Contract
C-228
Green Deal Natuurinclusieve Landbouw Groen Onderwijs
Partijen
1. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxx, hierna te noemen: LNV;
2. De Minister van Economische Zaken en Klimaat, de xxxx Xxxx Xxxxxx,hierna te noemen: EZK;
3. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, xxxxxxx X. xxx Xxxxxxxxx,hierna te noemen: XxxX;
Partijen genoemd onder 1 tot en met 3 ieder handelend in de hoedanigheid van bestuursorgaan, hierna samen te noemen:
Rijksoverheid;
4. Stichting Aeres Groep, te dezen vertegenwoordigd door de heer B.M.P. Pellikaan;
5. Stichting Groen Onderwijs Oost Nederland, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxxxx;
6. Stichting Clusius College, te dezen vertegenwoordigd door de heer X.X. xxx Xxxxxxx;
7. Stichting Citaverde College, te dezen vertegenwoordigd door mevrouw A. Xxxxxxxxxx;
8. Stichting Helicon Opleidingen, te dezen vertegenwoordigd door mevrouw A.T. Bredée;
9. Stichting Landstede, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxx;
10. Stichting Nordwin College, te dezen vertegenwoordigd door mevrouw I.D. Xxxxxx-Xxxxxxxx;
11. Stichting ROC West-Brabant, te dezen vertegenwoordigd door de heer J.M.R.M. Neutelings;
12. Stichting AOC Terra, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxxx;
13. Stichting Wellant, te dezen vertegenwoordigd door xxxxxxx X. Xxxxx;
14. Stichting Scalda, te dezen vertegenwoordigd door de heer H.J. Arenthals;
15. Stichting Scholengroep Pontes, te dezen vertegenwoordigd door de heer K.G. Terlage;
16. Stichting Lentiz Onderwijsgroep, te dezen vertegenwoordigd door de heer G. Xxxx;
17. Vereniging Buitengewoon Groen, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. xx Xxxx; Partijen genoemd onder 4 t/m 17, hierna samen de noemen: vmbo- en mbo-instellingen;
18. Stichting HAS Opleidingen, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxxx;
19. Stichting Hoger Onderwijs, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. xxx Xxxxxx;
20. Stichting Van Hall Larenstein, te dezen vertegenwoordigd door de heer X.X.X. xxx Xxxxxx; Partijen genoemd onder 18 t/m 21, hierna samen te noemen: hbo-instellingen;
21. Rijksuniversiteit Groningen, te dezen vertegenwoordigd door de heer X. xx Xxxxx;
22. Wageningen University & Research, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxx;
23. Universiteit Utrecht, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxxx; Partijen genoemd onder 22 t/m 24, hierna samen te noemen: wo-instellingen;
Partijen genoemd onder 4 tot en met 24, hierna samen te noemen: Onderwijsinstellingen;
24. Vereniging het InterProvinciaal Overleg, te dezen vertegenwoordigd door de heer J.G. Xxxxxx, hierna te noemen: IPO;
25. Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxx, hierna te noemen: NAJK;
26. XxxxxxXxxxxx.xx, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxx, hierna te noemen: BoerenNatuur; Hierna allen samen te noemen: Partijen.
Algemene overwegingen
1. Om onze welvaart ook voor toekomstige generaties te behouden, is het nodig om het concurrentievermogen van onze economie te versterken en tegelijkertijd de belasting van het milieu en de afhankelijkheid van fossiele energie en schaarse grondstoffen te verminderen en als zodanig groene groei te realiseren.
2. Creativiteit, ondernemerschap en innovatie en kennis zijn essentieel om deze omslag naar groene groei mogelijk te maken. Bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties nemen volop concrete initiatieven voor vergroening van economie en samenleving. Met de Green Deal Aanpak wil het kabinet deze dynamiek in de samenleving op groene groei ook als uiting van de energieke samenleving optimaal benutten.
3. Green Deals bieden bedrijven, burgers en organisaties een laagdrempelige mogelijkheid om samen met de overheid te werken aan groene groei. Initiatieven uit de samenleving staan daarbij aan de basis. Daar waar deze tegen belemmeringen aanlopen die volgens initiatiefnemers kunnen worden aangepakt op rijksniveau, wil het kabinet zich inzetten deze weg te nemen of op te lossen om zo deze initiatieven te faciliteren en te versnellen. In een Green Deal leggen partijen hierover concrete afspraken schriftelijk vast.
4. De resultaten van een Green Deal kunnen gebruikt worden bij andere, vergelijkbare projecten, waardoor er navolging kan plaatsvinden en de reikwijdte van een Green Deal kan worden vergroot zonder dat daar specifieke ondersteuning vanuit de Rijksoverheid tegenover staat.
Specifieke overwegingen
1. De biodiversiteit op en rond landbouwgronden gaat al decennia achteruit. Schaalvergroting en intensivering van de landbouw en een veranderd landgebruik zijn belangrijke oorzaken. Na decennia van opbrengstverhoging in combinatie met kostprijsverlaging, waarin boeren en tuinders als onderdeel van dat systeem zich genoodzaakt voelen om tegen steeds lagere prijzen te produceren, is het tijd om een andere aanpak te ontwikkelen voor de productie van ons voedsel.
2. In haar visie ‘Landbouw, natuur en voedsel: waardevol en verbonden’1 van 8 september 2018 spreekt minister Xxxxxxxx de ambitie van het kabinet uit dat kringlopen van grondstoffen en hulpbronnen in 2030 op een zo laag mogelijk – nationaal of internationaal- niveau zijn gesloten en dat Nederland koploper is in kringlooplandbouw. Bovendien moet in 2030 de natuur in de natuurgebieden, op de landbouwgronden en in de wateren rijker en veelzijdiger zijn: de landbouw moet biodiversiteit benutten voor bijvoorbeeld bestuiving, bodemvruchtbaarheid en ziekte- en plaagwering, en tegelijkertijd leefgebied creëren voor allerlei soorten dieren. Voortbordurend op de Rijksnatuurvisie 2014 ‘Natuurlijk verder’2 en de ‘Voedselagenda voor veilig, gezond en duurzaam voedsel’3 uit 2015 en in aansluiting op de inzet van Rutte III op circulaire economie, zal worden ingezet op een omschakeling van voortdurende verlaging van de kostprijs van producten naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen door een efficiëntere benutting in kringlopen.
