OVEREENKOMST TUSSEN HET VERZEKERINGSCOMITE VAN DE DIENST GENEESKUNDIGE VERZORGING VAN HET RIZIV EN ERKENDE VERPLEGINGSINRICHTINGEN VOOR DE VERGOEDING VAN COMPLEXE CHIRURGIE BIJ PANCREASCARCINOOM, PERI-AMPULLAIRE CARCINOMEN EN NIET-ONCOLOGSCHE...
OVEREENKOMST TUSSEN HET VERZEKERINGSCOMITE VAN DE DIENST GENEESKUNDIGE VERZORGING VAN HET RIZIV EN ERKENDE VERPLEGINGSINRICHTINGEN VOOR DE VERGOEDING VAN
COMPLEXE CHIRURGIE BIJ PANCREASCARCINOOM, PERI-AMPULLAIRE CARCINOMEN EN NIET-ONCOLOGSCHE AANDOENING VAN DE PANCREAS
…
1. DOEL VAN DE OVEREENKOMST
Deze overeenkomst voorziet in een verzekeringstegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor complexe chirurgische ingrepen bij pancreascarcinomen, bij peri-ampullaire carcinomen alsook bij niet-oncologische pancreastumoren en bepaalt de voorwaarden en de modaliteiten van tussenkomst.
Gespecialiseerde zorg en in het bijzonder hoogtechnische complexe ingrepen kunnen enkel op een kwaliteitsvolle wijze geleverd worden wanneer uitgevoerd in een aangepaste omgeving waar voldoende expertise (klinisch en wetenschappelijk) aanwezig is die continu toegepast en verbeterd wordt. Deze multidisciplinaire en complexe zorg steunt op nauwe interacties tussen verschillende expert-actoren (medische disciplines, paramedici, logistiek, …).
Het betreft een supraregionale zorgopdracht die enkel kan worden uitgevoerd in een referentiecentrum.
2. DOELGROEP
De rechthebbenden die door de overeenkomst worden beoogd, zijn:
a) patiënten waarbij een diagnose van pancreascarcinoom en/of peri-ampullaire carcinomen wordt vermoed of is vastgesteld, en is bevestigd door een specifiek multidisciplinair consult voor pancreastumoren in het referentiecentrum en waarbij overwogen wordt om één van de ingrepen onder punt 3 uit te voeren;
b) patiënten waarbij één van de ingrepen opgesomd onder punt 3 moet worden uitgevoerd ingevolge een niet-oncologische aandoening van de pancreas
3. VERSTREKKINGEN
De volgende verstrekkingen komen enkel in aanmerking voor vergoeding indien deze worden uitgevoerd in een referentiecentrum dat voldoet aan de bepalingen opgenomen onder de punten 4 en 5 en dat is toegetreden tot deze overeenkomst.
nomenclatuur1 | omschrijving |
Chirurgische ingrepen | |
xxxxx1-yyyyy1 (cfr 241415-241426) | Totale gastrectomie met hemipancreatectomie links en segmentaire colectomie N 900 |
xxxxx2-yyyyy2 (cfr. 241430-241441) | Totale gastrectomie of degastrogastrectomie met hemipancreatectomie links of segmentaire colectomie N 800 |
xxxxx3-yyyyy3 (cfr. 242012-242023) | Duodeno-pancreatectomie N 900 |
xxxxx4-yyyyy4 (cfr. 242034-242045) | Hemipancreatectomie links met jejunale anastomose van het snedevlak van de pancreas, of nagenoeg totale pancreatectomie (95 pct) N 625 |
xxxxx5-yyyyy5 (cfr. 242056-242060) | Hemipancreatectomie links of enucleatie van een pancreastumor of wegnemen van een pancreassequester N 400 |
Specifiek multidisciplinair oncologisch consult voor | |
pancreastumoren | |
xxxxx6-yyyyy6 (cfr.350291-350302) | Specifiek multidisciplinair oncologisch consult (bijkomende MOC) in een referentiecentrum, op doorverwijzing, geattesteerd door de arts- coördinator K 80 |
xxxxx7-yyyyy7 (cfr. 350453-350464) | Bijkomend honorarium bij de verstrekking xxxxx6-yyyyy6 (350291- 350302) aanrekenbaar door de arts-specialist in de medische oncologie, wanneer deze het specifiek multidisciplinair oncologisch consult coördineert K 15 |
xxxxx8-yyyyy8 (cfr. 350394-350405) | Deelname aan het specifiek multidisciplinair oncologisch consult K 17 |
xxxxx9-yyyyy9 (cfr. 350416-350420) | Deelname aan het specifiek multidisciplinair oncologisch consult door een arts die geen deel uitmaakt van de staf van ziekenhuisartsen K 25 |
xxxxxx10-yyyyy10 (cfr. 350475-350486) | Bijkomend honorarium bij de verstrekking xxxxx8-yyyyy8 (350394- 350405) of xxxxx9-yyyyy9 (350416-350420) aanrekenbaar door de arts- specialist in de medische oncologie, wanneer deze het specifiek multidisciplinair oncologisch consult bijwoont K 7,5 |
Alle bepalingen en toepassingsregels uit de nomenclatuur van toepassing voor de verstrekkingen 241415-241426, 241430-241441, 242012-242023, 242034-242045 en 242056-
242060 blijven onverminderd van toepassing voor de verstrekkingen xxxxx1-yyyyy1, xxxxx2- yyyyy2, xxxxx3-yyyyy3, xxxxx4-yyyyy4 en xxxxx5-yyyyy5 (vb. anesthesie, operatieve hulp, …).
