofddoel een grotere mechanische sterkte ter voorkoming van lichamelijk letsel.
Geen slagwerende eigenschappen.
3B Chemisch voorgespannen glas
In principe alleen dun glas voor speciale doeleinden. Komt in de bouw in enkelvoudige uitvoering zelden voor.
Geen slagwerende eigenschappen .
3 Gelaagd glas
3A Niet voorgespannen
Bestaande uit twee of meer lagen ongehard glas met één of meerdere kunststof tussenlagen . De glasuitvoering is als onder 1 A en 1 B genoemd. De kunststof tussenlaag bestaat veelal uit: polyvinylbutyral (PVB) in dikten van 0,38 millimeter
of een veelvoud daarvan ; polycarbonaat dat met een polyurethaan folie op het glas is verlijmd.
3B Voorgespannen
Bestaande uit twee of meer lagen thermisch of chemisch voorgespannen glas. De glasuitvoering is als onder 2 genoemd, samenstelling als onder 3A.
3C Combinatie van A en B (zie ook in deze paragraaf onder V: ingebrande
58
stroomkring)
De slagwerendheid van gelaagd glas kan afhankelijk van het aantal lagen en soorten glas, dikte en soort kunststof variëren van beperkt tot zeer goed.
4 Meervoudige beglazing
Veelal isolerend dubbelglas (glasuitvoering als in 1 A en 2) met als hoofddoel de warmte-isolatie.
Beperkte slagwerende eigenschappen bij glasuitvoering als onder 1 A en 2 genoemd. Dit wordt anders indien de meervoudige beglazing is samengesteld met gelaagde combinaties als onder 3 genoemd, of indien in de luchtspouw bijvoorbeeld een (aluminium) strekmetaalrooster is geplaatst.
De slagwerende eigenschappen variëren dan weer van beperkt tot zeer goed.
5 Glasheldere en lichtdoorlatende kunststoffen
Tot deze groep behoren onder meer:
SA Acrylaat
Een glasheldere kunststof. Komt ook voor als opaal, gekleurd en gefigureerd. Zeer brandbaar.
Beperkte slagwerende eigenschappen, die zeer sterk afnemen bij temperaturen beneden O·C.
SB Polyester
Een niet-glasheldere, maar lichtdoorlatende, met glasvezel versterkte kunststof. Komt ook voor met een wapening van draad of strekmetaal. Zeer brandbaar.
Afhankelijk van de wapening is de slagwerendheid beperkt tot zeer goed.
SC Polycarbonaat
Een glasheldere kunststof. Voor enkelvoudige beglazing komt polycarbonaat met een kraswerende laag in aanmerking. Komt ook voor als opaal, gekleurd en gefigureerd. Ook leverbaar in gelaagde uitvoering.
Slagwerendheid zeer goed.
Wel dient in het algemeen bij deze kunststoffen opgemerkt te worden dat men er
- na enige oefening - in kan boren, zagen en snijden.
11 Buitenlandse referenties voor slagwerendheid
Duitsland:
DIN 52290: 'Angriffhemmende Verglasungen'. Deel 3: 'Prüfung auf durchbruchhemmende Eigenschaft gegen Angriff mit schneidfähigem Schlagwerkzeug und Klasseneinteilung.'
Dit deel 3 van de Norm mondt uit in drie klassen : X0 , X0 en 83. Beproefd wordt
met een machine waarin een gestandaardiseerde houthakkersbijl de klappen uitdeelt op een testplaat van 900x1 1 00 millimeter. Wanneer er minstens 30-50 slagen nodig zijn om een gat van 400-400 millimeter te maken is het klasse 1 B, bij 50-70 slagen klasse B2 en bij meer dan 70 slagen klasse 83.
Dan is er verder nog een deel 4: 'Prüfung auf durchwurfhemmende Eigenschaft und Klasseneinteilung.'
Deze beproeving lijkt op de Nederlandse valproef, maar dan zonder kegel, dus alleen met een kogel; in dit geval van 41 1 0 gram. Men laat de kogel steeds drie keer vallen, maar afhankelijk van de klasse wel van verschillende hoogten : 3,5 meter, 6,5 meter en 9,5 meter. Klasse A1 is geen penetratie na drie keer vanaf 3,5 meter hoogte, klasse A2 na drie keer vanaf 6,5 meter hoogte en klasse A3 na drie
59
keer vanaf 9,5 meter hoogte.
Engeland:
BS 5544: 'Specification for anti bandit glazing (glazing resistant to manual attack)'.
