Samenvatting
Samenvatting
Het College van B&W heeft besloten de Bestuursovereenkomst Regionale afspraken Zuid-Limburg te tekenen. De ondertekening vindt plaats door wethouder van Grootheest.
Collegevoorstel
Door de ondertekening spreken de 18 Zuid-Limburgse gemeenten en de provincie Limburg onderling af dat ze het vastgestelde Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014) gebruiken als uitgangspunt bij de ontwikkeling en uitvoering van regionaal en gemeentelijke beleid. Ze spreken af op welke wijze 8 belangrijke thema’s verder worden uitgewerkt. De thema’s waar het over gaat zijn: wonen, energie, detailhandel, kantoren, bedrijventerreinen, land- en tuinbouw, vrijetijdseconomie en nationaal landschap Zuid-Limburg. Met het ondertekenen van de bestuursovereenkomst wordt er een belangrijke stap gezet in de regionale samenwerking Zuid-Limburg.
Beslispunten
1. Te besluiten tot het aangaan van de Bestuursovereenkomst Regionale afspraken Zuid-Limburg;
2. In te stemmen met het informeren van de raad via bijgevoegde raadsinformatiebrief.
Besluit Burgemeester en Wethouders d.d. 16 februari 2016:
Conform.
Bestuursafspraken POL 1
Collegedatum: 02 - 02- 2016
Registratienummer: 2016-05016
Portefeuillehouder: Xxxxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxx
0. Aanleiding
Collegevoorstel
We staan in de regio Zuid-Limburg voor enkele uiterst urgente en uitdagende maatschappelijke en ruimtelijke opgaven. We hebben van alles te veel ! We zien dagelijks de consequenties daarvan. Leegstand in winkelgebieden. Xxxxxxxxx xxx xxxxxxxx. Veel inwoners krijgen hun woning niet meer verkocht, met dalende vastgoedwaarden en hypotheken die onder water te staan. Tel daar bij op: de vele vrijkomende agrarische bedrijven, het maatschappelijk vastgoed, scholen, een overaanbod aan verblijfsrecreatie en dan is duidelijk dat we met zijn allen in deze regio een ingewikkelde maatschappelijke opgave onder ogen moeten zien. Het is belangrijk - vooral ook voor de ondernemers en inwoners van dit gebied - dat we deze vraagstukken op de schaal van Zuid-Limburg aanpakken.
De regio Zuid-Limburg heeft daarbij veel potentie. Het is een fantastische plek om te wonen in een landelijke omgeving met interessante binnensteden en stedelijke voorzieningen binnen handbereik. Een aantal sterke economische clusters ontwikkelt zich tot een kennis-as met campussen die concurreren op wereldschaal. Door innovatie en ontwikkeling wordt de potentie van de vrijetijdseconomie maximaal benut en duurzaam verankerd. Door op Zuid-Limburgse schaal te werken aan een optimaal ruimtelijk raamwerk van sterke binnensteden, authentieke rivier- en beekdalen, concurrerende campussen, soepele auto- en OV-verbindingen en een levensvatbaar nationaal landschap worden de kansen en potenties maximaal benut.
Het is heel belangrijk – vooral ook voor ondernemers en inwoners van dit gebied - dat iedereen meedoet en meewerkt aan één gezamenlijke aanpak. Alleen zo kunnen we samen bouwen aan een duurzame en sterke regio en kansen creëren voor nieuwe ontwikkelingen. Het vaststellen van een bestuursovereenkomst is de eerste stap waarmee we samen aan de slag gaan met de vraagstukken van de woningmarkt, detailhandel, kantoren, bedrijventerreinen, energie, landschap, landbouw en vrijetijdseconomie.
2. Context
In het Provinciaal Omgevingsplan (POL2014) zijn eind 2014 de hoofdlijnen voor de ambities, opgaven, rolopvatting en aanpak van de belangrijkste omgevingsvraagstukken vastgesteld door Provinciale Staten. Samen met stakeholders hebben de gemeenten en provincie geconstateerd dat voor 8 thema’s meer uitvoeringsgerichte regionale bestuursafspraken nodig en wenselijk zijn. Het gaat om de thema's; wonen, detailhandel, bedrijventerreinen, kantoren, energie, landschap, land- en tuinbouw en vrijetijdseconomie.
3. Gewenste situatie
Gezien de urgente maatschappelijke en ruimtelijke opgaven en vraagstukken kunnen we door het maken van regionale bestuursafspraken over 8 thema’s in het omgevingsbeleid ervoor zorgen dat in Zuid-Limburg een voortreffelijk vestigings-, woon- en leefklimaat wordt gerealiseerd.
Collegevoorstel
Door het maken van de bestuursafspraken zetten de overheden in Zuid-Limburg ook een belangrijke stap in de bestuurlijke samenwerking onder meer door het hanteren van een gemeenschappelijk ruimtelijk kader bij de ontwikkeling van woningen, detailhandel, werklocaties en leisure voorzieningen. Daarnaast door het hanteren van een gemeenschappelijk kader voor landschap, landbouw en de energietransitie.
Wat betreft de inhoud van de afspraken en de concrete toelichting daarop verwijzen wij naar bijgaande stukken in de bijlagen die na finale goedkeuring door het Bestuurlijk Kernoverleg Zuid- Limburg zijn doorgeleid naar de 18 Zuid-Limburgse gemeenten en de provincie.
4. Effect op duurzaamheid en/of gezondheid
De bestuursafspraken wonen en ruimtelijke economie gaan uit van dynamisch voorraadbeheer en de ladder duurzame verstedelijking. Deze beleidsprincipes verleggen de focus van uitbreidingslocaties naar "hergebruik" van bestaand vastgoed of tenminste naar (vervangend) bouwen in bestaand stedelijk gebied, met de bijbehorende positieve effecten voor duurzaamheid.
De bestuursafspraken voor energie ondersteunen de energietransitie in Zuid-Limburg en de afspraken voor landschap zijn erop gericht de kernkwaliteiten van het landschap verder te behouden en ontwikkelen.
5. Effect op de openbare ruimte
Niet van toepassing.
6. Personeel en organisatie
Het uitvoeren van de bestuursafspraken betekent dat er personele capaciteit moet worden ingezet, die binnen de bestaande personele budgetten kan worden gerealiseerd. Dit is in het MT strategie van B&O erkend en afgestemd.
7. Informatiemanagement en automatisering
Niet van toepassing
8. Financiën
Bij de stedelijke woningprogrammering worden programmatische keuzes gemaakt op gemeentelijk niveau, Daarbij worden de financiële consequenties inzichtelijk gemaakt.
Datzelfde geldt voor de werk- en detailhandelslocaties als de structuurvisie Ruimtelijk Economische thema’s Zuid-Limburg wordt uitgewerkt.
9. Aanbestedingen
Niet van toepassing
Collegevoorstel
10. Participatie tot heden
Tijdens de ontwikkeling van het POL2014 is een intensief en meerjarig co-creatief proces gevoerd, waarin gemeenten en maatschappelijke partners samen met de Provincie de beleidskaders hebben ontwikkeld.
De ontwikkeling van de bestuursafspraken tussen gemeenten en provincie ter uitvoering van het POL in Zuid-Limburg bouwt daarop voort, alleen hebben in deze fase de gemeenten het voortouw en voert de provincie met name de procesregie.
De nu voorliggende bestuursovereenkomst Regionale afspraken Zuid-Limburg zijn voorbereid in zeven thematische werkgroepen waarin gemeenten, provincie en stakeholders vertegenwoordigd zijn, maar ook via een groot aantal ambtelijke en bestuurlijke workshops en bijeenkomsten.
In een bestuurlijk overleg op 15 juli 2015 werd met de colleges van Burgemeester en Wethouders van de Zuid-Limburgse gemeenten, aanpak en voortgang met betrekking tot de genoemde thema’s besproken. Op 4 november 2015 werden circa 80 raads- en statenleden, tijdens een brede raadsconferentie Zuid-Limburg, geïnformeerd over proces en inhoud van de regionale uitwerkingen van POL2014.
De voorliggende afspraken zijn in december 2015 vastgesteld in het BO Wonen, BO Ruimtelijke economie, BO Energie respectievelijk het BO Nationaal Landschap ZL. Voorafgaand daaraan werden deze afspraken ook op hoofdlijnen gedeeld en besproken tijdens bredere bestuurlijke bijeenkomsten, zoals de Regio Alliantie Energie (23/9), het Portefeuillehoudersoverleg Economie (16/10) en de Oogstbijeenkomst van het Nationaal Landschap (26/11). Zeker ook rondom de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg was er intensief overleg met gemeenten en stakeholders.
De coördinatie van het proces gebeurt door het Bestuurlijk Kernoverleg Zuid-Limburg (BKO), waarin de Zuid-Limburgse steden, de regio Parkstad Limburg, enkele kleinere gemeenten en de Provincie deelnemen.
11. Voorstel
Voorgesteld wordt om:
1. Te besluiten tot het aangaan van de Bestuursovereenkomst Regionale afspraken Zuid-Limburg;
2. In te stemmen met het informeren van de raad via bijgevoegde raadsinformatiebrief.
12. Uitvoering, evaluatie en vervolg
Collegevoorstel
Nadat het college heeft ingestemd met het aangaan van de bestuursovereenkomst zal deze uiterlijk op 31 maart 2016 door alle 18 gemeenten en de provincie Limburg worden ondertekend. Hierna zal het proces van de regionale uitwerkingen verder zijn beslag krijgen;
- voor wonen betekent dit onder andere het vaststellen van de Regionale Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg uiterlijk voor 1 oktober 2016 en vervolgens hieraan uitvoering geven; het vaststellingsproces is al in gang gezet,
- voor ruimtelijke economie betekent dit onder andere het samen tot stand brengen van een intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economie gedurende 2016,
- voor energie betekent dit onder andere het opstellen van een gezamenlijk uitvoeringsprogramma en warmteplan voor eind 2016,
- voor landschap betekent dit onder andere het samen werken aan een meerjarige programmerings- en financieringssystematiek gedurende 2016,
- voor land- en tuinbouw betekent dit onder andere het uitwerken van spelregels, instrumenten en bestuurlijke afspraken met betrekking tot dynamisch voorraadbeheer agrarisch vastgoed voor eind 2016,
- voor vrijetijdseconomie betekent dit onder andere het opstellen van een gezamenlijke visie met spelregels, instrumenten en resulterend in bestuurlijke afspraken over dynamisch voorraadbeheer voor eind 2016.
Bovenstaande geeft inzicht in de globale planning van enkele ijkmomenten per thema, maar is niet uitputtend.
B1
Bestuursovereenkomst
Regionale afspraken Zuid-Limburg
afspraken tussen de colleges van Burgemeester en Wethouders van de achttien Zuid-Limburgse gemeenten en het
college van Gedeputeerde Staten van Limburg over de regionale uitwerking van POL2014 voor Zuid-Limburg, over het Nationaal Landschap als geheel en over de thema‟s wonen, detailhandel, kantoren, bedrijventerreinen, energie, landschap, land- en tuinbouw en vrijetijdseconomie
januari 2016
Inhoud
Algemene afspraken 3
Wonen 3
Detailhandel 4
Kantoren 5
Bedrijventerreinen 6
Energie 7
Landschap 7
Land- en tuinbouw 8
Vrijetijdseconomie 8
Toelichting op de Bestuursovereenkomst Regionale afspraken Zuid-Limburg
- onderdeel van de overeenkomst -
Algemene afspraken
Onderstaand zijn de algemene afspraken geformuleerd op welke wijze gemeenten en Provincie hebben te handelen in het kader van de toepassing en uitwerking van het POL2014 en de onderliggende bestuurlijke afspraken voor de in deze overeenkomst opgenomen thema‟s.
1. De gemeenten en Provincie nemen de in POL2014 opgenomen algemene Limburgse principes, de tien kernwaarden Nationaal Landschap Zuid-Limburg en de specifieke principes per thema steeds als uitgangspunt bij de ontwikkeling en uitvoering van regionaal en gemeentelijk beleid.
2. De gemeenten en Provincie passen de ladder van duurzame verstedelijking breed toe, dus ook op initiatieven voor vrijetijdseconomie.
3. Regionale afstemming is de norm. Initiatieven voor ruimtelijke ontwikkelingen met een bovenlokale impact op de thema‟s waar deze afspraken betrekking op hebben, worden regionaal afgestemd en indien relevant ook bovenregionaal. In het eerste kwartaal van 2016 worden voor zover nog nodig door gemeenten en Provincie de werk- en overlegstructuren ingeregeld.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt gewerkt vanuit samenwerking op basis van integraal ontwerpen en dialoog voeren aan de voorkant van een ontwikkeling. Voor complexe situaties wordt een expert- of casusteam ingezet bij de begeleiding en advisering over dergelijke initiatieven.
