SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
Arbitraal xxxxxx in kort geding van 22 oktober 2015 Kenmerk: SG KG 15/18
De fungerend voorzitter van het Scheidsgerecht mr. H.A.M. Xxxxxxxxx, wonende te De Bilt, bijgestaan door xx. X.X.X. Xxxxx, griffier,
heeft op 22 oktober 2015 het navolgende vonnis gewezen in het kort geding van:
drs. A., wonende te Z., eiser,
gemachtigde: mr. J.F. Rense, tegen:
de stichting B., gevestigd te Z., verweerster,
gemachtigde: mr. X.X.X. xx Xxxx.
Partijen worden hierna aangeduid als eiser en verweerster.
1. De procedure
1.1 Xxxxx heeft met een brief van 14 september 2015 deze procedure aanhangig gemaakt. Met een daarbij gevoegde memorie van eis heeft hij het Scheidsgerecht verzocht:
I a) primair: het besluit tot ontzegging van zijn toegang met onmiddellijke ingang op te heffen en verweerster te gebieden hem onmiddellijk toe te laten tot het ziekenhuis, om daar ook als kaakchirurg weer werkzaamheden te verrichten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000 voor elke dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, gedurende welke zij in gebreke blijft met de nakoming van het te dezen te wijzen vonnis;
I b) subsidiair: het besluit tot ontzegging van zijn toegang met onmiddellijke ingang op te schorten en verweerster te gebieden hem onmiddellijk toe te laten tot het ziekenhuis, om daar ook als kaakchirurg weer werkzaamheden te verrichten, totdat het door het Stafbestuur geïnitieerde onderzoek naar behoren is uitgevoerd en afgerond en op basis van de uitkomsten daarvan een heroverwogen (nieuw, gewijzigd) besluit onder bepaalde voorwaarden gekoppeld aan de uitkomsten van dat onderzoek, is genomen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000 voor elke dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, gedurende welke zij in gebreke blijft met de nakoming van het te deze te wijzen vonnis;
II verweerster te gebieden om:
a) binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis schriftelijk of per e-mail aan eiser mee te delen aan welke personen, instanties of gremia zij mededeling heeft gedaan van het besluit;
b) binnen 48 uur na betekening van het te wijzen vonnis schriftelijk of per e-mail aan de in (a) bedoelde personen, instanties of gremia, zonder daaraan enige eigen opvatting toe te voegen, mee te delen dat als gevolg van het vonnis van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg het besluit met onmiddellijke ingang is opgeheven of opgeschort en eiser onmiddellijk is toegelaten in het ziekenhuis, locatie B., om aldaar ook als kaakchirurg weer werkzaamheden te verrichten;
c) onder de (a) en (b) genoemde personen, instanties en gremia zijn in ieder geval begrepen de gehele medische staf van verweerster, het bestuur van de medische staf en de Inspectie voor de Gezondheidszorg;
d) alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000 voor elke dag, een gedeelte van de dag daaronder begrepen, gedurende welke verweerster in gebreke blijft met de nakoming van het te wijzen vonnis;
III verweerster te veroordelen tot vergoeding van alle door eiser gemaakte kosten van rechtsbijstand in dit geding (vergoeding van proceskosten) en in de aanloop daarheen (vergoeding van buitengerechtelijke kosten), tot op heden begroot op € 25.000,--, althans tot vergoeding van een zodanig bedrag dat het Scheidsgerecht billijk acht;
IV verweerster te veroordelen in de kosten van het Scheidsgerecht. Bij de memorie van eis zijn producties gevoegd (genummerd 1 – 23).
1.2 Met een brief van 29 september 2015 heeft de gemachtigde van xxxxx een viertal nadere producties ingezonden (genummerd 24 – 27).
1.3 Op 30 september 2015 heeft de gemachtigde van verweerster een memorie van antwoord ingediend. Hij heeft daarbij geconcludeerd tot het in zijn vorderingen niet-ontvankelijk verklaren van eiser, althans deze aan hem te ontzeggen, met veroordeling in de kosten van de procedure van het Scheidsgerecht.
Bij de memorie van antwoord zijn eveneens producties gevoegd (genummerd 1 – 12).
1.4 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden te Utrecht op 7 oktober 2015. Xxxxx was aanwezig in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Aan de zijde van verweerster waren aanwezig dr. C., lid raad van bestuur, drs. X., secretaris raad van bestuur, dr. E., chirurg, lid stafbestuur en drs. F., kinderarts, lid stafbestuur, bijgestaan door de gemachtigde van verweerster. Beide partijen hebben ter zitting de standpunten nader toegelicht. De gemachtigde van eiser heeft een pleitnota overgelegd.