De Engelsen beproeven veelal met een slingerproef, bijvoorbeeld een zak met loden kogeltjes die vanaf verschillende hoogten tegen de testplaat slingert, een van oorsprong Amerikaanse testmethode.
Opmerkelijk in de Engelse benadering is het onderscheid dat men in de klassering voor interieur- en exterieuromstandigheden maakt, iets waar men nogal eens gemakkelijk aan voorbijgaat. Door lage temperaturen aan de buitenzijde van een gebouw kan de slagwerendheid van een materiaal sterk negatief worden beïnvloed.
Verenigde Staten :
UL 972: 'Burglary resisting glazing material' .
'
In een aantal gevallen worden Amerikaanse glas- en kunststof-produkten in Europa aangeboden met verwijzing naar de in principe voor beveiligingsdoeleinden goed bruikbare norm UL 972.
111 Sponningsdetaillering
Bij de sponningsdetaillering dient met de volgende factoren rekening te worden gehouden :
- De sponningshoogte moet zodanig zijn dat het onmogelijk is de beglazing uit de sponning naar binnen te drukken.
- Er moet worden gestreefd naar binnenbeglazing: glaslatten altijd aan de binnenzijde. De glaslatten dienen te zijn aangepast aan de sponningshoogte.
Zij moeten voldoende stevig zijn en altijd met stalen schroeven worden geschroefd (met een steek van 1 00 millimeter) . Bevindt de glaslat zich om welke reden dan ook aan de buitenzijde, dan dient deze niet losneembaar te worden uitgevoerd, bijvoorbeeld door middel van ééntoerschroeven.
- Indien wordt gekozen voor een kunststof beglazing, zoals polycarbonaat, dient men te bedenken dat het bepalen van de juiste dikte zeer belangrijk is, aangezien polycarbonaat veel buigzamer is dan glas en dus gemakkelijker uit de sponning kan worden gedrukt. De gewenste polycarbonaatdikte treft men aan in de aanbevelingen van de fabrikant.
De krachten die bij inbraak op een ruit worden uitgeoefend, moeten door de inklemming in de sponning kunnen worden opgenomen en het is duidelijk dat niet alleen de sponningshoogte, maar ook de oplegging in de sponning hiermee verband houdt. Voor de maat van de oplegging (l) dient men de richtlijnen van de
fabrikant te volgen. Een oplegging van 20 millimeter bij een sponningshoogte van 25 millimeter is bij inbraakwerende beglazing een gebruikelijk uitgangspunt.
Bij toepassing van metalen ramen bleek tot voor kort het assorti ment profielen met een sponningshoogte van 25 millimeter nog beperkt te zijn . Onder invloed van bevei ligingseisen lijkt deze situatie zich te verbeteren .
Naast de krachten bij inbraak zijn er natuurlijk ook de krachten van de statische belasting en die van bijvoorbeeld storm. Hierbij wordt nogal eens vergeten dat de relatief zware inbraakwerende glaspakketten (de dichtheid van glas is vergelijkbaar met die van grindbeton, ofwel circa 2500 kg/m3) aan het gewicht aangepaste constructies vereisen.
Polycarbonaat weegt circa 50% minder dan glas, zodat dit materiaal - al dan niet met glas gelamineerd - minder zware constructies vereist. Het vereist echter wel andere constructies en (gezien de buigzaamheid) een andere sponningsdetaillering. Het gewicht van het glaspakket en de krachten bij inbraak zijn ook van belang bij
60
metalen raamprofielen met een koudebrugonderbreking. Hier moet op de bezwijksterkte van de isolator worden gelet.
IV Drie alarmglassystemen
1 . Gelaagd glas waarbij in de PVB-folie een dunne ' alarmdraad' is aangebracht. Deze is onderdeel van het alarmsysteem. Bij een inbraakpoging breekt de draad al vrij snel, waarna alarm volgt, terwijl de inbreker nog lange tijd bezig is om door
de ruit heen te komen. Dit type glas past men vaak bij juweliers toe.
2. Gelaagd glas waarvan één laag uit een geharde glassoort bestaat. In deze laag is in één van de hoeken een kleine stroomkring ingebrand, in een procédé dat vergelijkbaar is met de verwarming in de achterruit van een auto. De stroomkring maakt weer deel uit van het alarmsysteem. Waar de breuk bij inbraak ook in de geharde
ruit zal worden ingeleid, de ruit zal altijd in zijn geheel breken, waardoor de stroomkring verbreekt. Ook hier volgt dus di rect alarm, terwijl de inbreker nog lange tijd bezig is om door de ruit heen te komen . Een nevenaspect is het voor de inbreker verrassende effect dat de geharde ruit in 'duizend stukken' breekt, waardoor het doorzicht wordt belemmerd. Bij een hoog binnenverlichtingsniveau (zoals bij etalages) wordt door verstrooiing dit effect nog vergroot.