3. Natuurinclusieve landbouw kan, met zijn aandacht voor zowel het sluiten van kringlopen, het benutten van agrobiodiversiteit en het zorgen voor soorten op en om het bedrijf, in grote mate bijdragen aan het realiseren van deze ambities. Het biedt agrarische ondernemers een keuze voor een andere manier van werken, een andere bedrijfsvoering die natuur en landbouw met elkaar verbindt. Natuurinclusieve Landbouw overlapt daarmee deels met Kringlooplandbouw, waarbij het accent ligt op het sluiten van kringlopen van mineralen en grondstoffen.
4. Natuurinclusieve landbouw richt zich, kort samengevat, op het ontwikkelen van een ecologisch robuuste en economisch duurzame vorm van voedselproductie, die gebruik maakt van het natuurlijk kapitaal, de natuur en het landschap zo weinig mogelijk belast en de biodiversiteit op en rond het bedrijf zoveel mogelijk versterkt. Natuurinclusieve landbouw gaat uit van drie principes: biodiversiteit als basis (functionele agrobiodiversiteit, incl. genetische diversiteit), natuurlijke kringlopen sluiten (geen negatieve impact op de omgeving), zorgen voor het landschap en specifieke soorten op bedrijfsniveau (en in de regio). Aan de basis van natuurinclusieve landbouw staat een gezonde en weerbare bodem. Meer aandacht voor bodemstructuur, bodemvruchtbaarheid en (ondergrondse) biodiversiteit is een belangrijke stap richting natuurinclusieve landbouw.
5. Landbouw wordt uitgeoefend door ondernemers. Deze zijn gewend aan veranderende omstandigheden en randvoorwaarden. Voor adoptie van nieuwe ideeën is echter wel het bedrijfseconomisch perspectief noodzakelijk. Aandacht in het onderwijs, ontwikkeling van onderwijsmateriaal en toegepast onderzoek voor de bedrijfseconomische
1 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxx-xxx-xxxxxxxx-xxxxxx-xx-xxxxxxxxxxxxxxxx/xxxxx-xxx
2 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx-x/0000/00/00/xxxxxxxxxx-xxxxxx
3 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxx/xxxxxxx_xxxxxxxx/xxxxxx?xxx0000X00000&xxxx0000X00000
aspecten van natuurinclusieve landbouw en aandacht voor andere vormen van ondernemen op bedrijfs-, keten en/of gebiedsniveau zijn noodzakelijk. Zeker om ook de op het vlak van natuurinclusieve landbouw sceptische/afwachtende groep mee te krijgen.
6. Natuurinclusieve landbouw kent verschillende niveaus (0 tot en met 3) die zijn benoemd in de Kamerbrief van 10 juli 2017 (Kamerstuk 33576-114)4. Deze niveaus maken het voor agrarische ondernemers mogelijk om ieder vanuit hun eigen uitgangssituatie met natuurinclusieve landbouw aan de slag te gaan. Door op natuurinclusieve landbouw gerichte maatregelen stapsgewijs te integreren in de bedrijfsvoering, kan een agrarische ondernemer doorgroeien in de niveaus, afgestemd op zijn eigen ambities op dit vlak.
7. De Rijksnatuurvisie 2014 ‘Natuurlijk verder’ en de ‘Voedselagenda voor veilig, gezond en duurzaam voedsel’ uit 2015 van het vorige kabinet hebben de ontwikkeling van natuurinclusieve landbouw richting en inhoud gegeven. Steeds meer groepen in de samenleving geven er al uitvoering aan: maatschappelijke organisaties, bedrijven, onderwijsinstellingen en burgers zijn initiatieven gestart om natuurinclusieve landbouw in de praktijk te brengen. Provincies en waterschappen werken in hun beleid aan ontwikkeling en verdere invulling van natuurinclusieve landbouw. Op de Voedseltop in januari 2017 heeft het Netwerk Natuurinclusieve Landbouw het Manifest Natuurinclusieve Landbouw5 gepresenteerd. Ook agrarische collectieven, verenigd in BoerenNatuur6 en landschapsbeheerders, zoals LandschappenNL7 hebben Position Papers over natuurinclusieve landbouw opgesteld. Dit zijn goede praktijkvoorbeelden die inspireren en navolging verdienen.
8. Om de ingezette beweging te verbreden en te versnellen en een transitie naar natuurinclusieve landbouw te realiseren, is ook een transitie in het groen onderwijs nodig. De agrarische ondernemers en adviseurs van de toekomst moeten leren wat natuurinclusief ondernemen is, waarom dat belangrijk is en welke gradaties en (economische en ecologische) perspectieven natuurinclusieve landbouw kent. Zij moeten inspiratie kunnen vinden in goede voorbeelden en praktische ervaring op kunnen doen, zodat natuurinclusief denken en handelen later onderdeel wordt van hun beroepspraktijk. Het is belangrijk in het onderwijs te benadrukken dat er verschillende niveaus te onderscheiden zijn binnen natuurinclusieve landbouw en dat elke agrarische ondernemer stappen kan zetten om zijn bedrijfsvoering natuurinclusiever te maken.
9. Ook voor de huidige generatie agrarische ondernemers en adviseurs zijn mogelijkheden voor bijscholing op het gebied van natuurinclusieve landbouw nodig, zodat ook zij stappen kunnen zetten om hun bedrijfsvoering natuurinclusiever te maken.
10. De Onderwijsinstellingen herkennen en erkennen de noodzaak van beide transities en het feit dat zij daar een rol in kunnen en moeten spelen.
11. Natuurinclusieve landbouw maakt op dit moment echter geen onderdeel uit van de kwalificatiestructuur in het groen mbo. Als gevolg daarvan nemen groene mbo-opleidingen dit thema niet als vast onderdeel op in hun curriculum terwijl er wel ruimte is in het kwalificatiedossier en curriculum. De landbouwopleidingen in het groen mbo hebben te maken met relatief kleine aantallen studenten en een sterke binding met de praktijk in de sector en de arbeidsmarkt. Voor deze opleidingen is het een uitdaging om zelfstandig andere inhoud en accenten in het curriculum aan te brengen.
Door een aantal groene vmbo-opleidingen wordt al wel het keuzevak ‘Natuurlijk Groen’ aangeboden. Daarin is veel aandacht voor natuurinclusieve landbouw. Bij dit keuzevak wordt door Aeres Hogeschool Wageningen voor docenten van groene vmbo-opleidingen een bijscholingsdag ‘Natuurinclusieve Landbouw’ aangeboden. Meer en betere afstemming tussen vmbo en mbo is echter nog gewenst en intensievere samenwerking tussen docenten van de verschillende niveaus kan een belangrijke bijdrage leveren aan het delen van kennis over dit thema.
