Contract
Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de administratieve en wetenschappelijke coo ¨rdinatie inzake bioveiligheid
Gelet op de richtlijn 90 / 219 / EEG van 23 april 1990 van de Raad inzake het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde micro- organismen;
Gelet op de richtlijn 90 / 220 / EEG van 23 april 1990 van de Raad inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu;
Gelet op de richtlijn 94 / 15 / EG van de Commissie van 15 april 1994 betreffende de aanpassing, voor de eerste maal, aan de technische vooruitgang van Richtlijn 90 / 220 / EEG van de Raad inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu;
Gelet op de richtlijn 94 / 51 / EG van de Commissie van 7 novem- ber 1994 betreffende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 90 / 219 / EEG van de Raad inzake het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen;
Gelet op de richtlijn 75 / 442 / EEG van de Raad van 15 juli 1975 inzake de afvalstoffen gewijzigd in het bijzonder door de richtlijn 91 / 156 / EEG van de Raad van 18 maart 1991;
Gelet op artikel 39 van de Grondwet;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd door de bijzondere wetten van 8 augustus 1988, van 16 januari 1989, van 5 mei 1993 en van 16 juli 1993, inzonderheid
artikel 6, § 1, II, 1˚ tot 3˚ en VI, al. 3 en artikel 92 bis, §§ 1, 5 en 6; Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de
Brusselse instellingen, inzonderheid artikel 42;
Gelet op de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen, inzonderheid artikel 132 aangaande de bepalingen betref- fende de bewuste verspreiding van genetisch gemodificeerde organis- men;
Gelet op de beslissing van het Overlegcomite´ Regering-Executieven van 2 oktober 1991 tot oprichting van een recombinant DNA overleg- comite en de taken van deze;
Overwegende dat de richtlijnen 90 / 219 / EEG en 90 / 220 / EEG de bescherming van de gezondheid en het leefmilieu beogen;
Accord de coope´ration entre l’Etat fe´de´ral et les Re´gions relatif a` la coordination administrative et scientifique en matie`re de biose´cu- rite´
Vu la directive 00 / 000 / XXX du 23 avril 1990 du Conseil relative a` l’utilisation confine´e de micro-organismes ge´ne´tiquement modifie´s;
Vu la directive 00 / 000 / XXX du 23 avril 1990 du Conseil relative a` la disse´mination volontaire d’organismes ge´ne´tiquement modifie´s dans l’environnement;
Vu la directive 00 / 00 / XX de la Commission du 15 avril 1994, adaptant pour la premie`re fois au progre`s technique, la directive 00 / 000 / XXX du Conseil relative a` la disse´mination volontaire d’orga- nismes ge´ne´tiquement modifie´s dans l’environnement;
Vu la directive 00 / 00 / XX de la Commission du 7 novembre 1994 adaptant au progre`s technique la directive 00 / 000 / XXX du Conseil relative a` l’utilisation confine´e de micro-organismes ge´ne´tiquement modifie´s;
Vu la directive 00 / 000 / XXX du Conseil du 15 juillet 1975 relative aux de´chets, modifie´e notamment par la directive 00 / 000 / XXX du Conseil du 18 mars 1991;
Vu l’article 39 de la Constitution;
Vu la loi spe´ciale du 8 août 1980 de re´formes institutionnelles, telle que modifie´e par les lois spe´ciales du 8 août 1988, du 16 janvier 1989, du 5 mai 1993 et du 16 juillet 1993, notamment l’article 6, § 1er, II, 1° a` 3°
et VI, al. 3 et l’article 92 bis, §§ 1, 5 et 6;
Vu la loi spe´ciale du 12 janvier 1989 relative aux Institutions bruxelloises, notamment l’article 42;
Vu la loi du 20 juillet 1991 contenant des dispositions sociales et diverses, notamment l’article 132 concernant les dispositions sur la disse´mination volontaire des organismes ge´ne´tiquement modifie´s;
Vu la de´cision du Comite´ de Concertation Gouvernement-Exe´cutif du 2 octobre 1991 concernant l’institution et les missions d’un Comite´ de concertation ADN recombinant;
Conside´rant que les directives 00 / 000 / XXX et 00 / 000 / XXX visent la protection de la sante´ et de l’environnement;
Overwegende dat de richtlijn 90 / 220 / EEG de harmonisering van de interne markt beoogt bij de ontwikkeling en het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen of produkten die er bevatten;
Overwegende de belangrijke wetenschappelijke en economische weerslag van de toepassing van deze richtlijnen op de sectoren van wetenschappelijk onderzoek, van produktontwikkeling op basis van genetisch gemodificeerde organismen, van de produktie en het in de handel brengen van in het bijzonder farmaceutische-, voedings- en landbouwprodukten op basis van genetisch gemodificeerde organis- men;
Overwegende de Belgische economische en monetaire unie en de noodzaak tot het vermijden van obstakels voor het vrij verkeer van goederen tussen de Gewesten;
Overwegende in het bijzonder dat de verschillen in de federale en gewestelijke reglementeringen met betrekking tot de doelbewuste introductie van GGO’s tot ongelijke concurrentie voorwaarden of tot belemmeringen zouden kunnen leiden bij de ontwikkeling en het in de handel brengen van produkten die dergelijke organismen bevatten, waardoor de werking van de markt nadelig kan worden beı¨nvloed;
Overwegende dat algemene en passende procedures noodzakelijk zijn voor de evaluatie van de bioveiligheid van GGO’s en dit ongeacht het toe te passen reglementair kader;
Overwegende de verplichting van de Lid-Staten van de Europese Unie deel te nemen aan een uitwisselingssysteem van informatie met betrekking tot alle dossiers ingediend in het kader van een toelatings- aanvraag tot doelbewuste introductie van GGO’s in het leefmilieu voor onderzoek en ontwikkelingsdoeleinden en voor enig ander doel dan het in de handel brengen;
Overwegende de dringendheid een wettelijk en specifiek administra- tief kader te verschaffen aan de vele toelatingsaanvragen ingediend door de gebruikers, zowel de Belgische als deze van andere Lid-Staten, in toepassing van richtlijn 90 / 220 / EEG;
Overwegende de complementariteit van de respectievelijke bevoegd- heden van de Federale Staat en van de Gewesten voor de toepassing van deel B van de richtlijn 90 / 220 / EEG;
Overwegende de noodzaak voor de Federale Staat en de Gewesten om in toepassing van voormelde richtlijnen over een gemeenschappe- lijk wetenschappelijk evaluatiesysteem te beschikken om een objectieve en harmonieuze behandeling van de dossiers te verzekeren zowel tegenover de kennisgevers, het publiek, de Europese Commissie als de andere Lid-staten;
Overwegende dat om een dergelijk wetenschappelijk evaluatiesys- teem te verwezenlijken de tussenkomst moet worden geregeld op institutioneel vlak van de Federale Staat en de Gewesten in het beheer, de werking en de financiering van een Adviesraad voor Bioveiligheid en een dienst van Bioveiligheid en Biotechnologie;
De Federale Staat vertegenwoordigd door de ministers die bevoegd zijn voor Landbouw enerzijds en Volksgezondheid anderzijds;
Het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de minister-president en de minister bevoegd voor Leefmilieu;
Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door de minister-president en de minister bevoegd voor Leefmilieu;
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door de minister-voorzitter en de minister bevoegd voor Leefmilieu;
Hun eigen bevoegdheden gezamenlijk uitoefenend zijn overeenge- komen wat volgt:
HOOFDSTUK I. — Definities
Artikel 1
In dit samenwerkingsakkoord dient te worden verstaan onder:
1˚ Bioveiligheid: de veiligheid voor de gezondheid van mens en voor het leefmilieu met inbegrip van de bescherming van de biodiversiteit bij gebruik van genetisch gemodificeerde organismen of micro- organismen en bij het ingeperkt gebruik van voor de mens pathogene organismen.