3. Gelaagd glas waarbij op één laag de naar de PVB-tussenlaag gerichte zijde een metallieke laag is opgedampt. In twee diagonaal tegenover elkaar liggende hoeken zijn aansluitpunten aangebracht, verbonden met het alarmsysteem. De metallieke laag gedraagt zich als een elektrische geleider met een bepaalde weerstand. Bij breuk verandert deze weerstand waarop alarm volgt, terwijl - men raadt het al - de
nu dodelijk vermoeide inbreker (die hoopte dat drie keer scheepsrecht zou zijn) nog lange tijd bezig is om door de ruit heen te komen. Een voordeel bij dit
systeem is dat de kapotte ruit bij een kleine breuk of scheur, in afwachting van een nieuwe ruit - na het opnieuw ' inregelen' van het alarmsysteem - zijn functies kan behouden.
Handig in het geval dat de inbreker na een welverdiende nachtrust nogmaals zijn geluk wil beproeven.
•
61
BIJLAGE 3 AANDACHTSPUNTEN ROLLUIKEN EN ROLHEKKEN
1 Geleideprofielen
Rolluiken en rolhekken worden aan de zijkanten geleid in U-vormige profielen. Vuistregel is, dat de diepte hiervan ten minste 1 % van de breedte van het luik of hek (het 'pantser' zoals dat in vakkringen wordt genoemd) moet bedragen , met een minimum van 3 cm.
Voorbeeld : bij een rolluik van 5 meter breed moet het rolluik in geleiders van ten minste 5 cm. diep lopen.
In het algemeen geldt: hoe dieper de geleiders, des te beter de bevei liging. De kwaliteit van het geleideprofiel (materiaalsoort en dikte) speelt natuurlijk ook een rol. Ook het toepassen van een haak of zogenaamde stormconstructie van de geleiding bevordert de beveiliging; het uit de geleiders trekken van het pantser wordt daarmee extra bemoeilijkt.
Indien rolhekken worden toegepast die over de volle hoogte in de geleiders geborgd zijn tegen uittrekken , behoeft voornoemde 1 %-regel niet altijd volledig te worden aangehouden.
Een fraaie oplossing voor de geleiding zien we op de volgende foto. Hier heeft de ontwerper van een open winkelcentrum ervoor gezorgd dat voor elk winkeldeel standaard-uitsparingen voor de geleidingen van een eventueel aan te brengen rolluik of rolhek aanwezig zijn. Wordt er geen gebruik van gemaakt dan wordt in de uitsparing een lat aangebracht. Het zal duidelijk zijn dat het ingelaten profiel ook heel wat beter tegen uittrekken wordt beveiligd dan bij een opbouw-situatie, die bij het trekken aan het pantser relatief snel 'kantelt'.
2 Bediening
Handbediening (veertrommelas, staaldraadlier, bandbediening) wordt vrijwel niet meer toegepast. Verreweg de meeste rolluiken of rolhekken worden geleverd met een elektrische aandrijving.
Dit kan een buismotor zijn, die volledig onzichtbaar in de bovenrol wordt ingebouwd, en dus weinig of geen extra ruimte vraagt. of een blokvormige motor die dan direct op de as wordt gekoppeld, dan wel door middel van een kettingoverbrenging met de rolluikbuis wordt verbonden. Deze oplossing vraagt veel ruimte.
Indien het rolluik of rolhek de enige ingang (of de gebrui kelijke personeelsingang) van de winkel afdicht, dient het rolluik of rolhek van buitenaf bedienbaar te zijn . De meest geschikte oplossing hiervoor is een inbraakveilige sleutelschakelaar, met een cilinder type 'extra zwaar' volgens NEN 5089.
De sleutelschakelaar moet zeer zorgvuldig worden gemonteerd:
- inbouw in de muur;
- inbouw in een op of in de muur te bevestigen sleutelkluisje;
- bevestiging op een stalen montageplaat die is vastgelast of blind is vastgeschroefd aan de rolluikconstructie.
Bedrading dient vanuit de schakelaar of wel direct naar binnen, dan wel binnen de bescherming van het rolluik gebracht te worden. Bij toepassing van een inbraakalarmsysteem moet de sleutelschakelaar uiteraard in het sabotagecircuit worden opgenomen, zodat manipulaties aan het rolluikbedieningspaneeltje
tijdig kunnen worden ontdekt.
