Contract
34 (2008) Nr. 1
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 2009 Nr. 18
A. TITEL
Economische partnerschapsovereenkomst tussen de CARIFORUM-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar
lidstaten, anderzijds; (met Bijlagen en Protocollen) Bridgetown, 15 oktober 2008
B. TEKST1)
Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar
lidstaten, anderzijds
Antigua en Barbuda,
het Gemenebest van de Bahama’s, Barbados,
Belize,
het Gemenebest Dominica, de Dominicaanse Republiek, Grenada,
1) De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Mal- tese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse tekst zijn niet afgedrukt.
De Bijlagen bij de Overeenkomst en bij de Protocollen zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De tekst van de Overeenkomst, met Bijlagen en Protocollen, is tevens gepu- bliceerd in Pb. EU L 289 van 30 oktober 2008, blz. 3 e.v.
de Republiek Guyana, de Republiek Xxxxx, Xxxxxxx,
Xxxxx Xxxxxxxxxxx xx Xxxxx, Xxxxx Xxxxx,
Xxxxx Xxxxxxx en de Grenadines, de Republiek Suriname,
de Republiek Trinidad en Tobago, hierna de „Cariforum-staten” genoemd, enerzijds, en
het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije,
de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken,
de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland,
de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek,
de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen,
het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije,
Malta,
het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk,
de Republiek Polen,
de Portugese Republiek,
Roemenië,
de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden,
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
Partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, hierna de „lidstaten van de Europese Unie” genoemd,
en
de Europese Gemeenschap, anderzijds,
Gelet op het Herziene Verdrag van Chaguaramas tot oprichting van de Caribische Gemeenschap, met inbegrip van de gemeenschappelijke markt en economie van de Caricom, het Verdrag van Basseterre tot oprichting van de Organisatie van Oost-Caribische staten en de Overeenkomst tot oprichting van een vrijhandelsgebied tussen de Caribische Gemeenschap en de Dominicaanse Republiek, enerzijds, en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, anderzijds;
Gelet op de Partnerschapsovereenkomst tussen de groep van Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en herzien op 25 juni 2005, hierna de „Overeenkomst van Cotonou” genoemd;
Opnieuw uitdrukking gevende aan hun engagement voor eerbiediging van de rechten van de mens, de democratische beginselen en de rechts- staat, die de essentiële elementen van de Overeenkomst van Cotonou vormen, en goed bestuur, dat het fundamentele element van de Overeen- komst van Cotonou is;
Rekening houdende met de noodzaak de economische, culturele en sociale ontwikkeling van de Cariforumstaten te bevorderen, teneinde een bijdrage te leveren tot vrede en veiligheid en een stabiel en democratisch politiek klimaat te stimuleren;
Gezien het belang dat zij hechten aan de op internationaal vlak over- eengekomen ontwikkelingsdoelstellingen en aan de millennium- doelstellingen voor ontwikkeling van de Verenigde Naties;
Zich bewust van de noodzaak de economische en sociale ontwikke- ling van hun bevolking te bevorderen op een wijze die verenigbaar is met een duurzame ontwikkeling, door inachtneming van de fundamen-
tele arbeidsrechten in overeenstemming met hun verbintenissen in het kader van de Internationale Arbeidsorganisatie en door bescherming van het milieu in overeenstemming met de Verklaring van Johannesburg van 2002;
Vastbesloten samen te werken om de doelstellingen van de Overeen- komst van Cotonou, waaronder de uitroeiing van armoede, duurzame ontwikkeling en de geleidelijke integratie van de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS-staten) in de wereldecono- mie, te verwezenlijken;
Wensende de tenuitvoerlegging van de Ontwikkelingsvisie van de Caricom te vergemakkelijken;
Gelet op hun engagement voor de beginselen en regels voor de inter- nationale handel, en met name die welke zijn opgenomen in de Over- eenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO);
Rekening houdende met het verschil in de mate van economische en sociale ontwikkeling tussen de Cariforum-staten en de Europese Ge- meenschap en haar lidstaten;
Zich bewust van het belang van de bestaande traditionele relaties, en met name de nauwe historische, politieke en economische banden met elkaar;
Overwegende dat zij deze banden willen versterken en duurzame rela- ties willen aangaan die zijn gebaseerd op partnerschap en wederzijdse rechten en plichten, ondersteund door een regelmatige dialoog die is gericht op verbetering van kennis van en begrip voor elkaar;
Wensende het kader voor de economische en handelsbetrekkingen met elkaar te versterken door de instelling van een economische partnerschapsovereenkomst die kan dienen als instrument voor de ont- wikkeling van de Cariforum-staten;
Strevende naar verruiming van hun economische betrekkingen en, in het bijzonder, hun handels- en investeringsstromen, daarbij voort- bouwend op de huidige mate van preferentiële markttoegang tot de Europese Gemeenschap voor de Cariforum-staten en deze verbeterend;
Vastbesloten het regionale integratieproces tussen de Cariforum-staten te steunen, en in het bijzonder de regionale economische integratie te stimuleren als een belangrijk instrument om hun integratie in de wereld- economie te bevorderen en hen te helpen de uitdagingen van de mondi- alisering aan te gaan en de economische groei en sociale vooruitgang te bereiken die verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling die zij nastre- ven;
Zich ervan bewust dat de opbouw van capaciteiten en de aanpak van leveringsmoeilijkheden in de Cariforum-staten noodzakelijk zijn om vol- ledig profijt te hebben van de grotere handelsmogelijkheden en de voor- delen van hervormingen van de handel te maximaliseren, en
Opnieuw uitdrukking gevend aan de essentiële rol die ontwikkelings- hulp, waaronder hulp op handelsgebied, kan hebben voor de ondersteu- ning van de Cariforum-staten bij de uitvoering en benutting van deze overeenkomst;
Eraan herinnerend dat de Europese Unie (EU) zich ertoe heeft ver- bonden de ontwikkelingshulp, waaronder hulp voor handel, te vergroten en erop toe te zien dat een aanzienlijk deel van de verbintenissen van de Europese Gemeenschap en van de lidstaten van de EU voor de ACS- landen bestemd wordt;
Vastbesloten ervoor te zorgen dat de ontwikkelingssamenwerking van de Europese Gemeenschap voor regionale economische samenwerking en integratie, zoals voorzien in de Overeenkomst van Cotonou, op zoda- nige wijze ten uitvoer wordt gelegd dat de verwachte voordelen van deze overeenkomst zo groot mogelijk zijn;
Xxxx verbindend tot samenwerking, in overeenstemming met de Ver- klaring van Parijs over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp, de EU-consensus over ontwikkeling en het EU-Caribisch partnerschap voor groei, stabiliteit en ontwikkeling, ter bevordering van de steun van de EU-lidstaten en van andere donoren voor de inspanningen van de Cariforum-staten om de doelstellingen van deze overeenkomst te verwe- zenlijken;
Ervan overtuigd dat de economische partnerschapsovereenkomst een nieuw, gunstiger klimaat voor hun relaties op het gebied van handel en investeringen tot stand zal brengen en nieuwe, dynamische mogelijkhe- den voor groei en ontwikkeling zal bieden,
Zijn als volgt overeengekomen:
DEEL I HANDELSPARTNERSCHAP VOOR DUURZAME
ONTWIKKELING
Artikel 1
Doelstellingen
De doelstellingen van deze overeenkomst zijn:
a. bijdragen aan het terugdringen en uiteindelijk het uitroeien van armoede door de instelling van een handelspartnerschap dat in overeen-
stemming is met het doel van een duurzame ontwikkeling, de millennium- doelstellingen voor ontwikkeling en de Overeenkomst van Cotonou;
b. bevordering van regionale integratie, economische samenwerking en een goed bestuur om op deze manier een doeltreffend, voorspelbaar en transparant regelgevend kader voor handel en investeringen tussen de partijen en binnen het Cariforum-gebied tot stand te brengen en ten uit- voer te leggen;
c. bevordering van de geleidelijke integratie van de Cariforumstaten in de wereldeconomie, in overeenstemming met hun politieke keuzes en ontwikkelingsprioriteiten;
d. verbetering van de capaciteit van de Cariforum-staten op het ge- bied van handelsbeleid en handelsvraagstukken;
e. hulp bij het creëren van de voorwaarden voor een toename van de investeringen en van initiatieven van de particuliere sector en verruiming van de leveringscapaciteit, het concurrentievermogen en de economische groei in het Cariforum-gebied;
x. xxxxxxxxxxx van de bestaande relaties tussen de partijen op basis van solidariteit en wederzijdse belangen. Om dit te bereiken, intensiveert de overeenkomst de economische en handelsbetrekkingen, geeft zij steun aan een nieuwe handelsdynamiek tussen de partijen door middel van de geleidelijke, asymmetrische liberalisering van de onderlinge han- del en versterkt, verruimt en verdiept zij de samenwerking op alle gebie- den die voor de handel en de investeringen van belang zijn, daarbij reke- ning houdend met het respectieve ontwikkelingspeil van de partijen en in overeenstemming met de WTO-verplichtingen.
Artikel 2
Beginselen
1. Deze overeenkomst is gebaseerd op de grondbeginselen, de essen- tiële elementen en het fundamentele element van de Overeenkomst van Cotonou, neergelegd in, respectievelijk, artikel 2 en artikel 9 van die overeenkomst. Deze overeenkomst bouwt voort op de Overeenkomst van Cotonou en op eerdere ACS-EG-partnerschapsovereenkomsten op het gebied van regionale samenwerking en integratie en van economi- sche en commerciële samenwerking.
2. De partijen komen overeen de Overeenkomst van Cotonou en deze overeenkomst zo uit te voeren dat zij elkaar aanvullen en wederzijds ver- sterken.
Artikel 3
Duurzame ontwikkeling
1. De partijen bevestigen dat de doelstelling van een duurzame ont- wikkeling op elk niveau van hun economisch partnerschap moet worden toegepast, ter uitvoering van de overkoepelende verplichtingen in de artikelen 1, 2 en 9 van de Overeenkomst van Cotonou, en met name van de algemene verplichting armoede terug te dringen en uiteindelijk uit te roeien op een wijze die in overeenstemming is met de doelstellingen van een duurzame ontwikkeling.
2. Voor de toepassing van deze economische partnerschaps- overeenkomst vatten de partijen deze doelstelling op als een verplichting om:
a. bij de toepassing van deze overeenkomst ten volle rekening te hou- den met de belangen van hun respectieve bevolking en van toekomstige generaties op menselijk, cultureel, economisch, sociaal, gezondheids- en milieugebied;
b. bij de besluitvorming methoden toe te passen die aansluiten bij de grondbeginselen van eigen inbreng, deelneming en dialoog.
3. De partijen komen daarom overeen gezamenlijk te werken aan de verwezenlijking van een duurzame ontwikkeling waarbij de mens als voornaamste begunstigde centraal staat.
Artikel 4
Regionale integratie
1. De partijen erkennen dat regionale integratie een integraal element van hun partnerschap is en een krachtig instrument voor het bereiken van de doelstellingen van deze overeenkomst.
2. De partijen erkennen en bekrachtigen het belang van regionale integratie tussen de Cariforum-staten als mechanisme om hen in staat te stellen grotere economische kansen te benutten, hun politieke stabiliteit te vergroten en hun effectieve integratie in de wereldeconomie te stimu- leren.
3. De partijen erkennen de inspanningen van de Cariforumstaten om onderlinge regionale en subregionale integratie te stimuleren door mid- del van het Herziene Verdrag van Chaguaramas tot oprichting van de Caribische Gemeenschap, met inbegrip van de gemeenschappelijke markt en economie van de Caricom, het Verdrag van Basseterre tot oprichting
van de Organisatie van Oost-Caribische staten en de Overeenkomst tot oprichting van een vrijhandelsgebied tussen de Caribische Gemeenschap en de Dominicaanse Republiek.
4. De partijen erkennen verder dat, onverminderd de in deze overeen- komst neergelegde verbintenissen, het tempo en de inhoud van de regio- nale integratie aangelegenheden zijn die uitsluitend worden bepaald door de Cariforum-staten in de uitoefening van hun soevereine rechten en in het licht van hun huidige en toekomstige politieke ambities.
5. De partijen zijn het erover eens dat hun partnerschap voortbouwt op en gericht is op verdieping van de regionale integratie, en zij verbin- den zich ertoe dit partnerschap verder te ontwikkelen, waarbij zij reke- ning houden met de mate van ontwikkeling van de partijen en met hun behoeften, geografische realiteit en strategieën voor een duurzame ont- wikkeling, alsmede met de prioriteiten die de Cariforum-staten voor zichzelf hebben vastgesteld en met de verplichtingen die voortvloeien uit de in lid 3 genoemde bestaande regionale integratieovereenkomsten.
6. De partijen verplichten zich tot samenwerking, teneinde de uitvoe- ring van deze overeenkomst te bevorderen en de regionale integratie in het kader van Cariforum te ondersteunen.
Artikel 5
Monitoring
De partijen verbinden zich ertoe de functionering van deze overeen- komst voortdurend te volgen door middel van hun respectieve participa- tieve processen en participerende instellingen en die welke in het kader van deze overeenkomst zijn ingevoerd, teneinde erop toe te zien dat de doelstellingen van de overeenkomst worden verwezenlijkt, de overeen- komst correct wordt uitgevoerd en dit partnerschap mannen, vrouwen, jongeren en kinderen zoveel mogelijk voordelen biedt. De partijen ver- binden zich er voorts toe elkaar onverwijld te raadplegen wanneer zich problemen mochten voordoen.