2˚ Deskundige: iedere persoon die voldoende wetenschappelijke bekwaamheid heeft voor het geven van advies aangaande een alge- meen of specifiek aspect van het multldisciplinair domein van de bioveiligheid.
3˚ Federale overheid: naargelang van de materie, de federale ministers die volksgezondheid en / of landbouw onder hun bevoegd- heid hebben.
4˚ Gewestelijke minister: de gewestelijke minister die leefmilieu onder zijn bevoegdheid heeft.
5˚ IHE: het Instituut voor Hygie¨ ne en Epidemiologie.
Conside´rant que la directive 00 / 000 / XXX vise l’harmonisation du marche´ inte´rieur lors du de´veloppement et de la mise sur le marche´ d’organismes ge´ne´tiquement modifie´s ou de produits en contenant;
Conside´rant les retombe´es scientifiques et e´conomiques importantes de l’application de ces directives pour les secteurs de la recherche scientifique, du de´veloppement de produits a` base d’organismes ge´ne´tiquement modifie´s, de la production et de la mise sur le marche´ notamment des produits agricoles, alimentaires et pharmaceutiques a` base d’organismes ge´ne´tiquement modifie´s;
Conside´rant la ne´cessite´ de pre´server l’union e´conomique et mone´- taire belge et d’e´liminer les obstacles a` la libre circulation des biens entre les Re´gions;
Conside´rant en particulier que des disparite´s entre re`gles fe´de´rales ou re´gionales relatives a` la disse´mination volontaire des OGM pour- raient cre´er des conditions ine´gales de compe´tition ou des barrie`res au de´veloppement et a` la commercialisation des produits contenant de tels organismes, et par conse´quent affecter le fonctionnement du marche´;
Conside´rant qu’il y a donc lieu de mettre en place des proce´d ures ge´ne´rales et approprie´es permettant l’e´valuation de la biose´curite´ des OGM et ce, quel que soit leur cadre re´glementaire particulier;
Conside´rant l’obligation des Etats membres de l’Union europe´enne de participer a` un syste`me d’e´change d’informations relatives a` tous les dossiers introduits dans le cadre de demandes d’autorisation pour effectuer une disse´mination volontaire d’OGM dans l’environnement a` des fins de recherche et de de´veloppement ou a` toute autre fin que la mise sur le marche´;
Conside´rant l’urgence de fournir un cadre le´gal et administratif spe´cifique aux nombreuses demandes d’autorisation introduites par des utilisateurs belges ou d’autres Etats membres en application de la directive 00 / 000 / XXX;
Conside´rant la comple´mentarite´ des compe´tences respectives de l’Etat fe´de´ral et des Re´gions pour l’application de la partie B de la directive 90 / 220;
Conside´rant la ne´cessite´ pour l’Etat fe´de´ral et les Re´gions de disposer d’un syste`me d’e´valuation scientifique commun afin de garantir un traitement objectif et harmonieux des dossiers, tant aux notifiants, au public, a` la Commission europe´enne qu’aux autres Etats membres en application des directives pre´cite´es;
Conside´rant que pour re´aliser un tel syste`me d’e´valuation scientifi- que, il est souhaitable de re´gler pour l’avenir sur le plan institutionnel l’intervention de l’Etat fe´de´ral et des Re´gions dans la gestion, le fonctionnement et le financement d’un Conseil consultatif de Biose´cu- rite´ et d’un service de Biose´curite´ et Biotechnologie;
L’Etat fe´de´ral repre´sente´ par les ministres ayant dans leurs attribu- tions l’Agriculture d’une part et la Sante´ publique d’autre part,
La Re´gion flamande repre´sente´e par le Ministre-Pre´sident et le Ministre ayant l’Environnement dans ses attributions,
La Re´gion wallonne repre´sente´e par le Ministre-Pre´sident et le Ministre ayant l’Environnement dans ses attributions,
La Re´gion de Bruxelles-Capitale repre´sente´e par le Ministre- Pre´sident et le Ministre ayant l’Environnement dans ses attributions,
Exerc¸ant conjointement leurs compe´tences respectives, ont convenu ce qui suit :
CHAPITRE Ier. — De´finitions
Article 1er. Dans le pre´sent accord on entend par :
1° Biose´curite´ : la se´curite´ pour la sante´ humaine et pour l’environ- nement, en ce comprise la protection de la biodiversite´, lors de l’utilisation d’organismes ou micro-organismes ge´ne´tiquement modifie´s- et lors de l’utilisation confine´e d’organismes pathoge`nes pour l’homme;
2° Expert : toute personne ayant une compe´tence scientifique suffisante pour donner un avis sur un aspect ge´ne´ral ou particulier dans le domaine multidisciplinaire de la biose´curite´;
3° Autorite´ fe´de´rale : selon les matie`res, les ministres fe´de´raux ayant la Sante´ publique et / ou l’Agriculture dans leurs attributions;
4° Ministre re´gional : le ministre re´gional qui a l’environnement dans ses attributions;
5° IHE : l’Institut d’Hygie`ne et d’Epide´miologie;
6˚ Raad: Adviesraad voor Bioveiligheid, het samenwerkingsorgaan tussen de partijen van dit akkoord, met betrekking tot de problemen betreffende de Bioveiligheid, en belast met het verstrekken van een advies aangaande de gevallen waarvan sprake in artikel 5.