12. De groene hbo’s en het wo richten weliswaar diverse lectoraten in op deelaspecten van natuurinclusieve landbouw, zoals bodem, bijen, weidevogels en verdienmodellen. Samenwerking tussen deze lectoraten kan echter veel sterker; dit draagt ook bij aan de versterking van de noodzakelijke integrale benaderingen. Methoden om natuurinclusieve landbouw te monitoren, zowel technisch economisch als ecologisch, verschillen waardoor bedrijven en ontwikkelingen moeilijk met
4 xxxxx://xxxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxx-000000
5 xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx/xxxxx/Xxxxxxxxxx/XXXXXXXX_XXXXXXXXXXXXXXXX_XXXX- BOUW_19012017.pdf
6 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxx/xxxxxxxx-xxxxx-xxxxxxxxxxxxxxxx-xxxxxxxx-xxxxxxx-xxxxxxxxx-xx-xxxx-xxxxx-xxxxx/
7 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxx.xx/Xxxxxxxx_xxxxx/Xxxx/xxxxxxxxxxxxx-xxxxxx-xxxxxxxxxx-xxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxxx.0xx000.xxx
elkaar vergeleken kunnen worden. Voor het onderwijs is de beschikbaarheid en toegankelijkheid van vergelijkbare gegevens juist belangrijk.
Kennis over natuurinclusieve landbouw vormt nog geen integraal onderdeel van de relevante groene hbo-opleidingen. Daar zijn aandacht en interne en externe middelen voor nodig. Gezamenlijke ontwikkeling van onderwijsaanbod, zoals een minor of andere onderwijseenheden, met aandacht voor regionale en sectorale verschillen, is gewenst.
Tenslotte is het wenselijk natuurinclusieve landbouw te borgen binnen het wo in het bachelor en master onderwijs om de nieuwe generatie onderzoekers op te leiden die het concept natuurinclusieve landbouw verder ontwikkelen en wetenschappelijk toetsen.
13. Partijen besluiten daarom tot deze Green Deal om onderstaande knelpunten op te lossen:
a. Natuurinclusieve landbouw maakt geen vast en integraal onderdeel uit van het curriculum;
b. Docenten en teamleiders zijn (nog) onvoldoende gemotiveerd en/of beschikken niet over voldoende kennis, kunde en netwerken om natuurinclusieve maatregelen in hun lessen te verwerken;
c. Verbindingen tussen de verschillende onderwijsniveaus ontbreken of zijn nog zwak ontwikkeld op het gebied van natuurinclusieve landbouw, waardoor afstemming tussen onderwijsniveaus, kennisuitwisseling en de gezamenlijke ontwikkeling van lesmateriaal niet structureel van de grond komt;
d. Samenwerking tussen lectoraten en gezamenlijke ontwikkeling van kennis en onderwijsaanbod vindt nog te weinig plaats;
e. Het bijscholingsaanbod voor bestaande boeren en adviseurs omvat nog niet de volledige breedte van natuurinclusieve landbouw;
f. Leermaterialen over natuurinclusieve landbouw zijn nog niet voor alle niveaus beschikbaar;
g. Kennis over natuurinclusieve landbouw moet worden geïntegreerd in bestaande leermethodes/lesmaterialen;
h. Er zijn onvoldoende inspirerende leer- of stagebedrijven waar leerlingen in de praktijk kunnen leren, experimenteren en onderzoeken. Idem voor authentieke leeropdrachten;
i. Xxxxx, inspirerende voorbeelden/voorbeeldbedrijven zijn voor docenten moeilijk te vinden.
14. Vanuit hun verschillende rollen onderschrijven het IPO, het NAJK, BoerenNatuur, Wageningen University & Research, Rijksuniversiteit Groningen en Universiteit Utrecht het belang van natuurinclusieve landbouw.
15. Om versplintering van inzet en middelen te voorkomen hechten Partijen aan een centraal coördinatiepunt voor de uitvoering van deze Green Deal en zien daarbij een rol voor het Kenniscentrum Natuur en Leefomgeving (KCNL). Het KCNL is opgericht door meerdere groene scholen (mbo en hbo), samen met bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en de overheid. Natuurinclusieve landbouw is één van de speerpunten van het KCNL.
16. Partijen hopen dat deze Green Deal anderen inspireert om mee te doen en nodigen andere partners dan ook actief uit om concreet bij te dragen en als Partij toe te treden bij deze Green Deal.
Partijen komen het volgende overeen:
1. Definities, doelen en doelgroepen
Artikel 1 Definities
Partijen verstaan in het kader van deze Green Deal onder:
- BPV-bedrijven: BPV staat voor Beroepspraktijkvorming, kortweg stage. Tijdens de BPV maken studenten kennis met de reële beroepspraktijk. BPV-bedrijven dienen aan een aantal erkenningeisen te voldoen. Erkende bedrijven worden opgenomen in het register van een kenniscentrum.
- Demo-leerbedrijven: agrarische bedrijven die bezig zijn met het ontwikkelen en testen van initiatieven op het gebied van natuurinclusieve landbouw en daarbij fungeren als koplopers. Deze bedrijven staan open en zijn ingericht voor excursies, praktijkgericht onderzoek, enzovoort.
- Erfbetreders: toezichthouders, dierenartsen, (financieel) adviseurs, teeltbegeleiders en anderen die een publieke taak of een economische dienst uitoefenen die betrekking heeft op de onderneming (en de bedrijfsvoering) van de agrarische ondernemer;
- Xxxxx Xxxxxxxxx (GKN): een kennisnetwerk met bijna een half miljoen kennisbronnen, de grootste Nederlandstalige verzameling actuele en betrouwbare kennisbronnen voor het domein voedsel en groen. Groen Kennisnet faciliteert onderzoekers, docenten en studenten bij het ontsluiten, zoeken en vinden van kennisbronnen en leermateriaal op het gebied van voedsel en groen en maakt daarvoor gebruik van de nieuwste technologie.
- KCNL: netwerkorganisatie van onderwijs, overheid, ondernemers en maatschappelijke organisaties. Het KCNL helpt innovatievragen uit het veld te beantwoorden, kennis te ontwikkelen, te verzamelen en te verspreiden via het onderwijs.