Alle patiënten met een pancreascarcinoom en/of peri-ampullair carcinoom worden voorafgaand aan de behandeling besproken tijdens een specifiek multidisciplinair oncologisch consult voor pancreastumoren. Voor de diagnosestelling van (peri-ampullaire) pancreascarcinoom is steeds
1 De verstrekkingsnummers zullen vervangen worden door pseudonomenclatuurnummers. Verstrekkingen in de nomenclatuur mogen dan niet meer kunnen worden aangerekend (bevoegdheid NCAZ).
een specifieke MOC vereist binnen het referentiecentrum. Onder specifiek multidisciplinair overleg wordt verstaan: het specifieke MOC georganiseerd georganiseerd in het referentiecentrum met deelname van de verwijzende verplegingsinrichting, dat via videoconferentie kan aansluiten.
Aan het specifiek multidisciplinair overleg, via het specifiek multidisciplinair oncologische consult, nemen ten minste de verwijzende arts-specialist (van de verwijzende verplegingsinrichting), de arts-specialist in de heelkunde (bedoeld in punt 5., 1)), de medisch oncoloog of gastro-enteroloog met bijzondere bekwaming in de oncologie alsook de radioloog (bedoeld in punt 5., 5), deel. Eén van de artsen fungeert als coördinator en maakt het schriftelijk verslag op dat een beschrijving bevat van de diagnose en het behandelingsplan.
De verstrekking xxxxx6-yyyyy6 (350291-350302) alsook de verstrekkingen xxxxx7-yyyyy7 (350453- 350464), xxxxx8-yyyyy8 (350394-350405), xxxxx9-yyyyy9 (350416-350420) en xxxxx10-yyyyy10 (350475-350486) (deelname aan MOC) kunnen worden aangerekend volgens de hiernagaande bepalingen.
Een specifiek multidisciplinair oncologisch consult wordt aangevraagd door de oncologisch coördinator van het referentiecentrum indien de patiënt zich rechtstreeks in het referentiecentrum heeft aangeboden en wordt aangevraagd door de coördinator van de lokale MOC in de verwijzende verplegingsinrichting en verloopt dan volgens de procedures zoals vastgelegd in de SLA (zie punt 7, 1)).
De verstrekking xxxxx8-yyyyy8 (350394-350405) is aanrekenbaar door maximaal vier artsen- specialisten van verschillende specialismen, uitsluitend ter gelegenheid van de verstrekking xxxxx6-yyyyy6 (350291-350302).
De verstrekking xxxxx9-yyyyy9 (350416-350420) is uitsluitend aanrekenbaar in combinatie met de verstrekking xxxxx6-yyyyy6 (350291-350302). Ze dekt tevens de verplaatsingsonkosten.
De verstrekkingen xxxxx6-yyyyy6 (350291-350302), xxxxx8-yyyyy8 (350394-350405) en xxxxx9- yyyyy9 (350416-350420) zijn onderling niet cumuleerbaar door dezelfde verstrekker.
De verstrekkingen xxxxx6-yyyyy6 (350291-350302), xxxxx8-yyyyy8 (350394-350405) en xxxxx9- yyyyy9 (350416-350420) vereisen de gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de verschillende deelnemende artsen.