4. De Provincie faciliteert de gemeenten bij het invulling geven aan (de afspraken rond) dynamisch voorraadbeheer.
5. Bij discussie over de naleving van de afspraken wordt als volgt gehandeld:
- primair spreken de gemeenten elkaar hier op aan;
- indien men niet tot overeenstemming komt vindt afstemming plaats in (sub)regionaal verband;
- indien dit onvoldoende resultaat heeft, zal de Provincie op verzoek van een of meer gemeenten een bindend oordeel vellen op basis van POL-uitgangspunten en de haar ten dienste staande instrumenten inzetten om naleving van de afspraken te bevorderen
6. Daarnaast kan de Xxxxxxxxx uit eigen beweging haar wettelijk instrumentarium inzetten om naleving van de afspraken te bevorderen of af te dwingen.
7. De Provincie neemt medio 2016 (zover dat juridisch mogelijk is) bepalingen op in het hoofdstuk ruimte van de Omgevingsverordening Limburg om te borgen dat er geen ruimtelijke plannen worden vastgesteld die in strijd zijn met de voorliggende afspraken.
Afspraken over het thema wonen
1. Partijen zullen na vaststelling uitvoering geven aan de Regionale Structuurvisie Wonen Zuid- Limburg (hierna: „de Structuurvisie‟) op de wijze en binnen de termijnen zoals beschreven in het ontwerp van het document.
2. Gemeenten spannen zich in om de vaststelling van de Structuurvisie door de gemeenteraad te laten plaatsvinden vóór 1 oktober 2016.
3. Zolang de Structuurvisie nog niet in werking is getreden, handelen partijen in de geest van het ontwerp van het document.
4. Onderlinge afstemming, monitoring en evaluatie vinden plaats op de wijze zoals beschreven in de Structuurvisie resp. in documenten die ter uitvoering van de visie gezamenlijk worden opgesteld en aan de visie worden toegevoegd.
5. Partijen treden met elkaar in overleg wanneer afwijkingen tussen POL2014 en Structuurvisie tot onduidelijkheid of verschil van inzicht leiden.
6. De Provincie zal voorzorgbepalingen opnemen in het hoofdstuk ruimte van de Omgevingsverordening Limburg, om te borgen dat er geen bestemmingsplannen (c.a.) worden vastgesteld die in strijd zijn met de gemaakte afspraken.
7. In het geval een gemeente de Structuurvisie niet vaststelt op de overeengekomen termijn of gewijzigd vaststelt zal de Provincie uit eigen beweging haar wettelijk instrumentarium inzetten om de doorwerking van de Structuurvisie voor die gemeente te garanderen.
8. Gemeenten en Provincie werken samen instrumenten en arrangementen uit gericht op het bereiken van een beter evenwicht in vraag en aanbod op de woningmarkt.
9. Deze afspraken zijn geldig tot en met het einde van de geldigheid van de nog vast te stellen Structuurvisie. De afspraken kunnen alleen na onderling overleg worden gewijzigd.
Afspraken over het thema detailhandel
1. Resultaat:
Gemeenten en Provincie werken in 2016 samen aan een intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijk economische thema‟s op het niveau van Zuid-Limburg, met als doel: een gezonde en toekomstbestendige detailhandelsstructuur.
2. Proces:
De bestuurlijke verantwoordelijkheid en aansturing van (het proces en de producten in het kader van) de POL-uitwerking Detailhandel ligt bij het Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie. De voorbereidende werkzaamheden (zie toelichting) worden uitgevoerd door de Ambtelijke Werkgroep Detailhandel Zuid-Limburg. De voorbereiding vindt plaats binnen de subregio‟s.
3. Afspraken voor de periode tot het vaststellen van de intergemeentelijke structuurvisie detailhandel Zuid-Limburg:
- De regio Zuid-Limburg wordt niet op slot gezet. Aan kwalitatief goede projecten die een toegevoegde waarde bieden en de economische structuur van de regio versterken of die van belang zijn voor de leefbaarheid in de kernen wordt, mits op de juiste manier onderbouwd, een kans tot ontwikkeling gegeven.
- Voor de toetsing van al dan niet tijdelijke nieuwe plannen en initiatieven in de periode tot en met de totstandkoming van de structuurvisie ruimtelijke economie Zuid-Limburg wordt afgesproken:
1. Er worden in principe geen nieuwe initiatieven gerealiseerd die strijdig zijn met het POL;
2. Indien nieuwe initiatieven niet passend binnen het POL en/of het betreffende bestemmingsplan kleiner dan 500 m² toch wenselijk worden geacht, wordt voordat onomkeerbare stappen worden gezet, deze gemeld in de Ambtelijke werkgroep Detailhandel Zuid-Limburg.
3. Indien nieuwe initiatieven niet passend binnen het POL en/of het betreffende bestemmingsplan groter dan of gelijk aan 500 m² (en kleiner dan 1.000 m²) toch wenselijk worden geacht, wordt voordat onomkeerbare stappen worden gezet binnen de betreffende subregio afgestemd door middel van overleg in:
1. Westelijke Mijnstreek: Portefeuillehoudersoverleg Economie en Toerisme
2. Maastricht-Heuvelland: Portefeuillehoudersoverleg Economie
3. Parkstad Limburg: Bestuurscommissie Economie en Toerisme Het initiatief wordt bovendien gemeld aan de provincie.
4. Indien nieuwe initiatieven niet passend binnen het POL en / of het betreffende bestemmingsplan groter dan of gelijk aan 1.000 m² toch wenselijk worden geacht, wordt voordat onomkeerbare stappen worden gezet, binnen Zuid-Limburg afgestemd door middel van overleg binnen de bovengenoemde overleggremia in de subregio‟s en daarnaast in het Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie op Zuid-Limburgs niveau.
Inhoudelijk zijn de principes uit het POL leidend (zie toelichting).
Afspraken over het thema kantoren
1. Resultaat:
Gemeenten en Provincie werken samen aan een intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijk economische thema‟s op het niveau van Zuid-Limburg met als doel: een gezonde en toekomstbestendige ruimtelijke economische structuur.
2. Proces:
De bestuurlijke verantwoordelijkheid en aansturing van (het proces en de producten in het kader van) de POL-uitwerking Bedrijventerreinen ligt bij het Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie. De voorbereidende werkzaamheden (zie toelichting) worden uitgevoerd door de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren Zuid-Limburg.
3. Afspraken voor de periode tot het vaststellen van de intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema‟s Zuid-Limburg:
Er worden in principe geen nieuwe initiatieven en plannen (ook tijdelijke) gerealiseerd die strijdig zijn met het POL. Voor de periode tot en met de totstandkoming van een intergemeentelijke structuurvisie wordt het volgende afgesproken met betrekking tot initiatieven vanaf 500 m² bruto vloeroppervlakte:
a) Initiatieven en plannen (ook tijdelijke) strijdig met het bestemmingsplan én afwijken van het POL worden, wanneer ze toch wenselijk worden geacht, per subregio besproken. Deze worden gemeld aan de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren en via deze werkgroep ter afstemming doorgeleid naar Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie.
b) Initiatieven en plannen (ook tijdelijke) strijdig met het bestemmingsplan, maar die mogelijk zijn conform het POL worden per subregio besproken. Deze worden gemeld aan de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren en via deze werkgroep ter kennisneming doorgeleid naar Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie.
c) Initiatieven en plannen (ook tijdelijke) conform bestemmingsplan, maar die afwijken van het POL worden, wanneer ze toch wenselijk worden geacht, per subregio besproken. Deze worden ook gemeld aan de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren en via deze werkgroep ter kennisname doorgeleid naar Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie.
d) initiatieven en plannen (ook tijdelijke) conform bestemmingsplan en conform het POL. Daarover hoeven in de werkgroep en met het BO RE geen aparte afspraken gemaakt te worden. Deze initiatieven en plannen worden gemeld in de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren Zuid-Limburg.
Inhoudelijk zijn de principes uit het POL leidend (zie toelichting).
4. Monitoring
De Provincie Limburg stelt periodiek / jaarlijks een Kantorenmonitor op en stelt deze ter beschikking aan de gemeenten. De gemeenten hanteren deze als basis voor hun analyses en beleidskeuzes.
Afspraken over het thema bedrijventerreinen
1. Resultaat:
Gemeenten en Provincie werken samen aan een intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijk economische thema‟s op het niveau van Zuid-Limburg met als doel: een gezonde en toekomst- bestendige ruimtelijke economische structuur.
2. Proces:
De bestuurlijke verantwoordelijkheid en aansturing van (het proces en de producten in het kader van) de POL-uitwerking Bedrijventerreinen ligt bij het Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie. De voorbereidende werkzaamheden (zie toelichting) worden uitgevoerd door de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren Zuid-Limburg.
3. Afspraken voor de periode tot het vaststellen van de intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema‟s Zuid-Limburg:
Er worden in principe geen nieuwe initiatieven en plannen (ook tijdelijke) gerealiseerd die strijdig zijn met het POL. Voor de periode tot en met de totstandkoming van een intergemeentelijke structuurvisie wordt het volgende afgesproken met betrekking tot:
a) Initiatieven en plannen (ook tijdelijke) strijdig met het bestemmingsplan én afwijkend van het POL worden, indien ze toch wenselijk worden geacht, per subregio besproken. Deze worden gemeld aan de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren en via deze werkgroep ter afstemming doorgeleid naar Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie.
b) Initiatieven en plannen (ook tijdelijke) strijdig met het bestemmingsplan, maar die mogelijk zijn conform het POL worden per subregio besproken. Deze worden gemeld aan de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren en via deze werkgroep ter afstemming doorgeleid naar Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie.
c) Initiatieven en plannen (ook tijdelijke) conform bestemmingsplan, maar die afwijken van het POL worden, indien ze toch wenselijk worden geacht, per subregio besproken. Deze worden ook gemeld aan de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren en via deze werkgroep ter kennisname doorgeleid naar Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie.
d) Initiatieven en plannen (ook tijdelijke) conform bestemmingsplan en conform het POL. Daarover hoeven in de werkgroep en met het BO RE geen aparte afspraken gemaakt te worden. Deze worden zichtbaar in “REBIS” en het rapport Werklocaties Limburg.
Inhoudelijk zijn de principes uit het POL leidend (zie toelichting).
4. Monitoring
De Provincie Limburg onderhoudt het bedrijventerreineninformatiesysteem REBIS op basis van door de terreineigenaren te leveren basisinformatie en stelt dit ter beschikking van de gemeenten
(rapport Werklocaties Limburg). Gemeenten en Provincie Limburg gebruiken de gegevens uit REBIS als basis voor hun analyses en beleidskeuzes.
Afspraken over het thema energie
1. De gemeenten werken samen met de provincie Limburg en shareholders aan een schone, betaalbare en leveringszekere energievoorziening die gepaard gaat met regionale economische ontwikkeling, innovatie en werkgelegenheid en de aanpak van het klimaatprobleem.
2. De gemeenten en de Provincie Limburg zullen zich naar draagkracht en vermogen inspannen om de noodzakelijke overgang van een fossiele naar een duurzame energievoorziening via een gezamenlijk uitvoeringsprogramma met concrete projecten uit te voeren.
3. De gemeenten en de Provincie Limburg erkennen dat de energietransitie een ruimtevraag met zich meebrengt. De gemeenten nemen deze ruimtevraag mee in hun ruimtelijke visie en toekomstige Xxxxxxxxxxxxx.
0. Xx xxxxxxxxx xx xx Xxxxxxxxx Xxxxxxx zullen uiterlijk eind 2016 een gezamenlijk uitvoeringsprogramma gereed hebben, waarin zij inzichtelijk hebben gemaakt op welke wijze zij organisatie, financiering (incl. eigen bijdrage) en communicatie, zullen invullen. Daarbij maken zij eveneens inzichtelijk op welke wijze zij de maatschappelijke partners verbinden aan het uitvoeringprogramma en concrete projecten.
5. Via het Bestuurlijk Overleg Energie (2 à 3 keer per jaar) en de Ambtelijke Werkgroep Energie (6 keer per jaar) wordt de kwalitatieve monitoring van en kennisuitwisseling over projecten en processen georganiseerd.
6. Onder aansturing van de Provincie Limburg wordt in 2016, in overleg met o.a. SER/ECN, CBS, Rijkswaterstaat (Klimaatmonitor) en Enexis (Energie in Beeld) in gezamenlijkheid één integrale kwantitatieve monitoringssystematiek ontwikkeld om de voortgang van de uitvoering te evalueren.
