FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
VEILIGHEID
FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg
(ONGEVALLEN, VALLEN...)
REEKS SOBANE-STRATEGIE
HET BEHEER VAN BEROEPSGEBONDEN RISICO'S
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
Het Hoofdbestuur van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg is gevestigd in de Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx 1 te 0000 Xxxxxxx
Tel.: 00 000 00 00 (algemeen oproepnummer)
Fax: 00 000 00 00 (algemeen faxnummer)
E-mail: xxx@xxxx.xxxx.xx - xxxx://xxx.xxxx.xxxx.xx
De adressen van de regionale directies van de inspectie- diensten van de FOD (Toezicht op de Sociale Wetten en Toezicht op het Welzijn op het Werk) bevinden zich op pagina 3 van de omslag.
OPDRACHTEN VAN DE FOD WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
• De voorbereiding, de bevordering en de uitvoering van het beleid inzake collectieve arbeidsbetrekkingen, de begeleiding van het sociaal overleg, de preventie en de verzoening bij sociale conflicten;
• De voorbereiding, de bevordering en de uitvoering van het beleid inzake individuele arbeidsbetrekkingen;
• De voorbereiding, de bevordering en de uitvoering van het beleid inzake het welzijn op het werk;
• De voorbereiding, de bevordering en de uitvoering van het beleid inzake werkgelegenheid, regulering van de arbeidsmarkt en werkloosheidsverzekering;
• De voorbereiding, de bevordering en de uitvoering van het beleid inzake gelijkheid;
• Ervoor zorgen dat de uitvoering van de beleidslijnen inzake collectieve en individuele arbeidsbetrekkingen, welzijn, werkgelegenheid en gelijkheid worden nage- leefd, en dit via de inspectiediensten die een raadge- vende, preventieve en repressieve rol vervullen;
• Administratieve boetes opleggen, meer bepaald bij inbreuken op de reglementaire bepalingen die voort- vloeien uit de beleidslijnen inzake collectieve en indivi- duele arbeidsbetrekkingen, welzijn, werkgelegenheid en gelijkheid;
• De sensibilisering van de sociale en economische acto- ren inzake de humanisering van de arbeid;
• De uitdieping van het sociale Europa.
DIENSTEN VAN DE FOD WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
Voorzitter van het Directiecomité:
Xxxxxx Xxxxx
➛ algemene leiding en coördinatie
Diensten van de voorzitter:
➛ Secretariaat en logistieke diensten
➛ Directie van de communicatie
➛ Afdeling van de internationale zaken
➛ Afdeling van de juridische studiën en documentatie
➛ Afdeling van de socio-economische studiën
Stafdienst Budget en Beheerscontrole Stafdienst Personeel en Organisatie
Stafdienst Informatie- en Communicatietechnologieën
Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen
Directeur-generaal: Xxx Xxx
➛ sociale bemiddeling
➛ paritaire comités
➛ collectieve arbeidsovereenkomsten
➛ erkenning als onderneming in moeilijkheden
➛ fondsen voor bestaanszekerheid
➛ prestaties van algemeen belang in vredestijd
Algemene Directie Individuele Arbeidsbetrekkingen
Directeur-generaal: Xxxxxx Xx Xxxx
➛ arbeidsovereenkomsten
➛ arbeidsreglementering
➛ toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomsten
➛ ondernemingsraden, sociale verkiezingen, sociale balans
➛ tijdskrediet en diverse verloven
➛ sluiting van ondernemingen
➛ tijdelijke arbeid en uitzendarbeid
Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten
Directeur-generaal: Xxxxxx Xxxxxxx
➛ hoofdbestuur van de diensten van het Toezicht op de Sociale Wetten
➛ toezicht op de toepassing van de reglementeringen inzake individuele en collectieve arbeidsbetrekkingen
➛ informatie en advies aan werkgevers en werknemers over deze reglementeringen
➛ strijd tegen illegale arbeid
Algemene Directie Humanisering van de Arbeid
Directeur-generaal: Xxxxxxxxx Xxxxxx
➛ opstellen van de normen inzake welzijn op het werk (veiligheid, hygiëne, gezondheid, ergonomie, bescherming van de werk- nemers en psycho-sociaal welzijn)
➛ studie, informatie, vorming en documentatie in verband met de humanisering en de bevordering van de arbeid
➛ huldiging van de arbeid (eretekens)
➛ erkenning van externe diensten (controleorganismen, labora- toria)
Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk
Directeur-generaal: Xxxx Xxxxxxxxx
➛ hoofdbestuur van de diensten van het Toezicht op het Welzijn op het Werk
➛ toezicht op de toepassing van de reglementeringen inzake welzijn op het werk
➛ arbeidsongevallen (preventie, aangifte)
➛ diensten en comités voor preventie en bescherming op het werk
➛ preventie van zware ongevallen
➛ gevaarlijke stoffen en preparaten
➛ industriële toxicologie
Algemene Directie Werkgelegenheid en Arbeidsmarkt
Directeur-generaal: Xxx Xxxxxxxxx
➛ studies en statistieken van de werkgelegenheid en de werkloosheid
➛ beroepsinschakeling van de jongeren, startbaanovereenkomst
➛ betaald educatief verlof, levenslang leren
➛ buitenlandse werknemers (regelgeving), grensarbeiders
➛ reglementering inzake werkloosheids- en wachtuitkeringen, brugpensioen
➛ plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen, diensten- cheques
➛ tewerkstellingsmaatregelen
VEILIGHEID
(ONGEVALLEN, VALLEN, UITGLIJDEN…)
december 2005
REEKS SOBANE-STRATEGIE
HET BEHEER VAN BEROEPSGEBONDEN RISICO'S
Algemene Directie Humanisering van de Arbeid
Dit document werd gerealiseerd dankzij de financiële steun van de Europese Unie - Europees Sociaal Fonds
SOBANE-STRATEGIE
De SOBANE-strategie is een strategie voor risico- beheersing op vier niveaus (Screening (Opspo- ring), OBservatie, ANalyse, Expertise).
De reeks publicaties "SOBANE-STRATEGIE Be- heer van beroepsgebonden risico's" heeft als doel deze strategie kenbaar te maken. Bovendien wordt aangetoond hoe de strategie kan worden toege- past op verschillende arbeidssituaties.
De DEPARIS-methode is de algemene Opsporings- methode en werd gepubliceerd in 2003.
De Observatie-, Analyse- en Expertisemethodes werden ontwikkeld en zullen worden gepubliceerd voor 14 domeinen :
1. Personeelsvoorzieningen
2. Machines en handgereedschappen
3. Veiligheid (ongevallen, vallen, uitglijden…)
4. Elektriciteit
5. Risico's van brand of explosie
6. Beeldschermwerk
7. Musculo-skeletale aandoeningen (RSI)
8. Verlichting
9. Lawaai
10. Thermische omgevingsfactoren
11. Gevaarlijke chemische producten
12. Biologische agentia
13. Globale lichaamstrillingen
14. Hand-arm trillingen
Het geheel van methodes werd ontwikkeld in het kader van het onderzoeksproject SOBANE, gecof- inancierd door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid,Arbeid en Sociaal Overleg en het Europees Sociaal Fonds.
Deze brochure stelt de SOBANE-preventiestrate- gie voor, toegepast op de veiligheid (ongeval- len, vallen, uitglijden…). Ze volgt op de DEPARIS-methode die het eerste niveau Opsporing vormt van de SOBANE-strategie, en stelt de methodes voor die moeten gebruikt wor- den op de drie andere niveaus Observatie, Analyse en Expertise.
De doelstelling van deze methodes bestaat erin om het tijdsgebruik en de inspanningen van de onder- nemingen te optimaliseren om de werkomstandig- heden aanvaardbaar te maken, zelfs bij complexe problemen. Zij bevorderen de ontwikkeling van een dynamisch plan van risicobeheersing en van een overlegcultuur in ondernemingen.
Deze publicatie werd gerealiseerd door een onderzoeksteam dat bestond uit:
• L'Unité Hygiène et Physiologie du travail de l'UCL (Prof. J. Xxxxxxxxx, X. Xxxxxx)
• Departement Onderzoek en Ontwikkeling van IDEWE (Xxxx. X. Xxxxx)
• Externe Dienst voor Preventie en Bescherming CESI (X. Xxxxxx, X. Xxxxxxxxx)
• Externe Dienst voor Preventie en Bescherming IDEWE (Xx. X. Xxxxxxxxxx)
• Externe Dienst voor Preventie en Bescherming IKMO (Xx. X. Xx Xxxxxx, X.Xxxxxxxxx)
• Externe Dienst voor Preventie en Bescherming MSR-FAMEDI (Xx. X. Xxxxxxx, X. Xxxxx)
• Het departement Nouvelles Technologies et Formation van CIFoP (Mr. JF. Husson)
M/V
Met de termen "werknemer", "werkgever", "expert" en "adviseur" wordt in deze brochure verwezen naar personen van beide geslachten.
De redactie van deze brochure werd afgesloten op 1 december 2004
Productie: Algemene Directie Humanisering van de Arbeid
Coördinatie:
Directie van de communicatie Tekening: Xxxxx Xxxxxx Druk: Enschedé Verspreiding: Cel Publicaties
Verantwoordelijke uitgever: FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg
Wettelijk depot: D/2006/1205/05
Deze publicatie is gratis te verkrijgen:
• Telefonisch op het nummer 02 233 42 11
• Door rechtstreekse bestelling op de website van de FOD: xxxx://xxx.xxxx.xxxx.xx
• Schriftelijk bij de Cel Publicaties van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg
Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx 0 - 0000 XXXXXXX
Fax: 00 000 00 00
Deze publicatie is ook raadpleegbaar op de website van de FOD: xxxx://xxx.xxxx.xxxx.xx
Cette publication peut être également obtenue en français.
Volledige of gedeeltelijke verveelvoudiging van de teksten uit deze publicatie mag alleen met bronvermelding.
2
De Europese en Belgische wetgeving aangaande de problemen van veiligheid (ongevallen, vallen, uitglijden…) vereist dat elke onderneming zoekt naar oplossin- gen om de blootstelling van de werknemers aan deze risicofactor te vermijden of op zijn minst te verminderen.
Het doel van dit document bestaat erin middelen aan te reiken voor de werkne- mers, hun omkadering en de preventieadviseurs. Alle technische, organisatorische en menselijke aspecten die de blootstellingsomstandigheden mee kunnen bepalen, zijn hierin opgenomen. Het resultaat is een snellere, efficiëntere en minder koste- lijke preventie.
Naar analogie met de SOBANE-strategie wordt de problematiek rond problemen van veiligheid best in het globaal kader van de werkomstandigheden bekeken. De participatieve opsporingsmethode Déparis is hiervoor een geschikte methode. Het geheel van risico's gerelateerd aan werkzones, technische organisatie tussen de werkposten, omgevingsfactoren en psychosociale aspecten wordt hiermee geëvalu- eerd. Op deze wijze wordt rekening gehouden met alle factoren om zo op een coherente manier de werkomstandigheden te optimaliseren.
In een tweede fase zal het document kunnen aangewend worden om alle aspec- ten aangaande veiligheid in detail te "observeren’’. Op deze manier kan men nagaan welke maatregelen onmiddellijk kunnen genomen worden om de situatie te verbeteren. In een derde fase kan men, wanneer dit nodig blijkt, gebruik maken van de Analysemethode. Deze vereist de tussenkomst van een preventieadviseur die met zijn kennis meer uitgewerkte maatregelen kan voorstellen en het restrisi- co kan evalueren.
Dit document is niet alleen bestemd voor preventieadviseurs, zoals arbeidsgenees- heren, veiligheidsverantwoordelijken, ergonomen, ..., maar ook voor bedrijfsleiders verantwoordelijk voor de uitvoering van de preventie en voor de werknemers die bij deze preventie betrokken zijn.
3
Woord vooraf 3
Inhoudstafel 5
1 ALGEMENE STRATEGIE VOOR HET BEHEER VAN BEROEPSGEBONDEN RISICO'S 7
1.1 BASISPRINCIPES 8
1.1.1 Preventie primeert 8
1.1.2 Het risico 8
1.1.3 Complementariteit van de beschikbare kennis 8
1.1.4 De werknemer: centrale figuur van de preventie 8
1.1.5 Oorsprong van de problemen 8
1.1.6 Schatting vs meting 9
1.1.7 KMO 9
1.2 STRATEGIE VOOR RISICOBEHEER 9
1.2.1 Inleiding 9
1.2.2 De 4 niveaus van de strategie 10
1.3 ALGEMENE TOEPASSING VAN DE OBSERVATIEMETHODES
SOBANE 11
1.3.1 Toepassing 12
1.3.2 Het verslag 13
1.3.3 Schriftelijke presentatie 14
1.3.4 Mondelinge presentatie 14
1.3.5 Vervolg van de studie 14
1.4 ALGEMENE TOEPASSING VAN DE ANALYSEMETHODES SOBANE 15
1.4.1 Besturing van de Obervatie met de preventieadviseur 16
1.4.2 Eigenlijke Analyse 16
1.4.3 Samenvatting van de resultaten aan het eind van de analyse 18
2. NIVEAU 2: OBSERVATIE 23
2.1 INLEIDING 24
2.1.1 Doelstellingen 24
2.1.2 Wie? 24
2.1.3 Hoe? 24
2.1.4 Te bespreken punten 25
2.2. PROCEDURE 26
2.2.1. Staat van de vloeren (Fiche 1) 26
2.2.2. Rijwegen (Fiche 2) 26
2.2.3. Uitgangen, verlichting en nooduitgangen (Fiche 3) 27
2.2.4. Arbeidsplaatsen (Fiche 4) 27
2.2.5. De trappen (Fiche 5) 28
2.2.6. Het vallen van personen of objecten (Fiche 6) 28
2.2.7. Het gebruik van ladders (Fiche 7) 29
2.2.8. Synthese 30
2.2.9. Maatregelen op korte termijn 30
2.3 VERSLAG VAN DE OBSERVATIESTUDIE 30
2.3.1 Samenvatting van de resultaten van de observatie 30
2.3.2 Het verslag 31
3 NIVEAU 3: ANALYSE 39
3.1 INLEIDING 40
3.1.1 Doelstellingen 40
3.1.2 Wie ? 40
3.1.3 Hoe ? 40
3.1.4 Te bespreken punten 40
3.1.5. Terminologie. 41
5
3.2. PROCEDURE 41
3.2.1. Grondige studie 41
3.2.2. Synthese 43
3.2.3. Maatregelen op korte termijn 44
3.3 VERSLAG VAN DE ANALYSESTUDIE 44
3.3.1 Samenvatting van de resultaten van de analyse 44
3.3.2 Het verslag 45
4 NIVEAU 4: EXPERTISE 49
4.1 DOELSTELLINGEN 50
4.2 WIE? 50
4.3 HOE? 50
4.4 VERSLAG 50
HULPFICHES 51
Niveau 2, Observatie 53
Niveau 3, Analyse 67
REFERENTIES 86
ILLUSTRATIEBRON 87
6
1.
ALGEMENE STRATEGIE VOOR HET BEHEER VAN BEROEPSGEBONDEN RISICO'S
PREVENTION
Expertise
Analysis
Observation
Screening
7
De Welzijnswet vereist dat de werkgever de veiligheid en de gezondheid van de werknemers in alle aspecten aangaande het werk verzekert, door de algemene prin- cipes van preventie aan te wenden:
1. Risico's vermijden
2. Niet te vermijden risico’s evalueren
3. Xxxxxx'x aan de bron bestrijden
4. Het werk aanpassen aan de mens 5. …
De SOBANE-strategie die hier wordt voorgesteld, reikt elementen aan zodat men op een zeer efficiënte en realistische wijze aan deze eisen kan voldoen.
De strategie steunt op enkele fundamentele basisprincipes.
1.1.1 Preventie primeert
De nadruk wordt gelegd op de preventie van risico's en niet op de bescherming en het gezondheidstoezicht.
1.1.\ Het risico
Een risico is de kans dat een schade met een bepaalde ernst zich voordoet. De blootstelling aan een bepaalde risicofactor en de omstandigheden waarin de bloot- stelling plaatsvindt, zijn belangrijke factoren die het risico bepalen.
De beperking van een risico dient dus te gebeuren door de blootstelling te vermin- deren, de omstandigheden van deze blootstelling te verbeteren en de ernst van de gevolgen te beperken. De verschillende aspecten dienen op een coherente manier benaderd te worden.
1.1.3 Complementariteit van de beschikbare kennis
• De reële kennis op het vlak van veiligheid en gezondheid neemt toe bij de ver- schillende spelers die betrokken zijn. Ze is het kleinst bij de werknemer, ze is gro- ter bij de hiërarchische lijn en neemt dan verder toe bij de interne preventieadviseurs, arbeidsgeneesheren, externe adviseurs, ... tot expert.
• Nochtans vermindert tegelijkertijd de kennis van wat zich in werkelijkheid op de werkvloer afspeelt. Deze is het kleinst bij de expert en het grootst bij de werk- nemer die het werk uitvoert.
• Het is dus belangrijk de complementariteit van beide kennisdomeinen, in functie van de noden, op een coherente manier samen te brengen.
1.1.4 De werknemer: centrale figuur van de preventie
Het doel van preventiemaatregelen is het bewaren of verbeteren van het welzijn van de werknemer. Daarom is het aangewezen om geen belangrijke acties te onderne- men zonder kennis van de arbeidssituatie die enkel de werknemer in detail kent. De werknemer is als dusdanig de spilfiguur en niet enkel het object van preventie.
1.1.5 Oorsprong van de problemen
De werknemer 'beleeft' zijn werksituatie als een geheel en niet als onafhankelijke en afzonderlijke feiten: lawaai heeft een invloed op communicatie en relaties, de techni-
sche organisatie tussen de werkposten heeft een invloed op de musculo-skeletale risico's, de verdeling van verantwoordelijkheden heeft een invloed op de inhoud van het werk.
Een coherente actie m.b.t. de werksituatie vereist een systematische en globale benadering van deze situatie. Deze aanpak heeft het voordeel elk opkomend pro- bleem in de juiste context te kunnen plaatsen.
1.1.6 S<hatting vz meting
Bij risico-evaluatie primeert de kwantificatie van risico’s. Preventie vereist een ande- re aanpak: men dient het waarom van bepaalde aspecten te begrijpen om zo te kun- nen beslissen hoe ze te wijzigen. De globale arbeidssituatie zal hierdoor verbeteren.
Metingen zijn duur, tijdrovend, moeilijk en vaak weinig representatief. Het is dus essentieel in eerste instantie eenvoudige oplossingen te zoeken.Wanneer het nodig blijkt, kan men in een latere fase weldoordacht overschakelen op metingen.
Preventie primeert dus boven risico-evaluatie.
1.1.7 KWO
De methodes worden dan ook best ontwikkeld in functie van de beperktere midde- len en competenties die in de KMO's beschikbaar zijn.
1.\ STRATEGIE VOOR RISICODEHEER
1.\.1 Inleiding
De SOBANE-strategie is trapsgewijs opgebouwd en omvat vier niveaus : Opsporing, Observatie, Analyse en Expertise.
Het betreft hier een strategie die, al naargelang de noden, tools, methoden en middelen aanreikt.
Op elk niveau wordt er gezocht naar oplossingen ter verbetering van de arbeids- omstandigheden
Onderzoek op een volgend niveau is slechts noodzakelijk indien blijkt dat na het invoeren van de verbeteringen de situatie nog steeds onaanvaardbaar blijft.
Men start het onderzoek van een arbeidssituatie steeds met het Opsporingsniveau, ongeacht de reden (klacht, ongeval...) van dit onderzoek. De aard van dit probleem dat de aanzet is tot het onderzoek, wordt zo in de totale context geplaatst. Andere aspecten die eveneens een invloed hebben op de gezondheid, de veiligheid en het welzijn komen ook aan het licht. Er worden oplossingen gezocht voor het geheel van de arbeidssituatie.
Het Observatie-,Analyse- en Expertiseniveau worden slechts uitgevoerd indien men tijdens het Opsporingsniveau geen passende oplossing kon vinden om tot een aan- vaardbare situatie te komen. De noodzaak om over te gaan tot een volgend niveau hangt in grote mate af van de complexiteit van de arbeidssituatie.
De middelen die worden aangewend bij het zoeken naar oplossingen zijn het goed- koopst bij de eerste 2 niveaus (Opsporing en Observatie). Ze zijn duurder op het Analyse- en Expertiseniveau maar worden met kennis van zaken toegepast en aan- gepast aan de situatie. De strategie heeft het voordeel efficiënt, snel en goedkoop te zijn.
De tussenkomst van verschillende partijen wordt gekaderd in de strategie. De men- sen uit de onderneming voeren zelf het Opsporings- en Observatieniveau uit. De hulp van externen (preventieadviseur) wordt ingeroepen voor het toepassen van het Analyseniveau en eventueel wordt er een beroep gedaan op een expert voor het toepassen van het Expertiseniveau.
1.\.\ De 4 niveauz van de ztrategie
Niveau 1, Opzporing
De voornaamste problemen worden geïdentificeerd. Markante fouten, zoals gaten in de vloer, achtergelaten recipiënten gevuld met solventen, naar een venster gericht beeldscherm ..., kunnen opgelost worden.
Deze identificatie moet intern gebeuren, door personen van het bedrijf die de arbeidssituatie perfect kennen, zelfs al hebben zij geen of slechts een oppervlakkige opleiding rond problemen van veiligheid, fysiologie of ergonomie. Dit zijn dus de werknemers zelf, hun rechtstreekse technische omkadering, de werkgever in kleine ondernemingen of een interne preventieadviseur met de werknemers in middelgro- te of grotere ondernemingen.
Een werkgroep bestaande uit enkele werknemers en hun professionele omkadering (met deelname van een preventieadviseur indien mogelijk) denkt na over de belang- rijkste risicofactoren, zoekt naar onmiddellijke acties ter verbetering en preventie en omschrijft de aspecten die meer in detail onderzocht dienen te worden.
Er wordt in de onderneming een contactpersoon aangeduid. Deze zal de Opsporing leiden en de onmiddellijk toe te passen maatregelen coördineren. Hij zal eveneens het vervolg van de studie (niveau 2, Observatie) voor een diepgaandere studie opvolgen.
De methode die wordt toegepast is de Déparis-methode. Deze wordt voorgesteld in het eerste nummer van de SOBANE-reeks.