Ieder specifiek multidisciplinair oncologisch consult geeft aanleiding tot een schriftelijk verslag, opgesteld door de arts-coördinator. Het verslag vermeldt de namen van de deelnemende artsen en van de aanvragende arts.
Het bevat een initiële probleemstelling, een overzicht van de medische gegevens die voorhanden zijn en een uitwerking van de diagnose met uitspraak over de prognose. Het bevat verder een concreet behandelingsplan op korte en langere termijn met motivatie, rekening houdend met medische maar ook psychische en sociale argumenten.
In geval van doorverwijzing voor een specifiek multidisciplinair consult, staat de naam van de tweede verplegingsinrichting vermeld in het verslag.
Het verslag wordt overgemaakt aan alle artsen die aan het consult hebben deelgenomen, aan de aanvragende arts, aan de huisarts van de patiënt, aan het Kankerregister en aan de adviserend-arts van de verzekeringsinstelling.
Het honorarium voor de verstrekkingen xxxxx6-yyyyy6 (350291-350302) dekt het verslag en de uniforme registratie van de oncologische aandoening op een standaardformulier, opgesteld door het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging en bestemd voor het Kankerregister.
De coördinatie wordt waargenomen door de oncologiecoördinator aangewezen in het kader van het zorgprogramma voor oncologie, die werkzaam is binnen het referentiecentrum. Deze staat, samen met de multidisciplinaire commissie voor oncologie in voor de opdrachten zoals bepaald in art. 27 van het voornoemd koninklijk besluit van 21 maart 2003.
4. CRITERIA WAARAAN DE VERPLEGINGSINRICHTING MOET VOLDOEN
1) Enkel de verplegingsinrichtingen die beschikken over de erkenning voor het zorgprogramma voor oncologie zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 21 maart 2003 houdende vaststelling van de normen waaraan het zorgprogramma voor oncologische basiszorg en het zorgprogramma voor oncologie moeten voldoen om te worden erkend, kunnen als referentiecentrum deelnemen aan deze overeenkomst.
Het referentiecentrum moet tevens voldoen aan vereisten die de kwaliteit en de continuïteit van kwalitatieve zorg garanderen gedurende 24/24 uren en 7/7 dagen. Heelkundige, medische, intensieve, anesthesiologische, verpleegkundige en paramedische omkadering in een multidisciplinaire aanpak met expertise in de verzorging en monitoring van patiënten na pancreaschirurgie is daartoe vereist.
2) Het referentiecentrum heeft ten minste de volgende artsen-specialisten in dienst die voldoen aan de criteria vermeld onder punt 5:
• minstens twee artsen-specialisten in de heelkunde met aantoonbare specifieke expertise in de oncologische en niet-oncologische pancreaschirurgie
• minstens twee artsen-specialisten in de gastro-enterologie met bijzondere bekwaming in de oncologie en/of in de medische oncologie
• minstens twee interventionele radiologen met ervaring in gastro-intestinale urgenties;
• minstens twee artsen-specialisten in de gastro-enterologie met bijzondere ervaring in de endoscopie
3) Het referentiecentrum heeft ten minste de volgende artsen-specialisten in dienst of werkt nauw en op een gestructureerde en multidisciplinaire wijze samen met andere verplegingsinrichtingen binnen zijn netwerk waarmee een geformaliseerde samenwerkingsovereenkomst is afgesloten:
• minstens twee arts-specialisten in de pathologische anatomie met een ervaring in de diagnose van pancreaspathologie en verbonden aan het referentiecentrum
• minstens twee radiologen met hoofdactiviteit (> 50% FTE) in abdominale beeldvorming (CT/MRI) en met bijzondere bekwaming in pancreasaandoeningen, inclusief kanker
• een team van drie artsen-specialisten in de radiotherapie-oncologie
4) Bovendien beschikt het referentiecentrum minstens over de volgende verpleegkundige en paramedische omkadering met expertise in de verzorging en monitoring van patiënten na pancreaschirurgie:
• de verpleegkundige omkadering is minimaal conform aan de bepalingen van artikel 17 van het koninklijk besluit van 21 maart 2003 houdende vaststelling van de normen waaraan het zorgprogramma voor oncologische basiszorg en het zorgprogramma voor oncologie moeten voldoen om te worden erkend;
De verpleegkundige omkadering dient tevens specifieke ervaring te hebben in het verpleegkundig management van het pre- en postoperatief traject na majeure pancreaschirurgie alsook in het verpleegkundig management van complicaties;