7. De Provincie Limburg stelt samen met de gemeenten en shareholders een warmteplan op voor Zuid-Limburg, waarin uiterlijk eind 2016 inzicht wordt gegeven in vraag en aanbod van alle soorten warmte en koude, dat partijen verbindt, scherpte aanbrengt in de rollen van partijen, en partijen in beweging brengt om stappen te zetten in de transitie naar een andere warmtevoorziening.
8. Gemeenten die niet gelegen zijn in de in het POL benoemde uitsluitingsgebieden, starten in 2016 het traject om te komen tot ruimtelijke plannen voor de op hun grondgebied gelegen maatschappelijk en bestuurlijk gedragen locaties voor windturbines.
9. Gemeenten, Provincie Limburg en shareholders zorgen samen voor naleving van de Wet milieubeheer op gebied van energiebesparende maatregelen, zodat ze zoveel mogelijk worden toegepast.
Afspraken over het thema landschap
1. De gemeenten en de Provincie werken samen met andere actoren in het gebied aan het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg.
2. Gemeenten en Provincie werken samen in 2016 voor het Nationaal Landschap een meerjarige programmerings- en financieringssystematiek uit gericht op:
− Het stimuleren en faciliteren van initiatieven gericht op onderhoud, herstel en aanleg van
groene en cultuurhistorische landschapselementen, routestructuren voor extensieve recreatie (wandelen, paardensport, fietsen) en het verankeren van de zorg voor landschap in de lokale gemeenschap („landschap in het hart van de samenleving‟).
− Het realiseren van integrale projecten gericht op de ontwikkeling van het Nationaal Landschap
Zuid-Limburg en versterking van de stad-land-relatie samen met actief participerende maatschappelijke partners en het bedrijfsleven.
− Overheden (en belangenorganisaties) werken een communicatieplan uit ten behoeve van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg.
− Selectie, aanpak, financierbaarheid en voortgang worden op het regionaal niveau van Zuid- Limburg geregeld, bestuurlijk besproken en actueel gehouden. Deze manier van werken gericht op de grotere gebiedsontwikkelingen heeft in principe een langjarig karakter.
Afspraken over het thema land- en tuinbouw
1. Gemeenten en Provincie werken samen bij het in een zo vroeg mogelijk stadium begeleiden van en adviseren over initiatieven („initiatief staat centraal‟) binnen de land- en tuinbouw die niet passen binnen de bestaande ruimtelijke plannen.
2. In 2016 worden voor dynamisch voorraadbeheer van agrarisch vastgoed gezamenlijk nadere spelregels uitgewerkt, en instrumenten verkend, resulterend in bestuurlijke afspraken. Speciale aandacht is daarbij nodig voor de leegstandproblematiek van agrarische bebouwing.
3. Gemeenten en Provincie werken samen met de sector aan de ontwikkeling van een duurzame veehouderij in Zuid-Limburg, door gecoördineerde inzet van hun stimulerend en regulerend instrumentarium met ruimte voor maatwerk. De gemeenten en Provincie ontwikkelen in 2016 voorstellen gericht op een landbouwinformatiesysteem.
4. Voor het behoud van grasland en grondgebondenheid is het bieden van ontwikkelruimte voor grondgebonden land- en tuinbouw, in goede balans met omgevingswaarden, van belang. In 2016 wordt bezien of aanvullend stimuleringsinstrumentarium nodig is.
Afspraken over het thema vrijetijdseconomie
1. Gemeenten en Provincie werken samen bij het in een zo vroeg mogelijk stadium begeleiden van en adviseren over initiatieven voor (aanpassing van) ruimtelijke plannen voor vrijetijdseconomie. Daarbij hoort het (sub)regionaal afstemmen van initiatieven voor vestiging, uitbreiding of doorontwikkeling van dag- of verblijfsrecreatieve voorzieningen.
2. In 2016 worden door gemeenten en Provincie gezamenlijk in een visie nadere spelregels en instrumenten voor dynamisch voorraadbeheer van vrijetijdseconomie uitgewerkt, resulterend in bestuurlijke afspraken.
3. Gemeenten en Provincie maken in 2016 nadere afspraken over het voorkomen en terugdringen van ongewenst gebruik van verblijfsrecreatieve voorzieningen.
4. Gemeenten en Provincie ontwikkelen in 2016 voorstellen voor een monitoringssysteem voor verblijfsrecreatie.
Toelichting op de bestuursovereenkomst Regionale afspraken Zuid-Limburg
- onderdeel van de overeenkomst -
Inleiding
Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten het POL2014 vastgesteld. Het is een integrale visie op wat er nodig is om de kwaliteit van onze fysieke omgeving te verbeteren, met als centrale ambitie het realiseren van een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat. POL2014 is in co- creatie met alle Limburgse gemeenten en stakeholders tot stand gekomen, met als motto „Limburg is van ons allemaal‟. In POL2014 staan de regio‟s centraal. Het plan bevat vanuit dat perspectief ook een samen met de gemeenten opgesteld visie op Zuid-Limburg waarin de kansen en uitdagingen voor deze regio in het fysieke domein centraal staan. In het POL is beschreven hoe we als overheden samen met marktpartijen en maatschappelijke organisaties ervoor moeten zorgen dat we kansen daadwerkelijk benutten en de grote uitdagingen, zoals het wegnemen van de mismatch tussen vraag en aanbod van woningen, winkels, kantoren, bedrijventerreinen en verblijfsaccommodaties, de energietransformatie en het realiseren van de ambities voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg.
Een van de belangrijkste uitvoeringslijnen van het POL2014 is de totstandkoming van uitwerkingen per regio, dus ook voor Zuid-Limburg, voor de thema‟s wonen, bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel, energie, land- en tuinbouw, vrijetijdseconomie en nationaal landschap. Daarin vindt een concretisering plaats van de algemene opgaven en principes uit POL2014. De gemeenten zijn samen met de Provincie en stakeholders voortvarend aan de slag gegaan met deze regionale uitwerkingen. Ze hebben eind 2015 geresulteerd in de voorliggende bestuursovereenkomst met afspraken tussen de achttien colleges van B&W in Zuid-Limburg en het college van GS over deze acht thema‟s.
Het is het resultaat van intensief regionaal samenwerken in de afgelopen maanden. De voorbereiding heeft o.a. plaatsgevonden in zeven thematische werkgroepen waarin gemeenten, Provincie en stakeholders vertegenwoordigd zijn, maar ook via een groot aantal ambtelijke en bestuurlijke workshops en bijeenkomsten.
In een bestuurlijk overleg op 15 juli 2015 werd met de colleges van Burgemeester en Wethouders van de Zuid-Limburgse gemeenten, aanpak en voortgang met betrekking tot de genoemde thema‟s besproken. Op 4 november 2015 werden circa 80 raads- en statenleden, tijdens een brede raadsconferentie Zuid-Limburg, geïnformeerd over proces en inhoud van de regionale uitwerkingen van POL2014.
De voorliggende afspraken zijn vastgesteld in het BO Wonen, BO Ruimtelijke economie, BO Energie en BO Nationaal Landschap ZL. Voorafgaand daaraan werden deze afspraken ook op hoofdlijnen gedeeld en besproken tijdens bredere bestuurlijke bijeenkomsten, zoals de Regio Alliantie Energie, het Portefeuillehoudersoverleg Economie en de Oogstbijeenkomst van het Nationaal Landschap.
Zeker ook rondom de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg was er intensief overleg met gemeenten en stakeholders.
De afspraken zijn eerste generatie-afspraken. Ze hebben deels een inhoudelijk karakter, bijvoorbeeld over gezamenlijke ambities, spelregels en werkwijze, maar deels zijn het procesafspraken om binnen afgesproken termijnen nader uit te werken en te verankeren. We verwachten dan ook dat de afspraken eind 2016 of begin 2017 worden aangevuld en op onderdelen aangescherpt. Beoogd wordt om dan ook waterschap en andere stakeholders te laten aanhaken bij de afspraken.
De afspraken zijn per thema gebundeld, maar hangen op veel punten met elkaar samen. Het is belangrijk om steeds die integraliteit in het oog te blijven houden. Een aantal algemene afspraken geldt voor alle acht thema‟s en is daarom in een aparte paragraaf opgenomen. Een van die algemene afspraken heeft betrekking op de borging van deze afspraken in de Omgevingsverordening Limburg.
Toelichting op de algemene afspraken
Ad 1
POL2014 bevat in hoofdstuk 3 een aantal algemene Limburgse principes. Samengevat zijn dat:
- Meer stad, meer land (kort gezegd: inzetten op het versterken van de kwaliteit van de steden en het versterken van de kwaliteit van het landelijk gebied)
- Kwaliteit staat centraal.
- Zorgvuldig omgaan met onze voorraden:
▪ Dynamisch voorraadbeheer, waarbij centraal staan: werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad (incl. aanpak leegstand); waar mogelijk schrappen (verkleuren/ van functie veranderen) van harde plannen die niet de beoogde toevoeging van kwaliteit opleveren; onder voorwaarden ruimte bieden voor het toevoegen van goede nieuwe voorraad, maar dan wel in combinatie met het schrappen van bestaande voorraad.
▪ Nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten een plek krijgen binnen het bebouwd gebied. Als dat in uitzonderingsgevallen niet kan, dan toch zoveel mogelijk aansluitend daaraan én met een stevige tegenprestatie voor het verlies aan kwaliteit. Met dit principe in combinatie met het dynamisch voorraadbeheer, geven we invulling aan het principe van duurzame verstedelijking. Grotere stedelijke ontwikkelingen en grootschalige stedelijke voorzieningen concentreren we in de steden.
▪ Goed gebruik maken van reeds bestaande voorzieningen (benutten bestaande voorraad, optimaal benutten wegen door verkeer- en vervoersmanagement, meervoudig ruimtegebruik e.d.).
▪ Bij nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk benutten van leegstaande cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
▪ Gebruik maken van de kansen die het watersysteem biedt en rekening houden met en zich aanpassen aan het watersysteem (klimaatadaptatie).
▪ Nieuwe stedelijke functies die veel woon-werkverkeer of bezoekersstromen oproepen dienen goed aangesloten te zijn op het OV-systeem.
▪ Zorgvuldig gebruik van de ondergrond.
▪ Inzet op energiebesparing en op een zo groot mogelijk aandeel vernieuwbare energiebronnen. Beter benutten van grondstoffen door er efficiënter mee om te springen en het benutten van afval- en reststromen en uiteindelijk realiseren van gesloten kringlopen.
- Uitnodigen en inspireren staat centraal, waarbij voorlopers gestimuleerd worden en er ruimte is om te experimenteren. Hierbij passen instrumenten op maat en een selectieve Provincie. De aanpak is steeds grensoverschrijdend.
De visie op Zuid-Limburg in POL2014 benoemt de tien kernwaarden (deels landschappelijk, deels sociaal-economisch) van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg: reliëf, cultuurhistorisch erfgoed, groen karakter, open-besloten, bereikbaarheid, grondgebonden landbouw, metropolitane binnentuin, beleving, cultureel aanbod en leefbaarheid.
Daarnaast zijn er in het POL per thema specifieke principes geformuleerd. Deels zijn deze principes overigens al vertaald in bepalingen in de Omgevingsverordening. De principes van duurzame verstedelijking zijn wettelijk verankerd (ladder van duurzame verstedelijking, Besluit RO).
Ad 2
Voor de meeste stedelijke ontwikkelingen is er geen discussie over het al dan niet van toepassing zijn van de ladder van duurzame verstedelijking. Voor ontwikkelingen op het terrein van vrijetijdseconomie
spreken de partners, gezien de urgentie van de problematiek, af om ook hierbij de ladder consequent toe te passen.
Goede initiatieven binnen de vrijetijdseconomie moeten de ruimte krijgen. In Zuid-Limburg bestaan al veel locaties met een ruimtelijke bestemming die vrijetijdseconomie (verblijfs- en/of dagrecreatie) toestaat. Toch lijkt er ook behoefte te bestaan aan nieuwe locaties. Een focus op kwaliteit is nodig om te voorkomen dat er teveel van hetzelfde is. Een belangrijk instrument daarbij is de ladder van duurzame verstedelijking. Door middel van daarin opgenomen eisen over onderbouwing wordt de economische meerwaarde van initiatieven (of het gebrek daaraan) inzichtelijk. Afgesproken wordt daarom dat de gemeenten de ladder van duurzame verstedelijking toepassen op initiatieven voor verblijfsrecreatieve voorzieningen.