7˚ DBB: dienst Bioveiligheid en Biotechnologie, functionele eenheid van het IHE belast met de expertise betreffende de Bioveiligheid van de biotechnologie, meer bepaald in het kader van de opdrachten gedefi- nie¨ erd in de artikels 12 en 18.
8˚ GGO: genetisch gemodificeerd organisme.
9˚ In de handel brengen: het leveren of ter beschikking stellen aan derden.
HOOFDSTUK II. — Beginselen
Artikel 2
Dit samenwerkingsakkoord heeft tot doel:
1˚ de omzetting in intern recht en de geharmoniseerde toepassing van de richtlijn 90 / 219 / EEG tot reglementering van het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen: deze regle- mentering wordt uitgebreid naar de genetisch gemodificeerde organis- men (GGO’s) en de voor de mens pathogene organismen De Gewesten verbinden zich tot harmonisatie van de technische criteria voor bioveiligheid en de indeling van de GGO’s en de pathogene organis- men en hun risicoklassen;
2˚ de omzetting in intern recht en de gecoo¨ rdineerde toepassing van deel B van de richtlijn 90 / 220 / EEG betreffende de doelbewuste introductie van GGO’s in het leefmilieu voor onderzoeks- en ontwik- kelingsdoeleinden of voor enig ander doel dan het in de handel brengen;
3˚ de inrichting van een gemeenschappelijk wetenschappelijk eva- luatiesysteem inzake bioveiligheid;
4˚ de coo¨ rdinatie van de reglementaire bepalingen voor het afvalbe- heer van de onder punten 1˚ en 2˚ bedoelde activiteiten.
HOOFDSTUK III. — Gecoo¨rdineerde toepassing en omzetting van de richtlijn 90/220/EEC
Artikel 3
§1. De Federale Staat en de Gewesten komen overeen dat de toelating voor de doelbewuste introductie van GGO’s in het leefmilieu voor onderzoeks- en ontwikkelingsdoeleinden of voor enig ander doel dan het in de handel brengen toegekend wordt mits eerbiediging van de volgende procedure:
1˚ De kennisgever zendt het volledigdossier naar de federale overheid, die een samenvatting van de niet vertrouwelijke gegevens van het dossier zendt naar de territoriaal bevoegde gewestelijke minister;
2˚ Na onderzoek van de ontvankelijkheid van het dossier en eventuele vraag voor bijkomende informatie, geeft de Raad zijn advies en verstuurt deze naar de gewestelijke minister en de federale overheid;
3˚ De afgifte van de toelating is onderworpen aan het akkoord van de territoriaal bevoegde gewestelijke minister, met dien verstande dat:
a) het akkoord van de territoriaal bevoegde gewestelijke minister wordt geacht gegeven te zijn indien deze na het verstrijken van tien werkdagen vanaf de ontvangst van het advies van de Raad, geen schriftelijk bezwaar tegen de toelating heeft meegedeeld aan de federale overheid;
de toelating tenminste de voorwaarden oplegt, bepaald door de territoriaal bevoegde gewestelijke minister.
b) het akkoord van de territoriaal bevoegde gewestelijke minister wordt vervangen door een informatieprocedure bij toepassing van vereenvoudigde procedures overeenkomstig artikel 6, § 5, van de richtlijn 90 / 220 / EEG, wanneer een aanpassing van de oorspronkelijke toelating zonder bijkomende gevaren is voor de gezondheid van de mens en voor het leefmilieu. In voorkomend geval verwittigt de federale overheid de territoriaal bevoegde gewestelijke minister van de indiening van dit dossier,
4˚ Aflevering door de federale overheid van de toelatingen voor doel bewuste introductie.
§ 2. De Federale Staat zet de bepalingen om van deel B van richtlijn 90 / 220 / EEG inzake de doelbewuste introductie van GGO’s in het leefmilieu voor onderzoeks- en ontwikkelingsdoeleinden of voor enig ander doel dan het in de handel brengen, en stelt de procedure in beschreven in § 1
6° Conseil : Conseil consultatif de Biose´curite´, instance de coope´ra- tion entre les parties au pre´sent accord, pour les proble`mes lie´s a` la Biose´curite´, charge´e de remettre un avis dans les cas vise´s a` l’article 5;
7° SBB : service de Biose´curite´ et Biotechnologie, unite´ fonctionnelle de l’IHE charge´e des questions d’expertise relative a` la Biose´curite´ des biotechnologies, notamment dans le cadre des missions de´finies aux articles 12 et 18;
8° OGM : organisme ge´ne´tiquement modifie´;
9° la mise sur le marche´ : la fourniture a` des tiers ou la mise a` disposition de tiers.
CHAPITRE II. — Principes
Article 2.
Le pre´sent accord de coope´ration a pour but :
l° de transposer en droit interne et d’appliquer de fac¸on harmonise´e la directive 00 / 000 / XXX re´glementant l’utlisation confine´e de micro- organismes ge´ne´tiquement modifie´s cette re´glementation sera e´ten due aux organismes ge´ne´tiquement modifie´s (OGM) et aux organismes pathoge`nes pour l’homme. Les Re´gions s’engagent a` harmoniser les crite`res techniques de biose´curite´ et la classification des OGM et des organismes pathoge`nes et leurs classes de risque;
2° de transposer en droit interne et d’appliquer de manie`re coor- donne´e la partie B de la directive 00 / 000 / XXX relative a` la disse´mina- tion volontaire d’OGM dans l’environnement a` des fins de recherche ou de de´veloppement et a` toute autre fin que la mise sur le marche´;
3° de mettre en place un syste`me commun d’e´valuation scientifique de la biose´curite´;
4° de coordonner les dispositions re´glementaires applicables a` la gestion des de´chets issus d’activite´s vise´es aux points 1° et 2°.
CHAPITRE III. — Application et transposition coordonne´e de la directive 90/220/CEE
Article 3.