- Kengetallen: verhoudingsgetallen uit de financiële administratie van een bedrijf waarmee de economische situatie van het bedrijf kan worden beoordeeld.
- Landelijke Onderwijscirkel Natuurinclusieve Landbouw: een (nog op te zetten) netwerk van docenten (vmbo, mbo, hbo en wo) en onderzoekers (hbo en wo) dat zorgdraagt voor kennisontwikkeling en disseminatie, onderwijsontwikkeling en docentscholing op het gebied van natuurinclusieve landbouw.
- Natuurinclusieve Landbouw: een ecologisch robuuste en economisch duurzame vorm van voedselproductie die gebruik maakt van het natuurlijk kapitaal, de natuur zo min mogelijk belast en de biodiversiteit op, om en onder het bedrijf versterkt, gebaseerd op drie principes: biodiversiteit als basis (functionele agrobiodiversiteit, incl. genetische diversiteit), natuurlijke kringlopen sluiten (geen negatieve impact op de omgeving), zorg voor het landschap en specifieke soorten op bedrijfsniveau (en in de regio) stimuleren. In de brochure ‘Maatregelen Natuurinclusieve Landbouw’8 zijn deze principes uitgewerkt tot eerste lijst van mogelijke maatregelen.
In de Kamerbrief van 10 juli 2017 zijn vier niveaus onderscheiden:
- Niveau 0: Er wordt alleen aan wettelijke verplichtingen voldaan. In de bedrijfsvoering is geen sprake van natuurinclusiviteit.
- Niveau 1: Door op een deel van het land maatregelen te treffen voor specifieke soorten wordt biodiversiteit bevorderd, bijvoorbeeld door maatregelen in het kader van het collectieve agrarisch natuur- en landschapsbeheer, maar ook door nestkastjes op te hangen of door erfbeplanting. Ook biologische plaagbestrijding in kassen hoort bij dit niveau.
- Niveau 2: Er wordt op verbetering van de functionele biodiversiteit gestuurd door optimalisering van kringlopen op het bedrijf, meer ruimte voor het natuurlijk gedrag van dieren, naast beheer van landschapselementen als ondersteuning voor de functionele agrobiodiversiteit en maatregelen ten aanzien van specifieke soorten.
- Niveau 3: Een adaptief systeem, waarbij kringlopen geoptimaliseerd zijn en de geteelde gewassen en gehouden veerassen passen bij de kenmerken en (on)mogelijkheden van de omgeving. Aanleg en onderhoud van landschapselementen en maatregelen voor specifieke soorten zijn integraal onderdeel van de bedrijfsvoering. Het bedrijf vormt één systeem met het omliggende landschap en bedrijven in de buurt.
- Natuurinclusieve verdienmodellen: verdienmodellen waarbij niet alleen geld wordt verdiend met agrarische productie, maar waarbij ook waarde gecreëerd wordt voor en mét de natuur. Dit kan door opbrengsten uit de natuur te vermarkten en door eigenschappen van de natuur te benutten in de bedrijfsvoering en daarmee bedrijfskosten uit te sparen.
- Natuurlijk kapitaal: in het kader van Natuurinclusieve Landbouw betreft dit alle ecosysteemdiensten en voorraden die de natuur op, om en onder het bedrijf te bieden heeft zoals bodemvruchtbaarheid, waterbergend vermogen, waterkwaliteit, bestuivers, natuurlijke plaagbestrijders, genetische diversiteit et cetera. Deze ecosysteemdiensten en voorraden hebben verschillende functies en hangen vaak onderling samen.
8 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxx/0000/00/00/xxxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxxxxx-xxxxxxxx
- Onderzoeksnetwerk Natuurinclusieve Landbouw: netwerk waarin de lectoren die zich bezighouden met aspecten van natuurinclusieve landbouw onderzoeksvragen/-projecten op elkaar afstemmen, kennis en resultaten delen en integreren, en gezamenlijk werken aan de doorwerking van die resultaten richting het onderwijs (wo, hbo en mbo).
- WINK staat voor Waardevolle Informatie Natuurgedreven Kwaliteit. De WINK is een gevalideerde reisgids en inspiratiebron voor initiatiefnemers van Natuurgedreven, Sociaal gedragen en Economisch verbonden voedselproductie. De WINK bevat zowel kwantitatieve als kwalitatieve gegevens en beoogt HET naslagwerk te zijn voor ken- en stuurgetallen voor deze opkomende sector. De WINK vertrekt vanuit de huidige natuurinclusieve wereld, maar is zeker ook voor gangbare producenten een tool om eerste stappen richting natuurinclusieve productie te zetten. De Wink maakt management beslissingen mogelijk op de boerderij, door de banken en beleidsmakers.
Artikel 2 Doel en doelgroepen
1. Partijen werken samen om Natuurinclusieve landbouw steviger te verankeren in het groen onderwijs, zodat het een integraal en vanzelfsprekend onderdeel van het groen onderwijs op zowel vmbo-, mbo-, hbo- als wo-niveau wordt.
2. De acties van Partijen richten zich op de volgende doelgroepen:
- leerlingen en studenten in het groen onderwijs;
- docenten in het groen onderwijs;
- management en teamleiders in het groen onderwijs;
- onderzoekers, lectoren en hoogleraren in het groen onderwijs;
- ondernemers en erfbetreders in de agrarische sector.
2. Inzet en acties
Artikel 3 Gezamenlijke acties van alle Partijen
1. Alle Partijen spannen zich afzonderlijk en gezamenlijk in om het doel van deze Green Deal, zoals beschreven in artikel 2.1., te realiseren. Zij doen dit door samen te werken vanuit hun eigen rol, op hun eigen niveau, binnen de gehele groene onderwijskolom en/of in kennisnetwerken.
2. Partijen breiden bestaande netwerken voor natuurinclusieve landbouw uit en/of vormen nieuwe netwerken:
a. Partijen streven om binnen een jaar na het ondertekenen van deze Green Deal te komen tot een Landelijke Onderwijscirkel Natuurinclusieve Landbouw. Binnen deze Landelijke Onderwijscirkel werken docenten en toegepaste/praktijkonderzoekers van vmbo, mbo, hbo en wo samen aan kennisontwikkeling en -disseminatie, docentscholing en onderwijsontwikkeling op het gebied van natuurinclusieve landbouw. Voor kennisinbreng werken zij samen met experts zoals lectoren, hoogleraren, Centers of Expertise en onderzoekers. De Rijksoverheid stimuleert vooral de totstandkoming van deze Landelijke Onderwijscirkel Natuurinclusieve Landbouw.
b. Op regionaal niveau richten Partijen zich vooral op samenwerking tussen vmbo, mbo, hbo en wo in de verschillende regio’s en op samenwerking tussen onderwijsinstellingen en regionale demo-leerbedrijven. Via het IPO zal op provinciaal niveau de vorming van deze Regionale Netwerken Natuurinclusieve Landbouw worden gestimuleerd.
