HOOFDSTUK 1 ALGEMENE VOORWAARDEN 6
Stichting Pensioenfonds Pensura
Pensioenreglement 2006
Laatst gewijzigd: 26 januari 2022, inwerkingtreding per 1 januari 2022
Inhoudsopgave INLEIDING 5
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE VOORWAARDEN 6
Artikel 1. Begripsomschrijvingen 6
Artikel 2. Deelnemerschap 13
Artikel 3. Waardeoverdracht bij toetreding tot de pensioenregeling 16
Artikel 4. Waardeoverdracht bij beëindiging van het deelnemerschap 17
Artikel 5. Waardeoverdracht door Pensura in andere gevallen 18
HOOFDSTUK 2 DE GARANTIEPENSIOENMODULE 19
Artikel 6. Aanspraken op pensioen in de Garantiepensioenmodule 19
Artikel 7. Ouderdomspensioen 20
Artikel 8. Partnerpensioen 20
Artikel 9. Wezenpensioen 21
Artikel 10. Flexibele mogelijkheden ten aanzien van de pensioenen in de Garantiepensioenmodule 22
Artikel 11. Beëindiging van de partnerrelatie en de gevolgen daarvan voor het partnerpensioen in de Garantiepensioenmodule (bijzonder PP) 26
Artikel 12. Scheiding en de gevolgen daarvan voor het ouderdomspensioen in de Garantiepensioenmodule 28
Artikel 13. Beëindiging van het deelnemerschap in de Garantiepensioenmodule vóór de pensioendatum. 29
Artikel 14. Voortzetting van de pensioenopbouw in de Garantiepensioenmodule tijdens arbeidsongeschiktheid 29
Artikel 15. Berekening van de pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers in de Garantiepensioenmodule 30
Artikel 16. Aanpassing van de pensioenen in de Garantiepensioenmodule 30
Artikel 17. Financiering van de pensioenen in de Garantiepensioenmodule 30
Artikel 18. Korting pensioenaanspraken en – rechten door Pensura 31
HOOFDSTUK 3: DE BELEGGINGSPENSIOENMODULE 32
Artikel 19. Aanspraken op pensioen in de Beleggingspensioenmodule 32
Artikel 20. Pensioenkapitaal voor excedent pensioenen vanaf de pensioeningangsdatum 33
Artikel 21. Excedent partnerpensioen 36
Artikel 22. Excedent wezenpensioen 37
Artikel 23. Flexibele mogelijkheden ten aanzien van de pensioenen in de Beleggingspensioenmodule 38
Artikel 24. Beëindiging van de partnerrelatie en de gevolgen daarvan voor het (excedent) partnerpensioen in de Beleggingspensioenmodule 39
Artikel 25. Scheiding en de gevolgen daarvan voor het excedent ouderdomspensioen in de Beleggingspensioenmodule 40
Artikel 26. Beëindiging van het deelnemerschap in de Beleggingspensioenmodule vóór de pensioeningangsdatum 41
Artikel 27. Voortzetting van de opbouw van pensioenkapitaal in de Beleggingspensioenmodule tijdens arbeidsongeschiktheid 42
Artikel 28. Berekening van de pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers in de Beleggingspensioenmodule 44
HOOFDSTUK 4: OVERIGE BEPALINGEN 46
Artikel 29. Uitzending naar het buitenland 46
Artikel 30. Financiering pensioenregeling 46
Artikel 31. Uitbetaling van pensioenen 47
Artikel 32. Afkoop gering pensioen 48
Artikel 33. Verbod op afkoop of vervreemding van de pensioenen, volmacht 50
Artikel 34. Verplichtingen van de (gewezen) deelnemer en iedere andere belanghebbende 50
Artikel 35. Verstrekken van informatie door Pensura 51
Artikel 36. Wijziging van het pensioenreglement ingeval van wetswijzigingen 54
Artikel 37. Bijzondere gevallen 54
Artikel 38. Geschillenregeling 55
Artikel 39. Aanvullend pensioensparen 55
Artikel 40. Inwerkingtreding 56
Artikel 41. Overgangsbepalingen 56
BIJLAGE 1 GELIEERDE ONDERNEMINGEN 58
BIJLAGE 2 BESTUURSBESLUITEN DIVERSE FACTOREN 59
BIJLAGE 3 VRIJWILLIG PENSIOENSPAREN 67
BIJLAGE 4 KOSTEN EN PREMIES BELEGGINGSMODULES 70
BIJLAGE 5 VEREVENING PENSIOENKAPITAAL 71
Inleiding
Voor u ligt het pensioenreglement van Pensura dat in werking is getreden op 1 januari 2006 en nadien is aangepast aan o.a. de Pensioenwet en de gewijzigde fiscale wet- en regelgeving. Het is een pensioenregeling die uit twee verschillende onderdelen bestaat: de Garantiepensioenmodule en de Beleggingspensioenmodule. Beide onderdelen zijn gescheiden door een salarisgrens. Tot die salarisgrens bouwden werknemers pensioen op via de Garantiepensioenmodule; is het salaris hoger, dan krijgt u voor het salaris boven de grens te maken met het Beleggingspensioen.
Voor medewerkers die geboren zijn vóór 1 januari 1950 en deelnemer waren in de pensioenregeling van Pensura op 31 december 2005, blijft de desbetreffende pensioenregeling voor zover mogelijk van kracht. Deze voortgezette pensioenregeling is vanaf 1 januari 2006 echter gesloten, wat betekent dat er geen nieuwe deelnemers meer kunnen toetreden.
Vanaf 1 januari 2011 vindt er geen actieve pensioenopbouw meer plaats via de Garantiepensioenmodule. Vanaf deze datum t/m 31-12-2020 vond de pensioenopbouw tot de salarisgrens (het maximum basisjaarinkomen) plaats bij het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf. Met ingang van 1-1-2021 is de pensioenopbouw tot de salarisgrens ondergebracht bij Stichting Pensioenfonds PGB.
De indeling van het pensioenreglement is als volgt:
− Algemene voorwaarden - artikel 1 tot en met 5 – bevat beschrijvingen die gelden voor zowel de Garantiepensioenmodule als de Beleggingspensioenmodule, tenzij in dit pensioenreglement anders wordt bepaald.
− De Garantiepensioenmodule – artikel 6 tot en met 18 - bevat de specifieke elementen van het Garantiepensioen.
− De Beleggingspensioenmodule – artikel 19 tot en met 28 - bevat specifieke elementen van het Beleggingspensioen.
− Overige bepalingen – artikel 29 tot en met 41 - bevat bepalingen van toepassing
op de totale pensioenregeling. In artikel 39 wordt ingegaan op het aanvullend pensioensparen.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE VOORWAARDEN
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
Aanspraakgerechtigde:
Persoon die een begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen.
Actuaris:
De actuaris, bedoeld in artikel 17, lid 3 van de statuten.
AOW-uitkering:
De AOW-uitkering aan een gehuwde zoals genoemd in artikel 9, lid 6, onder b van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantie-uitkering ingevolge die wet.
Arbeidsongeschikt:
Arbeidsongeschikt in de zin van de WAO/WIA.
Basisjaarinkomen:
Het deel van het jaarinkomen waarover krachtens de Garantiepensioenmodule pensioenaanspraken werden opgebouwd. Het per 1 januari 2006 vastgestelde basisjaarinkomen bedraagt maximaal € 45.000,-. Dit maximum basisjaarinkomen werd jaarlijks op 1 juli aangepast aan de algemene procentuele loonontwikkeling conform de CAO loonindex vanaf 2 juli in het daaraan voorafgaande jaar tot en met genoemde 1 juli. In afwijking op het in de vorige volzin bepaalde vond de aanpassing voor de eerste keer plaats op 1 juli 2007 waarbij werd uitgegaan van de algemene procentuele loonontwikkeling conform de CAO loonindex vanaf 2 juli 2006 tot en met 1 juli 2007.
Vanaf 1 januari 2021 wordt het maximum basisjaarinkomen vastgesteld door Stichting Pensioenfonds PGB. Het maximum basisjaarinkomen per 1 januari 2022 bedraagt
€ 62.859.
Beëindiging van een partnerrelatie:
Echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door dood, vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk, beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding anders dan door dood of vermissing of herroeping van de aanwijzing van de partner.
Bestuur:
Het bestuur van Pensura.
CAO:
De Collectieve Arbeidsovereenkomst van Diversey.
XXX xxxxxxxxx:
De structurele wijziging van het gemiddelde van de maximumsalarissen in de CAO. Indien de CAO op enig moment niet langer als zodanig bestaat, wordt in plaats daarvan door het bestuur – gehoord de werkgever – een andere zoveel mogelijk overeenkomstige algemene loonindex gekozen.
Deelnemer:
De werknemer of gewezen werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft jegens Pensura.
Deelnemerstijd:
De op volle maanden afgeronde periode van deelnemerschap aan de pensioenregeling van Pensura, waarbij 16 dagen of meer voor een maand wordt gerekend en 15 dagen of minder niet worden meegerekend. Onder deelnemerstijd wordt in dit pensioenreglement tevens verstaan:
− Deelnemerstijd verkregen uit de waardeoverdracht van pensioenaanspraken uit een
andere pensioenregeling naar de pensioenregeling van Pensura.
− Deelnemerstijd verkregen uit interne waardeoverdracht van premievrije aanspraken tegenover Pensura uit eerdere perioden van deelnemerschap aan Pensura.
− Perioden van deelnemerschap aan enig ander door de werkgever in dit verband aangewezen pensioenfonds.
Deeltijdpercentage:
Het percentage dat de arbeidsduur van een deeltijdwerknemer uitmaakt van de in het kader van de toepasselijke Diversey arbeidsvoorwaardenregeling afgesproken volledige arbeidsduur voor de groep werknemers waartoe de deeltijdwerknemer behoort.
Deeltijdwerknemer:
De werknemer met een kortere dan de bij de werkgever voor de desbetreffende categorie werknemers geldende normale arbeidsduur.
Dienstbetrekking:
De rechtsbetrekking tussen werkgever en werknemer.
Excedent jaarinkomen:
Indien het jaarinkomen hoger is dan het maximum basisjaarinkomen is het excedent jaarinkomen het verschil tussen het jaarinkomen en het maximum basisjaarinkomen.
Franchise:
De per 1 januari 2006 vastgestelde franchise bedraagt € 12.000, -. De franchise werd tot 1 januari 2011 jaarlijks op 1 juli aangepast aan de algemene procentuele loonontwikkeling conform de CAO loonindex vanaf 2 juli in het daaraan voorafgaande jaar tot en met genoemde 1 juli. In afwijking op het in de vorige volzin bepaalde vond de aanpassing voor de eerste keer plaats op 1 juli 2007 waarbij werd uitgegaan van de algemene procentuele loonontwikkeling conform de CAO loonindex vanaf 2 juli 2006 tot en met 1 juli 2007, tenzij anders overeengekomen.
Gelieerde onderneming:
Een onderneming of ander lichaam, ongeacht of deze uit een of meer natuurlijke personen of rechtspersonen bestaat, en die optreden als werkgever of zelfstandige, dan wel een combinatie daarvan omvat of hieruit bestaat, en die aan Pensura bijdragen betaalt (zie bijlage 1), mits deze (rechts)personen onderdeel uitmaken van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en welke als gelieerde onderneming bij Pensura is aangemeld en door het bestuur is toegelaten.
Gepensioneerde:
Pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan.
Gewezen deelnemer:
De werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens Pensura.
Gewezen partner:
De persoon wiens partnerrelatie met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is beëindigd.
Jaarinkomen:
Het op 1 januari van een jaar voor de deelnemer geldende jaarsalaris (maandsalaris maal 12) inclusief vakantietoeslag, persoonlijke toeslag en ploegentoeslag. In geval van een verlaging van het jaarsalaris zal het lagere jaarsalaris vanaf het moment van verlaging worden gehanteerd ten behoeve van het vaststellen van het jaarinkomen in de zin van dit pensioenreglement. Het jaarinkomen in de zin van dit pensioenreglement wordt vanaf 1 januari 2015 gemaximeerd op het fiscaal maximaal pensioengevend loon (per 1 januari 2022: €114.866,-).
Diversey arbeidsvoorwaardenregeling:
De CAO, de Regeling voor Managers of een andere op de deelnemer van toepassing zijnde arbeidsvoorwaardenregeling die bij de werkgever of een gelieerde onderneming van kracht is.
Herverzekeraar:
Een verzekeringsmaatschappij als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht waarmee Pensura overeenkomsten van pensioen- en/of andere verzekeringen heeft gesloten.
Levensverzekeringsmaatschappij:
De door een (gewezen) deelnemer gekozen levensverzekeringsmaatschappij als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht.
Kind:
De kinderen die in juridische zin als kind met de deelnemer in familierechtelijke betrekking staat.
Ouderdomspensioen:
Het levenslange pensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
Partner:
1. de echtgeno(o)t(e) van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde;
2. de partner met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een geregistreerd partnerschap in de zin van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan;
3. de vrouw of man die niet is gehuwd en die geen geregistreerd partnerschap in de zin van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan en met wie de ongehuwde deelnemer, ongehuwde gewezen deelnemer of ongehuwde gepensioneerde een gemeenschappelijke huishouding voert, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. de partner is geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn;
b. de gemeenschappelijke huishouding is notarieel vastgelegd in een samenlevings- overeenkomst waarin enige bepalingen van vermogensrechtelijke aard zijn geregeld;
c. een gewaarmerkt afschrift van de notariële akte aan Pensura is overgelegd;
4. degene met wie de gemeenschappelijke huishouding bestaat, door de deelnemer met het oog op pensioen als partner is aangewezen en die aanwijzing niet is herroepen;
5. uit de Basisregistratie Personen dient te blijken dat de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de partner op hetzelfde adres wonen. Indien dat niet uit de Basisregistratie Personen blijkt, dient dat ten opzichte van Pensura te worden aangetoond. Het bestuur is bevoegd in bijzondere gevallen van deze voorwaarde af te zien.
Onverminderd het hiervoor bepaalde, moet de partnerrelatie tot stand zijn gekomen vóór ingang van het ouderdomspensioen.
Partnerpensioen:
Het pensioen ten behoeve van de nagelaten partner.
Partnerrelatie:
Het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de gemeenschappelijke huishouding met een partner.
Pensioenaanspraak:
Het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd de overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening.
Pensioendatum:
De eerste dag van de maand waarin de deelnemer of gewezen deelnemer de leeftijd van 67 jaar bereikt.
Pensioeningangsdatum:
De datum waarop het ouderdomspensioen ingaat.
Pensioengerechtigde:
Persoon voor wie op grond van een pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan.
Pensioenovereenkomst:
Hetgeen tussen de werkgever en een werknemer is overeengekomen betreffende pensioen.
Pensioenrecht:
Het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd de overeengekomen voorwaardelijke toeslagenverlening.
Pensioenregeling:
De pensioenovereenkomst die deel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer en die is vastgelegd in dit pensioenreglement.
Pensioenreglement:
De door Pensura opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen Pensura en (gewezen) deelnemer, i.c. het Pensioenreglement 2006, laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2022.