2. De feiten
2.1 Verweerster is per 1 januari 2015 ontstaan door fusie van Stichting G. en Stichting H. In het hierna volgende wordt onder verweerster ook haar rechtsvoorganger Stichting G. verstaan.
2.2 Eiser, thans 53 jaar oud, is vanaf 2004 werkzaam geweest als medisch specialist (kaakchirurg) in het door verweerster in stand gehouden ziekenhuis, locatie B. (hierna: het ziekenhuis). Tot 1 januari 2015 werkte xxxxx vanuit een kleine maatschap op basis van een individuele toelatingsovereenkomst. De laatste ondertekende versie van die overeenkomst dateert van 8 september 2008. Met ingang van 1 januari 2015 is eiser voor I. B.V. (hierna: I.) gaan werken. I. heeft met verweerster een samenwerkingsovereenkomst gesloten (hierna: swo) op grond waarvan I. vanaf 1 januari 2015 als zelfstandige onderneming de tandartsspecialistische praktijk in het ziekenhuis van verweerster mag voeren. De swo is op of omstreeks 17 december 2014 ondertekend door de voorzitter van de raad van bestuur namens verweerster en door de heer J. namens I.. Eiser is via een eigen besloten vennootschap houder van 25% van de aandelen in I.. De overige aandelen worden gehouden door (de vennootschappen van) drie andere kaakchirurgen. In de swo is vastgelegd dat verweerster aan de aandeelhouders van I. toegang verleent om in haar ziekenhuis als tandarts-specialist zorg te verlenen.
2.3 In de considerans van de swo staat als één van de gezamenlijke uitgangspunten voor de samenwerking tussen verweerster en I. vermeld dat ‘de toelatingsovereenkomst’ per 1 januari 2015 met instemming van beide partijen is geëindigd. Het eindigen van de toelatingsovereenkomst per 1 januari 2015 is in artikel 13, de slotbepaling van de swo, herhaald. De swo bevat verder onder meer de bepaling dat de verplichtingen van de aandeelhouders van I. voortvloeien uit de statuten van I. en de aandeelhoudersovereenkomsten die I. met ieder van de aandeelhouders sluit. De statuten en de aandeelhoudersovereenkomsten zijn volgens de tekst als bijlage 1 aan de swo gehecht. Feitelijk is dat niet het geval. Partijen in deze procedure zijn niet bekend met de inhoud van de aandeelhoudersovereenkomsten. De statuten kennen ze wel.
2.4 In Bijlage 2 bij de swo – ‘Overige algemene verplichtingen’ – is onder meer het volgende opgenomen:
’11. Verantwoording afleggen door I. en de instelling
11.1 Gelet op de gezamenlijke verantwoordelijkheid van partijen voor de in het Ziekenhuis verleende zorg, geven partijen over en weer periodiek inzage in de kwantiteit en de kwaliteit van de door hen geleverde Medisch Specialistische Zorg en van hun overige met die zorg samenhangende activiteiten. Zij verschaffen elkaar daartoe de nodige gegevens overeenkomstig een daartoe door hen vastgesteld informatieprotocol.
11.2 De gegevens als bedoeld in het vorige lid betreffen in ieder geval: (…)
11.2.17 alle procedures van civiel-, straf- of tuchtrechtelijke aard betreffende de beroepsuitoefening waarbij Aandeelhouders van I. in het Ziekenhuis betrokken zijn;
(…)
13 Toegang ontzegging
13.1 De Raad van Bestuur kan, na overleg met I.-bestuur, een Medisch Specialist, of een andere natuurlijke persoon die door I. wordt ingezet, de toegang tot het Ziekenhuis ontzeggen, op grond van omstandigheden van zo ernstige aard of een gegrond vermoeden van zodanige aard dat aanwezigheid van die Medisch Specialist of andere natuurlijke persoon in het Ziekenhuis niet langer kan worden geaccepteerd.(…)
13.2 Indien het besluit tot ontzegging van de toegang achteraf ongegrond blijkt treden de Instelling en
I. bestuur in overleg over vergoeding van de schade als gevolg van toegangsontzegging.
2.5 Op 9 juni 2015 heeft het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag aan eiser de maatregel van berisping opgelegd. De procedure was aangevangen met een klaagschrift van 5 november 2014. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 april 2015.
