UITVOERINGSOVEREENKOMST STICHTING PENSIOENFONDS AVERY DENNISON
UITVOERINGSOVEREENKOMST STICHTING PENSIOENFONDS XXXXX XXXXXXXX
DE ONDERGETEKENDEN:
A. De Stichting Pensioenfonds Avery Dennison, gevestigd te Oegstgeest, rechtsgeldig vertegenwoordigd door X.X. xxx Xxxx, voorzitter en R.J. Xxxx, secretaris, hierna te noemen het fonds,
en
X. Xxxxx Xxxxxxxx Materials Nederland B.V., gevestigd te Oegstgeest, rechtsgeldig vertegenwoordigd door X. Xxxxx - Mert, Statutair Directeur,
X. Xxxxx Xxxxxxxx Materials Europe B.V., gevestigd te Oegstgeest, rechtsgeldig vertegenwoordigd door X. Xxxxx - Mert, Statutair Directeur,
X. Xxxxx Xxxxxxxx B.V., gevestigd te Oegstgeest, rechtsgeldig vertegenwoordigd door X. Xxxxx - Mert, Statutair Directeur,
X. Xxxxx Xxxxxxxx Netherlands Investment II B.V., gevestigd te Oegstgeest, rechtsgeldig vertegenwoordigd door X.Xxxxxx, Statutair Directeur,
X. Xxxxx Xxxxxxxx Treasury Management B.V., gevestigd te Oegstgeest, rechtsgeldig vertegenwoordigd door R. xxx xxx Xxxx, Statutair Directeur,
G. Paxar B.V., gevestigd te Oegstgeest, rechtsgeldig vertegenwoordigd door R. xxx xxx Xxxx, statutair directeur,
X. Xxxxx Xxxxxxxx Hong Kong B.V., gevestigd te Oegstgeest, rechtsgeldig vertegenwoordigd Door X. Xxxxxx, Statutair Directeur,
B, C, D, E, F,G en H hierna gezamenlijk ook te noemen de werkgevers,
IN AANMERKING NEMENDE:
- dat werkgevers met de werknemers die voor de pensioenregeling in aanmerking komen een pensioenovereenkomst hebben afgesloten;
- dat de werkgevers op grond van de Pensioenwet ter uitvoering van die pensioenovereenkomst een uitvoeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet dienen te sluiten met het fonds;
- dat het fonds op verzoek van de werkgevers voor hun werknemers pensioenaanspraken kan verzekeren;
- dat de werkgevers het fonds hebben verzocht de pensioenovereenkomst uit te voeren voor hun werknemers;
- dat de werkgevers, mede namens de Centrale Ondernemingsraad, het fonds hebben verzocht per 1 januari 2018 een gewijzigde pensioenovereenkomst uit te voeren;
- dat het fonds bij aanvaarding van de uitvoering van die voormelde pensioenovereenkomst de toetsing als bedoeld in artikel 3 lid 3 gedaan heeft;
- dat de afspraken over de uitvoering van de pensioenovereenkomst vastgelegd worden in deze uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgevers en het fonds;
- dat per 1 januari 2023 de te betalen premie is gewijzigd.
- dat met ingang van 1 september 2023 Xxxxx Xxxxxxxx Hong Kong B.V. als werkgever aan deze overeenkomst is toegevoegd.
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
Artikel 1.
Begripsbepalingen
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a. het fonds de te Oegstgeest gevestigde stichting: "Stichting Pensioenfonds
Xxxxx Xxxxxxxx";
b. het bestuur het bestuur van het fonds;
c. werkgevers de te Oegstgeest gevestigde besloten vennootschap "Avery
Dennison Materials Nederland B.V.”, de te Oegstgeest gevestigde besloten vennootschap "Xxxxx Xxxxxxxx Materials Europe B.V.”, de te Oegstgeest gevestigde besloten vennootschap "Xxxxx Xxxxxxxx B.V.”, de te Oegstgeest gevestigde besloten vennootschap "Xxxxx Xxxxxxxx Netherlands Investment II B.V.”, de te Oegstgeest gevestigde besloten vennootschap "Xxxxx Xxxxxxxx Treasury Management B.V.", de te Oegstgeest gevestigde besloten vennootschap “Paxar B.V.”;
d. werknemer xxxxxx, die in dienst is van (een van) de werkgever(s)
krachtens een arbeidsovereenkomst.
e. administrateur Achmea Pensioenservices N.V., gevestigd te Zeist
f. de deelnemer de werknemer die ingevolge artikel 1 van de statuten als
deelnemer tot het fonds is toegetreden;
g. pensioenreglement een reglement, vastgesteld ingevolge artikel 1 van de statuten;
h. pensioenovereenkomst de overeenkomst die de werkgever met zijn werknemers heeft
gesloten aangaande het pensioen van de werknemers;
i. minimaal vereist eigen
vermogen het minimaal vereist eigen vermogen conform de eisen zoals vastgelegd bij en krachtens artikel 131 van de Pensioenwet en zoals vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota;
j.vereist eigen vermogen het vereist eigen vermogen conform de eisen zoals vastgelegd
bij en krachtens artikel 132 van de Pensioenwet en zoals vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota;
k. technische voorziening de op basis van de actuariële en bedrijfstechnische nota
berekende voorziening die nodig is om de pensioenverplichtingen van het fonds te dekken.
l. dekkingsgraad de dekkingsgraad zoals gedefinieerd in artikel 1 van de
Pensioenwet.
m. beleidsdekkingsgraad de beleidsdekkingsgraad zoals gedefinieerd in artikel 133a van
de Pensioenwet. Dit is de gemiddelde dekkingsgraad van de twaalf maanden voorafgaand aan het moment van vaststelling.