Pensura:
Stichting Pensioenfonds Pensura (tot 1 juli 2014: Stichting Pensioenfonds JohnsonDiversey “Pensura”).
Premie:
De in geld uitgedrukte periodiek vastgestelde structurele prestatie die verschuldigd is aan Pensura en die bestemd is voor de verzekering van pensioen en de daaraan verbonden kosten. Twee varianten:
a. Werkgeverpremie: het deel van de premie dat voor rekening van de werkgever komt:
b. Werknemerspremie: het deel van de premie dat voor rekening van de werknemer komt.
Scheiding:
Beëindiging van het huwelijk door of echtscheiding of door ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood, vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk.
Statuten:
De statuten van Pensura.
Toeslag:
Een verhoging van:
a. Een pensioenrecht;
b. Een pensioenaanspraak van een gewezen deelnemer;
c. Een pensioenaanspraak van een deelnemer.
Uitvoeringsovereenkomst:
De overeenkomst tussen de werkgever en Pensura over de uitvoering van een of meer pensioenovereenkomsten.
Vermogensbeheerder
Een door het bestuur aan te wijzen vermogensbeheerder die geregistreerd is bij de Autoriteit Financiële Markten.
Volle wees:
Het kind van wie beide ouders respectievelijk verzorgers zijn overleden.
Vrijwillige pensioenregeling:
Het deel van de pensioenregeling waaraan de werknemer op basis van de pensioenovereenkomst de mogelijkheid had om deel te nemen.
WAO:
De Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering.
WAO/ WIA-uitkering:
De uitkering krachtens de WAO/ WIA.
Werkgever:
Degene die een werknemer krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht arbeid laat verrichten, in deze Diversey Europe Operations B.V., Diversey B.V., Diversey Netherlands Productions B.V. en Diamond (BC) Netherlands Holding B.V., alsmede gelieerde onderneming(en) zoals opgenomen in bijlage 1.
Werknemer:
De persoon die krachtens een arbeidsovereenkomst bij de werkgever in dienstbetrekking werkzaam is.
WIA:
De Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
Wezenpensioen:
Het pensioen ten behoeve van het (de) nagelaten kind(eren).
Artikel 2. Deelnemerschap
1. Deelnemer aan de in dit pensioenreglement opgenomen pensioenregeling is de werknemer die met de werkgever een pensioenovereenkomst heeft gesloten en die door de werkgever op een door Pensura aan te geven wijze bij Pensura is aangemeld.
2. Voor werknemers die op of na 1 januari 2006 in dienst treden en op die datum 21 jaar of ouder zijn, gaat het deelnemerschap in op de datum waarop de dienstbetrekking met de werkgever aanvangt.
3. Voor werknemers die op of na 1 januari 2006 in dienst treden en op die datum jonger dan 21 jaar zijn, gaat het deelnemerschap in op de datum waarop de werknemer de
21-jarige leeftijd bereikt. Indien en zolang zij niet aan het in de vorige volzin bedoelde leeftijdsvereiste voldoen en een partner en/of kinderen in de zin van dit pensioenreglement aanwezig zijn, komen zij in aanmerking voor een aanspraak op partner- en wezenpensioen op risicobasis. De hoogte daarvan wordt vastgesteld conform het bepaalde omtrent partner- en wezenpensioen in de Beleggingspensioenmodule, uitgaande van de veronderstelling dat de werknemer deelnemer zal worden. De in dit lid bedoelde aanspraken op partner- en wezenpensioen op risicobasis vervallen:
a. bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door overlijden vóór het tijdstip waarop aan het in de eerste volzin bedoelde leeftijdsvereiste is voldaan;
b. op het tijdstip waarop de werknemer als deelnemer toetreedt tot de in dit pensioenreglement opgenomen pensioenregeling.
De werknemer is voor de in dit lid bedoelde aanspraken geen bijdrage verschuldigd.
4. Voor werknemers die op 31 december 2005 deelnamen aan de per die datum geldende pensioenregeling van Pensura en die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en op wie, in aansluiting daarop, per 1 januari 2006 dit pensioenreglement van toepassing is geworden, wordt het deelnemerschap aan de in dit pensioenreglement opgenomen pensioenregeling geacht te zijn ingegaan op 1 januari 2006.
5. Voor werknemers die op 31 december 2005 in dienst waren van de werkgever en die per de genoemde datum deelnemers waren aan de toen geldende pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds SC Johnson, wordt het deelnemerschap aan de in dit pensioenreglement opgenomen pensioenregeling geacht te zijn ingegaan op
1 januari 2006.
6. Het deelnemerschap eindigt:
a. door overlijden van de deelnemer;
b. indien het jaarinkomen van de deelnemer daalt tot onder het maximum basisjaarinkomen;
c. bij het ingaan van het ouderdomspensioen;
d. door beëindiging van de dienstbetrekking met de werkgever vóór de pensioeningangsdatum, tenzij de pensioenopbouw wordt voortgezet in geval van arbeidsongeschiktheid overeenkomstig artikel 14 van dit reglement;
e. op het tijdstip dat de werkgever waarbij de deelnemer in dienst is, ophoudt een gelieerde onderneming te zijn.
7. Bij het opnemen van ouderschapsverlof geldt dat deze periode van xxxxxx meetelt als deelnemerstijd en dat de opbouw van de pensioenaanspraken en het pensioenkapitaal gedurende deze verlofperiode wordt voortgezet. De werkgever en de werknemer zijn gedurende deze verlofperiode de conform dit pensioenreglement vastgestelde pensioenpremies aan Pensura verschuldigd. De werkgever, de werknemer en Pensura zullen voorafgaand aan de verlofperiode schriftelijk overeenkomen op welke wijze de werknemer de deelnemersbijdrage als bedoeld in artikel 30 zal voldoen.
8. Bij het opnemen van onbetaald verlof of verlof in de zin van het Diversey Levensloopreglement, anders dan voor een periode van ouderschapsverlof, geldt dat de periode van verlof niet meetelt als deelnemerstijd en dat de opbouw van de pensioenaanspraken en het pensioenkapitaal gedurende de verlofperiode niet wordt voortgezet. In afwijking op het hiervoor in dit lid bepaalde
- blijven de aanspraken voor het partner- en wezenpensioen uit hoofde van de Beleggingspensioenmodule in stand op risicobasis voor maximaal 18 maanden; en
- blijft het bepaalde in artikel 14 en – indien van toepassing – artikel 16 van toepassing waarbij de direct voorafgaand aan het verlof geldende pensioenbepalende gegevens in aanmerking worden genomen.
9. De deelneming eindigt niet
a. in geval van vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid die door Pensura is toegekend vóórdat beëindiging van het dienstverband heeft plaatsgevonden;
b. in geval de deelneming op grond van een regeling in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden anders dan bedoeld onder sub a. onder door het bestuur te stellen voorwaarden, wordt voortgezet.
De voortzetting als bedoeld in dit lid vindt plaats tot uiterlijk de pensioendatum.
Artikel 3. Waardeoverdracht bij toetreding tot de pensioenregeling
1. De (gewezen) deelnemer die vóór de indiensttreding bij de werkgever heeft deelgenomen in de pensioenregeling van een vorige werkgever bij wie de dienstbetrekking na 8 juli 1994 is beëindigd en die op basis daarvan premievrije pensioenaanspraken heeft opgebouwd bij een pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet, heeft het recht de overdrachtswaarde van die pensioenaanspraken door middel van waardeoverdracht over te laten dragen aan Pensura. De waardeoverdracht vindt plaats, mits wordt voldaan aan de bepalingen zoals opgenomen in dit artikel en aan alle bepalingen terzake van waardeoverdracht in de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving.
2. Pensura zal de in lid 1 bedoelde overdrachtswaarde omzetten in pensioenkapitaal in de Beleggingspensioenmodule, tenzij lid 3 van dit artikel van toepassing is.
3. In de volgende gevallen zal Pensura de in lid 1 bedoelde overdrachtswaarde omzetten in pensioenaanspraken in de Garantiepensioenmodule:
a. De gewezen deelnemer heeft (a) tot 1 januari 2011 pensioenaanspraken opgebouwd in de Garantiepensioenmodule, (b) heeft het verzoek tot waardeoverdracht bij Pensura ingediend vóór 1 januari 2011, (c) bouwt geen pensioenkapitaal op in de Beleggingspensioenmodule én (d) bouwt geen extra pensioenkapitaal op in de zin van aanvullend pensioensparen als bedoeld in artikel 39.
b. De deelnemer heeft (a) tot 1 januari 2011 pensioenaanspraken opgebouwd in de Garantiepensioenmodule, (b) heeft het verzoek tot waardeoverdracht bij Pensura ingediend vóór 1 oktober 2012 én (c) bouwt pensioenkapitaal op in de Beleggingspensioenmodule.
4. Op het moment van de effectuering van het in lid 2 van dit artikel bepaalde, zullen aan de deelnemer extra deelnemersjaren worden toegekend ten behoeve van de berekening van het excedent partnerpensioen als bedoeld in artikel 21 en daarmee samenhangend de berekening van het excedent wezenpensioen als bedoeld in artikel
22. De in dit verband toe te kennen extra deelnemersjaren worden berekend door de overdrachtswaarde te delen door het op grond van artikel 20 lid 2 in een jaar op te bouwen pensioenkapitaal op fulltimebasis. Hierbij wordt uitgegaan van de leeftijd van
de deelnemer op het moment van effectuering van de waardeoverdracht. Het totaal aantal toe te kennen extra deelnemersjaren wordt gemaximeerd op 46. In dit maximum aantal extra deelnemersjaren worden betrokken zowel de reeds opgebouwde aanwezige deelnemersjaren als de nog op te bouwen deelnemersjaren op fulltimebasis.
5. Het in dit artikel bepaalde is niet van toepassing indien de financiële toestand van Pensura een wettelijk afdwingbare waardeoverdracht volgens de Pensioenwet niet toelaat. Zodra de financiële toestand van Pensura een dergelijke waardeoverdracht volgens de Pensioenwet weer wel toelaat, informeert Pensura de deelnemer over de mogelijkheid alsnog de waardeoverdracht te realiseren.
Artikel 4. Waardeoverdracht bij beëindiging van het deelnemerschap
1. Bij beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 13 heeft de gewezen deelnemer het recht de overdrachtswaarde van de aldaar bedoelde premievrije pensioenaanspraken over te laten dragen aan een door de Pensioenwet toegelaten pensioenuitvoerder, die de pensioenregeling uitvoert van de nieuwe werkgever. Dit recht op waardeoverdracht geldt eveneens voor het in de Beleggingspensioenmodule opgebouwde pensioenkapitaal indien sprake is van beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 26. De waardeoverdracht vindt plaats, mits wordt voldaan aan alle bepalingen ter zake van waardeoverdracht in de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving.
2. In geval van waardeoverdracht als bedoeld in lid 1 vervallen alle aanspraken van de gewezen deelnemer jegens Pensura.
3. Het in de leden 1 en 2 bepaalde is niet van toepassing indien de financiële toestand van Pensura een wettelijk afdwingbare waardeoverdracht volgens de Pensioenwet niet toelaat. Zodra de financiële toestand van Pensura een dergelijke waardeoverdracht volgens de Pensioenwet weer wel toelaat, informeert Pensura de gewezen deelnemer over de mogelijkheid alsnog de waardeoverdracht te realiseren.
Artikel 4a Waardeoverdracht van kleine pensioenen
1. Na opname in de pensioenregeling is het pensioenfonds verplicht de ontvangen waarde van kleine pensioenen uit een vorig dienstverband aan te wenden ten behoeve van de deelnemer. De aanwending geschiedt conform het bepaalde in artikel 3 lid 2 t/m 4.
2. Indien na beëindiging van het deelnemerschap op of na 1 januari 2018 het ouderdomspensioen minder bedraagt dan het bedrag dat de Pensioenwet noemt voor afkoop van pensioen zoals bedoeld in artikel 32 lid 1 van dit pensioenreglement, draagt het pensioenfonds de waarde van de pensioenaanspraken over naar de pensioenuitvoerder waar de gewezen deelnemer pensioen opbouwt. Hiervoor is geen instemming van de gewezen deelnemer nodig.
3. Indien het pensioenfonds na beëindiging van het deelnemerschap op of na 1 januari 2018 na vijf pogingen tot waardeoverdracht van klein pensioen in minimaal vijf jaar geen nieuwe pensioenuitvoerder heeft gevonden waar de gewezen deelnemer pensioen opbouwt, koopt het pensioenfonds de pensioenaanspraken op dat moment af op grond van artikel 32 lid 4, indien de gewezen deelnemer met de afkoop instemt.
4. Indien het deelnemerschap vóór 1 januari 2018 is beëindigd, er geen afkoop heeft plaatsgevonden en er is sprake is van een klein ouderdomspensioen (het ouderdomspensioen bedraagt minder dan het bedrag dat de Pensioenwet noemt voor afkoop van pensioen zoals bedoeld in artikel 32 lid 1 van dit pensioenreglement) en er geen afkoop heeft plaatsgevonden op grond van artikel 32 lid 4, draagt het pensioenfonds de waarde van de pensioenaanspraken over naar de pensioenuitvoerder waar de gewezen deelnemer pensioen opbouwt maar niet eerder dan 1 juli 2020. Hiervoor is geen instemming van de gewezen deelnemer nodig.
Artikel 5. Waardeoverdracht door Pensura in andere gevallen
Pensura zal meewerken aan een waardeoverdracht als bedoeld in de artikelen 76 tot en met 78 van de Pensioenwet.
HOOFDSTUK 2 DE GARANTIEPENSIOENMODULE
Artikel 6. Aanspraken op pensioen in de Garantiepensioenmodule
1. De gewezen deelnemer heeft met inachtneming van de bepalingen in dit pensioenreglement en de statuten op grond van de Garantiepensioenmodule aanspraak op:
a. ouderdomspensioen (voor zichzelf); en
b. partnerpensioen (voor de partner van de (gewezen) deelnemer); en
x. xxxxxxxxxxxxx (voor de kinderen van de deelnemer).
Voorts heeft de gewezen deelnemer op grond van artikel 10 de mogelijkheid de pensioenaanspraken te flexibiliseren, conform de in genoemd artikel aangegeven mogelijkheden.
2. Het bestuur is bevoegd de krachtens de Garantiepensioenmodule toegekende pensioenaanspraken door middel van verzekering te dekken bij een (of meer) herverzekeraar(s). In de af te sluiten verzekeringsovereenkomsten zal Pensura als verzekeringnemer en begunstigde optreden. Pensura is bevoegd de begunstiging van de te sluiten verzekeringen op naam van de rechthebbende te stellen.
3. Indien het bestuur van de in lid 2 genoemde bevoegdheid gebruik maakt, vormt de polis en de daarbij behorende voorwaarden van verzekering (inclusief eventuele daarin opgenomen beperkingen ten opzichte van de pensioenaanspraken) de grondslag van de rechten van de gewezen deelnemer of pensioengerechtigde. De gewezen deelnemer of gepensioneerde kan in dat geval ter zake van de Garantiepensioenmodule geen andere rechten ontlenen dan die, welke uit de afge- sloten verzekering en de geldende voorwaarden van verzekering voortvloeien. Deze voorwaarden kunnen door de gewezen deelnemer of pensioengerechtigde bij Pensura worden opgevraagd.