Ad 3
In het schema is een algemeen model opgenomen van de werkwijze wanneer zich nieuwe initiatieven voordoen. Het loket is vrijwel altijd de gemeente. De bestaande werkwijze omvat een toetsing aan wettelijke kaders, gemeentelijk en provinciaal beleid. Die blijft uiteraard bestaan. Nieuw element in de beoordeling is de toetsing aan de regionale bestuursafspraken waarbij de insteek is een initiatief in een zo vroeg mogelijk stadium bespreekbaar te maken. Het is belangrijk om hiervoor met elkaar te komen tot een werkbare structuur, die is toegespitst op het betreffende thema (zie specifieke afspraken). Basisgedachte daarbij is „groot bij groot, klein bij klein‟, ofwel de mate van afstemming moet passen bij de impact van een initiatief.
Overige aandachtspunten voor afstemming:
• De gemeenten zorgen voor duidelijke „loketten‟ in de regio namens alle overheden, waar initiatiefnemers terecht kunnen voor informatie en eventuele begeleiding met betrekking tot hun projectplannen. Bij begeleiding en planvorming wordt het initiatief centraal gesteld.
• Gemeenten betrekken de Provincie vroegtijdig ingeval van initiatiefvoorstellen die kunnen raken
aan provinciale en/of bovengemeentelijke belangen (basis is brief „POL belangen in de praktijk, juli 2015‟).
• Bij complexe situaties werken gemeenten en Provincie samen in de vorm van casusteams bij de begeleiding en beoordeling van initiatieven. Een casusteam wordt samengesteld vanuit een regionale deskundigenpool vanuit de context van de opgave.
Waar in deze bestuursafspraken gesproken wordt over regionale afstemming wordt bedoeld de afstemming op het schaalniveau Zuid-Limburg. Waar gesproken wordt over subregionale afstemming wordt bedoeld afstemming op schaalniveau Parkstad, Maastricht-Heuvelland en Westelijke Mijnstreek. Waar nodig vindt bovenregionale afstemming plaats, tussen de drie Limburgse regio‟s en/of met de aangrenzende buitenlandse regio‟s. De Provincie zal hierbij zo nodig een coördinerende rol vervullen.
Ad 4
De Provincie faciliteert de gemeenten bij het invulling geven aan (de afspraken rond) dynamisch voorraadbeheer. Elementen van deze „toolbox‟ zijn onder meer:
- Advies/steun bij (grotere) ontwikkelingen door provinciale expert(team)s
- Beschikbaarheid basisgegevens vastgoedvoorraad o.a. over leegstand
- Steun bij GIS- analyses op regionale schaal
- Juridisch advies bij invulling dynamisch voorraadbeheer
Ad 5
Zoals in het POL is vastgelegd zal de Provincie deze afspraken zoveel mogelijk borgen in de Omgevingsverordening Limburg. We spreken daarbij van voorzorgsbepalingen: het gaat daarbij vooral om het bekrachtigen van afspraken die door de gemeenten zelf gemaakt zijn. Dit biedt de Provincie de mogelijkheid om bij afwijking van de afspraken zo nodig „de gele of rode kaart te trekken.‟ Deze lijn van gezamenlijke bestuursafspraken, bekrachtigd in de verordening, heeft de voorkeur.
Als een regionale uitwerking niet leidt tot bestuursafspraken die „er toe doen‟ (geen afspraken, afspraken veel te laat, afspraken niet in lijn met POL) of de afspraken niet door alle partners onderschreven worden, zal de Provincie de regie nadrukkelijker naar zich toetrekken (zoals aangekondigd in POL2014). Daarbij wordt gebruik gemaakt van regulerende instrumenten zoals Omgevingsverordening, aanwijzing en/of Provinciaal Inpassingsplan.
Onder ruimtelijk plan wordt in dit kader verstaan:
− bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening;
− een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de Wro;
− beheersverordening als bedoeld in artikel 3.38 van de Wet ruimtelijke ordening;
− omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2” of 3” van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken;
− een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet.
Toelichting op de afspraken over het thema wonen
POL2014 schetst de grote opgave die er ligt op het gebied van wonen. De Zuid-Limburgse gemeenten werken samen met de Provincie aan een structuurvisie wonen. Deze Structuurvisie Wonen Zuid-- Limburg is in de periode november-december 2015 door de Colleges van het merendeel van de Zuid- Limburgse gemeenten in ontwerp vastgesteld. De Provincie heeft daarvan kennis genomen.
Besluitvorming in de gemeenteraden is voorzien voor de eerste helft van 2016.
Deze structuurvisie legt de gezamenlijke ambities, sturingsmechanismen (met instrumenten) en afwegingskaders (kwantitatief en ruimtelijk) vast en wordt nog aangevuld met een subregionale woningprogrammering.
De structuurvisie sluit op hoofdlijnen goed aan bij POL2014. Op onderdelen kunnen de in het POL2014 opgenomen algemene Limburgse principes en de specifieke principes voor het thema wonen afwijken van de Structuurvisie.
In de Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxx 0000 zijn regels opgenomen gericht op het bevorderen van een duurzame verstedelijking en het hergebruik van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen.
Meer informatie:
- Ontwerp Regionale Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg
Toelichting op de afspraken over het thema detailhandel
1. Resultaat
Een intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijk economische thema’s op het niveau van Zuid-Limburg met als doel: een gezonde en toekomstbestendige detailhandelsstructuur
Het resultaat van het proces waar deze bestuursafspraken voor worden gemaakt, is te komen tot een intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema‟s op het niveau van Zuid-Limburg, via een doelgericht en efficiënt planvormingsproces. Deze structuurvisie is een middel om in Zuid-Limburg een gezonde en toekomstbestendige detailhandelsstructuur te bewerkstelligen. Hierin dienen ten minste de belangrijkste winkelgebieden c.q. –clusters te zijn benoemd, heldere keuzes te zijn gemaakt ten aanzien van de toekomstige winkelstructuur en voorzienbaarheid te worden gecreëerd om, waar dat aan de orde en mogelijk is, in een vervolgfase plannen te schrappen en overtollige, leegstaande winkelmeters uit de markt te nemen inclusief een set maatregelen c.q. instrumentarium om dit te bereiken.
2. Proces
Bestuurlijke verantwoordelijkheid: BO Ruimtelijke Economie
De bestuurlijke verantwoordelijkheid en aansturing van (het proces en de producten in het kader van) de POL-uitwerking detailhandel ligt bij het Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie. De voorbereidende werkzaamheden worden uitgevoerd door de Ambtelijke Werkgroep Detailhandel Zuid- Limburg. De voorbereiding vindt plaats binnen de sub-regio‟s. Zie ook het schema in bijlage 1.
Op 1 maart 2016 is beschikbaar:
- Per sub-regio een uniforme aanbodinventarisatie
Een aanbodinventarisatie per sub-regio, incl. eerste kaartbeelden (A-, B- en C-categorie winkelgebieden, zie de definitie in de bijlage), daarbij gebruikmakend van uniforme kwantitatieve gegevens.
- Per sub-regio en voor Zuid-Limburg als geheel een uniforme vraaginventarisatie inclusief een grensoverschreidende component
Een vraagonderbouwing per sub-regio op basis van dezelfde onderzoeksmethode (onderzoek naar distributieve planologische mogelijkheden c.q. een levensvatbare omvang van de winkelvoorraad in Zuid-Limburg in 2025, rekening houdend met (de effecten van) relevante trends en ontwikkelingen).
- Een procesvoorstel voor de periode 1-3-2016 tot 1-1-2017
In de periode tot 1 maart 2016 wordt een procesvoorstel voorbereid m.b.t. de periode tot 1 januari 2017, waarbij expliciet aandacht is voor het traject om te komen tot een ontwerp intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijk economische thema‟s Zuid-Limburg inclusief een set instrumenten om het in de visie weergegeven eindbeeld te bereiken en een procesvoorstel over de wijze waarop raadsleden en stakeholders in het traject worden betrokken.
- Besluitvorming
Een voorstel over de besluitvorming, c.q. het vaststellen van de intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijk economische thema‟s.
Tussen 1 maart 2016 en 1 januari 2017:
- Wordt de ontwerp intergemeentelijke structuurvisie economische thema‟s op het niveau van Zuid- Limburg opgesteld op basis van de aanbod- en vraaginventarisatie inclusief een set instrumenten om het in de visie weergegeven eindbeeld te bereiken;
- Is op uniforme wijze de harde, zachte en verborgen plancapaciteit qua vierkante meters detailhandel in Zuid-Limburg geïnventariseerd;
- De in gezamenlijkheid opgestelde ontwerp intergemeentelijke structuurvisie en de keuzes die daarin gemaakt zijn vormen het uitgangspunt voor de invulling van het subregionale (Westelijke Mijnstreek / Parkstad Limburg / Maastricht-Heuvelland) en gemeentelijke beleid van de 18 gemeenten in Zuid-Limburg.
- Wordt een voorstel opgesteld waarin de wenselijkheid van het instellen van een regionale adviescommissie, na het vaststellen van de intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema‟s (bedrijventerreinen, kantoren en detailhandel) wordt geduid
- Wordt er een voorstel voorbereid hoe om te gaan met de ambtelijke en bestuurlijke afstemming voor de periode na de vaststelling van de intergemeentelijke structuurvisie op niveau van Zuid- Limburg.
- Wordt een voorstel opgesteld over een uniforme monitoringssystematiek.
Na 1 januari 2017:
- Vindt de besluitvorming over het vaststellen van de ontwerp intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijk economische thema‟s Zuid-Limburg plaats conform het voor 1 maart 2016 opgestelde voorstel;
- Wordt op basis van de ontwerp intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijk economische thema‟s op het niveau van Zuid-Limburg voor het subthema detailhandel een uitvoeringsprogramma opgesteld om, met behulp van de in de visie opgenomen set instrumenten, het in de visie weergegeven eindbeeld te bereiken.
3. Afspraken voor de periode tot het vaststellen van de intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijk economische thema‟s Zuid-Limburg
- De regio Zuid-Limburg wordt niet op slot gezet. Aan kwalitatief goede projecten die een toegevoegde waarde bieden en de economische structuur van de regio versterken of die van belang zijn voor de leefbaarheid in de kernen wordt, mits op de juiste manier onderbouwd, een kans tot ontwikkeling gegeven.
- Voor de toetsing van al dan niet tijdelijke nieuwe plannen en initiatieven in de periode tot en met de totstandkoming van de structuurvisie ruimtelijke economie Zuid-Limburg wordt het volgende afgesproken:
1. Er worden in principe geen nieuwe initiatieven gerealiseerd die strijdig zijn met POL.
2. Indien nieuwe initiatieven niet passend binnen het POL en/of het betreffende bestemmingsplan kleiner dan 500 m² toch wenselijk worden geacht, wordt voordat onomkeerbare stappen worden gezet, deze gemeld in de Ambtelijke Werkgroep Detailhandel Zuid-Limburg.
3. Indien nieuwe initiatieven niet passend binnen het POL en/of het betreffende bestemmingsplan groter dan of gelijk aan 500 m² (en kleiner dan 1.000 m²) toch wenselijk worden geacht, wordt voordat onomkeerbare stappen worden gezet binnen de betreffende subregio afgestemd door middel van overleg in:
i. Westelijke Mijnstreek: Portefeuillehoudersoverleg Economie en Toerisme
ii. Maastricht-Heuvelland: Portefeuillehoudersoverleg Economie
iii. Parkstad Limburg: Bestuurscommissie Economie en Toerisme
Het initiatief wordt bovendien gemeld aan de provincie.
4. Indien nieuwe initiatieven niet passend binnen het POL en/of het betreffende bestemmingsplan groter dan of gelijk aan 1.000 m² toch wenselijk worden geacht, wordt voordat onomkeerbare stappen worden gezet, binnen Zuid-Limburg afgestemd door middel van overleg binnen de bovengenoemde overleggremia in de subregio‟s en daarnaast in het Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie op Zuid-Limburgs niveau
Inhoudelijk zijn de principes uit het POL leidend, d.w.z.:
- In principe worden er géén nieuwe solitaire c.q. verspreid gelegen winkels en winkelgebieden ontwikkeld/gerealiseerd, in het bijzonder geen solitaire supermarkten.
- Winkels horen niet thuis op bedrijventerreinen, behalve als het gaat om verkoop van goederen (volumineus) die zich lenen voor vestiging op zo‟n terrein. Op campussen worden detailhandelsbedrijven zonder inhoudelijke of functionele binding met de site uitgesloten.