Artikel 2.
Doel
Doel van deze overeenkomst is het vastleggen van de verplichtingen van de werkgevers en het fonds bij de uitvoering van depensioenregeling op grond van de pensioenovereenkomst, die de werkgevers voor hun werknemers hebben ondergebracht bij het fonds.
Artikel 3.
Uitvoering
1. Het fonds zal uitvoering geven aan de pensioenovereenkomst.
2. Het fonds heeft de administratie van de pensioenregeling opgedragen aan de administrateur.
3. In het kader van de uitvoering van de pensioenovereenkomst hebben de werkgevers het fonds geïnformeerd over de doelstellingen, het ambitieniveau van de toeslagverlening en de risicohouding, die ten grondslag liggen aan de pensioenovereenkomst, en de werkgevers zullen dat in de toekomst bij iedere wijziging van de pensioenovereenkomst doen. Het fonds stelt voor aanvaarding van uitvoering van de (gewijzigde) pensioenovereenkomst vast of deze uitvoerbaar is en niet in strijd is met wettelijke bepalingen en toetst daarbij de pensioenovereenkomst, inclusief de daaraan ten
grondslag liggende doelstellingen, ambities en risicohouding als geheel en voor de relevante beleidsgebieden, aan de doelstellingen en beleidsuitgangspunten, waaronder de risicohouding, van het fonds. De risicohouding van het fonds wordt daarbij vastgesteld in overeenstemming met artikel 1a van het Besluit FTK.
4. Het fonds voert jaarlijks een haalbaarheidstoets uit in de zin van het Besluit FTK.
Indien uit de haalbaarheidstoets blijkt dat het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau onder de door het fonds gekozen ondergrens voor dit pensioenresultaat uitkomt of blijkt dat het pensioenresultaat op fondsniveau in een slechtweerscenario teveel afwijkt van het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau, waarbij het fonds hiervoor de maximale afwijking heeft vastgesteld, dan treedt het fonds in overleg met de werkgevers en zullen de werkgevers in het arbeidsvoorwaardenoverleg toetsen of dit moet leiden tot een wijziging van de pensioenovereenkomst en/of van de daaraan ten grondslag liggende doelstellingen, ambities en risicohouding. De hier genoemde ondergrenzen en maximale afwijking zijnvastgesteld met inachtneming van de genoemde doelstellingen, ambities en risicohouding die ten grondslag liggen aan de pensioenovereenkomst en zijn opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds.
Artikel 4.
Bijstorting
1. Indien de beleidsdekkingsgraad van het fonds zes meetmomenten opeenvolgend ligt onder de gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen en de dekkingsgraad bij die laatste vaststelling ook onder dat niveau ligt neemt het fonds binnen zes maanden maatregelen waardoor de dekkingsgraad van het pensioenfonds direct voldoet aan artikel 131 van de Pensioenwet. Het fonds meldt dit onverwijld aan de toezichthouder en de werkgevers. Na overleg met de werkgevers zal het fonds binnen zes maanden concrete maatregelenopstellen waardoor de dekkingsgraad van het fonds direct voldoet aan artikel 131 van de Pensioenwet. Onder deze omstandigheden geldt voor de werkgevers een bijstortingsverplichting indien het inzetten van de overige sturingsmiddelen van het fonds, te weten premiebeleid, toeslagenbeleid en beleggingsbeleid,naar het oordeel van het bestuur, gehoord hebbende het advies van de actuaris van het fonds, niet voldoende xx.Xx omvang van de bijstorting is dusdanig dat wordt voorkomen dat de pensioenaanspraken en pensioenrechten worden gekort.
2. Als de beleidsdekkingsgraad van het fonds per het einde van een kalenderkwartaal is komen te liggen onder de dekkingsgraad die hoort bij het vereist eigen vermogen, dan stelt het fonds een herstelplan op.Indien blijkt dat het fonds met inzet van de overige sturingsmiddelen van het fonds, te weten premiebeleid, toeslagenbeleid en beleggingsbeleid, en na eventuele betaling van de bijstorting die volgt uit lid 1, naar het oordeel van het fonds, gehoord hebbende het advies van de actuaris van het fonds, niet in staat is om binnen de maximale wettelijk toegestane hersteltermijn te herstellen tot een situatie waarin wordt voldaan aan de eisen van het vereist eigen vermogen, dan geldt voor de werkgevers een bijstortingsverplichting. Op grond van artikel 138 van de Pensioenwet bedraagt de maximale hersteltermijn tien jaar, tenzij DNB, in verband met
de specifieke situatie van het fonds en in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden, bepaalt dat voor het herstelplan een kortere termijn geldt dan tien jaar. Het fonds dient de looptijd van het herstelplan te onderbouwen. In specifieke situaties kan het fonds, in overleg met en na goedkeuring van DNB kiezen voor een herstelperiode die korter is dan de maximale wettelijke hersteltermijn. De omvang van de bijstorting is dusdanig dat wordt voorkomen dat de pensioenaanspraken en pensioenrechten worden gekort.