Artikel 6
Samenwerking in internationale fora
De partijen streven naar samenwerking in alle internationale fora waar aangelegenheden worden besproken die betrekking hebben op dit part- nerschap.
Artikel 7
Ontwikkelingssamenwerking
1. De partijen erkennen dat ontwikkelingssamenwerking een uiterst belangrijk element van hun partnerschap is en een essentiële factor voor de verwezenlijking van de in artikel 1 genoemde doelstellingen van deze overeenkomst. Deze samenwerking kan financiële en niet-financiële vor- men aannemen.
2. De ontwikkelingssamenwerking ter bevordering van regionale eco- nomische samenwerking en integratie, zoals voorzien in de Overeen- komst van Cotonou, wordt zodanig ten uitvoer gelegd dat de verwachte voordelen van deze overeenkomst zo groot mogelijk zijn. In de afzon- derlijke hoofdstukken van deze overeenkomst wordt in voorkomend geval uiteengezet op welke gebieden er sprake zal zijn van samenwer- king en technische bijstand. De samenwerking vindt plaats op de in dit artikel bedoelde wijze, wordt permanent getoetst en wordt zo nodig her- zien overeenkomstig artikel 246 van deze overeenkomst.
3. De financiering door de Europese Gemeenschap van de ontwikke- lingssamenwerking tussen Cariforum en de Europese Gemeenschap ter ondersteuning van de uitvoering van deze overeenkomst vindt plaats in het kader van de voorschriften en de desbetreffende procedures die zijn neergelegd in de Overeenkomst van Cotonou, met name de programmeringsprocedures van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), en in het kader van de desbetreffende instrumenten die uit de algemene begroting van de Europese Unie worden gefinancierd. In dit verband is steun bij de uitvoering van deze overeenkomst een van de prioriteiten.
4. Overeenkomstig hun respectieve rol en verantwoordelijkheden ne- men de Europese Gemeenschap en de overeenkomstsluitende Cariforum- staten alle maatregelen die nodig zijn om de terbeschikkingstelling, de toewijzing en het gebruik van middelen te waarborgen die bestemd zijn voor de bevordering van de in deze overeenkomst bedoelde ontwikke- lingssamenwerkingsactiviteiten.
5. De lidstaten van de Europese Unie verbinden zich gezamenlijk tot steun, door middel van hun respectieve ontwikkelingsbeleid en
-instrumenten, aan ontwikkelingssamenwerkingsactiviteiten voor regio- nale economische samenwerking en integratie en voor de uitvoering van deze overeenkomst in Cariforum-staten en op regionaal niveau, in over- eenstemming met de beginselen van complementariteit en de doeltref- fendheid van de hulp.
6. De partijen werken samen om de deelneming te bevorderen van andere donoren die bereid zijn de in lid 5 bedoelde samenwerkings- activiteiten en de inspanningen van de Cariforum-staten om de doelstel- lingen van deze overeenkomst te bereiken, te ondersteunen.
Artikel 8
Samenwerkingsprioriteiten
1. De in artikel 7 bedoelde ontwikkelingssamenwerking is voorname- lijk gericht op de volgende gebieden, die verder worden uitgewerkt in de afzonderlijke hoofdstukken van deze overeenkomst:
i. het verlenen van technische hulp om in de Cariforum-staten een menselijke, juridische en institutionele capaciteit op te bouwen, zodat het voor hen gemakkelijker is de in deze overeenkomst neer- gelegde verbintenissen na te leven;
ii. het verlenen van hulp bij de institutionele en capaciteitsopbouw ten behoeve van belastinghervormingen, teneinde de belastingdiensten te versterken en de inning van belastingen te verbeteren, zodat er een verschuiving mogelijk is van tarieven en andere rechten en heffingen naar andere vormen van indirecte belastingen;
iii. steunmaatregelen om de ontwikkeling van de particuliere sector en van ondernemingen, en met name van kleine marktdeelnemers, te bevorderen, het internationale concurrentievermogen van Cariforum-bedrijven te vergroten en de Cariforum-economieën meer te diversifiëren;
iv. de diversificatie van de uitvoer van goederen en diensten door Cariforum, door nieuwe investeringen en de ontwikkeling van nieuwe sectoren;
v. verruiming van de technologische en onderzoekscapaciteiten van de Cariforum-staten, ter bevordering van de ontwikkeling en in- achtneming van internationaal erkende sanitaire en fytosanitaire maatregelen en technische normen en internationaal erkende arbeids- en milieunormen;
vi. de ontwikkeling van innovatiesystemen binnen Cariforum, met inbegrip van de ontwikkeling van technologische capaciteit;
vii. steun bij de ontwikkeling van de voor de handel benodigde infra- structuur in de Cariforum-staten.
2. De prioriteiten van de ontwikkelingssamenwerking, die in lid 1 in grote lijnen zijn uiteengezet en in de afzonderlijke hoofdstukken van deze overeenkomst nader worden gespecificeerd, worden ten uitvoer gelegd volgens de in artikel 7 uiteengezette modaliteiten.
3. De partijen zijn het erover eens dat een regionaal, op de belangen van alle Cariforum-staten gericht ontwikkelingsfonds van voordeel is voor de terbeschikkingstelling en kanalisering van het EOF en eventuele
andere donoren afkomstige ontwikkelingsmiddelen die verband houden met de economische partnerschapsovereenkomst. De Cariforum-staten streven ernaar binnen twee jaar na de datum van ondertekening van deze overeenkomst een dergelijk fonds op te richten.
DEEL II
HANDEL EN HANDELSGERELATEERDE VRAAGSTUKKEN TITEL I
HANDEL IN GOEDEREN HOOFDSTUK 1 DOUANERECHTEN
Artikel 9
Werkingssfeer
De bepalingen in dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle goederen van oorsprong uit de EG of uit een van de Cariforumstaten.2)
Artikel 10
Oorsprongsregels
Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als „van oorsprong” beschouwd de goederen die aan de oorsprongsregels in protocol 1 vol- doen. Binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst evalueren de partijen de bepalingen van dat protocol in het licht van de ontwikkelingsbehoeften van de Cariforum-staten met het oog op een verdere vereenvoudiging van de begrippen en de methoden die voor de vaststelling van de oorsprong worden gebruikt. Bij deze evaluatie hou- den de partijen rekening met de ontwikkeling van technologieën en pro- ductieprocessen en met alle andere factoren die een wijziging van de bepalingen van protocol I nodig kunnen maken. Dergelijke wijzigingen worden vastgesteld bij besluit van de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG.
2) Tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, hebben de termen „goederen” en
„producten” dezelfde betekenis.
Artikel 11
Douanerechten
Onder douanerechten worden verstaan alle rechten en heffingen, met inbegrip van alle aanvullende heffingen of belastingen, die worden opge- legd in verband met de invoer of de uitvoer van goederen, met uitzon- dering van:
a. interne belastingen of andere interne heffingen die in overeenstem- ming met artikel 27 worden opgelegd;
b. antidumpingmaatregelen, compenserende maatregelen en vrijwaringsmaatregelen die in overeenstemming met hoofdstuk 2 van deze titel worden toegepast;
c. vergoedingen en andere heffingen die in overeenstemming met artikel 13 worden opgelegd.
Artikel 12
Indeling van goederen
Goederen die onder deze overeenkomst vallen, worden ingedeeld overeenkomstig het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen (GS), in overeenstemming met de indelingsregels die daarop van toepassing zijn. Alle vraagstukken betreffende de inde- ling van goederen die in het kader van de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst rijzen, worden behandeld door het in artikel 36 genoemde Speciaal Comité voor douanesamenwerking en handelsbevordering.
Artikel 13
Vergoedingen en andere heffıngen
De in artikel 11 bedoelde vergoedingen en andere heffingen blijven beperkt tot, bij benadering, de kosten van de verleende diensten en beogen geen indirecte bescherming van binnenlandse producten of een belasting op de invoer of de uitvoer voor fiscale doeleinden. Zij gaan de werkelijke waarde van de verleende dienst niet te boven. Voor consulaire diensten worden geen vergoedingen en heffingen verlangd.
Artikel 14
Afschaffıng van uitvoerrechten op producten van oorsprong
1. Op producten van oorsprong uit de Cariforum-staten die in de EG worden ingevoerd, en vice versa, worden geen uitvoerrechten geheven.
2. In afwijking van lid 1 schaffen de in bijlage I genoemde overeenkomstsluitende Cariforum-staten de uitvoerrechten op de in die bijlage genoemde producten binnen drie jaar na ondertekening van deze overeenkomst af.
Artikel 15
Invoerrechten op producten van oorsprong uit de Cariforum-staten
Producten van oorsprong uit de Cariforum-staten worden vrij van rechten in de EG ingevoerd; dit geldt niet voor de in bijlage II opgeno- men producten onder de daar genoemde voorwaarden.
Artikel 16
Invoerrechten op producten van oorsprong uit de EG
1. Producten van oorsprong uit de EG worden bij invoer in de Cariforum-staten niet onderworpen aan hogere douanerechten dan die welke zijn vermeld in bijlage III.
2. Producten van oorsprong uit de EG worden bij invoer in de Cariforum-staten vrijgesteld van alle douanerechten in de zin van arti- kel 11, met uitzondering van die welke zijn vermeld in bijlage III.
3. Tot tien jaar na de ondertekening van deze overeenkomst kunnen de Cariforum-staten douanerechten in de zin van artikel 11, met uitzon- dering van die welke zijn vermeld in bijlage III, blijven toepassen op de invoer van producten van oorsprong uit de EG, mits deze rechten al op de datum van ondertekening van deze overeenkomst op deze producten van toepassing waren en dezelfde rechten ook gelden voor soortgelijke producten die uit alle andere landen worden ingevoerd.
4. De overeenkomstsluitende Cariforum-staten behoeven in de eerste zeven jaar na de ondertekening van deze overeenkomst nog niet te beginnen met de gefaseerde afschaffing van de in lid 2 bedoelde douane- rechten, met uitzondering van die welke worden vermeld in bijlage III. Dit proces gaat gepaard met steun bij de noodzakelijke belasting- hervorming als bedoeld in artikel 22.
5. Met het oog op de transparantie worden dergelijke rechten binnen zes maanden na de datum van ondertekening van deze overeenkomst gemeld aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG. Ook de afschaffing ervan wordt onverwijld aan het Handels- en ontwikkelings- comité Cariforum-EG gemeld.
6. In geval van ernstige problemen in verband met de invoer van een bepaald product, kan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum- EG in gemeenschappelijk overleg het tijdschema voor de vermindering en afschaffing van douanerechten wijzigen. Een wijziging kan er niet toe leiden dat de in het schema voor het betrokken product genoemde tijds- duur waarvan wijziging is gevraagd, wordt verlengd tot na de maximale overgangsperiode voor vermindering of afschaffing van het recht voor dat product, zoals voorzien in bijlage III.
Indien het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG binnen dertig dagen na een verzoek om wijziging van het tijdschema geen besluit heeft genomen, kunnen de Cariforumstaten het tijdschema voor- lopig opschorten voor een periode van maximaal een jaar.
Artikel 17
Wijziging van tariefverbintenissen
In het licht van de speciale ontwikkelingsbehoeften van Antigua en Barbuda, Belize, het Gemenebest Xxxxxxxx, Xxxxxxx, xx Xxxxxxxxx Xxxxxx, xx Xxxxxxxxx Xxxxx, Xxxxx Xxxxxxxxxxx en Nevis, Saint Lucia en Saint Vincent en de Grenadines kunnen de partijen in het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG besluiten tot wijziging van de hoogte van de in bijlage III neergelegde douanerechten, die bij invoer in de Cariforum-staten op een product van oorsprong uit de EG mogen wor- den toegepast. De partijen zien erop toe dat een dergelijke wijziging er niet toe leidt dat deze overeenkomst niet meer in overeenstemming is met de eisen van artikel XXIV van de GATT 1994. De partijen kunnen er in voorkomend geval tegelijkertijd ook toe besluiten om de in bijlage 3 neergelegde douanerechtverbintenissen met betrekking tot andere uit de EG ingevoerde goederen aan te passen.
Artikel 18
Goederenverkeer
De partijen erkennen dat het einddoel is dat op producten van oor- sprong die in de EG of in de overeenkomstsluitende Cariforum-staten worden ingevoerd, slechts eenmaal douanerechten worden geheven. Zo- lang de noodzakelijke regelingen om dit doel te bereiken nog niet zijn vastgesteld, spannen de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zich in om dit te verwezenlijken. De EG verleent de technische bijstand die voor het bereiken van dit doel nodig is.
Artikel 19
Gunstiger behandeling als gevolg van vrijhandelsovereenkomsten
1. Wat de onder dit hoofdstuk vallende aangelegenheden betreft, kent de EG de Cariforum-staten in voorkomend geval een gunstiger behan- deling toe wanneer die toepasselijk wordt doordat de EG na de onderte- kening van deze overeenkomst partij wordt bij een vrij- handelsovereenkomst met derde partijen.
2. Wat de onder dit hoofdstuk vallende aangelegenheden betreft, ken- nen de Cariforum-staten of elke overeenkomstsluitende Cariforum-staat de EG in voorkomend geval een gunstiger behandeling toe wanneer die toepasselijk wordt doordat de Cariforum-staten of een overeenkomst- sluitende Cariforum-staat na de ondertekening van deze overeenkomst partij worden/wordt bij een vrijhandelsovereenkomst met een belang- rijke handelsmacht.