- Nieuwe ontwikkelingen mogen alleen plaatsvinden in, of direct aansluitend aan, bestaande winkelgebieden, dit betreft onder andere de winkelgebieden die zijn opgenomen op de kaarten in paragraaf 4.3.3. van het POL (p.61 en 68). Bij voorkeur vinden (grotere) nieuwe ontwikkelingen plaats in de stedelijke centra of, passend bij het specifieke thema, in de themacentra. De doorontwikkeling van bestaande winkelgebieden mag alleen doorgang vinden als:
a. deze past bij (de schaal van) het verzorgingsgebied van het betreffende winkelgebied
b. dit leidt tot een versterking van de structuur
c. de vitaliteit van de stedelijke centra niet wordt aantast
d. een ruimtelijk-economische effectenstudie is uitgevoerd
e. de ladder voor duurzame verstedelijking zorgvuldig is doorlopen
f. aandacht is voor de principes uit het dynamisch voorraadbeheer
g. de ontwikkeling gepaard gaat met het verdwijnen van bestaande voorraad elders in de regio.
- We zetten in op compactere winkelgebieden, clustering van winkels en daarmee gepaard gaand een verkleuring van aanloopstraten.
- In het landelijk gebied, buiten de (dorps-)kernen, zijn geen nieuwe winkels toegestaan met uitzondering van kleinschalige boerderijwinkels.
- Om te voorkomen dat grootschalige winkelgebieden aan de rand van de steden uitgroeien tot
„nieuwe binnensteden‟ bieden we in deze gebieden geen ruimte voor winkels uit branches die bij uitstek thuishoren in de binnensteden (zoals: kleding, schoenen).
- Voor de themacentra Xxxxxxxxxxxxx (thema wonen), Rodaboulevard (thema sport en leisure) en Gardenz (huis en tuin) wordt in principe vastgehouden aan de voornoemde branchering
Bijlage 1
Bijlage 2:
Definitie categorie winkelgebieden A, B en C
Categorie A Categorie B Categorie C
Toelichting op de afspraken over het thema kantoren
1. Resultaat
Een intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema’s op het niveau van Zuid- Limburg met als doel: een gezonde en toekomstbestendige ruimtelijke economische structuur
Het resultaat van het proces waar deze bestuursafspraken voor worden gemaakt, is te komen tot een intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema‟s op het niveau van Zuid- Limburg, via een doelgericht en efficiënt planvormingsproces. Deze structuurvisie is een middel om in Zuid-Limburg een gezonde en toekomstbestendige ruimtelijke economische structuur te bewerkstelligen. Hierin dienen ten minste de belangrijkste kantoorgebieden te zijn benoemd, heldere keuzes te zijn gemaakt ten aanzien van de toekomstige structuur omtrent kantoorlocaties en voorzienbaarheid te worden gecreëerd. Het creëren van voorzienbaarheid is noodzakelijk om, waar dat aan de orde en noodzakelijk is, in een vervolgfase plannen en verborgen plancapaciteit te schrappen en overtollige kantoorvloeroppervlakte uit de markt te kunnen nemen. Dit gaat gepaard met een set aan maatregelen c.q. instrumentarium.
2. Proces
Bestuurlijke verantwoordelijkheid: BO Ruimtelijke Economie
De bestuurlijke verantwoordelijkheid en aansturing van (het proces en de producten in het kader van) de POL-uitwerking Bedrijventerreinen, ligt bij het Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie. De voorbereidende werkzaamheden worden uitgevoerd door de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren Zuid-Limburg.
Op 1 maart 2016 is beschikbaar:
- Updaten van kantoorplannen
Alle gemeenten inventariseren de harde en zachte plannen, op basis van dezelfde uitgangspunten, met betrekking tot kantoren. Van deze plannen wordt de restcapaciteit c.q. beschikbare kavels weergegeven. Daarnaast worden de leegstaande kantoorgebouwen geïnventariseerd. Hiervoor worden de gegevens uit de Kantorenmonitor Limburg 2014 gebruikt.
- Verborgen plancapaciteit in beeld brengen
Naast het updaten van de kantoorplannen wordt ook de verborgen plantitels inzake kantoorbestemmingen per gemeente in beeld gebracht. Hiertoe heeft de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren Zuid-Limburg een stappenplan opgesteld. Hierdoor wordt op een eenduidige manier de verborgen plantitels in beeld gebracht.
- Contouren concentratie-, balans- en transitiegebieden
Aan de hand van het kaartmateriaal dat door de Provincie Limburg is aangeleverd, worden de contouren van de concentratie-, balans- en transitiegebieden weergegeven. Indien dit kaartmateriaal voor een desbetreffend gebied niet aanwezig is, wordt dit door de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren Zuid-Limburg aangeleverd. Dit kaartmateriaal is nodig ten behoeve van het opstellen van een ontwerp intergemeentelijke structuurvisie
ruimtelijke economische thema‟s Zuid-Limburg.
- Procesvoorstel voor de periode 1-3-2016 tot 1-1-2017
In de periode tot 1 maart 2016 wordt een procesvoorstel voorbereid met betrekking tot de periode 1 januari 2017, waarbij expliciet aandacht is voor het traject om te komen tot een ontwerp intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema‟s Zuid-Limburg inclusief een set instrumenten om het in de visie weergegeven eindbeeld te bereiken.
Daarnaast wordt een procesvoorstel voorbereid over de wijze waarop raadsleden en stakeholders in het traject worden betrokken.
- Besluitvorming
Een voorstel over de besluitvorming c.q. het vaststellen van de ontwerp intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema‟s Zuid-Limburg.
- Beslisprotocol
Is binnen het BO RE overeenstemming bereikt over een beslisprotocol inzake het afstemmen over nieuwe initiatieven en plannen (ook tijdelijke) in Zuid-Limburg.
Tussen 1 maart 2016 en 1 januari 2017:
- wordt de ontwerp intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema‟s op het niveau van Zuid-Limburg opgesteld op basis van de inventarisatie inclusief een set instrumenten om het in de visie weergegeven eindbeeld te bereiken;
- is op uniforme wijze de harde en zachte plannen, restcapaciteit alsook de verborgen plancapaciteit qua vierkante meter kantoorvloeroppervlakte in Zuid-Limburg geïnventariseerd;
- is de begrenzing van de concentratie-, balans- en transitiegebieden inzichtelijk gemaakt;
- de in gezamenlijkheid op te stellen ontwerp intergemeentelijke structuurvisie en de keuzes die daarin gemaakt zijn, vormen het uitgangspunt voor de invulling van het gemeentelijk beleid van de 18 gemeenten in Zuid-Limburg;
- wordt er een voorstel voorbereid hoe om te gaan met de ambtelijke en bestuurlijke afstemming voor de periode na de vaststelling van de intergemeentelijke structuurvisie op niveau van Zuid- Limburg.
Na 1 januari 2017:
- vindt de besluitvorming over het vaststellen van de ontwerp intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema‟s Zuid-Limburg plaats;
- wordt op basis van de ontwerp intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema‟s op het niveau van Zuid-Limburg voor het subthema kantoren een uitvoeringsprogramma opgesteld om, met behulp van de in de visie opgenomen set instrumenten, het in de visie weergegeven eindbeeld te bereiken;
3. Afspraken voor de periode tot het vaststellen van de intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema‟s Zuid-Limburg:
Er worden in principe geen nieuwe initiatieven en plannen (ook tijdelijke) gerealiseerd die strijdig zijn met het POL. Voor de periode tot en met de totstandkoming van een intergemeentelijke structuurvisie wordt het volgende afgesproken met betrekking tot initiatieven vanaf 500 m² bruto vloeroppervlakte:
a) Initiatieven en plannen (ook tijdelijke) strijdig met het bestemmingsplan én afwijken van het POL worden, wanneer ze toch wenselijk worden geacht, per subregio besproken. Deze worden gemeld aan de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren en via deze werkgroep ter afstemming doorgeleid naar Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie.
b) Initiatieven en plannen (ook tijdelijke) strijdig met het bestemmingsplan, maar die mogelijk zijn conform het POL worden per subregio besproken. Deze worden gemeld aan de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren en via deze werkgroep ter afstemming doorgeleid naar Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie.
c) Initiatieven en plannen (ook tijdelijke) conform bestemmingsplan, maar die afwijken van het POL worden, wanneer ze toch wenselijk worden geacht, per subregio besproken. Deze worden ook gemeld aan de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren en via deze werkgroep ter kennisname doorgeleid naar Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie.
d) Initiatieven en plannen (ook tijdelijke) conform bestemmingsplan en conform het POL. Daarover hoeven in de werkgroep en met het BO RE geen aparte afspraken gemaakt te worden. Deze initiatieven en plannen worden gemeld in de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren Zuid-Limburg.
De voornoemde afspraken zijn in het volgende schema vervat:
* waarbij afhankelijk van momentum of aard van de casuïstiek dit eerst subregionaal wordt gedeeld, dan wel direct op Zuid-Limburgs niveau van het BO RE
Inhoudelijk zijn de principes/uitgangspunten uit het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 leidend:
De gemeenten hanteren de in het Provinciaal Xxxxxxxxxxxxx Xxxxxxx 0000 opgenomen principes met betrekking tot het thema “kantoren” als uitgangspunt voor regionaal en gemeentelijk beleid. De volgende basisuitgangspunten voor kantoorprogrammering wordt gehanteerd:
a) ontwikkeling van kantoorgebieden is niet aan de orde;
b) nieuwe kantorenplannen/-programma zijn alleen toegestaan in concentratiegebieden;
c) de huidige voorraad wordt per regio begrensd, dat betekent per saldo geen uitbreiding van kantooroppervlak. Alleen in concentratiegebieden hoeft de saldering in tijd en omvang niet één- op-één te geschieden daarbij zal er op het niveau van stad en (sub)regio wel voor gewaakt moeten worden dat het totale kantoorvolume niet of slechts tijdelijk toeneemt.
d) nieuwe gebouwen met de hoofdfunctie kantoor zijn alleen mogelijk als:
i. het gaat om een ontwikkeling binnen concentratie- of balansgebieden;
ii. deze passen binnen modern en flexibel gebruik van kantoorruimte en dus een adequate toevoeging zijn voor de kwaliteit van het regionale aanbod;
iii. er gewerkt wordt met voorverhuur of concept-huurovereenkomsten waarbij het merendeel van de meters van een gebouw op voorhand is ingevuld;
iv. er onbenutte voorraad uit de markt wordt genomen (“nieuw voor oud”) dan wel elders reële plancapaciteit wordt geschrapt. In balansgebieden moet de saldering in tijd en omvang één-op-één plaatsvinden, in concentratiegebieden hoeft de saldering in tijd en omvang niet één-op-één plaats te vinden.
e) de principes van duurzame verstedelijking worden toegepast, dat wil zeggen: de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van leegstaande (cultuurhistorische) gebouwen;
f) middelgrote (500 – 2.500 m²) en grote kantoren (> 2.500 m²) alleen te vestigen in concentratie- en balansgebieden; uitzondering kan zijn als dergelijke gebouwen zouden passen binnen de bestaande bebouwing en in een lokale behoefte voorzien. Kleine kantoren (< 500 m²) blijven in bebouwd gebied via maatwerk mogelijk;
g) buiten concentratie- en balansgebieden waar mogelijk schrappen van bestaande plancapaciteit;
h) buiten concentratie- en balansgebieden geen vrijstellingen of bestemmingswijzigingen ten faveure van de kantorenfunctie;
i) alle kantoorlocaties in concentratie- of balansgebieden dienen per openbaar vervoer ontsloten te zijn dan wel te worden ontsloten, bij voorkeur via directe overstap op regionaal hoogwaardig openbaar vervoer. Ook de OV-ontsluiting van de campussen vraagt om aandacht en
j) kantoorfuncties en –ruimten van ondergeschikte aard blijven mogelijk in, op of bij logistieke, handels- en of productiebedrijven.
De concentratie-, balans- en transitiegebieden in Zuid-Limburg zijn, conform Provinciaal Xxxxxxxxxxxxx Xxxxxxx 0000, als volgt:
Gemeente | Concentratiegebieden | Balansgebieden | Transitiegebieden |
Sittard-Geleen | Centrum/stationsgebied Kantorenpark Sittard Brightlands Chemelot Campus | n.v.t. | Mauritspark |
Maastricht | Centrum/stationsgebied Kantorenpark Randwyck/ Brightlands Maastricht Health Campus | Ceramique Geusselt | n.v.t. |
Heerlen | Centrum/stationsgebied Kantorenboulevard Heerlen | Coriopolis ABP Heerlen | Zeswegen en Onderwijsboulevard |
Beek | n.v.t. | n.v.t. | Kantorenzone Luchthaven |
4. Monitoring
De Provincie Limburg stelt periodiek / jaarlijks een Kantorenmonitor op en stelt deze ter beschikking aan de gemeenten. De gemeenten hanteren deze als basis voor hun analyses en beleidskeuzes.
