DE VOORZITTER VAN DE VIIIste KAMER,
nr. 131 147 van 9 oktober 2014 in de zaak RvV X / VIII | ||
In zake: | X | |
Gekozen woonplaats: | X | |
tegen: de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, thans de minister van Justitie, belast met Xxxxx en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. | ||
DE VOORZITTER VAN DE VIIIste KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Braziliaanse nationaliteit te zijn, op 7 juni 2014 heeft ingediend om de nietigverklaring te vorderen van de beslissing van de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding van 20 mei 2014 tot weigering van verblijf van meer dan drie maanden met bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 20).
Gezien titel Ibis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de beschikking tot vaststelling van het rolrecht van 27 juni 2014 met refertenummer X. Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 25 augustus 2014, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 18 september 2014.
Xxxxxxx het verslag van kamervoorzitter M. EKKA.
Gehoord de opmerkingen van advocaat X. XXXXXXXX, die loco advocaat X. XXXXXXXX verschijnt voor de verzoekende partij en van advocaat X. XXXXXX, die loco advocaat C. DECORDIER verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
1.1. Op 26 september 2013 legde verzoekster samen met haar Belgische vriend een verklaring van wettelijke samenwoning af.
1.2. Op 27 november 2013 diende verzoekster een aanvraag in tot het verkrijgen van een verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie, in functie van haar Belgische partner.
1.3. Op 20 mei 2014 nam de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding een beslissing tot weigering van verblijf van meer dan drie maanden met bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 20). Deze beslissingen werden aan verzoekster betekend op 28 mei 2014.
Dit vormen de bestreden beslissingen, gemotiveerd als volgt:
“Betrokkene voldoet niet aan de vereiste voorwaarden om te genieten van het recht op verblijf van meer dan drie maanden in de hoedanigheid van familielid van een burger van de Unie.
De bepalingen van artikel 40ter zijn van toepassing op de familieleden van een Belg, voor zover het betreft: 'de familieleden vermeld in artikel 40bis, §2, eerste lid, 1° tôt 3°, die de Belg begeleiden ofzich bij hem voegen;
Xxxxxxxxxx heeft niet op afdoende wijze aangetoond een duurzame en stabiele relatie te hebben van tenminste twee jaar met zijn partner, zoals vereist door artikel 40bis, §2, 2° van de wet van 15.12.1980. Xxxxxxxxxx brengt onvoldoende bewijs aan dat zij elkaar tenminste twee jaar kennen en voorafgaand aan de aanvraag drie maal ontmoet hebben en dat deze ontmoetingen in totaal 45 dagen of meer betreffen of dat zij als partners één jaar ononderbroken hebben samengeleefd voor de aanvraag of dat zij een gemeenschappelijk kind hebben.
Betrokkene legt volgende bewijzen voor:
- meerdere niet-digitaal gedateerde foto's: deze foto's zijn weliswaar van een handgeschreven datum voorzien, welke echter niet op hun feitelijkheid en waarachtigheid kunnen getoetst worden. Bijgevolg kan er niet met zekerheid nagegaan worden wanneer deze foto's genomen werden, en kunnen deze niet aanvaard worden als vol- doende bewijs van de duurzame en stabiele relatie tussen betrokkenen
- ongedateerde bijlage 3bis
- bewijzen vliegtuigticket dd. 29.01.2013; registratie Linguapolis dd. 15.04.2013; emails omtrent deze inschrijving (10.04.2013 en 12.06.2013); lidmaatschapsovereenkomst Fitality Deurne dd. 22.10.2013; Omnipas (12.08.2013- 11.09.2013); factuur Le Touquet Syndicate dd. 31.10.2013; bewijzen dat deze inschrijvingen/lidmaatschappen/ reservaties ed. betaald werden door de referentiepersoon; verklaring wettelijke samenwoning dd. 26.09.2013: deze documenten tonen enkel aan dat betrokkene en de referentiepersoon elkaar kennen sedert eind januari 2013; ze vormen geen bewijs dat betrokkenen sedert januari 2013 samenwonen. Deze documenten kunnen dan ook niet aanvaard worden als afdoende bewijs van het duurzame en stabiele karakter van de aangehaalde relatie
- facturen Proximus (juli-september 2013); aansluitingsformulier BASE dd. 12.08.2013 facturen BASE (september 2013-januari 2014); bijbehorende betalingsbewijzen (maart 2013-februari 2014): deze documenten staan op naam van de referentiepersoon. Ze werden handmatig gepersonaliseerd en gelinkt aan betrokkene, wat wordt beschouwd als een verklaring op eer. Gezien een verklaring op eer niet op zijn feitelijkheid en waarachtigheid kan getoetst worden, kan er met deze informatie echter geen rekening gehouden worden. Bijgevolg hebben deze documenten dan ook geen enkele link met de aangehaalde relatie van betrokkenen, en kunnen ze niet aanvaard worden als afdoende bewijs van het duurzame en stabiele karakter van de aangehaalde relatie.