Niveau \, Obzervatie
Een werkgroep (bij voorkeur dezelfde) met vertegenwoordiging van werknemers en technisch verantwoordelijken (met deelname van een preventieadviseur indien mogelijk) zal de arbeidsomstandigheden meer in detail bestuderen. Zij zullen even- eens minder voor de hand liggende oplossingen voorstellen en bepalen waarom de medewerking van een preventieadviseur noodzakelijk is.
Indien het niet haalbaar is om deze werkgroep te laten samenkomen, voert de ver- antwoordelijke de Observatie alleen uit. Hierbij is het essentieel de noodzakelijke informatie te verkrijgen van de werknemers.
Dit niveau 2, Observatie, vereist een grondige kennis van de verschillende aspecten van de arbeidssituatie, zowel bij normale als bij abnormale werking. De diepgang van deze Observatie zal variëren in functie van het bestudeerde domein (risicogebied) en in functie van de onderneming en de bekwaamheid van de deelnemers.
Er wordt opnieuw een contactpersoon aangeduid (bij voorkeur dezelfde persoon) die het Observatieniveau zal leiden en die de onmiddellijk te nemen maatregelen zal coördineren. Hij zal eveneens het vervolg van de studie (niveau 3, Analyse) opvol- gen voor de aspecten die een diepgaandere analyse vereisen.
Niveau 3, Analyze
Indien de niveaus Opsporing en Observatie niet toelaten het risico tot een aan- vaardbaar niveau terug te brengen of indien er twijfel blijft bestaan, moet men ver- der gaan met de Analyse om te zoeken naar oplossingen.
Deze analyse, om de situatie diepgaander te onderzoeken, dient te gebeuren in samenwerking met preventieadviseurs die over de nodige kennis, middelen en tech- nieken beschikken. Meestal wordt het analyseniveau uitgevoerd door externe pre- ventieadviseurs. Zij werken nauw samen met de interne preventieadviseurs. De externe preventieadviseurs stellen de nodige kennis en middelen ter beschikking van de interne preventieadviseurs.
Tijdens de Analyse worden de specifieke arbeidsomstandigheden, bepaald op het einde van niveau 2, Observatie, diepgaander onderzocht. Het kan aangewezen zijn om metingen te doen met eenvoudige 'standaardapparaten'. Deze metingen moeten expliciet bepaalde doelstellingen hebben zoals het objectief vaststellen van de pro- blemen, het zoeken naar oorzaken, de optimalisering van de oplossingen … Het belangrijkste aspect van dit niveau is dat men beroep doet op een externe preven- tieadviseur die over voldoende kennis en middelen beschikt voor wat betreft het evalueren van restrisico's in het desbetreffende domein.
De preventieadviseur en de coördinator gebruiken de resultaten van voorgaande niveaus (Opsporing en Observatie) als basis. De eerste taak is het herbekijken van deze resultaten. Vervolgens wordt een Analyse van de items die werden geïdentifi- ceerd, uitgevoerd. De resultaten van deze Analyse worden besproken met de uit- voerders van de voorgaande niveaus en in het bijzonder met de coördinator. Zij beslissen of er eventueel beroep moet gedaan worden op een expert (Expertise) die meer gespecialiseerde en verfijnde metingen kan uitvoeren.
Niveau 4, Expertize
De studie van niveau 4, Expertise, wordt uitgevoerd door dezelfde personen uit het bedrijf en preventieadviseurs, met de bijkomende hulp in het desbetreffende domein van gespecialiseerde experts. Het betreft hier bijzonder complexe situaties die eventueel bijzondere metingen vereisen.
PREVENTION
1.3 ALGEWENE TOEPASSING VAN DE ODSERVATIE-
WETHODES SODANE
De Déparis-Opsporingsmethode wordt best toegepast tijdens een vergadering met 4 tot 7 personen. De deelnemers aan deze vergadering dienen of de werksitu- atie grondig te kennen of zullen zoeken naar oplossingen om de werksituatie te ver- beteren en zullen meewerken aan de uitwerking ervan.
Tijdens de Déparis Opsporing, wordt beslist dat
• de vloer herstellen, sommige werktuigen of sommige recipiënten met chemische produkten vervangen, sommige machinefilters veranderen, opslagruimtes verplaat- sen, werkblad verhogen…
• één of meerdere aspecten van de werksituatie grondiger bestuderen tijdens één of meerdere specifieke Observatievergaderingen: bijvoorbeeld de werkruimtes, de slechte houdingen, de chemische produkten...
Expertize
Analyziz
Obzervation
S<reening
1.3.1 Toepazzing
Volgens de SOBANE-strategie wordt dit grondiger onderzoek gerealiseerd door de Observatiemethode specifiek aan het meer in detail te bestuderen probleem en, opnieuw, tijdens een vergadering met dezelfde personen.
Tijdens de Déparis-vergadering worden alle aspecten van de werksituatie besproken. Tijdens de Observatievergadering daarentegen, is de discussie op een specifiek aspect gericht: lawaai in het atelier of goederenbehandeling of beeldschermwerk…
De toepassing van de methode is gelijk aan deze gebruikt tijdens het niveau 1
Opsporingsmethode Déparis.
De directie moet eerst vóór elke actie:
• ten volle over de gevolgen van het gebruik van de methode ingelicht worden
• bewust zijn van zijn verplichtingen
• zijn volledig akkoord gegeven hebben met de toepassing van de methode
De stappen van de toepassing zijn:
1. Informatie door de directie van de hiërarchische lijn en de werknemers over de nagestreefde doelstellingen en belofte rekening te houden met de resulta- ten van de vergaderingen en de studies.
2. Keuze van een kleine groep posten die een geheel vormen, een "arbeidssitua- tie": de deelnemers zouden dezelfde moeten zijn dan deze van het niveau 1 Opsporingsmethode Déparis
3. Aanduiding van een coördinator door de directie in overleg met de werkne- mers: opnieuw zou het dezelfde persoon moeten zijn die de Opsporing Xxxxxxx heeft gecoördineerd.
4. Voorbereiding van de coördinator: hij leest de Observatiemethode in detail en leert hoe ze te gebruiken. De methode wordt aan de betrokken arbeidssi- tuatie aangepast door bepaalde termen te veranderen, sommige niet betrokken aspecten te verwijderen, door andere aan te passen, of nog door bijkomende aspecten toe te voegen.
5. Oprichting van een werkgroep samengesteld uit sleutelwerknemers van de betrokken arbeidssituatie, aangewezen door hun collega's en hun vertegen- woordigers, en uit personen van de technische omkadering aangewezen door de directie. Deze werkgroep zal minstens één man en één vrouw omvatten in geval van een gemengde groep. Deze werkgroep zou dezelfde moeten zijn dan deze die aan de Opsporing Déparis heeft deelgenomen, met eventueel 1 of 2 bijkomende personen van de dienst “methoden”, de dienst “onderhoud” of nog van de dienst “aankopen”.
6. Vergadering van de werkgroep in een kalm lokaal dicht bij de werkposten: opnieuw teneinde direct naar de werkplaatsen te kunnen terugkeren om bepaalde punten te bespreken.
7. Duidelijke uitleg door de coördinator van het doel van de vergadering en van de procedure. Te discussiëren aspecten kunnen aan de deelnemers ofwel vóór of in het begin van de vergadering gegeven worden, ofwel door een projector of door multimedia op een scherm vertoond worden, teneinde de discussie doeltreffend te begeleiden.
8. Discussie over iedere rubriek door zich te concentreren op de aspecten van deze rubriek en zonder lang stil te staan om te bepalen of de situatie niet, een beetje of veel bevredigend is, maar bij
• wat kan worden gedaan om de situatie te verbeteren, door wie en wanneer
• datgene waarvoor de hulp van een preventieadviseur moet worden ingeroe- pen tijdens het niveau 3 Analyse
9. Na de vergadering stelt de coördinator een synthese op:
• de gebruikte rubrieken met de gedetailleerde informatie voortvloeiend uit de vergadering,
• de lijst met de geplande oplossingen met bepaling van wie wat doet en wan- neer
• en de lijst met de meer in detail te bestuderen punten met hun prioriteit
10. Voorstelling van de resultaten aan de deelnemers, herziening, bijvoegingen…
11. Afronding van de synthese.
12. Voorstelling aan de directie en aan de overlegorganen.
13. Vervolg van de studie voor de niet opgeloste problemen door middel van de methode van niveau 3, Analyse, van de SOBANE-strategie.
De volgende tekst kan helpen om het doel van de vergadering te verduidelijken.
"In de loop van de vergadering herzien we alle punten in relatie met de risicofactor " " die uitmaken
dat het werk moeilijk, gevaarlijk, niet efficiënt en onaangenaam is.
De bedoeling is niet om te weten of het gemakkelijk en aangenaam is voor 20, 50 of 100%, maar wel om uit te vinden wat er concreet onmiddellijk, binnen de 3 maanden en later kan ondernomen worden om efficiënter en aangenamer te zijn. Het kan gaan om technische veranderingen, om nieuwe werktechnieken, maar ook om betere communicaties, om reorganisatie van de dienstregeling, om meer specifieke opleidingen.
Voor sommige punten zou men moeten kunnen zeggen wat er veranderd moet worden en hoe dit concreet moet gebeuren.
Voor andere zullen er bijkomende studies moeten worden verricht.
De Directie verplicht zich ertoe een actieplan op te stellen met als doel zo goed mogelijk gevolg te geven aan hetgeen besproken zal worden."
Wanneer geen vergadering van 3 tot 6 personen kan belegd worden, zal de coör- dinator de Observatie alleen leiden of met één of twee personen en eventueel op de werkplek zelf. Deze niet-ideale oplossing blijft nuttig aangezien zij de preven- tie laat vooruitgaan en het eventuele beroep op een externe preventieadviseur voorbereidt.
De coördinator of deze personen moeten echter:
• de werkplek goed kennen (even goed als de operatoren zelf!)
• informeel de mening van de operatoren vragen
• technisch onderlegd zijn om oplossingen te kunnen vinden en ze in de praktijk om te kunnen zetten
• vervolgens direct of indirect naar de operatoren en hun technisch kader terugke- ren voor adviezen over de overwogen oplossingen.
Deze werkwijze is dus enkel aan te raden als er binnen het bedrijf geen ver- gadering van een werkgroep op dat moment georganiseerd kan worden.
1.3.\ Het verzlag
Dit verslag moet omvatten:
• De beschrijving van het probleem:
- hoe het probleem is gebleken: na klachten, ziekte, afwezigheden …
- de mening van de operatoren en van de mensen uit het bedrijf tijdens de
Opsporing.
• De resultaten van het optreden, zonder uitgebreid in te gaan op de verschillende stappen, maar met een duidelijke beschrijving van de verdiensten van iedereen die meegewerkt heeft:
- de aspecten die in detail geobserveerd zijn en de voorgestelde oplossingen
- indien nodig, de aspecten die nog een Analyse behoeven
• Een synthese van de technische of organisatorische oplossingen en verbeteringen.
• Een algemene verantwoording van deze oplossingen, waarbij wordt aangetoond:
- dat zij de beschreven problemen werkelijk kunnen verhelpen.
- dat zij geen andere problemen zullen veroorzaken voor het geheel of een deel van de operatoren.
- dat zij niet tegenstrijdig zijn met de productiviteits- en rentabiliteitseisen van het bedrijf.
• De eventuele verantwoording voor een bijkomende Analyse.
• Een draaiboek voor de uitvoering van de voorgestelde oplossingen, met daarin wie doet wat, wanneer en hoe en tevens hoe de follow-up verloopt, om zo de kans op concrete resultaten te verhogen.
• Een samenvatting van dit eindverslag waarin op 1 bladzijde de belangrijkste tech- nische oplossingen worden herhaald.
1.3.3 S<hriftelijke prezentatie
Dergelijke verslagen zijn vaak te "formeel" en te "literair" opgesteld.
Aangezien het verslag bedoeld is om die inlichtingen te verschaffen die nodig zijn om beslissingen te nemen, moet het kort en eenvoudig zijn, ontdaan van alle oppervlak- kige, te algemene of niet ter zake doende uitweidingen.
Het is niet de bedoeling in telegramstijl te schrijven, maar de tekst moet toch:
• net als in deze tekst gebruik maken van xxxxxx'x en insprongen die de informatie overzichtelijk maken
• zo weinig mogelijk tabellen of statistieken bevatten
• de informatie systematisch en op een logische manier weergeven, zodat de gedachtegang makkelijk te volgen is
• indien nodig technische schema's of foto's bevatten.
Ten slotte moet de tekst grondig herlezen worden om
• herhalingen te vermijden
• het lezen en begrijpen te vergemakkelijken
• de logische gedachtegang en indeling in acht te nemen
• het opzoeken van specifieke informatie te vereenvoudigen
De samenvatting van 1 bladzijde zit niet, zoals gewoonlijk, achteraan, maar aan het begin, zodat zij meer aandacht krijgt dan de gedetailleerde uiteenzetting.
1.3.4 Wondelinge prezentatie
De precieze procedure hangt af van de omstandigheden.
Idealiter wordt dit verslag voorgesteld aan de volgende personen, al dan niet tege- lijkertijd aan de verschillende groepen:
• De werkgever, die instaat voor de gezonde arbeidsomstandigheden en die beslist.
• De operatoren, die immers rechtstreeks betrokken partij zijn. De efficiëntie van de technische oplossingen staat of valt immers met de uitvoering ervan, zodat het belangrijk is dat de personen die de oplossing moeten uitvoeren, geraadpleegd worden.
• Alle personen die op de verschillende niveaus hebben meegewerkt, aangezien het resultaat in de eerste plaats hun verdienste is.
• De hiërarchie, de technische staf, aangezien die instaat voor de uitvoering en het opvolgen van de oplossingen.
• De andere preventiepartners (bedrijfsarts, preventieadviseurs ...) uiteraard.
Het welslagen van het optreden hangt niet alleen af van de kwaliteit, maar vaak nog meer van de manier waarop het wordt voorgesteld.
Alle hoofdrolspelers (werkgevers, staf, operatoren) menen de werkomstandigheden goed te kennen, maar zij hebben er vaak een heel ander beeld van. Foto's kunnen dan nuttig zijn om een gemeenschappelijke voorstelling te hebben van de toestand, de problemen en de mogelijke verbeteringen. Ze moeten de aandacht vestigen op het uitgevoerde werk en op de algemene arbeidsomstandigheden, niet op de wijze waarop deze of gene operator het werk uitvoert.
1.3.5 Vervolg van de ztudie
Als de Observatiemethode op punten de aandacht vestigt die een meer diepgaan- de Analyse vereisen, moet een gespecialiseerde preventieadviseur op het betrok- ken gebied gecontacteerd worden.
De werkwijze die met deze preventieadviseur moet gevolgd worden, is:
• hem op de hoogte brengen van de resultaten van de twee eerste niveaus
Opsporing en Observatie
• herziening van de resultaten, de conclusies en de voorgestelde oplossingen
• deze oplossingen bevestigen of amenderen
• daarbij vaststellen welke aspecten een nadere specifieke Analyse behoeven.
1.4 ALGEWENE TOEPASSING VAN
PREVENTION
DE ANALYSEWETHODES SODANE
De Déparis-Opsporingsmethode en de Observatiemethodes van SOBANE worden best toegepast tijdens een vergadering met 4 tot 7 personen.
De deelnemers aan deze vergadering dienen of de werksituatie grondig te kennen of zullen zoeken naar oplossingen om de werksituatie te verbeteren en zullen mee werken aan de uitwerking ervan.
• Tijdens de Déparis Opsporing, worden bv. volgende zaken beslist:
- de vloer herstellen, sommige werktuigen of sommige recipiënten met chemi- sche produkten vervangen, sommige machinefilters veranderen, opslagruimtes verplaatsen, werkblad verhogen…
- één of meerdere aspecten van de werksituatie grondiger bestuderen tijdens één of meerdere specifieke Observatievergaderingen: bijvoorbeeld de werkruim- tes, de slechte houdingen, de chemische produkten ...
• Tijdens de Observatievergadering eigen aan bv. chemische produkten-, is de situatie herbekeken, worden de oplossingen voorzien tijdens de opsporing gevali- deerd, en verschillende bijkomende oplossingen bv. om het afval en de verpakkin- gen te controleren, worden voorgesteld. Dit kan opgelost worden maar een ander probleem, bv m.b.t. de ventilatie in de lokalen, blijkt op dit niveau niet oplosbaar.
• De Analysemethode gaat zich dus richten op het probleem van ventilatie dat nog niet opgelost werd. De ganse werksituatie wordt herzien m.b.t. de chemische pro- ducten en wat er tot nog toe werd voorgesteld, wordt eveneens overlopen.
In tegenstelling tot de Opsporing en de Observatiemethodes, wordt de Analyse in eerste instantie uitgevoerd door een externe preventieadviseur, dewelke niet noodzakelijk deelnam aan de vergaderingen m.b.t. de Opsporing en Observatie. Het is dus aangewezen dat hij zich eerst op de hoogte stelt van wat er al gereali- seerd werd en de voorgestelde keuzes en acties herbekijkt, alvorens bijkomende acties te ondernemen.
De werkwijze van deze preventieadviseur is de volgende:
1. Herziening van de resultaten van de Opsporing en de Observatie van de arbeidssituatie samen met de coördinator die deze 2 eerste niveaus realiseer- de
- daarbij rekening houdend met het reeds bij de vorige niveaus (Opsporing en
Observatie) uitgevoerde werk;
- daaraan zijn eigen kennis en ervaring toevoegend en
- daarbij vaststellend welke aspecten een nadere specifieke Analyse behoeven.
2. De eigenlijke Analyse van de arbeidssituatie voor deze specifieke aspecten in samenwerking met de mensen uit het bedrijf
- door deze specifieke aspecten grondiger te bestuderen
- door eventueel metingen uit te voeren, steeds met het oog op preventie
- door het bedrijf te helpen de voorgestelde oplossingen in de praktijk om te zetten.
Expertize
Analyziz
Obzervation
S<reening
Indien nodig wordt een kwantificering van de risico's uitgevoerd om bv. de omvang van een probleem te tonen en dus ook de noodzaak van de voorgestelde oplossingen te motiveren. Bovendien kan ook het verband worden aangetoond tus- sen de blootstelling en het traumatisme of een beroepsziekte.
De duur van de Analyse en dus ook de kostprijs ervan zijn afhankelijk van het vast- gestelde probleem en van het al dan niet moeten kwantificeren van de belasting of blootstelling.
1.4.1 Dezturing van de Obervatie met de preventieadvizeur
Continuïteit in de strategie en samenwerking tussen de sleutelfiguren op de ver- schillende niveaus zijn belangrijk. Daarom bestudeert de preventieadviseur de informatie die bij de niveaus Opsporing en Observatie verzameld is samen met degenen die deze informatie bestudeerd hebben, en in ieder geval samen met de coördinator van deze niveaus (de groepsanimator of de afzonderlijke waarnemer).
Zij moeten samen de volgende punten bespreken:
• De informatie over de arbeidssituatie: werkorganisatie, rotatie van de operatoren, variatie in de productie tijdens een werkdag, een werkweek, een jaar …
• De verschillende oplossingen, die al dan niet geschikt zijn bevonden en te bevesti- gen.
• De aspecten waarvoor een bijkomende Analyse nodig is.
De taak van de preventieadviseur bestaat erin:
• De bij niveaus 1 Opsporing en 2, Observatie, voorgestelde en al dan niet uit- gevoerde oplossingen geschikt of ongeschikt te verklaren.
• In detail de problemen te analyseren waarvoor nog geen oplossing gevonden werd.
• Het bedrijf te helpen de voorgestelde oplossingen in de praktijk om te zetten.
1.4.\ Eigenlijke Analyze
A. Doelztellingen
Tijdens deze tweede fase van de Analyse wordt gezocht naar oplossingen voor problemen die nog niet verholpen zijn. Hier gaat het dus over bepaalde specifieke aspecten van de arbeidssituatie.
In deze fase wordt meer specifieke of meer diepgaande informatie verzameld om te kunnen bepalen hoe deze problemen verholpen kunnen worden.
De preventieadviseur moet deze informatieverzameling voorbereiden samen met de mensen uit het bedrijf en de coördinator die de voorgaande niveaus onder- zocht hebben.
In bepaalde gevallen vereist de Analyse een gedetailleerde observatie van sommi- ge operatoren. Deze selectie is cruciaal. Als er niet op de juiste manier geselec- teerd wordt, anders gezegd niet representatief, levert dit onbetrouwbare Analyseresultaten op en kan er geen enkele conclusie worden getrokken die geldt voor alle operatoren.
Het aantal te observeren operatoren hangt af van de grootte van de groep. De vol- gende tabel is gebaseerd op de principes van de statistiek. De tabel geeft aan welke steekproef nodig is om voor 95% zeker te zijn dat minstens 1 operator van de 20% die het meest zijn blootgesteld, in de studie is opgenomen. Deze waarschijnlijkheid geldt niet bij een aselecte steekproef.Vandaar dus dat de steekproef niet aselect mag zijn. Met deze tabel kan het ideale aantal te observeren operatoren worden bepaald.
Grootte van de groep N | N ≤ 6 | 7-8 | 9-11 | 12-14 | 00-00 | 00-00 | 00-00 | 00-00 | >50 |
Grootte van de steekproef Ns | N | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 14 |
D. Te analyzeren arbeidzomztandigheden
Zoals de keuze van de operatoren, zal de keuze van de Analysemomenten niet toe- vallig zijn. Er moet immers rekening gehouden worden met de verschillende arbeids- omstandigheden die afhankelijk zijn van:
• de productie: normaal, regelmatig, seizoensgebonden …
• de staat van de productielijn: machines die stuk of niet goed afgesteld zijn, nieuwe machines …
• de rotatie van de operatoren
• het absenteïsme
Als er niet genoeg tijd of middelen zijn om alle verschillende gevallen te analyseren, moet duidelijk nagegaan worden of de geanalyseerde situaties representatief zijn voor de algemene omstandigheden dan wel voor de slechtst mogelijke omstandig- heden. Zo zal het bijvoorbeeld moeilijk zijn om de werkomstandigheden te bestu- deren als alle operatoren aanwezig zijn en als er één of meerdere ontbreken. Toch is het belangrijk na te gaan of dit verschil in aantal invloed heeft op het werkritme, de repetitiviteit … Als dit zo blijkt te zijn, moet bewezen worden dat de uitgevoer- de Analyse relevant is.