3 Sloten
Het sp�eekt vanzelf dat bij rolluiken en rolhekken een goede vergrendeling noodzakelijk is.
Rolhekken en -luiken met handbediening dienen met een espagnoletsluiting te
62
worden afgesloten, bijvoorbeeld (horizontaal> gemonteerd op een extra zware onderlijsf van het pantser.
Bij elektrische bediening is de vergrendeling op vele manieren mogelijk, bijvoorbeeld door magneetsluiting, blokkering van de motor of rol.
4 Klasse-indeling
De inbraakwerende eigenschappen van een rolhek of luik worden bepaald door de kwaliteit van het pantser (materiaalsoort en profielvorm), de geleidingen, bediening, sloten etc., maar ook door de montage.
Bij gebrek aan een norm of praktijkrichtlijn voor dit inbraakwerende produkt is
door de rolluikenbranchevereniging ROMAZO en het VIP (v/h TBBS) een indeling volgens
de gebruikelijke beveiligingsklasse gemaakt. Deze klassering geeft een globale beveiligingswaarde aan voor rolluiken, rolhekken en schuifhekken.
Men klasseert het produkt op basis van de toegepaste materialen en men neemt verder aan dat deze materialen op traditionele wijze worden verwerkt.
Voorbeelden :
- Een rolluik waarvan het pantser is gemaakt van koud gewalste enkelwandige aluminium profielen (zacht) 0,80 mm dik, is geschikt voor de beveiliging van een winkel volgens de VIP (v/h TBBS)-beveiligings klasse 2.
- Een rolluik opgebouwd uit verzinkte stalen profielen met een dikte van 1 ,25 mm, is geschikt voor de hoogste bevei ligingsklasse 4.
5 Bestekbeschrijving
Uit de bestekbeschrijving en daaruit voortkomende offertes moet duidelijk worden wat precies moet worden geleverd. Een 'rolluik geschi kt voor beveiligingsklasse 3' zegt niets omtrent geleideprofielen, bediening, sloten etc. Aan de volgende punten zal dus aandacht moeten worden besteed :
1 Rolluikpantser:
- materiaalsoort, dikte en profielvorm;
- oppervlaktebehandeling.
2 0nderlijstafwerking:
- materiaalsoort, dikte en maten hoekprofiel;
- oppervlaktebehandeling.
3 Geleideprofielen :
- materiaalsoort, dikte en diepte van de U-profielen ;
- haak- of stormconstructie;
- materiaalsoort en dikte van de eventuele voorspronglijsten ;
- geleideprofielen in te laten of op te bouwen ;
- oppervlaktebehandeling.
4 Rolluikkast:
- materiaalsoort en dikte;
- oppervlaktebehandeling.
5 Bediening:
- elektrisch, type buismotor, hefvermogen ;
- inbraakveilige sleutelschakelaar, inbouw of opbouw;
- cilinder met sleutels volgens NEN 5089 'extra zwaar' (de sleutels worden dan met certificaat geleverd);
- sleutelschakelaar in het sabotageCircuit van het alarmsysteem.
6 Garantiebepalingen
De branchevereniging ROMAZO hanteert montagevoorschriften als aanbeveling voor haar leden. Het merendeel van voorgaande aandachtspunten komt hierin aan de orde.•
63
BIJ LAG E 4 VERLICHTING
Buitenverlichting
Aanvullende maatregelen , zoals het toepassen van voor dit doel geschikte verlich ting, kunnen het effect van bouwtechnische bevei ligingsmaatregelen aanzienlijk versterken .
Er is in de afgelopen jaren nogal wat onderzoek verricht naar de relatie tussen criminaliteit en verlichting. Hieruit blijkt ondermeer het volgende:
-de combinatie van informele controle die wordt uitgeoefend door burgers, en de gelegenheid om delicten te plegen is bepalend voor het plaatsvinden van crimina liteit;
-verlichting, als factor die de zichtbaarheid bij schemer en duisternis voor een belangrijk deel bepaalt, is één van de factoren die een rol spelen bij de mogelijk heid om informele sociale controle te kunnen uitoefenen ;
-de kans om slachtoffer te worden van een inbraak (maar ook van een 'agressief delict) neemt af bij een hogere verlichtingssterkte.
Bouwtechnisch kan op relatief simpele wijze aan verlichting als bevei lingingsvorm tegemoet worden gekomen door de uitbreiding van het lichtnet met één of meerdere loze leidingen in de buitengevels.