Artikel 5.
Verzekerden
De werkgevers verplichten zich alle werknemers, die op grond van de bepalingen in de statuten van het fonds en het pensioenreglement voor deelneming in aanmerking komen, onverwijld bij het fondsaan te melden.
Artikel 6.
Premiebetaling
1. Met inachtneming van het hierna bepaalde bedraagt de voor een deelnemer voor de pensioenovereenkomst aan het fonds verschuldigde premie voor het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen een jaarlijks door het bestuur vast te stellen percentage van de pensioengrondslag. Dit percentage wordt vastgesteld met inachtneming van de leden van dit artikel. De premie bestaat uit een bijdrage van de werkgevers en een bijdrage van de deelnemers.
2. De werkgevers zijn verplicht het aandeel in de premie dat de deelnemer aan zijn werkgever verschuldigd is met betrekking tot de periode waarop de loonbetaling betrekking heeft, bij elke loonbetaling op het loon in te houden en aan het fonds te voldoen.
3. De werkgevers betalen minimaal de gedempte kostendekkende premie. De (gedempte) kostendekkende premie wordt bepaald op basis van de vereisten die daaraan gesteld worden bij en krachtens de Pensioenwet.
4. Met ingang van 1 januari 2018 wordt een gedempte kostendekkende premie gehanteerd op basis van een verwacht rendement met hantering van de maximale parameters uit het Besluit FTK en een opslag voor de financiering van de toeslagambitie. Het rendement op vastrentende waarden wordt voor 5 jaar vastgezet op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur per 30 september van het jaar voorafgaand aan de periode waarin de premie wordt vastgezet. Dit betekent dat de maximale rendementscurve 5 jaar constant is tenzij er een wijziging in de strategische portefeuille plaatsvindt. Per 1 januari 2023 is een nieuwe vijfjaarsperiode gestart.
Bij berekening van de opslag voor toeslagverlening wordt gebruik gemaakt van de minimale verwachtingswaarden zoals vastgelegd in het Besluit FTK, waarbij rekening
wordt gehouden met een ingroeipad per 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de periode waarin de premie wordt vastgezet. De opslag voor toeslagverlening is tenminste gelijk aan de benodigde solvabiliteitsopslag per peildatum van 31 december van het jaar voor aanvang van een boekjaar. Voor zover bekend wordt rekening gehouden met het beleggingsplan van komend jaar.
5. Omdat op basis van de huidige concept-wettekst “Wet toekomst pensioenen” de huidige pensioenregeling uiterlijk per 1 januari 2027 aangepast dient te worden, wordt de te betalen premie vastgesteld voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2026 (vierjaarsperiode).
6. De te betalen premie is gelijk aan de gedempte kostendekkende premie verhoogd met een premieopslag. Het doel van de premieopslag is dat de verwachte gemiddelde premiedekkingsgraad minimaal 90% bedraagt in de periode 2023-2026 (vierjaarsperiode). In de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2026 bedraagt de door de werkgevers te betalen premie 33,0% van de pensioengrondslagsom.
7. Indien in enig jaar de te betalen premie lager is dan de gedempte kostendekkende premie in dat jaar dan zal het bestuur in overleg treden met de werkgevers, waarna in het arbeidsvoorwaardelijk overleg tot een verhoging van de premie en/of wijziging van de pensioenovereenkomst wordt besloten. Werkgevers zullen het bestuur informeren over de gemaakte keuze en indien van toepassing de wijziging van de pensioenovereenkomst conform artikel 13, lid 1 van deze overeenkomst. Deze verhoging van de premie en/of wijziging van de pensioenovereenkomst dient ertoe te leiden dat de te betalen premie minimaal gelijk is aan de gedempte kostendekkende premie.
8. Indien de gemiddelde premiedekkingsgraad over acht voortschrijdende kwartaalmetingen onder de 80% ligt (te meten aan het begin van het kwartaal) dan zal het bestuur in overleg treden met de werkgevers, waarna in het arbeidsvoorwaardelijk overleg tot een verhoging van de premie en/of wijziging van de pensioenovereenkomst wordt besloten. Werkgevers zullen het bestuur informeren over de gemaakte keuze en indien van toepassing de wijziging van de pensioenovereenkomst conform artikel 13, lid 1 van deze overeenkomst. Deze verhoging van de premie en/of wijziging van de pensioenovereenkomst dient ertoe te leiden dat de premiedekkingsgraad aan het begin van het volgende kwartaal gelijk is aan (de geambieerde) 90%. Indien de gemiddelde premiedekkingsgraad aan het begin van een eerste, tweede of derde kwartaal voor het eerst onder de 80% ligt, kan het bestuur besluiten dat de ingangsdatum van de benodigde wijziging uitgesteld mag worden tot 1 januari van het volgende boekjaar.
9. De te betalen premie van 33,0% van de pensioengrondslagsom is behoudens het bepaalde in de leden 7 en 8 vastgesteld voor een periode van 4 jaar, van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2026. In het laatste jaar zullen het bestuur en de werkgevers met elkaar in overleg treden om de te betalen premie voor de periode vanaf 2027 vast te stellen. Indien de pensioenregeling per 1 januari 2027 nog steeds een uitkeringsovereenkomst betreft, dan zal bij die vaststelling een consistente gedragslijn worden nagestreefd.