§ 1er. L’Etat fe´de´ral et les Re´gions conviennent que l’autorisation pour une disse´mination volontaire d’OGM dans l’environnement a` des fins de recherche et de de´veloppement et a` toute autre fin que la mise sur le marche´ sera octroye´e dans le respect de la proce´d ure suivante :
1° envoi, par le notifiant, du dossier complet a` l’autorite´ fe´de´rale, qui fait parvenir un re´sume´ non confidentiel du dossier au ministre re´gional territorialement compe´tent;
2° apre`s ve´rification de la recevabilite´ du dossier et demande e´ventuelle d’informations comple´mentaires, le Conseil rend son avis et l’envoie au ministre re´gional et a` l’autorite´ fe´de´rale;
3° l’octroi de l’autorisation est subordonne´ a` l’accord du ministre re´gional territorialement compe´tent, e´tant entendu que :
a) - l’accord du ministre re´gional territorialement compe´tent est re´pute´ acquis s’il n’a pas fait connaıˆtre a` l’autorite´ fe´de´rale son opposition e´crite a` l’autorisation avant l’expiration d’un de´xxx xx xxx jours ouvrables a` dater de la re´ception de l’avis du Conseil;
- l’autorisation impose au minimum les conditions de´finies par le ministre re´gional territorialement compe´tent;
b) l’accord du ministre re´gional territorialement compe´tent est remplace´ par une proce´d ure d’inforrnation en cas d’application de proce´d ures simplifie´es conforme´ment a` l’article 6, § 5, de la directive 00 / 000 / XXX, subse´quente a` l’octroi d’une autorisation initiale et impliquant la mise a` jour de celle-ci sans risque supple´mentaire pour la sante´ humaine et l’environnement. Dans ce cas l’autorite´ fe´de´rale avertit le ministre re´gional territorialement compe´tent de l’introduction du dossier;
4° de´livrance des autorisations de disse´mination volontaire par l’autorite´ fe´de´rale.
§ 2. L’Etat fe´de´ral transpose les dispositions de la partie B de la directive 00 / 000 / XXX relatives a` la disse´mination volontaire d’OGM dans l’environnement a` des fins de recherche et de de´veloppement et a` toute autre fin que la mise xxx xx xxxxxxx xx xxxxxxxx xx xxxxxxx xxx xxxxxxxx xx § 0xx.
§3. De Federale Staat zet de bepalingen om van deel C van de richtlijn 90 / 220 / EEG inzake het in de handel brengen van produkten die uit GGO’s bestaan of er bevatten.
HOOFDSTUK IV. — Taken, structuur en werking
van het gemeenschappelijk wetenschappelijk evaluatiesysteem
Artikel 4
De Gewesten en de Federale Staat rusten een gemeenschappelijk wetenschappelijk evaluatiesysteem voor de Bioveiligheid uit, bestaande uit de Raad en de DBB.
Afdeling I. — De Adviesraad voor Bioveiligheid Artikel 5
De Raad heeft als taken:
1˚ de bioveiligheid te evalueren van activiteiten of produkten waarvoor genetisch gemodificieerde micro-organismen, organismen of delen hiervan gebruikt worden volgens de bepalingen van de interna- tionale reglementeringen terzake,
2˚ de bioveiligheid te evalueren van het ingeperkt gebruik van voor de mens pathogene micro-organismen, organismen of delen hiervan,
3˚ advies te verstrekken en te evalueren overeenkomstig de bepalin- gen van de artikelen 3, 6 en 13,
4˚ onverminderd het voorgaande kan de Raad advies geven, op eigen initiatief of op vraag van een minister.
Artikel 6
§ 1. Voor de toepassing van de bepalingen inzake het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen, uitgebreid zoals voorzien in artikel 2, 1˚ van dit akkoord, kunnen de Gewesten de Raad raadplegen, ingevolge de modaliteiten die zij bepalen, ongeacht adviezen van andere instanties aangeduid door de Gewesten.
§ 2. Voor de toepassing van de bepalingen inzake het in de handel brengen van produkten die bestaan uit GGO’s of er bevatten, verbindt de Federale Staat zich tot het vragen van het advies van de Raad voor ieder dossier.
§ 3. L’Etat fe´de´ral transpose les dispositions de la partie C de la directive 00 / 000 / XXX relative a` la mise sur le marche´ de produits consistant en OGM ou en contenant.
CHAPITRE IV. — Missions, structure et fonctionnement du syste`me commun d’e´valuation scientifique
Article 4
Les Re´gions et l’Etat fe´de´ral se dotent d’un syste`me commun d’e´valuation scientifique de la biose´curite´ compose´ du Conseil et du SBB.
Xxxxxxx 0xx. — Le Conseil consultatif de Biose´curite´ Article 5
Le Conseil a pour missions :
1° l’e´valuation de la biose´curite´ d’activite´s ou de produits mettant en jeu des micro-organismes, organismes ge´ne´tiquement modifie´s ou parties de ceux-ci, selon les re´glementations internationales concerne´es;
2° l’e´valuation de la biose´curite´ de l’utilisation confine´e de micro- organismes, organismes pathoge`nes pour l’homme ou parties de ceux-ci;
3° de donner un avis et effectuer des e´valuations conforme´ment aux dispositions des articles 3, 6 et 13;
4° sans pre´ju dice des dispositions pre´ce´dentes le Conseil peut donner un avis de sa propre initiative ou a` la demande d’un ministre.
Article 6
§ 1er. Pour l’application des dispositions relatives a` l’utilisation confine´e des micro-organismes ge´ne´tiquement modifie´s, e´ten dues telle que pre´vu par l’article 2, 1° de cet accord, les Re´gions peuvent consulter le Conseil, selon les modalite´s qu’elles de´terminent, sans pre´ju dice des avis d’autres instances de´signe´es par les Re´gions.
§ 2. Pour l’application des dispositions relatives a` la mise sur le marche´ des produits consistant en OGM ou en contenant, l’Etat fe´de´ral s’engage a` solliciter l’avis du Conseil pour tout dossier.
Artikel 7
De samenstelling en de werking van de Raad worden als volgt bepaald:
1˚ De Raad is samengesteld uit ten minste:
- twee vertegenwoordigers aangeduid door iedere gewestelijke regering,
- twee vertegenwoordigers van de federale minister die Volksgezond- heid onder zijn bevoegdheid heeft,
- twee vertegenwoordigers van de federale minister die Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft,
- één vertegenwoordiger van de federale minister die Wetenschaps- beleid onder zijn bevoegdheid heeft,
- één vertegenwoordiger van de federale minister die Tewerkstelling onder zijn bevoegdheid heeft.