Deze buitenverlichting dient bij voorkeur op een aparte groep te worden aan gesloten , om de gevolgen van een opzettelijke kortsluiting buiten het gebouw zoveel mogelijk te beperken.
Het zal duidelijk zijn dat beveiligingsverlichting aan bepaalde voorwaarden moet voldoen :
-de verlichting moet continu branden en vraagt daarom een efficiënte lichtbron ;
-het licht dient, ook bij minder gunstige weersomstandigheden (mist), voor een hoge helderheid, een goede contrastwerking en 'gezichtsherkenning' te zorgen ;
-de verlichting moet bestand zijn tegen vernieling.
Projectering en installatie
Het installeren van verlichting voor beveiliging is altijd maatwerk. De plaats waar de lichtbron moet worden aangebracht is voor elk object verschillend. In het alge meen verdienen de gevelopeningen de meeste aandacht, maar een inspringend gevelgedeelte, een erker of zijpaden kunnen het wenselijk maken ook daar voor licht te zorgen. Het is duidelijk dat de armaturen niet zodanig aangebracht moeten worden dat omwonenden de verlichting als hinderlijk ervaren. Bij het bepalen van de hoogte waarop de armaturen worden gemonteerd dient men er rekening mee te houden, dat een gelijkmatige verlichting te verkiezen is boven een verlichting die tussen de lichtbundels donkere plekken overlaat.
Hoe hoger de lichtbronnen worden gemonteerd, des te gelijkmatiger is de licht verdeling. Wel neemt de verlichtingssterkte bij hogere montage kwadratisch af: geeft een lichtbron op 2 meter hoogte een verlichtingssterkte van 16 lux, dan geeft dezelfde lamp op 4 meter hoogte nog 4 lux, op 8 meter hoogte nog 1 lux.
Efficiënte lichtbronnen
Lichtbronnen kunnen worden onderverdeeld in drie groepen : temperatuurstraiers, gasontladingslampen en fluorescentielampen.
Temperatuurstraiers zenden licht uit doordat een wolfram gloeidraad op zeer hoge temperatuur wordt gebracht. De bekendste temperatuurstraler, de gloeilamp, emitteert behalve licht een grote hoeveelheid warmte en kan daardoor moeilijk een
64
efficiënte lichtbron worden genoemd.
Het principe van de gasontladingslamp berust op stroomdoorgang door een gas kolom via elektroden , die in een ontladingsbuis zijn ingesmolten. Bekende gas ontladingslampen zijn: natriumlampen en kwiklampen . De lagedruk-natriumlamp kenmerkt zich door monochromatisch geel licht. De uitgezonden straling ligt voor namelijk in het golflengtegebied van het zichtbaar spectrum waarvoor de oog gevoeligheid het grootst is, dus de lamp heeft een hoog rendement. Bij kwiklampen zijn vooral het blauwe en het groene gebied van het zichtbaar spectrum rijk vertegenwoordigd en ligt het rendement dus iets lager.
Fluorescentielampen zijn gasontladingslampen met een fluorescentiepoeder aan de binnenzijde van de ballon. Dit poeder zet de opgewekte ultraviolette straling om in zichtbare straling. De samenstelling van de fluorescentiepoeders bepaalt het spectrum van het uitgezonden licht en dus de lichtkleur van de lamp.
De volgende rendementsvergelijking maakt duidelijk waarom de lagedruk natriumlamp de meest toegepaste lichtbron is in de openbare verlichting, waar aan kleurweergave-eigenschappen nu eenmaal minder eisen worden gesteld dan aan het vergemakkelijken van de oogtaak.
Rendementsvergelijking
Lamptype (lu men/watt) | Specifieke lichtstroom |
1 . gloeilamp | 10 - 1 5 |
2. hogedruk-kwik (HPU | 40 - 60 |
3. fluorescentie (TL, SL, PU | 40 - 80 |
4. hogedruk-natrium (SON) | 90 -1 20 |
5. lagedruk-natrium (SOX) | 1 00 -200 |
(tussen haakjes zijn de Philips-coderingen aangegeven)
De specifieke lichtstroom (rendement) is uitgedrukt in hoeveelheid uitgestraald licht per vermogenseenheid. De getallen geven de grenswaarden aan waartussen het rendement in zijn algemeenheid ligt. Het rendement is afhankelijk van het gekozen lampvermogen .