• de psychosociale begeleiding is conform aan de bepalingen van artikel 18 van voornoemd koninklijk besluit
• de andere omkadering voldoet aan de bepalingen van artikel 18 en 19 van voornoemd koninklijk besluit
5) Naast de vereisten qua infrastructuur en omgevingselementen zoals bepaald in de artikelen
30 tot en met 33 van het voornoemd koninklijk besluit van 21 maart 2003, moet het referentiecentrum voldoen aan de volgende vereisten:
• Chirurgie: naast de ervaring voor de chirurgen moet tevens volgende ervaring aanwezig zijn:
o ervaring in het uitvoeren van vasculaire reconstructies in HPB-chirurgie
o ervaring in minimaal invasieve chirurgie / endoscopie
o single balloon ERCP en interventionele ERCP (Endoscopische retrograde cholangio-pancreatografie),
o beschikbaarheid en kennis van per-operatieve ultrasound
o beschikbaarheid en kennis van ERCP en endoscopische ultrasound
• Beschikbaarheid en kennis van interventionele beeldvorming 24/24 uren en 7/7 dagen: CT-guided punctures en angiografie,
• Het referentiecentrum moet samenwerken met een laboratorium voor moleculaire diagnostiek
6) Groeicapaciteit
Het referentiecentrum beschikt over voldoende groeicapaciteit (personeel, infrastructuur, uitrusting) om de bijkomende chirurgische ingrepen en de specifieke multidisciplinaire oncologische consulten te kunnen garanderen in het kader van deze concentratie van zorg. Hiertoe engageert het referentiecentrum zich te voorzien in de nodige extra capaciteit. Het referentiecentrum dient daarvoor bij de aanvraag tot toetreding in een duidelijk en gedetailleerd plan aan te geven welke de extra capaciteit (personeel, infrastructuur, uitrusting) is die ze in de komende jaren voor deze chirurgische ingrepen en de specifieke MOC zullen voorzien. Zij engageren zich tevens deze voorgestelde capaciteitstoename uit te voeren.
5. CRITERIA WAARAAN DE ARTSEN SPECIALISTEN MOETEN VOLDOEN
De artsen-specialisten zoals vermeld onder punt 4 voldoen aan de volgende voorwaarden qua expertise en ervaring. Dit wordt bepaald als het gemiddelde aantal van zowel oncologische als niet-oncologische ingrepen over de jaren 2014-2015-2016, alsook op het vereiste minimum aantal in het laatste jaar. De databron om deze gegevens te verifiëren zijn de “documenten P”:
1) minstens twee artsen-specialisten in de heelkunde met aantoonbare specifieke expertise in de oncologische en niet-oncologische pancreaschirurgie.
Die expertise wordt aangetoond door de uitvoering van minstens 10 Whipple-ingrepen (duodeno-pancreatectomie - verstrekking 242012-242023) per jaar op één campus binnen het referentiecentrum; in 2016 werden minstens 15 Whipple-ingrepen uitgevoerd.
Minstens één van de arts-specialisten heeft individueel minstens 5 Whipple-ingrepen/jaar als gemiddelde over de jaren 2014-2015-2016 zelf uitgevoerd.
Gemiddeld over de jaren 2014-2015-2016 zijn er meer dan 20 pancreasingrepen (totaal van de verstrekkingen 241415-241426, 241430-241441, 242012-242023, 242034-242045 en
242056-242060) per jaar op 1 campus uitgevoerd. In 2016 werden minstens 25 pancreasingrepen uitgevoerd.
2) minstens twee artsen-specialisten in de gastro-enterologie met bijzondere bekwaming in de oncologie en/of in de medische oncologie.
3) minstens twee interventionele radiologen met ervaring in gastro-intestinale urgenties;
4) het netwerk beschikt over twee artsen-specialisten in de gastro-enterologie met bijzondere ervaring in de endoscopie, die samen meer dan 100 ERCP/jaar (endoscopische retrograde cholangio-pancreaticografie – verstrekkingen 473690-473701, 473734-473745, 473830- 473841, 473712-473723 en 473911-473922) en meer dan 50 EUS/jaar (endoscopische ultrasound of echografie – verstrekkingen 473852-473863 en 473874-473885) uitvoeren;
5) minstens twee radiologen met hoofdactiviteit (> 50% FTE) in abdominale beeldvorming (CT/MRI) en met bijzondere bekwaming in pancreasaandoeningen, inclusief kanker, in het netwerk. Eén van hen moet steeds deelnemen aan de specifieke MOC;
6) minstens twee arts-specialisten in de pathologische anatomie met een ervaring in de diagnose van pancreaspathologie en verbonden aan het referentiecentrum;
7) een team van drie artsen-specialisten in de radiotherapie-oncologie, eventueel in het kader van een samenwerkingsovereenkomst ; minstens één van hen heeft een ervaring in de behandeling van digestieve tumoren, waarbij ook gelijktijdig met radiotherapie chemotherapie wordt toegediend op dezelfde locatie.