2.6 Op 22 juli 2015 is de berisping aangetekend in het BIG-register zodat openbaar is geworden dat aan de inschrijving van eiser in dat register een berisping is verbonden. Xxxxx heeft op 22 juli 2015 bericht ontvangen van het CIBG, de instantie die het register bijhoudt, over de aantekening.
2.7 In een brief van 22 juli 2015 heeft het bestuur van de medische staf in het ziekenhuis van verweerster (hierna: stafbestuur) aan de voorzitter van een commissie ad hoc (met een c.c. aan eiser, J. en de raad van bestuur), het volgende geschreven:
‘Het stafbestuur heeft u, dd 8 oktober 2013, gevraagd een onderzoek te doen naar het functioneren van collega [eiser]. In uw eindrapport dd 9 april 2014 kwam u tot de conclusie dat er geen aanwijzingen waren dat er een slecht niveau is bij de uitvoering van de ingrepen. De communicatieve vaardigheden van collega [eiser] werden door de commissie wel van onvoldoende niveau geacht voor een specialist van ons ziekenhuis. Hiervoor is een begeleidingstraject opgezet.
Naar aanleiding van meldingen van X. en na analyse van enkele klachten zijn er toch twijfels gerezen over het medisch inhoudelijk functioneren van collega [eiser]. Het bestuur L. heeft u dit dd 26 mei 2015 laten weten en u gevraagd opnieuw het functioneren van collega [eiser] te onderzoeken. In antwoord hierop heeft u het bestuur L. dd 9 juni 2015 medegedeeld de melding ontvankelijk te verklaren en heeft u een onderzoeksvoorstel gedaan.
Wij verzoeken u om dit onderzoek naar het medisch inhoudelijk functioneren van collega [eiser] te starten.
Indien u tot de conclusie komt dat er sprake is van een vorm van disfunctioneren, dan verzoeken wij u om een voorstel voor een verbetertraject op te stellen.’
2.8 Op 7 augustus 2015 heeft verweerster schriftelijk aan eiser bericht dat zij tijdens zijn vakantie er mee is geconfronteerd dat het Regionaal Tuchtcollege voor de
Gezondheidszorg te Den Haag op 9 juni 2015 aan eiser de maatregel van
berisping heeft opgelegd en dat deze maatregel door het ongebruikt laten verstrijken van de beroepstermijn onherroepelijk en door aantekening in het BIG- register op 22 juli 2015 openbaar is geworden. Verweerster heeft verder bericht dat haar is gebleken dat xxxxx ook zijn naaste collegae, het stafbestuur en de visitatiecommissie niet heeft geïnformeerd over de tuchtklacht, dat zij dit tegen de achtergrond van hetgeen zich de afgelopen jaren heeft afgespeeld onacceptabel vindt en dat zij daarom voornemens is aan eiser per direct de toegang tot haar ziekenhuis te ontzeggen.
2.9 Verweerster heeft eiser op 10 augustus en 13 augustus 2015 in aanwezigheid van een vertegenwoordiging van de medische staf gehoord op haar voorgenomen besluit. Xxxxx heeft op 12 augustus 2015 ook schriftelijk zijn visie ingediend. Verweerster heeft I. op 14 augustus 2015 gehoord.
2.10 Met een brief van 17 augustus 2015 heeft verweerster eiser met onmiddellijke ingang de toegang tot het ziekenhuis ontzegd op basis van artikel 13.1 van bijlage 2 bij de swo. Als reden heeft verweerster opgegeven dat het vertrouwen in eiser volledig is verdwenen. Verweerster heeft eiser verweten dat hij de tuchtzaak niet heeft gemeld en dat hij ook geen overleg heeft gepleegd over de behandeling van de zaak en het eventueel instellen van hoger beroep. Verweerster heeft deze verwijten in de context geplaatst van eerdere gesprekken en procedures met betrekking tot het functioneren van eiser.
2.11 Het stafbestuur steunt het besluit van verweerster, I. respecteert het.
2.12 Xxxxx heeft verweerster gevraagd om haar besluit te heroverwegen. Partijen hebben daarover op 25 augustus 2015 gesproken. Met een brief van 27 augustus 2015 heeft verweerster aan eiser bericht dat zij het besluit handhaaft.
2.13 I. heeft het wegvallen van de werkzaamheden van eiser opgevangen door de inzet van waarnemers en een medewerker/kaakchirurg.