Uit de gegevens van het Rijksregister dat betrokkenen minder dan één jaar ononderbroken samen- woonden voorafgaand aan de aanvraag.
Betrokkene voldoet dan ook niet aan de vereiste voorwaarden van artikel 40ter van de wet van 15.12.1980 om het verblijfsrecht in België te verkrijgen op basis van gezinshereniging.
Aangezien aan één van de voorwaarden voorzien in hoger vermeld artikel niet voldaan werd, wordt de verblijfsaanvraag geweigerd. De andere voorwaarden werden echter niet nagekeken. Deze beslissing belet dus de dienst Vreemdelingenzaken niet om bij de indiening van een nieuwe verblijfsaanvraag de andere voorwaarden na te gaan of over te gaan tôt een onderzoek of analyse die zij nodig acht.
Het recht op verblijf wordt geweigerd aan betrokkene. Het Al van betrokkene dient te worden ingetrokken.
Uit het onderzoek van het dossier blijkt dat de vreemdeling geen aanspraak kan maken op enig verblijfsrecht op basis van een andere rechtsgrond. Om deze reden levert de gemachtigde van de minister een bevel om het grondgebied te verlaten af.”
2. Onderzoek van het beroep
2.1. In een enig middel werpt verzoekster op, “Schending van artikel 2 en 3 van de Wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen; schending van artikel 40bis en 62 van de Vreemdelingenwet”.
Verzoekster betoogt als volgt na het schetsen van een “algemeen juridisch kader” inzake de motiveringsplicht:
“2. Toetsing van de bestreden beslissing aan de materiële en formele motiveringsplicht
De motivering is niet afdoende, zoals vereist door de Wet Motivering Bestuurshandelingen.
Dat de staatssecretaris stelt dat verzoekende partij onvoldoende bewijs voorbrengt dat zij met een Belgische partner één jaar ononderbroken samenleeft of dat partners elkaar tenminste twee jaar kennen en voorafgaand aan de aanvraag drie maal ontmoet te hebben.
Dat verzoekende partij een gans bundel met bewijzen heeft voorgelegd, waaronder meerdere foto’s, bijlage 3bis, vliegticket, registratie Linguapolis, met e-mail omtrent deze inschrijving, lidmaatschaps- overeenkomst Fitality Deurne, Omnipas, factuur Le Touquet Syndicate, verklaring wettelijke samen- woonst, facturen Proximus, aansluitingsformuler BASE, facturen BASE met bijhorende betalingsbe- wijzen. Dat de Staatssecretaris elk van deze bewijzen tegen het licht houdt en op elk bewijs kritiek heeft. Dat er evenwel foto’s zijn welke dateren van 1 jaar voor de aanvraag, dat er eveneens een bijlage 3 is welke wordt geweigerd door de Staatssecretaris omdat deze ongedateerd is, doch deze werd door de Staatssecretaris zelf afgeleverd. Dat de Staatssecretaris niet de bewijswaarde van de door haarzelf afgeleverde documenten kan miskennen.
Er worden door verzoekende partij zeer veel bewijzen voorgebracht en uit de samenlezing van al deze bewijzen blijkt dat verzoekende partij wel degelijk een langdurige relatie voor meer dan 2 jaar met haar Belgische partner heeft.
De Staatssecretaris miskent dan ook de materiële bewijswaarde van de door verzoekende partij ingediende bewijselementen.
Bijgevolg zijn artikel 2 en 3 van de Wet Motivering Bestuurshandelingen, artikel 40ter en artikel 62 van de Vreemdelingenwet geschonden.
Dat het middel bijgevolg ernstig is.”
2.2. De bestreden bijlage 20 bevat duidelijke juridische en feitelijke motieven waarom de aanvraag van een verblijfskaart die werd ingediend op grond van artikel 40 ter juncto 40bis, § 2, eerste lid, 2° van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna: de Vreemdelingenwet) verworpen wordt. Verzoekster toont met haar betoog niet aan in welke mate zij niet in staat zou zijn de motivering te vatten om er zich dan alsdusdanig op te verdedigen. Een schending van de formele motiveringsplicht zoals bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurs- handelingen en artikel 62 van de Vreemdelingenwet blijkt dan ook niet.
2.3. Waar verzoekster vervolgens ingaat op de inhoud van de motieven, gaat de Raad ervan uit dat zij de schending beoogt op te werpen van de materiële motiveringsplicht.
De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen is bij de beoordeling van de materiële motiveringsplicht niet bevoegd zijn beoordeling van de aanvraag in de plaats te stellen van die van de administratieve overheid. De Raad is in de uitoefening van zijn wettelijk toezicht enkel bevoegd om na te gaan of deze overheid bij de beoordeling van de aanvraag is uitgegaan van de juiste feitelijke gegevens, of zij die correct heeft beoordeeld en of zij op grond daarvan niet onredelijk tot haar besluit is gekomen (cf. RvS 7 december 2001, nr. 101.624).