Toelichting
In het Provinciaal Xxxxxxxxxxxxx Xxxxxxx 0000 is de grote opgave op het gebied van kantoorlocaties beschreven. De leegstand in de regio Zuid-Limburg bedraagt op dit moment 14,9 procent. De totale kantorenvoorraad (vvo in m²) bedraagt in deze regio 1.846.020 m² waarvan 275.390 m² leegstand (bron: Kantorenmonitor Limburg 2014).
Het beleid voor kantoren is in het Provinciaal Xxxxxxxxxxxxx Xxxxxxx 0000, in vergelijking met andere thema‟s, al concreet uitgewerkt. Er zijn concentratie-, balans- en transitiegebieden benoemd met bijbehorende thema‟s. Het vastleggen van deze gebieden in (inter)gemeentelijk beleid is van belang teneinde voorzienbaarheid te creëren met betrekking tot een (krimp) strategie, met onder meer het schrappen van (verborgen) plancapaciteit buiten de concentratiegebieden.
Meer informatie
• Definitielijst (bijlage)
• Kantorenmonitor Limburg 2014
Toelichting op de afspraken over het thema bedrijventerreinen
1. Resultaat
een intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema’s op het niveau van Zuid- Limburg met als doel: een gezonde en toekomstbestendige ruimtelijke economische structuur
Het resultaat van het proces waar deze bestuursafspraken voor worden gemaakt, is te komen tot een intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema‟s op het niveau van Zuid- Limburg, via een doelgericht en efficiënt planvormingsproces. Deze structuurvisie is een middel om in Zuid-Limburg een gezonde en toekomstbestendige ruimtelijke economische structuur te bewerkstelligen. Hierin dienen ten minste de bedrijventerreinen in Zuid-Limburg te worden benoemd, keuzes te worden gemaakt ten aanzien van logistieke, regionale, bovenregionale en bedrijventerreinen met een specifiek profiel, en het aangeven van de herstructureringsopgave inclusief een set maatregelen c.q. instrumentarium om dit te bereiken. Vooralsnog wordt voor bedrijventerreinen ingezet op fasering.
2. Proces
Bestuurlijke verantwoordelijkheid: BO Ruimtelijke Economie
De bestuurlijke verantwoordelijkheid en aansturing van (het proces en de producten in het kader van) de POL-uitwerking Bedrijventerreinen, ligt bij het Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie. De voorbereidende werkzaamheden worden uitgevoerd door de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren Zuid-Limburg.
Op 1 maart 2016 is beschikbaar:
- Uniforme aanbodinventarisatie
Een inventarisatie van de oppervlakte, inclusief restcapaciteit, van alle bedrijventerreinen in Zuid-Limburg, gebaseerd op dezelfde uitgangspunten, te weten de kwantitatieve gegevens uit het rapport Werklocaties Xxxxxxx 0000 & REBIS. Bovendien behoort tot deze inventarisatie een onderzoek naar harde en zachte plannen van bedrijventerreinen binnen de desbetreffende gemeenten.
- Vaststellen van de uitgifte van bedrijventerreinen
Een inventarisatie van de uitgifte van bedrijventerreinen over de afgelopen tien jaar, gebaseerd op dezelfde uitgangspunten, te weten de kwantitatieve gegevens uit het rapport Werklocaties Limburg & REBIS.
- Criteria logistieke bedrijventerreinen
Er wordt een set van criteria ontwikkeld inzake logistieke bedrijventerreinen. Deze criteria worden “gematcht” met het aanbod aan bedrijventerreinen in Zuid-Limburg. Op basis hiervan wordt een prioritering aangegeven van logistieke bedrijventerreinen in Zuid-Limburg.
- Bepalen reikwijdte en doelgroep per bedrijventerrein
Naast het prioriteren van logistieke bedrijventerreinen, worden de overige bedrijventerreinen onderverdeeld c.q. toebedeeld tot “regionale”, “bovenregionale” en bedrijventerreinen met een specifiek profiel. Deze toebedeling vindt plaats op basis van uitgangspunten c.q. omschrijving die door de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren Zuid-Limburg wordt ontwikkeld.
- Procesvoorstel voor de periode 1-3-2016 tot 1-1-2017
In de periode tot 1 maart 2016 wordt een procesvoorstel voorbereid met betrekking tot de periode 1 januari 2017, waarbij expliciet aandacht is voor het traject om te komen tot een ontwerp intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema‟s Zuid-Limburg inclusief een set instrumenten om het in de visie weergegeven eindbeeld te bereiken.
Daarnaast wordt een procesvoorstel voorbereid over de wijze waarop raadsleden en stakeholders in het traject worden betrokken.
- Besluitvorming
Een voorstel over de besluitvorming c.q. het vaststellen van de ontwerp intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema‟s Zuid-Limburg.
- Beslisprotocol
Is binnen het BO RE overeenstemming bereikt over een beslisprotocol inzake het afstemmen over nieuwe initiatieven en plannen (ook tijdelijke) in Zuid-Limburg.
Tussen 1 maart 2016 en 1 januari 2017:
- wordt de ontwerp intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema‟s op het niveau van Zuid-Limburg opgesteld op basis van de inventarisatie inclusief een set instrumenten om het in de visie weergegeven eindbeeld te bereiken. Vooralsnog wordt voor bedrijventerreinen ingezet op fasering;
- is op uniforme wijze de harde en zachte plannen alsook de restcapaciteit qua hectaren bedrijventerreinen in Zuid-Limburg geïnventariseerd;
- is de herstructureringsopgave van bedrijventerreinen in Zuid-Limburg inzichtelijk en
- zijn de mogelijkheden verkend om een uitgifteprotocol op te stellen met betrekking tot de uitgifte van kavels (restcapaciteit) voor alle bedrijventerreinen in Zuid-Limburg;
- de in gezamenlijkheid op te stellen ontwerp intergemeentelijke structuurvisie en de keuzes die daarin gemaakt zijn, vormen het uitgangspunt voor de invulling van het gemeentelijk beleid van de 18 gemeenten in Zuid-Limburg;
- wordt er een voorstel voorbereid hoe om te gaan met de ambtelijke en bestuurlijke afstemming voor de periode na de vaststelling van de intergemeentelijke structuurvisie op niveau van Zuid- Limburg.
Na 1 januari 2017:
- vindt de besluitvorming over het vaststellen van de ontwerp intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema‟s Zuid-Limburg plaats;
- wordt op basis van de ontwerp intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema‟s op het niveau van Zuid-Limburg voor het subthema bedrijventerreinen een uitvoeringsprogramma opgesteld om, met behulp van de in de visie opgenomen set instrumenten, het in de visie weergegeven eindbeeld te bereiken.
3. Afspraken voor de periode tot het vaststellen van de intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijke economische thema‟s Zuid-Limburg:
Er worden in principe geen nieuwe initiatieven en plannen (ook tijdelijke) gerealiseerd die strijdig zijn met POL. Voor de periode tot en met de totstandkoming van een intergemeentelijke structuurvisie wordt het volgende afgesproken met betrekking tot:
a) Initiatieven en plannen (ook tijdelijke) strijdig met het bestemmingsplan én afwijken van het POL worden, indien ze toch wenselijk worden geacht, per subregio besproken. Deze worden gemeld aan de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren en via deze werkgroep ter afstemming doorgeleid naar Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie.
b) Initiatieven en plannen (ook tijdelijke) strijdig met het bestemmingsplan, maar die mogelijk zijn conform het POL worden per subregio besproken. Deze worden gemeld aan de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren en via deze werkgroep ter kennisneming doorgeleid naar Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie.
c) Initiatieven en plannen (ook tijdelijke) conform bestemmingsplan, maar die afwijken van het POL worden, indien ze toch wenselijk worden geacht, per subregio besproken. Deze worden ook gemeld aan de Ambtelijke Werkgroep Bedrijventerreinen & Kantoren en via deze werkgroep ter kennisname doorgeleid naar Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie.
d) Initiatieven en plannen (ook tijdelijke) conform bestemmingsplan en conform het POL. Daarover hoeven in de werkgroep en met het BO RE geen aparte afspraken gemaakt te worden. Deze worden zichtbaar in “REBIS” en het rapport Werklocaties Limburg.
De voornoemde afspraken zijn in het volgende schema vervat:
* waarbij afhankelijk van momentum of aard van de casuïstiek dit eerst subregionaal wordt gedeeld, dan wel direct op Zuid-Limburgs niveau van het BO RE
Inhoudelijk zijn de principes/uitgangspunten uit het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 leidend:
De gemeenten hanteren de in het POL opgenomen principes met betrekking tot het thema “bedrijventerreinen” als uitgangspunt voor regionaal en gemeentelijk beleid. De volgende basisprincipes worden gehanteerd voor de inrichting en beheer van bedrijventerreinen:
a) de ruimte op bedrijventerreinen dient zorgvuldig en duurzaam gebruikt te worden. Daarbij past structureel beheer via parkmanagement;
b) functiemenging op bedrijventerreinen kan bijdragen aan de kwaliteit van die terreinen en aan een optimaal ruimtegebruik. Dat geldt zeker op campussen waar een menging van functies bijdraagt aan een uitnodigende werkomgeving. Op grote logistieke en productielocaties is functiemenging minder voor de hand liggend;
c) voor vestiging van zelfstandige kantoren en detailhandel op bedrijventerreinen is geen plaats;
d) de milieugebruiksruimte (geluidszones, risicocontouren, geurcirkels) van bedrijven en bedrijfsterreinen wordt beheerd met het oog op en duurzame inpassing van bedrijven in hun omgeving.
Voor nieuwe bedrijventerreinen of uitbreiding van bestaande terreinen worden de volgende basisprincipes gehanteerd.
Nieuwe bedrijventerreinen of uitbreiding van bestaande terreinen zijn mogelijk als:
e) binnen de bestaande voorraad geen geschikte ruimte meer is;
f) deze toevoeging additionele kwaliteit toevoegt aan het regionale aanbod;
g) beperkte uitbreiding van bestaande terreinen (kavelniveau) voor reeds op het terrein gevestigde bedrijven of lokale, solitair gevestigde bedrijven, is onder voorwaarden mogelijk, via maatwerk en met een goede onderbouwing;
h) de ontwikkeling past binnen de geformuleerde algemene verstedelijkingsprincipes, waaronder de ladder van duurzame verstedelijking en de voorkeur voor gebruik van leegstaande (beeldbepalende en monumentale) panden;
i) er tegelijkertijd elders in de regio bestaande voorraad of harde plannen (in vergelijkbare omvang) uit de markt worden genomen;
j) hierover overeenstemming is bereikt in het regionaal afstemmingsoverleg bedrijventerreinen.
4. Monitoring
De Provincie Limburg onderhoudt het bedrijventerreineninformatiesysteem REBIS op basis van door de terreineigenaren te leveren basisinformatie en stelt dit ter beschikking van de gemeenten (rapport Werklocaties Limburg). Gemeenten en Provincie Limburg gebruiken de gegevens uit REBIS als basis voor hun analyses en beleidskeuzes.
Toelichting
De regio Zuid-Limburg telt een kleine honderd bedrijventerreinen. Voor Chemelot e.o en VDL/Nedcar lopen separate gebiedsontwikkelingstrajecten, waarmee afstemming nodig is. De resultaten van deze visietrajecten moeten bij de uitwerking van de bestuursafspraken en de totstandkoming van de intergemeentelijke structuurvisie betrokken worden.
De netto oppervlakte van de circa honderd bedrijventerreinen in Zuid-Limburg is ca. 2.400 hectaren. De restcapaciteit op deze bedrijventerreinen is in totaal ca. 280 hectaren (bron: Werklocaties Limburg 2014).
De opgave is met name gelegen in versterking van de kwaliteit zonder dat de kwantiteit toeneemt, alsmede zorgvuldige benutting van de bestaande voorraad.
Meer informatie
• Definitielijst (bijlage)
• Rapport Werklocaties Limburg 2014
Bijlage: Definitielijst
Wat: Definitie:
POL: Provinciaal Xxxxxxxxxxxxx Xxxxxxx 0000.
BO RE: Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie (Zuid-Limburg). Hierin zijn bestuurders (en ambtenaren op uitnodiging) van de Zuid-Limburgse gemeenten en de Provincie vertegenwoordigd
Werklocaties Limburg Resultaten monitor Limburgse bedrijventerreinen en dienstenlocaties in 2014 2014: (Provincie Limburg).