De gasontladingslampen genoemd onder 2 tot en met 5 hebben voor het stabilise ren van de lampstroom een voorschakelapparaat nodig. Daardoor worden aan het energieverbruik van de lamp de Watt-verliezen van het voorschakelapparaat toe gevoegd. Het nuttig effect van deze lampen blijft echter een veelvoud van dat van de gloeilamp. De gemiddelde levensduur van gasontladingslampen is aanzienlijk langer dan die van de gloeilamp. De combinatie van hoge specifieke lichtstroom en lange levensduur van gasontladingslampen leidt tot lage exploitatiekosten van de verlichtingsinstallaties.
De keuze uit lagedruk-natriumlampen en hogedruk-natriumlampen is relatief groot. Vrij nieuw is een lagedruk-natriumlamp met een opgenomen vermogen van slechts 18 watt en een lichtstroom van 1 800 lumen, vergelijkbaar met de hoeveelheid licht van een 1 50 watt gloeilamp. Deze lamp, gemonteerd in speciaal voor beveiligings en veiligheidsverlichting ontworpen armaturen, is geschikt voor gevelmontage bij bijvoorbeeld de achteringangen van winkelbedrijven.
Voor grotere oppervlakken kan gekozen worden voor armaturen met een
hogedruk-kwiklamp met een opgenomen vermogen van bijvoorbeeld 80 watt en een lichtstroom van 3800 lumen of een 35 watt lagedruk-natriumlamp met een licht stroom van 4800 lumen. Deze armaturen kunnen zowel aan gevels als op palen
65
geplaatst worden . Waar de verlichting ook een decoratieve functie moet hebben, zoals bij óp- of inritten van tuinen het geval kan zijn, zal de voorkeur worden gegeven aan een lamp die niet alleen efficiënt is, maar ook een plezierige lichtkleur geeft. Zo'n lichtbron is de hogedruk-natrium lamp, die verkrijgbaar is in vermogens vanaf 50 watt. Deze lamp is bij uitstek geschikt voor montage in meer decoratieve armaturen.
Kenmerkend voor gasontladingslampen als natrium- en kwiklampen is dat zij een bepaalde ontsteektijd nodig hebben en dat zij na een stroomonderbreking in het algemeen pas na een afkoelingsperiode van een aantal minuten opnieuw ontsteken . Dit betekent dat deze lampen niet kunnen worden gebruikt voor plotselinge schrik effecten.
Armaturen
Het goed functioneren van beveiligingsverlichting valt of staat met de degelijkheid van de behuizing van de lichtbronnen, het armatuur. Dit moet aan speciale eisen voldoen :
a. Het armatuur moet in bepaalde mate bestand zijn tegen moedwillige beschadi ging.
b. Het armatuur moet weerbestendig zijn.
c. Het armatuur moet van een zodanige constructie zijn, dat een gunstig armatuurrendement wordt verkregen bij een zo gering mogelijke hinderlijke inkijk.
d. De afschermkap moet een hoge lichtdoorlatingsfactor hebben.
e. Het armatuur moet gemakkelijk gereinigd kunnen worden.
Armaturen voor beveiligingsverlichting kunnen desgewenst ook met ingebouwde lichtcel worden geleverd, hetgeen de installatie vereenvoudigt. Vaak wordt ook nog de losse lichtcel (schemerschakelaar, fotorelais) toegepast (veelal instelbaar) die er voor zorgt dat, afhankelijk van de lichtomstandigheden, de beveiligingslamp auto matisch in- en uit wordt geschakeld .
•
66
BIJLAG E 5 BRANDKASTEN, KLUIZEN EN DATASAFES
Geldzaken
In winkels wordt men soms wel gedwongen om onhandig met geld om te gaan, omdat de bouwkundige hulpmiddelen ontbreken. Ontwerpers kunnen daaraan bij verbouwing of nieuwbouw veel doen , door al in de eerste fase van het ontwerp hun invloed aan te wenden. Zo kan in die fase bijvoorbeeld de haalbaarheid worden getoetst van :
- een brandkast of kluis;
- een kassier- of geldtelruimte;
- voorzieningen voor intern en extern geldtransport.
We zullen in het kort op deze onderwerpen ingaan, waarbij de ontwerper zich moet realiseren dat bij dit soort onderwerpen vrijwel altijd deskundigen moeten worden geraadpleegd voor toetsing van het eigen idee en de nadere detaillering daarvan .
Brandkasten en kluizen
Voor alle duidelijkheid moet worden gesteld dat het verzamelwoord brandkast nogal eens tot misvattingen leidt. Men onderscheidt in het algemeen :
- brand- en inbraakwerende kasten;
- brandwerende kasten ;
- data-safes.