Artikel 7. Ouderdomspensioen
1. Recht op levenslang ouderdomspensioen heeft de gewezen deelnemer conform de hierna opgenomen leden.
2. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum dan wel op de eerdere pensioeningangsdatum indien de (gewezen) deelnemer gebruik maakt van de in artikel 10 lid 5 bedoelde flexibele mogelijkheid..
3. Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt.
Artikel 8. Partnerpensioen
1. Recht op partnerpensioen heeft de nagelaten partner ten behoeve van wie de gewezen deelnemer of gepensioneerde recht op partnerpensioen had.
2. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het partnerpensioen wordt uitgekeerd aan de partner tot en met het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
3. De gewezen deelnemer kan voor de toepassing van dit pensioenreglement op enig tijdstip aanspraak op partnerpensioen hebben ten behoeve van ten hoogste één partner. Een partner kan voor de toepassing van dit pensioenreglement op enig tijdstip een partnerrelatie hebben met ten hoogste één gewezen deelnemer of gepensioneerde.
4. De aanspraak op partnerpensioen kan zonder toestemming van de partner niet bij overeenkomst tussen de gewezen deelnemer of gepensioneerde en het fonds of de werkgever of gelieerde onderneming worden verminderd, anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Elk hiermee strijdig beding is nietig.
5. Het partnerpensioen wordt verminderd met het bedrag van het bijzonder partnerpensioen (inclusief eventuele verhogingen daarvan krachtens artikel 16) dat krachtens artikel 11 aan (een) voormalige partner(s) is toegekend.
Artikel 9. Wezenpensioen
1. Recht op wezenpensioen heeft een nagelaten kind van de overleden gewezen deelnemer of gepensioneerde.
2. Eveneens recht op wezenpensioen heeft het kind dat geboren is binnen 306 dagen na het overlijden van de gewezen deelnemer of gepensioneerde.
3. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt, dan wel de latere eerste dag van de maand waarin de geboorte van het kind als bedoeld in lid 2 plaatsvindt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met het einde van de maand waarin het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt of - indien dat eerder is - tot en met het einde van de maand waarin het kind overlijdt.
4. Het wezenpensioen bedraagt voor ieder kind een percentage van het berekend partnerpensioen. De percentages staan vermeld in de tabel “Wezenpensioen”.
Tabel Wezenpensioen
Aantal kinderen | TOTALE WEZENPENSIOEN ALS % VAN BEREKEND PARTNERPENSIOEN |
1 kind | 11 3/7 % |
2 kinderen | 20 % |
3 of meer kinderen | 25 5/7 % |
5. Voor een volle wees wordt het bedrag aan wezenpensioen verdubbeld.
Artikel 10. Flexibele mogelijkheden ten aanzien van de pensioenen in de Garantiepensioenmodule
1. De gewezen deelnemer heeft het recht om de pensioenaanspraken in de Garantiepensioenmodule te flexibiliseren conform de in dit artikel vermelde mogelijkheden. De wijziging als gevolg van de keuze van de gewezen deelnemer vindt uitsluitend plaats nadat is voldaan aan de in dit artikel opgenomen voorwaarden. Iedere wijziging is onherroepelijk en vindt uitsluitend plaats op het ingangstijdstip van het desbetreffende pensioen.
2. De in het vorige lid bedoelde flexibiliseringmogelijkheden betreffen:
− het partnerpensioen geheel of ten dele uitruilen voor extra ouderdomspensioen (lid 3);
− het ouderdomspensioen gedeeltelijk uitruilen voor extra partnerpensioen (lid 4)
− het ouderdomspensioen eerder dan de pensioendatum in laten gaan (lid 5);
− het uitruilen van ouderdomspensioen voor AOW-overbruggingspensioen (lid 5)
− de hoogte van het ouderdomspensioen variëren (lid 6).
Gebruikmaking van één of meerdere van de bovenstaande mogelijkheden op enig tijdstip zal plaatsvinden met inachtneming van de bovenstaande volgorde.
3. Uitruil PP in OP
a. De gewezen deelnemer heeft éénmalig het recht de aanspraak op partnerpensioen of een deel daarvan (¾, ½ of ¼) per de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat, uit te ruilen voor ouderdomspensioen. De uitruil is onherroepelijk en zal plaatsvinden conform de hierna volgende leden. Voor deze omzetting is de schriftelijke instemming van de partner vereist.
b. De grootte van het ouderdomspensioen dat als gevolg van de uitruil ontstaat, wordt bepaald door het uit te ruilen deel van het partnerpensioen te vermenigvuldigen met een bij bestuursbesluit vast te stellen ruilfactor, zoals deze omzettingsfactoren blijken uit bijlage 2 bij dit reglement.
c. Het bijzonder partnerpensioen dat na scheiding op grond van artikel 11 door het pensioenfonds aan de gewezen partner is toegekend, kan niet worden uitgeruild in ouderdomspensioen.
d. Uitruil van (een deel van) het partnerpensioen in ouderdomspensioen vindt plaats vóórdat vervroeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen conform het bepaalde in lid 5 plaatsvindt.
e. Aan de gewezen deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de pensioenaanspraken nadat het bepaalde in dit artikel toepassing heeft gevonden.
4. Uitruil OP in PP
a. De gewezen deelnemer heeft éénmalig het recht een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen voor partnerpensioen ten behoeve van de op de datum van uitruil aanwezige partner. De uitruil is onherroepelijk en zal plaatsvinden conform die hierna volgende leden. Voor deze omzetting is de schriftelijke instemming van de partner vereist.
b. Het in de vorige volzin bedoelde recht op uitruil bestaat op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen;
c. De grootte van het partnerpensioen dat als gevolg van de uitruil ontstaat, wordt bepaald door het uit te ruilen deel van het ouderdomspensioen te vermenigvuldigen met een bij bestuursbesluit vast te stellen ruilfactor, zoals deze blijkt uit bijlage 2 bij dit reglement. Op die aanspraak op partnerpensioen is het bepaalde in dit pensioenreglement terzake van het partnerpensioen van overeenkomstige toepassing.
d. Het ouderdomspensioen dat na scheiding op grond van artikel 12 door het pensioenfonds aan de gewezen partner moet worden uitgekeerd, kan niet worden uitgeruild in partnerpensioen.
e. Het pensioenfonds wijst de gewezen deelnemer schriftelijk op het recht op uitruil in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen. Indien de gewezen deelnemer van dit recht gebruik wil maken, reageert hij schriftelijk binnen 2 maanden nadat hij het bericht van het pensioenfonds heeft ontvangen.
f. Uitruil van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen vindt plaats voordat vervroeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen conform het bepaalde in lid 5 plaatsvindt c.q. heeft plaatsgevonden.
g. Aan de gewezen deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de pensioenaanspraken nadat het bepaalde in dit artikel toepassing heeft gevonden.
5. Vervroeging OP
a. De gewezen deelnemer heeft het recht te kiezen voor vervroeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, mits wordt voldaan aan de in dit artikel vermelde voorwaarden.
b. De gewezen deelnemer heeft het recht het ouderdomspensioen één of meer kalenderjaren doch ten hoogste tien jaar eerder dan de pensioendatum in te laten gaan. Indien de vervroegde pensioeningangsdatum gelegen is meer dan vijf jaar vóór de voor de betreffende (gewezen) deelnemer geldende AOW-leeftijd, dan dient de dienstbetrekking van de (gewezen) deelnemer bij zijn/haar werkgever in verband met ingang van het ouderdomspensioen te worden beëindigd, De (gewezen) deelnemer als bedoeld in de vorige volzin dient tevens te verklaren dat hij/zij het arbeidsproces zal verlaten en dat hij/zij niet voornemens is arbeid te zullen gaan verrichten.
c. In geval van vervroeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen wordt het jaarlijkse bedrag aan ouderdomspensioen verlaagd op grond van een bij bestuursbesluit vastgestelde vervroegingsfactor die is opgenomen in bijlage 2 bij dit pensioenreglement.
d. Het verzoek ten aanzien van de vervroeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen moet tussen de 12 en 2 maanden vóór de beoogde ingangsdatum van het ouderdomspensioen op een door het bestuur aan te geven wijze, bij het pensioenfonds worden ingediend. De gewezen deelnemer is verplicht jegens het pensioenfonds aan te tonen dat de vervroeging verband houdt met de intentie het arbeidsproces te verlaten.
e. Gebruikmaking van het in dit artikel bedoelde recht vindt plaats nadat (eventuele) uitruil van ouderdoms- en partnerpensioen conform het bepaalde in de leden 3 en 4 heeft plaatsgevonden. Gebruikmaking van het in dit artikel bedoelde recht heeft geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen en het partnerpensioen dat na de toepassing van lid 3 resteert.
f. Uitsluitend in combinatie met vervroeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen bestaat de mogelijkheid te kiezen voor een AOW- overbruggingspensioen dat gelijktijdig met het (vervroegde) ouderdomspensioen
ingaat. In dat geval wordt een deel van het ouderdomspensioen omgezet in een AOW-overbruggingspensioen dat wordt uitgekeerd vanaf de pensioeningangsdatum tot de ingangsdatum van de AOW-uitkering of tot en met de maand van eerder overlijden. Het gekozen bedrag aan AOW- overbruggingspensioen mag maximaal twee maal de AOW-uitkering bedragen. De omzetting vindt plaats na toepassing van het bovenstaande en vindt plaats op basis van door het bestuur bij bestuursbesluit vast te stellen omzettingsfactoren.
6. Variatie in hoogte OP (hoog-laagconstructie)
a. De gewezen deelnemer heeft uitsluitend in geval van volledige pensionering het recht de hoogte van het ouderdomspensioen te laten variëren, mits wordt voldaan aan de in dit artikel vermelde voorwaarden.
b. De variatie van de hoogte van het ouderdomspensioen vindt plaats nadat de gewezen deelnemer de overige flexibele mogelijkheden op grond van dit pensioenreglement heeft benut. Gebruikmaking van het in dit artikel bedoelde recht heeft geen invloed op de hoogte van wezenpensioen en het partnerpensioen dat na toepassing van de leden 3 en 4 resteert.
c. De hoogte van het ouderdomspensioen kan na ingang variëren mits de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering. De mate van variatie zal uiterlijk op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen door het pensioenfonds worden vastgesteld.
d. De gewezen deelnemer heeft daarbij de keuze de hoogste respectievelijk de laagste uitkering uit te laten keren vanaf de pensioeningangsdatum tot de leeftijd van 67, 72 of 77 jaar en vanaf die leeftijd de laagste respectievelijk de hoogste uitkering uit te laten keren.
e. Het verzoek ten aanzien van de variatie van de hoogte van het ouderdomspensioen moet tussen de 12 en 2 maanden vóór de ingangsdatum van het ouderdomspensioen op een door het bestuur aan te geven wijze, bij het pensioenfonds worden ingediend.
7. De op grond van de nog van toepassing zijnde leden 3 tot en met 6 toe te passen omzettingsfactoren, en hoog/laagfactoren zijn geldig tot het tijdstip dat het bestuur, op advies van de actuaris, de factoren wijzigt. De in een periode geldende factoren zijn
van toepassing op alle gewezen deelnemers die in de bedoelde periode gebruik maken van het recht de pensioenaanspraken op grond van dit artikel te flexibiliseren.
8. De keuze voor gebruikmaking van de in dit artikel opgenomen flexibiliseringmogelijkheden dient tussen 12 en 2 maanden voor de pensioen(ingangs)datum - op een door Pensura ter beschikking gesteld formulier - aan Pensura kenbaar gemaakt te worden..
9. De in de leden 3 en 4 genoemde mogelijkheden van flexibilisering kunnen slechts worden benut indien de partner – indien aanwezig – daarmee instemt.
10. De gewezen deelnemer of gepensioneerde krijgt van Pensura een schriftelijke opgave van de aanspraken op pensioen of de ingegane pensioenen die ontstaan na toepassing van het in de voorgaande leden bepaalde.
11. Pensura verstrekt de gewezen deelnemer een door het bestuur te bepalen aantal standaard opgaven ter zake van de uitoefening van de in dit artikel opgenomen rechten. Op verzoek van de gewezen deelnemer verstrekt Pensura aanvullende opgaven. Het bestuur is bevoegd kosten voor de aanvullende opgaven bij de gewezen deelnemer in rekening te brengen.
Artikel 11. Beëindiging van de partnerrelatie en de gevolgen daarvan voor het partnerpensioen in de Garantiepensioenmodule
(bijzonder PP)
1. Bij de beëindiging van de partnerrelatie, anders dan door overlijden, krijgt de voormalige partner van de gewezen deelnemer of gepensioneerde aanspraak op het tot de datum van de beëindiging van de partnerrelatie, dan wel tot einde deelnemerschap indien dit eerder plaatsvond, opgebouwde partnerpensioen in de Garantiepensioenmodule, een en ander met inachtneming van het bepaalde in de Pensioenwet.
2. Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de gewezen deelnemer of gepensioneerde. Het bijzonder
partnerpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gewezen partner overlijdt.
3. Het in dit artikel bepaalde vindt geen toepassing indien de partners bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de beëindiging van de partnerrelatie anders overeenkomen. Daarbij moet Pensura een verklaring hebben afgegeven die aan de overeenkomst is gehecht, waarin staat dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
4. In geval van beëindiging van de partnerrelatie door een gewezen deelnemer of gepensioneerde, die een gemeenschappelijke huishouding heeft met een partner als bedoeld in artikel 1, “partner”, onder 3, is de gewezen deelnemer of gepensioneerde verplicht de beëindiging van de partnerrelatie aan Pensura te melden door middel van een door Pensura ter beschikking gesteld formulier. Als tijdstip van beëindiging van een gemeenschappelijke huishouding anders dan door de dood van de partner, geldt de dag waarop het formulier door Pensura is ontvangen. Het bestuur is bevoegd op verzoek van de gewezen deelnemer of gepensioneerde een andere dag te hanteren.
5. Pensura verstrekt aan de voormalige partner een bewijs van diens aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
6. De aanspraak op bijzonder partnerpensioen wordt in mindering gebracht op de aanspraak op partnerpensioen zoals bedoeld in artikel 8.
7. Een gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in de leden 2, 3 en 4, heeft het recht dit te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden gewezen deelnemer of gepensioneerde, mits:
a. het pensioenfonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken; en
b. de vervreemding onherroepelijk is; en
c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
Artikel 12. Scheiding en de gevolgen daarvan voor het ouderdomspensioen in de Garantiepensioenmodule
1. Onder scheiding in de zin van dit artikel wordt eveneens verstaan: scheiding van tafel en bed.
2. Bij scheiding heeft de (voormalige) echtgenoot of geregistreerde partner van de gewezen deelnemer of gepensioneerde recht op uitbetaling van een deel van het uit de Garantiepensioenmodule voortvloeiende ouderdomspensioen op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, hierna te noemen: vereveningspensioen. Dit betekent voor de Garantiepensioenmodule dat de (voormalige) echtgenoot of geregistreerde partner recht krijgt op uitbetaling van de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen in de Garantiepensioenmodule.