2.4. Artikel 40bis, § 2, eerste lid, 2° van de Vreemdelingenwet luidt als volgt:
“Als familielid van de burger van de Unie worden beschouwd:
2° de partner, die hem begeleidt of zich bij hem voegt, met wie de burger van de Unie overeenkomstig een wet een geregistreerd partnerschap heeft gesloten.
De partners moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) Bewijzen een naar behoren geattesteerde duurzame en stabiele partnerrelatie te onderhouden. Het duurzaam en stabiel karakter van deze relatie is aangetoond:
- indien de partners bewijzen gedurende minstens één jaar, voorafgaand aan de aanvraag, onafge- broken in België of een ander land te hebben samengewoond;
- ofwel indien de partners bewijzen dat zij elkaar sedert ten minste twee jaar, voorafgaand aan de aanvraag, kennen en het bewijs leveren dat zij regelmatig, telefonisch, via briefwisseling of
elektronische berichten met elkaar contact onderhielden en dat zij elkaar in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag drie maal ontmoet hebben en dat deze ontmoetingen in totaal 45 of meer dagen betreffen;
- ofwel indien de partners een gemeenschappelijk kind hebben;
2.5. Verzoekster brengt niets in tegen de in de bestreden bijlage 20 gedane beoordeling van de meerdere niet-digitale met de hand gedateerde foto’s die werden overgemaakt, namelijk “deze foto's zijn weliswaar van een handgeschreven datum voorzien, welke echter niet op hun feitelijkheid en waarachtigheid kunnen getoetst worden. Bijgevolg kan er niet met zekerheid nagegaan worden wanneer deze foto's genomen werden, en kunnen deze niet aanvaard worden als voldoende bewijs van de duurzame en stabiele relatie tussen betrokkenen.” Verzoekster kan dan ook niet dienstig poneren dat er foto’s werden overgemaakt die dateren van één jaar voor de aanvraag, nog daargelaten de vraag hoe dit zou kunnen aantonen dat verzoekster voldoet aan de in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 2° van de Vreemdelingenwet bepaalde voorwaarden.
2.6. Xxxxxxxxxxx poneert dat de verwerende partij de materiële bewijswaarde van de door haar ingediende bewijsstukken miskent, doch toont dit niet in concreto aan. Door te herinneren aan alle stukken die zij heeft overgemaakt, toont zij niet aan dat de gedane beoordeling ervan niet correct of kennelijk onredelijk zou zijn. Voor wat betreft de ongedateerde bijlage 3bis, zelfs als verzoekster kan worden gevolgd in haar stelling dat verwerende partij het ontbreken van een datum op een stuk dat zij zelf heeft uitgereikt niet kan gebruiken tegen verzoekster, dan kan dit niet leiden tot de nietigverklaring van de bestreden beslissing. Een bijlage 3bis betreft een aankomstverklaring en de Raad ziet niet in hoe deze op zich of samen genomen met de stukken die verzoekster heeft overgemaakt, kan aantonen dat voldaan wordt aan de voorwaarde “ofwel indien de partners bewijzen dat zij elkaar sedert ten minste twee jaar, voorafgaand aan de aanvraag, kennen en het bewijs leveren dat zij regelmatig, telefonisch, via briefwisseling of elektronische berichten met elkaar contact onderhielden en dat zij elkaar in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag drie maal ontmoet hebben en dat deze ontmoetingen in totaal 45 of meer dagen betreffen;” of dat verzoekster voldoet aan de voorwaarde “indien de partners bewijzen gedurende minstens één jaar, voorafgaand aan de aanvraag, onafgebroken in België of een ander land te hebben samengewoond”. Verzoeksters overtuiging ten slotte dat zij wel degelijk een langdurige relatie van meer dan twee jaar heeft met haar vriend en dat zij dit aangetoond heeft door “zeer veel bewijzen” voor te leggen die samen moeten worden gelezen, kan de bestreden bijlage 20 niet aan het wankelen brengen.
Het enig middel is ongegrond.
3. Kosten
Gelet op het voorgaande past het de kosten van het beroep ten laste te leggen van de verzoekende partij.
OM DIE REDENEN BESLUIT DE RAAD VOOR VREEMDELINGENBETWISTINGEN:
Artikel 1
Het beroep tot nietigverklaring wordt verworpen.
Artikel 2
De kosten van het beroep, begroot op 175 euro, komen ten laste van de verzoekende partij
Aldus te Brussel uitgesproken in openbare terechtzitting op negen oktober tweeduizend veertien door: mevr. M. EKKA, kamervoorzitter,
xxx. X. XXXXXX, xxxxxxxx.
De griffier, De voorzitter,
X. XXXXXX X. EKKA