Deze produkten behoren tot een zeer gespecialiseerd vakgebied waarbij het de ontwerper (en gebruiker) gemakkelijk wordt gemaakt door de ' Brandkasten lijsf van de Stichting Kwaliteitsbeoordeling Brandkasten en kluizen (SKB).
We zullen het hierna alleen over de brand- en inbraakwerende kasten hebben.
Wanneer bekend is om hoeveel geld het ongeveer gaat dat doorgaans moet worden opgeborgen , kan met behulp van voornoemde SKB-lijst de ' zwaarte' ofwel het type van één of meerdere van de circa 50 verschillende merken brandkasten worden bepaald. Deze benadering wordt in Nederland min of meer als norm gehanteerd, zeer zeker wanneer het geld moet worden verzekerd.
Gaat het om bijvoorbeeld circa f 1 50.000 ,- aan contanten die moeten worden opgeborgen, dan zou volgens de SKB-lijst bijvoorbeeld een Chubb Ups-kast type VS of een Martens-kast type TRA in aanmerking komen . Het gaat hierbij dan om een standaarduitvoering (bijvoorbeeld zonder tweede slot) van de brandkast, die geacht wordt in een onbewoond, onbewaakt en niet beveiligd gebouw te worden geplaatst. Is het gebouw bevei ligd en de brandkast voorzien van een tweede (cijfercombinatie) slot, dan kan aanzienlijk meer geld in de brandkast worden opgeborgen, of er kan voor een lichter type worden gekozen .
Wanneer de ontwerper weet om welk type brandkast het gaat, komen de bouwkundige zaken aan de orde waarop men attent moet zijn, zoals:
- de meest geschikte plaats, zowel uit het oogpunt van gebruik als beveiligingstechnisch;
- de vloerbelasting bij zwaardere typen ;
- verankering in de vloer van lichtere typen ;
- in welke bouwfase kan de kast het best worden geplaatst, etc.
Gaat het om kleinere bedragen (tot bijvoorbeeld circa f 50 .000,-) en weinig benodigd volume dan kan ook worden overwogen een vloerkluis toe te passen.
Vloerkluis
Deze zijn er in zeer hoogwaardige kwaliteiten. Het inbraakwerende effect wordt in hoge mate bepaald door de wijze van verankering en de hoeveelheid en kwaliteit van het beton waarin de vloerkluis wordt gestort. De vloerkluis wordt dus een onderdeel van het gebouw. Het inbraakwerend effect wordt natuurlijk ook mede bepaald door de kwaliteit van het afsluitende deel, dat bij een aantal typen zelfs
67
bestand is tegen explosieven.
Voordelen van de vloerkluis zijn onder andere dat deze volledig aan het oog kan worden onttrokken en relatief goedkoop is. Nadelen kunnen zijn dat de gebruiker nogal moet bukken bij het gebruik en dat de inhoud van de kluisrui mte nogal beperkt is. De gebruiker hoeft echter niet te bukken als gebruik gemaakt wordt van een dunne (kunststoO buis en kleine geldcontainers met schroefdop waarin het papiergeld wordt opgerold. Op deze manier kan bijvoorbeeld direct bij de kassa de (afgesloten) vloerkluis worden gevuld. De vloerkluis heeft dan voor dit doel een extra voorziening met ' éénrichtingsklep'.
Kluisruimte
Wanneer veel volume voor geldberging, administratie en goederen (juwelier) benodigd is kan de bouw van een kluisruimte worden overwogen . Alle zes begrenzende vlakken van een dergelijke ruime worden natuurlijk zeer sterk uitgevoerd , bijvoorbeeld in beton met aangepaste wapening. Er zijn ook elementen leverbaar waarmee een kluisruimte droog kan worden samengesteld.
In één van de verticale vlakken bevindt zich een kluisdeur, afgestemd op de sterkte van de wand, of omgekeerd. De keuze van de juiste kluisdeur kan ook weer worden gemaakt met behulp van de SKB-lijst.
Afromen
Tot de diefstal- en overvalpreventie rond de kassa in winkels behoort ook het zogenaamde ' afromen van de kassa' . Dit houdt in dat met enige regelmaat het teveel aan kasgeld (grote coupures en/of cheques altijd direct) in een zich in de nabijheid van de kassa bevindende kluis wordt ondergebracht. Dit kan een effectief middel in de strijd tegen overvallers zijn, maar het moet wel goed gebeuren. Nog steeds komt het voor dat het afroomgeld in een biscuitblik ergens in de buurt van de kassa wordt verstopt.
AI weer beter is het toepassen van een speciale afroombox, maar ook hier geldt dat het een deugdelijk geheel moet zijn. Knullig vastgezette en/of geconstrueerde afroomboxjes blijken al heel snel door behendige (groepjes) daders geleegd of afgerukt en meegenomen te kunnen worden.