3. De bepalingen van dit hoofdstuk worden niet zo uitgelegd dat de EG of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat verplicht is tot een uitbreiding tot de andere partij van preferentiële behandelingen die van toepassing zijn als gevolg van het feit dat de EG of een overeenkomst- sluitende Cariforumstaat op de datum van ondertekening van deze over- eenkomst partij is bij een vrijhandelsovereenkomst met derde partijen.
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „belangrijke han- delsmacht” verstaan elk ontwikkeld land of elk land of gebied dat in het jaar vóór de inwerkingtreding van de in lid 2 bedoelde vrij- handelsovereenkomst een aandeel van meer dan één (1) procent in de mondiale uitvoer van goederen had, of elke groep landen die indivi- dueel, collectief of via een vrijhandelsovereenkomst in het jaar vóór de inwerkingtreding van de in lid 2 bedoelde vrijhandelsovereenkomst een aandeel van meer dan anderhalf (1,5) procent in de mondiale uitvoer van goederen had3).
5. Wanneer een overeenkomstsluitende Cariforum-staat partij wordt bij een vrijhandelsovereenkomst met een derde partij, als bedoeld in lid 2, en die vrijhandelsovereenkomst de derde partij een gunstiger behan- deling toekent dan die welke de overeenkomstsluitende Cariforum-staat de EG uit hoofde van deze overeenkomst toekent, treden de partijen hierover in overleg. De partijen kunnen beslissen of de betrokken overeenkomstsluitende Cariforum-staat de EG de gunstiger behandeling
3) Voor deze berekening wordt gebruikgemaakt van officiële WTO-gegevens over leidende exporteurs in de mondiale handel in goederen (met uitzondering van de intra-EU-handel).
uit de vrijhandelsovereenkomst mag ontzeggen. De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG kan de nodige maatregelen treffen om de bepalingen van deze overeenkomst aan te passen.
Artikel 20
Speciale bepalingen over administratieve samenwerking
1. De partijen zijn het erover eens dat administratieve samenwerking essentieel is voor de tenuitvoerlegging van en de controle op de prefe- rentiële behandeling die op grond van deze titel wordt verleend, en zij benadrukken hun vastberadenheid om onregelmatigheden en fraude in douane- en aanverwante aangelegenheden te bestrijden.
2. Wanneer een partij of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat op basis van objectieve informatie tot de conclusie is gekomen dat geen administratieve medewerking is verleend en/of dat zich onregelmatighe- den of gevallen van fraude hebben voorgedaan, kan de betrokken partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat de preferentiële regeling ten aanzien van de betrokken producten overeenkomstig dit artikel tijdelijk schorsen.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het niet verlenen van administratieve medewerking onder meer verstaan:
a. het herhaaldelijk niet nakomen van de verplichting om de oor- sprong van het betrokken product of de betrokken producten te contro- leren;
b. het herhaaldelijk weigeren de controle achteraf van het bewijs van oorsprong uit te voeren en/of de resultaten daarvan mee te delen, of onnodige vertraging daarbij;
c. het herhaaldelijk weigeren van toestemming voor missies in het kader van de administratieve samenwerking ter controle van de echtheid van documenten of de juistheid van gegevens die van belang zijn voor het verlenen van een preferentiële behandeling, of onnodige vertraging daarbij.
Voor de toepassing van dit artikel kunnen onregelmatigheden of fraude onder meer worden vastgesteld wanneer de invoer van goederen snel stijgt, zonder dat daarvoor een bevredigende verklaring is, die invoer de gebruikelijke productie- en uitvoercapaciteit van de andere partij te boven gaat, en de stijging in verband kan worden gebracht met objec- tieve informatie betreffende onregelmatigheden of fraude.
4. Voor een tijdelijke schorsing moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
a. de partij of de overeenkomstsluitende Cariforum-staat die op grond van objectieve informatie tot de conclusie is gekomen dat geen adminis- tratieve medewerking is verleend en/of dat zich onregelmatigheden of
gevallen van fraude hebben voorgedaan, stelt het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG onverwijld in kennis van zijn con- clusies en van de objectieve informatie, en pleegt in het kader van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG op basis van alle rele- vante informatie en objectief vastgestelde conclusies overleg, teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden;
b. wanneer de partijen als hierboven beschreven overleg hebben ge- pleegd in het kader van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum- EG en het niet binnen drie maanden na de kennisgeving eens zijn gewor- den over een aanvaardbare oplossing, kan de betrokken partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat de preferentiële regeling voor het betrokken product of de betrokken producten tijdelijk schorsen. Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG wordt van een tijdelijke schorsing onverwijld in kennis gesteld;
c. tijdelijke schorsingen op grond van dit artikel blijven beperkt tot wat nodig is ter bescherming van de financiële belangen van de betrok- ken partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat. Zij zijn beperkt tot zes maanden, waarna verlenging mogelijk is. Tijdelijke schorsingen wor- den onmiddellijk na goedkeuring ervan gemeld aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG. Binnen het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG vindt hierover periodiek overleg plaats, met name om tot beëindiging ervan te komen zodra de omstan- digheden die aanleiding gaven tot toepassing ervan, niet meer gelden.
5. Tegelijk met de kennisgeving aan het Handels- en ontwikkelings- comité Cariforum-EG overeenkomstig lid 4, onder a), publiceert de betrokken partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat in haar offi- ciële publicatieblad een kennisgeving voor importeurs. In deze kennis- geving wordt voor het betrokken product aangegeven dat op grond van objectieve informatie is geconcludeerd dat geen administratieve mede- werking is verleend en/of dat er sprake is van onregelmatigheden of fraude.
Artikel 20 bis
Ter bevordering van de inspanningen van de partijen om een aan- vaardbare oplossing te vinden voor de in artikel 20, lid 2, bedoelde aan- gelegenheden, kan de partij of de overeenkomstsluitende Cariforum- staat waartegen een conclusie ter kennis van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG is gebracht, ook, in overeenstem- ming met artikel 205, leden 2 tot en met 5, een beroep doen op een bemiddelaar. Het advies van de bemiddelaar wordt binnen de in artikel 20, lid 4, onder b), bedoelde periode van drie maanden gemeld.
Artikel 21
Behandeling van administratieve fouten
Indien de bevoegde autoriteiten bij het beheer van de preferentiële uitvoerregeling fouten hebben gemaakt, en met name indien zij protocol I onjuist hebben toegepast, en deze fouten gevolgen hebben voor de invoerrechten, kan de partij die met deze gevolgen wordt geconfron- teerd, het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG verzoeken na te gaan of passende maatregelen te kunnen worden genomen om de situatie te herstellen.
Artikel 22
Samenwerking
1. De partijen erkennen het belang van samenwerking om de belastingdiensten te versterken en de belastinginning te verbeteren.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen op de volgende ter- reinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. technische bijstand op het gebied van belastinghervormingen, zo- dat er een verschuiving mogelijk is van tarieven en andere rechten en heffingen naar andere vormen van indirecte belastingen, en
b. institutionele en capaciteitsopbouw ten behoeve van de onder a) bedoelde maatregelen.
HOOFDSTUK 2 HANDELSBESCHERMINGSINSTRUMENTEN
Artikel 23
Antidumpingrechten en compenserende rechten
1. Behoudens het bepaalde in dit artikel staat geen enkele bepaling in deze overeenkomst de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum- staten, individueel of collectief, in de weg om in overeenstemming met de desbetreffende WTO-overeenkomsten antidumpingmaatregelen of compenserende maatregelen vast te stellen. Voor de toepassing van dit artikel wordt de oorsprong vastgesteld in overeenstemming met de niet- preferentiële oorsprongsregels van de partijen of de overeenkomst- sluitende Cariforum-staten.
2. Alvorens definitieve antidumpingrechten of compenserende rech- ten op te leggen voor uit Cariforum-staten ingevoerde producten, over-
weegt de EG de mogelijkheid van constructieve oplossingen als bedoeld in de desbetreffende WTO-overeenkomsten.
3. Wanneer namens twee of meer overeenkomstsluitende Cariforum- staten door een regionale of subregionale instantie een antidumping- maatregel of een compenserende maatregel is opgelegd, is er een enkele instantie voor de rechterlijke toetsing, met inbegrip van een hogere voor- ziening.
4. Een overeenkomstsluitende Cariforum-staat past geen antidumping- maatregel of compenserende maatregel toe op een product wanneer dit binnen de werkingssfeer van een regionale of subregionale maatregel ten aanzien van hetzelfde product valt.
Evenzo zien de Cariforum-staten erop toe dat een regionale of sub- regionale maatregel ten aanzien van een product niet van toepassing is op een overeenkomstsluitende Cariforum-staat die een dergelijke maat- regel op hetzelfde product toepast.
5. De EG stelt de overeenkomstsluitende Cariforum-staten van uit- voer in kennis van de ontvangst van een terdege gedocumenteerde klacht voordat zij een onderzoek opent.
6. Dit artikel is van toepassing op alle onderzoeken die na de inwer- kingtreding van deze overeenkomst worden geopend.
7. Dit artikel is niet onderworpen aan de bepalingen in deze overeen- komst over geschillenbeslechting.
Artikel 24
Multilaterale vrijwaringsmaatregelen
1. Behoudens het bepaalde in dit artikel staat geen enkele bepaling in deze overeenkomst de overeenkomstsluitende Cariforum-staten en de EG in de weg om maatregelen te nemen overeenkomstig artikel XIX van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994, de Over- eenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen en artikel 5 van de Overeen- komst inzake de landbouw, die een bijlage vormt bij de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie. Voor de toepassing van dit artikel wordt de oorsprong vastgesteld in overeen- stemming met de niet-preferentiële oorsprongsregels van de partijen of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten.
2. Gezien de algemene ontwikkelingsdoelstellingen van deze over- eenkomst en de kleine omvang van de economieën van de Cariforum- staten, sluit de EG, in afwijking van lid 1, de invoer uit een Cariforum- staat uit van maatregelen die zij neemt uit hoofde van artikel XIX van
de GATT 1994, de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen en artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw.
3. Lid 2 geldt voor een periode van vijf jaar, te beginnen op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst. Uiterlijk 120 dagen voor het eind van deze periode beoordeelt de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG de werking van deze bepalingen in het licht van de ontwikkelings- behoeften van de Cariforum-staten, teneinde te kunnen vaststellen of de toepassing ervan moet verlengd.
4. Lid 1 is niet onderworpen aan de bepalingen in deze overeenkomst over geschillenbeslechting.
Artikel 25
Vrijwaringsclausule
1. Niettegenstaande artikel 24 kan een partij, na alternatieve oplossin- gen te hebben onderzocht, vrijwaringsmaatregelen van beperkte duur vaststellen die afwijken van artikel 15 of 16, naargelang van het geval, op de voorwaarden van en in overeenstemming met de procedures in dit artikel.
2. De in lid 1 bedoelde vrijwaringsmaatregelen kunnen worden ge- troffen wanneer een product dat van oorsprong is uit een van de partijen op het grondgebied van de andere partij wordt ingevoerd in dermate toe- genomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden dat:
a. zij op het grondgebied van de invoerende partij ernstige schade veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor binnenlandse producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten, of
b. zij leiden tot of dreigen te leiden tot verstoring van een economi- sche sector, met name wanneer hierdoor grote sociale problemen of moeilijkheden ontstaan die tot een ernstige verslechtering van de econo- mische situatie van de invoerende partij kunnen leiden, of
c. zij verstoring van de markten voor soortgelijke of rechtstreeks con- currerende landbouwproducten4) of van de mechanismen tot regeling van die markten veroorzaken of dreigen te veroorzaken.
3. De in dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregelen mogen niet ver- der reiken dan wat nodig is om de in lid 2 bedoelde ernstige schade of verstoringen te verhelpen of te voorkomen. De vrijwaringsmaatregelen van de invoerende partij mogen alleen uit één of meer van de volgende maatregelen bestaan:
4) Voor de toepassing van dit artikel wordt onder landbouwproducten verstaan de producten die vallen onder bijlage I van de WTO-overeenkomst inzake de landbouw.
x. xxxxxxxxx van de verdere verlaging van het invoerrecht op het betrokken product, zoals voorzien in deze overeenkomst,
b. verhoging van het douanerecht op het betrokken product tot een niveau dat het voor andere WTO-leden geldende recht niet overschrijdt, en
c. invoering van tariefcontingenten voor het betrokken product.
4. Onverminderd de leden 1 tot en met 3 kan de EG, wanneer een product van oorsprong uit één of meer overeenkomstsluitende Cariforum- staten wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden dat hierdoor voor één of meer ultraperifere gebieden van de EG een van de in lid 2, onder a), b) of c), genoemde situaties ontstaat of dreigt te ontstaan, volgens de in de leden 6 tot en met 9 neergelegde procedures toezicht- of vrijwaringsmaatregelen ne- men die beperkt zijn tot het gebied of de gebieden in kwestie.
5. a. Onverminderd de leden 1 tot en met 3 kan een overeenkomst- sluitende Cariforum-staat, wanneer een product van oorsprong uit de EG wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zoda- nige omstandigheden dat hierdoor voor die overeenkomstsluitende Cariforum-staat een van de in lid 2, onder a), b) of c), genoemde situa- ties ontstaat of dreigt te ontstaan, volgens de in de leden 6 tot en met 9 neergelegde procedures toezicht- of vrijwaringsmaatregelen nemen die beperkt zijn tot zijn grondgebied.
b. Een overeenkomstsluitende Cariforum-staat kan vrijwarings- maatregelen nemen wanneer een product van oorsprong uit de EG op zijn grondgebied wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden dat hierdoor voor een opkomende industrie die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten ver- vaardigt, verstoringen ontstaan of dreigen te ontstaan. Deze bepaling geldt slechts voor een periode van tien jaar vanaf de datum van inwer- kingtreding van deze overeenkomst. Maatregelen moeten worden geno- men volgens de in de leden 6 tot en met 9 neergelegde procedure.