2.14 Verweerster heeft in een brief van 8 november 2012 aan de toentertijd drie vrijgevestigde kaakchirurgen (waaronder eiser) onder meer het volgende bericht:
‘Dank voor de reactie die U formuleerde naar aanleiding van ons gesprek op 11 oktober jongstleden. U geeft hierin antwoord op de vragen van het Stafbestuur en de Raad van Bestuur, zoals door mij verwoord in mijn brief van 15 oktober 2012.
Uw conclusie is dat er geen sprake is van één thema in de aansprakelijkstellingen tot nu toe, behalve wellicht het aantal claims betreffende implantaten.
Eén van de maatregelen die u dan ook al heeft getroffen is het versterken van de procedure van 'Informed consent' in het algemeen en met name bij deze categorie patiënten, Ik ondersteun de gedachte dat patiënten minder geneigd zullen zijn tot een aansprakelijkstelling wanneer ze vooraf precies weten waar ze aan toe zijn en wat hun eigen keuzemogelijkheden zijn.
In de aanvullend te nemen maatregelen noemt u onder andere het versterken van een empathische, angstreducerende benadering en het onderling bespreken van casuïstiek. Ik ga er van uit dat u dit voornemen actief zult uitwerken en bijvoorbeeld gezamenlijk een cursus zult volgen die op dit gebied
geschikt is voor uw maatschap. Een dergelijke gezamenlijke tijdsinvestering kan uw gemeenschappelijke basis voor de empathische benadering van patiënten versterken.
Xxxxxxxxx noemt u de inzet van personeel. Ik weet dat u over de beschikbaarheid van personeel reeds goed overleg heeft met de zorgmanager. Hij zal ook graag met u overleggen over de samenwerking met de medewerkers In het streven naar reductie van het aantal aansprakelijkstellingen. Vanuit het jaarplan 2013 en het gesprek daarover weet ik dat u ook daarover in gesprek bent met hem.
Klachten en meldingen bij de klachtenfunctionaris hebben, net als aansprakelijkstellingen, een signaalfunctie. De aantallen die uw vakgebied betreffen, zijn gedurende het eerste half jaar van 2012 afgenomen ten opzichte van 2011. Dit is uiteraard een gunstig signaal.
Komende periode zie ik dan ook uit naar een blijvende afname van het aantal aansprakelijkstellingen betreffende uw vakgebied.
Wanneer uit toename van het aantal aansprakelijkstellingen of klachten het signaal ontstaat dat uw beleid niet blijvend succesvol is, zal ik opnieuw met u nagaan welke mogelijke oorzaken hieraan ten grondslag liggen en welke maatregelen noodzakelijk zijn.
Succes toegewenst bij de uitvoering van uw verbeterbeleid.’
2.15 Met een brief van 10 juli 2014 heeft verweerster een formele waarschuwing aan eiser als volgt verwoord:
‘Onlangs heeft het Stafbestuur mij geïnformeerd over de afronding van het onderzoek van de commissie ad hoc. Deze commissie heeft in het kader van het stafreglement 'Mogelijk disfunctionerend medisch specialist' onderzoek gedaan naar uw functioneren.
Ik had bij het stafbestuur verzocht om dergelijk onderzoek, naar aanleiding van een signaal van de Patiëntenklachtencommissie. U bent hierover in augustus 2013 mondeling en schriftelijk door mij geïnformeerd.
De commissie heeft geconcludeerd “dat de maatschap kaakchirurgie niet functioneert zoals heden ten dage verwacht mag worden en dat de beheersing van de Nederlandse taal en de communicatieve vaardigheden van [eiser] tekort schieten.” Het stafbestuur onderschrijft deze bevindingen en heeft met u concrete afspraken gemaakt ten behoeve van verbetering van uw functioneren.
Het is niet voor het eerst dat er met u afspraken worden gemaakt over taal en communicatie. In 2010 heb ik, naar aanleiding van een klacht, voor het eerst met u overlegd over de noodzaak om uw Nederlandse taal en communicatieve vaardigheden te versterken. U gaf toen aan dat u als 'autodidact' daarmee aan de slag zou gaan, en dat cursussen niet noodzakelijk waren.
Communicatie en empathische vaardigheden zijn in de jaren daarna ook onderwerp van gesprek geweest in overleg tussen u, het Stafbestuur en de Raad van Bestuur. Dit was onder andere toen X. ons wees op het grote aantal claims waar u bij betrokken bent. Ik verwijs naar de correspondentie met u uit 2012, waarin ik u vraag om verbetermaatregelen ten aanzien van kwaliteit en veiligheid van patiëntenzorg en ten aanzien van de bejegening van patiënten.