10. Het fonds draagt de kosten verbonden aan het beheer en de administratie van het fonds. Het fonds zal waar nodig en nuttig haar werkzaamheden uitbesteden. Het fonds kan indien het dat noodzakelijk acht, een pensioenbureau instellen voor de dagelijkse gang van zaken van het fonds. De kosten van dit bureau komen voor rekening van de
werkgevers. De werkgevers zullen tevens de kosten van bestuursleden voor hun rekening nemen, voor zover deze bestuursleden tevens werknemer zijn. Hierbij wordt gedacht aan onder meer onkosten en kosten van salaris en training. Daarnaast nemen de werkgevers de kosten van alle niet wettelijk verplichte communicatie voor hun rekening. De kosten die voor rekening van de werkgever komen, worden betaald in aanvulling op de te betalen premie zoals omschreven in lid 4 tot en met 9.
11. Eventuele andere uitgaven, naar het oordeel van het bestuur nodig ter bereiking van het doel van het fonds, komen, tenzij nader anders wordt overeengekomen, ten laste van het fonds.
12. De kosten van de voorportaalregeling komen conform artikel 2.3 van het pensioenreglement voor rekening van de werkgevers. De aspirant deelnemer is geen aandeel in deze premie schuldig.
13. De werkgevers betalen de premies vooraf per kwartaal, in vier gelijke delen van de door hen op basis van hun eigen bijdrage verschuldigde jaarpremie op basis van een schatting van het fonds en de op het loon van werknemers ingehouden werknemerspremie. De werkgevers betalen de premies uiterlijk binnen één maand na aanvang van het desbetreffende kwartaal.
14. De werkelijk verschuldigde totale jaarpremie, bestaande uit de werkgeverspremie en de werknemerspremies, wordt na afloop van het kalenderjaar door het fonds berekend en wordt uiterlijk binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar voldaan aan het fonds.
15. De werkgevers verbinden zich over de gelden, welke voor het fonds opeisbaar zijn over tijdvakken gelegen tussen de datum waarop zij opeisbaar worden en de datum waarop deze worden afgedragen, rente te vergoeden op basis van de geldende wettelijke rente.
16. Indien de werkgevers in gebreke blijven bij het betalen van de in dit artikel genoemde bijdrage en premies zal het fonds binnen 14 dagen na het verstrijken van de betaaltermijn een aanmaning sturen. Indien betaling niet plaatsvindt binnen 14 dagen na verzending van de aanmaning zal het fonds direct de directie van de werkgeversinformeren. Indien betaling niet plaats vindt binnen 14 dagen na het informeren van de directie zal het fonds maatregelen ter incasso in gang zetten.
17. Het fonds informeert elk kwartaal schriftelijk het verantwoordingsorgaan van het fonds wanneer sprake is van een premieachterstand door de werkgevers ter grootte van tenminste 5% van de totale door het fonds te ontvangen jaarpremie en tevens door het fonds niet voldaan wordt aan de in de Pensioenwet geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen.
18. Gedurende de in het vorige lid bedoelde situatie informeert het fonds tevens elk kwartaal de Ondernemingsraad van de werkgevers.
Artikel 7.
Premiekorting en terugstorting
Het fonds kan besluiten om op verzoek van de werkgevers, gehoord de actuarisen met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet over te gaan tot premiekorting of terugstorting. Met premiekorting wordt bedoeld het verlenen van een korting
op de (gedempte) kostendekkende premie. Premiekorting of terugstorting kan echter alleen plaatsvinden onder de voorwaarden dat:
a) gezien de beleidsdekkingsgraad wordt voldaan aan de in de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van toereikende technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen; en
b) de toeslagen als bedoeld in artikel 9, lid 1 van deze overeenkomst zowel met betrekking tot de voorgaande tien jaar zijn verleend als ook in de toekomst kunnen worden verleend, en
c) de eventuele korting op pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 van de Pensioenwet in de voorgaande tien jaar is gecompenseerd.
Artikel 8.
Uitbetaling pensioenen
De pensioenen worden door het fondsaan belanghebbenden uitgekeerd in maandelijkse termijnen aan het einde van iedere kalendermaand. Alle uitbetalingen luiden in euro’s.
Artikel 9.
Toeslagverlening
1. Op de pensioenaanspraken van de deelnemers aan de pensioenregeling wordt jaarlijks op 1 januari een toeslag verleend van maximaal de ontwikkeling van de CAO-lonen bij de werkgevers zoals die zich voordoet van oktober tot oktober voorafgaande aan het moment van toeslagverlening, of – mocht dit hoger zijn – de toeslagverlening zoals die aan de pensioengerechtigden zal worden gegeven. Op de pensioenrechten van pensioengerechtigden en de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers wordt jaarlijks op 1 januari een toeslag verleend van maximaal de ontwikkeling van het ‘Consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens, afgeleid’ zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Daarbij wordt de ontwikkeling van het indexcijfer zoals die zich voordoet van oktober tot oktober voorafgaande aan het moment van toeslagverlening als uitgangspunt genomen. Voor de CPI van oktober wordt hierbij steeds uitgegaan van het voorlopige door het CBS gepubliceerde CPI cijfer. Indien in enig jaar de ontwikkeling van de prijzen negatief is, zal mede op grond van de bepalingen in de Pensioenwet in dat jaar geen negatieve toeslag worden toegekend.