2˚ Voor elk effectief lid wordt een plaatsvervanger benoemd onder de voorwaarden bedoeld in 1˚. Het plaatsvervangend lid zetelt enkel bij afwezigheid van het effectief lid. Het plaatsvervangend lid voltooit het mandaat in geval van overlijden of ontslag van het effectief lid.
3˚ Het secretariaat van de Raad wordt waargenomen door de DBB. 4˚ Naargelang het geval wordt het voorzitterschap van de Raad
uitgeoefend door de vertegenwoordiger van:
- de territoriaal bevoegde gewestelijke minister, voor de materies inzake richtlijn 90 / 219 / EEG;
- de federale minister van Volksgezondheid of Landbouw voor de materies inzake richtlijn 90 / 220 / EEG en die onder hun respectievelijke bevoegdheid vallen;
- de federale minister van Volksgezondheid in alle andere gevallen.
5˚ De Raad zetelt enkel geldig bij aanwezigheid van de vertegen- woordigers van de overheid bevoegd voor de te behandelen onderwer- pen.
Article 7
La composition et le fonctionnement du Conseil sont organise´s comme suit :
1° Le Conseil est compose´ d’au moins :
- deux repre´sentants de´signe´s par chaque gouvernement re´gional;
- deux repre´sentants du Ministre fe´de´ral qui a la Sante´ publique dans ses attributions;
- deux repre´sentants du Ministre fe´de´ral qui a l’Agriculture dans ses attributions;
- un repre´sentant du Ministre fe´de´ral qui a la Politique scientifique dans ses attributions;
- un repre´sentant du Ministre fe´de´ral qui a l’Emploi et le Travail dans ses attributions.
2° Pour chaque membre effectif, un membre supple´ant est de´signe´ selon les modalite´s pre´vues au 1°. Le membre supple´ant ne sie`ge qu’en absence du membre effectif. Le membre supple´ant ache`ve le mandat en cas de de´ce`s ou de de´mission du membre effectif.
3° Le secre´tariat du Conseil est assure´ par le SBB.
4° Selon les cas, la pre´sidence du Conseil est assure´e par le repre´sentant du :
- Ministre re´gional territorialement compe´tent pour les matie`res relatives a` la directive 00 / 000 / XXX;
- Ministre fe´de´ral de la Sante´ publique ou celui de l’Agriculture, pour les matie`res de la directive 00 / 000 / XXX qui rele`vent de leurs attribu- tions respectives;
- Ministre fe´de´ral de la Sante´ publique, dans tous les autres cas.
5° Le Conseil ne sie`ge valablement qu’en pre´sence des repre´sentants des autorite´s compe´tentes pour les sujets traite´s.
Artikel 8
De leden waarvan sprake in artikel 7,1˚ en 2˚ worden benoemd door de Koning op voorstel van de federale minister van Volksgezondheid. Zij worden benoemd voor een termijn van vier jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar.
Article 8.
Les membres vise´s a` l’article 7, 1° et 2° sont nomme´s xxx xx Xxx xxx xxxxxxxxxxx xx Xxxxxxxx xxxxxxxxx xx xx Xxxxxx publique. Ils sont nomme´s pour un terme de quatre ans. Leur mandat est renouvelable.
Artikel 9
De Raad laat zich bijstaan door deskundigen voor de studie van de wetenschappelijke materies waarbij bioveiligheid betrokken is. Daartoe stellen de leden van de Raad een gemeenschappelijke lijst van deskundigen op.
Article 9.
Le Conseil s’adjoint l’assistance d’experts pour l’e´tu de des matie`res scientifiques concerne´es par la biose´curite´. A cette fin, les membres du Conseil e´tablissent une liste commune d’experts.
Artikel 10
In functie van de door hem bepaalde criteria, stelt de Raad de materie en de soorten dossiers vast waarvoor hij een aantal van zijn bevoegd- heden naar de DBB delegeert.
Deze delegatie kan enkel betrekking hebben op een dossier betref- fende het in de handel brengen van een produkt bestaande uit een GGO of er bevattende, tenzij de Raad reeds een advies gegeven heeft betreffende een gelijkaardig produkt.
Artikel 11
De Raad stelt haar reglement van inwendige orde op. De Raad organiseert, indien noodzakelijk, werkgroepen van deskundigen in functie van de categoriee¨ n van de materies van bioveiligheid.
Afdeling 2. — De Dienst Bioveiligheid en Biotechnologie Artikel 12
§ 1. De DBB is samengesteld uit een administratief secretariaat, weten
schappelijke deskundigen en een expertiselaboratorium.
§ 2. De DBB heeft onder meer als taken:
1˚ het uitvoeren van de opdrachten die de raad aan hem overgedra- gen heeft, in overeenstemming met artikel 10:
2˚ het voorstellen van maatregelen aan de Raad, aan de federale overheid of aan de gewestelijke ministers, voor de bescherming van de menselijke gezondheid, het leefmilieu en de biodiversiteit, na eventuele raadpleging van deskundigen van de gemeenschappelijke lijst;
3˚ het verzekeren van de archivering van de dossiers inzake bioveiligheid, de bewaring en de bescherming van vertrouwelijke gegevens;
4˚ het verzekeren van de verplichtingen omtrent uitwisseling en doorgave van informatie en verslagen, opgelegd door Europese reglementeringen inzake het ingeperkt gebruik van genetisch gemodi- ficeerde micro-organismen en de doelbewuste introductie van gene- tisch gemodificeerde organismen in het leefmilieu;
5˚ het waarnemen van het secretariaat van de Raad en van de Belgische delegatie bij internationale opdrachten, en in het bijzonder de vergaderingen van de Europese Comite´s bedoeld bij artikel 21 van de richtlijnen 90 / 219 / EEG en 90 / 220 / EEG.
HOOFDSTUK V
Bepalingen betreffende reststoffen
Artikel 13
§ 1. De Gewesten en de Federale Staat komen overeen dat de reststoffen voortkomend uit onderzoeks-, ontwikkelings-, en produk- tieactiviteiten waarvoor GGO’s gebruikt worden, deel kunnen uitma- ken van een vastgesteld gebruiksproces van materies gelijkaardig aan gereglementeerde produkten. Indien dergelijke stoffen die levende GGO’s bevatten in de handel zouden gebracht worden, zijn de bepalingen betreffende de doelbewuste introductie van toepassing.