De preventieadviseur zoekt de ontbrekende informatie op via de methode die hij daarvoor geschikt acht:
• door de werkmethodes van sommige operatoren te vergelijken
• door te trachten te achterhalen waar die verschillen vandaan komen
• door na te gaan waar er technisch kan worden ingegrepen
• …
De belangrijkste methode is de rechtstreekse observatie van de operatoren in hun arbeidssituatie.
Voor sommige aspecten zoals de inrichting van de werkposten, de werkorganisatie, de RSI risico's, de goederenbehandeling…, kunnen foto's of een video bijkomende instrumenten zijn, maar kunnen de rechtstreekse waarneming niet vervangen. Toch bieden foto's en video een aantal extra mogelijkheden:
• verschillende personen (operatoren, dienst methodes, …) kunnen dezelfde beel- den zien en kunnen hun eigen visie op het probleem geven.
• de relevantie en de werkelijke impact van sommige voorgestelde oplossingen kan worden bestudeerd.
• de beelden kunnen nadien gebruikt worden als didactisch materiaal om (nieuwe) operatoren op te leiden.
• het verfijnen van de hulp bij het in de praktijk brengen van de aanbevolen oplos- singen, zoals bijvoorbeeld een opleiding goederenbehandeling, wordt vergemakke- lijkt.
Het gebruik van een video houdt echter het risico in dat de operator zijn gedrag en dus zijn werkwijze verandert omdat hij weet dat hij gefilmd wordt. Dit risico wordt beperkt als:
• de preventieadviseur vooraf al nauw heeft samengewerkt met de operatoren.
• aan iedere operator duidelijk wordt uitgelegd waarom er wordt gefilmd en wat er nadien met de opnames zal gebeuren. Dit is des te belangrijker als de operator nog niet heeft deelgenomen aan de vorige niveaus van het onderzoek.
• de operator vrij heeft ingestemd met de opnamen.
C. Eventuele metingen
In bepaalde gevallen kan de preventieadviseur het nodig achten enkele metingen uit te voeren: verlichting, luchtsnelheid, inspanningen, concentraties ... Eenvoudige metingen kunnen uitgevoerd worden en worden beschreven bij de Analysemethodes die werden ontwikkeld voor de verschillende domeinen.
De gesofisticeerde metingen vereisen het gebruik van moeilijke apparatuur, zoals o.a. luminantiemeters, frequentie analyses, goniometers ... Zij zijn voorbehouden voor niveau 4 Expertise en worden welbewust uitgevoerd door experts.
D. Gegevenzbeheer
Het gegevensbeheer vraagt veel deskundigheid van de preventieadviseur.
Er kan dus geen specifieke methodologie vastgelegd worden: de problemen zijn bekend, men weet waar men naar op zoek is.
Het is belangrijk om te benadrukken dat de Analyse zoals ze hier beschreven wordt, totaal verschillend is van de kwantificering die eventueel kan opgemaakt worden voor epidemiologisch onderzoek.
Hier worden antwoorden gezocht op vragen als: waarom is de situatie van deze aard; wat kan men doen om ze te wijzigen.
Discussies over deze vragen zouden rechtstreeks tot het antwoord moeten leiden en zo tot oplossingen ter verbetering.
Een kwantificeringsmethode daarentegen zoekt eerder antwoorden op vragen als: gedurende hoeveel procent van de tijd worden de werknemers blootgesteld aan dergelijk risico.
Om hierop te kunnen antwoorden moeten de tijd, de concentratie, het niveau … gekwantificeerd worden, zonder te letten op de oorzaken van deze belasting.
De gedetailleerde Analyse van de verzamelde inlichtingen en de zoektocht naar oplossingen is niet de taak van de preventieadviseur alleen, ook al is hij meestal degene die deze taak uitvoert.
• Idealiter nemen ook de personen deel die op de hoogte zijn van de technische en praktische implicaties, met name de operatoren en de staf.
• Als deze personen niet rechtstreeks kunnen deelnemen, moet in ieder geval hun mening worden gevraagd over de aanbevelingen van de preventieadviseur, voordat deze in de praktijk worden gebracht. Deze gelaagde aanpak is de meest gangbare, maar is zelden de snelste en leidt zeker niet altijd tot betere resultaten.
Of de inbreng van de preventieadviseur goede resultaten oplevert hangt recht- streeks af van:
• De kwaliteit van het werk dat op de vorige niveaus geleverd is.
• De kwaliteit van het overleg met de betrokken personen uit het bedrijf.
1.4.3 Samenvatting van de rezultaten aan het eind van de analyze
Na de Analyse schrijft de preventieadviseur meestal een verslag.
Het presentatie- en discussieproces over het eindverslag moet van meet af aan gestructureerd verlopen, zodat het tot beslissingen leidt (ook al wordt er beslist om niets te doen!).
Hiertoe moet - liefst bij het begin van het optreden van de preventieadviseur - de procedure worden vastgelegd met betrekking tot:
• de mensen uit het bedrijf met wie de preventieadviseur zal samenwerken
• de planning in de tijd
• het soort verslag
• de presentatie(s) van het verslag
• het gevolg dat eraan zal worden gegeven, eventueel samen met een expert
• de opvolgingsmethode voor het toepassen van de oplossingen in de werksituatie en de beoordelingen van hun doeltreffendheid.
• een planning, met wie doet wat, wanneer en hoe. Zonder deze planning zullen de aanbevelingen dode letter blijven in plaats van tot concrete resultaten voor de operatoren te leiden.
A. Inhoud
Deze Analyse zou in principe de laatste stap van het proces moeten zijn. Het ver- slag geeft dus een samenvatting van de informatie die gaandeweg verzameld is en van de oplossingen en/of verbeteringen die zijn gepland of uitgevoerd.
Dit verslag omvat:
• De beschrijving van het probleem:
- hoe het probleem is gebleken: na klachten, ziekte, afwezigheden …
- de mening van de operatoren en van de mensen uit het bedrijf tijdens de
Opsporing.
• De resultaten van het optreden, zonder uitgebreid in te gaan op de verschillende stappen, maar met een duidelijke beschrijving van de verdiensten van iedereen die meegewerkt heeft:
- de aspecten die in detail geobserveerd zijn en de voorgestelde oplossingen.
- de aspecten die in detail geanalyseerd zijn en de voorgestelde oplossingen.
- indien nodig, de aspecten die nog een Expertise behoeven.
• Een synthese van de technische of organisatorische oplossingen en verbeteringen.
• Het voorstel om prototypes te maken of tests uit te voeren als sommige oplos- singen nog technisch verfijnd moeten worden.
• De maatregelen die eventueel genomen moeten worden om de operatoren cor- rect in te lichten en op te leiden inzake:
- de beste procedures om taken uit te voeren, en de procedures die vermeden moeten worden.
- de gezondheids- en veiligheidsrisico's.
• Een rangschikking van de voorgestelde maatregelen volgens:
- wat onmisbaar is
- wat noodzakelijk is
- wat wenselijk is
• Een algemene verantwoording van deze oplossingen, waarbij wordt aangetoond:
- dat zij de beschreven problemen werkelijk kunnen verhelpen.
- dat zij geen andere problemen zullen veroorzaken voor het geheel of een deel van de operatoren.
- dat zij niet tegenstrijdig zijn met de productiviteits- en rentabiliteitseisen van het bedrijf.
• De eventuele verantwoording voor een bijkomende Expertise.
• Een draaiboek voor de uitvoering van de voorgestelde oplossingen, met daarin wie doet wat, wanneer en hoe en tevens hoe de follow-up verloopt, om zo de kans op concrete resultaten te verhogen.
• Een samenvatting van dit eindverslag waarin op 1 bladzijde de belangrijkste tech- nische oplossingen worden herhaald.
D. S<hriftelijke prezentatie
Dergelijke verslagen zijn vaak te "formeel" en te "literair" opgesteld.
Aangezien het verslag bedoeld is om die inlichtingen te verschaffen die nodig zijn om beslissingen te nemen, moet het kort en eenvoudig zijn, ontdaan van alle oppervlak- kige, te algemene of niet ter zake doende uitweidingen.
Het is niet de bedoeling in telegramstijl te schrijven, maar de tekst moet toch:
• net als in deze tekst gebruik maken van xxxxxx'x en insprongen die de informatie overzichtelijk maken
• zo weinig mogelijk tabellen of statistieken bevatten
• de informatie systematisch en op een logische manier weergeven, zodat de gedachtegang makkelijk te volgen is
• indien nodig technische schema's of foto's bevatten.
Ten slotte moet de tekst grondig herlezen worden om
• herhalingen te vermijden
• het lezen en begrijpen te vergemakkelijken
• de logische gedachtegang en indeling in acht te nemen
• het opzoeken van specifieke informatie te vereenvoudigen.
De samenvatting van 1 bladzijde zit niet, zoals gewoonlijk, achteraan, maar aan het begin, zodat zij meer aandacht krijgt dan de gedetailleerde uiteenzetting.
C. Wondelinge prezentatie
De precieze procedure hangt af van de omstandigheden.
Idealiter wordt dit verslag voorgesteld aan de volgende personen, al dan niet tege- lijkertijd aan de verschillende groepen:
• De werkgever, die instaat voor de gezonde arbeidsomstandigheden en die beslist.
• De operatoren, die immers rechtstreeks betrokken partij zijn. De efficiëntie van de technische oplossingen staat of valt immers met de uitvoering ervan, zodat het belangrijk is dat de personen die de oplossing moeten uitvoeren, geraadpleegd worden.
• Alle personen die op de verschillende niveaus hebben meegewerkt, aangezien het resultaat in de eerste plaats hun verdienste is.
• De hiërarchie, de technische staf, aangezien die instaat voor de uitvoering en het opvolgen van de oplossingen.
• De andere preventiepartners (bedrijfsarts, preventieadviseurs ...) uiteraard.
Het welslagen van het optreden hangt niet alleen af van de kwaliteit, maar vaak nog meer van de manier waarop het wordt voorgesteld. Er moet dus extra aandacht worden besteed aan het uitwerken van audiovisueel materiaal. Dit aspect past ech- ter niet binnen het huidige document, waarin we dus enkel dieper ingaan op het gebruik van video-opnames.
Alle hoofdrolspelers (werkgevers, staf, operatoren) menen de werkomstandigheden goed te kennen, maar zij hebben er vaak een heel ander beeld van. Foto's of een video kunnen dan nuttig zijn om een gemeenschappelijke voorstelling te hebben van de toestand, de problemen en de mogelijke verbeteringen. Ze moeten de aandacht vestigen op het uitgevoerde werk en op de algemene arbeidsomstandigheden, niet op de wijze waarop deze of gene operator het werk uitvoert.
Foto's of een video kunnen ook gebruikt worden bij de opleiding van operatoren, en in het bijzonder bij nieuwelingen in een bepaalde arbeidssituatie. Deze opname moet wel gericht zijn op de manier waarop het werk wordt uitgevoerd. Deze foto's of video verschillen van de vorige en vormen er een aanvulling op. Als iedere opera- tor persoonlijk de toestemming heeft gegeven (uiteraard nadat hij volledig is ingelicht over de doelstelling), kunnen de foto's en de video gemaakt worden met opeenvolgende beelden die de mogelijk "gevaarlijke" werkmethodes tonen en ver- gelijken met andere werkmethodes die gezonder of veiliger zijn (manier van werken, dit werktuig in plaats van een ander, beperkte krachtinspanningen, opruimen, circu- latie...). Deze cassette mag nadien enkel worden gebruikt met toestemming van de operatoren en zonder dat zij ergens van beschuldigd kunnen worden.
D. Vervolg van de ztudie
Als de studie er gekomen is na klachten bij sommige operatoren, moeten deze men- sen concreet geholpen worden om de klachten zo snel mogelijk te verhelpen en hen opnieuw een normaal leven en normale arbeidsomstandigheden te geven. Dit is dus
een medisch probleem, dat de bedrijfsarts direct of indirect (samen met de huisarts) moet behandelen.
Het is niet onbelangrijk te vermelden dat sommige arbeidsomstandigheden aan- vaardbaar kunnen zijn voor sommige personen, maar volstrekt onaanvaardbaar voor andere personen. De herstelperiode kan hierdoor langer duren of de aandoening kan in sommige gevallen verergeren. Personen kunnen dus niet meteen opnieuw aan het werk zodra de arbeidsomstandigheden verbeterd zijn.
Alle werkdocumenten die op de verschillende niveaus gebruikt zijn worden in het bedrijf bewaard. Zo kunnen zij later dienen als referentiepunt bij het aanpassen van werkplekken of bij het uitdenken van nieuwe arbeidsomstandigheden.
\. NIVEAU \: ODSERVATIE
PREVENTION
Expertize
Analyziz
Obzervation
S<reening
23
PREVENTION
\.1.1. Doelztellingen
• Bestuderen van de situatie in het algemeen en op de werkplaats, voor wat betreft:
• de werkomstandigheden
• de risico's op ongevallen door vallen of uitglijden veroorzaakt door de staat van de vloer of het werken op hoogte (ladders, ...).
• De technische maatregelen definiëren die onmiddellijk genomen kunnen worden om de risico's te voorkomen/verbeteren.
• Bepaal of een grondigere Analyse (niveau 3)
• noodzakelijk is
• dringend is (en zo ja, hoe dringend is ze ?)
• en met welk doel.
\.1.\ Wie ?
• De werknemers en hun staf.
• De mensen uit het bedrijf (staf, studiebureau, interne preventieadviseurs) die de werksituatie goed kennen.
\.1.3 Hoe?
Een meer gedetailleerde beschrijving van de toepassing van de Observatiemethodes wordt beschreven in de algemene inleiding van de SOBANE-methode.
Enkel de voornaamste richtlijnen worden hieronder vermeld.
De werkmethode is vergelijkbaar met deze gebruikt tijdens het niveau 1,
Opsporingsmethode (Déparis), en de deelnemers zouden dezelfde moeten zijn:
1. Keuze van een "arbeidssituatie”. Dit is een kleine groep werkposten die samen een geheel vormen.
2. Aanduiden van een coördinator.
3. Voorbereiding van de coördinator: hij leest de Observatiemethode grondig, leert hoe ze te gebruiken en past ze aan de betrokken arbeidssituatie aan.
4. Oprichten van een werkgroep samengesteld uit de belangrijkste werknemers en personen van de technische omkadering.
Als er zowel mannen als vrouwen tewerkgesteld zijn in de onderzochte arbeids- situatie, zullen beide sexen in de werkgroep vertegenwoordigd zijn.
5. Vergadering van de werkgroep in een rustig lokaal dicht bij de werkposten (gemiddeld gedurende een tweetal uren).
6. Duidelijke uitleg door de coördinator over het doel van de vergadering en de procedure.
7. Discussie over elke rubriek met de nadruk op:
• wat concreet kan gedaan worden om de situatie te verbeteren, door wie en wanneer
• datgene waarvoor, op Analyseniveau, de hulp van een preventieadviseur moet worden ingeroepen.
Tijdens de discussie over de werksituatie wordt rekening gehouden met de karakteristieken van de werknemers. Er wordt speciale aandacht besteed aan het feit dat het om mannen of vrouwen gaat, jonge of oudere werknemers, mensen die de taal al of niet kennen …
Expertize
Analyziz
Obzervation
S<reening
8. Na de vergadering maakt de coördinator een syntheseverslag van de voorge- stelde oplossingen. Dit bevat:
• de gebruikte tabellen, met duidelijke informatie zoals besproken tijdens de vergadering
• de lijst met mogelijke oplossingen met voorstel van wie doet wat en wan- neer
• de lijst met de meer in detail te bestuderen punten op niveau 3, Analyse, en hun prioriteiten.
9. De resultaten worden voorgesteld aan de deelnemers van de werkgroep, aan de directie en aan het comité voor preventie en bescherming op het werk. Er kun- nen punten aangepast of toegevoegd worden en beslissingen genomen worden tijdens deze vergaderingen.
10. Vervolg van de studie voor de niet opgeloste problemen door middel van het niveau 3 van de methode, Analyse.
Wanneer het niet lukt om een vergadering met 3 tot 6 medewerkers te organise- ren, zal de coördinator het observatieniveau zelf sturen. Dit gebeurt best in samen- werking met 1 of 2 werknemers en het overleg kan eventueel op de werkvloer georganiseerd worden.
Deze situatie is niet ideaal maar blijft nuttig om de preventie te bevorderen. Op deze manier kan het eventueel beroep doen op een extern deskundige voorbereid wor- den.
\.1.4 Te bezpreken punten
1. Systematische inspectie en onderzoek naar preventie/verbeteringsmaatre- gelen betreffende :
• de staat van de vloeren
• de rijwegen voor intern transport
• de arbeidsplaatsen
• de trappen
• het vallen van personen of voorwerpen
• het gebruik van ladders
2. Synthese: beoordelen van de werksituatie in haar geheel
• beoordeling van de huidige situatie
• beoordeling van de toekomstige situatie
3. Verslag van de preventie/verbeteringsacties. Wie doet wat en wanneer ?
• noodzaak van een al dan niet dringende Analyse, niveau 3, en definiëring van de doelstellingen.
4. Maatregelen op korte termijn
Ieder onderwerp van de Observatiemethode bestaat uit twee delen:
• De delen "stand van zaken" zullen bruikbaar zijn bij een eerste benadering van de werksituatie. Zij omvatten in eerste instantie het verbeteren van de situatie conform de wetgeving.
• Wanneer de situatie aan de eisen beantwoordt, volstaat het om slechts de delen "periodiek toezicht" te gebruiken die het behoud in goede staat van de arbeidsplaatsen omvatten. Op dat ogenblik dient men geen rekening meer te hou- den met aspecten van fysieke ligging, aantal en uitrusting, die reeds vooraf geveri- fieerd en verbeterd werden.
In het geval van een belangrijke herstructurering van de onderneming, zal aanbevo- len worden de procedure in zijn geheel te hernemen.
\.\.1. Staat van de vloeren (Fi<he 1)
Stand van zaken: controleer:
• De kwaliteit:
• de stabiliteit van het wegdek (zand, kiezelstenen… waarop men de voeten kan omslaan)
• de aanwezigheid van roosters of afdekplaten op openingen in de vloer
• de totale belasting (opgeslagen goederen, machines…) in verhouding tot de maximaal toegelaten belasting
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
Periodiek toezicht: controleer:
• De kwaliteit:
• de aanwezigheid van kuilen, bulten, beschadigde of losliggende tegels
• de staat van roosters of afdekplaten die op openingen in de vloer geplaatst wer- den
• vochtige, gladde vloeren…
• de aanwezigheid van waterplassen, olievlekken of vet
• Het onderhoud
• de aanwezigheid van een absorberend product (zand, zaagmeel) om vloeistoffen of gemorste olie op te slorpen
• regelmatig schoonmaken met specifieke producten : doeltreffendheid van het schoonmaken
• De belemmeringen : buizen, kabels, schaafkrullen, schroot, spijkers, vreemde voor- werpen, onnodige opslag van goederen…
• Aangepast schoeisel (schoenen, laarzen…)
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
\.\.\. Rijwegen (Fi<he \)
Stand van zaken: controleer:
• De breedte, rekening houdend met het aantal personen en voertuigen in omloop
• De scheiding tussen de doorgang voor de voetgangers en de rijwegen voor de voertuigen (transpaletten, vorkheftrucks…)
• De algemene signalisatie: verkeersborden, voorrang, vloermarkeringen… die de uitgangen, de richtingen, de hoogteverschillen, de hindernissen aanduiden
• De doorgang boven de transportbanden, lopende banden…
• De aanwezigheid van trapleuningen en relingen indien de doorgang zich op een hoger gelegen vlak situeert.
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
Periodiek toezicht: controleer:
• De zichtbaarheid voor voertuigen en voetgangers, in het bijzonder op kruispun- ten
• De staat van de signalisatie in het algemeen voor wat betreft : de verkeersborden, de voorrangsregeling, de vloermarkeringen, ... die de uitgangen, de richtingen, de hoogteverschillen, de hindernissen aanduiden
• De bescherming tegen gevaarlijke activiteiten die gebeuren in de onmiddellijke omgeving ervan : laswerk, vrijkomen van deeltjes…
• Staat van trapleuningen en relingen indien de doorgang zich in de hoogte situeert.
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
\.\.3. Uitgangen, verli<hting en nooduitgangen
(Fi<he 3)
Stand van zaken: controleer:
• Het aantal en de localisatie van de nooduitgangen
• Gemakkelijk te openen naar buiten toe, moeiteloos en zonder sleutel
• De veiligheid van de deuren: type, openingsrichting, afstand van de trappen, mar- kering op glazen deuren...