3. Het in lid 2 bepaalde is niet van toepassing indien de gewezen deelnemer of gepensioneerde en de voormalige echtgenoot of geregistreerde partner bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten of een andere verdeling van het ouderdomspensioen zijn overeengekomen.
4. In afwijking van het bepaalde in lid 2 vindt de in dat lid bedoelde pensioenverevening geen toepassing als op het tijdstip van de scheiding het vereveningspensioen een bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat. Bij het bepalen van het vereveningspensioen als bedoeld in dit lid wordt eveneens het eventuele vereveningspensioen als bedoeld in artikel 25 lid 3 van dit reglement in aanmerking genomen.
5. Het recht op verevening als bedoeld in lid 2 kan alleen dan rechtstreeks jegens Pensura worden uitgeoefend, indien de scheiding binnen twee jaar na het tijdstip van scheiding op een bij wet voorgeschreven formulier aan Pensura is gemeld.
6. Het vereveningspensioen van de voormalige echtgenoot of geregistreerde partner wordt op dezelfde wijze aangepast als de ingegane pensioenen worden aangepast.
7. Het bestuur is bevoegd de kosten van de pensioenverevening bij de voormalige echtgenoten of geregistreerde partners in rekening te brengen.
8. Aan de voormalige echtgenoot of geregistreerde partner wordt schriftelijk mededeling gedaan van zowel het toegekende vereveningspensioen als de ingangsdatum van dat vereveningspensioen. De gewezen deelnemer of gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift.
Artikel 13. Beëindiging van het deelnemerschap in de Garantiepensioenmodule vóór de pensioendatum
1. Bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden vóór de pensioen- datum behoudt de gewezen deelnemer conform de Pensioenwet aanspraken op een premievrij ouderdoms-, partner- en wezenpensioen uit de Garantiepensioenmodule.
2. Het premievrije ouderdoms-, partner- en wezenpensioen uit de Garantiepensioen- module is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde ouderdoms, respectievelijk, partner- en wezenpensioen als bedoeld in artikel 7, artikel 8 en artikel 9.
3. De gewezen deelnemer heeft het recht gebruik te maken van de flexibele mogelijkheden genoemd in artikel 10 leden 3, 4 en 5. De in de genoemde leden opgenomen voorwaarden ten aanzien van het benutten van de flexibele mogelijkheden zijn onverminderd van toepassing.
4. Aan de gewezen deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken.
Artikel 14. Voortzetting van de pensioenopbouw in de Garantiepensioenmodule tijdens arbeidsongeschiktheid
Vervallen per 1 januari 2011.
Artikel 15. Berekening van de pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers in de Garantiepensioenmodule
Vervallen per 1 januari 2011.
Artikel 16. Aanpassing van de pensioenen in de Garantiepensioenmodule
1. Op de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers, gewezen partners en de pensioenrechten van de pensioengerechtigden kan jaarlijks per 1 januari een toeslag worden verleend van maximaal de “Consumentenprijsindex voor alle huishoudens” zoals deze door het Centraal Bureau voor de Statistiek in de maand oktober van het voorafgaande jaar wordt gepubliceerd ten opzichte van de maand oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Het bestuur beslist evenwel in hoeverre de genoemde pensioenaanspraken worden aangepast.
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 geldt ten aanzien van de toeslagen de volgende voorwaardelijkheidsverklaring: “Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de ex ante bepaalde maatstaf. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.”
3. Voor wat betreft de voorwaarden waaronder kan worden besloten tot inhaalindexering, dat wil zeggen in het verleden niet (volledig) conform het vorenstaande verleende indexering, wordt verwezen naar de abtn van het fonds.
Artikel 17. Financiering van de pensioenen in de Garantiepensioenmodule
De aanpassingen van de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken op pensioen die op grond van artikel 16 plaatsvinden, worden gefinancierd op het moment van ontstaan van de aanpassingen.
Artikel 18. Korting pensioenaanspraken en – rechten door Pensura
1. Pensura kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien
a. Pensura gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
b. Pensura niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of artikel 132 Pensioenwet zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of artikel 139 Pensioenwet.
2. Pensura informeert de gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3. De vermindering, bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst plaatsvinden drie maanden nadat de pensioengerechtigden hierover zijn geïnformeerd en één maand nadat de (gewezen) deelnemers, de werkgever en de toezichthouder hierover zijn geïnformeerd.
4. De in dit artikel gebruikte begrippen worden opgevat overeenkomstig de betekenis van deze begrippen in de Pensioenwet.
5. Indien Pensura besluit tot de vermindering als bedoeld in lid 1, zal het pensioenreglement worden aangepast en gewezen deelnemers zullen onverwijld in kennis worden gesteld van korting en wijziging pensioenreglement.
HOOFDSTUK 3: DE BELEGGINGSPENSIOENMODULE
Artikel 19. Aanspraken op pensioen in de Beleggingspensioenmodule
1. De werkgever en de werknemers hebben met betrekking tot het excedent jaarinkomen en voor wat betreft de opbouw van ouderdomspensioen, een premieovereenkomst in de zin van artikel 10 Pensioenwet gesloten. Voor wat betreft partner- en wezenpensioen in deze module is sprake van een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 10 Pensioenwet.
2. De pensioenaanspraken die voor de werknemer uit de in lid 1 bedoelde overeenkomst voortvloeien, zijn door de werkgever bij Pensura ondergebracht door middel van een door de werkgever met Pensura gesloten uitvoeringsovereenkomst.
3. De rechten en verplichtingen van de werknemers en de werkgever uit hoofde van de in lid 1 bedoelde overeenkomst zijn opgenomen in dit pensioenreglement.
4. De deelnemer heeft op grond van de Beleggingspensioenmodule aanspraak op een pensioenkapitaal waarmee op de pensioeningangsdatum een Excedent ouderdomspensioen en een bijbehorend partner- en wezenpensioen wordt aangekocht bij een levensverzekeringsmaatschappij of bank naar keuze van de deelnemer. De deelnemer heeft op grond van de Beleggingspensioenmodule voorts aanspraak op partner- en wezenpensioen op risicobasis dat vervalt op de pensioeningangsdatum, danwel op de datum van beëindiging van het deelnemerschap indien dat op een eerder tijdstip plaatsvindt.
5. Het bestuur is bevoegd de op grond van de Beleggingspensioenmodule toe te kennen aanspraken op partner- en wezenpensioen op risicobasis door middel van verzeke- ringen te dekken bij één of meer herverzekeraar(s). In de af te sluiten verzeke- ringsovereenkomsten zal Pensura als verzekeringnemer en begunstigde optreden. Pensura is bevoegd de begunstiging van de te sluiten verzekeringen op naam van de rechthebbende te stellen.
6. Indien het bestuur van de in lid 5 genoemde bevoegdheid gebruik maakt, vormt de polis en de daarbij behorende voorwaarden van verzekering (inclusief eventuele
daarin opgenomen beperkingen ten opzichte van de pensioenaanspraken) de grondslag van de rechten van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kan in dat geval ter zake van de Beleggingspensioenmodule geen andere rechten ontlenen dan die, welke uit de afge- sloten verzekering en de geldende voorwaarden van verzekering voortvloeien. Deze voorwaarden kunnen door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde bij Pensura worden opgevraagd.
Artikel 20. Pensioenkapitaal voor excedent pensioenen vanaf de pensioeningangsdatum
1. De deelnemer die op 1 januari een jaarinkomen heeft van meer dan het maximum basisjaarinkomen, bouwt vanaf de genoemde datum pensioenkapitaal op over het excedent jaarinkomen in de Beleggingspensioenmodule ten behoeve van de aankoop van een excedent ouderdomspensioen en eventueel bijbehorend partner- en wezenpensioen, conform de hierna volgende leden. Indien bij aanvang van het deelnemerschap het jaarinkomen van de deelnemer hoger is dan het maximum basisjaarinkomen, vindt de opbouw van het pensioenkapitaal plaats vanaf de datum van aanvang van het deelnemerschap.
2. De opbouw vindt plaats door middel van stortingen van een beschikbare premie door de werkgever bij een door Pensura aangewezen vermogensbeheerder. De hoogte van de storting wordt conform de onderstaande tabel “Beschikbare premies” en per deelnemersjaar op jaarbasis vastgesteld op basis van het excedent jaarinkomen. Bepalend is de leeftijd van de deelnemer per 1 juli van het desbetreffende deelnemersjaar. De afdracht van de aldus vastgestelde storting op jaarbasis vindt in even zoveel termijnen plaats als waarin het salaris van de deelnemer wordt uitbetaald, waarbij iedere termijn wordt afgedragen per het tijdstip waarop het salaris wordt uitbetaald.
BESCHIKBARE PREMIES | |
Leeftijdsklasse | Storting op jaarbasis (als percentage van het excedent jaarinkomen) |
Van 21 tot 25 | 6,0 % |
Van 25 tot 30 | 7,3 % |
Van 30 tot 35 | 8,6 % |
Van 35 tot 40 | 10,2 % |
Van 40 tot 45 | 12,3 % |
Van 45 tot 50 | 14,9 % |
Van 50 tot 55 | 18,0 % |
Van 55 tot 60 | 21,7 % |
Van 60 tot 65 | 25,9 % |
Van 65 tot 67 | 30,2% |
3. Per gedeelte van een deelnemersjaar is de werkgever de in lid 2 bedoelde storting ver- schuldigd naar rato van dat deelnemersjaar.
4. Een storting wordt zo spoedig mogelijk nadat zij afgedragen is, belegd op een beleggingsrekening, onder aftrek van de bij bestuursbesluit vastgestelde kosten en premies, zoals opgesomd in bijlage 4. De beleggingsrekening wordt door Pensura op naam van de deelnemer geopend bij een door Pensura aan te wijzen vermogensbeheerder, zijnde ABN AMRO Pension Services. Het bestuur is bevoegd voor de aangewezen vermogensbeheerder een andere vermogensbeheerder aan te wijzen. Pensura is nimmer rente verschuldigd wegens te late storting. Het beleggingsrisico is voor de deelnemer.
5. De op grond van lid 4 op de beleggingsrekening gestorte bedragen, onder aftrek van de kosten en premies, worden belegd middels een life cycle beleggingsmix (standaard beleggingsmix), tenzij de (gewezen) deelnemer gebruik maakt van een mogelijkheid die wordt geboden op grond van lid 10 of 11. Op de beleggingsmixen zijn de
geldende voorwaarden van de daarin opgenomen beleggingsfondsen van toepassing. Deze voorwaarden liggen ter inzage bij Pensura.
6. Het pensioenkapitaal wordt op de pensioeningangsdatum aangewend voor de aankoop van een direct ingaand excedent ouderdomspensioen met een bijbehorend partnerpensioen in de verhouding 100:70, bij een levensverzekeringsmaatschappij of bank naar keuze van de (gewezen) deelnemer. Desgewenst kan eveneens een wezenpensioen worden meeverzekerd, mits dit past binnen de regels voor een fiscaal zuivere pensioenregeling als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964.
7. Indien het totale pensioenkapitaal dat door de (gewezen) deelnemer is opgebouwd op de pensioeningangsdatum minder bedraagt dan € 15.000,-, dan wordt het pensioenkapitaal automatisch bij het pensioenfonds aangewend voor de aankoop van een direct ingaand ouderdomspensioen met een bijbehorend partnerpensioen in de verhouding 100:70 in de Garantiepensioenmodule van dit pensioenreglement. Voor het bepalen of pensioenkapitaal conform dit artikellid wordt aangewend, worden de door de (gewezen) deelnemer op grond van de Beleggingspensioenmodule en het “Vrijwillig pensioensparen in de Beleggingspensioenmodule” als bedoeld in artikel 39, opgebouwde pensioenkapitalen bij elkaar opgeteld.
8. Het gedeelte van het pensioenkapitaal dat hoger is dan fiscaal maximaal is toegestaan vervalt en komt ten gunste van de algemene reserves van Pensura.
9. De (gewezen) deelnemer dient zijn keuze voor de aanwending van het pensioenkapitaal minimaal twee maanden voor de pensioeningangsdatum, schriftelijk aan Pensura kenbaar te maken door middel van het daartoe bestemd formulier.
10. Pensura biedt de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid de verantwoordelijkheid voor de beleggingen over te nemen. De belegging vindt in dat geval plaats op basis van de aanwijzing van de (gewezen) deelnemer. Pensura adviseert de (gewezen) deelnemer over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot pensioendatum, waarbij het beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert. Pensura onderzoekt ten minste een keer per jaar of de beleggingen van de (gewezen) deelnemer zich binnen de op basis van de in artikel 52 lid 3 Pensioenwet gestelde grenzen bevinden en informeert de (gewezen) deelnemer
hierover. Afdeling 4.2.3. van de Wet op het financieel toezicht is van overeenkomstige toepassing op de in dit artikel bedoelde premieovereenkomst.
11. Pensura biedt de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid om een voorlopige keuze te maken voor doorbeleggen na de pensioendatum. Indien een (gewezen) deelnemer hiervoor kiest, wordt zijn/haar pensioenkapitaal vanaf de door de (gewezen) deelnemer gekozen datum tot de pensioendatum belegd middels de life cycle doorbeleggen beleggingsmix. Het beleggingsrisico voor de (gewezen) deelnemer wordt in de life cycle doorbeleggen minder snel en minder ver afgebouwd dan in de standaard life cycle beleggingsmix. Dat betekent dat de (gewezen) deelnemer een groter beleggingsrisico loopt. De voorlopige keuze voor doorbeleggen kan worden gemaakt vanaf 12 jaar vóór de voor de betreffende (gewezen) deelnemers geldende pensioendatum. Op de pensioendatum maakt de (gewezen) deelnemer de definitieve keuze voor de aanwending van het pensioenkapitaal conform de overige leden van dit artikel. Daarbij kan de (gewezen) deelnemer ervoor kiezen om met het pensioenkapitaal een variabele pensioenuitkering aan te kopen bij de door hem/haar gekozen levensverzekeringsmaatschappij of bank.
Artikel 21. Excedent partnerpensioen
1. Voor de deelnemer aan de Beleggingspensioenmodule is een partnerpensioen op risicobasis verzekerd. De hoogte van het partnerpensioen bedraagt met ingang van januari 2018 per deelnemersjaar 1,313% van het excedent-jaarinkomen van het desbetreffende kalenderjaar. Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioeningangsdatum wordt bij de berekening van het partnerpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd vanaf de overlijdensdatum tot de pensioendatum. Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioeningangsdatum wordt het pensioenkapitaal toegevoegd aan de middelen van Pensura.
2. Artikel 8, leden 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op het partnerpensioen op risicobasis uit hoofde van dit artikel.
3. Het krachtens dit artikel toegezegde partnerpensioen op risicobasis is – ingeval van toepassing van artikel 19, leden 5 en 6 – mede onderworpen aan de verzekeringsvoorwaarden welke deel uit maken van de door Pensura en de
verzekeraar te sluiten verzekeringsovereenkomst. Deze voorwaarden liggen voor de deelnemer of andere rechthebbenden bij Pensura ter inzage.