2. Voor deze in lid 1 beschreven toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en is geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Het bestuur van het fonds beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken worden aangepast. Het bestuur stelt een beleid voor toeslagverlening vast in overeenstemming met artikel 137 van de Pensioenwet en artikel 15 van het Besluit FTK. Het bestuur van het fonds beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken en pensioenrechten worden aangepast. Het bestuur van het fonds kan jaarlijks beslissen om een lagere of geen
toeslagverlening toe te passen. In bijlage 1 staat het Toeslagbeleid zoals opgenomen in de ABTN van het fonds.
3. Voorzover er vanaf 1 januari 2011 voorwaardelijke toeslagen zoals bedoeld in lid 1 niet of niet volledig zijn toegekend, kan het bestuur, als de financiële positie van het fonds dit toelaat, besluiten de gemiste toeslagen in te halen.Bij de verlening van deze toeslagen zal rekening worden gehouden met artikel 137 lid 2 onderdeel c van de Pensioenwet.
4. De besluitvorming omtrent toeslagen kan worden beïnvloed door voorschriften voortvloeiend uit wet- en regelgeving.
Artikel 10.
Afspraken met vakbonden of ondernemingsraden
De werkgevers zullen geen afspraken maken met vakbonden, ondernemingsraden en/of werknemers die het fonds binden of welke financiële consequenties hebben voor het fonds, tenzij na voorafgaande instemming van het fonds, waarbij het fonds gerechtigd is voorwaarden te verbinden aan zijn instemming.
Artikel 11.
Voorbehoud premiebetaling
De werkgevers behouden zich het recht voor om, indien naar het oordeel van de directie het bedrijfsbelang dit noodzakelijk maakt – als gevolg van een ingrijpende wijziging van omstandigheden – de betaling van zijn bijdragen te verminderen of te beëindigen. Wordt van dit recht gebruik gemaakt, dan zullen de nog op te bouwen pensioenaanspraken van de deelnemers aan de gewijzigde omstandigheden worden aangepast. Reeds opgebouwde pensioenaanspraken blijven gehandhaafd. Indien een werkgever tot vermindering of beëindiging van zijn bijdragen overgaat, zal hij het bestuur van het fonds en de deelnemers hiervan onverwijld schriftelijk in kennis stellen.
Artikel 12.
Gegevensverstrekking
1. De werkgevers zijn verplicht de mutaties in de werknemersbestanden per periode vóór de 15de van de maand waarin de salarisverwerking wordt afgesloten, aan te leveren aan het fonds. Dit geldt tevens voor de voor de uitvoering van de pensioenovereenkomst benodigde gegevens, respectievelijk bescheiden, die voor een goede administratieve uitvoering van de statuten en het pensioenreglement door het fonds worden nodig geacht.
2. De werkgevers zijn verplicht aan het fonds op door of namens het bestuur vast te stellen wijze en tijdstippen de gegevens te verstrekken, welke naar het oordeel van het fonds nodig zijn voor het berekenen van de verschuldigde premie en het te vorderen voorschot. Indien een werkgever naar het oordeel van het fonds niet, niet juist of niet volledig aan deze verplichting voldoet, is het fonds bevoegd de verschuldigde premie naar beste weten vast te stellen.
3. De werkgevers vrijwaren hetfonds voor alle financiële gevolgen die zijn ontstaan door onjuiste, onvolledige en/of niet tijdige informatieverstrekking door de werkgevers.
Artikel 13.
Opstellen en wijzigen van het pensioenreglement
1. De werkgevers informeren het fonds schriftelijk over (iedere wijziging in) de pensioenovereenkomst van de werkgevers met de deelnemers. Het fonds stelt vervolgens uiterlijk binnen drie maanden na het van kracht worden van de wijziging een aangepast pensioenreglement op. Dit geschiedt op basis van een besluit van het bestuur. Een wijziging van het pensioenreglement treedt in werking per het moment waarop de wijziging van de pensioenovereenkomst van kracht is geworden. Het door het fonds vast te stellen pensioenreglement dient in overeenstemming te zijn met de (wijziging van de) pensioenovereenkomst van de werkgevers en met deze uitvoeringsovereenkomst.
2. Het fonds voert een gewijzigd pensioenreglement pas uit nadat de werkgevers hebben verklaard dat het in overeenstemming is met de pensioenovereenkomst en deze uitvoeringsovereenkomst.
3. Het fonds is niet gehouden een pensioenreglement te wijzigen voor zover het fonds niet bereid is het gewijzigde risico te aanvaarden.
4. Het pensioenreglement van het fonds zoals dat bij aanvang van deze overeenkomst luidt, wordt voor de toepassing van deze overeenkomst geacht de pensioenovereenkomst tussen de werkgevers en haar werknemers weer te geven.
Artikel 14.
Opzegging
1. De werkgevers behouden zich het recht voor deze overeenkomst op te zeggen indien het fonds, naar het oordeel van de werkgevers, de statuten van het fonds en het pensioenreglement niet getrouw naleeft, bij wanprestatie door het fonds of als het fonds niet bereid is een (wijziging van een) pensioenovereenkomst uit te voeren.