U heeft toen, samen met uw collegae, enkele verbetermaatregelen benoemd, ook ten aanzien van bejegening en communicatie.
Nu blijkt dat de afspraken en de voornemens van de afgelopen jaren niet geleid hebben, tot aantoonbare versterking van uw communicatie. Opnieuw is immers bevestigd dat uw beheersing van de Nederlandse taal en uw communicatieve vaardigheden tekort schieten.
Dit is voor de Raad van Bestuur een ernstige conclusie. Ik constateer dat u niet voldoet aan de in uw toelatingsovereenkomst d.d. 4 september 2008, beschreven 'professionele standaard van de kaakchirurg'. Een onlosmakelijk deel van de professionele standaard is immers het beheersen van taal- en communicatievaardigheden, zoals vereist voor het functioneren van een medisch specialist.
Omdat wij deze conclusie zeer serieus nemen, is deze brief bedoeld als schriftelijke waarschuwing in de betekenis van de met u afgesloten toelatingsovereenkomst, artikel 22 lid 2.
Wanneer bij de eerstvolgende of latere evaluaties, conform de afspraken met het Stafbestuur, blijkt dat u niet voldoet aan het niveau van taal- en communicatievaardigheden dat van u verwacht mag worden, of wanneer andere afgesproken doelen niet gerealiseerd worden, ziet de Raad van Bestuur zich gedwongen om nadere maatregelen te nemen. Dit geldt ook wanneer in de toekomst opnieuw zal blijken dat u geconfronteerd wordt met een meer dan gemiddeld aantal klachten of aansprakelijkstellingen.
Het Stafbestuur is door mij geïnformeerd over deze schriftelijke waarschuwing.’
2.16 Na voormelde waarschuwing heeft xxxxx onder begeleiding van een coach gewerkt aan de verbeteringen van zijn communicatieve vaardigheden. In de periode van medio 2014 tot eind februari 2015 heeft xxxxx vijf vertrouwelijke gesprekken met zijn coach gevoerd.
2.17 Eiser is thans arbeidsongeschikt wegens ziekte.
3. De grondslag van de vordering en het verweer
3.1 Eiser baseert zijn vordering op een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad van verweerster. Volgens eiser is ook na 1 januari 2015 een directe contractuele relatie tussen partijen blijven bestaan. De omstandigheid dat de swo rechtsgeldig is ondertekend namens I. is volgens eiser niet voldoende om te oordelen dat hij zelf heeft ingestemd met het geheel of gedeeltelijk laten vervallen van de toelatingsovereenkomst. Volgens eiser moet worden aangenomen dat in ieder geval de rechtspositionele bepalingen van de toelatingsovereenkomst zijn blijven gelden omdat de rechtspositie van de individuele specialist die wil opkomen tegen een besluit om hem de toegang te ontzeggen, in de swo niet is geregeld. Xxxxx stelt zich op het standpunt dat het besluit om hem de toegang te ontzeggen zowel op procedurele als op inhoudelijke gronden niet in stand kan blijven.
3.2 Voor wat betreft de procedure stelt eiser dat verweerster hem alleen formeel heeft aangehoord maar heeft verzuimd zijn argumenten in de besluitvorming te betrekken. Xxxxx verwijt verweerster dat zij I. heeft gehoord. Daarmee heeft zij volgens eiser onnodig tweespalt in de vakgroep veroorzaakt. Verder stelt eiser dat verweerster het onderzoek naar zijn functioneren door een commissie ad hoc onder leiding van het stafbestuur, dat op 22 juli 2015 is aangekondigd, had moeten afwachten. Volgens eiser heeft verweerster geen goede redenen om dat niet te doen en mag zij zich zonder onderzoek geen oordeel aanmeten over zijn functioneren. Hij verwijst in dit verband naar artikel 5 van de swo, waarin is vastgelegd dat bij twijfel over het functioneren van een specialist onderzoek moet plaatsvinden op basis van het intern kwaliteitsreglement van de medische staf.