• in geval van controle van toegang, moet een ontgrendeling van de deuren moge- lijk zijn van de binnenkant om te kunnen weggaan
• Noodverlichting
• autonome voeding door middel van een batterij
• duidelijke signalisatie van de nooduitgangen wanneer de hoofdverlichting uitge- vallen is
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
Periodiek toezicht: controleer:
• Staat van de nooduitgangen, moeiteloos te openen zonder sleutel
• De belemmeringen
• Staat van de noodverlichting
• staat van elke lamp
• regelmatige test van de batterij van elke lamp
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
\.\.4. Arbeidzplaatzen (Fi<he 4)
Stand van zaken: controleer:
• Hun afmetingen: oppervlakten, hoogtes, vrije ruimte per persoon …
• De veiligheid:
• afstand tussen machines
• toegang tot gevaarlijke zones
• Het aantal, type en de plaatsing van de vuilnisbakken
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
Periodiek toezicht: controleer:
• De veiligheid:
• bescherming tegen vallende voorwerpen en wegspringende deeltjes
• aanwezigheid van voorwerpen waaraan men zich kan kwetsen of die een val kunnen veroorzaken : spijkers, splinters, scherpe kanten, uitstekende voorwer- pen
• toegang tot gevaarlijke zones
• Netheid en rangschikking van het materiaal en de hulpmiddelen
• Staat van de vuilnisbakken en verwijdering van gevaarlijke grondstoffen (verf, sol- venten, oliën…)
• Het onderhoud:
• gebruikte technieken en onderhoudsproducten
• ongedierte, stofdeeltjes, omvervallen van recipiënten van vloeistoffen, vetten, afval
• frequentie van het onderhoud
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
\.\.5. De trappen (Fi<he 5)
Stand van zaken: controleer:
• Het ontwerp: maximale last, breedte, hoogte, aantal en plaatsing van trapleunin- gen…
• De bekleding van de treden : antislipmaterialen
• Aanwezigheid van hellingen: trapleuning/reling, plint, overloop
• Veiligheid tov de rijwegen voor intern transport (leuning)
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
Periodiek toezicht: controleer:
• De staat van de treden: anti-slipmaterialen
• Staat van de hellingen: trapleuning of reling, plint, overloop
• Hun onderhoud en obstakels
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
\.\.6. Het vallen van perzonen of obje<ten (Fi<he 6)
Stand van zaken: controleer:
• De veiligheid van werkplatformen op meer dan 70 cm hoogte :
• hun afmetingen
• de aanwezigheid van leuningen
• vermelding van maximale last
• de aanwezigheid van een vaste trap
• De openingen in de vloer: deksel of solide afrasteringen
• De uitrusting voor het heffen van lasten (kettingen, kabels, …)
• het beleid betreffende het nazicht en het periodiek onderhoud
• zijn keus voor het uit te voeren werk
• de vermelding van de maximale belasting
• de signalisatie door pictogrammen, verlichting
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
Periodiek toezicht: controleer:
• De veiligheid van werkplatformen op meer dan 70 cm hoogte :
• hun stabiliteit
• staat van de leuningen
• de toegangsbeperking
• orde om het vallen van voorwerpen te voorkomen
• gebruik van een veiligheidsharnas en een individuele valbeveiliging indien nodig
• De uitrusting voor het heffen van lasten (kettingen, kabels, koorden, …)
• het periodiek nazicht en het onderhoud
• ruimtelijke organisatie :
* geen doorgang van personen onder de last
* geen verplaatsing van de lasten boven personen
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
\.\.7. Het gebruik van ladderz (Fi<he 7)
Periodiek toezicht: controleer:
• De keuze en het nakijken voor het gebruik
• de gebruiksomstandigheden:
* occasionele werken en werken van korte duur
* mogelijkheid tot gebruik van steigers, gondels, …
• de keuze van ladders in functie van het uit te voeren werk: lengte, stevigheid, materiaal
• staat van de ladders: ladderbomen, sporten, steunvoet met xxxxxxxx, bevestigings- haken in het bovenste deel, netheid van stijlen en sporten (olie, vet, modder,…)
• Plaatsing van de ladder
• het verplaatsen
• de omgeving waar de ladder wordt opgesteld
* stevige en stabiele ondergrond, niet glad en horizontaal
* voldoende verwijderd van deuren en doorgangen
* of de ondergrond stabiel maken door middel van een paneel vastgemaakt in de vloer
• blokkeren van deuren en ramen tegenover de ladder
• de helling: de afstand van de voeten tot het steunpunt is gelijk aan ongeveer 1/4 van de hoogte (ten opzichte van dit steunpunt)
• blokkeren van de voet van de ladder
• de wijze van rechtzetten van de niet uitgeschoven ladder
• het openplooien van de ladder vanaf de grond
• de stabiliteit ter hoogte van het steunpunt
• de overschrijding van het steunpunt
• vastmaken van de ladder (verplicht wanneer deze meer dan 25 sporten heeft)
• De wijze van beklimmen, afdalen en het werk op de ladder
• persoon die de voet van ladder tegenhoudt
• type en staat van de schoenen
• de wijze van het beklimmen en afdalen van de ladder met voorwerpen
• de houding op de ladder:
* zich vasthouden met één hand
* met het zwaartepunt van het lichaam tussen de stijlen
* zonder zijdelingse bewegingen
* zonder de 3 laatste sporten te beklimmen
• gebruik van een veiligheidsharnas indien nodig
• Na gebruik
• de reiniging van de ladder volgens de richtlijnen van de fabrikant
* handleiding ivm onderhoud is ter beschikking van de gebruikers
• het opbergen
• de verwijdering van de ladder in het geval van gebreken
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
\.\.8. Syntheze
• Bestaand risico: beoordeling van de risico's op ongevallen: Beoordeling van de bestaande werksituatie:
• op basis van
* de Observaties zoals hierboven beschreven
* de staat van de vloeren, de rijwegen, de arbeidsplaatsen, de nood- uitgangen
* het gebruik van ladders
* de aanwezigheid van trappen
* het werken op hoogte
• vindt u de situatie
* aanvaardbaar ?
* te controleren door een deskundige (ergonoom, preventieadviseur…) ?
* onaanvaardbaar en snel te verbeteren ?
• Balans van de voorgenomen preventie/verbeteringsmaatregelen
• bepaal duidelijk wie wat doet en wanneer, en met welke prioriteit, vanaf de ant- woorden aan deze vragen:
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbe- teren?
Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
• Restrisico na preventiemaatregelen
• evalueer de te verwachten situatie na invoering van de hierboven voorgestelde preventie/verbeteringsmaatregelen.
• Noodzaak van een grondigere Analyse (niveau 3)
* op basis van de noodzaak van tussenkomst door een deskundige
* op basis van het geschatte restrisico
• hoe dringend?
• wat zijn de doelstellingen: op welke punten moeten ze betrekking hebben?
* voor welke tussenkomsten aan de installaties?
\.\. . Waatregelen op korte termijn
• Verbod van toegang tot bepaalde werkzones of rijwegen …
• Aanduiden van kuilen, beschadigde tegels … op vloerniveau
• Op welke manier?
• Binnen welke termijn?
\.3 VERSLAG VAN
DE ODSERVATIESTUDIE
\.3.1 Samenvatting van
de rezultaten van de obzervatie
Het verslag bestaat uit een samenvatting van alle tot op dat ogenblik bekomen infor- matie. Zowel oplossingen en/of verbeteringen die gepland of reeds uitgevoerd zijn, worden er in weergegeven.
Dit verslag omvat:
• De samenvatting van de punten van voor de Observatie:
- de wijze waarop het probleem naar boven kwam en hoe het omschreven werd in het begin
- de grote lijnen van de Opsporingsstudie met de operatoren en hun staf.
• De resultaten van de Observatie en de voorgestelde oplossingen. Het bijge- voegde syntheseverslag wordt hiervoor gebruikt. Dit verslag overloopt de ver- schillende punten van de Observatiemethode.
• Een algemene verantwoording van deze oplossingen, waarbij wordt aangetoond:
- dat zij de beschreven problemen werkelijk kunnen verhelpen
- dat zij geen andere problemen zullen veroorzaken voor de operatoren
- dat zij niet tegenstrijdig zijn met de productiviteits- en rentabiliteitseisen van het bedrijf.
• Een synthese van de technische of organisatorische oplossingen en verbeteringen met een voorstel van wie doet wat, wanneer en hoe en tevens hoe de follow- up verloopt.
• Een samenvatting van de aspecten die niet opgelost werden en waarvoor een bij- komende Analyse noodzakelijk is.
• Een samenvatting van dit eindverslag waarin op 1 bladzijde de belangrijkste tech- nische oplossingen opgenomen worden .
Een meer gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop het verslag dient gemaakt te worden en de manier van presentatie aan de directie en de werknemers, bevindt zich in de algemene inleiding van de SOBANE-methode.
\.3.\ Het verzlag
Synthesedocument voor het verzamelen van informatie:
• aan te passen aan de situatie
• te gebruiken voor het opstellen van het verslag
Bedrijf :
Werksituatie :
Coördinator :
Personen die aan deze studie hebben deelgenomen : Data :
1. Staat van de vloeren
- Stand van zaken -
Factor | Waarnemingen | Preventie/bescherming |
• Kwaliteit • stabiliteit • openingen • lasten |
- Periodiek toezi<ht –
Factor | Waarnemingen | Preventie/bescherming |
• Kwaliteit • Onderhoud • Toegankelijkheid • Schoenen |
\. Rijwegen
- Stand van zaken -
Factor | Waarnemingen | Preventie/bescherming |
• Breedte • Scheiding (voetgangers) • Signalisatie • Doorgang • Leuning |
- Periodiek toezi<ht -
Factor | Waarnemingen | Preventie/bescherming |
• Zichtbaarheid • Staat van de signalisatie • Beveiligingen • Staat van de leuning |
3. Uitgangen, verli<hting en nooduitgangen
- Stand van zaken -
Factor | Observations | Prévention/protection |
• Nooduitgangen • aantal • breedte • veiligheid • Veiligheidsverlichting • autonome voeding • signalisatie van uitgangen |
- Periodiek toezi<ht –
Factor | Waarnemingen | Preventie/bescherming |
• Staat van de nooduitgangen • Hun toegankelijkheid • Staat van de veiligheidsverlichting • lampen • testen van de batterijen |
4. Arbeidzplaatzen
- Stand van zaken -
Factor | Waarnemingen | Preventie/bescherming |
• Afmetingen • Veiligheid • afstanden • toegang • Orde en opstelling • Aantal en type van vuilnisbakken |
- Periodiek toezi<ht -
Factor | Waarnemingen | Preventie/bescherming |
• Veiligheid • beschermingen • voorwerpen • toegang • Orde en opstelling • Staat van de vuilbakken, afval • ∑ Onderhoud |
5. De trappen
- Stand van zaken -
Factor | Waarnemingen | Preventie/bescherming |
• Ontwerp • Bekleding van de treden • Aanwezigheid van hellingen • Veiligheid |
- Periodiek toezi<ht -
Factor | Waarnemingen | Preventie/bescherming |
• Staat van de treden • Staat van de hellingen • Onderhoud en toegankelijkheid |
6. Het vallen van perzonen of voorwerpen
- Stand van zaken -
Factor | Waarnemingen | Preventie/bescherming |
• Veiligheid van de platformen • afmetingen • leuning • maximale last • toegangstrap • Openingen in de vloer • Uitrusting van hefwerktuigen • controle • kwaliteit • maximale last • signalisatie |
- Periodiek toezi<ht -
Factor | Waarnemingen | Preventie/bescherming |
• Veiligheid van de platformen • stabiliteit • staat van de leuning • toegangsbeperking • orde • helm • Uitrusting van de hefwerktuigen • controle • organisatie |
7. Gebruik van ladderz
- Periodiek toezi<ht -
Factor | Waarnemingen | Preventie/bescherming |
• Keuze en controle • Plaatsing van de ladder • verplaatsen • ruimte voor het opstellen van de ladder • blokkeren van deuren en ramen • helling • blokkeren van de voet van de ladder • ontplooiing • steunpunt * stabiliteit * overschrijding • Beklimmen en afdalen van de ladder • stabiliteit • schoenen • wijze waarop • positie • veiligheidsharnas • Na gebruik • onderhoud • rangschikking |
8. Syntheze
• Bestaand risico
• op basis van:
* de Observaties zoals hierboven beschreven
* de staat van de vloeren, de rijwegen, de arbeidsplaatsen, de nood- uitgangen
* het gebruik van ladders
* de aanwezigheid van trappen
* het werken op hoogte
• de toestand is:
* aanvaardbaar
* te controleren door een deskundige (ergonoom, preventieadviseur,…)
* onaanvaardbaar en snel te verbeteren
• Balans van de voorgenomen aanpassings-/verbeteringsmaatregelen
• wie doet wat, wanneer en met welke prioriteit ?
Wie | Wat | Wanneer |
• Restrisico na preventiemaatregelen
• te verwachten situatie
• Noodzaak van een grondige Analyse (niveau 3)
• dringendheid?
• welke doelstellingen?
. Waatregelen op korte termijn
• Welke ?
• Wie?
• Op welke manier?
• Wanneer?
• Binnen welke termijn?
3. NIVEAU 3: ANALYSE
PREVENTION
Expertize
Analyziz
Obzervation
S<reening
39
3.1.1 Doelztellingen
PREVENTION
• Meer gerichte preventie/verbeteringsmaatregelen uitwerken,
• door specifieke metingen
• door het gebruik van meer gespecialiseerde technieken.
• Nagaan of een nog grondiger onderzoek noodzakelijk is (Expertise, niveau 4).
3.1.\ Wie ?
• Mensen uit het bedrijf zelf, bijgestaan door een preventieadviseur die beschikt over:
• de nodige vakkennis inzake methodologie
• de nodige meetapparatuur.
3.1.3 Hoe?
Een meer gedetailleerde beschrijving van de toepassing van de Analyse- methodes wordt beschreven in de algemene inleiding van de SOBANE- methode. Enkel de voornaamste richtlijnen worden hieronder vermeld.
De werkwijze van de preventieadviseur is de volgende:
1. Herzien van de resultaten van de Opsporing en de Observatie van de arbeidssituatie samen met de coördinator die deze 2 eerste niveaus realiseer- de
• de preventieadviseur zal zo het reeds bij de vorige niveaus (Opsporing en
Observatie) uitgevoerde werk leren kennen.
• hij beoordeelt dat werk en de voorgestelde oplossingen vanuit het oogpunt van zijn specifieke kennis. Hij stuurt deze bij indien noodzakelijk of bevestigt de juistheid van de oplossingen.
• tenslotte beslist hij welke aspecten een nadere specifieke Analyse behoeven.
2. Uitvoeren van de eigenlijke Analyse van de arbeidssituatie voor deze specifieke aspecten in samenwerking met de mensen uit het bedrijf
• door deze specifieke aspecten grondiger te bestuderen
• door eventueel metingen uit te voeren, steeds met het oog op preventie
• door het bedrijf te helpen de voorgestelde oplossingen in de praktijk om te zetten.
3.1.4 Te bezpreken punten
1. Grondig onderzoek van de aard van de vloeren, de rijwegen, de arbeids- plaatsen, de ladders, de trappen, ...
2. Werk mogelijke preventie/verbeteringsmaatregelen uit volgens dezelfde werkwijze als in niveau 2, Observatie.
3. Bepaal het bestaand risico.
4. Bepaal het restrisico na preventie/verbetering.
5. Bepaal of een niveau 4, Expertise, noodzakelijk is en zo ja, hoe dringend hiertoe moet worden overgegaan en met welke doelstellingen.
6. Bepaal welke maatregelen op korte termijn genomen kunnen worden.
Expertize
Analyziz
Obzervation
S<reening
3.1.5. Terminologie
Schade-effect: | Elk ongewenst gevolg te wijten aan het ongeval (val,…) • verstuikingen • breuken • … • overlijden |
Kans dat een bepaald gevolg of een bepaalde schade zich voordoet, rekening houdend met de blootstelling: frequentie en duur van het werk op hoogte, van het gebruik van ladders, … | |
Restrisico | Kans dat hetzelfde gevolg zich voordoet na verbetering van de werksituatie |
3.\. PROCEDURE
3.\.1. Grondige ztudie
Herneem de punten van de Observatie en leg de nadruk op :
• Staat van de vloeren
• kwaliteit
* zoek een aangepaste vloerbekleding rekening houdend met de omgeving: bestand tegen oliën, zuren, bestand tegen slijtage te wijten aan verplaatsingen met vervoermiddelen…
* zoek een aangepaste vloerbekleding met antisliplaag
• onderhoud
* zoek naar onderhoudstechnieken die de beste resultaten opleveren rekening houdend met de wijze van onderhoud (wegzuigen, poeders, vloeistof …)
* controleer of de onderhoudsproducten doeltreffend zijn en geen problemen veroorzaken
• belemmeringen
* herbekijk het voedingssysteem van de installaties : energie of vloeistof… of herbekijk de organisatie van de ruimtes
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
• Rijwegen
• breedte
* bereken de optimale breedte in functie van het aantal personen en de voer- tuigen in omloop
• verkeer voetgangers-voertuigen
* herbekijk het intern verkeersplan in de onderneming in functie van de acti- viteiten en de frequentie van verplaatsing
* herbekijk het signalisatieplan in het algemeen en op de verschillende punten
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
• Uitgangen, verlichting, nooduitgangen
• nooduitgangen
* herbekijk hun aantal en hun ligging
* herbekijk het blokkeersysteem of de automatische vergrendeling
• verlichting
* herbekijk het type, het aantal en de plaats van de lampen
* controleer de staat van de batterijen en hun elektrisch voedingssysteem
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
• Arbeidsplaatsen
• afmetingen
* herbekijk de ruimtelijke ordening van de machines, de rijwegen
• veiligheid
* herbekijk de ruimtelijke ordening van de opslagplaatsen
* herbekijk de veiligheidssytemen en de aanwijzingen die de toegang tot de gevaarlijke zones beperken
• orde
* herbekijk het systeem van rangschikking : plaats, hoeveelheid, aard …de vuil- bakken, containers …
• onderhoud
* herbekijk het onderhoudssysteem : type, frequentie, aard van de producten
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
• Trappen
• herbekijk de afmetingen van de trappen (hellingen, afmetingen van de treden, draagkracht…) en de veiligheidsvoorzieningen (reling, leuning …)
• controleer regelmatig de individuele valbeveiliging en de veiligheidsharnassen
• herbekijk de circulatie in de onderneming : toegangsdeuren, veiligheidsafstanden
…
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
• Val van personen of voorwerpen (Fiches 8, 11, 12 en 13)
• leuning
* herbekijk het bevestigingssyteem, de afmetingen
* herbekijk de systemen ter preventie van vallen
• ordening
* herbekijk het systeem van ordening en opslag
• hefwerktuigen
* herbekijk het gekozen hijswerktuig: het type, de afmetingen, de plaatsing, de last, de signalisatie, de bediening
• netheid
* herbekijk het onderhoudssysteem : type, frequentie, aard van de producten
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
• Ladders (Fiches 9 en 10)
• staat
* herbekijk de algemene staat van de ladders en de mobiele trappen
• gebruik
* herbekijk de keuze in functie van de uit te voeren taken: bv. rubberen poten in het geval van een tussenkomst aan of werk dichtbij bovengrondse elektri- sche leidingen
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
3.\.\. Syntheze
• Bestaand risico
• herneem de punten van het 1ste onderdeel van de Analysemethode "Grondige studie"
• vindt u de situatie:
* aanvaardbaar ?
* te controleren door een specialist ?
* nog steeds onaanvaardbaar en snel te verbeteren ?
• Balans van de voorgenomen preventie/verbeteringsmaatregelen
• bepaal duidelijk wie doet wat en wanneer, en met welke prioriteit, vanaf de antwoorden aan deze vragen:
Wat kan concreet worden gedaan om de situatie onmiddellijk te verbeteren? Wat moet meer in detail worden bestudeerd ?
• Restrisico na preventiemaatregelen
• evalueer de te verwachten situatie na invoering van de hierboven voorgestelde preventie/verbeteringsmaatregelen (restrisico)
• na toepassing van de aanbevolen oplossingen, denkt u dat de situatie:
* aanvaardbaar is ?
* nog steeds te controleren door een specialist ?
* nog steeds onaanvaardbaar is en snel te verbeteren ?
• Noodzaak van een grondige Expertise (niveau 4)
• op basis van het hierboven geschatte restrisico
* hoe dringend?
* doelstellingen: op welke punten moeten ze betrekking hebben?
• welke delen: vloeren, arbeidsplaatsen, rijwegen, ladders…?
• voor welk risiconiveau?
3.\.3. Waatregelen op korte termijn
• Uit dienst stellen van defecte ladders
• Tijdelijke veiligheidsmaatregelen
• Verbod op toegang tot bepaalde werkzones of rijwegen
• Signalisatie van kuilen, bulten … op vloerniveau
• …
3.3 VERSLAG VAN
DE ANALYSESTUDIE
3.3.1 Samenvatting van de rezultaten van de analyze
Het verslag bestaat uit een samenvatting van alle tot op dat ogenblik bekomen infor- matie. Zowel oplossingen en/of verbeteringen die gepland of reeds uitgevoerd zijn, worden er in weergegeven.
Dit verslag omvat:
• De samenvatting van de punten van voor de Analyse:
- de wijze waarop het probleem naar boven kwam en hoe het omschreven werd in het begin
- de grote lijnen van de Opsporingsstudie met de operatoren en hun staf
- de herziening van de resultaten van de Observatie: de vastgestelde aspecten en de voorgestelde oplossingen.
• De resultaten van de Analyse en de voorgestelde oplossingen. Het bijgevoegde syntheseverslag wordt hiervoor gebruikt. Dit verslag overloopt de verschillende punten van de Analysemethode.
• Een algemene verantwoording van deze oplossingen, waarbij wordt aangetoond:
- dat zij de beschreven problemen werkelijk kunnen verhelpen
- dat zij geen andere problemen zullen veroorzaken voor de operatoren
- dat zij niet tegenstrijdig zijn met de productiviteits- en rentabiliteitseisen van het bedrijf.
• Een synthese van de technische of organisatorische oplossingen en verbeteringen met een voorstel van wie doet wat, wanneer en hoe en tevens hoe de follow- up verloopt.
• De maatregelen die eventueel genomen moeten worden om de operatoren cor- rect in te lichten en op te leiden over: de beste werkmethodes om taken uit te voeren en de werkmethodes die vermeden moeten worden. Er dient ook infor- matie gegeven te worden over de gezondheids- en veiligheidsrisico's.
• Een samenvatting van de aspecten die niet opgelost werden en waarvoor een bij- komende Expertise noodzakelijk is.
• Een samenvatting van dit eindverslag waarin op 1 bladzijde de belangrijkste tech- nische oplossingen opgenomen worden .
Een meer gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop het verslag dient gemaakt te worden en de manier van presentatie aan de directie en de werknemers, bevindt zich in de algemene inleiding van de SOBANE-methode.
3.3.\ Het verzlag
Synthesedocument voor het verzamelen van informatie:
• aan te passen aan de situatie
• te gebruiken voor het opstellen van het verslag
Bedrijf :
Werksituatie :
Coördinator :
Personen die aan deze studie hebben deelgenomen : Data :
1. Grondige ztudie
Factor | Waarnemingen | Preventie/bescherming |
• Staat van de vloeren • kwaliteit van de vloerbedekking * aangepast * antislip • onderhoud * technieken * producten • belemmeringen * inrichting • Rijwegen • optimale breedte • voetgangers- voertuigen * verkeersplan * signalisatieplan • Uitgangen, verlichting, nooduitgangen • uitgangen * aantal en ligging * vergrendeling • verlichting * type, aantal en ligging * staat van de elektri- sche voeding |
Factor | Waarnemingen | Preventie/bescherming |
• Arbeidsplaatsen • afmetingen * organisatie van het machinepark * rijwegen • veiligheid * opslagplaatsen * aanwijzingen • orde * rangschikking * afval • onderhoud * type, frequentie… • Trappen • afmetingen * helling * trapleuning • verkeer • Val van personen of voorwerpen • leuning • rangschikking • hefwerktuigen • netheid • Ladders • staat • gebruik |
\. Syntheze
• Bestaand risico
• de situatie is:
* aanvaardbaar
* te controleren door een specialist
* onaanvaardbaar en snel te verbeteren
• Balans van de voorgenomen preventie-/verbeteringsmaatregelen
• wie doet wat, wanneer en met welke prioriteit ?