2. Partijen zullen bij een beëindiging in de zin van dit artikel in overleg tot een zodanige afwikkeling van de overeenkomst komen dat de datum waarop de overeenkomst eindigt, aansluit op de aanvangsdatum van de uitvoeringsovereenkomst die de werkgevers met de nieuwe pensioenuitvoerder is aangegaan.
Artikel 15.
Onvoorziene omstandigheden
Indien zich omstandigheden voordoen die ten tijde van het sluiten van de overeenkomst niet voorzienbaar waren en nakoming van de overeenkomst substantieel beïnvloeden, zullen de partijen in gezamenlijk overleg en naar redelijkheid en billijkheid een oplossing proberen te vinden, die recht doet aan de belangen van beide partijen in het kader van deze overeenkomst.
Artikel 16.
Beslechting van geschillen
Alle geschillen welke tussen het fonds en de werkgevers kunnen ontstaan, waaronder geschillen over de uitleg of toepassing van deze overeenkomst zullen worden beslecht overeenkomstig artikel 15 van de statuten van het fonds.
Artikel 17.
Duur van de overeenkomst
Deze overeenkomst is op 1 januari 2023 stilzwijgend verlengd voor een duur van drie jaar, en vervangt elke voorgaande uitvoeringsovereenkomst. Zij wordt steeds voor een tijdvak van drie jaar verlengd, indien zij niet ten minste zes maanden voor afloop bij aangetekend schrijven aan de wederpartij is opgezegd.
Artikel 18.
Beëindigingsvoorwaarden
1. Dit artikel geldt in alle gevallen waarin deze overeenkomst eindigt.
2. De werkgever waarvan de uitvoeringsovereenkomst eindigt, heeft een inspanningsverplichting om de waarde van de pensioenaanspraken en –rechten van haar werknemers, haar voormalige werknemers en hun nabestaanden zo spoedig mogelijk te doen overdragen naar de pensioenuitvoerder die vanaf die datum haar pensioenovereenkomst uitvoert. Daarbij dient te worden voldaan aan alle vereisten van artikel 83 van de Pensioenwet en zal de betreffende werkgever ervoor zorgen dat de nieuwe pensioenuitvoerder voldoende aanvullende middelen krijgt om te voldoen aan de in dit wetsartikel opgenomen voorwaarde van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
3. De in lid 2 bedoelde overdrachtswaarde is gelijk aan het product van:
- de technische voorzieningen behorende bij de aanspraken en rechten van de in de overdracht betrokken pensioen- en aanspraakgerechtigden per de overdrachtsdatum;
- het verhoudingsgetal dat wordt afgeleid van de verhouding tussen de waarde van de beleggingen van het fonds en de technische voorzieningen per de overdrachtsdatum; en
- een door het fonds vastgestelde correctiefactor.
De technische voorzieningen en de beleggingen van het fonds worden gewaardeerd op basis van de grondslagen die door het fonds zouden worden gebruikt voor het vaststellen van de jaarrekening indien deze jaarrekening op de overdrachtsdatum zou worden vastgesteld. Bij de vaststelling van de correctiefactor is uitgangspunt dat door overdracht de uitgangspositie en de risico’s van het fonds niet verslechteren en dat ook de vooruitzichten en risico’s behorende bij de overgedragen verplichtingen niet gunstiger zijn dan als er geen overdracht zou plaatsvinden.
4. Het fonds verstrekt binnen redelijke termijn na beëindiging van de overeenkomst een specificatie van de vorderingen die partijen over een weer hebben. Deze vorderingen zullen binnen redelijke termijn worden voldaan. Partijen zullen zich overigens redelijk opstellen bij de verdere afwikkeling van de beëindiging van deze overeenkomst en de rechtsgevolgen die dit heeft.
5. Op verzoek van de werkgever waarvan de uitvoeringsovereenkomst is beëindigd, zal het fonds de nieuwe pensioenuitvoerder van die werkgever alle informatie verstrekken die deze voor de voortzetting van de pensioenovereenkomst nodig heeft. Het fonds kan daarvoor een kostenvergoeding vragen die vooraf aan de betreffende werkgever zal worden meegedeeld.
6. Indien de uitvoeringsovereenkomst door een der partijen wordt opgezegd (ex artikel 17), zullen partijen in gezamenlijk overleg en naar redelijkheid en billijkheid eenduidige afspraken maken over de toekomstige uitvoering van de reeds opgebouwde pensioenaanspraken en –rechten inclusief de kosten van het fonds. Hierbij streven partijen naar één toekomstige pensioenuitvoerder voor zowel de opgebouwde als de nog op te bouwen pensioenaanspraken en –rechten van alle (in)actieven (inclusief pensioengerechtigden), met dien verstande dat het uiteindelijke besluit door het fonds evenwichtig dient te zijn (ex art 105 lid 2 Pw);
7. Indien partijen er niet in slagen om afspraken te maken zoals bedoeld in artikel 18 lid 6 uiterlijk binnen 6 maanden na schriftelijke opzegging van de uitvoeringsovereenkomst (ex artikel 17), is er sprake van een slapend fonds en gelden dientengevolge de volgende verplichtingen voor werkgevers:
a. Indien op moment van beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst de dekkingsgraad zoals gedefinieerd in artikel 1 lager is dan 110% zullen de werkgevers een dusdanige bijstorting doen dat deze dekkingsgraad na bijstorting minimaal 110% bedraagt. De werkgevers betalen deze bijstorting binnen één maand na beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst.