6. a. De in dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregelen worden slechts zolang gehandhaafd als nodig is om ernstige schade of verstorin- gen als omschreven in de leden 2, 4 en 5 te vermijden of te verhelpen.
b. De in dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregelen worden niet lan- ger dan twee jaar toegepast. Wanneer de omstandigheden die de instel- ling van vrijwaringsmaatregelen rechtvaardigden, blijven bestaan, kun- nen deze maatregelen worden verlengd voor nog eens maximaal twee jaar. Wanneer de Cariforum-staten of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat een vrijwaringsmaatregel toepast, of wanneer de EG een maatregel toepast die beperkt is tot één of meer van haar ultraperifere gebieden, kunnen deze maatregelen evenwel voor een periode van niet meer dan vier jaar worden toegepast en, wanneer de omstandigheden die
de instelling van vrijwaringsmaatregelen rechtvaardigden, blijven be- staan, kan deze periode worden verlengd met nog eens vier jaar.
c. In dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregelen die langer dan één jaar van kracht blijven, bevatten duidelijke elementen die geleidelijk lei- den tot beëindiging van die maatregelen, uiterlijk aan het einde van de vastgestelde periode.
d. Ten aanzien van de invoer van een product waartegen al eerder vrijwaringsmaatregelen zijn genomen, mogen gedurende een periode van ten minste één jaar na het verstrijken van deze maatregelen niet opnieuw vrijwaringsmaatregelen als bedoeld in dit artikel worden geno- men.
7. Voor de tenuitvoerlegging van de leden 1 tot en met 6 gelden de volgende bepalingen:
a. wanneer een partij van oordeel is dat een van de in de leden 2, 4 en 5 bedoelde omstandigheden zich voordoet, verwijst zij de aangele- genheid onmiddellijk voor onderzoek naar het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG;
b. het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG kan elke aan- beveling doen die nodig is om in de gerezen omstandigheden uitkomst te bieden. Indien het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG daartoe geen aanbeveling heeft gedaan, of indien er binnen 30 dagen nadat de aangelegenheid aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG werd voorgelegd geen bevredigende oplossing is bereikt, kan de invoerende partij overeenkomstig dit artikel passende maatrege- len vaststellen om de problemen op te lossen;
c. alvorens een in dit artikel bedoelde maatregel te nemen, of, in de gevallen waarin lid 8 van toepassing is, zo spoedig mogelijk, verstrekt de betrokken partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG alle informatie ter zake die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, teneinde een oplossing te zoeken die voor alle betrokken partijen aanvaardbaar is;
d. bij de keuze van vrijwaringsmaatregelen krachtens dit artikel moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die het functioneren van deze overeenkomst het minst verstoren;
e. alle krachtens dit artikel genomen maatregelen worden onmiddel- lijk ter kennis van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG gebracht en in dat comité op gezette tijden aan een onderzoek onderwor- pen, in het bijzonder met het doel een tijdschema vast te stellen voor de afschaffing ervan zodra de omstandigheden dat toelaten.
8. Wanneer wegens uitzonderlijke omstandigheden onmiddellijk actie moet worden ondernomen, kan de betrokken invoerende partij, of dit nu de EG is, de Cariforum-staten of een overeenkomstsluitende Cariforum- staat, voorlopig de in de leden 3, 4 en/of 5 bedoelde maatregelen nemen zonder de eisen van lid 7 in acht te nemen. Een dergelijke actie mag worden gehandhaafd voor een periode van maximaal 180 dagen, wan-
neer de maatregelen door de EG zijn genomen, of van maximaal 200 dagen, wanneer de maatregelen door de Cariforum-staten of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat zijn genomen of wanneer de door de EG genomen maatregelen beperkt zijn tot het grondgebied van één of meer ultraperifere gebieden. De duur van een voorlopige maatre- gel wordt meegerekend als deel van de initiële periode en van eventuele verlengingen als bedoeld in de lid 6. Wanneer voorlopige maatregelen worden genomen, wordt rekening gehouden met de belangen van alle betrokken partijen. De betrokken invoerende partij stelt de andere be- trokken partij in kennis en verwijst de aangelegenheid onmiddellijk voor onderzoek naar het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG.
9. Indien een invoerende partij de invoer van een product onderwerpt aan een administratieve procedure die ten doel heeft snel informatie te verschaffen over de tendens van handelsstromen die aanleiding kunnen geven tot de in dit artikel bedoelde problemen, stelt zij het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG daarvan onverwijld in kennis.
10. De WTO-bepalingen over geschillenbeslechting zijn niet van toe- passing op krachtens dit artikel vaststelde vrijwaringsmaatregelen.
HOOFDSTUK 3
NON-TARIFAIRE MAATREGELEN
Artikel 26
Verbod op kwantitatieve beperkingen
Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden op produc- ten van oorsprong geen invoer- of uitvoerverboden of invoer- of uitvoer- beperkingen, afgezien van douanerechten en belastingen en de in artikel 13 bedoelde vergoedingen en andere heffingen, gehandhaafd, ongeacht of deze de vorm hebben van contingenten, in- of uitvoervergunningen of andere maatregelen.
Er worden geen nieuwe maatregelen van die aard ingevoerd. Dit arti- kel doet geen afbreuk aan de artikelen 23 en 24.
Artikel 27
Nationale behandeling op het gebied van interne belastingen en regelgeving
1. Ingevoerde producten van oorsprong worden direct noch indirect aan hogere interne belastingen of andere interne heffingen van die aard onderworpen dan die welke direct of indirect op soortgelijke binnen- landse producten van toepassing zijn. Bovendien passen de partijen en
de overeenkomstsluitende Cariforum-staten ook anderszins geen interne belastingen of andere interne heffingen toe om soortgelijke binnenlandse producten te beschermen.
2. Ingevoerde producten van oorsprong worden, wat de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en vereisten met betrekking tot hun ver- koop, aanbieding tot verkoop, aankoop, vervoer, distributie of gebruik op de interne markt betreft, niet minder gunstig behandeld dan soortge- lijke binnenlandse producten. Het bepaalde in dit lid vormt geen belet- sel voor de toepassing van differentiële binnenlandse vervoerstarieven die uitsluitend berusten op de economische exploitatie van het vervoers- middel en niet op de oorsprong van het product.
3. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten voeren geen interne kwantitatieve regelingen inzake menging, be- of verwer- king of gebruik van producten in specifieke hoeveelheden of verhoudin- gen in die direct of indirect vereisen dat een specifieke hoeveelheid of een specifiek percentage van een onder de regeling vallend product uit het binnenland afkomstig moet zijn; evenmin handhaven zij dergelijke regelingen. Bovendien mag een partij of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat niet op andere wijze interne kwantitatieve regelingen toepassen om de binnenlandse productie te beschermen.
4. Het bepaalde in dit artikel vormt geen beletsel voor de toekenning van subsidies aan uitsluitend nationale producenten, met inbegrip van betalingen aan nationale producenten uit de opbrengsten van interne belastingen of heffingen die overeenkomstig dit artikel worden geheven en van subsidies in de vorm van aankopen van binnenlandse producten door de overheid.
5. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, procedures of praktijken inzake over- heidsopdrachten, die uitsluitend onder de bepalingen in titel IV, hoofd- stuk 3, vallen.
6. Dit artikel doet geen afbreuk aan artikel 23.
Artikel 28
Uitvoersubsidies voor landbouwproducten
1. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten voeren geen nieuwe programma’s voor uitvoersubsidies in, noch verhogen zij
bestaande uitvoersubsidies voor landbouwproducten die voor het grond- gebied van de andere partij bestemd zijn5).
2. Ten aanzien van in lid 3 gedefinieerde producten waarvoor de Cariforum-staten zich hebben verbonden de douanerechten af te schaf- fen, verplicht de EG zich ertoe alle bestaande subsidies op de uitvoer van de desbetreffende producten naar het grondgebied van de Cariforum- staten geleidelijk af te schaffen. De wijze waarop deze geleidelijke afschaffing plaatsvindt, wordt vastgesteld door het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG.
3. Dit artikel is van toepassing op producten die vallen onder bijlage I bij de WTO-overeenkomst inzake de landbouw.
4. Dit artikel doet geen afbreuk aan de toepassing door de Cariforum- staten van artikel 9, lid 4, van de WTO-overeenkomst inzake de land- bouw en artikel 27 van de WTO-overeenkomst inzake subsidies en com- penserende maatregelen.
HOOFDSTUK 4
DOUANE EN HANDELSBEVORDERING
Artikel 29
Doelstellingen
1. De partijen erkennen het belang van de douane en van handels- bevordering in het zich ontwikkelende mondiale handelsstelsel en voor de ontwikkeling van de intra-Cariforum-handel en de handel tussen de partijen.
2. De partijen komen overeen de samenwerking op dit gebied te bevorderen teneinde ervoor te zorgen dat de wetgeving en procedures ter zake, alsook de bestuurlijke capaciteit van de desbetreffende diensten, voldoen aan de doelstellingen van een effectieve controle en de stimu- lering van handelsbevordering en helpen bij de bevordering van de ont- wikkeling en de regionale integratie van de Cariforum-staten.
5) Voor de toepassing van lid 1 worden wijzigingen van subsidiebetalingen uit hoofde van bestaande subsidieprogramma’s als gevolg van gewijzigde markt- omstandigheden niet aangemerkt als nieuw subsidieprogramma of verhoging van een subsidie.
3. De partijen erkennen dat bij de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk legitieme doelstellingen van openbaar beleid, met inbegrip van die met betrekking tot de veiligheid en de fraudebestrijding, op generlei wijze in het gedrang mogen komen.
Artikel 30
Samenwerking op administratief en douanegebied
1. Met het oog op de naleving van de bepalingen in deze titel en om doeltreffend in te spelen op de in artikel 29 genoemde doelstellingen, nemen de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten de vol- gende maatregelen:
a. uitwisseling van informatie over douanewetgeving en -procedures;
b. ontwikkeling van gemeenschappelijke initiatieven op onderling overeengekomen gebieden;
c. waar mogelijk vaststelling van gemeenschappelijke standpunten over douaneaangelegenheden bij internationale organisaties als de WTO en de Werelddouaneorganisatie (WDO);
d. bevordering van samenwerking tussen instanties met vergelijkbare functies.
2. De partijen verlenen elkaar administratieve bijstand op douane- gebied overeenkomstig de bepalingen in protocol II.
Artikel 31
Douanewetgeving en -procedures
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zijn het erover eens dat internationale instrumenten en normen op douane- en handelsgebied, met inbegrip van de materieelrechtelijke elementen van de herziene Overeenkomst van Kyoto inzake de vereenvoudiging en har- monisatie van douaneprocedures, het „Framework of Standards to Se- cure and Facilitate Global Trade” van de WDO, het gegevensmodel van de WDO en het GS-verdrag het uitgangspunt voor hun respectieve wet- en regelgeving en procedures op handels- en douanegebied moeten zijn.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zijn het erover eens dat hun respectieve wet- en regelgeving en procedures op handels- en douanegebied moeten worden gebaseerd op:
a. de noodzaak de handel te beschermen en te bevorderen door hand- having en inachtneming van wettelijke vereisten en de noodzaak extra faciliteiten te verlenen aan handelaren die de voorschriften zeer goed naleven;
b. de noodzaak erop toe te zien dat de eisen voor de marktdeelnemers redelijk zijn, niet discrimineren, waarborgen tegen fraude bieden en niet
leiden tot de toepassing van buitensporige straffen voor geringe inbreu- ken op douanevoorschriften of procedurele eisen;
c. de noodzaak een enkel administratief document of elektronisch equivalent daarvan toe te passen in respectievelijk de EG en Cariforum. De Cariforum-staten blijven inspanningen ter zake doen, teneinde hier- aan in een vroeg stadium na de inwerkingtreding van deze overeenkomst te voldoen. Drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst zal de situatie gezamenlijk worden onderzocht;
d. de noodzaak moderne douanetechnieken toe te passen, zoals een risicobeoordeling, vereenvoudigde procedures bij in- en uitvoer, contro- les na vrijgave van de goederen en objectieve procedures voor toegela- ten handelaren. De procedures moeten transparant, doeltreffend en een- voudig zijn, teneinde de kosten te verminderen en de betrouwbaarheid voor de marktdeelnemers te vergroten;
e. de noodzaak erop toe te zien dat de eisen en procedures die van toepassing zijn op de in- en uitvoer en op goederen in doorvoer niet dis- criminerend zijn, hoewel zendingen wel verschillend mogen worden behandeld op grond van objectieve criteria voor de risicobeoordeling;
f. de noodzaak te zorgen voor transparantie. Hiertoe komen de par- tijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten overeen een systeem van bindende voorschriften over douaneaangelegenheden, en met name over de tariefclassificatie en de oorsprongsregels, in te voeren, in over- eenstemming met de voorschriften die in hun respectieve wetgeving zijn neergelegd;
g. de noodzaak systemen, met inbegrip van die welke zijn gebaseerd op informatietechnologie, geleidelijk verder te ontwikkelen, teneinde de elektronische uitwisseling van gegevens tussen handelaren, douane- diensten en hiermee verbonden instanties te vergemakkelijken;
h. de noodzaak doorvoer te vergemakkelijken;
i. transparante en niet-discriminerende voorschriften met betrekking tot het verlenen van vergunningen aan douane-expediteurs, en het niet- verplicht stellen van het beroep op onafhankelijke douane-expediteurs;
j. de noodzaak verplichte inspecties vóór verzending of vergelijkbare maatregelen te vermijden, zonder afbreuk te doen aan hun rechten en verplichtingen uit hoofde van de WTO-overeenkomst inzake inspecties vóór verzending. De partijen bespreken de kwestie binnen het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG en kunnen vervolgens overeen- komen af te zien van de mogelijkheid gebruik te maken van verplichte inspecties vóór verzending of van vergelijkbare maatregelen.