3.3 Voor wat betreft de inhoud van het besluit voert eiser aan dat bij hem geen sprake is geweest van kwade opzet, maar dat hij onvoldoende bekend was met de verplichting om tuchtklachten te melden, het systeem van het tuchtrecht en de mogelijke gevolgen van tuchtrechtspraak voor verweerster. Hij kan zich niet herinneren dat hij ooit door iemand op de verplichting is gewezen om
tuchtklachten te melden en meende dat het voldoende was dat verweerster wel op de hoogte was van de intern ingediende klacht en de claim van de betreffende patiënt. Hij begrijpt dat bij verweerster de verwachting bestond dat hij zou melden. Het spijt hem dat hij dat niet heeft gedaan. Hij heeft toegezegd in de toekomst steeds direct tuchtklachten te melden. Xxxxx erkent dat het vertrouwen in zijn persoon en functioneren hersteld moet worden. Hij wil daar graag al het mogelijk aan doen. Tegen deze achtergrond is volgens eiser het niet melden van een tuchtklacht onvoldoende ernstig om hem op grond van artikel 13.2 van bijlage 2 van de swo de toegang te kunnen ontzeggen. Xxxxx stelt dat verweerster bij de besluitvorming ook onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat hij voor de mogelijkheid om zijn vak te kunnen blijven uitoefenen volledig afhankelijk is van de toegang tot het ziekenhuis. Xxxxx betwist dat verweerster de voorgeschiedenis bij haar besluit mag betrekken. Volgens eiser heeft hij eind 2014/begin 2015 een schone lei gekregen omdat hij het traject om zijn communicatieve vaardigheden te verbeteren, dat onder meer had bestaan uit gesprekken met een coach, succesvol heeft afgerond. Eiser mist van de kant van verweerster erkenning voor de vooruitgang die hij ook volgens zijn coach heeft geboekt op het terrein van zelfreflectie en zelfinzicht. Xxxxx stelt verder dat de waarschuwing destijds is gegeven vanwege onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal. Het niet melden van een tuchtklacht betreft volgens eiser een geheel andere vorm van communicatie.
3.4 Verweerster betwist dat tussen partijen ook na 1 januari 2015 een contractuele relatie is blijven bestaan. Volgens verweerster kan de vordering alleen gebaseerd worden op onrechtmatige daad. Verweerster betwist dat aan het besluit procedurele of inhoudelijke tekortkomingen kleven. Zij stelt dat zij zorgvuldig heeft gehandeld door niet alleen eiser, maar ook I. en het stafbestuur te horen. Volgens verweerster mocht zij de voorgeschiedenis juist wel in haar besluitvorming betrekken en heeft zij eiser in redelijkheid de toegang kunnen ontzeggen omdat zij het vertrouwen in een verdere goede samenwerking volledig heeft verloren. Verweerster heeft verder aangevoerd dat eiser niet brodeloos hoeft te worden door de ontzegging van de toegang omdat hij behalve kaakchirurg ook tandarts is en onder de huidige regelgeving zelfstandig praktijk als tandarts kan gaan voeren.
3. De bevoegdheid van het Scheidsgerecht
De bevoegdheid van het Scheidsgerecht is tussen partijen niet in geschil. Partijen zijn deze bevoegdheid overeengekomen nadat het geschil tussen hen was gerezen.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 De vordering van eiser om weer toegang te krijgen tot het ziekenhuis van verweerster komt niet voor toewijzing in aanmerking, noch op de grondslag toerekenbare tekortkoming, noch op de grondslag onrechtmatige daad. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft verweerster zowel procedureel als inhoudelijk voldoende zorgvuldig jegens eiser gehandeld en heeft zij in redelijkheid tot het oordeel kunnen komen dat haar eigen belang om eiser de
toegang te ontzeggen zwaarder mag wegen dan het belang van eiser om toegang te houden.
4.2 Verweerster heeft procedureel voldoende zorgvuldig gehandeld door niet alleen het in artikel 13.1 van bijlage 2 van de swo voorgeschreven overleg met I. te voeren, maar ook xxxxx zelf en een vertegenwoordiging van de medische staf te horen op haar voorgenomen besluit. Dat verweerster eiser alleen formeel heeft gehoord en niet daadwerkelijk heeft willen luisteren is niet aannemelijk geworden. De argumenten van eiser om anders te beslissen hebben verweerster (en de vertegenwoordigers van de medische staf) niet kunnen overtuigen. Daaruit kan niet de conclusie worden getrokken dat de argumenten van eiser niet bij de besluitvorming zijn betrokken.