Alle artsen bedoeld in de punten 4 en 5 en waarbij niet expliciet vermeld wordt dat ze deel moeten uitmaken van het referentiecentrum, werken nauw en op gestructureerde en multidisciplinaire wijze samen met het referentiecentrum, niettegenstaande zijzelf met hun eventuele dienst van oorsprong verbonden blijven.
6. Xxxxxx van de toetreding na drie jaar:
Enkel de referentiecentra werkzaam binnen een netwerkstructuur die na drie jaar voldoen aan volgende criteria behouden hun toetreding:
• het referentiecentrum voldoet aan alle criteria opgenomen in punt 4 (criteria waaraan de verplegingsinrichting moet voldoen), punt 5, 2) t/m 7) (criteria waaraan de artsen- specialisten moeten voldoen).
• minstens 2 artsen-specialisten hebben elk minstens [10] oncologische Whipple-ingrepen per jaar zelf uitgevoerd op één campus binnen het referentiecentrum gemiddeld over de drie jaar; in 2015; in het derde jaar werden minstens 10 oncologische Whipple-ingrepen door elk van hen individueel uitgevoerd.
• het referentiecentrum toont de volgende minimaal bestaande activiteit aan, gemiddeld over drie jaar èn in het derde jaar moet het minimum aantal bereikt zijn. De databron om deze gegevens te verifiëren is het kankerregister:
o bij minstens [120] nieuwe patiënten (nieuwe pancreas- en periampullaire carcinomen) werd in de eerste periode van drie jaar een specifiek multidisciplinair consult uitgevoerd door het referentiecentrum op 1 campus, om de diagnose van pancreascarcinoom en/of peri-ampullaire carcinomen te bevestigen en het behandelingsplan te bepalen. In het derde jaar bedraagt het aantal nieuwe patiënten minstens [40].
o de ervaring aan Whipple-ingrepen bedraagt minimum [20] oncologische ingrepen per jaar per referentiecentrum (op 1 campus).
• vanaf het 4de jaar voldoet het referentiecentrum binnen de netwerkstructuur jaarlijks aan deze vereisten.
• het referentiecentrum heeft binnen de looptijd van drie jaar de volgende gedeelde zorg uitgewerkt :
• geformaliseerde samenwerking met andere verplegingsinrichtingen, specialisten en huisartsen
• IT-oplossingen in kader van eGezondheid:
o managementsystemen van gedeelde zorg
o tele-expertise
o shared repository of cases.
• de vrije keuze van referentiecentrum door de patiënt moet behouden blijven
7. VERBINTENISSEN
Het referentiecentrum verbindt zich ertoe:
1) Samenwerkingsovereenkomsten af te sluiten met de verwijzende verplegingsinrichtingen teneinde de verbintenissen opgenomen in de punten 2), 3), 4) en 6) te kunnen nakomen. Het betreft functionele samenwerkingsverbanden tussen het referentiecentrum en verwijzende
verplegingsinrichtingen (model van de gedeelde zorg) waardoor bij de zorgverlening deskundigheid gecombineerd wordt met zorgen dicht bij huis. Tussen de betrokken artsen en verplegingsinrichtingen worden overeenkomsten inzake zorgniveau (”Service Level Agreements”, SLA) afgesloten waarin de verwijzing, terugverwijzing en opvolging van de patiënt geregeld worden. De ‘zorgcoördinator’ staat in voor het vergemakkelijken van de transfer van patiënten tussen het referentiecentrum en de verwijzende verplegingsinrichtingen;
2) voor de diagnosestelling van (peri-ampullaire) pancreascarcinoom is steeds een specifiek multidisciplinair oncologisch consult vereist binnen het referentiecentrum. Alle patiënten met een pancreastumor/peri-ampullair carcinoom worden daartoe voorafgaand aan de behandeling besproken tijdens een specifiek multidisciplinair oncologisch consult voor pancreastumoren. Er zijn duidelijke procedures afgesproken voor de lokale MOC in de verwijzende verplegingsinrichting (waarbij het referentiecentrum reeds kan betrokken worden) en de organisatie en het houden van de specifieke MOC die erop volgt in het referentiecentrum. De coördinatie van de specifieke MOC wordt waargenomen door de oncologiecoördinator aangewezen in het kader van het zorgprogramma voor oncologie, die werkzaam is binnen het referentiecentrum. Deze staat, samen met de multidisciplinaire commissie voor oncologie in voor de opdrachten zoals bepaald in art. 27 van het voornoemd koninklijk besluit van 21 maart 2003.