3. Partijen spannen zich in om additionele middelen te kunnen inzetten voor de uitvoering van deze Green Deal.
4. Partijen spannen zich in om goede praktijkvoorbeelden van rendabele verdienmodellen op het gebied van natuurinclusieve landbouw te verzamelen, deze te monitoren, en zowel regionaal als landelijk te ontsluiten.
5. Partijen spannen zich in om bestaande en nieuwe kennis uit onderzoek en uit demo-leerbedrijven, goed te ontsluiten middels casussen, filmpjes, authentieke leeropdrachten, onderzoeksprojecten et cetera voor de doelgroepen zoals genoemd in artikel 2 lid 2.
6. Partijen ontsluiten hun goede praktijkvoorbeelden en nieuwe kennis. Zij gebruiken hiervoor bij voorkeur Xxxxx Xxxxxxxxx en WINK.
7. Partijen zorgen vanuit hun eigen ervaring en netwerk voor een concrete, inhoudelijke inbreng ten behoeve van de ontwikkeling van kennismateriaal, praktijk- en onderzoeksopdrachten, om te zorgen dat het materiaal beter, actueler en aantrekkelijker wordt.
8. Partijen beraden zich of het mogelijk is in de toekomst een onderwijs- of cursusaanbod te bieden en/of relevante kennis over natuurinclusieve landbouw te integreren in bestaand opleidings- en cursusaanbod voor ketenpartijen, zoals loonwerkers, voeradviseurs, foodretail en veeartsen.
9. Voor de communicatie wordt optimaal gebruik gemaakt van bestaande communicatiemiddelen zoals Xxxxx Xxxxxxxxx, de website van KCNL enzovoort.
10. Partijen geven KCNL een centrale rol bij de uitvoering van deze Green Deal. Zij spannen zich in om dat mogelijk te maken door daartoe bijdragen (financieel of in kind) beschikbaar te stellen en nemen daarbij de voor hen geldende wettelijke kaders en procedures in acht.
Artikel 4 Inzet en acties LNV
1. LNV:
a. faciliteert de centrale ontwikkeling van kennis- en onderwijsmateriaal op een vraaggerichte manier. Kennis- en Innovatie-instrumenten worden hiervoor waar mogelijk ingezet;
b. stimuleert de totstandkoming van de Landelijke Onderwijscirkel Natuurinclusieve Landbouw (artikel 3, lid 2a) en gebruikt haar eigen netwerk om nieuwe netwerkvorming en samenwerking tussen relevante lectoren, hoogleraren, docenten en deskundigen op het gebied van Natuurinclusieve Landbouw tot stand te brengen en te intensiveren;
c. faciliteert de Onderwijsinstellingen bij het organiseren van 1-2 bijscholingsdagen per jaar over natuurinclusieve landbouw voor docenten en lectoren in het groen onderwijs;
d. ontsluit goede voorbeelden met betrekking tot natuurinclusieve landbouw en verdienmodellen via Groen Kennisnet en WINK;
e. maakt het mogelijk dat er binnen de infrastructuur van Groen Kennisnet een plek is waar kennis, leermaterialen en goede voorbeelden over natuurinclusieve landbouw toegankelijk gemaakt kan worden door de Partijen;
f. faciliteert het proces en de organisatie van de uitvoering door inzet van de Rijksdienst van Ondernemend Nederland.
2. LNV is bereid financiële middelen beschikbaar te stellen voor de uitvoering van deze Green Deal. LNV heeft daartoe een bedrag gereserveerd van maximaal € 150.000 voor de organisatie en uitvoering van de activiteiten door KCNL zoals bijvoorbeeld genoemd in lid 1, onderdelen a t/m e. KCNL onder penvoerderschap van hogeschool Xxx Xxxx Xxxxxxxxxx, zal daartoe een subsidieaanvraag indienen vergezeld van een projectplan en een bijbehorende begroting.
3. LNV vraagt bij opdrachtverlening voor beleidsondersteunend onderzoek expliciet aandacht voor het betrekken van studenten uit hbo en wo (en waar mogelijk mbo) bij het ontwikkelen of valideren van kennis, het verzamelen van kengetallen over natuurinclusieve landbouw et cetera.
4. LNV besteedt in contacten met akkerbouwers, veehouders, tuinders en hun vertegenwoordigers aandacht aan het belang van samenwerking met het onderwijs, het openstellen van leerbedrijven en het bieden van stagegeplaatsen op het gebied van natuurinclusieve landbouw.
Artikel 5 Inzet en acties Onderwijsinstellingen
De Onderwijsinstellingen:
1. nemen in hun strategische (ontwikkel-)plannen9 natuurinclusieve landbouw op als duurzame en toekomstgerichte vorm van landbouw;
2. benadrukken via hun bestuur en management richting de docenten de veranderende context van de landbouw in de maatschappij, en dat het voor de inhoud van het onderwijs en de houding van de docenten van belang is hiervoor open te staan en ermee te werken;
3. stimuleren en motiveren hun vakdocenten om zich nieuwe kennis over natuurinclusieve landbouw eigen te maken en bieden ruimte voor professionalisering op dit gebied (bedrijfsbezoeken, docentstages, bijscholingsdagen, netwerk- en kennisbijeenkomsten);
4. nemen het initiatief voor de oprichting van respectievelijk de Landelijke Onderwijscirkel en de Regionale Onderwijsnetwerken Natuurinclusieve Landbouw (Artikel 3, lid 2a en 2b) en:
a. organiseren samen met LNV 1-2 bijscholingsdagen per jaar over natuurinclusieve landbouw voor hun docenten in het groen onderwijs;
b. organiseren in hun eigen regio samen met provinciale overheden 1-2 netwerk- en/of kennisbijeenkomsten met natuurinclusieve ondernemers per jaar. Deze regionale netwerk- en/of kennisbijeenkomsten zijn voor docenten ‘scholing op maat’;
5. spannen zich in om te bewerkstelligen dat bij herziening van onderwijsmaterialen (ook door derden zoals het Ontwikkelcentrum10) op deelgebieden van natuurinclusieve landbouw, zoals gewasbescherming, bodembeheer enzovoort, nieuwe kennis en inzichten op het gebied van natuurinclusieve landbouw worden verwerkt.