§2. In uitvoering van § 1 zal de Raad dringend een analyse maken als bijdrage aan de harmonisatie van de bepalingen inzake afvalstoffen en zullen structurele voorstellen worden gedaan naar de bevoegde overheden.
HOOFDSTUK VI. — Internationale vertegenwoordiging
Artikel 14
Overeenkomstig artikel 3 van het samenwerkingsakkoord van
8 maart 1994 tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten met betrekking tot de vertegenwoordiging van het Konink- rijk Belgie¨ in de Ministerraad van de Europese Unie en van het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het internationaal milieubeleid in het bijzonder artikel 2,
§ 1 in fine en artikel 13, zal de coo¨ rdinatie om het Belgisch standpunt te bepalen en zal de samenstelling van de Belgische delegatie bepaald worden door het coo¨ rdinatiecomite´ van de internationale leefmilieupo- litiek, uitgebreid met de betrokken federale overheden, met uitzonde- ring van deze aspecten die strikt gebonden zijn aan het in de handel brengen in het kader van deel C van de richtlijn 90 / 220 / EEG.
Article 10.
En fonction des crite`res qu’il de´termine, le Conseil de´finit les matie`res et les types de dossiers pour lesquels il de´le`gue certaines de ses compe´tences au SBB.
La de´le´gation ne pourra porter sur un dossier de mise sur le marche´ d’un produit consistant en un OGM ou en contenant que si le Conseil a de´ja` remis un avis concernant un produit semblable.
Article 11.
Le Conseil e´tablit son re`glement d’ordre inte´rieur. Il organise en cas de ne´cessite´ des groupes de travail d’experts en fonction des cate´gories de matie`res de biose´curite´.
Section 2. — Le Service de Biose´curite´ et Biotechnologie Article 12.
§ 1er. Le SBB est compose´ d’un secre´tariat administratif, d’experts
scientifiques et d’un laboratoire d’expertise.
§ 2. Le SBB a notamment pour missions :
1° d’exe´cuter les missions qui lui de´le`gue le Conseil, conforme´ment a` l’article 10;
2° de proposer au Conseil, a` l’autorite´ fe´de´rale ou aux ministres re´gionaux, apre`s consultation e´ventuelle d’experts de la liste commune, des mesures de protection de la sante´ humaine, de l’environnement et de la biodiversite´;
3° d’assurer l’archivage des dossiers de biose´curite´, la conservation et la protection des donne´es confidentielles;
4° d’assurer les obligations relatives a` l’e´change et la transmission d’informations et des rapports impose´s par les re`glementations euro- pe´xxxxx relatives a` l’utilisation confine´e de micro-organismes ge´ne´ti- quement modifie´s et a` la disse´mination volontaire d’organismes ge´ne´tiquement modifie´s dans l’environnement;
5° d’assurer le secre´tariat du Conseil et de la de´le´gation belge aux missions internationales et notamment aux re´u nions des Comite´s europe´ens vise´s a` l’article 21 des directives 00 / 000 / XXX xx 00 / 000 / XXX;
CHAPITRE V. — Dispositions relatives aux matie`res et substances re´siduelles
Article 13.
§ 1er. Les Re´gions et l’Etat fe´de´ral conviennent que les matie`res et substances re´sid uelles issues des activite´s de recherche, de de´veloppe- ment et de production mettant en jeu des OGM, peuvent entrer dans un processus d’utilisation de´termine´e de matie`res assimilables a` des produits re`glemente´s. Au cas ou` de telles substances contenant des OGM vivants viendraient a` eˆtre mises sur le marche´, les dispositions relatives a` la disse´mination volontaire sont applicables.
§ 2. En application du § 1er le Conseil effectuera une analyse d’urgence afin de contribuer a` l’harmonisation des dispositions re´gio- nales relatives aux de´chets et e´mettra des propositions structurelles aux autorite´s compe´tentes.
CHAPITRE VI. — Repre´sentation internationale
Article 14.
Conforme´ment a` l’article 3 de l’accord de coope´ration du 8 mars 1994 entre l’Etat fe´de´ral, les Communaute´s et les Re´gions relatif a` la repre´sentation du Royaume de Belgique au sein du Conseil des Ministres de l’Union europe´enne et de l’accord de coope´ration entre l’Etat fe´de´ral, la Xxxxxxx xxxxxxxx, xx Xxxxxxx xxxxxxxx xx xx Xxxxxxx xx Xxxxxxxxx-Xxxxxxxx relatif a` la politique internationale de l’environne- ment en particulier les articles 2, § 1er in fine et article 13, les coordinations en vue de de´terminer la position belge seront organise´es, et la composition de la de´le´gation belge sera de´termine´e, par le comite´ de coordination de la politique internationale de l’environnement, e´largie aux autorite´s fe´de´rales concerne´es, a` l’exception des aspects strictement lie´s a` la mise sur le marche´ dans le cadre de la partie C de la directive 00 / 000 / XXX.
Voor iedere vergadering van een internationale instantie onderzoe- ken de leden van de afvaardiging de materies op de agenda en kunnen zij de Raad, zijn deskundigen, bevoegde administraties of andere betrokken instanties raadplegen. Na iedere vergadering van een internationale instantie wordt een verslag gericht binnen een termijn van e´e´n maand aan de Raad.
HOOFDSTUK VII. — Budgettaire bepalingen
Artikel 15 Ten laste van de Federale Staat:
1˚ De werkingskosten voor het secretariaat van de Raad, van de DBB en van de Belgische delegatie op internationaal niveau.
2˚ De personeels-, de werkings- en de investeringskosten voor tenminste drie ambtenaren van niveau 1 en twee beambten van niveau 2 behorende tot het personeel van het IHE, die instaan voor administratieve en wetenschappelijke taken van de DBB en van zijn expertiselaboratorium.
3˚ De vergaderkosten van de Raad zoals bepaald in artikel 16, § 1.
Artikel 16
§ 1. De deskundigen uit de gemeenschappelijke lijst genieten verblijfs- en vervoersvergoedingen volgens de bepalingen toepasselijk op het personeel van de ministeries. Zij worden gelijkgeschakeld met de federale ambtenaren van rang 16. Deze kosten zijn ten laste van het budget voorzien in artikel 15, 3˚.