3. Om de werkmethoden te verbeteren en ervoor te zorgen dat hun optreden niet-discriminerend, transparant, doeltreffend, integer en ver- antwoordelijk is, nemen de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum- staten de volgende maatregelen:
a. verdere stappen op weg naar vermindering, vereenvoudiging en standaardisering van gegevens en documentatie;
b. waar mogelijk vereenvoudiging van eisen en formaliteiten, ten- einde goederen snel vrij te geven en in te klaren;
c. zorgen voor doeltreffende, snelle, niet-discriminerende en gemak- kelijk toegankelijke procedures die de uitoefening van het recht van beroep tegen administratieve maatregelen, uitspraken en besluiten van de douane betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen mogelijk maken. Eventuele heffingen moeten in overeenstemming zijn met de kosten van de beroepsprocedures;
d. erop toezien dat de strengste normen op het gebied van integriteit worden nageleefd, door toepassing van maatregelen overeenkomstig de beginselen van de desbetreffende internationale overeenkomsten en in- strumenten.
Artikel 32
Relaties met het bedrijfsleven
De EG en de ondertekenende Cariforum-staten zijn het erover eens:
a. erop toe te zien dat alle wetgeving, procedures, tarieven en vergoe- dingen, alsmede waar mogelijk de toelichtingen ter zake, algemeen bekend worden gemaakt, voor zover mogelijk langs elektronische weg;
b. dat tijdig en regelmatig overleg met de marktdeelnemers over wetgevingsvoorstellen met betrekking tot douane- en handelsprocedures noodzakelijk is;
c. dat wanneer nieuwe of gewijzigde wetgeving of procedures wor- den ingevoerd, de marktdeelnemers hierover waar mogelijk vooraf in kennis moeten worden gesteld. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten geven algemene bekendheid aan administratieve be- richten ter zake, met inbegrip van eisen in verband met douane- expediteurs, procedures bij binnenkomst van de goederen, openingsuren en werkwijzen van douanekantoren in havens en bij grensposten, en adressen voor het inwinnen van informatie, teneinde het voor bedrijven gemakkelijker te maken de douaneverplichtingen na te leven en goede- ren tijdig te vervoeren;
d. samenwerking te stimuleren tussen de marktdeelnemers en de diensten die voor hen van belang zijn, en een eerlijke concurrentie tus- sen handelaren te bevorderen door niet-arbitraire en algemeen toeganke- lijke procedures, zoals intentieverklaringen, toe te passen, waarbij een passend gebruik wordt gemaakt van de door de WDO vastgestelde pro- cedures;
e. dat deze samenwerking ook gericht moet zijn op bestrijding van illegale praktijken en op de bescherming van de staatsveiligheid en de veiligheid van de burgers, alsmede op de belastinginning;
f. erop toe te zien dat bij hun respectieve eisen en procedures op douanegebied en aanverwante gebieden goede praktijken worden ge- volgd, waardoor de handel zo weinig mogelijk wordt beperkt.
Artikel 33
Douanewaarde
1. In de handel tussen de partijen is op de voorschriften inzake de douanewaarde de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de GATT (1994) van toepassing.
2. De partijen werken samen aan een gemeenschappelijke aanpak van kwesties met betrekking tot de douanewaarde.
Artikel 34
Regionale integratie
1. De partijen bevorderen waar mogelijk regionale integratie op douanegebied en streven naar de ontwikkeling van regionale douane- wetgeving, -procedures en -eisen, in overeenstemming met de interna- tionale normen ter zake.
2. Het in artikel 36 bedoelde Speciaal Comité voor douanesamen- werking en handelsbevordering houdt permanent toezicht op de tenuit- voerlegging van dit artikel.
Artikel 35
Samenwerking
1. De partijen erkennen het belang van samenwerking op het gebied van maatregelen inzake douane en handelsbevordering, teneinde de doelstellingen van deze overeenkomst te verwezenlijken.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen op de volgende ter- reinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. toepassing van moderne douanetechnieken, zoals risicobeoordeling, bindende uitspraken vooraf, vereenvoudigde procedures voor de binnen- komst en de vrijgave van goederen, controles na de vrijgave en metho- den voor de controle van bedrijfsboekhoudingen;
b. invoering van procedures en praktijken die, voor zover dit haalbaar is, in overeenstemming zijn met internationale instrumenten en normen op het gebied van douane en handel, met inbegrip van WTO-voorschriften en instrumenten en normen van de WDO, zoals de herziene Overeen- komst van Kyoto inzake de vereenvoudiging en harmonisatie van douaneprocedures en het „Framework of Standards to Secure and Faci- litate Global Trade” van de WDO;
c. automatisering van douane- en andere handelsprocedures.
Artikel 36
Speciaal Comité voor douanesamenwerking en handelsbevordering
1. De partijen komen overeen een Speciaal Comité voor douane- samenwerking en handelsbevordering op te richten dat bestaat uit verte- genwoordigers van de partijen. Dit comité komt bijeen op een datum en met een agenda die vooraf door de partijen in onderling overleg zijn vastgesteld. Het voorzitterschap van dit comité rouleert jaarlijks tussen de partijen. Het comité brengt verslag uit aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG.
2. Het comité heeft onder meer de volgende taken:
a. het uitoefenen van toezicht op de tenuitvoerlegging en het beheer van de bepalingen van dit hoofdstuk;
b. het uitvoeren van de in protocol I vermelde taken en functies;
c. het bieden van een forum voor overleg tussen de partijen over de in protocol II neergelegde verplichtingen;
d. het verbeteren van de samenwerking en de dialoog tussen de par- tijen op het gebied van de tariefaangelegenheden, douanewetgeving en
-procedures, wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken, oorsprongsregels en administratieve samenwerking;
e. het bespreken van vraagstukken met betrekking tot technische bij- stand.
HOOFDSTUK 5 LANDBOUW EN VISSERIJ
Artikel 37
Doelstellingen
1. De partijen zijn het erover eens dat de basisdoelstelling van deze overeenkomst de duurzame ontwikkeling en de uitroeiing van armoede in de Cariforum-staten is, alsmede de geleidelijke, harmonieuze integra- tie van deze economieën in de wereldeconomie. Op het gebied van land- bouw en visserij draagt deze overeenkomst bij aan een toename van het concurrentievermogen van de productie en verwerking van en de handel in landbouw- en visserijproducten, zowel in de traditionele als in de niet- traditionele sector, tussen de partijen, in overeenstemming met het duur- zame beheer van natuurlijke hulpbronnen.
2. De partijen erkennen het economische en sociale belang voor de Cariforum-staten van activiteiten die verband houden met de visserij en het gebruik van de levende rijkdommen van de zee, en de noodzaak die voordelen zoveel mogelijk te benutten voor factoren als voedsel-
zekerheid, werkgelegenheid, verlichting van armoede, inkomsten aan deviezen en sociale stabiliteit van de visserijgemeenschappen.
3. De partijen erkennen dat de visserij en de mariene ecosystemen van de Cariforum-staten een rijke biologische diversiteit hebben, maar complex en fragiel zijn, en dat daarmee bij de exploitatie ervan rekening moet worden gehouden door een doeltreffende instandhouding en een doeltreffend beheer van de visbestanden en de daarmee verbonden eco- systemen, op basis van gedegen wetenschappelijk advies en op het voorzorgsbeginsel, zoals dat is gedefinieerd in de Gedragscode voor een verantwoorde visserij van de FAO.
4. De partijen erkennen dat het waarborgen van de voedselzekerheid en het bieden van meer middelen van bestaan van essentieel belang zijn voor de uitroeiing van armoede en het streven naar een duurzame ont- wikkeling. Bijgevolg erkennen zij de noodzaak belangrijke verstoringen van de markten voor landbouw- en visserijproducten en voedingsmidde- len in de Cariforum-staten te voorkomen.
5. De partijen komen overeen ten volle rekening te houden met de diversiteit van de economische, sociale en milieukenmerken en
-behoeften en met de ontwikkelingsstrategieën van de Cariforum-staten.
Artikel 38
Regionale integratie
De partijen erkennen dat de integratie van de sectoren landbouw, voe- ding en visserij van de Cariforum-staten door de geleidelijke verwijde- ring van de resterende belemmeringen en het creëren van een passend regelgevend kader zal bijdragen tot de verdieping van het proces van regionale integratie en de verwezenlijking van de doelstellingen van dit hoofdstuk.
Artikel 39
Flankerend beleid
De Cariforum-staten verbinden zich ertoe beleid en institutionele her- vormingen vast te stellen en uit te voeren om de verwezenlijking van de doelstellingen van dit hoofdstuk mogelijk te maken en te vergemakke- lijken.
Artikel 40
Voedselzekerheid
1. De partijen erkennen dat de verwijdering van belemmeringen van de handel tussen de partijen, zoals beoogd in deze overeenkomst, grote uitdagingen kan meebrengen voor de Cariforum-producenten in de sec- toren landbouw, voeding en visserij en voor de consumenten, en zij komen overeen met elkaar over deze onderwerpen te beraadslagen.
2. Wanneer naleving van de bepalingen in deze overeenkomst aanlei- ding geeft tot problemen met de beschikbaarheid van of de toegang tot voedingsmiddelen en andere producten die van wezenlijk belang zijn voor de voedselzekerheid van een overeenkomstsluitende Cariforum- staat en wanneer deze situatie tot grote moeilijkheden voor die staat leidt of dreigt te leiden, kan deze in overeenstemming met artikel 25, lid 7, onder b) tot en met d), en de leden 8 en 9, passende maatregelen nemen.
Artikel 41
Uitwisseling van informatie en overleg
1. De partijen komen overeen ervaringen, informatie en goede prak- tijken uit te wisselen en overleg te plegen over alle onderwerpen die ver- band houden met het nastreven van de doelstellingen van dit hoofdstuk en van belang zijn voor de handel tussen de partijen.
2. De partijen zijn het erover eens dat dialoog bijzonder nuttig is op de volgende gebieden:
a. de uitwisseling van informatie over de productie en de consumptie van en de handel in landbouwproducten en over de marktontwikkelingen voor landbouw- en visserijproducten;
b. de bevordering van investeringen in de sectoren landbouw, voeding en visserij in de Cariforum-staten, met inbegrip van kleinschalige acti- viteiten;
c. de uitwisseling van informatie over het beleid en de wet- en regel- geving op het gebied van landbouw, plattelandsontwikkeling en visserij;
d. een discussie over de veranderingen in het beleid en de institutio- nele veranderingen die nodig zijn om de omschakeling van de landbouw- en de visserijsector te onderbouwen, en over de opstelling en uitvoering van regionaal beleid op het gebied van landbouw, voedselvoorziening, plattelandsontwikkeling en visserij met het oog op de regionale integra- tie;
e. de uitwisseling van meningen over nieuwe technologieën en over beleid en maatregelen ter bevordering van kwaliteit.
Artikel 42
Traditionele landbouwproducten
1. De partijen verbinden zich ertoe vooraf overleg te plegen over ont- wikkelingen van het handelsbeleid die van invloed kunnen zijn op de concurrentiepositie van traditionele landbouwproducten, zoals bananen, rum, rijst en suiker, op de EG-markt.
2. De EG streeft ernaar om binnen het multilaterale handelssysteem voor deze producten van oorsprong uit de Cariforumstaten zo lang dit haalbaar is een beduidende preferentiële toegang te handhaven en erop toe te zien dat elke onvermijdelijke vermindering van de preferentie over een zo lang mogelijke periode wordt gespreid.
Artikel 43
Samenwerking
1. De partijen erkennen het belang van de sectoren landbouw, voe- ding en visserij voor de economie van de Cariforum-staten, en van samenwerking ter bevordering van de omschakeling van deze sectoren, met het doel hun concurrentievermogen te verbeteren en hun capaciteit om toegang tot kwalitatief ontwikkelde markten te verkrijgen, te vergro- ten, en eventueel een bijdrage te leveren aan de duurzame ontwikkeling van de Cariforum-staten. Zij erkennen de noodzaak de aanpassing van de sectoren landbouw, voeding en visserij en de plattelandseconomie aan de geleidelijke veranderingen die deze overeenkomst teweeg zal bren- gen, te vergemakkelijken en daarbij aandacht te besteden aan kleinscha- lige activiteiten.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen op de volgende ter- reinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. verbetering van het concurrentievermogen van de potentieel le- vensvatbare productie en verwerking van landbouw- en visserijproduc- ten door innovatie, scholing, bevordering van netwerken en andere ondersteunende activiteiten, zowel voor de traditionele als voor de niet- traditionele exportsector;
b. ontwikkeling van de capaciteit voor op de uitvoer gerichte marke- ting, met inbegrip van marktonderzoek, zowel wat de handel tussen Cariforum-staten als wat de handel tussen de partijen betreft, alsmede vaststelling van mogelijkheden tot verbetering van de marketing- infrastructuur en het vervoer en van de financierings- en samenwerking- smogelijkheden voor producenten en handelaren;
c. naleving en vaststelling van kwaliteitsnormen voor de productie en marketing van voedingsmiddelen, met inbegrip van normen inzake mi-
lieuvriendelijke en sociaal verantwoorde landbouwpraktijken en biologi- sche en niet-genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen;
d. bevordering van particuliere investeringen in en publiekprivate partnerschappen op het gebied van potentieel levensvatbare productie;
e. verbetering van het vermogen van de marktdeelnemers uit de Cariforum-staten om de nationale, regionale en internationale techni- sche, gezondheids- en kwaliteitsnormen voor vis en visserijproducten in acht te nemen;
f. opbouw en versterking op regionaal niveau van de wetenschappe- lijke en technische capaciteiten van personen en instellingen met het oog op een duurzame handel in visserijproducten, met inbegrip van de aqui- cultuur;
g. de in artikel 41 bedoelde dialoog.