Artikel 22. Excedent wezenpensioen
1. Voor de deelnemer aan de Beleggingspensioenmodule is een wezenpensioen op risicobasis verzekerd.
2. Het wezenpensioen bedraagt voor ieder kind een percentage van de aanspraak op partnerpensioen op risicobasis. De percentages staan vermeld in de onderstaande tabel “Excedent wezenpensioen”. Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioeningangsdatum wordt bij de berekening van het wezenpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd vanaf de overlijdensdatum tot de pensioendatum.
Tabel Excedent wezenpensioen
Aantal kinderen | TOTALE WEZENPENSIOEN ALS % VAN BEREKEND PARTNERPENSIOEN OP RISICOBASIS |
1 kind | 11 3/7 % |
2 kinderen | 20 % |
3 of meer kinderen | 25 5/7 % |
3. Artikel 9, leden 2, 3 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing op het wezenpensioen op risicobasis uit hoofde van dit artikel.
4. Het krachtens dit artikel toegezegde wezenpensioen op risicobasis is – ingeval van toepassing van artikel 19, leden 3 en 4 – mede onderworpen aan de verzekeringsvoorwaarden welke deel uit maken van de door Pensura en de verzekeraar te sluiten verzekeringsovereenkomst. Deze voorwaarden liggen voor de deelnemer of andere rechthebbenden bij Pensura ter inzage.
Artikel 23. Flexibele mogelijkheden ten aanzien van de pensioenen in de Beleggingspensioenmodule
Vervallen per 1 januari 2011.
Artikel 24. Beëindiging van de partnerrelatie en de gevolgen daarvan voor het (excedent) partnerpensioen in de Beleggingspensioenmodule
1. Bij de beëindiging van de partnerrelatie krijgt de voormalige partner van de deelnemer in de Beleggingspensioenmodule aanspraak op bijzonder partnerpensioen in de vorm van een pensioenkapitaal. De grootte van dat pensioenkapitaal wordt bepaald conform de volgende leden. Het excedent partnerpensioen op risicobasis ingevolge artikel 21 komt te vervallen.
2. Uitgegaan wordt van de veronderstelling dat het per de datum van de beëindiging van de partnerrelatie aanwezige pensioenkapitaal in de Beleggingspensioenmodule wordt aangewend voor een ouderdomspensioen dat ingaat op de pensioendatum en een bijbehorend partnerpensioen ter grootte van 70% van het genoemde ouderdomspensioen. De door het bestuur vast te stellen waarde van het aldus bere- kende partnerpensioen wordt in mindering gebracht op het pensioenkapitaal dat op de beleggingsrekening staat en – onder door het bestuur te geven aanwijzingen - op een aparte beleggingsrekening gezet. Belegging van deze waarde vindt plaats volgens de adviesmix op grond van de leeftijd van de deelnemer zoals is opgesteld door de vermogensbeheerder.
3. In geval van overlijden van de (gewezen) deelnemer respectievelijk op de pensioendatum wordt het op het desbetreffende tijdstip aanwezige pensioenkapitaal als bedoeld in lid 1 aangewend voor een direct ingaand respectievelijk uitgesteld bijzonder partnerpensioen. De aanwending zal plaatsvinden op het leven van de voormalige partner respectievelijk op het leven van de (gewezen) deelnemer en de voormalige partner.
4. In geval van overlijden van de voormalige partner vóór het overlijden van de (gewezen) deelnemer en voordat het pensioenkapitaal voor de aankoop van bijzonder partnerpensioen is aangewend, wordt het op het tijdstip van overlijden van de voormalige partner aanwezige pensioenkapitaal toegevoegd aan het pensioenkapitaal van de (gewezen) deelnemer.
5. Indien de partner zich blijkens gerechtelijk vonnis schuldig heeft gemaakt aan enig misdrijf dat de dood van de deelnemer ten gevolge heeft gehad, zal aan de partner uitsluitend een partnerpensioen worden uitgekeerd op basis van de veronderstelling dat het deelnemerschap op de datum van overlijden van de deelnemer is geëindigd.
6. In geval van beëindiging van de partnerrelatie van een gepensioneerde, krijgt de voormalige echtgenoot of geregistreerde partner de aanspraak op partnerpensioen die de gepensioneerde op de pensioeningangsdatum bij de gekozen levensverzekeringsmaatschappij of bank heeft aangekocht.
7. In geval van beëindiging van de partnerrelatie van een (gewezen) deelnemer, die plaatsvindt nadat een eerdere beëindiging van de partnerrelatie heeft plaatsgevonden, wordt voor de toepassing van het in lid 2 bepaalde het pensioenkapitaal dat ter zake van de eerdere beëindiging van de partnerrelatie op een aparte beleggingsrekening aanwezig is, meegenomen.
8. Artikel 11, leden 2 tot en met 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het bijzonder partnerpensioen uit hoofde van dit artikel.
Artikel 25. Scheiding en de gevolgen daarvan voor het excedent ouderdomspensioen in de Beleggingspensioenmodule
1. Bij een scheiding als bedoeld in artikel 12 heeft de (voormalige) echtgenoot of geregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht op uitbetaling van een deel van het de Beleggingspensioenmodule voortvloeiende excedent ouderdomspensioen op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, hierna te noemen: vereveningspensioen. De wijze van verevening van het ouderdomspensioen ingevolge de Beleggingspensioenmodule in geval van een scheiding van een (gewezen) deelnemer wordt door het bestuur op grond van het bestuursbesluit “Verevening pensioenkapitaal” bepaald en is opgenomen in bijlage 5.
2. In geval van scheiding van een gepensioneerde, krijgt de (voormalige) echtgenoot of geregistreerde partner recht op uitbetaling van de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde excedent ouderdomspensioen in de Beleggingspensioenmodule.
3. Het bepaalde in artikel 12, leden 3, 4, 5, 7 en 8 is van overeenkomstige toepassing.
4. Het bestuur is bevoegd ter uitvoering van artikel 24 en van dit artikel bij bestuursbesluit nadere richtlijnen uit te vaardigen.
Artikel 26. Beëindiging van het deelnemerschap in de Beleggingspensioenmodule vóór de pensioeningangsdatum
1. Bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden vóór de pen- sioeningangsdatum behoudt de gewezen deelnemer aanspraken op het pensioenkapitaal uit de Beleggingspensioenmodule. De aanspraken op het partner- en wezenpensioen op risicobasis uit de Beleggingspensioenmodule komen te vervallen.
2. In geval van overlijden van de gewezen deelnemer, die geen recht heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet dan wel werkloosheidsuitkering van zijn woonland, vóór de pensioeningangsdatum wordt het pensioenkapitaal in de Beleggingspensioenmodule aangewend voor een direct ingaand partner- en wezenpensioen. Dit partner- en wezenpensioen wordt aangekocht bij een levensverzekeringsmaatschappij of bank naar keuze van de nagelaten partner. Indien op het tijdstip van overlijden geen partner of kinderen aanwezig zijn, wordt het pensioenkapitaal toegevoegd aan de middelen van Pensura.
3. Aan de gewezen deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken dan wel pensioenkapitalen.
4. De gewezen deelnemer die na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, behoudt, gedurende de periode dat hij de uitkering ontvangt, aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van zijn partner. De hoogte van het partnerpensioen wordt vastgesteld alsof hetzelfde pensioen op opbouwbasis zou zijn overeengekomen. Bij overlijden van de gewezen deelnemer tijdens deze periode van werkloosheid wordt het pensioenkapitaal toegevoegd aan de middelen van Pensura. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op de deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op werkloosheidsuitkering van zijn woonland.
Artikel 27. Voortzetting van de opbouw van pensioenkapitaal in de Beleggingspensioenmodule tijdens arbeidsongeschiktheid
1. Recht op voortzetting van de opbouw van pensioenkapitaal in de Beleggingspensioenmodule tijdens arbeidsongeschiktheid bestaat uitsluitend indien en voor zover er sprake was van deelnemerschap aan de Beleggingspensioenmodule op de eerste ziektedag. Onder eerste ziektedag wordt verstaan de eerste werkdag waarop de deelnemer niet heeft gewerkt of het werken tijdens de werkdag heeft gestaakt, zijnde de eerste dag van de in het kader van de WIA-uitkering in acht genomen wachttijd.
Als de (gewezen) deelnemer aan het hiervoor bepaalde voldoet en aan de (gewezen) deelnemer een WIA-uitkering is toegekend op grond van een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer,
a. wordt de opbouw van het pensioenkapitaal ingevolge artikel 20, lid 1 voortgezet; en
b. blijven de aanspraken op partner- en wezenpensioen op risicobasis als bedoeld in artikel 21 en artikel 22
zonder premiebetaling door de (gewezen) deelnemer in stand, conform de hierna volgende leden.
2. De voortzetting van de opbouw van het pensioenkapitaal als bedoeld in lid 1 vindt plaats op basis van het excedent jaarinkomen zoals dat gold direct voorafgaand aan de ingang van de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever op grond van het Burgerlijk Wetboek en op basis van het bij de leeftijd van de deelnemer horende premiepercentage. Dit premiepercentage wordt aangepast indien de leeftijd van de (gewezen) deelnemer een leeftijdsgrens passeert. De aanspraken op partner- en wezenpensioen blijven in stand op basis van het in de eerste volzin bedoelde excedent jaarinkomen.
3. Voor deelnemers wiens recht op voortzetting van de opbouw van pensioenkapitaal op grond van dit artikel is ingegaan vóór 1 januari 2015 geldt dat de voortzetting van de opbouw eindigt op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
4. De mate van de voortzetting van de opbouw van het pensioenkapitaal als bedoeld in lid 1 is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de WIA. Het voortzettingspercentage bedraagt, wanneer de (gewezen) deelnemer een uitkering ontvangt op grond van de WIA:
Mate Arbeidsongeschiktheid | Voortzettingspercentage |
80% of meer | 100 % |
65 % - 80 % | 72,5 % |
55 % - 65 % | 60 % |
45 % - 55 % | 50 % |
35 % - 45 % | 40 % |
0 % - 35 % | 0 % |
5. Als mate van arbeidsongeschiktheid geldt de mate van arbeidsongeschiktheid die door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) op grond van de WIA wordt vastgesteld. De (gewezen) deelnemer is verplicht aan Pensura opgave te doen van de op grond van de WIA-beschikking toegekende WIA-uitkering dan wel van andere door het UWV gebruikte gegevens.
6. Indien en voor zover de middelen van Pensura, gehoord de actuaris dit toelaten, zal – voor zover er sprake is van voortzetting in de zin van dit artikel – het excedent jaarinkomen voor de Beleggingspensioenmodule worden aangepast conform artikel 16.
7. Bij verhoging van een WIA-uitkering naar een uitkeringspercentage behorend bij een hogere arbeidsongeschiktheidsklasse nadat de dienstbetrekking met de werkgever is beëindigd, zal geen verhoging van de opbouw van het pensioenkapitaal plaatsvinden. Het bestuur kan besluiten de verhoging wel te volgen. Bij verlaging van een WIA- uitkering nadat de dienstbetrekking met de werkgever is beëindigd, zal de opbouw van het pensioenkapitaal op overeenkomstige wijze worden verlaagd. De (gewezen) deelnemer is verplicht Pensura opgave te doen van iedere wijziging van de op de WIA-beschikking toegekende WAO/WIA-beschikking.
8. Geen recht op voortzetting van de opbouw van pensioenkapitaal bestaat indien de arbeidsongeschiktheid van de (gewezen) deelnemer het gevolg is van ziekte of
gebreken die reeds bestonden op het moment dat de (gewezen) deelnemer in dienst van de werkgever is getreden. Indien de mate van arbeidsongeschiktheid tijdens het deelnemerschap toeneemt als gevolg van een andere ziekte dan de ziekte die op het tijdstip van aanvang van de dienstbetrekking de basis vormde van de op genoemd tijdstip reeds aanwezige arbeidsongeschiktheid, heeft de (gewezen) deelnemer recht op voortzetting van pensioenopbouw naar rato van de toename van het percentage van arbeidsongeschiktheid. Het bestuur is bevoegd de voortzetting van de opbouw van pensioenkapitaal afhankelijk te stellen van door de rechthebbende te leveren bewijs dat de toename van de mate van arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een andere ziekte dan de ziekte die op het tijdstip van aanvang van de dienstbetrekking aanwezig was.
9. Bij voortzetting van de opbouw van pensioenkapitaal tijdens arbeidsongeschiktheid wordt uitgegaan van het deeltijdspercentage zoals dit gold op het tijdstip direct voorafgaand aan de ingang van de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever op basis van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 28. Berekening van de pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers in de Beleggingspensioenmodule
1. Voor een deeltijdwerknemer wordt het deel van het jaarinkomen dat voor de Pensioenbeleggingsmodule in aanmerking wordt genomen, herleid tot het excedent jaarinkomen dat bij een voor de betreffende functie geldende volledige arbeidsduur zou gelden.
2. Voor de storting van de beschikbare premies als bedoeld in artikel 20 is het deel van het jaarinkomen dat voor de Beleggingspensioenmodule in aanmerking wordt genomen (conform het bepaalde in artikel 15, lid 1), bepalend.
3. Het partner- en wezenpensioen op risicobasis in de Beleggingspensioenmodule van een deeltijdwerknemer worden berekend door in een deelnemersjaar de pensioenaanspraken behorend bij een volledige arbeidsduur te vermenigvuldigen met het in het deelnemersjaar geldende deeltijdpercentage. Het deeltijdpercentage is het afgesproken percentage dat de arbeidsduur van een deeltijdwerknemer uitmaakt van de volledige arbeidsduur.
4. Bij de berekening van de aanspraak op partner- en wezenpensioen op risicobasis in de Beleggingspensioenmodule wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de overleden deeltijdwerker het bij overlijden geldende deeltijdpercentage tot de pensioendatum zou hebben behouden. In afwijking hiervan wordt, indien het deeltijdpercentage gedurende de deelnemerstijd niet gelijk is gebleven, uitgegaan van het gemiddelde deeltijdpercentage van de laatste drie jaar voorafgaand aan het overlijden.
HOOFDSTUK 4: OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 29. Uitzending naar het buitenland
1. Indien de deelnemer in dienst treedt van een gelieerde onderneming buiten Nederland, is het bestuur bevoegd om onder het stellen van nadere voorwaarden met de deelnemer en de gelieerde onderneming buiten Nederland overeen te komen dat het deelnemerschap in de in dit pensioenreglement opgenomen pensioenregeling wordt voortgezet.
2. Op grond van de dienstbetrekking met de gelieerde onderneming buiten Nederland te verwerven aanspraken op pensioen van wat voor aard ook, worden op basis van actuariële gelijkwaardigheid in mindering gebracht op de aan het ingevolge het krachtens lid 1 voortgezette deelnemerschap krachtens dit pensioenreglement te verwerven pensioenaanspraken.
3. De uit hoofde van het voortgezette deelnemerschap, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en/of wezenpensioen in de Garantiepensioenmodule worden jaarlijks per 1 juli verhoogd met de per deze datum geldende ontwikkeling van de AOW-uitkering aan een ongehuwde vermeerderd met de vakantie-uitkering in de zin van de Algemene Ouderdomswet.