b. De werkgevers betalen voor een periode van 2 jaar nadat het fonds een slapend fonds is geworden, de uitvoeringskosten van het fonds verminderd met het in die periode uit de technische voorziening beschikbaar komende bedrag voor kosten. Deze uitvoeringskosten omvatten tevens de kosten van bestuursleden, de kosten
van alle niet wettelijk verplichte communicatie en de kosten van een pensioenbureau indien het fonds de instelling hiervan noodzakelijk acht. Bij de kosten van bestuursleden wordt gedacht aan onder meer onkosten en kosten van salaris en training. De kosten voor vermogensbeheer worden door het fonds gedragen.
c. De werkgevers betalen de kosten genoemd in het voorgaand lid vooraf per kwartaal, op basis van een schatting van het fonds. De werkgevers betalen de kosten uiterlijk binnen één maand na aanvang van het desbetreffende kwartaal. De werkelijk verschuldigde kosten worden na afloop van het kalenderjaar door het fonds berekend en worden uiterlijk binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar door de werkgevers voldaan aan het fonds.
d. De verdeling over de werkgevers van de bijstorting genoemd onder a vindt plaats naar rato van de technische voorziening behorend bij de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers op het moment van beëindigen van de uitvoeringsovereenkomst. De verdeling over de werkgevers van de kosten genoemd in lid b vindt plaats naar rato van de verschuldigde premie in het jaar van beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst. De verschuldigde premie betreft de werkelijk verschuldigde jaarpremie op grond van artikel 6 lid 14. De werkgevers kunnen in onderling overleg de verdeelsleutels uit de vorige twee volzinnen aanpassen, mits zij het fonds hiervan tijdig op de hoogte stellen en het fonds hier geen nadeel van ondervindt.
Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend,
te Oegstgeest op ….......................
Stichting Pensioenfonds Xxxxx Xxxxxxxx
X.X. xxx Xxxx X.X. Tolk
te Oegstgeest op ….......................
Xxxxx Xxxxxxxx Materials Nederland B.V.
E. Alper - Mert
te Oegstgeest op ….......................
Xxxxx Xxxxxxxx Materials Europe B.V.
E. Alper - Mert
te Oegstgeest op ….......................
Xxxxx Xxxxxxxx B.V.
E. Alper - Mert
te Oegstgeest op ….......................
Xxxxx Xxxxxxxx Netherlands Investment II B.V.
M. Eckart
te Oegstgeest op ….......................
Xxxxx Xxxxxxxx Treasury Management B.V.
R. xxx xxx Xxxx
te Oegstgeest op ….......................
Paxar B.V.
R. xxx xxx Xxxx
te Oegstgeest op ….......................
Xxxxx Xxxxxxxx Hong Kong B.V.
M. Eckart
Bijlage 1 Toeslagbeleid zoals opgenomen in de ABTN van het fonds die is vastgesteld op 13 december 2021 (hoofdstuk 7)
Het toeslagbeleid heeft betrekking op:
– de opgebouwde pensioenen van deelnemers (actieven);
– de ingegane pensioenen (niet actieven);
– de premievrije aanspraken van de gewezen deelnemers (niet actieven);
– de opgebouwde pensioen in geval van premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid (niet actieven);
– de bijzondere partnerpensioenen (niet actieven).
De toeslagverlening van zowel de actieven als de niet-actieven is voorwaardelijk. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaansprakenworden aangepast.
Als toeslagmoment van de pensioenen geldt 1 januari van enig jaar. Het besluit tot toekennen van toeslagen wordt gebaseerd op de beleidsdekkingsgraad van eind oktober van het voorgaande jaar.Hiernaast wordt gekeken naar ontwikkelingen zoals:
– kostenontwikkeling van de pensioenregeling;
– wijzigingen in de pensioenregeling;
– wijzigingen in wet- en regelgeving;
– verwachte ontwikkelingen in het (verloop van het) deelnemersbestand;
– voor het fonds relevante ontwikkelingen bij de werkgever;
– verwachte ontwikkeling van de rente.
Ook kunnen administratieve overwegingen en de daar mee gemoeid gaande kosten een rol spelen.
a. Toeslagmaatstaf actieven
Het is de ambitie om jaarlijks de opgebouwde pensioenen van de actieve deelnemers aan te passen aan de ontwikkeling van de lonen. De ontwikkeling van de lonen wordt gebaseerd op de ontwikkeling van de CAO-lonen bij de werkgever zoals die zich voordoet van oktober tot oktober voorafgaande aan het toeslagmoment. Indien de toeslagmaatstaf van de inactieven in enig jaar hoger is dan de toeslagmaatstaf van de actieven, dan wordt de toeslagmaatstaf van de actieven in dat jaar gelijk getrokken aan de toeslagmaatstaf van de inactieven.
b. Toeslagmaatstaf niet-actieven
Het is de ambitie om jaarlijks de pensioenuitkeringen en de premievrije rechten aan te passen aan de ontwikkeling van de prijzen.