REBIS: Informatie over de Limburgse werklocaties wordt samengebracht in het Regionaal Economisch Bedrijventerreinen Informatie Systeem (REBIS) van de Provincie Limburg.
Ambtelijke werkgroep Hierin zijn ambtenaren van de gemeenten Beek, Stein, Sittard-Geleen, Bedrijventerreinen & Maastricht, Heerlen, Eijsden-Margraten, Parkstad Limburg en Provincie Kantoren Zuid- Limburg vertegenwoordigd en bereiden het BO RE voor.
Limburg:
Kantorenmonitor De Limburgse kantorenmarkt in beeld (Provincie Xxxxxxx). Xxxxxxx 0000:
Concentratiegebieden: Deze gebieden liggen veelal centraal in het stedelijk gebied met
(kantoren) hoogwaardige OV-ontsluiting (IC-verbinding). In deze gebieden ligt de focus op stimuleren, vernieuwen, en voorwaardelijk nieuwbouw toestaan.
Balansgebieden: Hier is het niet de bedoeling dat de kantorenvoorraad groeit. Hier is (kantoren) kwaliteitsverbetering alleen via her- en verbouw mogelijk.
Transitiegebieden: In deze gebieden wordt sterker ingezet op toekomstige afname van de (kantoren) kantorenvoorraad door kantoorfuncties te ontmoedigen en toekomstige
functieverandering/sloop te stimuleren (met respectering van bestaande afspraken en rechten).
Afstemmen: Binnen het BO RE wordt vóór 1 maart 2016 overeenstemming bereikt over het te volgen beslisprotocol (consensus, meerderheidsbesluit of gekwalificeerde meerderheid).
Toelichting op de afspraken over het thema energie
1. Deze afspraak betreft een bevestiging van de POL-principes energie. Conform overige thema‟s worden deze herhaald. Door de koppeling aan economische componenten blijkt, in samenhang met afspraak 3, de integrale benadering van het energievraagstuk.
2. Onderkend wordt dat een overgang van een op fossiele brandstoffen gebaseerde naar een duurzame energievoorziening noodzakelijk is. De gemeenten hebben dat in verschillende ambities met verschillende horizonten geformuleerd en hebben daarom ook via VNG het Nationaal Energieakkoord voor duurzame groei ondertekend. Vast staat dat op enig moment in de tijd de energie idealiter alleen met hernieuwbare bronnen opgewekt moet worden. Die situatie is te bereiken door enerzijds het energiegebruik steeds meer te beperken en anderzijds steeds meer duurzaam op te wekken (zie figuur).
Wanneer die situatie voor Zuid Limburg is bereikt, moet aan de hand van het afwegen van kansen en potenties ingeschat worden. Daartoe zijn potentiekaarten in ontwikkeling. Regio Parkstad heeft deze exercitie reeds uitgevoerd en komt met het jaartal van 2040.
De overheden zijn niet alleen verantwoordelijk voor de energietransitie. Alle partijen in de samenleving moeten hun steentje bijdragen. De capaciteit en middelen van de overheden zijn primair bedoeld om het proces van de energietransitie aan te jagen, en niet om investeringen te plegen. De mogelijkheden voor gemeenten om capaciteit en middelen in te zetten zijn echter beperkt en mogelijk niet toereikend om het transitieproces optimaal te faciliteren.
Een uitvoeringsprogramma onderschrijft nut en noodzaak van samenwerking, maar voorziet ook in genoeg ruimte voor individuele gemeenten om eigen keuzes te maken. Bij het opzetten van een uitvoeringsprogramma (afspraak 4) moet de balans tussen gezamenlijkheid en zelfstandig kunnen opereren worden bewaard.
3. De energietransitie heeft ruimtelijke gevolgen. Windenergie is daarvan het meest bekende voorbeeld, maar ook andere energieoplossingen zoals zonne-akkers, warmtenetten en biomassa- installaties kennen een vaak niet eerder onderkende ruimtevraag. Deze afspraak is bedoeld om energie als integraal thema te laten landen in de gemeentelijke ruimtelijke visies en besluitvorming. De grensoverschrijdende impact van sommige energieoplossingen toont tevens de noodzaak aan van regionale samenwerking op gebied van energietransitie.
4. Een uitvoeringsprogramma is per definitie geen feestje van de overheden. De samenwerking met shareholders moet opgezocht worden en een duidelijke plek krijgen in de uitvoering. Een uitvoeringsprogramma moet vertaald worden naar de begrotingen van de gemeenten en provincie. Eind 2016 wordt een uitvoeringsprogramma opgeleverd. Dat is weliswaar te laat om de
financiering mee te nemen in de begroting van 2017, maar een eerdere oplevering van een uitvoeringsprogramma wordt niet haalbaar geacht.
Zoals reeds vermeld bij afspraak 2, dient een uitvoeringsprogramma blijk te geven van een balans tussen noodzakelijke samenwerking in de regio (de gezamenlijke aanpak) en de individuele verantwoordelijkheid van gemeenten. Daarmee zal het optuigen van een organisatie van een uitvoeringsprogramma de meeste tijd kosten. Afspraak 5 geeft reeds een voorzet van de denkrichting voor die organisatie..
5. De kwalitatieve monitoring van de bestuursafspraken heeft betrekking op de voortgang van het proces en de projecten op niet energetische aspecten, zoals de samenwerking in de regio en financiering. Voor de kwantitatieve monitoring (de energiecijfers: wat is het aandeel duurzame energie, hoe groot is de besparing etc.) is afspraak 6 bedoeld.
6. Een goede aanpak om de energietransitie aan te zwengelen begint bij een gedegen nulmeting: hoeveel energie gebruikt Zuid Limburg nu, hoeveel wordt er duurzaam opgewekt en hoe luidt de verdeling onder sectoren? Het opstellen van een valide nulmeting is geen eenvoudige klus, omdat een landelijk protocol vooralsnog ontbreekt en veel data niet verbijzonderd zijn naar gemeente of regio. De Provincie Limburg heeft een nulmeting opgeleverd, welke in 2016 als basis gaat dienen voor de monitoringssystematiek. Hierbij wordt aansluiting gezocht met dataleveranciers als CBS en Enexis, en landelijke monitoringsinstanties ECN (Energieonderzoekscentrum Nederland; voert de monitoring van het Nationaal Energieakkoord uit) en Rijkswaterstaat (de Klimaatmonitor). De eigen nulmeting blijft gehandhaafd zolang er geen acceptabele landelijke alternatieven zijn. Vooralsnog zijn geen regels opgesteld voor de uitkomsten van de monitoring en mogelijke consequenties, die daaraan kunnen worden verbonden. Eventuele issues naar aanleiding van de monitoring worden aan het Bestuurlijk Overleg Energie voorgelegd. Eén aspect krijgt tijdens het opstellen van de monitoringssystematiek speciale aandacht, en dat is het verschijnsel dat de monitoring van energiecijfers uit de pas loopt met bestuursperiodes. Data over de energiehuishouding kennen in de regel een vertraging van ongeveer twee jaar, alvorens zij beschikbaar zijn voor monitoringsdoeleinden, waarna ze nog regelmatig worden bijgesteld. Dit zorgt ervoor dat de monitoringsresultaten zorgvuldig moeten worden geïnterpreteerd en niet zonder meer zijn toe te schrijven naar de prestaties van bestuurders en programma‟s. Belangrijk is dat wel een beweging kan worden getoond, een beweging naar 100% duurzame energieopwekking.
7. Eén van de maatregelen die zijn overeengekomen in het Nationaal Energieakkoord voor Duurzame Groei is dat provinciale en lokale overheden, in samenwerking met leverende en verbruikende sectoren een lange termijn warmteplan ontwikkelen. In Zuid Limburg liggen veel kansen om de warmtevoorziening te verduurzamen, zoals de beschikbaarheid van restwarmte van de industrie (o.a. Chemelot) en warmte opgeslagen in mijnwater. Om deze kansen te verzilveren is een strategie nodig. Het warmteplan beschrijft, aan de hand van een beknopte visie, deze strategie. Het warmteplan is echter meer dan een statisch document. Het is vooral ook een proces om de warmtetransitie op gang te brengen. Door hen actief te betrekken bij de totstandkoming ervan, wordt met het warmteplan bij andere partijen eigenaarschap ontwikkeld. Dat is nodig omdat niet de Provincie en gemeenten, maar (markt-)partijen, al dan niet in samenwerking met overheden, uiteindelijk warmteprojecten realiseren.
Het warmteplan kent vijf doelen:
1. inzicht geven in vraag en aanbod
2. kansrijke clusters en/of projecten benoemen
3. partijen verbinden
4. scherpte aanbrengen in de rollen van shareholders
5. anderen in beweging brengen door middel van het tonen van initiatief.
Het warmteplan moet eind 2016 gereed zijn, al loopt het proces om warmteprojecten te ontwikkelen natuurlijk langer door.
8. Voor alle energieoplossingen die een ruimtevraag met zich meebrengen geldt dat deze maatschappelijk en bestuurlijk gedragen moeten zijn. Daarvoor is afspraak 3 toegevoegd met conform focusnotitie deze expliciete afspraak over wind. Voor regio Zuid Limburg betekent dat bijvoorbeeld dat op basis van een gedragen belangenafweging het Heuvelland als uitsluitingsgebied is opgenomen in het POL. Maatschappelijk gedragen moet breder gezien worden dan alleen als locatievraagstuk. Het creëren van maatschappelijke meerwaarde van wind voor de omgeving (maatschappelijk rendement) staat centraal.
9. Opgemerkt wordt dat de gemeenten en de Provincie al aan de RUD opdracht hebben gegeven, en dat niet alle handhavers in dienst zijn van de RUD. De afspraak is daarom gericht op nader onderzoek om te komen tot intensivering, rekening houdend met het kennisniveau van de handhaver.
Toelichting op de afspraken over het thema landschap
Ad 1
In POL2014 is een visie opgenomen op het Nationaal Landschap Zuid-Limburg, gericht op „behoud door ontwikkeling‟ met tien kernwaarden als basis. Deze tien kernwaarden vormen het uitgangspunt van handelen en beoordelen bij initiatieven in het beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid- Limburg, ongeacht of die initiatieven van regionale of lokale betekenis zijn.
Het unieke karakter van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg vraagt om het gezamenlijk optrekken van overheden bij het begeleiden van de ontwikkelingen in het gebied.
In het onderdeel „Algemene afspraken‟ zijn hiertoe afspraken opgenomen die zich richten op het integraal ontwerpen en dialoog voeren aan de voorkant van een ontwikkeling, de begeleiding en afstemming van initiatieven, en het belang van casusteams bij meer complexe ontwikkelingen.
De kernkwaliteiten landschap – reliëf, cultuurhistorisch erfgoed, groen karakter, openheid plateaus en beslotenheid van dorpen en dalen - nemen hierbij een belangrijke plaats in. De vier landschappelijke kernkwaliteiten maken onderdeel uit van de tien kernwaarden. Voor de omgang met de vier landschappelijke kernkwaliteiten geldt een motiveringsplicht in de Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxx 0000.
De duiding van deze kernkwaliteiten en het omgaan met die kwaliteiten wordt gezamenlijk ter hand
genomen. Dat gebeurt op diverse manieren, onder meer door het digitaal ontsluiten van de kennis over en de aanwezigheid van de kernkwaliteiten („Handvat Kernkwaliteiten‟) en goede praktijkvoorbeelden van behoud door ontwikkeling.
Na het gereedkomen van het Handvat kernkwaliteiten wordt in 2016 gestart met de ontwikkeling van een inspiratieboek voor agrarische stallen en loodsen („Inspiratieboek Mooie stallen‟) en een verdiepingsstudie uitgevoerd naar mogelijkheden voor clustering van nieuwe agrarische loodsen. De publicatie „Modern boeren op oude hoeves‟ geeft inspiratie over inhoud en proces van kwaliteitsgericht ontwikkelen.
Het „Handvat Kernkwaliteiten‟ (beschikbaar op 1-6-2016), „Kamperen en Landschap‟ en het
„Inspiratieboek Mooie stallen‟ (beschikbaar eind 2016) worden bij ruimtelijke afwegingen als referentie bij de beoordelingen gehanteerd en als zodanig geborgd in de bestuursafspraken d.d. 2016.