4. Voor de berekening van de omvang van de pensioenaanspraken die betrokkene krachtens dit pensioenreglement zou hebben opgebouwd indien het deelnemerschap aan deze pensioenregeling zou zijn voortgezet, wordt het in het buitenland genoten inkomen van betrokkene vervangen door een Nederlands jaarsalaris dat wordt vastgesteld volgens de door de werkgever vastgestelde normen en dat geldt als jaarinkomen in de zin van dit pensioenreglement.
Artikel 30. Financiering pensioenregeling
1. Voor ieder deelnemersjaar is de bijdrage van de deelnemer 3% van het excedent jaarinkomen. Voor een gedeelte van een kalenderjaar wordt de deelnemersbijdrage
naar evenredigheid vastgesteld. Op grond van de CAO kan een aangepaste bijdrage van de deelnemer worden vastgesteld. De bijdrage wordt door de werkgever in gelijke en opeenvolgende maandelijkse termijnen bij elke salarisuitbetaling op het salaris ingehouden en afgedragen aan Pensura.
2. De werkgever behoudt zich het recht voor de premiebetaling, voor zover deze betrekking heeft op de bijdrage van de werkgever, te verminderen of beëindigen in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden.
3. Indien de werkgever voornemens is om van de in lid 2 genoemde bevoegdheid gebruik te maken, zal de werkgever de deelnemers en Pensura daarvan meteen schriftelijk in kennis stellen, en zal het pensioenreglement worden aangepast aan de gewijzigde situatie.
Artikel 31. Uitbetaling van pensioenen
1. De uitkering en de premie in het kader van een pensioenovereenkomst worden vastgesteld in het wettig betaalmiddel in Nederland. De pensioenaanspraken en pensioenrechten uit hoofde van dit pensioenreglement luiden op jaarbasis en in euro’s, tenzij anders wordt aangegeven.
2. De uitbetaling van de door Pensura uit te keren pensioenen geschiedt aan de rechthebbende.
3. De door Pensura uit te keren pensioenen worden in maandelijkse termijnen achteraf uitgekeerd op een door de pensioengerechtigde aan te wijzen bankrekening. In geval van aanwijzing door de pensioengerechtigde van een bankrekening bij een niet in Nederland gevestigde instelling, is Pensura bevoegd de kosten van de uitkeringen bij de pensioengerechtigde in rekening te brengen. Dit kan geschieden door middel van het in mindering brengen van de kosten op de uit te keren pensioenen.
4. Pensura zal op de verrichte uitkeringen de wettelijk voorgeschreven inhoudingen verrichten.
5. Ten onrechte uitbetaalde uitkeringen dienen te worden terugbetaald.
6. Het recht op uitbetaling van een opeisbare pensioentermijn verjaart niet bij leven van de rechthebbende.
7. Het bestuur zal het uit hoofde van dit pensioenreglement uit te keren ouderdomspensioen of – indien van toepassing - het partnerpensioen vervangen door een uitkering ineens indien het pensioen op het tijdstip van ingang als klein pensioen kan worden gekwalificeerd, zoals hierna bedoeld.
Artikel 32. Afkoop gering pensioen
1. Als bij ingang van het ouderdomspensioen dit pensioen lager is dan de wettelijke grens die daarvoor op dat moment geldt (op 1 januari 2022: €520,35 bruto op jaarbasis), heeft het pensioenfonds het recht om de aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen af te kopen, mits de gewezen deelnemer en eventuele partner met de afkoop instemt/instemmen.
De afkoopwaarde wordt uitgekeerd aan de gewezen deelnemer.
2. Bij beëindiging van de partnerrelatie heeft het pensioenfonds het recht tot afkoop van de aanspraken op partnerpensioen als het partnerpensioen lager is dan de wettelijke grens die daarvoor op dat moment geldt. Het pensioenfonds heeft geen instemming van de gewezen partner nodig.
De afkoopwaarde wordt dan uitgekeerd aan de gewezen partner. Na afkoop van partnerpensioen voor een gewezen partner wordt artikel 8 lid 5 toegepast alsof er geen afkoop heeft plaatsgevonden.
3. Als bij overlijden van een (gewezen) deelnemer het partnerpensioen en/of het wezenpensioen lager blijken te zijn dan de wettelijke grens, heeft het pensioenfonds een recht tot afkoop van deze pensioenen zonder instemming van de gerechtigden op het partner- en/of wezenpensioen. De afkoopwaarde wordt dan uitgekeerd aan de pensioengerechtigde partner of het pensioengerechtigde kind.
4. Als het deelnemerschap tussentijds is beëindigd in 2016 of 2017 en de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen was op dat moment (datum einde deelnemerschap) lager dan de wettelijke grens die daarvoor op dat moment gold, dan heeft het pensioenfonds het recht om deze pensioenaanspraak en de bijbehorende pensioenaanspraken zonder instemming van de gewezen deelnemer af te kopen gedurende zes maanden nadat er twee jaar zijn verstreken na de tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap. Deze afkoop vindt niet plaats als de gewezen deelnemer een procedure tot waardeoverdracht is gestart en de waarde wordt overgedragen naar de nieuwe pensioenuitvoerder. De afkoopwaarde wordt uitgekeerd aan de gewezen deelnemer.
Als het deelnemerschap tussentijds is beëindigd in 2018 of later en de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen is op dat moment (datum einde deelnemerschap) lager dan de wettelijke grens die daarvoor op dat moment gold, heeft het pensioenfonds het recht om deze pensioenaanspraak en de bijbehorende pensioenaanspraken met instemming van de gewezen deelnemer af te kopen na vijf vergeefse pogingen tot automatische waardeoverdracht van kleine pensioenen als bedoeld in artikel 4a, maar niet eerder dan na vijf jaar na einde van het deelnemerschap en ook niet voor 1 januari 2024.
De afkoopwaarde wordt uitgekeerd aan de gewezen deelnemer.
5. In geval van afkoop als bedoeld in dit artikel, vervallen alle aanspraken van de pensioen- of aanspraakgerechtigde jegens Pensura.
6. De hoogte van de afkoopwaarde van de verschillende soorten pensioen in de Garantiepensioenmodule, wordt door Pensura vastgesteld op basis van een bij bestuursbesluit vast te stellen afkoopvoet, die is opgenomen in de bijlage 2 bij dit pensioenreglement.
7. De hoogte van de afkoopwaarde van de verschillende soorten pensioen in de Beleggingspensioenmodule dat met het pensioenkapitaal, incl. eventueel vrijwillig gespaard pensioenkapitaal, aangekocht zou moeten worden, is gelijk aan de hoogte van dit pensioenkapitaal op de datum van het vervallen van de pensioenaanspraken. Of de uitkering van het ouderdomspensioen of partnerpensioen op jaarbasis minder bedraagt dan het bedrag als bedoeld in artikel 66 Pensioenwet, wordt door Pensura beoordeeld op basis van het saldo van het pensioenkapitaal en de op de datum van
afkoop door Pensura voor dit doel gehanteerde aankooptarieven.
8. Pensura betaalt de uitkering op de dag dat de aanspraken of rechten vervallen in verband met de afkoop.
Artikel 33. Verbod op afkoop of vervreemding van de pensioenen, volmacht
1. De pensioenaanspraken uit hoofde van dit pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, behoudens in de bij of krachtens dit pensioenreglement voorziene gevallen.
2. Het vorige lid is niet van toepassing in geval van het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, lid 4 van de Invorderingswet.
3. Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
4. Elk beding, strijdig met het bepaalde in de voorgaande leden, is ten opzichte van Pensura nietig.
Artikel 34. Verplichtingen van de (gewezen) deelnemer en iedere andere belanghebbende
1. Pensioen- en aanspraakgerechtigden zijn verplicht aan de goede uitvoering van de bepalingen van dit pensioenreglement mee te werken. Bovendien dienen alle gegevens en bewijsstukken aan Pensura te worden overlegd die het bestuur in het belang van een juiste toepassing van de statuten en dit pensioenreglement noodzakelijk acht en waar het bestuur om heeft verzocht.
2. Indien een pensioen- of aanspraakgerechtigde een inlichting heeft verstrekt of achterwege gelaten waardoor een aanspraak of recht op pensioen niet juist is vastge- steld, stelt het bestuur de aanspraak of het recht op pensioen nader vast op grond van
de juiste dan wel - bij ontbreken daarvan - naar beste weten door het bestuur te bepalen gegevens. Het inmiddels te veel of te weinig betaalde wordt met de betrokkene verrekend.
3. Indien de deelnemer een derde aansprakelijk kan stellen voor de financiële gevolgen van de ziekte respectievelijk het ongeval van de deelnemer, is de deelnemer verplicht alle medewerking te verlenen om de financiële gevolgen voor Pensura in verband met de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid zo mogelijk te verhalen.
4. Geen uitkering vindt plaats zolang naar het oordeel van het bestuur niet aan de bepalingen in de voorgaande leden is voldaan.
5. De bij aanvang van het deelnemerschap verstrekte persoonsgegevens en de eventueel nader te overleggen persoonsgegevens (kunnen) worden opgenomen in de door Pensura gevoerde persoonsregistratie. Op deze registratie is de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing.
Artikel 35. Verstrekken van informatie door Pensura
1. Pensura informeert de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde conform de bepalingen van de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving. De informatie is correct, duidelijk en evenwichtig en wordt tijdig verstrekt of beschikbaar gesteld.
2. Pensura heeft een website (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx) waarop informatie te vinden is over de pensioenregeling en de financiële situatie van het pensioenfonds. Verder heeft het pensioenfonds op de website documenten beschikbaar gesteld.
3. Pensura verstrekt de informatie elektronisch of schriftelijk. Indien het pensioenfonds voornemens is om de informatie elektronisch te verstrekken, worden de (gewezen) deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden, voor zover dit op hen van toepassing is, hierover schriftelijk geïnformeerd. Een (gewezen) deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde die bezwaar maakt tegen elektronische verstrekking ontvangt de informatie schriftelijk. Indien bij elektronische verstrekking het bij het fonds bekende adres voor elektronische verstrekking onjuist blijkt te zijn, verstrekt het fonds de informatie schriftelijk. Ook verstrekt het fonds de (gewezen) deelnemer,
(gewezen) partner of pensioengerechtigde aan wie de informatie elektronisch wordt verstrekt, op verzoek een papieren afschrift van de informatie.
4. Indien Pensura niet over het juiste adres van de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde blijkt te beschikken, is Pensura bevoegd de kosten van het achterhalen van het juiste adres bij betrokkene in rekening te brengen.
5. Pensura informeert de deelnemer bij toetreding tot de in dit pensioenreglement opgenomen pensioenregeling binnen drie maanden over onder andere
a. de inhoud van de pensioenregeling;
b. de toeslagverlening;
c. het recht van de deelnemer om bij Pensura het voor hem geldende pensioenreglement op te vragen.
6. Pensura informeert de deelnemer binnen drie maanden na een wijziging in de pensioenregeling over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij Pensura en te raadplegen en op te slaan via de website van Pensura.
7. Pensura informeert de (gewezen) deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
8. Pensura verstrekt de deelnemer jaarlijks een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken, inclusief eventuele pensioenkapitalen uit de beleggingspensioenmodule, en de aan het desbetreffende of voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen fiscale waardeaangroei van pensioenaanspraken, informatie over toeslagverlening, (indien van toepassing) korting van pensioenaanspraken en –rechten als bedoeld in artikel 18, de werkgeverspremie en werknemerspremie, het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt en de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf. Indien van toepassing wordt daarnaast informatie verstrekt over het functioneren van het pensioenfonds. De opgave wordt verstrekt binnen tien maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de pensioenaangroei betrekking heeft.
9. Bij beëindiging van het deelnemerschap, en daarna tenminste eens in de vijf jaar, verstrekt Pensura de gewezen deelnemer een schriftelijke opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken, informatie over de toeslagverlening, (indien van toepassing) korting van pensioenaanspraken en –rechten als bedoeld in artikel 18, het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt en de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf.
Indien van toepassing wordt daarnaast informatie verstrekt over het functioneren van het pensioenfonds.
Vorengenoemde opgave stelt het pensioenfonds jaarlijks digitaal aan de gewezen deelnemer ter beschikking door middel van opname in het deelnemersportaal via de website.
10. Pensura verstrekt aan de pensioengerechtigde bij de pensioeningang, en daarna jaarlijks, een opgave van zijn pensioenrecht en de opgebouwde aanspraken op partner- en wezenpensioen, informatie over de toeslagverlening. (indien van toepassing) korting van pensioenaanspraken en -rechten als bedoeld in artikel 18 en over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt. Indien van toepassing wordt daarnaast informatie verstrekt over het functioneren van het pensioenfonds.
11. Na afloop van elk kalenderjaar ontvangt de pensioengerechtigde een jaaropgave met daarin vermeld de hoogte van de in dat boekjaar uitgekeerde bedragen en de hoogte van de wettelijke inhoudingen van dat boekjaar.
12. Pensura verstrekt aan de gewezen partner op het moment dat deze de status van een gewezen partner verkrijgt, en daarna tenminste eens in de vijf jaar alsmede op verzoek van de gewezen partner, een opgave van diens aanspraak op pensioen alsmede informatie over de toeslagverlening en (indien van toepassing) korting van pensioenaanspraken en –rechten als bedoeld in artikel 18.
13. De deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden, dan wel hun vertegenwoordigers, kunnen op verzoek bepaalde, bij of krachtens de Pensioenwet omschreven, informatie opvragen.
14. Pensura is bevoegd een vergoeding te vragen voor het verstrekken van documenten, met uitzondering van het geldende pensioenreglement, de geldende statuten en informatie die specifiek voor de betreffende (gewezen) deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde relevant is.
Artikel 36. Wijziging van het pensioenreglement ingeval van wetswijzigingen
1. Het bestuur is bevoegd het pensioenreglement te wijzigen met inachtneming van het bepaalde in de statuten en de uitvoeringsovereenkomst.
2. Een wijziging van het pensioenreglement zal niet leiden tot aantasting van op het tijdstip van wijziging ingegane pensioenen of de dan geldende premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers met uitzondering van de wijziging van het pensioenreglement als bedoeld in artikel 18.
Artikel 37. Bijzondere gevallen
1. Het bestuur is bevoegd van de bepalingen van dit pensioenreglement af te wijken indien in een individueel geval of voor een of meer groepen deelnemers een strikte toepassing van het pensioenreglement naar het oordeel van het bestuur tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden en de rechten van de deelnemer(s) respectievelijk rechthebbenden door deze afwijking geen vermindering ondergaan.
2. De in dit pensioenreglement opgenomen pensioenregeling evenals de daaruit voortvloeiende aanspraken kunnen in het overleg tussen de werkgever en de vakverenigingen worden aangepast, indien:
a. nieuwe wettelijke voorzieningen worden ingevoerd of bestaande worden herzien;
b. in het overleg tussen de werkgever en de vakverenigingen is vastgesteld, dat de werkgever zich de uitgaven voor deze regeling niet langer kan veroorloven;
c. de werkgever en de vakverenigingen om andere dan de hierboven aangegeven redenen van mening zijn dat tot aanpassing van de pensioenregeling overgegaan dient te worden.