§ 2. Indien externe deskundigen geraadpleegd worden door de DBB in het kader van de taken bedoeld in artikel 12 § 2, 2˚ betreffende de dossiers voor ingeperkt gebruik van GGO’s en / of voor de mens pathogene organismen, in toepassing van de richtlijn 00 / 000 / XXX, zullen deze deskundigen een verblijfs- en vervoersvergoeding kunnen genieten, die af te houden zijn van het budget voorzien in artikel 18, § 2.
Artikel 17
De Gewesten komen overeen de bijdragen voor de administratieve dossierkosten te harmoniseren, in voorkomend geval, in het kader van het ingeperkt gebruik van GGO’s en voor de mens pathogene organismen volgens de bepalingen die de Gewesten vastleggen.
De bijdragen voor de administratieve dossierkosten in het kader van de doelbewuste introductie van GGO’s voor onderzoeks- en ontwikke- lingsdoeleinden of voor enig ander doel dan het in de handel brengen, zijn vastgelegd in een koninklijk besluit en na overleg met de gewestelijke autoriteiten.
Artikel 18
§ 1. De gewestelijke ministers verbinden zich ertoe overeenkomsten af te sluiten met de rechtspersoonlijkheid van het IHE.
Deze overeenkomsten bepalen dat de DBB voor rekening van de Gewesten, in overeenkomst met de bepalingen van § 2, een evaluatie opdracht uitvoert met als doel de gewestelijke autoriteiten bij te staan bij het in werking stellen van de richtlijnen 90 / 219 / EEG en 90 / 220 / EEG, in het bijzonder met betrekking tot het nagaan van de conformiteit van de kennisgevingen met de technische bijlagen van deze richtlijnen.
De DBB dient eveneens een of meerdere ge¨ınformatiseerde databan- ken samen te stellen op basis van de gegevens bekomen tijdens de uitvoering van de bovenstaande evaluatie-opdracht. Deze gegevens blijven het bezit van de overheid, voor wiens rekening de gegevens werden verzameld en blijven ter harer beschikking.
§ 2. De personeelskosten, de werkingskosten, het eventueel forfait van 10 % voor patrimoniumkosten van de rechtspersoonlijkheid van het IHE en de onkosten voor deskundigen bedoeld in artikel 16 § 2, worden gedragen door ieder Gewest volgens de verdeelsleutel 11212. Het personeel bestaat uit ten minste vijf agenten van niveau 1.
HOOFDSTUK VIII. — Overgangsmaatregelen
Artikel 19
Tot de inwerkingtreding van de artikelen 4, 6, 7, 3˚ en 12 van dit akkoord oefent het personeel van het IHE belast met de bioveiligheid van de biotechnologie de bevoegdheden uit van de DBB en de Raad overeenkomstig dit akkoord.
Avant toute re´u nion d’une instance internationale, les membres de la de´le´gation examinent les matie`res a` l’agenda et sollicitent, le cas e´che´ant, l’avis du Conseil de ses experts, des administrations compe´- tentes ou des milieux concerne´s. Apre`s chaque re´u nion d’une instance internationale, un rapport est adresse´ dans un de´lai d’un mois au Conseil.
CHAPITRE VII. — Dispositions budge´taires
Article 15.
Sont a` charge de l’Etat fe´de´ral :
1° les frais de fonctionnement du secre´tariat du Conseil, du SBB et de la de´le´gation belge au niveau international;
0x xxx xxxxx xx xxxxxxxxx, xx xxxxxxxxxxxxxx xx x’xxxxxxxxxxxxxx x’xx moins trois fonctionnaires de niveau 1 et deux agents de niveau 2 appartenant au personnel de l’IHE, affecte´s aux taˆches administratives et scientifiques du SBB et de son laboratoire d’expertise.
3° les frais de re´u nion du Conseil vise´s a` l’article 16, § 1er.
Article 16.
§ 1er. Les experts de la liste commune be´ne´ficient des indemnite´s pour frais de se´jour et de parcours conforme´ment aux dispositions applicables au personnel des ministe`res. Ils sont assimile´s a` cet e´gard a` des fonctionnaires fe´de´raux de rang 16. Ces frais sont impute´s sur le budget pre´vu a` l’article 15, 3°.
§ 2. Au cas ou` des experts exte´rieurs sont consulte´s par le SBB dans le cadre de sa mission vise´e a` l’article 12, § 2, 2° concernant des dossiers d’utilisation confine´e d’OGM et / ou d’organismes pathoge`nes pour l’homme, en application de la directive 00 / 000 / XXX, ces experts peuvent be´ne´ficier d’indemnite´s pour frais de se´jour et de parcours, qui sont impute´es sur le budget pre´vu a` l’article 18, § 2.
Article 17.
Les Re´gions conviennent d’harmoniser les contributions pour frais de dossiers administratifs a` percevoir, le cas e´che´ant dans le cadre de l’utilisation confine´e d’OGM et d’organismes pathoge`nes pour l’homme selon les dispositions qu’elles de´terminent.
Les contributions pour frais de dossiers administratifs perc¸ ues au titre de la disse´mination volontaire d’OGM aux fins de la recherche et du de´veloppement ou a` tout autre fin que la mise sur le marche´ sont de´termine´es par arreˆte´ royal et apre`s concertation avec les autorite´s re´gionales.
Article 18.
§ 1er. Les ministres re´gionaux s’engagent a` conclure des conventions avec la personnalite´ juridique de l’IHE.
Ces conventions chargent le SBB d’effectuer pour le compte des Re´gions conforme´ment aux dispositions du § 2, une mission d’expertise de nature a` e´clairer les autorite´s re´gionales dans la mise en œuvre des directives 90 / 219 / CEE et 90 / 220 / CEE, en particulier sur le plan de la conformite´ des notifications aux annexes techniques de ces deux directives.
Le SBB est e´galement charge´ de constituer une ou plusieurs bases de donne´es informatise´es a` partir des e´le´ments rassemble´s a` l’occasion de la mission d’expertise pre´cite´e. Ces donne´es restent la proprie´te´ de l’autorite´ pour compte de laquelle elles sont collecte´es et restent a` sa disposition.
§ 2. Les frais de personnel, de fonctionnement, l’e´ventuel forfait de 10 % pour les frais de patrimoine de la personnalite´ juridique de l’IHE et les frais d’experts vise´s a` l’article 16, § 2, sont pris en charge par chaque Re´gion selon la clef de re´partition 1 / 2 / 2. Le personnel inclut au minimum cinq agents de niveau 1.
CHAPITRE VIII. — Dispositions transitoires
Article 19.