Wie | Wat | Wanneer |
• Restrisico na preventiemaatregelen
• te verwachten situatie
• na toepassing van de oplossingen, zal de situatie dan:
* aanvaardbaar zijn
* te controleren door een specialist
* nog steeds onaanvaardbaar zijn en snel te verbeteren
• Noodzaak van een grondige Expertise (niveau 4)
• dringendheid?
• welke doelstellingen?
3. Waatregelen op korte termijn
• Welke?
• Wie?
• Wanneer?
• Binnen welke termijn?
4. NIVEAU 4: EXPERTISE
PREVENTION
Expertize
Analyziz
Obzervation
S<reening
49
• wat de expertise moet behelzen
• wat ze moet opleveren
Expertize | |||
Analyziz | |||
Obzervation | |||
S<reening |
4.1 DOELSTELLINGEN
PREVENTION
4.\ WIE?
De mensen uit het bedrijf zelf en de preventieadviseur, met bijkomende hulp van een expert die beschikt:
• over de nodige meet- en interpretatieinstrumenten
• over de technische bekwaamheid om specifieke oplossingen voor te stellen
4.3 HOE?
Aansluitend bij de Analyse en op vraag van de mensen uit het bedrijf en van de pre- ventieadviseur, zal de expert genoodzaakt zijn om, naargelang het geval,
• de draagkracht te berekenen van bepaalde onderdelen in functie van de belasting die zich in de praktijk voordoet : hijstoebehoren, aard van vloerbekle- ding, soort ladder, ...
• een keuze te maken van het toestel voor het hijsen en transporteren van de last
• een keuze te maken van de beste manier om de werkvlakken, de werkruimtes, de ladders, ... te onderhouden en deze onderhoudsbeurten in te plannen
• een keuze voor te stellen om de afvalstromen op de meest geëigende wijze te beheren
• …..
4.4 VERSLAG
Er wordt geen werkdocument voorgesteld. De expert verzamelt de informatie, in overeenstemming met de onderzochte werksituatie.
Het verslag van de expertise moet evenwel steeds de volgende punten omvatten:
• verantwoording van de gebruikte technieken
• aanbevolen preventie/verbeteringsmaatregelen
• het restrisico na preventie/verbetering
Er moet opnieuw een synthese worden gemaakt
• door de mensen uit het bedrijf zelf
• bijgestaan door de preventieadviseurs en de experts.
PREVENTION
Expertize
Analyziz
Obzervation
S<reening
51
HULPFICHES INHOUD
Niveau 2 Observatie
Fiche 1 Staat van de vloeren 53
Fiche 2 Rijwegen 54
Fiche 3 Uitgangen, verlichting, nooduitgangen 55
Fiche 4 Xxxxxxxxxxxxxxx 00
Fiche 5 Trappen 59
Fiche 6 Val van personen of voorwerpen 61
Fiche 7 Gebruik van ladders 63
Niveau 3 Analyse
Fiche 8 Reglementering over het werken op hoogte 67
Fiche 9 Reglementering over ladders 70
Fiche 10 Ladders 71
Fiche 11 Reglementering over stellingen 75
Fiche 12 Stellingen 77
Fiche 13 Systemen die de gevolgen van een val beperken 82
STAAT VAN DE VLOEREN
Deze fiche omvat aanbevelingen voor een goed gebruik. Het is aan de gebruiker om de reglementering terzake te raadplegen en zo na te gaan welke de wettelijke ver- plichtingen zijn.
1. Kwaliteit
• De vloerbekleding wordt zo gekozen dat ze, in functie van het verkeer: (voetgan- gers, belasting, vervoermiddelen, bestelwagen…) voldoende weerstand biedt.
• De vloeren zijn stabiel: geen aarden vloer of vloerbedekking met keien…waarop het stappen moeilijk en gevaarlijk is (verstuikingen)
• De vloeren zijn effen
• geen kuilen, bulten, beschadigde of losliggende tegels
• Roosters, tegels, deksels of afdekplaten worden bovenop openingen (putten, kui- len…) geplaatst zodanig dat men de voeten niet kan omslaan
• deze roosters of afdekplaten moeten gekozen worden in functie van het verkeer, opdat ze op termijn niet zouden vervormd worden
• De vloeren hebben een antisliplaag (voldoende ruw)
• de vloeren zijn noch nat noch glad
• er zijn geen water- of olievlekken, noch vetvlekken aanwezig
• indien de vloer niet droog kan worden gehouden omwille van de aard van het uitgevoerde werk
* wordt er een afvoersysteem voorzien
* wordt er een verhoogde werkvloer met roosters of een verhoogd platform geïnstalleerd
• In functie van de aard van de vloer wordt de maximale belasting weergegeven
• De plaatselijke belasting (opgeslagen goederen, machines…) overschrijdt de maxi- male draagkracht niet
\. Onderhoud
• De vloer is makkelijk te onderhouden
• Ze wordt regelmatig gereinigd met niet-toxische producten die geen vuil achterla- ten zoals bv. stofdeeltjes…
• Een aangepast absorberend product (zand, zaagmeel …) wordt voorzien om even- tueel gemorste vloeistoffen of olie op te slorpen
3. Toegankelijkheid
• De vloer wordt vrijgemaakt van alle mogelijke hindernissen
• geen achterblijvende buizen, kabels, houtkrullen, scherven, spijkers, vreemde voorwerpen... op de vloer
• geen onnodige stockage van voorwerpen
4. Perzoonlijke bez<hermingzmiddelen
• Alle operatoren hebben aangepast schoeisel (schoenen, laarzen...)
• aangepast aan het werk
• met antislipzolen
• aangepast aan de persoon
OBSERVATIE
53
FICHE \
RIJWEGEN
Deze fiche omvat aanbevelingen voor een goed gebruik. Het is aan de gebruiker om de reglementering terzake te raadplegen en zo na te gaan welke de wettelijke ver- plichtingen zijn.
1. Dreedte
• De rijwegen zijn voldoende breed in functie van het aantal personen en voertuigen
Toegangswegen en werkzones (doorgang, hellingen, trappen) norm NF X 35 – 107 | |
Doorgang voor voetgangers | > 100 cm |
Afstand tussen de machines m.b.t. de toegang tot de werkpost | ≥ 80 cm |
Breedte voor occasionele toegang | ≥ 60 cm |
Afstand tussen paletten, containers, stockage of werkposten | ≥ 50 cm |
Ruimte vóór de werkpost | ≥ 100 cm |
Ruimte vooraan indien zich aan de achterzijde van de werknemers een rij- weg bevindt | ≥ 150 cm |
• De hoogte van de wegen dat voor de voetgangers is gereserveerd, is van minstens 2 m
\. Rijwegen voor de vervoermiddelen
(tranzpaletten, vorkheftru<kz…)
• De rijwegen zijn gescheiden van deze van de voetgangers
• deze wegen worden van elkaar gescheiden door een witte lijn van 15 cm breed
• De wegen liggen op voldoende afstand van werkposten, ingangen, gangen, trappen
• indien dit niet het geval is, worden er op deze plaatsen leuningen voorzien
• De weg is duidelijk zichtbaar voor voertuigen en voetgangers, in het bijzonder ter hoogte van de kruispunten
• geen hindernissen op de rijweg
• geen stockage die het zicht kan belemmeren
• indien nodig worden er spiegels geïnstalleerd
• De algemene signalisatie bestaat uit
• snelheids-, voorrangs- en richtingaanwijzingsborden…
• een aanduiding op de grond voor de doorgangswegen
• De uitgangen zijn duidelijk aangeduid
• De reglementaire pictogrammen duiden alle eventuele hoogteverschillen, drem- pels, hindernissen ... aan die niet kunnen vermeden worden
3. Toegang tot de werkpozt
• Er worden loopbruggen voorzien om een doorgang boven transportbanden, pro- ductielijnen, … te verzekeren
4. Veiligheid
• De rijwegen worden door schermen van minstens 2,5 meter hoogte afgeschermd van gevaarlijke werkzaamheden die in de nabijheid worden uitgevoerd (laswerken, installaties in opbouw...)
• Relingen en leuningen worden voorzien telkens wanneer de rijwegen zich op een hoogte van meer dan 70 cm bevinden t.o.v. hun onmiddellijke omgeving.
54
OBSERVATIE
UITGANGEN, VERLICHTING, NOODUITGANGEN
Deze fiche omvat aanbevelingen voor een goed gebruik. Het is aan de gebruiker om de reglementering terzake te raadplegen en zo na te gaan welke de wettelijke ver- plichtingen zijn.
Bijkomende informatie over nooduitgangen is opgenomen in de SOBANE brochure (en de hulpfiches) over brand en explosie op de werkplaats.
1. Nooduitgangen
• Er zijn voldoende nooduitgangen t.o.v. het aantal te evacueren personen
• De plaats van de uitgangen is gekozen in functie van de plaatselijke risico's en de bezetting van de mensen in de lokalen
• Ze openen zich naar buiten toe
• Ze zijn van binnenuit gemakkelijk te openen, moeiteloos, zonder sleutel en zonder specifieke gebruiksaanwijzing
• Ze worden voortdurend vrijgehouden
\. Deuren
• De deuren openen zich normaal
• geen schuifdeuren, draaideuren of luiken
• Deuren die zich in beide richtingen openen zijn doorzichtig
• deze worden op hoofdhoogte gekenmerkt door een zelfklever of een andere wijze van signalisatie
• Deuren en ramen die toegankelijk zijn, bestaan uit veiligheidsglas
3. Veiligheidzverli<hting
• Noodverlichting
• de noodverlichting moet
* niet enkel de nooduitgangen aanduiden
* maar eveneens de evacuatie van personen of een ontruiming vergemakkelijken door gangen, trappen te verlichten en de te volgen richting aan te wijzen
• De noodverlichting wordt gevoed door autonome bronnen om in het geval van een defect van de elektrische installatie te kunnen functioneren. Deze autonome voeding treedt automatisch in werking 5 tot 10 seconden na de stroomonder- breking van de normale voeding. Deze autonome voeding kan gebeuren d.m.v.:
* een centrale accumulatorenbank die continu op spanning wordt gehouden
* een elektrogeengroep aangedreven door een thermische motor met alterna- tor
* een individuele batterij die continu op spanning wordt gehouden en in een armatuur geplaatst is om een autonome verlichtingseenheid te voeden, zodat die gedurende 60 minuten autonoom kan functioneren
• de noodverlichting wordt op regelmatige tijdstippen nagekeken d.m.v. volgende 3 tests :
* het testen van de autonome verlichtingseenheden, minstens 1 maal per jaar
* test van de generatoren
* test van de batterijen
OBSERVATIE
55
• zij slaat aan van zodra men de gewone verlichting uitzet, of kan gelijktijdig func- tioneren met de gewone verlichting.
• zij garandeert een verlichting van minimum 5 lux ter hoogte van de doorgangs- wegen.
• zij verlicht de pictogrammen die de uitgangen aanduiden
• Verlichting m.b.t. werkveiligheid
• een goede verlichting van de werkpost is belangrijk voor de veiligheid : geen ver- blinding, geen verschijnselen van stroboscopie, het zien van gevaarlijke onderde- len, contrasten, veiligheidskleuren…
• om de problemen i.v.m. verlichting te controleren of op te lossen, dient men gebruik te maken van de Observatiemethode die ontwikkeld werd om de risi- co's verbonden aan verlichting te voorkomen.
56
OBSERVATIE
ARDEIDSPLAATSEN
Deze fiche omvat aanbevelingen voor een goed gebruik. Het is aan de gebruiker om de reglementering terzake te raadplegen en zo na te gaan welke de wettelijke ver- plichtingen zijn.
1. Afmetingen
• De arbeidsplaatsen zijn minstens 3 m hoog (2,5 m in de kantoren)
• Elke persoon beschikt over tenminste 2 m2 vrije vloeroppervlakte
• de wettelijk vastgelegde minimumoppervlakte volstaat niet voor bureelwerk. Zij draagt bij tot het te kort bij elkaar staan van de werkposten zodat er psychoso- ciale problemen kunnen ontstaan (te dicht op elkaar zitten, stress…)
• De vrije ruimte per persoon bedraagt tenminste 10 m3
• De operatoren beschikken over voldoende bewegingsruimte om handelingen tij- dens het werk te kunnen uitvoeren zonder zich te stoten aan machines, voorwer- pen of hindernissen
\. Veiligheid
• De afstand tussen de machines bedraagt minstens 80 cm
• Bescherming tegen vallen van voorwerpen, spatten, wegspringende deeltjes
• Geen enkel voorwerp of onderdeel mag een blessure of een val veroorzaken: spij- kers, scherven, scherpe kanten, uitstekende voorwerpen
• Dakopeningen worden beschermd tegen vallende voorwerpen
• De toegang tot gevaarlijke zones wordt afgebakend door technische middelen (slagbomen, hekken…). Aanwijzingen tot het betreden van deze zone zijn noodza- kelijk.
3. Orde
• Geen enkel nutteloos voorwerp of materiaal in de werkzone
• Er zijn voldoende opbergruimten en ze zijn goed geplaatst
• Het nodige materiaal, de werktuigen … zijn goed opgeborgen en steeds beschik- baar
4. Netheid
• Er zijn voldoende vuilnisbakken, ze zijn goed geplaatst en aangepast aan het te ver- wijderen afval
• Gesloten containers worden voorzien voor gevaarlijke of ontvlambare materialen (verf, solventen, oliën...)
OBSERVATIE
57
5. Onderhoud
• De arbeidsplaatsen zijn net en niet bevuild
• de onderhoudstechnieken zijn aangepast en laten geen resten van gebruikte pro- ducten achter
• de onderhoudsproducten zijn noch toxisch of allergisch
• afwezigheid van ongedierte (ratten, insecten…)
• De stofdeeltjes worden verwijderd zonder dat ze zich verspreiden
• Het eventuele wegvloeien van vloeistoffen, vetten, afval... wordt onmiddellijk gestopt d.m.v. absorberende producten zoals zand of zaagmeel
• De uitrusting, inbegrepen deze in de hoogte (balken...), wordt gereinigd om stofop- hoping te voorkomen
• De reiniging gebeurt voldoende frequent
• De zones worden (verbod van toegang) bij het schoonmaken beschermd
• Het gebruik van lucht voor het schoonmaken is verboden (spreiding van het stof, geluid van de persluchtpistool…)
58
OBSERVATIE
FICHE 5
TRAPPEN
Deze fiche omvat aanbevelingen voor een goed gebruik. Het is aan de gebruiker om de reglementering terzake te raadplegen en zo na te gaan welke de wettelijke ver- plichtingen zijn.
1. Ontwerp
• De afmetingen zijn reglementair
• breedte in functie van het aantal te evacueren personen
* 1,25 cm per persoon voor trappen die naar de uitgangen dalen
* 2 cm per persoon voor trappen die naar de uitgangen stijgen
* 1 cm per persoon voor de evacuatiewegen, deuren, vlucht-terrassen en hellen- de toegangen
deze breedte is minimaal 80 cm
• doorgangshoogte groter dan 200 cm
• hoogte van de treden: 17 cm
• diepte van de treden: 25 cm
• helling: 20 tot 40°
• treden voorzien van een antisliplaag, meestal ter hoogte van de neus van de trede
• Indien de trap meer dan 4 treden heeft, worden in de volgende gevallen trapleu- ningen voorzien:
Breedte | Aantal open zijden | Type van leuning |
< 1m | 0 | Minstens 1 leuning aan de rechter- zijde in de richting van het afdalen |
< 1m | 1 | Minstens 1 leuning aan de zijkant |
< 1m | 2 | 2 leuningen, 1 aan elke zijde |
> 1m maar < 2 m | 0, 1 of 2 | 2 leuningen, 1 aan elke zijde |
> 2 m | 0, 1 of 2 | 3 leuningen, 1 aan elke zijde en 1 in het midden |
• De trapleuningen bestaan uit
• een leuning
* die zich bevindt op 75 tot 85 cm van de grond (hoogste deel van de trapleu- ning)
* met een zacht oppervlak, onderaan en aan de zijkanten vrij
* met een ruimte van minstens 7 cm tussen de trapleuning en de achterliggen- de oppervlakken: wand, …
* in goede staat
* voldoende sterk
• een plint
• een overloop
• Een overloop van minstens 75 x 55 cm wordt voorzien voor elk hoogteverschil van 3,6 m
• De trappen sluiten goed aan op de rijwegen
• het voet- en hoofdeinde van de trappen bevinden zich op minstens 1 m van de rijwegen
* indien dit niet het geval is worden leuningen voorzien om botsingen te voor- komen
• een platform wordt voorzien tussen de toegangsdeur en de trap
• De maximale belasting is minstens 5 maal hoger dan de te verwachten belasting en bedraagt minstens 500 kg
OBSERVATIE
59
\. Gebruik
• Er bevindt zich geen enkel voorwerp op de trappen
• De werknemers houden zich vast bij het beklimmen en zeker bij het afdalen van de trap
60
OBSERVATIE
VAL VAN PERSONEN OF VOORWERPEN
Deze fiche omvat aanbevelingen voor een goed gebruik. Het is aan de gebruiker om de reglementering terzake te raadplegen en zo na te gaan welke de wettelijke ver- plichtingen zijn.
1. Werkplatformen hoogte
• De werkplatformen hebben grote afmetingen en zijn uitgerust met een leuning
• Ze zijn uitgerust met een reling wanneer de werkhoogte meer dan 2 m bedraagt
• Werknemers die blootgesteld zijn aan een val van een hoogte van meer dan 2 meter moeten veiligheidsgordels of harnassen gebruiken
• indien de valhoogte niet tot minder dan 1 m beperkt kan worden, moet de werk- nemer een veiligheidsharnas dragen
• de verbinding tussen het bevestigingselement van de gordel of het harnas en het verankeringspunt of het bevestigingssysteem moet zodanig zijn dat de valhoogte van de werknemer zo klein mogelijk is
• het verankeringspunt of het bevestigingssysteem dat vastgehecht is aan één of meerdere verankeringspunten, moet voldoende stevig en stabiel zijn
• De maximale belasting wordt aangeduid
• De werkplatformen zijn stabiel: ze slingeren niet wanneer men ze belast of ontlast of wanneer men erop loopt
• Er is voldoende ruimte in de hoogte voorzien zodat er geen risico bestaat op ver- wondingen aan het hoofd
• Een vaste toegangstrap wordt voorzien indien de toegangen regelmatig worden gebruikt
• de breedte van deze trap bedraagt minstens 55 cm
• met een helling tussen 30 en 50°
• De werkplatformen zijn voorzien van tenminste 1 nooduitgang
• De leuningen zijn
• stevig
• tussen 1 m en 1,20 m hoog
• met een plint tegen de vloer van 15 cm hoog
• met een dwarse reling halverwege op 40 tot 50 cm
• De toegang wordt beperkt tot het personeel dat opgeleid werd om dit werk uit te voeren
OBSERVATIE
61
\. Openingen in de vloer
• Ze worden bij voorkeur overdekt door een voldoende duurzaam en sterk systeem dat het gewicht van een persoon kan dragen
• Indien dit onmogelijk is, worden ze over hun ganse lengte uitgerust met een stevi- ge leuning van 1 m hoog, met een plint van 15 cm hoog en een dwarse reling op 50 cm
3. Opberging
• Alle voorwerpen worden zo geordend en opgeborgen dat ze niet naast het plat- form kunnen vallen
4. Verti<ale verplaatzing
• De uitrusting van de hefwerktuigen (met zijn toebehoren) draagt een CE-keur- merk, wordt regelmatig (jaarlijk) gecontroleerd door een erkend organisme en wordt goed onderhouden
• De uitrusting is aangepast aan het uit te voeren werk
• De maximale belasting wordt duidelijk aangeduid
• De signalisatie door verlichting en pictogrammen is doeltreffend
• Het werk wordt zo georganiseerd dat het onmogelijk is
• dat een persoon onder de last kan lopen
• een last boven personen te verplaatsen
• Het verplicht dragen van de helm wordt gerespecteerd
62
OBSERVATIE
GEDRUIK VAN LADDERS
Deze fiche omvat aanbevelingen voor een goed gebruik. Het is aan de gebruiker om de reglementering terzake te raadplegen en zo na te gaan welke de wettelijke ver- plichtingen zijn.
1. Voor het gebruik
• Gebruik ladders enkel voor occasionele werken en werken van korte duur
• Ga na of het gebruik van een ladder de meest aangewezen manier is om het werk uit te voeren (stellingen, gondels …).
• gebruik een ladder nooit als horizontale structuur (platform) noch verticaal als stelling of als loopbrug
• Kies een aangepaste ladder in functie van de uit te voeren taak
• de lengte
* de ladder moet minstens 1 meter boven de werkplek of het toegangsniveau uitsteken
* maak nooit te korte ladders zelf aan elkaar vast (onvoldoende weerstand)
* plaats nooit een te korte ladder op kisten, stoelen, vaten …
• de stevigheid, indien krachtinspanningen of belastingen tijdens het uitvoeren van het werk kunnen vóórkomen
* onderverdeling van de ladders volgens het gewicht dat kan gedragen worden
• het materiaal
* gebruik geen metalen ladders in de nabijheid van elektrische leidingen
• de veiligheid: breedte, voet met antislipzool, propere en niet gladde sporten
• Controleer de ladder, voornamelijk voor wat betreft
• ongeschondenheid van de ladderbomen (barsten, vervorming, oneffenheden)
• ongeschondenheid en bevestiging van de sporten (idem + bouten, spijkers)
• staat van de voeten in antislipmateriaal
• de aanwezigheid en de staat van de bevestigingshaken in het bovenste deel
• de netheid van de sporten en ladderbomen: afwezigheid van olie, vet, aarde, slijk…
• Gebruik geen geverfde ladder
• Zet de ladder bovenaan stabiel zodat ze in alle veiligheid tegen de structuur kan steunen.