3. In alle gevallen waarin dit pensioenreglement niet voorziet, beslist het bestuur in overeenstemming met de strekking van de bepalingen van het pensioenreglement en de statuten.
4. Pensura kan voor bijzondere gevallen of categorieën van gevallen binnen de door de wet gestelde grenzen en onder door het bestuur te stellen voorwaarden met de werkgever of een gelieerde onderneming of een (oud-)werknemer overeenkomen, dat de werkgever of de gelieerde onderneming of (oud-)werknemer, naast de bedragen tot betaling waartoe zij eventueel volgens de artikelen van dit pensioenreglement verplicht zijn, bijzondere premies stort ter verzekering van aanvullende of bijzondere pensioenen voor de (oud-) werknemer dan wel voor de door de (oud-) werknemer nagelaten partner, gewezen partner of wezen.
5. Pensura heeft het recht om mede namens de werkgever deze pensioenregeling vóór het van kracht worden daarvan of voor het van kracht worden van een wijziging daarin, ter beoordeling van de fiscale toelaatbaarheid voor te leggen aan de bevoegde inspecteur en daarop desgewenst een voor beroep vatbare beschikking te vragen. Pensura heeft het recht om mede namens de werkgever zich neer te leggen bij deze beschikking en de pensioenregeling met terugwerkende kracht in overeenstemming te brengen met de voorwaarden in deze beschikking.
6. Het bestuur heeft de bevoegdheid dit pensioenreglement, indien noodzakelijk met terugwerkende kracht, in overeenstemming te brengen met de voorwaarden die De Nederlandsche Bank NV of de Autoriteit Financiële Markten aan dit pensioenreglement stellen.
Artikel 38. Geschillenregeling
Pensura kent een klachten- en geschillenregeling. Deze regeling is gepubliceerd op de website van het fonds en kan worden opgevraagd bij het fonds.
Artikel 39. Aanvullend pensioensparen
1. Het bestuur is bevoegd nadere regels te stellen op grond waarvan de deelnemer in staat wordt gesteld voor extra pensioenkapitaal en daarmee verband houdende pensioenuitkeringen te sparen. Deze regels zijn opgenomen in een bestuursbesluit
“Vrijwillig pensioensparen in de Beleggingspensioenmodule” dat is opgenomen in bijlage 3. Per 1 januari 2015 is het Vrijwillig pensioensparen in de Beleggingspensioenmodule gesloten voor nieuwe stortingen. De in het bestuursbesluit opgenomen regels kunnen door het bestuur worden gewijzigd. De wijziging kan niet leiden tot aantasting van de op het tijdstip van wijziging aanwezige opgebouwde pensioenaanspraken en kapitalen.
Artikel 40. Inwerkingtreding
Dit pensioenreglement is eerst door het bestuur vastgesteld op 20 december 2006 en met terugwerkende kracht op 1 januari 2006 in werking getreden onder de naam ‘Pensioenreglement 2006’ Dit pensioenreglement vervangt voor de deelnemers alle voorgaande pensioenreglementen van Pensura. Dit reglement is voor het laatst gewijzigd bij bestuursbesluit van 26 januari 2022. Deze wijziging is in werking getreden met ingang van 1 januari 2022.
Artikel 41. Overgangsbepalingen
1. Voor de in artikel 2, lid 4 bedoelde werknemers worden de pensioenaanspraken uit hoofde van de per 31 december 2005 geldende pensioenregeling premievrij gemaakt alsof de werknemers per de genoemde datum uit dienst zouden zijn getreden. De contante waarde van de premievrije pensioenaanspraken wordt door middel van waardeoverdracht op 1 januari 2006 overgedragen naar de in dit pensioenreglement opgenomen pensioenregeling in de vorm van aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen ter grootte van 70% van het ouderdomspensioen, met inachtneming van de bepalingen betreffende interne waardeoverdracht in de Pensioenwet. Op deze aanspraken is gedurende het deelnemerschap het bepaalde in artikel 7, lid 6 van overeenkomstige toepassing, voor het eerst per 1 januari 2007.
2. Voor de in artikel 2, lid 5 bedoelde werknemers worden de pensioenaanspraken uit hoofde van de per 31 december 2005 geldende pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds SC Johnson premievrij gemaakt alsof de werknemers per de genoemde datum uit dienst zouden zijn getreden.
3. De waarde van de aldus premievrij gemaakte pensioenaanspraken verhoogd met 10% afkomstig van de solvabiliteitsbuffer, is per 31 december 2005 overgedragen aan Pensura en in de beleggingspensioenmodule gestort. De bepalingen in dit reglement met betrekking tot deze module zijn hierop van overeenkomstige toepassing.
4. Bij overlijden van de deelnemer voor de pensioendatum zal het partnerpensioen 110% van de premievrije aanspraak, als bedoeld in lid 3, zijn. Het wezenpensioen wordt overeenkomstig artikel 22 lid 2 vastgesteld. Bij beëindiging van het deelnemerschap is artikel 26 van overeenkomstige toepassing.
Aldus vastgesteld te Utrecht, 26 januari 2022.
H.J.J. Debrauwer D.H.M. Geerlings
voorzitter secretaris
BIJLAGE 1 GELIEERDE ONDERNEMINGEN
Er is/zijn geen onderneming(en) aangemerkt als gelieerde onderneming in de zin van de statuten en het pensioenreglement van Pensura.
BIJLAGE 2 BESTUURSBESLUITEN DIVERSE FACTOREN
De factoren opgenomen in deze bijlage zijn gebaseerd op de grondslagen van Stichting Pensioenfonds Pensura geldende op 1 januari 2022 en de volgende aannames:
Sterftetafels: AG-Prognosetafel 2020,
ervaringssterfte 2020, x-y=3 (leeftijdsverschil man/vrouw)
Startjaar 2022
Rentevoet: DNB rentetermijnstructuur per 31-10-2021
Verhouding M/V: 86:14
Percentage gehuwd: 100% van de mannen en vrouwen
Schaling: Geen schaling
Indien het Bestuur hiertoe aanleiding ziet, kunnen de afkoopfactoren per 1 januari of 1 juli van enig jaar worden aangepast.
A. Bestuursbesluit “omzettingsfactoren” als bedoeld in artikel 10, lid 3 van het pensioenreglement.
Het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Pensura besluit met betrekking tot de te hanteren tarieven bij omzetting van partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 10, lid 3 van het pensioenreglement als volgt:
Verlaging van het partnerpensioen met € 1,00 levert een verhoging van het levenslang ouderdomspensioen met het in de tabel opgenomen bedrag, behorende bij de leeftijd waarop de omzetting plaatsvindt:
Leeftijd | Verhoging ouderdomspensioen |
57 | € 0,36 |
58 | € 0,36 |
59 | € 0,36 |
60 | € 0,36 |
61 | € 0,36 |
62 | € 0,35 |
63 | € 0,35 |
64 | € 0,35 |
65 | € 0,34 |
66 | € 0,33 |
67 | € 0,33 |
Indien een ingangsleeftijd ligt tussen de hierboven genoemde leeftijden wordt het bedrag van de verhoging op de tussenliggende leeftijd naar rato vastgesteld.
B. Bestuursbesluit “omzettingsfactoren” als bedoeld in artikel 10, lid 4 van het pensioenreglement.
Het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Pensura besluit met betrekking tot de te hanteren tarieven bij omzetting van levenslang ouderdomspensioen in partnerpensioen als bedoeld in artikel 10, lid 4 van het pensioenreglement als volgt:
Verlaging van het levenslange ouderdomspensioen met € 1,00 levert een verhoging van het partnerpensioen op met het in de tabel opgenomen bedrag, behorende bij de leeftijd waarop de omzetting plaatsvindt:
Leeftijd | Verhoging partnerpensioen |
57 | € 2,74 |
58 | € 2,75 |
59 | € 2,76 |
60 | € 2,78 |
61 | € 2,80 |
62 | € 2,82 |
63 | € 2,86 |
64 | € 2,90 |
65 | € 2,94 |
66 | € 3,00 |
67 | € 3,06 |
Indien een ingangsleeftijd ligt tussen de hierboven genoemde leeftijden wordt het bedrag van de verhoging op de tussenliggende leeftijd naar rato vastgesteld.
C. Bestuursbesluit “vervroegingsfactoren” als bedoeld in artikel 10, lid 5 van het pensioenreglement.
Het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Pensura besluit met betrekking tot de te hanteren actuariële korting bij vervroeging van de pensioendatum in artikel 10, lid 5 van het pensioenreglement als volgt:
Het ouderdomspensioen dat na omzetting in vervroeging wordt uitgekeerd is het in onderstaande tabel weergegeven percentage maal het opgebouwde levenslange ouderdomspensioen op de ingangsleeftijd van het pensioen:
Leeftijd | Percentage Levenslang Ouderdomspensioen |
57 | 65,2% |
58 | 67,6% |
59 | 70,1% |
60 | 72,9% |
61 | 75,8% |
62 | 79,0% |
63 | 82,5% |
64 | 86,3% |
65 | 90,5% |
66 | 95,0% |
67 | 100,0% |
Indien een ingangsleeftijd ligt tussen de hierboven genoemde leeftijden wordt het percentage op de tussenliggende leeftijd naar rato vastgesteld.
De hoogte van het partnerpensioen wijzigt niet door de vervroeging van het ouderdomspensioen.
D. Bestuursbesluit “AOW-overbruggingspensioenfactoren” als bedoeld in artikel 10, lid 5 sub f van het pensioenreglement.
Het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Pensura besluit met betrekking tot de te hanteren tarieven bij omzetting van levenslang ouderdomspensioen in AOW-
overbruggingspensioen (AOW-overbruggingspensioenfactoren) als bedoeld in artikel 10 lid 5 sub f van het pensioenreglement als volgt:
Verlaging van het levenslang ouderdomspensioen met € 1,00 levert een AOW- overbruggingspensioen op van het in de tabel opgenomen bedrag, behorende bij de leeftijd waarop het AOW-overbruggingspensioen tezamen met het levenslang ouderdomspensioen ingaat.
Leeftijd | Verhoging AOW-overbruggingspensioen |
57 | € 2,84 |
58 | € 3,05 |
59 | € 3,31 |
60 | € 3,64 |
61 | € 4,08 |
62 | € 4,71 |
63 | € 5,65 |
64 | € 7,22 |
65 | € 10,36 |
66 | € 19,81 |
Indien een ingangsleeftijd ligt tussen de hierboven genoemde leeftijden wordt het bedrag van de verlaging op de tussenliggende leeftijd naar rato vastgesteld.
De hoogte van het partnerpensioen wijzigt niet door de vervroeging van het ouderdomspensioen.
E. Bestuursbesluit “hoog/laagfactoren” als bedoeld in artikel 10, lid 6 van het pensioenreglement.
Het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Pensura besluit met betrekking tot de te hanteren hoog/laagfactoren bij variatie van de hoogte van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 10, lid 6 van het pensioenreglement als volgt:
Het ouderdomspensioen dat na omzetting in hoog/laag c.q. laag/hoog wordt uitgekeerd is het in onderstaande tabel weergegeven percentage maal het gelijkblijvende ouderdomspensioen op de ingangsleeftijd van het pensioen:
Leeftijd hoog/laag tot 67 hoog/laag tot 72 hoog/laag tot 77
57 | 119,5% | 89,6% | 114,0% | 85,5% | 109,4% | 82,1% |
58 | 120,3% | 90,2% | 114,6% | 86,0% | 109,8% | 82,4% |
59 | 121,2% | 90,9% | 115,2% | 86,4% | 110,1% | 82,6% |
60 | 122,3% | 91,7% | 115,8% | 86,9% | 110,5% | 82,9% |
61 | 123,4% | 92,6% | 116,6% | 87,5% | 111,0% | 83,3% |
62 | 124,6% | 93,5% | 117,4% | 88,1% | 111,4% | 83,6% |
63 | 126,0% | 94,5% | 118,2% | 88,7% | 111,9% | 83,9% |
64 | 127,5% | 95,6% | 119,2% | 89,4% | 112,5% | 84,4% |
65 | 129,2% | 96,9% | 120,3% | 90,2% | 113,2% | 84,9% |
66 | 131,2% | 98,4% | 121,5% | 91,1% | 113,9% | 85,4% |
67 | n.v.t. | n.v.t. | 122,9% | 92,2% | 114,6% | 86,0% |
Leeftijd laag/hoog tot 67 laag/hoog tot 72 laag/hoog tot 77
57 | 82,1% | 109,5% | 86,0% | 114,6% | 89,7% | 119,6% |
58 | 81,6% | 108,8% | 85,5% | 114,0% | 89,4% | 119,2% |
59 | 81,1% | 108,1% | 85,1% | 113,4% | 89,1% | 118,8% |
60 | 80,5% | 107,3% | 84,6% | 112,8% | 88,7% | 118,3% |
61 | 79,8% | 106,4% | 84,1% | 112,1% | 88,4% | 117,8% |
62 | 79,1% | 105,5% | 83,6% | 111,4% | 88,0% | 117,3% |
63 | 78,5% | 104,6% | 83,0% | 110,6% | 87,5% | 116,7% |
64 | 77,6% | 103,5% | 82,3% | 109,7% | 87,1% | 116,1% |
65 | 76,8% | 102,4% | 81,6% | 108,8% | 86,6% | 115,4% |
66 | 76,0% | 101,3% | 80,9% | 107,9% | 86,0% | 114,7% |
67 | n.v.t. | n.v.t. | 80,1% | 106,8% | 85,4% | 113,9% |
Het ouderdomspensioen na toepassing van de hoog/laagfactor is gelijk aan het betreffende percentage op de ingangsleeftijd van het ouderdomspensioen vermenigvuldigd met het levenslang ouderdomspensioen zoals dat na toepassing van artikel 10, leden 3, 4 en 5 van het pensioenreglement zou worden uitgekeerd.
De hoogte van het oorspronkelijke partnerpensioen wijzigt niet door de keuze voor hoog/laag van het ouderdomspensioen.
Indien een ingangsleeftijd ligt tussen de hierboven genoemde leeftijden wordt het percentage op de tussenliggende leeftijd naar rato vastgesteld.