HOOFDSTUK 6
TECHNISCHE HANDELSBELEMMERINGEN
Artikel 44
Multilaterale verplichtingen
De partijen bevestigen dat zij vastbesloten zijn om de rechten en ver- plichtingen uit hoofde van de WTO-Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen, hierna „TBT-Overeenkomst van de WTO” ge- noemd, in acht te nemen.
Artikel 45
Doelstellingen
Dit hoofdstuk heeft ten doel:
a. het goederenverkeer tussen de partijen te vergemakkelijken en tegelijkertijd de capaciteit van de partijen tot bescherming van de ge- zondheid, de veiligheid, de consumenten en het milieu, te behouden en te versterken;
b. de capaciteit van de partijen te verbeteren om onnodige belemme- ringen van de handel tussen de partijen als gevolg van door hen gehan- teerde technische voorschriften, normen of conformiteitsbeoordelings- procedures te signaleren, te voorkomen en uit de weg te ruimen;
c. de capaciteit van de partijen te versterken om de naleving van internationale normen en elkaars technische voorschriften en normen te waarborgen.
Artikel 46
Werkingssfeer en definities
1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op in de TBT-Overeenkomst van de WTO omschreven technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures, voor zover zij van in- vloed zijn op de handel tussen de partijen.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk zijn de in de TBT- Overeenkomst van de WTO gebruikte definities van toepassing.
Artikel 47
Regionale samenwerking en integratie
De partijen zijn het erover eens dat samenwerking tussen nationale en regionale autoriteiten die bevoegd zijn voor normalisatie, accreditatie en andere technische handelsbelemmeringen, belangrijk is voor de bevor- dering van de intraregionale handel en de handel tussen de partijen, als- mede voor het algehele proces van regionale integratie in het kader van Cariforum en zij verbinden zich ertoe om met het oog hierop samen te werken.
Artikel 48
Transparantie
De partijen bevestigen dat zij vastbesloten zijn de in de TBT- Overeenkomst van de WTO neergelegde bepalingen inzake transparan- tie uit te voeren. Voorts streven zij ernaar elkaar in een vroeg stadium in kennis te stellen van voorstellen tot wijziging of invoering van techni- sche voorschriften en normen die in het bijzonder van belang zijn voor de handel tussen de partijen.
Artikel 49
Uitwisseling van informatie en overleg
1. De partijen komen overeen bij de voorlopige toepassing van deze overeenkomst contactpunten aan te wijzen ten behoeve van de uitwisse- ling van informatie in het kader van dit hoofdstuk. Zij komen overeen om hun uitwisseling van informatie zoveel mogelijk via regionale con- tactpunten te doen plaatsvinden.
2. De partijen komen overeen hun communicatie en uitwisseling van informatie over kwesties die binnen de werkingssfeer van dit hoofdstuk
vallen, te verbeteren, met name waar het gaat om mogelijkheden om de naleving van elkaars technische voorschriften, normen en conformiteits- beoordelingsprocedures te bevorderen en om onnodige belemmeringen voor het onderlinge goederenverkeer uit de weg te ruimen.
3. Wanneer er zich in verband met technische voorschriften, normen of conformiteitsbeoordelingsprocedures een bepaald probleem voordoet dat de handel tussen de partijen ongunstig kan beïnvloeden, stellen de partijen elkaar daarvan zo spoedig mogelijk in kennis en plegen zij daar- over overleg om tot een wederzijds aanvaardbare oplossing te komen.
4. De partijen komen overeen elkaar schriftelijk in kennis te stellen van maatregelen die zijn of zullen worden getroffen om de invoer van goederen te beletten wegens een probleem in verband met de gezond- heid, de veiligheid en het milieu; zij doen dit zodra dit redelijkerwijs mogelijk is nadat het besluit daartoe is genomen.
5. De partijen komen overeen producten aan te geven waarover zij informatie zullen uitwisselen, teneinde er gezamenlijk op toe te zien dat deze producten voldoen aan de vereiste technische voorschriften en nor- men om tot elkaars markt te kunnen worden toegelaten. Tot dergelijke informatie kunnen ook de vaststelling van de benodigde capaciteit en voorstellen om hierin te voorzien behoren.
Artikel 50
Samenwerking in internationale instellingen
De partijen komen overeen om samen te werken in internationale normalisatie-instellingen, onder meer door de deelname van vertegen- woordigers van de Cariforum-staten aan de vergaderingen en de werk- zaamheden van deze instellingen te bevorderen.
Artikel 51
Samenwerking
1. De partijen erkennen het belang van samenwerking op het gebied van technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoordeling om de doelstellingen van dit hoofdstuk te verwezenlijken.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen op de volgende ter- reinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. vaststelling van passende regelingen voor de uitwisseling van ex- pertise, met inbegrip van een passende scholing waardoor wordt voor- zien in een adequate en duurzame technische competentie van de instan-
ties voor normalisatie, metrologie, accreditatie, markttoezicht en conformiteitsbeoordeling, met name van die in de Cariforum-regio;
b. opbouw van expertisecentra binnen de Cariforum-staten voor de beoordeling van goederen die bestemd zijn voor de EG-markt;
c. ontwikkeling van de capaciteit van ondernemingen, met name die uit de Cariforum-staten, om aan de regelgeving en marktvereisten te vol- doen;
d. ontwikkeling en vaststelling van geharmoniseerde technische voor- schriften, normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures die gebaseerd zijn op de desbetreffende internationale normen.
HOOFDSTUK 7
SANITAIRE EN FYTOSANITAIRE MAATREGELEN
Artikel 52
Multilaterale verplichtingen
De partijen bevestigen vastbesloten te zijn de rechten en plichten uit hoofde van de WTO-Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen, hierna „de SPS-Overeenkomst van de WTO” genoemd, in acht te nemen. De partijen bevestigen ook hun rechten en plichten uit hoofde van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (IPCC), de Codex Alimentarius en de Wereldorganisatie voor dier- gezondheid (OIE).
Artikel 53
Doelstellingen
Dit hoofdstuk heeft ten doel:
x. xx xxxxxx tussen de partijen te bevorderen en tegelijkertijd de capa- citeit van de partijen tot bescherming van de gezondheid van planten en dieren en van de volksgezondheid, te handhaven en te versterken;
b. de capaciteit van de partijen te versterken om onbedoelde versto- ringen of belemmeringen van de handel tussen de partijen als gevolg van maatregelen die voor de bescherming van de gezondheid van planten en dieren en van de volksgezondheid op het grondgebied van de partijen noodzakelijk zijn, vast te stellen, te voorkomen en tot een minimum te beperken;
c. de Cariforum-staten bij de vaststelling van geharmoniseerde intra- regionale sanitaire en fytosanitaire, hierna „SPS” genoemd, maatregelen te ondersteunen, mede om de erkenning van de gelijkwaardigheid van deze maatregelen aan in de EG bestaande maatregelen te bevorderen;
d. de Cariforum-staten de helpende hand te bieden bij de naleving van SPS-maatregelen van de EG.
Artikel 54
Werkingssfeer en definities
1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op SPS- maatregelen in de zin van de SPS-Overeenkomst van de WTO, voor zover zij van invloed zijn op de handel tussen de partijen.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de definities van de SPS-Overeenkomst van de WTO.
Artikel 55
Bevoegde autoriteiten
1. De partijen komen overeen om bij de voorlopige toepassing van deze overeenkomst bevoegde autoriteiten aan te wijzen voor de tenuit- voerlegging van de in dit hoofdstuk bedoelde maatregelen. De partijen stellen elkaar tijdig in kennis van alle belangrijke wijzigingen in de structuur, aard en organisatie van hun bevoegde autoriteiten, alsmede van de bevoegdheidsverdeling binnen deze autoriteiten.
2. De partijen komen overeen de informatie betreffende de tenuit- voerlegging van de in dit hoofdstuk bedoelde maatregelen zoveel moge- lijk uit te wisselen via een regionale instantie, die de bevoegde autori- teiten vertegenwoordigt.
Artikel 56
Regionale samenwerking en integratie
1. De partijen zijn het erover eens dat de samenwerking tussen de nationale en regionale SPS-autoriteiten, met inbegrip van de bevoegde autoriteiten, belangrijk is met het oog op de bevordering van zowel de intraregionale handel als de handel tussen de partijen, alsook van het algehele proces van regionale integratie in het kader van het Cariforum.
2. In dit verband zijn de partijen het eens over het belang van de vast- stelling van de geharmoniseerde SPS-maatregelen zowel in de EG als tussen de Cariforum-staten, en verbinden zij zich ertoe om met het oog daarop samen te werken. Voorts komen de partijen overeen overleg te plegen over bilaterale afspraken over de erkenning van de gelijkwaar- digheid van specifieke SPS-maatregelen.
3. De partijen komen overeen om, zolang de SPS-maatregelen niet zijn geharmoniseerd of de gelijkwaardigheid niet is erkend, overleg te
plegen over mogelijkheden om de handel te vergemakkelijken en onno- dige administratieve eisen te beperken.
Artikel 57
Transparantie
De partijen bevestigen vastberaden te zijn om de in bijlage B bij de SPS-Overeenkomst van de WTO neergelegde bepalingen inzake trans- parantie uit te voeren. Voorts streven zij ernaar om elkaar vroegtijdig in kennis te stellen van voorstellen tot wijziging of invoering van voor de handel tussen de partijen bijzonder relevante SPS-regelingen of maatre- gelen.
Artikel 58
Uitwisseling van informatie en overleg
1. De partijen komen overeen om hun communicatie en de uitwisse- ling van informatie te verbeteren over kwesties die binnen de werkings- sfeer van dit hoofdstuk vallen en van invloed kunnen zijn op de handel tussen de partijen.
2. Indien er zich een bijzonder SPS-probleem voordoet dat van in- vloed kan zijn op de handel tussen de partijen, stellen de bevoegde auto- riteiten van de partijen elkaar daarvan zo spoedig mogelijk in kennis en voeren zij daarover overleg, teneinde tot een wederzijds aanvaardbare oplossing te komen.
Artikel 59
Samenwerking
1. De partijen erkennen het belang van samenwerking op het gebied van SPS-maatregelen, teneinde de doelstellingen van deze overeenkomst te bereiken.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen op de volgende ter- reinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. versterking van de regionale integratie en verbetering van het toe- zicht op en de uitvoering en handhaving van SPS-maatregelen in over- eenstemming met artikel 56, met inbegrip van scholings- en voorlichtingsacties voor met de regelgeving belast personeel. Met het oog op de verwezenlijking van deze doelstellingen kunnen publiek- private partnerschappen worden ondersteund;
b. invoering van passende regelingen voor de uitwisseling van exper- tise op het gebied van de gezondheid van dieren en planten en van de
volksgezondheid, en organisatie van scholings- en voorlichtingsacties voor met de regelgeving belast personeel;
c. verbetering van de capaciteit van ondernemingen, met name onder- nemingen in de Cariforum-staten, om aan de regelgeving en markt- vereisten te voldoen;
d. samenwerking in de in artikel 52 genoemde internationale organi- saties, waaronder de bevordering van deelname van vertegenwoordigers van de Cariforum-staten aan bijeenkomsten van deze organisaties.
TITEL II
INVESTERINGEN, HANDEL IN DIENSTEN EN E-HANDEL HOOFDSTUK 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 60
Doelstelling, werkingssfeer en dekking
1. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten beves- tigen hun verbintenissen in het kader van de WTO-overeenkomst en stel- len, met het oog op bevordering van de regionale integratie en een duur- zame ontwikkeling van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten en hun geleidelijke, harmonieuze integratie in de wereldeconomie, de nood- zakelijke regelingen vast voor de gestage, wederzijdse en asymmetrische liberalisering van investeringen en van de handel in diensten en voor samenwerking op het gebied van de e-handel.
2. Geen enkele bepaling in deze titel wordt zo uitgelegd dat de pri- vatisering van overheidsondernemingen vereist is of dat enigerlei ver- plichting ten aanzien van overheidsopdrachten wordt opgelegd.
3. De bepalingen van deze titel zijn niet van toepassing op door de partijen of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten verleende subsi- dies.
4. In overeenstemming met de bepalingen van deze titel behouden de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforumstaten het recht nieuwe regelingen op te stellen en in te voeren om legitieme beleidsdoelstellingen te bereiken.
5. Deze titel is niet van toepassing op maatregelen betreffende natuur- lijke personen die toegang zoeken tot de arbeidsmarkt van de EG of van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, of op maatregelen aan- gaande staatsburgerschap, verblijf of werk op permanente basis.