Ad 2
Gemeenten en Provincie werken in 2016 samen met het waterschap en overige stakeholders aan de ontwikkeling en realisatie van een meerjarig uitvoeringsprogramma (2016-2020) voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg inclusief financieringssystematiek. Dit programma stimuleert en faciliteert initiatieven gericht op onderhoud, herstel en aanleg van groene en cultuurhistorische landschapselementen, routestructuren voor extensieve recreatievormen zoals wandelen, paardensport en, fietsen. Het programma biedt ruimte voor initiatieven uit de lokale gemeenschap (ondernemers, burgers, dorpsraden, verenigingen), gericht op vermaatschappelijking van natuur en landschap en verankering van de zorg voor landschapskwaliteit in de lokale gemeenschap („landschap in het hart van de samenleving‟). In navolging van de nog lopende gebiedsontwikkeling Buitengoed Geul en Maas en het Plan van aanpak voor de landschapsontwikkeling in het Nationaal Landschap Zuid-Limburg (2014-2015) is een eerste inventarisatie gemaakt van kansrijke projecten en initiatieven (de zgn. „icoonprojecten‟). Voor veel initiatieven kan worden volstaan met het bieden van ondersteuning in de vorm van medefinanciering. Hiervoor zullen gemeenten en Provincie samen een systematiek uitwerken gericht op een operationalisering in 2016.
Voor enkele grotere gebiedsontwikkelingen die vallen onder het thema versterken stad-land-relaties wordt een meer gestructureerde aanpak in de vorm van een gefaseerde gebiedsontwikkeling wenselijk geacht teneinde tot realisatie te kunnen komen. Gemeenten en de Provincie nemen ieder de
co-trekkersrol voor een of meer van deze gebiedsontwikkelingsprojecten op zich. Ambitie is om zoveel mogelijk andere actieve regionale partners als trekker te laten fungeren. Waar nodig zullen gemeenten of de Provincie de regie voeren.
Overheden (en belangenorganisaties) werken een communicatieplan uit over het Nationale Landschap Zuid-Limburg in het algemeen en meer specifiek de ontwikkeling van de land- en tuinbouw hierin.
Meer informatie
- Handvat Kernkwaliteiten, Kamperen en Landschap, Inspiratieboek Mooie stallen (2016)
- Publicatie „Modern boeren op oude hoeves‟
- Plan van aanpak voor landschapsontwikkeling Nationaal Landschap Zuid-Limburg (2014-2015)
- Voorlopige inventarisatie van icoonprojecten voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg (26 november 2015)
Toelichting op de afspraken over het thema land- en tuinbouw
Ad 1.
In POL2014 is de ambitie opgenomen dat in 2025 elk land- en tuinbouwbedrijf een lust voor zijn omgeving is. Dit wil zeggen dat de land- en tuinbouw in Limburg zich verder ontwikkelt als innovatieve sector met economisch gezonde bedrijven en vooruitstrevende ondernemers die duurzaam produceren en midden in de lokale samenleving staan. De sector is hier zelf primair verantwoordelijk voor.
Door in een zo vroeg mogelijk stadium in overleg te komen met initiatieven vanuit de ondernemers kunnen synergie-effecten en draagvlakvergroting worden bereikt. Bij de algemene afspraken zijn hier al afspraken over opgenomen, onder meer over een duidelijke loketfunctie op gemeentelijk niveau en de wijze van (sub-)regionale afstemming. De directe betrokkenheid van de Provincie bij initiatieven richt zich met name op initiatieven van regionale betekenis of specifieke provinciale belangen zoals goud- en zilvergroene natuurzone, bronsgroene landschapszone, grootschalige uitbreidingslocaties, nieuwe locaties en het oplossen van hinderlocaties.
Ad 2.
In 2016 worden voor dynamisch voorraadbeheer van agrarisch vastgoed gezamenlijke ambities geformuleerd, spelregels uitgewerkt, instrumentarium beoordeeld op haalbaarheid en effectiviteit en bestuurlijke afspraken gemaakt. De spelregels hebben onder meer als insteek om bij landbouwontwikkelingen zoveel mogelijk gebruik te maken van leegstaande agrarische bebouwing op kansrijke locaties. De nu nog ruime hergebruiksmogelijkheden (VAB-beleid) in vigerende bestemmingsplannen worden in 2016 heroverwogen. We zien in dit kader met name nog kansen voor herbenutting van monumentale en beeldbepalende VAB‟s voor niet-agrarische functies.
Belangrijke onderlegger is een gezamenlijk te ontwikkelen landbouwinformatiesysteem. Gemeenten en Provincie zullen zo mogelijk in 2016 besluiten nemen over de wijze waarop samengewerkt kan worden bij het beschikbaar krijgen en ontsluiten van relevante en actuele gegevens inzake de landbouw. Reeds beschikbare monitorings- en informatiesystemen met betrekking tot vergunningen, grondgebruik e.d. vormen daarvoor input. Met deze gegevens wordt de huidige situatie van het agrarisch vastgoed geanalyseerd (waaronder leegstand en plancapaciteit) ten behoeve van de probleemerkenning en -herkenning.
Ad 3.
Voor de regio‟s Noord- en Midden-Limburg wordt een aanpak Schone Stallen uitgewerkt , die is gericht op het terugdringen van de emissies van ammoniak, geur en fijn stof vanuit stallen. Provincie en gemeenten beoordelen in 2016 het resultaat op relevantie voor Zuid-Limburg (met in deze regio aandacht voor ammoniak/stikstof in het bijzonder).
Daarnaast wordt in 2016 gestart met de ontwikkeling van een inspiratieboek Mooie Stallen (agrarische stallen en loodsen; zie verder thema landschap, toelichting ad 1).
Meer informatie
- Uitwerking bouwsteen schone stallen
- Publicatie „Modern boeren op oude hoeves‟
Toelichting op de afspraken over het thema vrijetijdseconomie
Ad 1.
De vrijetijdseconomie is een belangrijke economische sector voor Zuid-Limburg. In POL2014 wordt groot belang toegekend aan de verdere ontwikkeling van deze sector in balans met de waarden van het Nationaal Landschap.
De vrijetijdseconomie bestaat uit voorzieningen voor verblijfsrecreatie en dagrecreatie. Belangrijke aspecten bij vrijetijdseconomie zijn mobiliteit/bereikbaarheid en drukte/beleving.
Uit de Vitaliteitsscan verblijfsrecreatie (2015) blijkt dat er binnen de verblijfsrecreatie een urgent probleem bestaat: het kwantitatieve aanbod van bungalowparken en campings is groter dan de vraag en de kwaliteit sluit onvoldoende aan bij de snel veranderende eisen en wensen van de consument. Er is geen behoefte aan meer van hetzelfde.
Door in een zo vroeg mogelijk stadium in overleg te komen met initiatieven vanuit de ondernemers kunnen synergie-effecten en draagvlakvergroting worden bereikt.
In het onderdeel algemene afspraken zijn hier al afspraken over opgenomen, onder meer over een duidelijke loketfunctie op gemeentelijk niveau en de wijze van (sub-)regionale afstemming.
Zoals onder de algemene afspraken is aangegeven is regionale afstemming de norm. Het is belangrijk om daarbij ook voor initiatieven op het gebied van vrijetijdseconomie te komen tot een werkbare afstemmingsstructuur. Basisgedachte daarbij is „groot bij groot, klein bij klein‟, ofwel de mate van afstemming moet passen bij de impact van een initiatief. De verwachting is dat op korte termijn hiervoor praktische afspraken kunnen worden gemaakt.
Ad 2.
Gemeenten en Provincie stellen in 2016 een intergemeentelijke visie vrijetijdseconomie op die recht doet aan de verscheidenheid binnen Zuid-Limburg. Deze visie omvat nadere analyses, beleidskeuzes, spelregels en zo nodig afspraken over de toepassing van bestaande en/of te ontwikkelen instrumenten. De visie heeft betrekking op de deelterreinen verblijfsrecreatie, dagrecreatie en mobiliteit/bereikbaarheid (waaronder routestructuren).
De te ontwikkelen instrumenten zullen onder meer betrekking hebben op het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande locaties en het saneren van perspectiefloze locaties.
De beleidskeuzes geven invulling aan een nadere toeristisch-recreatieve profilering van deelgebieden binnen Zuid-Limburg. De visie heeft niet alleen betrekking op het zo goed mogelijk economisch functioneren van de sector vrijetijdseconomie maar ook op het behoud en versterking van landschappelijke kwaliteiten als basiskapitaal voor toerisme en recreatie.
De kwaliteitsslag van voorzieningen is een zaak van de sector zelf. Ter voorbereiding op de visie is overleg door gemeenten met toeristisch-recreatieve ondernemers zinvol. Hierdoor wordt inzicht verkregen in onbenutte capaciteit/locaties, urgente probleemgevallen maar ook kansen voor nieuwe ontwikkelingen.
Ad 3.
Op een aantal recreatieterreinen vindt ongewenst gebruik plaats zoals permanent wonen en tijdelijke huisvesting (tenzij in overeenstemming met de Beleidsregel Arbeidsmigranten).
Ad 4.
Gemeenten en Provincie zullen voorstellen ontwikkelen en zo mogelijk in 2016 besluiten nemen over het invoeren, vullen, actualiseren en bijhouden van een monitoringssysteem voor verblijfsrecreatie.
Een onderdeel van dit monitoringssysteem is het inventariseren en bijhouden van de onbenutte plancapaciteit voor verblijfsrecreatie. Dit biedt de mogelijkheid nader te bezien of het nodig c.q. gewenst is de eventuele onbenutte capaciteit te schrappen.
Meer informatie
− Vitaliteitsscan Verblijfsrecreatie Limburg
− Toeristische trendrapportage Limburg 2014-2015
− „Kamperen en Landschap‟
J.M.T. Teunissen
Xxx Xxxxxxxxxxxx Staten
Zie mergelijst
Ons kenmerk | <00000> | Uw kenmerk | - |
Faxnummer | (000) 000 00 00 | Telefoon | (000) 000 00 00 |
Bijlage(n) | 1 | Maastricht |
Onderwerp
Bestuursovereenkomst Regionale afspraken Zuid-Limburg Geacht college,
Het afgelopen jaar is door gemeenten in Zuid-Limburg, de Provincie en andere stakeholders intensief samengewerkt aan de totstandkoming van Regionale Afspraken Zuid-Limburg, in het verlengde van het op 12 december 2014 door Provinciale Staten vastgestelde POL2014. Dit heeft geresulteerd in de bijgaande concept-bestuursovereenkomst (bijlage). Alle Zuid-Limburgse gemeenten zijn (meer of minder intensief) betrokken geweest bij dit proces.
We realiseren ons dat deze overeenkomst slechts een eerste stap is in de regionale samenwerking. Veel van de afspraken gaan over het proces dat gemeenten en Provincie in 2016 samen verder gaan doorlopen, waarbij we meer duidelijkheid zullen zoeken op zowel de inhoud, als op de wijze van samenwerken. Naar alle waarschijnlijkheid zal deze zoektocht xxxx 0000 xxxxxx tot nieuwe, verbeterde afspraken. Beoogd wordt om dan ook waterschap en andere stakeholders te laten aanhaken. Toch moet de betekenis van juist deze eerste stap in de regionale samenwerking op het niveau van Zuid-Limburg beslist niet worden onderschat. In dit licht wordt u uitgenodigd om:
1. In te stemmen met de Bestuursovereenkomst Regionale afspraken Zuid-Limburg.
2. Xxx xxx xx bestuurders te mandateren om uiterlijk 31 maart 2016 namens uw college de bestuursovereenkomst te ondertekenen.
Laatstgenoemde datum is gekozen om iedere partij in de gelegenheid te stellen om raden en staten te informeren over het tussenresultaat en eventuele aanbevelingen voor het vervolgproces op te halen. U kunt zelf als college uiteraard een keuze maken óf en in welke vorm u dit wenst te doen.
Bezoekadres:
Xxxxxxxxxxx 00
XX-0000 XX Xxxxxxxxxx
Xxxxxxx 0000
XX-0000 XX Xxxxxxxxxx xxxxxxx@xxxxxxxxxx.xx
Tel + 00 00 000 00 00
Fax + 00 00 000 00 00
IBAN –nummer: XX00XXXX0000000000 BIC-code: XXXXXX0X
Bereikbaar via: Lijn 1 (richting De Heeg)
Als service zijn door het ambtelijk kernteam twee voorbeeld-collegenota’s opgesteld (op basis van de formats van de gemeenten Gulpen-Wittem en Sittard-Geleen), die ter beschikking zijn gesteld aan de ambtelijke contactpersonen.
Op korte termijn zal ook een raads- en staten-informatiebrief worden opgesteld, die benut kan worden voor het informeren van raden en staten. Deze ontvangt u binnenkort.
Met vriendelijke groet,
namens het Bestuurlijk Kernoverleg Zuid-Limburg,
J.M.T. (Xxxx) Xxxxxxxxx MSc MCD
Gedeputeerde Provincie Limburg
<00000> 2