6. spannen zich gezamenlijk in om goed, actueel en aantrekkelijk kennismateriaal, praktijkopdrachten en authentieke onderzoeksopdrachten te ontwikkelen en breed geïntegreerd en benut te krijgen in alle relevante groene opleidingen. Nieuw ontwikkelde kennis- en onderwijsmaterialen worden zoveel mogelijk onderling gedeeld.
Artikel 6 Inzet en acties hbo-instellingen
De hbo-instellingen:
1. verbinden de relevante lectoraten tot een Onderzoeksnetwerk Natuurinclusieve Landbouw en versterken hun onderlinge
9 Van mbo- en hbo-instellingen
10 Het Ontwikkelcentrum is een ontwikkelaar van educatieve middelen, samen met en vóór de groene sector.
samenwerking. Zij beogen de aansturing en coördinatie van dit netwerk te beleggen bij KCNL;
2. bouwen in samenwerking met provinciale overheden en mbo-instellingen aan een netwerk van regionaal georiënteerde en grondgebonden (klei, zand, veen) demo-leerbedrijven en veldwerkplaatsen. Dit netwerk omvat minimaal 25 demo- leerbedrijven en/of veldwerkplaatsen;
3. werken actief aan het ontwikkelen van indicatoren voor natuurinclusieve landbouw en aan het monitoren ervan door het verzamelen van relevante data. Zij leveren hiermee input voor de Groene KWIN / WINK waarbij zij het netwerk van demo- leerbedrijven inzetten;
4. dragen bij aan de ontwikkeling en praktische toetsing van maatregelen en interventies op het gebied van natuurinclusieve landbouw;
5. de groene hbo-instellingen verkennen de mogelijkheid om te komen tot een gezamenlijk onderwijsaanbod (zoals een minor over natuurinclusieve landbouw) met aandacht voor regionale verschillen, dat beschikbaar is voor alle doelgroepen;
6. in de docentenopleidingen van Aeres Wageningen wordt natuurinclusieve landbouw integraal meegenomen in alle relevante opleidingen en studierichtingen en bij nascholingen voor docenten (v)mbo;
7. specifiek: Aeres Dronten en HAS Hogeschool verkennen de mogelijkheid de scope van het cursusprogramma ‘Natuurbeheer en Ondernemerschap’ dat zij met ingang van 1 april 2018 gezamenlijk aanbieden, te verbreden tot de volledige scope van natuurinclusieve landbouw.
Artikel 7 Inzet en acties wo-instellingen
1. Wageningen University & Research:
a. faciliteert de ontwikkeling van het kennis- en onderwijsmateriaal voor hbo en (v)mbo als onderdeel van WURKS;
b. faciliteert kennisdoorstroming over natuurinclusieve landbouw via het Meerjarig Investeringsprogramma op basis van daartoe gerichte vragen van de Onderwijsinstellingen;
x. xxx samen met de groene hbo-instellingen projecten op waarbij meer theoretische kennis in studentenprojecten van Wageningen University & Research wordt verbonden aan projecten van studenten van één of meer groene hbo- instellingen. Doel hierbij is om actuele wetenschappelijke kennis te laten doorstromen naar het hbo;
d. zet zo mogelijk de proeftuin ‘agro-ecologische landbouw’ in het onderwijs in om data te verzamelen over natuurinclusieve landbouw;
e. participeert in relevante netwerken met groene hbo en (v)mbo instellingen om kennisoverdracht te faciliteren;
f. faciliteert zo mogelijk de ontsluiting van praktijkvoorbeelden en nieuwe kennis op het vlak van natuurinclusieve landbouw via Groen Kennisnet.
2. Rijksuniversiteit Groningen:
a. draagt actief bij aan de wetenschappelijke onderbouwing van natuurinclusieve landbouwconcepten en deelt de opgedane kennis met hbo en mbo;
b. ontwikkelt methoden om biodiversiteit en ecosysteemdiensten te monitoren en te onderzoeken. Methoden worden getoetst middels praktijktoetsen in samenwerking met andere onderwijsinstellingen;
c. biedt experimentele proefopzetten bij demo-leerbedrijven aan;
d. neemt een actieve rol bij het vervlechten van wo-, hbo- en mbo-onderwijs naar natuurinclusieve landbouw in de Onderwijscirkel.
3. Universiteit Utrecht
a. spant zich in om in diverse onderwijsactiviteiten aandacht te besteden aan aspecten van natuurinclusieve landbouw, onder andere binnen programma’s van Future Food Utrecht, door versterking van natuurinclusief onderwijs binnen de Academy of Ecosystem Services en het onderwijs voor erfbetreders verzorgd door de faculteit Diergeneeskunde;
b. verkent de mogelijkheid om natuurinclusieve landbouw in de trajecten voor Life Long Learning uit te werken;
c. neemt natuurinclusieve aspecten mee in het kader van haar betrokkenheid in tal van initiatieven in de regio Utrecht die betrekking hebben op duurzame en gezonde voedselproductie en korte voedselketens. Geleerde lessen zullen worden gebruikt in het (wetenschappelijk) onderwijs;
d. verkent de mogelijkheid om een Summerschool over natuurinclusieve landbouw te ontwikkelen in het kader van de Summerschool Utrecht;
e. verkent samen met partijen de mogelijkheid om een Massive Open Online Course (MOOC) over natuurinclusieve landbouw te ontwikkelen.