Ideaal is het 'buizenpostsysteem' dat men soms bij grote aantallen kassa's toepast; men ziet dit ook wel bij banken . Het teveel aan geld verdwijnt vanuit de kassaruimte via een buizen-route naar een voor buitenstaanders veelal onbekende lokatie van de hoofdkassier.
Maar met een goede afroomkluis kunnen de overval- en diefstalrisico's ook aanzienlijk worden beperkt. Dat kan, zoals hiervoor reeds werd vermeld, een vloerkluis zijn, of een ' SKB-afroomkluis' zijn, d.w.z. de kluis heeft:
- een inworpgleuf met 'anti-hengel'-voorziening;
- een hoogwaardig sleutel- of code-slot met tijdvertraging en signalering;
- deugdelijke (blinde) bevestigingsmogelijkheden ;
- een aangegeven 'indicatie waardeberging' op de SKB-lijst.
Kassier- en geldtelruimte
Zodra het aantal kassa's en de omvang van de geldstroom in een winkel toenemen ontstaat al gauw de behoefte aan een ruimte waar men veilig in alle rust geld kan tellen en eventueel aan een kassier kan afdragen. Hier ontbreekt het nogal eens aan . Een dergelijke ruimte moet goed afsluitbaar zijn en van buitenaf (ook vanuit de winkel) moeten buitenstaanders niet in deze ruimte kunnen kijken. Anderzijds moet er toch de mogelijkheid zijn dat de bedrijfsleiding desgewenst op de situatie in deze rui mte kan toezien .
Intern en extern geldtransport
Op een gegeven moment zal het teveel aan geld moeten worden afgevoerd naar een bank, waarvoor in toenemende mate gespecialiseerde geldtransportbedrijven
68
worden gebruikt. De route tussen de plaats in de winkel waar het geld is opgeborgen en de geldtransportauto is soms lang, waarbij het personeel van het geldtransportbedrijf soms ook nog door de winkel moet. Dat is ongewenst.
Bij nieuwbouw of verbouwing is het dus wenselijk er op attent te zijn het interne geldtransport in de winkel en het transport daarna buiten de winkel tot aan de geldtransportauto zo kort mogelijk te houden.
Ideaal is een eigen parkeerplaats voor deze auto, waarbij deze zo stijf mogelijk tegen de gevel geparkeerd kan worden . Direct achter dit geveldeel bevindt zich de ruimte met de geldberging en de eventuele kassier- en geldtelruimte. Via een voor dit doel geschikt stalen luik in het betreffende geveldeel kan het geld aan het geldtransportbedrijf worden overgedragen .
Wanneer het minder eenvoudig blijkt kassagroep, geldtelruimte, geldberging etc. op relatief korte afstand van elkaar te projecteren, kan het risico van het interne geldtransport worden beperkt door toepassing van het hiervoor genoemde buizenpostsysteem .
Mits in voldoende mate beveiligd zou een dergelijk systeem ook voor collectief gebruik in winkelcentra met een bankfi liaal toegepast kunnen worden.
Data- safes
Papier kan de gevolgen van een brand relatief goed doorstaan. Magnetische informatiedragers zijn echter zo gevoelig voor temperatuurstijgingen en verhogingen van de relatieve vochtigheidsgraad, dat de gevolgen dramatisch kunnen zijn.
Eenvoudige, kleine computers en geringe databestanden zijn goed te beschermen met speciale datakasten . Daarvan zijn er nogal wat te koop en ze voldoen doorgaans goed wanneer ze voldoen aan de Duitse VDMA-normen. Grotere concentraties databestanden
dienen te worden opgeborgen in daarvoor bestemde kluisruimten die eveneens aan de
VDMA-normen moeten voldoen.
Het mag duidelijk zijn waarom een normale brandwerende kast niet geschikt is voor magnetische informatiedragers: de vochtigheidsgraad loopt te hoog op; deze moet absoluut beneden de 85% blijven. Daar komt nog bij dat de temperatuur in de datasafe
beneden de 65-75 graden Celsius en in geval van berging van floppy-disks (diskettensafes)
zelfs onder de 45-55 graden Celsius moet blijven.
Aan deze eis kan voldaan worden door in de brandwerende kast een tweede kast in te
bouwen die is opgebouwd uit droog isolerend materiaal. Deze kast dient zo hermetisch
te sluiten dat ook geen vocht in dampvorm tot de inhoud kan doordringen .
•