4.3 Voor wat betreft de inhoud van het besluit heeft verweerster voldoende aannemelijk gemaakt dat zij goede gronden had om het vertrouwen in eiser definitief te verliezen. Dat is een omstandigheid van zo ernstige aard dat verweerster de aanwezigheid van eiser in het ziekenhuis niet langer hoeft te accepteren en hem de toegang tot het ziekenhuis overeenkomstig het bepaalde in artikel 13.1 van de swo kon ontzeggen. Het niet melden van de tuchtklacht staat namelijk niet op zichzelf. Het is een bevestiging van de ook al in juli 2014 door verweerster gedane constatering dat eiser niet over voldoende communicatieve vaardigheden beschikt om in goede samenwerking met (I. en) verweerster de tandartsspecialistische zorg te verlenen. Met de brief van 10 juli 2014 heeft verweerster aan eiser een schriftelijke waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 22 lid 2 van de toelatingsovereenkomst. Uit de tekst van de brief blijkt dat de waarschuwing niet alleen zag op onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal maar ook op anderszins tekort schieten op het gebied van communicatieve vaardigheden. Xxxxx had al jaren te maken met klachten en aansprakelijkstellingen. De plicht om tuchtklachten aan verweerster te melden ligt ook op het terrein van communicatie. In juli 2014 hebben partijen afgesproken dat eiser zijn communicatieve vaardigheden met hulp van derden zou gaan verbeteren. Verweerster heeft in redelijkheid kunnen besluiten dat van verbetering onvoldoende sprake is geweest. Dat eiser de tuchtklacht niet heeft gemeld gedurende een periode dat hij ook diverse vertrouwelijke gesprekken heeft gevoerd met een coach om zijn communicatieve vaardigheden te verbeteren maakt het verlies van vertrouwen bij verweerster nog meer begrijpelijk.
4.4 Eiser heeft het verlies van vertrouwen aan zichzelf te wijten. Hij had de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege, die blijkens de uitspraak is aangevangen op 5 november 2014, aan verweerster moeten melden. Tot 1 januari 2015 was eiser tot melding verplicht op grond van het bepaalde in artikel 15 van de toelatingsovereenkomst. In lid 2 van dat artikel was met zoveel woorden opgenomen dat eiser tuchtrechtelijke klachten moest melden aan verweerster. Na
1 januari 2015 is de meldingsplicht blijven bestaan. In de swo is in artikel 11 vastgelegd dat I. tuchtklachten aan verweerster moet melden. Het staat vast dat eiser op geen enkel moment tussen 5 november 2014 en 7 augustus 2015 melding heeft gemaakt van de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege, niet aan verweerster, niet aan het stafbestuur en ook niet aan I.. Xxxxx heeft zijn verdediging bij het Regionaal Tuchtcollege zelf gevoerd, zowel schriftelijk als mondeling. Hij heeft geen overleg gevoerd met verweerster of I. over de
verdediging, over de uitspraak of over het ongebruikt laten verstrijken van de termijn voor hoger beroep. Indien eiser, zoals hij heeft gesteld en verweerster heeft betwist, onvoldoende bekend is geweest met de meldingsplicht, het systeem van het tuchtrecht en de consequenties voor verweerster, heeft te gelden dat verweerster eiser dat gebrek aan wetenschap mag aanrekenen. Dat eiser, zoals hij heeft aangevoerd, een man is die niet snel hulp vraagt en de tuchtklacht heeft beschouwd als een probleem dat hij zelf diende op te lossen, maakt zijn handelwijze misschien wel begrijpelijk, maar levert geen rechtvaardiging op. Xxxxx had zich in zijn verplichtingen op grond van de toelatingsovereenkomst en de daarop gevolgde samenwerkingsovereenkomst moeten verdiepen. Bij de toelatingsovereenkomst was eiser zelf partij, bij de swo is hij dat niet. De swo heeft xxxxx ook niet zelf ondertekend, maar eiser moet als aandeelhouder van het nieuw opgerichte I. hebben geweten dat partijen per 1 januari 2015 op basis van een constructie met besloten vennootschappen zouden gaan samenwerken. Het moet er daarom voor worden gehouden dat eiser op de hoogte was van de inhoud van de swo waarvan de bepalingen ook eiser regarderen als aandeelhouder van I. en medisch specialist die door I. in het kader van de swo met verweerster in het ziekenhuis wordt ingezet. Xxxxx had bovendien ook zonder grondige kennis van de toelatingsovereenkomst en de swo moeten beseffen dat hij tuchtklachten moest melden. Verweerster heeft met recht gesteld dat de meldplicht voor haar zeer belangrijk is omdat zij eindverantwoordelijk is voor de kwaliteit van de zorg in haar ziekenhuis en aansprakelijk voor eventuele schade van patiënten. Verweerster heeft toegelicht dat haar belang bij melding ook groot is omdat zij moet kunnen inspelen op mogelijke publiciteit rond tuchtklachten en niet verrast mag worden door journalisten of door nieuwe klachten naar aanleiding van de aantekening van maatregelen in openbare registers. Xxxxx had zich in ieder geval moeten verdiepen in het systeem van het tuchtrecht toen hij daar zelf mee geconfronteerd werd. Dat was niet voor het eerst in november 2014. Recent is gebleken dat ook in 2012 een tuchtklacht tegen eiser is behandeld. Deze klacht is ongegrond verklaard. Ook toen heeft eiser de klacht niet gemeld, maar ook toen had eiser zich in het systeem van het tuchtrecht moeten verdiepen.