De ontwikkeling van de prijzen wordt gebaseerd op de ontwikkeling van Consumentenprijsindex (CPI), alle huishoudens, afgeleid, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gemeten over de periode oktober tot oktober voorafgaande aan het toeslagmoment.Voor de CPI van oktober wordt hierbij steeds uitgegaan van het voorlopige door het CBS gepubliceerde CPI cijfer. Indien in enig jaar de ontwikkeling van de prijzen negatief is, zal mede op grond van de bepalingen in de Pensioenwet in dat jaar geen negatieve toeslag worden toegekend.
c. Toeslagachterstand en inhaaltoeslag
Indien in enig jaar de toegekende toeslag voor de actieven of de niet actieven (in negatieve zin) afwijkt van de voor deze groepen gedefinieerde maatstaf dan wordt het verschil benoemd als toeslagachterstand. Bij het vaststellen van de toeslagachterstand wordt rekening gehouden met een eventuele negatieve prijsindex in enig jaar. De toeslagachterstand wordt hierdoor lager. Door het verschil in maatstaf kan de toeslagachterstand verschillend zijn voor de groep actieven en de groep niet-actieven. De toeslagachterstand wordt door het fonds individueel en cumulatief bijgehouden. Tot 1 januari 2019 werd de toeslagachterstand gemaximeerd op de achterstand die was ontstaan maximaal 10 jaar voorafgaand aan het toeslagmoment. Vanaf 1 januari 2019 is deze maximering komen te vervallen. Het startpunt voor de vaststelling van de totale cumulatieve achterstand is nog wel gebaseerd op de voorheen geldende periode van 10 jaar en is vastgesteld op 1 januari 2011.
Toeslagachterstanden kunnen afhankelijk van de financiele positie van het fonds worden ingehaald.
Indien in enig jaar inhaaltoeslag wordt toegekend, dan is het percentage van de inhaaltoeslag voor alle deelnemers gelijk, onafhankelijk van hun status. Het bedrag aan toeslagachterstand wordt verlaagd met het bedrag aan inhaaltoeslag. De toeslagachterstand mag niet negatief worden. De som van de inhaaltoeslagen is derhalve gemaximeerd op de cumulatieve toeslagachterstand per pensioensoort.
d. Toeslagbeleid algemeen
De voorwaardelijke toeslag wordt gefinancierd uit overrendementen gerealiseerd op de beleggingen van het fonds. De premie bevat geen opslag voor deze toeslag.
Voor toekomstige toeslag wordt geen bestemmingsreserve gevormd.
Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre pensioenrechten, pensioenaanspraken en pensioengrondslagen (van arbeidsongeschikten) worden aangepast.Bij het toekennen van de toeslag houdt het bestuur rekening met de toereikendheid van de middelen van het fonds. Bij het vaststellen of in enig jaar de middelen toereikend zijn om een toeslag toe te kennen is de beleidsdekkingsgraad een belangrijke indicator. Er wordt echter ook gekeken naar toekomstige ontwikkelingen, zoals hiervoor vermeld, die direct of indirect van invloed kunnen zijn op de (toekomstige) financiële positie van het fonds.
De eventueel te verlenen toeslag wordt gemaximeerd op het percentage dat volgt uit de in het financieel toetsingskader vastgelegde berekeningsmethodiek:
– bij een beleidsdekkingsgraad lager dan 110% wordt geen toeslag verleend;
– bij een beleidsdekkingsgraad boven 110% wordt eerst de omvang van het vermogen boven de beleidsdekkingsgraad van 110% bepaald. Vervolgens wordt de hoogte van de bestendige toeslag zodanig bepaald dat bij een jaarlijkse toeslag ter grootte van dit percentage de contante waarde van alle toeslagen gelijk is aan het vermogen boven de beleidsdekkingsgraad van 110%.
De bestendige toeslag wordt uitgedrukt in een percentage van de verwachte stijging van de toeslagmaatstaven. De toeslag die maximaal mag worden verleend is gelijk
aan dit percentage maal de gerealiseerde stijging van de toeslagmaatstaven.
Stel dat de verwachte stijging van de prijsindex en CAO-lonen gelijk is aan 2% per jaar, de bestendige toeslagverlening 40% van deze stijging bedraagt, de stijging van de CAO-lonen in de referteperiode gelijk was aan 2% en de stijging van de prijsindex in de referteperiode 1%, dan mag aan de actieve deelnemers een toeslag worden verleend van ten hoogste 40% van 2% (0,8%) en aan de niet-actieven van 40% van 1% (0,4%).
– De hoogte van de toeslag wordt indien nodig dusdanig naar beneden bijgesteld dat steeds tijdig aan de eisen van het herstelplan wordt voldaan. Dit wil zeggen dat herstel van de beleidsdekkingsgraad naar de dekkingsgraad die hoort bij het het Vereist Eigen Vermogen binnen de maximale wettelijk toegestane hersteltermijn mogelijk is.
– bij een beleidsdekkingsgraad hoger dan de streefgrens (zie hoofdstuk 10) kan een volledige toeslag worden verleend.
– het vermogen dat uitgaat boven de streefgrens kan jaarlijks voor ten hoogste een vijfde deel worden aangewend om toeslagachterstand toe te kennen.
Een toegekende toeslag wordt aangemerkt als een verplichting van het fonds.
De contante waarde van de toeslag zal aan de technische voorziening worden toegevoegd.