Jusqu’a` l’application des articles 4, 6, 7, 3° et 12 du pre´sent accord, le personnel de l’IHE charge´ de la biose´curite´ des biotechnologies assure les compe´tences du SBB et du Conseil conforme´ment aux dispositions du pre´sent accord.
HOOFDSTUK IX. — Slotbepalingen
Artikel 20
Gedurende het eerste trimester van ieder jaar evalueert de Raad de federale en interregionale samenwerking evenals de werking van het gemeenschappelijk wetenschappelijk evaluatiesysteem in verhouding tot de doelstellingen van dit samenwerkingsakkoord. Hij vervat zijn opmerkingen in een activiteitenverslag voor de federale overheid en de gewestelijke ministers.
CHAPITRE IX. — Dispositions finales
Article 20.
Au cours du premier trimestre de chaque anne´e, le Conseil e´value la coope´ration fe´de´rale et interre´gionale ainsi que le fonctionnement du syste`me commun d’e´valuation scientifique par rapport aux objectifs du pre´sent accord. Il consigne ses remarques dans un rapport d’activite´ a` l’attention de l’autorite´ fe´de´rale et des ministres regionaux.
Artikel 21
Dit akkoord is afgesloten voor onbepaalde duur. Bij een eenzijdige opzegging van dit akkoord komen de partijen overeen dat zij een onderhandelingstermijn van zes maanden in acht nemen vanaf het ogenblik dat de opzeggende partij haar intentie hiertoe heeft bekend- gemaakt aan al de overige contracterende partijen.
Artikel 22
De overeenkomsten voorzien in artikel 18 worden afgesloten ten laatste twee maand na de inwerkingtreding van dit akkoord.
Artikel 23
De geschillen die tussen de contracterende partijen rijzen met betrekking tot de interpretatie of de uitvoering van dit akkoord worden beslecht in het kader van de interministerie¨le conferentie voor leefmi- lieu uitgebreid tot andere betrokken ministers vermeld in dit samen- werkingsakkoord. Bij gebrek aan een oplossing wordt het geschil voorgelegd aan een rechtscollege zoals bedoeld in artikel 92bis, §§ 5 en
6 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
Article 21.
Le pre´sent accord est conclu pour une dure´e inde´termine´e. Lors d’une de´cision unilate´rale de mettre fin au pre´sent accord, les parties conviennent du respect d’un de´lai de ne´gociation de six mois. Ce de´lai prend cours a` la date a` laquelle cette intention a e´te´ communique´e aux autres parties contractantes.
Article 22.
Les conventions vise´es a` l’article 18 sont conclues au plus tard ende´ans les deux mois qui suivent l’entre´e en vigueur du pre´sent accord.
Article 23.
Les diffe´ren ds entre parties contractantes relatifs a` l’interpre´tation ou l’exe´cution du pre´sent accord sont soumis a` la confe´rence interminis- te´rielle de l’environnement e´largie aux autres ministres concerne´s et mentionne´s dans l’accord de coope´ration. En cas de persistance du de´saccord, les diffe´ren ds sont soumis a` une juridiction vise´e par l’article 92bis, §§ 5 et 6 de la loi spe´ciale du 8 août 1980 des re´formes institutionnelles
Artikel 24
Dit samenwerkingsakkoord treedt in werking vanaf het moment dat de federale en de gewestelijke wetgevers hun instemming hebben gegeven. Het akkoord wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad door de diensten van de eerste minister, op aanvraag van deze partij waarvan de wetgever als laatste zijn instemming met het akkoord heeft gegeven.
Opgemaakt te Brussel, in zoveel exemplaren als er partijen zijn.
Voor de Federale Staat,
De minister van Landbouw
en van Kleine en Middelgrote Ondernemingen,
X. XXXXXXX
De minister van Volksgezondheid en Pensioenen,
X. XXXXX
Voor het Vlaamse Gewest,
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid,
Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling,
X. XXXXXXXXXXXX Voor het Waalse Gewest,
De minister-president van de Waalse Regering belast met Economie, Buitenlandse Handel, Kleine
en Middelgrote Ondernemingen, Toerisme en Monumenten,
X. XXXXXXXXX
De minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw,
X. XXXXXX
Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest,
De minister-voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting, Monumenten en Landschappen,
Ch. PICQUE
De minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Natuurbehoud en Openbare Netheid,
D. GOSUIN
Article 24.
Le pre´sent accord entre en vigueur de`s qu’il a rec¸ u l’assentiment du le´gislateur fe´de´ral et des le´gislateurs re´gionaux. Il est publie´ au Moniteur belge par les services du Premier Ministre, a` la demande de celle des parties dont le le´gislateur aura donne´ son assentiment a` l’accord en dernier lieu.
Fait a` Bruxelles, le 25 avril 1997 en autant d’exemplaires qu’il y a de parties.
Pour l’Etat fe´de´ral :
Le Ministre de l’Agriculture et des Petites et Moyennes Entreprises,
X. XXXXXXX
Le Ministre de la Sante´ publique et des Pensions,
X. XXXXX
Pour la Re´gion flamande :
Xx Xxxxxxxx-Xxxxxxxxxx xx Xxxxxxxxxxxx xxxxxxx, Xxxxxxxx xxxxxxx xx xx Xxxxxxxxx exte´rieure,
des Affaires europe´xxxxx et des Sciences et de la Technologie,
L. VAN DEN BRANDE
Le Ministre flamand de l’Environnement et de l’Emploi,
X. XXXXXXXXXXXX Pour la Re´gion wallonne :
Le Ministre-Pre´sident du Gouvernement wallon, charge´ de 1’Econo- mie, du Commerce exte´rieur,
des Petites et Moyennes Entreprises, du Tourisme et du Patrimoine,
X. XXXXXXXXX
Le Ministre de l’Environnement, des Ressources naturelles et de l’Agriculture,
X. XXXXXX
Pour la Re´gion de Bruxelles-Capitale :
Xx Xxxxxxxx-Xxxxxxxxxx xx Xxxxxxxxxxxx xx xx Xxxxxxx xx Xxxxxxxxx- Capitale, charge´ des Pouvoirs locaux, de l’Emploi, du Logement et des Monuments et Sites,
Ch. PICQUE
Le Ministre du Gouvernement de la Re´gion de Bruxelles-Capitale, charge´ de l’Environnement et de la Politique de l’Eau, de la Re´novation, de la Conservation, de la Nature et de la Proprete´ Publique,
D. GOSUIN