4.5 De voorzitter verwerpt de stelling van xxxxx dat verweerster het op 22 juli 2015 aangekondigde onderzoek naar het functioneren van xxxxx had moeten afwachten alvorens een besluit over de toegang te nemen. Het doel van dit onderzoek was volgens eiser dat de staf en zijn vakgroep grip zou krijgen op klachten en claims en deze zoveel mogelijk zouden kunnen beperken en beheersen. In de swo is in artikel 5 een procedure geregeld voor situaties waarin twijfel bestaat over het functioneren van een specialist. In dat geval dient een onderzoek naar het functioneren plaats te vinden op basis van het reglement van de medische staf. Die procedure laat onverlet dat verweerster zich met artikel 13 van bijlage 2 van de swo het recht heeft voorbehouden om een specialist, na overleg met I., de toegang te ontzeggen op grond van omstandigheden van zo ernstige aard dat de aanwezigheid van de specialist niet langer kan worden geaccepteerd. Nu niet in geschil is dat eiser een tuchtklacht niet heeft gemeld, zodat nader onderzoek op dat punt niet nodig was, kon verweerster op grond van de voorgeschiedenis op het gebied van de communicatieve vaardigheden van eiser in redelijkheid de conclusie trekken dat een goede samenwerking niet meer mogelijk is.
4.6 De voorzitter constateert met partijen dat in de swo niets is geregeld voor de specialist die wil opkomen tegen een besluit waarbij hem de toegang is ontzegd. Partijen zijn de bevoegdheid van het Scheidsgerecht overeengekomen, maar geven een verschillend antwoord op de vraag of eiser zijn bezwaren tegen het besluit van verweerster nog in een bodemprocedure bij het Scheidsgerecht aan de orde kan stellen. Volgens eiser is dat het geval, volgens verweerster had eiser de bodemprocedure binnen een maand na het besluit moeten instellen. De voorzitter hoeft in het kader van deze procedure niet te onderzoeken of partijen een termijn van een maand zijn overeengekomen. Verweerster kan die termijn echter niet ontlenen aan artikel 24.4 van de toelatingsovereenkomst. Verweerster heeft zich immers steeds op het standpunt gesteld dat de toelatingsovereenkomst is vervallen en dat zij per 1 januari 2015 alleen nog een overeenkomst van opdracht met I. heeft. De vermelding in de considerans en de slotbepaling van de swo van het eindigen van de toelatingsovereenkomst zijn ook een sterke aanwijzing dat partijen inderdaad de bedoeling hebben gehad hun contractuele relatie per 1 januari 2015 te beëindigen. Verweerster kan eiser dus alleen aan de termijn van een maand houden indien partijen die termijn duidelijk en ondubbelzinnig zijn overeengekomen nadat aan eiser de toegang was ontzegd.
4.7 Op het voorgaande stuiten alle vorderingen van eiser af. Xxxxx zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het Scheidsgerecht. Die kosten zullen worden verhaald op het gedeponeerde voorschot. De kosten worden begroot op € 4.921,37.
5. De beslissing
De voorzitter van het Scheidsgerecht wijst het volgende arbitrale vonnis in kort geding:
5.1 De vorderingen van eiser worden afgewezen.
5.2 De kosten van het Scheidsgerecht bedragen € 4.921,37 en zullen worden verhaald op het door eiser gedeponeerde voorschot.
Dit vonnis is gewezen te Utrecht en op 22 oktober 2015 aan de partijen verzonden.