3) patiënten met een pancreastumor met metastasen/uitzaaiingen kunnen behandeld worden in een verwijzende verplegingsinrichting door een arts-specialist in de gastro-enterologie met bijzondere bekwaming in de digestieve oncologie en/of arts-specialist in de medische oncologie na bespreking in een specifiek multidisciplinair oncologisch consult;
4) patiënten met een pancreastumor/peri-ampullair carcinoom zonder metastasen/uitzaaiingen waarvoor het specifiek MOC geoordeeld heeft dat een chirurgische ingreep aangewezen is, worden verwezen naar een referentiecentrum, waar een chirurg met expertise in de oncologische pancreaschirurgie samen met het multidisciplinaire gespecialiseerde team deze patiënten behandelt;
5) de heelkundige behandeling van patiënten met een pancreastumor of –kanker of met een niet-oncologische indicatie voor pancreasresectie vindt plaats in een gespecialiseerd referentiecentrum op één campus waar de patiënt ook tijdens het postoperatief verblijf verzorgd wordt. Op de chirurgische verpleegafdelingen worden deze patiënten geconcentreerd in één afdeling en behandeld door personeel dat bekwaam is in de verzorging van patiënten na grote gastro-intestinale en oncologische ingrepen. Er wordt gewerkt met een vast verpleegkundig team, zowel in het operatiekwartier als op de afdeling, dat de nodige opleiding (basisopleiding bachelor verpleegkunde, voldoende bijkomende opleiding en periodieke bijscholing in de specifieke problematiek) moet krijgen omtrent de heelkundige technieken en de te verwachten outcome. Een vast verpleegkundig team, dat voldoende frequent deze patiëntengroep verzorgt, is vereist o.a. om tijdig alarmsymptomen (bv. hypovolemische shock) te kunnen herkennen.;
6) het referentiecentrum stelt een behandelplan op voor de patiënten die chirurgie ondergaan hebben en waarvoor de nabehandeling in de verwijzende verplegingsinrichting kan gebeuren;
7) het referentiecentrum moet kwaliteit van zorg garanderen volgens de hoogste ‘level of evidence’ van het ‘evidence-based medicine’
8) het referentiecentrum moet bereid zijn tot samenwerking met de andere referentiecentra om nieuwe chirurgische technieken en nieuwe multimodale therapieën (combinatie van chirurgische technieken, chemotherapie en/of radiotherapie) te bestuderen en zo nodig te implementeren;
9) de referentiecentra verbinden er zich op een aantoonbare wijze (goedgekeurde klinische studieprotocollen en/of onderzoeksprojecten) toe samen te werken in het klinisch en/of fundamenteel onderzoek in het pancreascarcinoom en peri-ampullaire carcinomen of tenminste zelf door middel van peer-reviewde publicaties blijk te geven van klinisch- wetenschappelijk onderzoek in dat domein;
10) De patiënt of verwijzer heeft de keuze naar welk referentiecentrum hij/zij wenst te gaan.
8. KWALITEITSGARANTIES EN AUDIT
Binnen deze overeenkomst zal gewerkt worden in het kader van een integratief kwaliteitssysteem zoals opgenomen in de aanbevelingen van het KCE-rapport 152.