• gebruik haken als de structuur het vasthaken toelaat
• bevestig een dwarslat bovenaan de ladder zodat de krachten beter verdeeld worden over het draagvlak, of als de top van de ladder niet mag steunen op een breekbaar element (raam)
• het steunpunt wordt gedragen door beide ladderbomen, nooit de ladders op één sport of één ladderboom laten steunen (draaien van de ladder)
CCHST
OBSERVATIE
63
\. Re<htzetten van de ladder
• Hanteer de ladder met de nodige voorzichtigheid, in horizontale stand, met 2 per- sonen indien nodig
• Kies de plaats waar men de ladder gaat rechtzetten
• indien de plaats niet opgelegd wordt:
* kies een stevige en onbeweeglijke ondergrond, slipvrij en horizontaal
* ver van deuren of rijwegen
* voorzie voldoende vrije ruimte aan de voet van de ladder (orde, geen planken met spijkers…)
* vermijden om de ladder te plaatsen in de nabijheid van een schacht, geul of werkkuil
* wanneer de ladder wordt rechtgezet op een doorgang, op een publieke weg... voorzie dan aangepaste maatregelen voor wat betreft omheining, markering, signalisatieborden of sluiting van de doorgangsdeur…
* voorzie in bepaalde omstandigheden de aanwezigheid van een 2de persoon om de voet van de ladder vast te houden (gevaarlijke werkzaamheden)
• indien de plaats opgelegd wordt:
* wanneer de ondergrond niet stevig, onstabiel of glad is, stabiliseer de grond door een horizontaal paneel in de vloer vast te maken
* blokkeren of vergrendelen van ramen en deuren in openstaande of gesloten positie tegenover de ladder
* installeer beschermingswanden die verhinderen dat een persoon of een voer- tuig tegen de ladder botst
• bepaal de afstand tot de muur (of in verticale tot het steunpunt) zodat de hoek 75° bedraagt, dit is ongeveer 1/4 van de hoogte ten opzichte van het steunpunt
* gemakkelijke test: wanneer de persoon rechtstaat aan de voet van de ladder, moet deze met de elleboog een sport van de ladder raken wanneer hij de arm opheft op schouderhoogte
• Maak de zone in de onmiddellijke omgeving van de voet van de ladder proper en indien mogelijk, ook in de omgeving van het steunpunt
• Blokkeer de voet van de ladder om te voorkomen dat de ladder in eender welke richting kan bewegen
• Zet de ladder recht (niet opengeplooid als ze uitschuifbaar is)
• vertrekkend van de horizontale stand
• door de voet te blokkeren
• en door het andere uiteinde sport per sport op te tillen tot verticale stand
* zet geen uitschuifbare ladder recht in opengeplooide stand
• in geval van rechtzetten door 2 personen (ladder van meer dan 25 kg):
* de eerste persoon staat schuin tegenover de onderste sport van de ladder, hij plaatst de 2 benen zo dicht mogelijk bij de ladderbomen en grijpt, met gestrek- te armen, de 3de of 4de sport vast
* de tweede persoon tilt het hoogste uiteinde op, op dezelfde wijze zoals beschreven wanneer de ladder door 1 persoon wordt rechtgezet
• Zet de ladder neer (niet opengeplooid indien uitschuifbaar) tot hij draagt op het steunpunt bovenaan
• Indien noodzakelijk en indien de gebruikte ladder uitschuifbaar is
• plooi haar open vanaf de grond, niet vanaf de bovenkant of van op de ladder
• plooi haar open met de uitschuifbare zijde naar voor
• Indien mogelijk maak de steunpunten vast aan de structuur en stabiliseer de voe- ten van de ladders
• de ladders met meer dan 25 sporten dienen bovenaan vastgemaakt te worden
• Indien de ladder niet steunt tegen een verticaal oppervlak, maar op een dwarslat of een smal vlak, steekt de ladder minstens 1 m boven het steunpunt uit
CCHST
CCHST
CCHST
64
OBSERVATIE
• De ladder steekt 1 meter boven het steunpunt uit indien de werknemer toegang heeft tot een hogeropgelegen platform, het dak moet beklimmen…
3. Deklimmen, afdalen en werken op de ladder
• Respecteer de maximaal toegelaten belasting
• Laat een persoon de voet van de ladder tegenhouden indien
* het draagvlak van de ladder niet betrouwbaar is
* en de hoogte minder dan 5 m bedraagt
• deze persoon moet
* tegenover de ladder staan
* een voet op de onderste sport plaatsen
* een sport met 2 handen vasthouden op manshoogte
• Maak de schoenen proper, geen vet, aarde, slijk … dit om de sporten niet te bevui- len en om het risico op vallen of uitglijden te beperken
• Draag schoeisel van een goede kwaliteit, voorzien van antislipzolen die een goede verdeling van het gewicht over de ganse oppervlakte van de zool waarborgen
• Beklim en daal sport per sport af, met het gezicht naar de ladder, en hou de 2 han- den bij voorkeur vast aan de sporten, eerder dan aan de ladderbomen
• Ga nooit hoger dan de 4de laatste sport teneinde voldoende steun te behouden tijdens de werkzaamheden
• Beklimmen en afdalen zonder voorwerpen in de handen
* draag werktuigen en licht en weinig hinderend materiaal aan een aangepaste gordel
* gebruik een goederenlift voor zwaardere lasten
• Beklim een ladder nooit met 2 personen
• Werk steeds met het gezicht naar de ladder
• door zich steeds met 1 hand vast te houden
• door het zwaartepunt van het lichaam steeds tussen de ladderbomen te houden
• zonder zijdelingse bewegingen
* verplaatsen van de ladder indien nodig
• Xxxxxx en werk nooit op de 3 laatste sporten van de ladder
• Gebruik een gordel of een veiligheidsharnas indien het werk wordt uitgevoerd op meer dan 2 m hoogte of indien er met beide handen moet worden gewerkt
• indien de valhoogte niet tot minder dan 1 m beperkt kan worden, moet de werk- nemer een veiligheidsharnas dragen
• Werk nooit met één voet op de ladder en de andere voet op een steunpunt naast de ladder
• Laat nooit toe dat een persoon onder de ladder doorgaat en zeker niet onder een ladder werkt (val van voorwerpen)
• Om af te dalen, nooit afglijden langs de ladderbomen
4. Na gebruik
• Reinig de ladder en in het bijzonder de sporten van oliën, vet, slijk,...
• Berg de ladder op
• in een daartoe voorziene plaats
• in verticale positie om doorbuigen of vervormen te vermijden
• of opgehangen aan stevige haken zodat het vallen vermeden wordt
• Hang niets aan de ladder op wanneer deze opgeborgen is
CCHST
OBSERVATIE
65
• Verwijder een ladder die gebreken vertoont:
• etikettering "buiten gebruik"
• ze opslaan afgezonderd van de bruikbare ladders, in een gesloten lokaal
• ze laten reinigen indien nodig
• ze laten herstellen door de fabrikant of door bevoegd personeel
• ze vernietigen so mogelijk onmidellijk
CCHST
66
OBSERVATIE
REGLEWENTERING OVER HET WERKEN OP HOOGTE
1. Voorwoord
Deze fiche is een verzameling en een beknopte voorstelling van de wettelijke voor- schriften. Deze worden weergegeven in tabelvorm. De nieuwe richtlijn 2001/45/CE van 27 juni 2001 wordt meer in detail voorgesteld (KB 31/08/2005).
Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen:
• een Europese richtlijn: wettelijk karakter, moet in de nationale wetgeving opge- nomen worden, verplichting van de resultaten is te verwachten, geen technische oplossingen
• een Europese norm: moet in een nationale norm gegoten worden, niet met een wettelijk karakter maar eerder volgens de regels van de kunst en goede gevolg, technische oplossingen worden voorgesteld om de objectieven van de richtlijnen te bereiken
\. Europeze ri<htlijnen
Richtlijn | Benaming | Omzetting in de Belgische wetgeving |
92/57/EEG | Minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen (8ste bijzondere richtlijn) | KB 25/01/2001 BS 07/02/2001 gewijzigd door KB 19/12/2001 BS 23/01/2002 |
92/58/EEG | Minimumvoorschriften voor de veiligheids- en/of gezondheidssignalering op het werk (9de bijzondere richtlijn) | KB 17/06/1997 BS 19/09/1997 |
2001/45/EG | Arbeidsmiddelen die ter beschikking worden gesteld voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte | KB 31/08/2005 BS 15/09/2005 |
3. Europeze normen
Norm | Benaming |
NBN 131-1 | Ladders – Terminologie, types en functionele afmetingen |
NBN 131-2 | Ladders – Eisen, beproeving, merking, certificaties |
NBN 353-1 | Deel 1: Meelopende valbeveiliger met starre ankerlijn |
NBN 353-2 | Deel 2: Meelopende valbeveiliger met flexibele ankerlijn |
NBN 354 | Regelbare of vaste veiligheidslijnen (lengte max.: 2m) |
NBN 355 | Schokdempers |
NBN 358 | Beschermuitrusting voor werkplekbepaling (riemen en koorden) |
NBN 360 | Valbeveiligers met automatische lijnspanner |
NBN 361 | Harnasgordels |
NBN 362 | Koppelingen |
NBN 363 | Valbeveiligingssystemen |
NBN 364 | Beproevingsmethoden |
NBN 365 | Algemene eisen voor gebruiksaanwijzing en markering |
NBN 516 | Geprefabriceerde toebehoren voor daken, toegang tot daken, looppaden, loopvlakken en treden |
NBN 517 | Geprefabriceerde hulpstukken voor daken - veiligheidsdaken |
NBN 795 | Verankeringsinrichtingen klasse A,B,C,D en E |
NBN 1263 - 1 en 2 | Xxxxxxxxxxxxxxxxx |
XXX 00000 | Leuningen |
ANALYSE
67
4. Xxxxxx<he wetgeving en reglementering
Belgische wetgeving | Benaming |
KB 25/01/2001 BS 07/02/2001 gewijzigd door KB 19/12/2001 BS 23/01/2002 | Minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouw- plaatsen (8ste bijzondere richtlijn) |
KB 17/06/1997 BS 19/09/1997 | Minimumvoorschriften voor de veiligheids- en/of gezondheidssignalering op het werk (9de bijzondere richtlijn) |
KB 31/08/2005 BS 15/09/2005 | Koninklijk besluit betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen voor tijdelijke werk- zaamheden op hoogte |
Onder- werp | ARAB art. n° | Benaming |
Werken op hoogte | 158sexies abrg. A.R. 7-8-1995, art. 17, § 2 | Veiligheidsgordel of vergelijkbaar |
434.7 | Collectieve beveiligingselementen : leuningen | |
462 | Werken op torens en schoorstenen | |
462bis | Fabrieksschoorstenen | |
462ter | Windas met bak voor het optrekken of neerlaten van werknemers | |
465 | Openingen in horizontale vlakken | |
466 | Beveiliging van werknemers tegen het vallen van materiaal en materieel | |
Stellingen | 434.1 | Werkmaterieel, toestellen, installaties en produktieinrichtingen |
434.2 | Berekeningsmethode van de stellingen | |
434.3 | Materialen die moeten dienen voor de opbouw van de stellingen | |
434.4 | Gebruiksaanwijzigingen | |
434.5 | Periodieke controle | |
434.6 | Toegangen en doorgangen | |
434.7 | Collectieve beschermingsmiddelen | |
434.8 | Signalisering voor gevaar | |
434.9 | Vangelementen | |
438 | Kwaliteit van het materiaal en stabiliteit van de stellingen | |
440 | Beveiliging van de materialen tegen vochtigheid (gedeeltelijk opgeheven) | |
441 | Nazicht van het materiaal nodig voor de opbouw (gedeeltelijk opgeheven) | |
442 | Toezicht tijdens de opbouw en wijzigingen aangebracht aan de stellingen (gedeeltelijk opgeheven) | |
443 | Belasting en werken met lasten (gedeeltelijk opgeheven) | |
444 | Onderhoud en opbouw (gedeeltelijk opgeheven) | |
445 | Vaste stellingen met steigers, opbouw (voorwaarden) (gedeeltelijk opgeheven) | |
446 | Vaste stellingen met steigers, draagbalken (gedeeltelijk opgeheven) | |
447 | Vaste stellingen met steigers (gedeeltelijk opgeheven) | |
451 | Vliegende stellingen (gedeeltelijk opgeheven) | |
452 | Beweegbare hangstellingen (gedeeltelijk opgeheven) | |
453 | Bakken, manden, draagstoelen (gedeeltelijk opgeheven) | |
454 | Verplaatsbare stellingen op schragen (gedeeltelijk opgeheven) | |
455 | Opstellen van hefwerktuigen op stellingen (gedeeltelijk opgeheven) | |
456 | Periodiek nazicht (gedeeltelijk opgeheven) |
68
ANALYSE
Onder- werp | ARAB art. n° | Benaming |
Ladders | 43bis | Beschermingsmaatregelen tegen het vallen van ladders (gedeeltelijk opgeheven) |
Plat- formen en loop- bruggen | 457 | Werkplatform en loopbrug |
Hijswerk- tuigen | 267 | Definities |
268 | 1. Bouw — Stabiliteit — Lasten — Richtlijnen 2.Veiligheidsuitrusting : begrenzer, remmen… 3. Overgangsbepalingen (gedeeltelijk opgeheven) | |
269 | 1. Lasten. — Richtlijnen 2. Kettingen. — Haken. — Kabels. — Aanslag materieel 3.Veiligheidsuitrusting: begrenzers, afglijden van de kabel, openingen… 4. Opgeheven K.B. 4-5-1999, art. 29, 1º (BS 4-6-1999) 5. Overgangsbepalingen (gedeeltelijk opgeheven) | |
275 | Opgeheven K.B. 4-5-1999, art. 29, 3º (BS 4-6-1999). | |
276 | Opgeheven K.B.. 4-5-1999, art. 29, 3º (BS 4-6-1999). | |
277 | Opgeheven K.B.. 4-5-1999, art. 29, 3º (BS 4-6-1999). | |
279 | Opgeheven K.B. 4-5-1999, art. 29, 4º (BS 4-6-1999). | |
280 | Beroep doen op een erkend organisme voor de controle van de heftoestellen voor indienstname en na elke omvorming ervan (gedeeltelijk opgeheven) | |
281 | De heftoestellen bedoeld in bovenvermeld artikel 280 worden min- stens éénmaal per 12 maanden onderworpen aan een gedetailleerd en volledig onderzoek, uit te voeren door een erkend organisme (gedeeltelijk opgeheven) | |
Hoog- werkers | 269bis | 1. Belasting — Aanduidingen. 2.Veiligheidsuitrusting Opgeheven K.B. 4-5-1999, art. 29, 2º (B.S. 4-6-1999). |
5. Ri<htlijn \oo1/45/EEG (KD 31/o8/\oo5)
De richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad van 27 juni 2001 wijzigt de richtlijn 89/655/EEG betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeids- plaats ter beschikking gesteld voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte. De lidstaten dienen uiterlijk tegen 19 juli 2004 aan deze richtlijn te voldoen.
• Algemene bepalingen
• collectieve beschermingsmaatregelen moeten voorrang krijgen op persoonlijke beschermingsmaatregelen.
• de toegangsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte worden gekozen in functie van:
* het verkeer
* de te bereiken hoogte
* de gebruiksduur
* de ontruiming bij dreigend gevaar
• het overstappen, in een richting en omgekeerd, tussen een toegangsmiddel en een platform, vloeren of loopbruggen mag geen valrisico's veroorzaken.
• Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van ladders
• Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van steigers
• Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van toegangstechnieken met gebruikmaking van lijnen
ANALYSE
69
REGLEWENTERING OVER LADDERS
1. Europeze ri<htlijn \oo1/45/CE (KD 31/o8/\oo5)
«De ladders mogen enkel als werkplek op hoogte gebruikt worden in omstandighe- den waarbij het gebruik van andere veiligere arbeidsmiddelen niet gerechtvaardigd is, hetzij vanwege het geringe risico en wegens de korte gebruiksduur, hetzij wegens bestaande kenmerken van de locaties die de werkgever niet kan veranderen».
\. Artikel 43 biz van het ARAD (gedeeltelijk opgeheven)
• De ladders zijn opgesteld en hebben zulk een lengte dat het personeel in alle vei- ligheid kan overstappen van die ladders op de vloeren of stellingen, waartoe ze toegang verlenen, of omgekeerd, van die vloeren of stellingen op ladders.
• Het glijden van de voeten van de ladders wordt belet, hetzij door het vastmaken van het bovenste of onderste gedeelte van de sporten, hetzij door gelijk welke antislipinrichting of door elke andere oplossing die even doeltreffend is.
• De ladders met meer dan 25 sporten worden bovenaan vastgemaakt.
• Ze worden zo bevestigd dat het schommelen belet wordt.
• De ladders worden goed onderhouden en op geregelde tussenpozen nagezien door een bevoegd persoon.
3. Norm EN 131-1 en 131-\
• Norm EN 131-1: Ladders – terminologie, types, functionele afmetingen.
• Norm EN 131-2: Eisen, beproevingen, merking.
4. Rezpe<teren van de voorz<hriften van de fabrikant
De ladders die gebruikt worden op de werkplek zijn comfom aan de EN 131 en/of dragen het label V.G.S. (Veiligheid Gewaarborgd - Garantie de Sécurité) dat bewijst dat het materieel vervaardigd werd comform de Belgische reglementering.
De aannemer stelt een certificaat ter beschikking met vermelding van :
• de naam van de leverancier
• de benaming en het type van ladder
• een bewijs dat het geleverde produkt conform is met het type exemplaar waar- voor het label werd toegestaan
De ladders zijn voldoende licht om gedragen en opgeborgen te kunnen worden, maximum 25 kg om door 1 persoon gedragen te kunnen worden.
Alle onderdelen bieden een voldoende weerstand en stevigheid om een man te dra- gen en de last die hij moet manipuleren bij de uitvoering van het werk.
70
ANALYSE
FICHE 1o
LADDERS
Deze fiche omvat aanbevelingen voor een goed gebruik. Het is aan de gebruiker om de reglementering terzake te raadplegen en zo na te gaan welke de wettelijke ver- plichtingen zijn.
1. Typez van ladderz
• Houten ladders
• de voordelen:
* goede weerstand tegen electriciteit indien ze droog zijn
* goede thermische weerstand
* goede weerstand tegen veroudering
* goede chemische weerstand
* hanteerbaarheid
* billijke kostprijs
• de ladderbomen:
* ladderbomen die voldoende weerstand bieden
* gemaakt uit hout met lange vezels en vrij van gebreken
• de sporten:
* de sporten vervaardigd uit hout vertonen geen gebreken
* vastgemaakt op de ladderbomen door een sponningsmontage of door pinnen en spiegaten
• voornaamste kenmerken:
* het hout is van goede kwaliteit, heeft lange vezels, is in volmaakte staat van bewaring, vrij van kloven of gebreken die de weerstand ervan kunnen vermin- deren
* de afstand tussen de sporten is dezelfde over de ganse lengte van de ladder
* de afmetingen van de sporten zijn toereikend om er de voeten in alle veilig- heid op te kunnen plaatsen (tussen twee sporten is er een tussenrumte van 0,25m, ze zijn stevig en voldoende in de ladderbomen ingeschoven zodat ze niet kunnen draaien)
* in de nabijheid van elektrische leidingen wordt de veiligheidsafstand die werd vastgelegd in artikel 192 van het AREI gerespecteerd
* de houten ladders moeten zo opgesteld zijn dat de houten pennen die de sporten vastzetten naar de gebruiker gekeerd zijn zodat deze samengedrukt worden bij belasting
• Metalen ladders
• de voordelen:
* goede brandweerstand
* zeer goede weerstand tegen veroudering
* zeer goed weerstand tegen verrotting
* zeer goede hanteerbaarheid van aluminiumladders
* geen onderhoud noodzakelijk voor aluminiumladders
* lange levensduur (indien correct gebruik)
• de ladderbomen
* de ladderbomen hebben speciale profielen
• de sporten:
* de sporten werden vastgemaakt of zijn gelast en voorzien van een profiel of een groef in antislipmateriaal
ANALYSE
71
• specifieke kenmerken:
* elektrisch geleidend, ze worden verboden in de nabijheid van elektrische lei- dingen
* metalen ladders zijn koud gehard en zo bestand tegen schokken, welke de voornaamste oorzaak zijn van plotse breuken. De ladders worden hierop regelmatig gecontroleerd.
• Ladders in polyester versterkt met glasvezel
• de voordelen:
* speciaal ontworpen voor industrieel gebruik
* zeer weinig geleidend
* goede thermische weerstand
* zeer goede chemische weerstand
* goede hanteerbaarheid
* weinig onderhoud
* lange levensduur in geval van correct gebruik
• specifieke kenmerken:
* de ladders in polyester worden voorzien van antislipprofielen en een speciale bekleding die barsten voorkomt
\. Soorten ladderz
• Dienstladder
• definitie: vaste ladder tijdens de duur van de werken voor de toegang tot de werkpost en voor de doorgang tussen de verschillende niveaus van werkposten
• de maximum hoogte van deze ladder bedraagt 7,5 meter: voor een grotere hoogte zijn meerdere ladders nodig of zijn trappen noodzakelijk
• het aantal dienstladders wordt aangepast aan de aard van het uit te voeren werk en aan de werkposten
• bij het uitvoeren van grondwerken, opgravingen,..., moet men over een voldoen- de aantal ladders beschikken om een snelle evacuatie van het personeel moge- lijk te maken (voorzie ten minste twee ladders waarlangs het personeel tegelijkertijd omhoog en omlaag gaat).
• Werkladder
• definitie: mobiele ladder die men kan verplaatsen in functie van de noodzaak aan de werkposten
• een verplaatsbare ladder wordt enkel gebruikt wanneer er geen andere oplos- singen mogelijk zijn (cfr.richtlijn 2001/45/EEG, KB 31/08/2005)
• andere werkuitrustingen (stellingen, liften) worden eerst overwogen
• het gebruik van boormachines zonder koppelbegrenzer is niet toegelaten bij het werken op ladders
• Dubbele ladder
• de ladderbomen aan de voor- en achterzijde van een dubbele ladder worden aan elkaar vastgemaakt aan de bovenzijde van de ladder door metalen scharnieren met aangepaste afmetingen, die rechtstreeks gefixeerd zijn aan de ladderbomen of via een ander systeem
• de gewenste spreiding van de ladderhelften gebeurt aan de hand van 2 stevige strengen, kettingen of koorden die zijn vastgemaakt aan de sporten (die aange- spannen worden wanneer de ladder openstaat). De lengte van deze kettingen of koorden kan geregeld worden zodat men de onderdelen in een goede hellings- hoek kan brengen (e = 2/3h)
• Ladder met veiligheidsbogen
Ondanks zijn opvatting, blijft de ladder met veiligheidsbogen gevaarlijk.