Geen enkele bepaling in deze titel belet de partijen of de overeenkomst- sluitende Cariforum-staten maatregelen toe te passen om de binnen- komst of het tijdelijke verblijf van natuurlijke personen op hun grond- gebied te regelen, met inbegrip van maatregelen die nodige zijn om de integriteit van hun grenzen te beschermen, of om het ordelijke verkeer van natuurlijke personen over hun grenzen te waarborgen, mits deze maatregelen niet zo worden toegepast dat de voordelen die een partij op grond van een specifieke verbintenis toekomen, daardoor worden uitge- hold of teniet gedaan.
Artikel 61
Definities
Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
a. „maatregel”: elke maatregel van de partijen of de overeenkomst- sluitende Cariforum-staten, in de vorm van een wet, verordening, voor- schrift, procedure, besluit, administratieve handeling of in enige andere vorm;
b. „door de partijen of de overeenkomstsluitende Cariforumstaten vastgestelde of gehandhaafde maatregelen”: maatregelen die zijn geno- men door:
i. centrale, regionale of lokale overheden en autoriteiten, en
ii. niet-gouvernementele organisaties bij de uitoefening van door centrale, regionale of lokale overheden of autoriteiten gedele- geerde bevoegdheden;
c. „natuurlijke persoon uit de EG” of „natuurlijke persoon uit de overeenkomstsluitende Cariforum-staten”: een onderdaan van een van de lidstaten van de Europese Unie of van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten overeenkomstig hun respectieve wetgeving;
d. „rechtspersoon”: elke juridische eenheid, naar toepasselijk recht opgericht of anderszins georganiseerd, met winst- of andere oogmerken, ongeacht of zij eigendom van particulieren of van de overheid is, met inbegrip van alle vennootschappen, trusts, maatschappen, joint ventures, eenmanszaken of verenigingen;
e. „rechtspersoon van een partij”: een rechtspersoon uit de EG of uit een overeenkomstsluitende Cariforum-staat die is opgericht in overeen- stemming met respectievelijk de wetgeving van een lidstaat van de Europese Unie of van een overeenkomstsluitende Cariforum-staat en die zijn hoofdkantoor, centrale administratie of belangrijkste handelsactiviteit heeft op respectievelijk het grondgebied waarop het Verdrag tot oprich- ting van de Europese Gemeenschap betrekking heeft of het grondgebied van een overeenkomstsluitende Cariforum-staat;
Indien de rechtspersoon alleen zijn hoofdkantoor of centrale adminis- tratie heeft op het grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap betrekking heeft of op het grondgebied van een
overeenkomstsluitende Cariforum-staat, wordt hij niet als rechtspersoon van respectievelijk de EG of van een overeenkomstsluitende Cariforum- staat beschouwd, tenzij hij betrokken is bij omvangrijke zakelijke trans- acties6) op respectievelijk het grondgebied waarop het Verdrag tot op- richting van de Europese Gemeenschap betrekking heeft of het grondgebied van een overeenkomstsluitende Cariforum-staat;
in afwijking van het voorgaande lid zijn de bepalingen van deze over- eenkomst ook van toepassing op buiten de EG of de Cariforum-staten gevestigde scheepvaartmaatschappijen waarover onderdanen van respec- tievelijk een lidstaat van de Europese Unie of een overeenkomstsluitende Cariforumstaat zeggenschap hebben, indien de vaartuigen van deze maatschappijen overeenkomstig de respectieve wetgeving in die lidstaat van de Europese Unie of in een overeenkomstsluitende Cariforum-staat geregistreerd zijn en de vlag van een lidstaat van de Europese Unie of van een overeenkomstsluitende Cariforum-staat voeren;
f. een „overeenkomst inzake economische integratie”: een overeen- komst waarbij investeringen en de handel in diensten conform de WTO- voorschriften aanzienlijk worden geliberaliseerd.
Artikel 62
Toekomstige liberalisering
Ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze titel voeren de partijen uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst nadere onderhandelingen over investeringen en de handel in diensten met het oog op een versterking van de algemene verbintenissen uit hoofde van de titel.
Artikel 63
Toepassing op het Gemenebest van de Bahama’s en de Republiek Haïti
Teneinde de verbintenissen van het Gemenebest van de Bahama’s en de Republiek Haïti – die met de desbetreffende eisen uit hoofde van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten, hierna de „GATS” genoemd, in overeenstemming moeten zijn – in bijlage IV op te nemen, brengen de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten uiter- lijk zes maanden na de ondertekening van deze overeenkomst bij besluit van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG wijzigingen in
6) Overeenkomstig haar aanmelding van het EG-Verdrag bij de WTO (doc. WT/REG39/1) is volgens de EG het begrip „daadwerkelijke en voortdurende band” met de economie van een lidstaat, dat is neergelegd in artikel 48 van het EG-Verdrag, gelijkwaardig aan het begrip „omvangrijke zakelijke transacties” in artikel V, lid 6, van de GATS en in deze overeenkomst.
deze bijlage aan. In afwachting van dat besluit is de door de EG inge- volge deze titel toegekende preferentiële behandeling niet van toepas- sing op het Gemenebest van de Bahama’s en de Republiek Haïti.
Artikel 64
Regionale integratie van de Cariforum-staten
1. De partijen erkennen dat economische integratie tussen de Cariforum-staten door de geleidelijke verwijdering van de resterende belemmeringen en de invoering van passende regelgeving voor investe- ringen en de handel in diensten, zal bijdragen tot de verdieping van het proces van hun regionale integratie en de verwezenlijking van de doel- stellingen van deze overeenkomst.
2. De partijen erkennen voorts dat de in hoofdstuk 5 van deze titel opgenomen beginselen met betrekking tot de steun voor de geleidelijke liberalisering van investeringen en de handel in diensten tussen de par- tijen een nuttig kader vormen voor de verdere liberalisering van inves- teringen en de handel in diensten tussen de Cariforum-staten in de con- text van hun regionale integratie.
HOOFDSTUK 2 COMMERCIËLE AANWEZIGHEID
Artikel 65
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. „commerciële aanwezigheid”: elk type zakelijke of beroepsmatige vestiging door middel van:
i. de oprichting, overname of handhaving van een rechtspersoon7), of
ii. de oprichting of handhaving van een filiaal of een vertegen- woordiging op het grondgebied van de EG of van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten met het oogmerk een economische activiteit uit te oefenen;
b. „investeerder”: iedere natuurlijke of rechtspersoon die een econo- mische activiteit uitoefent door de vestiging van een commerciële aan- wezigheid;
c. „investeerder van een partij”: een in de EG of in een overeenkomst- sluitende Cariforum-staat gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die een economische activiteit uitoefent door de vestiging van een commer- ciële aanwezigheid;
d. „economische activiteit”: omvat geen activiteiten die worden uit- gevoerd in het kader van de uitoefening van overheidsgezag, d.w.z. acti- viteiten die noch op commerciële grondslag, noch in concurrentie met één of meer marktdeelnemers worden uitgeoefend;
e. „dochteronderneming” van een rechtspersoon: een rechtspersoon waarover een andere rechtspersoon daadwerkelijk zeggenschap heeft8);
f. „filiaal” van een rechtspersoon: een handelszaak zonder rechtsper- soonlijkheid die kennelijk een permanent karakter bezit, zoals een agent- schap van een moedermaatschappij, een eigen management heeft en over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, zodanig dat laatstgenoemden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat er indien nodig een rechtsverhouding is met de moedermaatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het buitenland bevindt, geen recht- streeks contact behoeven te hebben met deze moedermaatschappij, maar hun transacties kunnen afhandelen met de handelszaak die het agent- schap vormt.
7) Onder de termen „oprichting” of „overname” van een rechtspersoon wordt ook verstaan deelneming in het kapitaal van een rechtspersoon met het oogmerk duurzame economische banden te vestigen of te handhaven. Wanneer het bij de rechtspersoon om een naamloze vennootschap gaat, is er sprake van duurzame economische banden wanneer het aandelenbezit de aandeelhouder, krachtens de nationale vennootschapswetgeving of anderszins, in staat stelt daadwerkelijk deel te nemen in het bestuur van of het toezicht op de onderneming. Langlopende leningen, die het karakter van een deelneming hebben, zijn leningen met een looptijd van meer dan vijf jaar die gericht zijn op het vestigen of handhaven van duurzame economische betrekkingen; de voornaamste voorbeelden zijn leningen die door een vennootschap worden verstrekt aan haar dochterondernemingen of aan andere vennootschappen waarin zij deelneemt en leningen waaraan een aan- deel in de winst verbonden is.
8) Over een rechtspersoon wordt door een andere rechtspersoon daadwerkelijk zeggenschap uitgeoefend wanneer laatstgenoemde rechtspersoon een meerderheid van zijn directieleden kan benoemen of anderszins wettelijk toezicht op zijn acti- viteiten kan uitoefenen.
Artikel 66
Dekking
Dit hoofdstuk is van toepassing op maatregelen van de partijen of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, die van invloed zijn op de commerciële aanwezigheid9) op het gebied van alle economische activi- teiten met uitzondering van:
a. winning, vervaardiging en verwerking van nucleair materiaal;
b. productie van of handel in wapens, munitie en oorlogsmaterieel;
c. audiovisuele diensten;
d. nationale cabotage in het zeevervoer10), en
e. binnenlandse en internationale luchtvervoerdiensten, ongeacht of het gaat om lijndiensten of niet, en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten, andere dan:
i. reparatie en onderhoud van luchtvaartuigen waarbij het lucht- vaartuig buiten dienst wordt gesteld;
ii. verkoop en marketing van luchtvervoersdiensten;
iii. geautomatiseerde boekingssystemen (CRS);
iv. andere aanverwante diensten die de exploitatie van luchtvaar- tuigen vergemakkelijken, zoals grondafhandelingsdiensten, ver- huur van luchtvaartuigen met bemanning en luchthavenbeheer.
Artikel 67
Markttoegang
1. Wat de markttoegang via commerciële aanwezigheid betreft, geven de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten elkaars commer- ciële aanwezigheden en investeerders geen ongunstiger behandeling dan die waarin is voorzien in de in bijlage IV opgenomen specifieke ver- plichtingen.
2. In sectoren waarvoor verbintenissen betreffende markttoegang wor- den aangegaan, worden de volgende maatregelen door de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten niet gehandhaafd of genomen, noch op basis van een regionale onderverdeling, noch voor hun gehele grondgebied, tenzij in bijlage IV anders is bepaald:
9) Maatregelen in verband met onteigeningen en geschillenbeslechting tussen een investeerder en de staat, zoals die welke zijn geregeld in bilaterale investerings- verdragen, worden niet geacht van invloed te zijn op de commerciële aanwezig- heid.
10) Nationale cabotage in het zeevervoer heeft betrekking op vervoersdiensten binnen een overeenkomstsluitende Cariforum-staat of binnen een lidstaat van de Europese Unie voor het vervoer van personen of goederen met begin- en eind- punt in die overeenkomstsluitende Cariforum-staat of die lidstaat van de Euro- pese Unie.
a. beperkingen van het aantal commerciële aanwezigheden in de vorm van numerieke quota, monopolies of exclusieve rechten, dan wel door middel van andere eisen aan de commerciële aanwezigheid, zoals een onderzoek naar de economische behoefte;
b. beperkingen van de totale waarde van transacties of activa, in de vorm van een numerieke quota dan wel de eis van een onderzoek naar de economische behoefte;
c. beperkingen van het totale aantal transacties of het totale volume van de output, in bepaalde numerieke eenheden uitgedrukt in de vorm van quota of de eis van een onderzoek naar de economische behoefte11);
d. beperkingen van de participatie van buitenlands kapitaal, uitge- drukt als een maximumpercentage voor buitenlands aandeelhouderschap of de totale waarde van individuele of totale buitenlandse investeringen;
e. maatregelen die specifieke soorten commerciële aanwezigheid (dochteronderneming, filiaal, vertegenwoordiging)12) of joint ventures voor de uitoefening van een economische activiteit door een investeer- der van de andere partij vereisen dan wel deze juist beperkingen opleg- gen.
Artikel 68
Nationale behandeling
1. Wat de sectoren betreft waarvoor in bijlage IV verbintenissen inzake de markttoegang zijn opgenomen, en onder voorbehoud van de in die bijlage vermelde voorwaarden en kwalificaties, behandelen de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten elkaars commerciële aanwezigheden en investeerders niet ongunstiger dan hun eigen soortge- lijke commerciële aanwezigheden en investeerders in verband met alle maatregelen die van invloed zijn op de commerciële aanwezigheid.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten kunnen aan de verplichting in lid 1 voldoen door commerciële aanwezigheden en investeerders van de andere partij hetzij formeel op gelijke wijze als de eigen soortgelijke commerciële aanwezigheden en investeerders te be- handelen hetzij formeel een verschillende behandeling te geven.
11) Lid 2, onder a), b) en c), is niet van toepassing op maatregelen die de pro- ductie van een landbouwproduct beperken.
12) Elke partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat kan eisen dat in het geval van oprichting van een vennootschap onder haar of zijn eigen recht, inves- teerders een specifieke rechtsvorm moeten kiezen. Voor zover deze eis op niet- discriminerende wijze wordt toegepast, hoeft deze niet in de lijst van verbintenis- sen van een partij te worden gespecificeerd om door die partij te kunnen worden gehandhaafd of vastgesteld.
3. Een formeel gelijke of een formeel verschillende behandeling wordt als ongunstiger beschouwd indien deze de mededingings- voorwaarden wijzigt ten gunste van commerciële aanwezigheden en investeerders van de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten ten opzichte van soortgelijke commerciële aanwezigheden en investeer- ders van de andere partij.