In het kader van een integratief kwaliteitssysteem (zoals beschreven in het KCE-rapport 152) worden de volgende bepalingen nageleefd:
• het referentiecentrum moet beantwoorden aan de gedefinieerde kwaliteitscriteria inzake proces, structuur en uitkomst;
• alle patiënten worden door het referentiecentrum prospectief geregistreerd in het kankerregister met, naast de (specifieke) MOC-gegevens, ook een minimum aan de meest relevante gegevens die zullen toelaten de afgesproken kwaliteitsindicatoren te meten;
• het referentiecentrum moet de bestaande evidence-based richtlijnen naleven en afwijkingen ervan documenteren;
• het referentiecentrum werkt mee aan kwaliteitsinitiatieven (vb.. benchmarking):
• een adequaat functionerend real time registratiesysteem om een dashboard te kunnen maken en bespreken (rapport p. 45);
• T0 meting als uitgangspunt van de huidige situatie;
• ontwikkelen van een auditsysteem door de professionals samen met andere stakeholders (cfr rapport p. 45);
• elk referentiecentrum wordt onderworpen aan een externe audit teneinde de kwaliteit van zorg te kunnen monitoren en zo nodig bij te sturen (verbeteracties).
• Een evaluatie op het gebied van organisatie van het share-care model, inclusief de ondersteuning ervan, evaluatie van het registratiesysteem en het dashboard, resultaats- metingen ook op het gebied van financiën;
• Een concreet verbeterplan dient - zo nodig en op aangeven van de externe audit of op basis van de resultaten van de kwaliteitsindicatoren - met milestones en timing opgesteld te worden door het referentiecentrum.
9. INDICATOREN EN EVALUATIE
1) Indicatoren
Een landelijk set aan algemene indicatoren voor alle kankers en een landelijke set indicatoren voor specifieke vormen van kanker, in casu pancreas- en peri-ampulllaire carcinomen, werden opgesteld door de professionals, samen met het Belgisch kankerregister, het College voor Oncologie, het RIZIV en het KCE en wordt ondersteund door het kankercentrum.
De volgende uitkomst-indicatoren werden gedefinieerd:
a) % postoperatieve mortaliteit 30 dagen, 60 dagen, 90 dagen, geobserveerd en gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, stadium, co-morbiditeit, performantiestatus (voor het berekenen van adjusted odds ratios) (onderscheid resectie kop/staart-tumoren)
b) % majeure chirurgische complicaties (onderscheid resectie kop/staart-tumoren) volgens een te bepalen lijst
c) 1-, 3- en 5-jaar observed survival, relative survival (observed and adjusted voor leeftijd, geslacht, stadium, co-morbiditeit) (cfr KCE rapport 266)
d) tijd tussen bevestigde diagnose en start van behandeling (4 weken – 90%, na 3 jaar 4 weken
– 95%)
e) vergelijking tussen lokale MOC en specifieke MOC referentiecentrum (bv. staging-resultaten TNM, therapie-voorstel, …)
De volgende observationele meting wordt tevens opgevolgd:
a) chirurgisch behandelde patiënten met een R0-resectie (onderscheid resectie kop/staart- tumoren), R1, R2
2) Databron
De gegevens worden geregistreerd in het kankerregister (Healthdata) via de MOC-registratie gecombineerd met het volledige operatieverslag en bijkomende registratievariabelen specifiek bepaald voor de indicatoren vermeld onder punt 9, 1).
3) Doelstellingen
De doelstellingen worden bepaald in het platform met de referentiecentra. De eerste vergadering wordt samengeroepen binnen de drie maanden na het afsluiten van de individuele overeenkomsten met de referentiecentra.
Een mechanisme om de targets vast te leggen zal binnen dit platform uitgewerkt worden evenals het percentage afwijking dat toegelaten moet worden als maximaal aanvaardbaar om toetreding te behouden.
4) Evaluatie
Het Kankerregister start met de berekening van de kwaliteitsindicatoren zoals vermeld onder punt 1 voor de nulmeting (T0) waarvan de tijdsperiode werd vastgelegd door het platform. Het Kankerregister berekent daarna deze kwaliteitsindicatoren op jaarbasis en bezorgt de feedback samen met de benchmarks aan de referentiecentra. De resultaten van de nulmeting evenals de opvolgmetingen worden besproken en beoordeeld in het platform. Het platform kan, op basis van de resultaten van de kwaliteitsindicatoren; vanaf de eerste jaarmeting, voor één of meerdere referentiecentra een externe audit aanbevelen en/of een concreet verbeterplan met milestones en timing opvragen.
Het Kankerregister heeft binnen het kader van deze overeenkomst het recht om de gegevens op het niveau van het referentiecentrum vrij te geven aan het RIZIV.
10. GESCHILLEN
11. GELDIGHEIDSTERMIJN VAN DE OVEREENKOMST