Zij zou per voorbeeld door een veiligheidsharnas vervangen kunnen worden
• afstand tussen de verticale ladderbomen: min. 400 mm en max. 600 mm
• afstand tussen 2 vasthechtingspunten op eenzelfde niveau: min. 600 mm
72
ANALYSE
• afstand tussen de sporten: 250 tot 300 mm
• afstand tussen de sporten en het oppervlakte waarop de ladder vastgehecht is: min. 200 mm
• afstand tussen een sport en een occasioneel obstakel: min. 150 mm
• vierkante sporten: minimale dikte 20 mm
• ronde sporten: diameter min. 25 mm en max. 35 mm
• begin van de veiligheidsbogen boven het werkoppervlak of de vloer : 2200 mm tot 3000 mm
• binnenste diameter van de veiligheidsbogen: 700 à 800 mm
• de ladderbomen van de ladder steken 1100 mm uit boven het toegangsniveau; er bevindt zich ook een veiligheidsboog boven het toegangsoppervlak
• verschil in hoogte tussen de vloer en het toegangsniveau (h): 10 m max. Indien het hoogteverschil meer dan 10 m bedraagt, moet men elke 6 meter een over- loop voorzien
• voor platformen / tussenliggende overlopen:
* indien de afstand tussen de ladder en de leuning minder dan 1500 mm bedraagt, wordt de leuning van het platform of de overloop verbonden met de klimkooi
* in dit geval, dient men volgende regels in acht te nemen:
– de kortste afstand tussen de klimkooi en het verhoog bedraagt niet meer dan 400 mm
– de hoek tussen de verticale en een rechte die het bovenste deel van het ver- hoog verbindt met dit meest nabijgelegen deel van de veiligheidsboog is gro- ter dan of gelijk aan 45°
– de breedte van het verhoog bedraagt minimum 1000 mm
– de mogelijkheid bestaat om onderaan een sluitsysteem te voorzien die de toegang voor onbevoegden verhindert.
• Ladders gebruikt op geprefabriceerde verrijdbare stellingen
• trappen en ladders met treden laten werknemers toe de verschillende niveau's van de stelling te bereiken (beklimmen, afdalen) terwijl men vooruit stapt
• de buitenzijde van de trapdelen is voorzien van een leuning die min of meer evenwijdig loopt aan de trappen
• voor alternerende trapdelen wordt eveneens een leuning aan de binnenzijde voorzien, met uitzondering van trapdelen onderbroken door planken vloeren met een interval van minder dan 2 meter
• de trapdelen met wisselende inclinatie zijn elk voorzien van een overloop van minimaal 300 mm lang
• vereisten voor de trappen:
* helling begrepen tussen 35 en 55°
* verticale afstand van de treden ligt tussen 190 en 250 mm
* minimale diepte van de trede: 125 mm
* minimale breedte van de trede : 400 mm
* horizontale afstand tussen opeenvolgende treden: 0 tot 50 mm
• vereisten voor de ladders met treden:
* helling begrepen tussen 35 en 55°
* verticale afstand van de treden ligt tussen 150 en 250 mm
* minimale diepte van de trede: 80 mm
* minimale breedte van de trede: 280 mm
* horizontale afstand tussen opeenvolgende treden ligt tussen 0 en 200 mm
• vereisten voor hellende ladders:
* helling begrepen tussen 60 en 75°
* verticale afstand tussen de treden ligt tussen 230 en 300 mm
* minimale diepte van de trede: 80 mm
* afstand tussen de sporten ligt tussen 250 en 300 mm
* minimale diepte van de sport ligt tussen 20 en 80 mm
* minimale breedte van de sport: 280 mm
* maximale afstand tussen de opeenvolgende vloeren: 4 m
* maximale afstand tussen de grond en de eerste vloer: 4,4 m
ANALYSE
73
• vereisten voor de verticale ladders:
* afstand tussen de sporten ligt tussen 230 en 300 mm
* diepte van de sport ligt tussen 20 en 51 mm
* minimale breedte van de sport: 280 mm
* maximale afstand tussen de opeenvolgende vloeren: 4 m
* maximale afstand tussen de grond en de eerste vloer: 4,4 m
• vereisten voor de bouwladders vervaardigd uit hout of metaal:
* leuning op een hoogte van minimum 75 cm
* maximale helling van 60° van de bouwladder (bij voorkeur tussen 35 en 55°)
* trapdelen van maximum 3,5 meter hoogte uit één stuk. Indien onmogelijk, voorzie een tussenliggende overloop met een stevige leuning bestaande uit een hoofdreling, een tussenreling en een plint
* geen enkele hindernis mag de toegang tot de bouwladder verhinderen
* minimale breedte van 80 cm tussen de ladderbomen
74
ANALYSE
REGLEWENTERING OVER STELLINGEN
1. Europeze ri<htlijn \oo1/45/EG (KD 31/o8/\oo5)
• «Elke werkgever die van plan is tijdelijke werkzaamheden op hoogte uit te voeren, moet daarvoor arbeidsmiddelen kiezen die voldoende bescherming tegen de risi- co's van vallen van een hoogte bieden».
• «De collectieve veiligheidsmaatregelen bieden een betere bescherming dan de per- soonlijke veiligheidsmaatregelen».
• «De wijze waarop deze arbeidsmiddelen (cfr. monteren, demonteren…) door de werknemers zo veilig mogelijk kunnen gebruikt worden moet worden gespecifi- eerd. Een gerichte en geëigende opleiding van de werknemers is hiervoor noodza- kelijk».
• «Het meest geschikte toegangsmiddel voor tijdelijke werkplekken op hoogte dient gekozen te worden in functie van de frequentie van het verkeer, de te overbrug- gen hoogte en de gebruiksduur. Het gekozen toegangsmiddel moet een snelle ont- ruiming bij dreigend gevaar mogelijk maken».
• «Wanneer voor de gekozen steiger de berekening niet beschikbaar is of de over- wogen structuurconfiguraties in de berekening niet voorzien zijn, moet een sterk- te- en stabiliseringsberekening worden uitgevoerd, tenzij de steiger wordt opgebouwd volgens een algemeen erkende standaardconfiguratie. ».
• «Wanneer bepaalde gedeelten van een steiger niet gebruiksklaar zijn, bijvoorbeeld tijdens de opbouw, afbraak of ombouw, worden deze gedeelten gemarkeerd met waarschuwingssignalen».
\. ARAD
• Artikel 456: Periodiek nazicht (gedeeltelijk opgeheven)
• De stellingen moeten, vooraleer zij in dienst gesteld worden, nagezien worden door een bevoegd persoon, tenminste 1 maal per week, na elke langdurige onderbreking van de werkzaamheden of telkens hun stabiliteit of hun weerstand in het gedrang zou gebracht zijn.
• Artikel 457: Platform en loopbrug
• Elk werkplatform dat meer dan 2 meter boven de grond is aangebracht zal van een aaneensluitende vloer voorzien zijn
• De breedte van het platform zal in geen geval minder dan
* 40 cm bedragen wanneer het platform uitsluitend gebruikt wordt om perso- nen te dragen
* 60 cm bedragen indien zij gebruikt wordt om materiaal op te stapelen
* 100 cm bedragen indien zij gebruikt wordt om een ander hoger platform te dragen.
3. Europeez harmonizatiedo<ument HD1ooo
• Toepassingen
• Betreft de geprefabriceerde dienststellingen zonder zeildoek, bestemd om te worden vastgemaakt aan de gevel
• Maximale hoogte gemeten vanaf de grond: 30 m
• Maximaal 5 vloerniveaus waarvan er één aan 100% belast wordt en het daaron- derliggende niveau aan 50%
ANALYSE
75
• Klasse van stelling
• Klasse 1: Inspectie en werkzaamheden die uitsluitend licht gereedschap behoe- ven, zonder opslag van materiaal.
• Klasse 2 en 3: Inspectie en werkzaamheden zonder opslag van materiaal, tenzij voor onmiddellijk gebruik (bv. schilder-, pleister-, voeg- en reinigingswerken)
• Klasse 4 en 5: Zwaar metselwerk waarbij grotere hoeveelheden materiaal en constructie onderdelen moeten worden opgeslagen
• Klasse 6 : Zware werkzaamheden van industriële aard, met opslag van zwaar materiaal (grote gehouwde stenen, machine-onderdelen...)
• Identificatie
• Voorbeeld: Merk van de stelling - EN HD – 1000 – 4 – 0,9 x 2,5
* EN HD – 1000 = referentie aan de Europees harmonisatiedocument HD1000
* 4 = klasse van de stelling
* 0,9 x 2,5 = afmetingen van de vloer
76
ANALYSE
STELLINGEN
Deze fiche omvat aanbevelingen voor een goed gebruik. Het is aan de gebruiker om de reglementering terzake te raadplegen en zo na te gaan welke de wettelijke ver- plichtingen zijn.
1. Algemene ri<htlijnen
• Het opbouwen van de stelling gebeurt door voldoende opgeleid en geïnformeerd personeel, onder leiding van een verantwoordelijke.
• Na de opbouw of na elke ingrijpende verandering die de stabiliteit van de stelling kan beïnvloeden, voert de verantwoordelijk een volledige controle uit alvorens de stelling te gebruiken of te hergebruiken.
• Hetzelfde geldt na werkonderbrekingen van lange duur of na uitzonderlijke situa- ties (zware storm, schokken, zware sneeuwval) : er wordt in dit geval minstens een minutieuze visuele controle door de verantwoordelijke uitgevoerd.
• De aannemer-gebruiker van de stelling is verantwoordelijk voor het correct gebruik en het behoud van het reglementair voorgeschreven veiligheidsniveau.
• Hij waakt erover dat de stelling niet gebruikt wordt alvorens er een toelating tot indienststelling gegeven werd of voor er een visuele controle werd uitgevoerd na elke werkonderbreking van lange duur of na een uitzonderlijke belasting.
• Na de controle worden de beschadigingen aan de stelling zo spoedig mogelijk her- steld, met inbegrip van de verwijdering van alle defecte onderdelen. Bovendien blijft de toegang tot de stelling verboden zolang deze gebreken een risico op onge- vallen inhouden.
\. Gebruikte materialen
• Onderdelen van de stelling in staal:
Verbindingssystemen met schroeven of pennen mogen slechts gebruikt worden voor stalen buizen met een diameter van 48,3 mm en een wanddikte van minimaal 3,2 cm (met andere woorden; voor de buizen die klassiek gebruikt worden voor de constructie van stellingen). Deze verbindingssystemen moeten conform zijn met de NBN 74 van december 1988.
• Onderdelen in hout, kwaliteitsvereisten:
• al het natuurhout opgenomen in het STS-04, artikel 10.4
* STS-04: technische specificaties 04, visuele classificatie in functie van weerstand
• vochtigheid van het hout: op het moment van de aankoop, moet het hout ten- minste op natuurlijke wijze gedroogd zijn
• kwaliteit van het hout:
* het hout dat men gebruikt, mag niet minder dan S8 in kwaliteit bedragen
* alle planken die dubbele knoesten bevatten, worden verwijderd
* de randen van de planken moeten glad geschaafd zijn
* de spleten in lengterichting mogen, in de diepte, niet meer bedragen dan 1/3 van de dikte van de planken
* de spleten in lengterichting zijn enkel toegelaten aan de voorkant
• de interne controle van de kwaliteit van de planken wordt uitgevoerd door een bevoegd persoon, telkens de planken hergebruikt worden
ANALYSE
77
3. Opbouw van de ztelling
• Stabiliteit
• de opbouwer gebruikt enkel stellingsonderdelen die zich in goede staat bevin- den en bouwt deze zo op dat de aangewende belasting overgebracht wordt op een basis met een voldoende weerstand.
• de staanders van de stelling steunen steeds op al dan niet regelbare zolen, met een minimale oppervlakte van 150 cm2 en conform de NBN 74 betreffende de te gebruiken materialen en de opbouw ervan.
• wanneer de vloer weinig draagkracht heeft, zullen de zolen of voetstukken steu- nen op stukken die dienen om de belasting te verdelen over een groter opper- vlak (bv. dikke planken...).
• wanneer de bodem een helling vertoont van meer dan 9 cm per meter, moeten er wiggen geplaatst worden. In dit geval moet er een berekening gemaakt wor- den van de over te brengen krachten; de berekeningsnota moet beschikbaar zijn op de werf.
• windschermen: de voorschriften van de fabrikant; zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing, moeten worden nageleefd. Het windscherm wordt aange- bracht via diagonalen aan de buitenkant van de stelling parallel aan de wand en via kaders in de horizontale vlakken van de stelling.
• het windscherm in het verticale vlak, zoals hierboven beschreven, mag niet meer dan dan 5 dwarsbalken van de stelling beslaan.
• Verankering
• een verankering wordt voorzien minstens om de 2 meter in horizontale richting en elke 4 meter in verticale richting
• wanneer er verankeringselementen worden gebruikt, zijn de dimensies en het gebruik specifiek en wordt dit beschreven in de montage- en gebruiksvoorschrif- ten
• Onderdelen van de vloer
• voor alle gefabriceerde stellingen zijn de vloeronderdelen zo vervaardigd dat ze aansluiten bij het geheel en niet uiteen kunnen schuiven
• de plankenvloer omsluit volledig de hoeken van een constructie
• Laterale beschermingen
• de plankenvloer worden voorzien van een leuning die bestaat uit een bovenre- ling (op +/- 1 m van het niveau van de vloer), een tussenreling (op 40-50 cm boven het niveau van de vloer) en een plint
• de boven- en tussenrelingen moeten verhinderen dat de werknemer ten val komt. De plint zorgt ervoor dat de voet niet van de plank afglijdt terwijl tralie- werk dient als bescherming tegen het vallen van werktuigen of materialen
• de netten moeten veiligheidsnetten zijn met een maasopenning van maximaal 10 cm. De fabrikant van het net granadeert de weerstand ervan door een certifi- caat dat aanwezig is op de werf.
• de leuningen maken integraal deel uit van de stelling geleverd door de fabrikant, of indien dit niet het geval is, bestaan zij uit stalen stellingbuizen met een buiten- diameter van 48,3 mm en een wanddikte van minimaal 3,2 mm, ofwel uit alumi- niumbuizen met een wanddikte van minimaal 4 mm.
• deze buizen worden door middel van verbindingsstukken vastgemaakt aan de staanders van de stelling, met een tussenruimte van minder dan 3 meter.
• de plint heeft een dikte van minimaal 3 cm en steekt minstens 10 cm boven de vloer uit, zij sluit nauw aan op de vloer, wordt niet belast en is zo vastgemaakt dat ze niet kan kantelen.
4. Toegang
• De toegangen tot de stellingen zijn veilig. Indien ladders voorzien zijn, worden deze geplaatst aan de binnenkant van de stelling in een steunhoek van ongeveer 75°. Ze mogen enkel reiken tot één niveau hoger.
78
ANALYSE
• De openingen die de doorgang van een ladder naar een hogergelegen houten vloer toelaten zijn uitgerust met luiken die dichtgedaan worden wanneer men ze niet gebruikt.
5. Soorten ztellingen
• Stelling met ladders op verschillende niveau's
• definitie: eenvoudige stelling samengesteld uit ladders leunend tegen de muur voorzien van sporten en een houten steun op deze ladders die de houten vloer ondersteunen
• de steunladders:
* ze moeten beantwoorden aan de normen NBN EN 131-1 en NBN EN 131-2 en van het duurzame type zijn
* ze worden zo tegen de gevel geplaatst zodat het bovenste uiteinde zich net onder de dakgoot bevindt
* ze worden schuin tegen de muur geplaatst zodat de afstand tussen hun voet en de muur minder bedraagt dan 1/4 van hun hoogte (ongeveer 75°) en ze worden vastgezet zodat ze niet kunnnen wegglijden
* ze worden verbonden door planken of door brede latten om elke laterale ver- plaatsing of draaien ervan te voorkomen. Hun grootte wordt bepaald door de verbinding van de planken (afmetingen van de houten vloer)
• de houten steunen:
* ze worden dusdanig geplaatst dat men de houten vloer kan opstellen op onge- veer 0,80 m van de dakgoot, en ze worden meestal voorzien van bomen die dienen om de leuning, de tussenleuning en de plint te dragen
• de houten vloer:
* de planken worden bij voorkeur vastgeklemd op één of twee plaatsen tussen de verschillende houten steunen
* de planken waaruit de houten vloer is samengesteld zijn over de ganse lengte van de stelling verbonden om de instabiliteit veroorzaakt door de houten steunen en de bewegingen van de ladders maximaal te beperken
* een plint van 15 cm hoog wordt geplaatst om eventueel uitglijden of het val- len van voorwerpen en materialen te verhinderen
* de toegang tot de houten werkvloer dient verplicht te gebeuren via een onaf- hankelijke ladder en niet via de steunladder
• voorwaarden voor het gebruik van dit type stelling:
* dit type van stelling wordt niet gebruikt op meer dan 8 m hoogte gezien het gebrek aan stabiliteit en de geringe veiligheid
* het gebruik wordt voorbehouden aan werken van korte duur (plaatsen of ver- andering aan een dakgoot, onderhoudswerken) waarbij het opslaan van goede- ren of verplaatsen van zwaar materiaal niet aangewezen is
* hij wordt slechts gebruikt door 1 persoon
* de werknemers die de stelling gebruiken kregen de nodige aanwijzingen en een schema hoe de stelling correct te gebruiken
• Stellingen op consoles
• de consoles:
* hun afmetingen zijn aangepast aan de noodzaak en houden rekening met de uitsteeksels op het dak
* de lengte van de dwarsbalk ligt meestal tussen 1 meter en 1,2 meter
* de buitenste boom die dienst doet als leuning, zou kunnen ingebouwd worden bij de fabricatie of vastgemaakt bij de opbouw
• vastgemaakte consoles onder de dakgoot, verschillende mogelijkheden:
* doorboren van de muur om de console dwars vast te maken
* het vastmetselen van schachtringen, krammen of beugels voor het vasthaken aan de uitrusting
* de schachtringen blijven bevestigd na het afbreken van de stelling en kunnen hergebruikt worden nadat ze eerst werden nagekeken
ANALYSE
79
• consoles vastgemaakt bovenaan de dakgoot:
* te gebruiken wanneer het mogelijk is deze te plaatsen aan de buitenzijde van een plat dak, hetzij vanaf de dakgoot of de waterafloop
* het vastmaken gebeurt d.m.v. een haak met kromming
* de consoles worden gestabiliseerd d.m.v. vastschroeven of vastbouten, door een of meerder horizontale leuningen (houten vloer en leuning)
• Stellingen op schragen
• de schragen vormen een stevig en stabiel geheel.
Men moet het verplaatsen van de platformen op hun steunpunten en het weg- glijden van onderdelen van de houten vloer te wijten aan een horizontale kracht op een van de zijden van het platform vermijden
• het is verboden gebruik te maken van schragen op stellingen:
* die meer dan twee rijen opeengeplaatste schragen tellen
* die meer dan 3 m hoog zijn
* die opgesteld zijn op hangende stellingen
• de voeten van de schragen hebben een verbrede basis, aangepast aan de maxi- maal bruikbare hoogte en zijn zorgvuldig gestut
• de steunvlakken vertonen een goed contact met de ondergrond, zonder risico op onevenwicht:
* het plaatsen van schragen op bakstenen of natuurstenen om de stelling te ver- hogen is verboden
* het steunvlak van de metalen schragen is samengesteld uit een plaat met afge- ronde hoeken, vast aan de voeten en voorzien van openingen die het eventu- eel vastmaken aan de vloer toelaten
* in geval van schragen die in de hoogte verstelbaar zijn, is de speling van de uit- schuifbare delen van de schraag klein en voldoende ondersteund.
* de vasthechtingspennen zijn op dusdanige wijze vastgemaakt dat ze niet verlo- ren kunnen gaan. Zij zijn voorzien van een opening zodat ze kunnen worden vastgemaakt in een starre positie
* in geval van pivoterende schragen (waarbij de voeten kunnen dichtgevouwen worden om het transport en opslag te vergemakkelijken):
– de pivoterende voeten mogen geen speling vertonen wanneer ze geblok- keerd zijn bij gebruik
– ze kunnen geblokkeerd worden wanneer men de schragen transporteert
– de blokkeringsuitrustingen zijn vastgemaakt aan de schragen
• Platformen, loopbruggen
• de normale afmetingen voor de platformen voor metselwerk bedragen 100 tot 120 cm, voor andere doeleinden bedraagt dit 80 cm
• de breedte van het werkplatform komt overeen met de afmetingen van de schra- gen (afstand tussen de steunpunten)
• de bovenste dwarsbalk van de schraag mag in verhouding tot de steunpunten niet te ver uitspringen
• de houten vloer is stevig genoeg om statische en dynamische (werknemers en materiaal) lasten te dragen. Hij kan geprefabriceerd zijn of ter plekke opgebouwd worden.
• de samenstellende delen van het platform zijn stevig en vertonen geen gebreken die de degelijkheid kunnen aantasten
• de planken vormen een aaneensluitend geheel over de ganse lengte van de schraag
• de uiteinden van de houten vloeren van de schragen zijn afgeschuind (afgeronde zijden) en beschermd tegen de vorming van splinters of schilfering door stalen banden
• artikel 457 van het ARAB omschrijft dat de balken en planken die deel uitmaken van het werkplatform moeten beschikken over:
* een breedte van ten minste 15 cm
* een dikte hebben welke de veiligheid garandeert ten aanzien van de afstand tussen 2 steunpunten
* in geen enkel geval, mag deze dikte minder dan 3 cm bedragen.