F. Bestuursbesluit afkoop kleine pensioenen
Het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Pensura besluit met betrekking tot de mogelijkheid tot afkoop van kleine pensioenen, zoals beschreven in artikel 32 van het pensioenreglement als volgt:
De afkoopwaarde van de kleine pensioenen wordt vastgesteld door het premievrije ouderdoms- en partnerpensioen te vermenigvuldigen met onderstaande factoren voor OP en PP voor de bijbehorende leeftijd van de gerechtigde op de afkoopdatum:
Leeftijd | OP | latent PP | Leeftijd | OP | latent PP |
18 | € 14,59 | € 4,18 | 44 | € 17,63 | € 6,08 |
19 | € 14,72 | € 4,25 | 45 | € 17,70 | € 6,15 |
20 | € 14,86 | € 4,32 | 46 | € 17,77 | € 6,22 |
21 | € 14,99 | € 4,39 | 47 | € 17,83 | € 6,28 |
22 | € 15,13 | € 4,46 | 48 | € 17,88 | € 6,34 |
23 | € 15,26 | € 4,53 | 49 | € 17,93 | € 6,40 |
24 | € 15,39 | € 4,60 | 50 | € 17,98 | € 6,45 |
25 | € 15,52 | € 4,67 | 51 | € 18,02 | € 6,50 |
26 | € 15,66 | € 4,74 | 52 | € 18,07 | € 6,55 |
27 | € 15,79 | € 4,81 | 53 | € 18,11 | € 6,59 |
28 | € 15,91 | € 4,88 | 54 | € 18,15 | € 6,62 |
29 | € 16,04 | € 4,96 | 55 | € 18,20 | € 6,65 |
30 | € 16,17 | € 5,03 | 56 | € 18,25 | € 6,66 |
31 | € 16,29 | € 5,11 | 57 | € 18,30 | € 6,68 |
32 | € 16,41 | € 5,18 | 58 | € 18,36 | € 6,68 |
33 | € 16,53 | € 5,26 | 59 | € 18,42 | € 6,68 |
34 | € 16,65 | € 5,33 | 60 | € 18,49 | € 6,66 |
35 | € 16,77 | € 5,41 | 61 | € 18,57 | € 6,64 |
36 | € 16,88 | € 5,49 | 62 | € 18,65 | € 6,61 |
37 | € 16,99 | € 5,56 | 63 | € 18,75 | € 6,56 |
38 | € 17,09 | € 5,64 | 64 | € 18,85 | € 6,51 |
39 | € 17,19 | € 5,72 | 65 | € 18,96 | € 6,45 |
40 | € 17,29 | € 5,79 | 66 | € 19,09 | € 6,37 |
41 | € 17,38 | € 5,87 | 67 | € 19,23 | € 6,28 |
42 | € 17,47 | € 5,94 | 68 | € 18,37 | € 6,22 |
43 | € 17,55 | € 6,01 | 69 | € 17,53 | € 6,14 |
70 | € 16,70 | € 6,05 |
Indien een leeftijd ligt tussen de hierboven genoemde leeftijden wordt het percentage op de tussenliggende leeftijd naar rato vastgesteld.
De afkoopwaarde van de kleine pensioenen voor in te gaan partner- of wezenpensioen wordt vastgesteld door het partner- respectievelijk wezenpensioen te vermenigvuldigen met onderstaande factoren voor PP en WzP voor de bijbehorende leeftijd van de gerechtigde op de afkoopdatum:
partnerpensioen | partnerpensioen | wezenpensioen | |||
18 | € 58,94 | 44 | € 40,58 | 0 | € 17,55 |
19 | € 58,34 | 45 | € 39,76 | 1 | € 16,62 |
20 | € 57,74 | 46 | € 38,93 | 2 | € 15,68 |
21 | € 57,13 | 47 | € 38,10 | 3 | € 14,74 |
22 | € 56,51 | 48 | € 37,25 | 4 | € 13,79 |
23 | € 55,88 | 49 | € 36,40 | 5 | € 12,84 |
24 | € 55,24 | 50 | € 35,55 | 6 | € 11,88 |
25 | € 54,60 | 51 | € 34,69 | 7 | € 10,92 |
26 | € 53,94 | 52 | € 33,82 | 8 | € 9,95 |
27 | € 53,28 | 53 | € 32,95 | 9 | € 8,98 |
28 | € 52,60 | 54 | € 32,08 | 10 | € 7,99 |
29 | € 51,92 | 55 | € 31,20 | 11 | € 7,00 |
30 | € 51,23 | 56 | € 30,32 | 12 | € 6,01 |
31 | € 50,52 | 57 | € 29,44 | 13 | € 5,01 |
32 | € 49,81 | 58 | € 28,55 | 14 | € 4,01 |
33 | € 49,09 | 59 | € 27,67 | 15 | € 3,01 |
34 | € 48,36 | 60 | € 26,78 | 16 | € 2,01 |
35 | € 47,63 | 61 | € 25,89 | 17 | € 1,00 |
36 | € 46,88 | 62 | € 25,01 | 18 | € 0,00 |
37 | € 46,12 | 63 | € 24,12 | ||
38 | € 45,36 | 64 | € 23,24 | ||
39 | € 44,58 | 65 | € 22,36 | ||
40 | € 43,80 | 66 | € 21,48 | ||
41 | € 43,01 | 67 | € 20,61 | ||
42 | € 42,21 | 68 | € 19,74 | ||
43 | € 41,40 | 69 | € 18,87 | ||
70 | € 18,02 |
Leeftijd Ingegaan
Leeftijd Ingegaan
Leeftijd Ingegaan
Indien een leeftijd ligt tussen de hierboven genoemde leeftijden wordt het percentage op de tussenliggende leeftijd naar rato vastgesteld.
BIJLAGE 3 VRIJWILLIG PENSIOENSPAREN
BESTUURSBESLUIT “Vrijwillig pensioensparen in de Beleggingspensioenmodule” als bedoeld in artikel 39, lid 1 van het pensioenreglement
Per 1 januari 2015 is het Vrijwillig pensioensparen in de Beleggingspensioenmodule gesloten. Dit betekent dat er vanaf 1 januari 2015 geen vrijwillige premiestortingen meer kunnen worden verricht en dat er geen nieuwe deelnemers kunnen toetreden.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen en toepasselijke bepalingen
1. In dit bestuursbesluit worden dezelfde begrippen gehanteerd als de begrippen in de statuten en het pensioenreglement, tenzij anders wordt aangegeven.
2. In dit bestuursbesluit wordt verstaan onder:
Gewezen deelnemer:
De gewezen deelnemer in de in het pensioenreglement opgenomen pensioenregeling.
Pensioenreglement:
Pensioenreglement 2006.
Pensioenspaarkapitaal:
Pensioenspaarkapitaal als bedoeld in artikel 5 van dit bestuursbesluit.
3. Op het pensioenspaarkapitaal en de daarmee aan te kopen pensioenuitkeringen zijn de bepalingen van de statuten en het pensioenreglement van Pensura zoveel als mogelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij anders wordt aangegeven.
Artikel 2. Vrijwillige aanvullende pensioenmodule
Vervallen per 1 januari 2015.
Artikel 3. Premies voor de vrijwillige aanvullende pensioenmodule
Vervallen per 1 januari 2015.
Artikel 4. Maximum hoogte van de vrijwillige premiestorting
Vervallen per 1 januari 2015.
Artikel 5. Bestemming premie voor vrijwillige aanvullende pensioenmodule
De vrijwillig gestorte premie wordt, conform de in artikel 20 leden 4 en 5 van het pensioenreglement beschreven voorwaarden, ter vorming van een pensioenspaarkapitaal belegd op een beleggingsrekening. Deze beleggingsrekening is fysiek gescheiden van de beleggingsrekening als bedoeld in de Beleggingspensioenmodule.
Artikel 6. Pensionering van de gewezen deelnemer en de omzetting van pensioenspaarkapitaal naar pensioenen in de vrijwillige aanvullende pensioenmodule
1. Op de pensioeningangsdatum wordt het pensioenspaarkapitaal uit de vrijwillige aanvullende pensioenmodule toegevoegd aan het kapitaal uit de Beleggingspensioenmodule uit het pensioenreglement. Het dan totaal beschikbare kapitaal wordt vervolgens aangewend voor de aankoop van pensioenen conform het bepaalde in artikel 20, leden 6, 7, 8 en 9 van het pensioenreglement.
2. Bij de aanwending van het totaal beschikbare kapitaal als bedoeld in lid 1, zal de keuze die de gewezen deelnemer op grond van artikel 10 van het pensioenreglement maakt, eveneens geacht gemaakt te zijn ten aanzien van het pensioenspaarkapitaal uit hoofde van de vrijwillige aanvullende pensioenmodule. Het bepaalde in artikel 22 van het pensioenreglement is daarbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7. Beëindiging van het deelnemerschap/waardeoverdracht
1. Ingeval van het beëindigen van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 13 respectievelijk 26 van het pensioenreglement zonder dat sprake is van pensionering of overlijden zal het pensioenspaarkapitaal op de beleggingsrekening blijven staan. Het pensioenspaarkapitaal wordt op de pensioeningangsdatum door de gewezen deelnemer aangewend voor de aankoop van pensioenen conform het bepaalde in artikel 6 en in de Beleggingspensioenmodule in het pensioenreglement.
2. Indien de gewezen deelnemer gebruik maakt van het recht op waardeoverdracht als bedoeld in artikel 4 van het pensioenreglement, zal het pensioenspaarkapitaal uit hoofde van de in dit bestuursbesluit opgenomen vrijwillige aanvullende pensioenmodule, eveneens worden overgedragen aan het uitvoeringsorgaan van de pensioenregeling van de nieuwe werkgever. Door de waardeoverdracht vervallen alle aanspraken uit hoofde van dit bestuursbesluit jegens Pensura.
Artikel 8. Beëindiging van de partnerrelatie
In geval van beëindiging van de partnerrelatie als bedoeld in artikel 11 respectievelijk 24 van het pensioenreglement of van scheiding als bedoeld in artikel 12 respectievelijk 25 van het pensioenreglement, zullen de genoemde artikelen zoveel als mogelijk op overeenkomstige wijze worden toegepast op het per het tijdstip van beëindiging van de partnerrelatie respectievelijk de scheiding aanwezige pensioenspaarkapitaal. Het bestuur is bevoegd ter zake nadere richtlijnen uit te vaardigen.
Artikel 9. Overlijden vóór de pensioeningangsdatum
In geval van overlijden van de gewezen deelnemer vóór de pensioeningangsdatum wordt het op het tijdstip van overlijden aanwezige pensioenspaarkapitaal uit hoofde van de vrijwillige aanvullende pensioenmodule aangewend conform artikel 26, lid 4 van het pensioenreglement.
Artikel 10. Indexering van aanspraken en rechten
Het pensioenspaarkapitaal en de daarmee aan te kopen pensioenen worden niet door de werkgever of Pensura geïndexeerd.
Artikel 11. Overige bepalingen
1. Het bestuur is bevoegd de bepalingen in dit bestuursbesluit te wijzigen. De op het tijdstip van wijziging reeds vastgestelde pensioenen zullen als gevolg van de wijziging geen verandering ondergaan.
2. De gewezen deelnemer krijgt jaarlijks op een door het bestuur vast te stellen tijdstip een schriftelijke opgave van het krachtens dit bestuursbesluit opgebouwde pensioenspaarkapitaal.
3. In de gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist het bestuur zoveel mogelijk in overeenstemming met de strekking van dit besluit.
Artikel 12. Inwerkingtreding
Dit bestuursbesluit is door het bestuur genomen op 20 december 2006 en met terugwerkende kracht op 1 januari 2006 in werking getreden onder de naam ‘Vrijwillige aanvullende pensioenmodule’. Dit bestuursbesluit is gewijzigd per 1 januari 2015.
BIJLAGE 4 KOSTEN EN PREMIES BELEGGINGSMODULES
BESTUURSBESLUIT ten aanzien van kosten en premies als bedoeld in artikel 20, lid 4 van het pensioenreglement
De onderstaande kosten worden toegepast in geval van
- de Beleggingspensioenmodule; en
- het bestuursbesluit “Vrijwillig pensioensparen in de Beleggingsmodule” als bedoeld in artikel 39, lid 1 van Pensioenreglement 2006.
Aan- en verkoopkosten:
De aan- en verkoopkosten bedragen beiden: 0,0%.
Deze kosten zijn eveneens van toepassing in geval van “switchen”.
Servicekosten:
Jaarlijks 0,10% servicekosten welke worden berekend over het belegde vermogen (exclusief het aangehouden spaarsaldo) met als peildatum 1 juli. Dit bedrag wordt jaarlijks in het derde kwartaal bij de deelnemer in rekening gebracht.
Rebalancing:
Er gelden geen kosten bij aanpassing van de beleggingsportefeuille bij overgang naar een andere leeftijdscategorie. Indien er een extra rebalancemoment plaatsvindt, naast de reguliere jaarlijkse rebalancing, zal in dat jaar een verhoging van de servicekosten gelden van 0,01% per extra rebalancemoment. Indien dit rebalancemoment in de 2e helft
van het jaar plaatsvindt zal de verhoging van de servicekosten in het jaar erop plaatsvinden.
BIJLAGE 5 VEREVENING PENSIOENKAPITAAL
BESTUURSBESLUIT “Verevening pensioenkapitaal” als bedoeld in artikel 24 en 25, lid 1 van het pensioenreglement
1. In geval van een scheiding als bedoeld in artikel 25 van het pensioenreglement van een (gewezen) deelnemer, zal de verevening ten aanzien van het pensioenkapitaal als volgt plaatsvinden.
2. Het op de datum van scheiding aanwezige pensioenkapitaal dat na toepassing van artikel 24 van het pensioenreglement resteert, wordt vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller en de noemer worden vastgesteld conform het bepaalde in de leden 3 en 4.
3. De noemer van de breuk bestaat uit het aantal jaren (in maanden nauwkeurig) vanaf de datum van aanvang van het deelnemerschap en de datum van scheiding dan wel de eerdere datum waarop het deelnemerschap wordt beëindigd.
4. De teller van de breuk bestaat uit het aantal jaren (in maanden nauwkeurig) dat de (gewezen) deelnemer in de bij de noemer vermelde periode met de (voormalige) echtgenoot of geregistreerde partner xxxxxx is geweest dan wel een geregistreerd partnerschap heeft gehad.
5. Het op grond van de leden 2 tot en met 4 vastgestelde pensioenkapitaal wordt op een afzonderlijke beleggingsrekening gezet. De belegging van dit pensioenkapitaal vindt plaats volgens de adviesmix op grond van de leeftijd van de (gewezen) deelnemer zoals deze is opgesteld door de vermogensbeheerder.
6. Op de pensioeningangsdatum wordt het uit de voorgaande leden resulterende pensioenkapitaal aangewend voor de aankoop van excedent ouderdomspensioen op het leven van de (gewezen) deelnemer bij de levensverzekeringsmaatschappij of bank naar keuze van de (gewezen) deelnemer als bedoeld in artikel 20, lid 6 van het pensioenreglement. Dit excedent ouderdomspensioen wordt aan de (voormalige) echtgenoot of geregistreerde partner (de vereveningsgerechtigde) uitgekeerd zolang de (gewezen) deelnemer en de vereveningsgerechtigde in leven zijn. Indien de
vereveningsgerechtigde overlijdt, wordt het volledige excedent ouderdomspensioen weer aan de gepensioneerde uitbetaald.
7. In geval van overlijden van de vereveningsgerechtigde vóór het overlijden van de (gewezen) deelnemer en voordat het pensioenkapitaal voor de aankoop van excedent ouderdomspensioen is aangewend, wordt het op het tijdstip van overlijden van de vereveningsgerechtigde aanwezige pensioenkapitaal toegevoegd aan het pensioen- kapitaal van de (gewezen) deelnemer.
8. Indien in bijzondere situaties uit de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding dan wel de daarop gebaseerde regelgeving een andere methodiek volgt dan gehanteerd in de voorgaande leden, wordt door Pensura conform deze andere methodiek gehandeld.