Artikel 8 Inzet en acties vmbo- en mbo-instellingen
De vmbo- en mbo-instellingen:
1. bouwen in samenwerking met Provinciale overheden en de hbo- en wo-instellingen aan een netwerk van regionaal georiënteerde en grondgebonden (klei, zand, veen) demo-leerbedrijven. Dit netwerk omvat minimaal 25 demo- leerbedrijven. Deze demo-leerbedrijven zijn ook erkende BPV-bedrijven en kunnen door het groen vmbo worden gebruikt
voor excursies of als stagebedrijven;
2. onderzoeken of het opzetten van een Practoraat Natuurinclusieve Landbouw wenselijk en mogelijk is;
3. docenten van het mbo integreren natuurinclusieve landbouw in de diverse beroepsgerichte vakken met de onderwerpen bodem, bemesting, graslandmanagement, ziekten en plagen en landschappelijke inpassing. Daarnaast kunnen de basisprincipes van natuurinclusieve landbouw ook aan bod komen bij de andere dan de primaire landbouwopleidingen, zoals de opleidingen gericht op natuur, landschap, recreatie en cultuurtechniek;
4. door scholen ontwikkeld lesmateriaal en ervaringen in het veld worden met andere mbo-scholen gedeeld via de Landelijke Onderwijscirkel Natuurinclusieve Landbouw;
5. scholen laten vmbo-leerlingen al kennismaken met natuurinclusieve landbouw door het keuzevak ‘Natuurlijk groen’ aan te bieden. Het bijbehorende ontwikkelde lesmateriaal en ervaringen worden met andere vmbo-scholen gedeeld via het bestaande netwerk vmbo groen;
6. brengen docenten vmbo en mbo met elkaar in contact rond het thema natuurinclusieve landbouw en stimuleren samenwerking.
Artikel 9 Inzet en acties IPO
1. Het IPO stimuleert haar leden te verkennen hoe zij, met de Onderwijsinstellingen in hun provincie en (koplopers uit) de agrarische sector, samen kunnen werken om natuurinclusieve landbouw steviger te verankeren in het groen onderwijs. Bijvoorbeeld door:
- de vorming van regionale netwerken te stimuleren en faciliteren tussen scholen (mbo, hbo en wo) en demo- leerbedrijven, waarin kennis wordt ontwikkeld en gedeeld, praktijk- en onderzoeksopdrachten worden uitgevoerd;
- verbindingen/netwerkvorming te stimuleren en faciliteren met regionale overheden (waterschappen), agrarische natuurverenigingen, terreinbeherende organisaties, brancheorganisaties en het groen onderwijs;
- per provincie/regio een portfolio op te bouwen van natuurinclusieve ondernemers en projecten, die als voorbeeld-, demo-leerbedrijf dienen, of waar studenten onderzoek/monitoring kunnen verrichten aan de hand van authentieke leeropdrachten of onderzoeksvragen;
- op provinciaal niveau onderzoeken of en hoe afspraken kunnen worden gemaakt over toegang van docenten/studenten tot concrete en actuele data van bedrijven;
- faciliteren van regionale/lokale ondernemers die hun bedrijf ‘open willen stellen’ voor het onderwijs betreffende natuurinclusieve landbouw.
2. Het IPO stimuleert het maken van afspraken op provinciaal niveau om natuurinclusieve landbouw in het groen onderwijs te integreren, en deze eventueel vast te leggen in provinciale onderwijsdeals.
3. Het IPO agendeert de uitvoering van deze Green Deal binnen het interprovinciale leernetwerk natuur.
Artikel 10 Inzet en acties NAJK en BoerenNatuur
1. NAJK
a. ziet het belang van natuurinclusieve landbouw en wil jonge boeren inspireren, stimuleren en (praktijk)kennis bieden om stappen in deze richting te zetten;
b. stimuleert haar leden die al natuurinclusief werken of daarin (eerste) stappen willen zetten zich bij de groene onderwijsinstellingen in hun omgeving te melden als (erkend) leer- stage- of demobedrijf;
c. verwijst leden voor kennis naar het dossier Natuurinclusieve Landbouw op Groen Kennisnet;
d. Tijdens de looptijd van de Green Deal zal NAJK met de overige Partijen overleggen over de nadere invulling van de rol van NAJK bij de uitvoering van deze Green Deal, bijvoorbeeld het aanbieden van gastdocentschappen op groene scholen en/of het organiseren van informatieavonden voor leden.
2. BoerenNatuur:
a. biedt boeren in diverse pilotprojecten binnen de 40 agrarische collectieven, zowel met de overheid als richting het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouwbeleid van de Europese Unie als met ketenpartijen de mogelijkheid inspiratie en praktijkkennis op te doen om stappen te zetten op weg naar een natuurinclusieve landbouw;
b. zet zich in om de opgedane kennis actief te delen met studenten en docenten in het groene onderwijs, door het aanbieden van gastdocentschappen en het delen van kennis en ervaringen uit de praktijk met docenten;
c. agendeert concrete onderzoeksvragen/brengt concrete onderzoeksvragen die voortkomen uit de praktijk van de collectieven en de pilottrajecten in bij onderwijsinstellingen in de regio, opdat docenten en studenten kunnen bijdragen aan authentieke en actuele onderzoeksvragen.
Artikel 11 Coördinatie en bewaking voortgang van inzet en acties: werkgroep
1. Na ondertekening van deze Green Deal stellen Partijen een werkgroep Green Deal Natuurinclusieve Landbouw Groen Onderwijs samen.
2. Aan de werkgroep neemt ten minste één vertegenwoordiger deel vanuit:
- de Rijksoverheid;
- de Onderwijsinstellingen, uitgesplitst naar ten minste één vertegenwoordiger per niveau: vmbo, mbo, hbo en wo;
- het IPO;
- NAJK en BoerenNatuur
3. De werkgroep komt binnen zes (6) maanden na ondertekening tenminste één keer bij elkaar, en daarna elk half jaar. De werkgroepleden zorgen bij toerbeurt voor een vergaderruimte.
4. De werkgroep organiseert jaarlijks een strategisch beraad voor de Partijen om te evalueren in hoeverre de uitvoering van deze Green Deal bijdraagt aan het in artikel 2 gestelde doel.
5. De werkgroep stelt de jaarlijkse voortgangsrapportage over deze Green Deal vast.
Artikel 12 Coördinatie en bewaking voortgang uitvoering Green Deal
1. Gelet op de in artikel 3, lid 10, genoemde wens van Partijen om bij de uitvoering van deze Green Deal KCNL te betrekken zal de werkgroep Green Deal Natuurinclusieve Landbouw Groen Onderwijs de gezamenlijke uitgangspunten voor het programma ter uitvoering van deze Green Deal formuleren. Daarbij is voor Partijen in elk geval van belang dat:
a. de in artikel 11, lid 3, genoemde halfjaarlijkse bijeenkomst van de werkgroep wordt voorbereid;
b. het in artikel 11, lid 4, genoemde jaarlijkse strategische beraad wordt voorbereid;
c. er een jaarlijkse voortgangsrapportage wordt opgesteld, op basis van de rapportages van elke Partij in het kader van deze Green Deal;
d. een communicatieplan wordt opgesteld waarin de onderlinge communicatie tussen Partijen en de externe communicatie worden beschreven;
e. het opzetten van een Landelijke Onderwijscirkel Natuurinclusieve Landbouw zoals bedoeld in artikel 3, lid 2a, wordt gecoördineerd;
f. het organiseren van 1-2 bijscholingsdagen voor docenten zoals bedoeld in artikel 4 lid 1c, wordt gecoördineerd/ondersteund;
g. het vormen van het onderzoeksnetwerk op het gebied van natuurinclusieve landbouw zoals bedoeld in artikel 6, lid 1 wordt gecoördineerd.