80
ANALYSE
• alle voorzorgen worden genomen om te verhinderen dat de houten vloer zou kantelen of draaien:
* in de lengte geplaatste houten steunen zijn voorzien op het onderste gedeel- te van het platform
* het is mogelijk om het platform te blokkeren tegen de uiteinden van de boven- ste dwarsbalk van de schragen
• een platform van max. 200 cm tussen de schragen kan een last dragen van 200 daN. Bij een belasting die gedurende 1 uur wordt aangehouden, mag de dwars- balk van de schraag, na ontlasting, geen residuele vervorming groter dan 0,5 mm vertonen en de haak geen afwijking van meer dan 0,1 mm vertonen
• gebruikshoogte:
* de normale gebruikshoogte ligt tussen 0,7 en 2 m
* het gebruik bij een hoogte van 2 m kan enkel toegestaan worden wanneer een leuning voorzien wordt en dit enkel met metalen schragen
* een hoogte van meer dan 2,6 m is verboden
• toegang:
* de toegang is stevig. Hij bestaat bij voorkeur uit een trapje hetwelke niet steunt op het platform
* indien de toegang gebeurd d.m.v. een ladder, is deze stabiel en wordt ze neer- gezet zodat ze het kantelen van het geheel niet in de hand werkt
• bevoorrading:
* om de werkpost te bevoorraden met werkmateriaal, kan er een verwijderbaar onderdeel geïnstalleerd worden (leuning, plint of klapdeurtje). Van zodra het bevoorraden beëindigd is, wordt de leuning terug in zijn oorspronkelijke vorm hersteld.
• de ondersteuningen van de leuning of de aanslag die voorzien wordt voor de plaatsing kunnen eveneens dienen als dwarse blokkering van het platform
• de bescherming tegen vallen wordt verzekerd door een leuning, met bovenre- ling, tussenreling en een plint, overal waar er een risico op vallen bestaat, over de ganse lengte van de werkpost.
* de bovenlat van een leuning bevindt zich op 1 m tot 1,2 m hoogte boven de werk- of loopvlakken.
* de tussenleuning is tussen de 40 en 50 cm boven het werk- of loopvlak gele- gen.
* de plint heeft een hoogte van ten minste 15 cm (art. 434.7.1 et 7.2 van het ARAB)
* alle zijwanden van het platform die zich op meer dan 30 cm van de muur bevinden, worden uitgerust met een leuning
• wanneer er werken op de zijwanden van het platform plaatsvinden of wanneer de schragen worden opgesteld tegen een constructie die een bepaalde hoogte niet overschrijdt (bv. minder dan 1 meter boven het werkplatform) wordt de 4de zijde beschermd door een aangepaste uitrusting, die zich bevindt achter de met- selwerken die worden uitgevoerd. Deze uitrusting is voorzien van ofwel een lui- fel of een opvangoppervlak of een andere uitrusting die de val van een werknemer voorkomt en voldoende stevig is om de dynamische last te dragen (veiligheidsnetten, kabel en veiligheidshelm...)
ANALYSE
81
SYSTEWEN DIE DE GEVOLGEN VAN EEN VAL DEPERKEN
Deze fiche omvat aanbevelingen voor een goed gebruik. Het is aan de gebruiker om de reglementering terzake te raadplegen en zo na te gaan welke de wettelijke ver- plichtingen zijn.
1. Strakke opvangzonderdelen
Men onderscheidt 3 types van opvangsonderdelen:
• De opvangstelling wordt maximaal tot 2 m onder de plaats waar het risico op val- len aanwezig is, geplaatst. Ze dient om een werknemer die valt op te vangen.
• de stelling heeft een minimale breedte van 0,90 m
• de verticale afstand tussen de werkvloer en de opvangplank is zo klein mogelijk en is nooit groter dan 2 m
• de horizontale afstand tussen de werkvloer en de opvangvloer is zo klein moge- lijk en is op geen enkele plaats groter dan 0,3 m
• de houten vloeren van de stelling hebben aan de open zijde een laterale bescher- ming : tralies, leuning of een luifel met een aaneensluitende houten vloer die dezelfde weerstand heeft als de houten vloer van de opvangstelling. De sterkte hiervan is berekend om weerstand te kunnen bieden aan de dynamische belas- tingen teweeggebracht door de val van een persoon
• Opvangstelling gebruikt bij dakwerken, wordt opgesteld tot op 15 mm onder de dakrand met een helling van minstens 20°, en is bestemd om een per- soon op te vangen die van het dak valt of glijdt
• de minimale breedte van dit type stelling bedraagt 0,60 m
• afstand tussen de onderste rand van het dak en het verticale deel van de opvan- guitrusting bedraagt minstens 700 mm
• de verticale afstand tussen de houten vloeren van de stelling en de rand van het dak bedraagt niet meer dan 1500 mm
• de houten vloer is zo berekend dat hij voldoende weerstand biedt bij dynami- sche belasting teweeggebracht door de val van een persoon
• het buitenste deel van de stelling wordt voorzien van een bescherming bestaan- de uit netten of tralies (maasopening van de netten maximum 100 mm)
• de opvangnetten zijn conform aan de de voorschriften van de fabrikant die zich garant stelt voor de eigenschappen van deze netten. Elk net dat voldoet aan de norm is voorzien van een speciaal kenmerk: een lint geïntegreerd in het vlecht- werk waarop gerefeert wordt naar de norm, de naam van de fabricant en de fabricatiedatum.
• de onderste vasthechting van het net bevindt zich onmiddellijk boven de plint
• deze opvanguitrustingen worden gebruikt indien de collectieve beschermingsuit- rustingen (leuning, schermen of tralies) niet kunnen opgesteld worden
• de opstelling is dusdanig dat het slachtoffer van een val niet in contact komt met een voorwerp
• de weerstand is voldoende en de structuur en de vorm verhinderen een achter- waartse val
• de breedte van het opvangoppervlak (luik, net) wordt bepaald in functie van de hoogte van de eventuele val en van de horizontale snelheid van het vallend slachtoffer
• de collectieve beschermingsuitrusting kan worden opgesteld, verplaatst en neer- gezet zonder risico op een val van een hoogte (eventueel gebruiken van een vei- ligheidshelm en veiligheidslijn)
82
ANALYSE
• traliewerk kan geplaatst worden in plaats van een opvangnet. Het ijzeren vlecht- werk heeft een diameter van minimaal 2,5 mm (maasopening van de netten maximum 100 mm)
• de vasthechting van de plint en de bovenste reling aan de buitenzijde van de stel- ling blijft noodzakelijk
• De beschermingsluifel, opgesteld boven de doorgangen of werkposten dient om de werknemers te beschermen tegen vallende voorwerpen
• de luifels bevinden zich minstens 1,50 m boven de werkzone
• in combinatie met een stelling, steekt de rand van de beschermingsluifel minstens 0,60 m boven de stelling uit
• de bekleding van de luifel sluit aan bij de werkzone, en stemt overeen met de eisen van de stellingen van klasse 2
• na het opbouwen of na elke aanpassing die eventueel de stabiliteit van de stelling kan beïnvloeden, voert de verantwoordelijke van het bedrijf dat de stelling plaatst een algemene controle uit voor de ingebruikname of het terug in gebruik nemen
\. Soepele opvangonderdelen : veiligheidznetten
Het veiligheidsnet is een collectieve beschermingsuitrusting bestemd om :
• De val van een persoon (of een voorwerp) te verhinderen : type 'tennisnet', verti- cale netten voor voorgevels, horizontale netten (bescherming van de randen van houten vloeren, bescherming van openingen)
• De val te beperken : gebruik van horizontale netten in geval van bekisting, beton- wapening, betonneren en ontkisten en eveneens in geval van de opbouw van een staalconstructie en dakwerken. De hoogte van de val is nooit groter dan 6 m op het laagtse punt van het net.
• Het net voldoet aan de normen EN 1263-1 en 1263-2
3. Perzoonlijke bez<hermingzmiddelen (PDW)
• De persoonlijke beschermingsmiddelen zijn onderworpen aan de EG-richtlijn 89/686, omgezet in Belgische wetgeving door het KB van 07 augustus 1995, gewij- zigd door het KB van 11 januari 1999. De PBM worden onderverdeeld in 3 cate- gorieën
• Categorie 3 betreft de PBM's die gebruikt worden tegen het vallen van hoogte voor professioneel of privégebruik
• De PBM's worden gebruikt wanneer de risico's niet aan de bron kunnen worden uitgeschakeld of onvoldoende beperkt kunnen worden door het nemen van maat- regelen, methodes of procedures van werkorganisatie of door technische midde- len van collectieve bescherming
• Definitie van een PBM : "Iedere uitrusting die bestemd is om door de werknemer gedragen of vastgehouden te worden, teneinde hem te beschermen tegen één of meerdere risico's die zijn veiligheid of zijn gezondheid op het werk kunnen bedreigen, alsmede alle andere aanvullingen of hulpmiddelen die daartoe kunnen bijdragen.
• Criteria voor een goede beveiliging :
Elk PBM moet :
• aangepast zijn aan de te voorkomen risico's, zonder nieuwe risico's te veroorzaken
• rekening houden met de bestaande omstandigheden op de werkplaats
• rekening houden met de ergonomische eisen, het comfort en de gezondheid van de werknemer
• geschikt zijn voor de gebruiker, na eventuele aanpassingen
ANALYSE
83
4. Gordel en veiligheidzharnaz
• De gordels of veiligheidsharnassen worden gebruikt door de werknemers die blootgesteld zijn aan een val van een hoogte van meer dan 2 meter, indien er geen collectieve bescherming is.
• Dit PBM moet aan volgende voorwaarden voldoen:
• de gordels of de harnassen worden vastgemaakt door een lang flexiebel touw van beperkte lengte ofwel aan één verankeringspunt, ofwel aan een met elkaar in verbinding staand systeem van één of meerdere verankeringspunten
• indien de valhoogte niet kan beperkt worden tot minder dan 1m, draagt de werknemer een veiligheidsharnas
• de val wordt in alle gevallen gestopt op 1 m van van het opvangoppervlak of van elk voorwerp dat een persoon zou kunnen verwonden tijdens zijn val (rekening houdend met het eventueel gebruik van een schokdemper)
• de gordels of veiligheidsharnassen, de koorden en de touwen worden gemaakt in synthetische vezels, met uitzondering van de lijnen
• Gordel
• de gordel (NBN 358) wordt aanzien als een vasthoudsysteem bij het werken op hoogte die de gebruiker toelaat de handen vrij te hebben gedurende het uitvoe- ren van het werk
• de gordel is niet bestemd om gebruikt te worden als anti-valbeveiliging. Om hier- in te voorzien, dient er een bijkomende anti-valbeveiliging voorzien te worden
• de gordel is samengesteld uit tenminste 2 vaste onderdelen en een koord die verstelbaar is met een maximumlengte van 2 m
Nota: een val met gordel is gevaarlijk voor de wervelkolom en de nieren (val met fixatie aan de voorkant), een gevaar voor de lever en milt (val met fixatie aan de achterkant). Om deze reden, wordt het gebruik van de gordel verboden in meer- dere Europese landen. In België is het gebruik toegelaten, maar enkel indien de de valhoogte niet groter is dan 1 meter. Zelfs in deze omstandigheden blijkt het na een val gevaarlijk om lang in de gordel te hangen.
• Veiligheidsharnas
• indien de valhoogte niet kan beperkt worden tot minder dan 1 m, draagt de werknemer een veiligheidsharnas (KB 07/08/1995)
• de aanhechtingspunten bevinden zich ter hoogte van het borstbeen, van beide schouders en/of ter hoogte van de rug. Het harnas kan geïncorporeerd worden in de werkkledij.
5. Anti-valbeveiligingzzyztemen
• Een anti-valbeveiliging (volgens de norm NBN-363) bestaat uit:
• een veiligheidsharnas (EN 361)
• een verankeringsuitrusting (EN 795), van:
* klasse A: individuele verankeringspunten
* klasse B: verplaatsbare verankeringen, verankeringsgordel
* klasse C (kabel / koord) en D (rail): horizontale veiligheidslijn
* klasse D: verankeringen met dood gewicht
• een lijn bestemd om de val te stoppen, bestaande uit ofwel:
* een veiligheidslijn + een schokdemper + sluithaken (EN 354 en 355)
* een valbeveiliger met automatische lijnspanner + sluithaken (EN 360)
* een meelopende valbeveiliging met starre of flexibele ankerlijn (EN 353-1 et –2)
• de fabricant dient de te monteren onderdelen en de wijze van montage te omschrijven
• de gebruiker kijkt na of het volledige anti-valbeveiligingssysteem aangepast is aan de werksituatie
• een harnas met een lange valbeveiliger, ZONDER schokdemper, mag niet gebruikt worden als anti-valbeveiligingssysteem
84
ANALYSE
• Veiligheidslijn
• een veiligheidslijn is een flexibel verankerbaar horizontaal systeem. Het kan simultaan instaan voor de de veiligheid van één of meerdere werknemers. Het is geen collectief beschermingsmiddel.
• het laat toe dat men zich vrij en in alle veiligheid kan bewegen in de zones die een risico op vallen inhouden (dak, terras, weg met mobiele brug, brug...)
• ze is uitgerust met een rolsysteem zodat de verschillende steunpunten over de ganse lengte van de kabel automatisch kunnen gepasseerd worden
• de toegangszones tot de veiligheidszones worden aangeduid
• deze signalisatie specifiëert dat het dragen van een anti-val PBM verplicht is
ANALYSE
85
• ASPME (Canada), xxx.xxxxx.xxx
• Comment reconnaître un empilage et un arrimage sécuritaires des charges? (2001)
• Gréage et appareils de levage (1998)
• XXXXX - Xxxxxx xxxxxxxx x'xxxxxxx xx xx xxxxxxxx xx travail (xxxx://xxx.xxxxx.xx/xxxxxxxxxxx) (xxxx://xxx.xxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxxx ty_haz/)
• Nettoyage à l'aide d'air comprimé
• Prévention contre les chutes
• Comment éviter de glisser, de tré- bucher et de tomber
• Comment attacher les échelles por- tatives
• Echelles portatives
• Les escabeaux
• Les échelles à coulisse
• Les échelles d'accès fixées en per- manence
• L'inspection des échelles
• Rangement et maniement des échelles
• Garages
• Manutention
• Entretien des grues et des ponts roulants
• Europees Agentschap voor de veilig- heid en de gezondheid op het werk, Bilbao.
Deze website xxxx://xxxx.xx.xxx geeft informatie (Factsheets):
• N°13: Succesvol management ter preventie van ongevallen (2001)
• N°14: Preventie van glij- en struikel- partijen op het werk (2001)
• N°15: Ongevallenpreventie in de bouwnijverheid (2001)
• N°17: Hoe informatie over te bren- gen: campagnes ter bevordering van veiligheid en gezondheid (2001)
• N°20: Hoe arbeidsongevallen terug te dringen (2001)
• N°21: Veiligheid en gezondheid op het werk (2003)
• N°36: Ongevallenpreventie in de bouwnijverheid (2003)
• N°37: Verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk in het MKB: voorbeelden van effectie- ve steun (2003)
• Health Safety & Executive, www.hse- xxxxx.xx.xx
• Preventing slips, trips and falls at work, INDG225 (2001)
• Working on roofs, INDG284 (1999)
• Using work equipment safely, INDG229 (1997)
• Huys G. (1995) Hazop/Hazan., CED.samsom, Diegem. 43, 3-11.
• Prévenir les risques du métier les conseils de TipTop
• Le port de lunettes de protection (Prévenir 155)
• Un gant qui vous va comme un gant (Prévenir 156)
• Sans ton casque, t'es foutu ! (Prévenir 162)
• INRS (2001), xxxx://xxx.xxxx.xx/, Une introduction à la protection individu- elle
• NOHSC (Australie) National Occupational Health and Safety Commission, xxxx://xxx.xxxxx.xxx.xx/
• First Aid (2002)
• Prevention of eye damage (1989)
• OSH (New Zealand)
• Construction Bulletin - Safe Ladder Use (1998)
• Danger Eyes at Work
• Guidelines for the prevention of Falls (2000)
• OSHA (1997) Stairways and Ladders OSHA3124 xxxx://xxx.xxxx- xxx.xxx/Xxxxxxxxxxxx/XXXX0000/xxxx 3124.html
• Richtlijn 2001/45/EEG van het Europees Parlement en van de Raad van 27 juni 2001 wijzigt de richtlijn 89/655/EEG betreffende de minimum- voorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats ter beschikking gesteld voor tijdelijke werkzaamhe- den op hoogte.
• Richtlijn 92/57/EEG, Minimumvoorschriften inzake veilig- heid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen (8ste bijzonde- re richtlijn)
• omzetting in Belgisch rechts: KB 25/01/2001(BS 07/02/2001) gewij- zigd door KB 19/12/2001 (BS 23/01/2002)
• Richtlijn 92/58/EEG van de Raad, van
24 juni 1992: Minimumvoorschriften voor de veiligheids- en/of gezond- heidssignalering op het werk (9de bij- zondere richtlijn)
• omzetting in Belgisch rechts: KB 17/06/1997 (BS 19/09/1997)
• SuvaPro (2001) Série de documents disponible sur xxxx://xxx.xxxx.xx/xx/xxxx.xxx
et concernant:
• Gare aux faux pas
• Comment puis-je prévenir les chu- tes dans mon entreprise? Conseils pour tous les jours
• Documentation technique pour limiter les chutes dans l'entreprise
• Listes de contrôle
* Voies de circulation pour piétons
* Elingues (accessoires de levage)
* Maintenance et autres travaux sur les toits
* Outils de fraisage
* Echelles portables
* Risques hivernaux
* Petits engins de chantier
* Comportement sûr
* Air comprimé
* Echelles fixes
* Lubrifiants Fluides de coupe
* Plan d'urgence (travail mobiles)
* Plan d'urgence (travail fixes)
* Quais de chargement
* Plates-formes élévatrices pour quais de chargement
* Outillage manuel
* Transport temporaire de person- nes
* Equipements de protection indivi- duelle (EPI)
* Echafaudages de façade
* Voies de circulation pour véhicu- les
• Worksafe Western Australia Commission
• Code of practice: Prevention of Falls at Workplaces (1997)
• Reducing Slip Hazards - An extract from safetyline magazine n°22 May 1994
• Eye injuries (1997)
ILLUSTRATIEDRON
De illustraties werden gebruikt met de toestemming van:
• CCHST - Centre canadien d'hygiène et de sécurité au travail, (xxx.xxxxx.xx/)
87
REGIONALE DIRECTIES VAN DE INSPECTIEDIENSTEN VAN DE FOD WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
TOEZICHT OP DE SOCIALE WETTEN
Aalst
Administratief Centrum “De Pupillen” Xxxxxxxxxx 0
0000 XXXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
Aarlen
Centre administratif de l’Etat 0000 XXXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
Antwerpen Theater Building Xxxxxxxxx 000 xxx 00
0000 XXXXXXXXX
Tel.: 00 000 00 00
Fax: 00 000 00 00
Bergen
bd Xxxxxxxxx 00
0000 XXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
Brugge
Xxxxxxxxxxxxx 0
0000 XXXXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
Brussel
Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx 0
0000 XXXXXXX
Tel.: 00 000 00 00
Fax: 00 000 00 00
Charleroi
Centre Xxxxxx, 0x xxxxx xxxxx Xxxxxx 0xx 0 xxx 0
0000 XXXXXXXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
Doornik
xxx xxx Xxxxxx Xxxxxx 00 0000 XXXXXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
Gent
L. Xxxxxxxxxxxxx 0X 0000 XXXX
Tel.: 00 000 00 00
Fax: 00 000 00 00
Halle-Vilvoorde
d’Xxxxxxxxxxxxx 00
0000 XXXXXXXXX
Tel.: 00 000 00 00
Fax: 00 000 00 00
Hasselt
Xxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxx 00 xxx 0
0000 XXXXXXX
Tel.: 000 00 00 00
De regionale directies van de inspectiediensten van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg zijn elke woensdag doorlopend toegankelijk voor het publiek van 9 tot 17 uur. Voor informatie betreffende de andere openingsuren of voor het maken van een afspraak, dient U zich rechtstreeks tot de directie in kwestie te wenden.
Fax: 000 00 00 00
Hoei
Centre Mercator xxx xx Xxxxxx 00 0000 XXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
Kortrijk
XXxxxxxxx 00-00
0000 XXXXXXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
La Louvière
xxx Xxxxxx 000
0000 XX XXXXXXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
Leuven
Xxxxxxxxxxx 0X xxx 0 0000 XXXXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
Luik
xxx Xxxxxxx 00
0000 XXXXX
Xxxxx-Xxxx:
Tél.: 00 000 00 00
Fax: 00 000 00 00
Liège-Sud:
Tél.: 00 000 00 00
Fax: 00 000 00 00
Mechelen
Xxxxxxxxxxxx 0
0000 XXXXXXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
Namen
xxx xx Xxxxxxxx 00 0000 XXXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
Nijvel
xxx xx Xxxx 00 0000 XXXXXXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
Roeselare
Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx 00
0000 XXXXXXXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
Sint-Niklaas Xxxxxxxxxxxxx 00-Xxxx X 0000 XXXX-XXXXXXX
Tel.: 00 000 00 00
Fax: 00 000 00 00
Tongeren
X. Xxxxxxxxxxxx 00 0000 XXXXXXXX Tel.: 000 00 00 00 Fax: 000 00 00 00
Turnhout
Xxxxxxxxxxxxx 00
0000 XXXXXXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
Verviers
xxx Xxxxxxx Xxxxxx 0 0000 XXXXXXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
Antwerpen
TOEZICHT OP HET WELZIJN OP HET WERK
Theater Building Xxxxxxxxx 000 - xxx 00
0000 XXXXXXXXX
Tel.: 00 000 00 00
Fax: 00 000 00 00
Brussel
Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx 0
0000 XXXXXXX
Tel.: 00 000 00 00
Fax: 00 000 00 00
Henegouwen-Oost+
Waals-Brabant
xxx Xxxxxx 0
0000 XXXXXXXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
Henegouwen-West xxx xx Xxxxxxxx 0 0000 XXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
Limburg
Xxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxx 00 xxx 0
0000 XXXXXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
Luik
xx. xx xx Xxxxxxxxxx 00 0000 XXXXX
Tel.: 00 000 00 00
Fax: 00 000 00 00
Namen
xxxxx xxx Xxxxxxxxxx 00 0000 XXXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
Oost-Vlaanderen Administratief Centrum "Ter Plaeten"
Xxxx-Xxxxxxxxxxx 00 X
0000 XXXX
Tel.: 00 000 00 00
Fax: 00 000 00 00
Vlaams-Brabant Xxxxxxxxxxx 0X xxx 0 0000 XXXXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
West-Vlaanderen
Xxxxxxxxxxxxx 0
0000 XXXXXX
Tel.: 000 00 00 00
Fax: 000 00 00 00
FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx 0
0000 Xxxxxxx