3. Slotbepalingen
Artikel 13 Uitvoering in overeenstemming met het Unierecht
De afspraken van deze Green Deal worden in overeenstemming met het recht van de Europese Unie uitgevoerd, in het bijzonder voor zover de afspraken vallen onder de werking van de Europese regels met betrekking tot aanbesteding, mededinging, staatssteun en technische normen en voorschriften.
Artikel 14 Wijzigingen
1. Elke Partij kan de andere Partijen schriftelijk verzoeken de Green Deal te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle Partijen.
2. Partijen treden in overleg binnen zes (6) weken nadat een Partij de wens daartoe aan de andere Partijen schriftelijk heeft medegedeeld.
3. De wijziging en de verklaringen tot instemming worden in afschrift als bijlagen aan de Green Deal gehecht.
Artikel 15 Toetreding van nieuwe partijen
1. Er kunnen nieuwe partijen toetreden tot deze Green Deal.
2. Een nieuwe partij maakt haar verzoek tot toetreding en haar beoogde concrete bijdrage schriftelijk bekend aan de werkgroep Green Deal Natuurinclusieve Landbouw Groen Onderwijs. Zodra alle Partijen schriftelijk hebben ingestemd met het verzoek tot toetreding, ontvangt de toetredende partij de status van Partij van de Green Deal en gelden voor die Partij de voor haar uit de Green Deal voortvloeiende rechten en verplichtingen.
3. Het verzoek tot toetreding en de verklaring tot instemming worden als bijlage aan de Green Deal gehecht met ook de concrete bijdrage van de nieuwe Partij aan de Green Deal.
Artikel 16 Opzegging en ontbinding
1. Elke Partij kan deze Green Deal gemotiveerd en nadat overleg met de overige Partijen heeft plaatsgevonden, schriftelijk opzeggen.
2. Opzegging dient te gebeuren vóór 1 oktober van het lopende kalenderjaar en kan worden geëffectueerd per 1 januari van het volgende kalenderjaar.
3. Ontbinding kan terstond plaatsvinden, indien sprake is van strijd met het bepaalde in artikel 13.
Artikel 17 Nakoming
Partijen komen overeen dat de nakoming van de afspraken van deze Green Deal niet in rechte afdwingbaar is.
Artikel 18 Citeertitel
Deze Green Deal kan worden aangehaald als Green Deal Natuurinclusieve Landbouw Groen Onderwijs.
Artikel 19 Inwerkingtreding
1. Deze Green Deal treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening door alle Partijen en heeft een looptijd van drie jaar.
2. Partijen nemen de uitvoering van de in deze Green Deal Natuurinclusieve Landbouw Groen Onderwijs genoemde afspraken zo snel mogelijk na inwerkingtreding ter hand.
Artikel 20 Openbaarmaking
Deze Green Deal zal samen met andere afgesloten Green Deals openbaar worden gemaakt, onder andere in de Staatscourant, waardoor anderen kennis kunnen nemen van de gesloten Green Deals, zodat navolging hiervan kan worden bevorderd.
Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend,
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
..........................................................................................................................
xxxxxxx X. Xxxxxxxx
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
De Minister van Economische Zaken en Klimaat
..........................................................................................................................
de xxxx X.X. Xxxxxx
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
..........................................................................................................................
Xxxxxxx X. xxx Xxxxxxxxx - Xxx xxx Xxxx
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Stichting Aeres Groep
..........................................................................................................................
de heer B.M.P. Pellikaan
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Stichting Groen Onderwijs Oost Nederland
..........................................................................................................................
de xxxx X. Xxxxxxxx
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Stichting Clusius College
..........................................................................................................................
de heer X.X. xxx Xxxxxxx
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Stichting Citaverde College
..........................................................................................................................
mevrouw X. Xxxxxxxxxx
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Stichting Helicon Opleidingen
..........................................................................................................................
mevrouw A.T. Bredée
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Stichting Landstede
..........................................................................................................................
de xxxx X. Xxxxx
te (plaats)..................................................................op (datum)..............................
Stichting Nordwin College
..........................................................................................................................
mevrouw I.D. Xxxxxx-Xxxxxxxx
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Stichting ROC West-Brabant
..........................................................................................................................
de heer J.M.R.M. Neutelings
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Stichting AOC Terra
..........................................................................................................................
de xxxx X. Xxxxxxx
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Stichting Wellant
..........................................................................................................................
xxxxxxx X. Xxxxx
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Stichting Scalda
..........................................................................................................................
de heer H.J. Arenthals
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Stichting Scholengroep Pontes
..........................................................................................................................
de heer K.G. Terlage
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Stichting Lentiz Onderwijsgroep
..........................................................................................................................
de heer X. Kant
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Vereniging Buitengewoon Groen
..........................................................................................................................
de xxxx X. xx Xxxx
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Stichting HAS Opleidingen
..........................................................................................................................
de xxxx X. Xxxxxxx
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Stichting Hoger Onderwijs
..........................................................................................................................
de xxxx X. xxx Xxxxxx
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Stichting Van Hall Larenstein
..........................................................................................................................
de heer X.X.X. xxx Xxxxxx
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Rijksuniversiteit Groningen
..........................................................................................................................
de heer X. xx Xxxxx
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Wageningen University & Research
..........................................................................................................................
de xxxx X. Xxx
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Universiteit Utrecht
..........................................................................................................................
de xxxx X. Xxxxxxx
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Vereniging het InterProvinciaal Overleg
..........................................................................................................................
de heer J.G. Kramer
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt
..........................................................................................................................
de xxxx X. Xxxxxx
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................
XxxxxxXxxxxx.xx
..........................................................................................................................
de xxxx X. Xxxxxx
te (plaats) ............................................................... op (datum)............................