4. Specifieke verbintenissen die op grond van dit artikel zijn aange- gaan, worden niet zodanig uitgelegd dat de EG of de overeenkomst- sluitende Cariforum-staten verplicht zijn compensatie te bieden voor concurrentienadelen die inherent zijn aan de buitenlandse aard van de desbetreffende commerciële aanwezigheden en investeerders.
Artikel 69
Lijst van verbintenissen
De door de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten inge- volge dit hoofdstuk geliberaliseerde sectoren en de beperkingen, door middel van voorbehouden, van de markttoegang en de nationale behan- deling voor commerciële aanwezigheden en investeerders van de andere partij in die sectoren zijn opgenomen in de lijsten van verbintenissen in bijlage IV.
Artikel 70
Meestbegunstigingsbehandeling
1. Ten aanzien van alle maatregelen in dit hoofdstuk die van invloed zijn op de commerciële aanwezigheid:
a. geeft de EG commerciële aanwezigheden en investeerders van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten een behandeling die niet on- gunstiger is dan de meest gunstige behandeling die van toepassing is op soortgelijke commerciële aanwezigheden en investeerders uit derde lan- den waarmee zij na de ondertekening van deze overeenkomst een over- eenkomst inzake economische integratie heeft gesloten;
b. geven de overeenkomstsluitende Cariforum-staten commerciële aanwezigheden en investeerders van de EG een behandeling die niet ongunstiger is dan de meest gunstige behandeling die van toepassing is op soortgelijke commerciële aanwezigheden en investeerders uit belang- rijke handelsmachten waarmee zij na de ondertekening van deze over- eenkomst een overeenkomst inzake economische integratie hebben ge- sloten.
2. Wanneer een partij of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat een regionale economische integratieovereenkomst sluit, waarbij een interne markt wordt opgericht of waarbij van de partijen wordt vereist
dat zij hun wetgeving in belangrijke mate onderling aanpassen teneinde niet-discriminerende belemmeringen voor de commerciële aanwezigheid en de handel in diensten uit de weg ruimen, valt de behandeling die de betrokken partij of overeenkomstsluitende Cariforum-staat aan commer- ciële aanwezigheden en investeerders uit derde landen geeft in sectoren waarop de interne markt of de belangrijke onderlinge aanpassing van wetgeving van toepassing is, niet onder de bepalingen van lid 113).
3. De in lid 1 neergelegde verplichtingen zijn niet van toepassing op de behandeling die wordt gegeven:
a. in het kader van maatregelen met betrekking tot de erkenning van kwalificaties, vergunningen of prudentiële maatregelen in overeenstem- ming met artikel VII van de GATS of de bijlage betreffende financiële diensten daarbij,
b. in het kader van een internationale overeenkomst of regeling die geheel of hoofdzakelijk betrekking heeft op belastingheffing, of
c. in het kader van maatregelen waarop een in de in artikel II, lid 2, van de GATS bedoelde lijst opgenomen uitzondering op het meest- begunstigingsbeginsel van toepassing is.
4. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder „belangrijke handelsmacht” verstaan elk ontwikkeld land of elk land dat in het jaar vóór de inwerkingtreding van de in lid 1 bedoelde overeenkomst inzake economische integratie een aandeel van meer dan één (1) procent in de mondiale uitvoer van goederen had, of elke groep landen die indivi- dueel, collectief of via een overeenkomst inzake economische integratie handelend in het jaar vóór de inwerkingtreding van de in lid 1 bedoelde overeenkomst inzake economische integratie een aandeel van meer dan anderhalf (1,5) procent in de mondiale uitvoer van goederen had.14)
5. Wanneer een overeenkomstsluitende Cariforum-staat partij wordt bij een overeenkomst inzake economische integratie met een derde par- tij als bedoeld in lid 1, onder b), en die overeenkomst erin voorziet dat de derde partij een gunstiger behandeling krijgt dan die welke de overeenkomstsluitende Cariforum-staat de EG uit hoofde van deze over- eenkomst geeft, treden de partijen hierover in overleg. De partijen kun- nen beslissen of de betrokken overeenkomstsluitende Cariforum-staat de EG de gunstiger behandeling uit hoofde van de overeenkomst inzake
13) Op het moment van ondertekening van deze overeenkomst worden de Euro- pese Economische Ruimte, de pretoetredingsovereenkomsten met landen die tot de Europese Unie willen toetreden, de gemeenschappelijke markt en economie van de Caricom en de vrijhandelsovereenkomst tussen Caricom en de Domini- caanse Republiek geacht in hun geheel onder deze uitzondering te vallen.
14) Voor deze berekening wordt gebruikgemaakt van officiële WTO-gegevens over leidende exporteurs in de mondiale handel in goederen (met uitzondering van de intra-EU-handel).
economische integratie mag ontzeggen. De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG kan de nodige maatregelen nemen om de bepalingen van deze overeenkomst aan te passen.
Artikel 71
Andere overeenkomsten
Geen enkele bepaling in deze titel wordt geacht het recht van inves- teerders van de partijen te beperken om een beroep te doen op een gun- stiger behandeling uit hoofde van een bestaande of toekomstige interna- tionale overeenkomst inzake investeringen waarbij een lidstaat van de Europese Unie en een overeenkomstsluitende Cariforum-staat partij zijn.
Artikel 72
Gedrag van investeerders
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten werken samen en nemen, voor hun eigen grondgebied, de nodige maatregelen, onder andere door middel van algemeen toepasselijke nationale wetgeving, om ervoor te zorgen dat:
a. het investeerders wordt verboden ongepaste geldelijke of andere voordelen aan te bieden, te beloven of te geven, rechtstreeks of via tus- senpersonen, aan een ambtenaar of aan leden van zijn of haar familie of zakenpartners of een andere persoon die nauwe betrekkingen met de ambtenaar heeft, voor de betrokkenen zelf of voor een derde, opdat de ambtenaar of een derde handelt of niet handelt in verband met de uitoe- fening van ambtelijke plichten, dan wel om een gunst met betrekking tot een voorgestelde investering of vergunningen, contracten of andere rech- ten met betrekking tot een investering te verkrijgen, en zij hiervoor ter verantwoording worden geroepen;
b. investeerders handelen in overeenstemming met de fundamentele arbeidsnormen die zijn neergelegd in de Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) van 1998 inzake de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk, waarbij de EG en de overeenkomst- sluitende Cariforum-staten partij zijn15);
c. investeerders hun investeringen niet zodanig beheren of exploite- ren dat zij internationale arbeidsrechtelijke of milieuverplichtingen uit hoofde van overeenkomsten waarbij de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten partij zijn, ontwijken;
15) Deze fundamentele arbeidsrechten zijn in overeenstemming met de verkla- ring nader uitgewerkt in de verdragen van de ILO betreffende de vrijheid van vak- vereniging, de afschaffing van dwang- en kinderarbeid en de uitbanning van dis- criminatie op het werk.
d. investeerders in voorkomend geval banden met de plaatselijke gemeenschap aangaan en handhaven, met name bij projecten die betrek- king hebben op extensieve activiteiten ten aanzien van natuurlijke hulp- bronnen, voor zover zij niet de voordelen voor de andere partij uit hoofde van een specifieke verplichting tenietdoen of daaraan afbreuk doen.
Artikel 73
Handhaving van normen
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zien erop toe dat buitenlandse directe investeringen niet worden aangemoedigd door afzwakking van de binnenlandse wetgeving en normen inzake milieu, arbeid, veiligheid en gezondheid op het werk of versoepeling van de fundamentele arbeidsnormen of de wetgeving inzake bescherming en bevordering van culturele diversiteit.
Artikel 74
Evaluatie
Met het oog op de geleidelijke liberalisering van investeringen xxx- xxxxxx de partijen de wetgeving inzake investeringen, het investerings- klimaat en de onderlinge investeringsstromen uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en vervolgens met regelmatige tussenpozen in overeenstemming met hun uit internationale investerings- overeenkomsten voortvloeiende verbintenissen.
HOOFDSTUK 3 GRENSOVERSCHRIJDENDE DIENSTVERLENING
Artikel 75
Werkingssfeer en definities
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op maatregelen van de partijen of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, die van invloed zijn op de grensoverschrijdende dienstverlening met uitzondering van:
a. audiovisuele diensten;
b. nationale cabotage in het zeevervoer16);
c. binnenlandse en internationale luchtvervoerdiensten, ongeacht of het gaat om lijndiensten of niet, en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten, andere dan:
i. reparatie en onderhoud van luchtvaartuigen waarbij het lucht- vaartuig buiten dienst wordt gesteld;
ii. verkoop en marketing van luchtvervoersdiensten;
iii. geautomatiseerde boekingssystemen (CRS);
iv. andere aanverwante diensten die de exploitatie van luchtvaar- tuigen vergemakkelijken, zoals grondafhandelingsdiensten, ver- huur van luchtvaartuigen met bemanning en luchthavenbeheer.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk:
a. wordt „grensoverschrijdende dienstverlening” gedefinieerd als het verlenen van een dienst:
i. vanaf het grondgebied van een partij naar het grondgebied van de andere partij (vorm van dienstverlening 1);
ii. op het grondgebied van een partij ten behoeve van een dienst- afnemer van de andere partij (vorm van dienstverlening 2);
b. omvatten „diensten” alle diensten in elke sector behalve bij de uit- oefening van overheidsgezag verleende diensten;
c. betekent „een bij de uitoefening van overheidsgezag verleende dienst” elke dienst die noch op commerciële basis, noch in concurrentie met één of meer dienstverleners wordt verleend;
d. is een „dienstverlener” een natuurlijke of rechtspersoon die een dienst aanbiedt of verleent;
e. wordt onder „dienstverlener van een partij” verstaan een in de EG of in een overeenkomstsluitende Cariforum-staat gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die een dienst aanbiedt of verleent;
f. omvat „verlening van een dienst” de productie, distributie, marke- ting, verkoop en levering van een dienst.
Artikel 76
Markttoegang
1. Wat de markttoegang via grensoverschrijdende dienstverlening be- treft, geven de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staat dien- sten en dienstverleners van de andere partij geen ongunstiger behande- ling dan die waarin is voorzien in de in bijlage IV opgenomen specifieke verbintenissen.
16) Nationale cabotage in het zeevervoer heeft betrekking op vervoersdiensten binnen een overeenkomstsluitende Cariforum-staat of binnen een lidstaat van de Europese Unie voor het vervoer van personen of goederen met begin- en eind- punt in die overeenkomstsluitende Cariforum-staat of die lidstaat.
2. In sectoren waarvoor verbintenissen betreffende markttoegang wor- den aangegaan, worden de volgende maatregelen door de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten niet gehandhaafd of genomen, noch op basis van een regionale onderverdeling, noch voor hun gehele grondgebied, tenzij in bijlage IV anders is bepaald:
a. beperkingen van het aantal dienstverleners in de vorm van nume- rieke quota, monopolies, exclusieve dienstverleners dan wel in de vorm van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte;
b. beperkingen van de totale waarde van transacties of activa in ver- band met diensten in de vorm van numerieke quota dan wel de eis van een onderzoek naar de economische behoefte;
c. beperkingen van het totale aantal dienstentransacties of de totale hoeveelheid geleverde diensten, in bepaalde numerieke eenheden uitge- drukt in de vorm van quota of de eis van een onderzoek naar de econo- mische behoefte.
Artikel 77
Nationale behandeling
1. Wat de sectoren betreft waarvoor in bijlage IV verbintenissen inzake de markttoegang zijn opgenomen, en onder voorbehoud van de in die bijlage vermelde voorwaarden en kwalificaties, behandelen de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten diensten en dienstverle- ners van de andere partij niet ongunstiger dan hun eigen soortgelijke diensten en dienstverleners in verband met alle maatregelen die van invloed zijn op de grensoverschrijdende dienstverlening.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten kunnen aan de verplichting in lid 1 voldoen door diensten en dienstverleners van de andere partij hetzij formeel op gelijke wijze als de eigen soortgelijke diensten en dienstverleners te behandelen hetzij formeel een verschil- lende behandeling te geven.
3. Een formeel gelijke of een formeel verschillende behandeling wordt als ongunstiger beschouwd indien deze de mededingings- voorwaarden wijzigt ten gunste van diensten of dienstverleners van de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten ten opzichte van soortgelijke diensten of dienstverleners van de andere partij.
4. Specifieke verbintenissen die op grond van dit artikel zijn aange- gaan, worden niet zodanig uitgelegd dat de EG of de overeenkomst- sluitende Cariforum-staten verplicht zijn compensatie te bieden voor aan concurrentienadelen die inherent zijn aan de buitenlandse aard van de desbetreffende commerciële diensten en dienstverleners.
Artikel 78
Lijst van verbintenissen
De door de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten inge- volge dit hoofdstuk geliberaliseerde sectoren en de beperkingen, door middel van voorbehouden, van de markttoegang en de nationale behan- deling voor diensten en dienstverleners van de andere partij in die sec- toren zijn opgenomen in de lijsten van verbintenissen in bijlage IV.
Artikel 79
Meestbegunstigingsbehandeling
1. Ten aanzien van alle maatregelen in dit hoofdstuk die van invloed zijn op de grensoverschrijdende dienstverlening:
a. geeft de EG diensten en dienstverleners van de overeenkomst- sluitende Cariforum-staten een behandeling die niet ongunstiger is dan de meest gunstige behandeling die van toepassing is op soortgelijke diensten en dienstverleners uit derde landen waarmee zij na de onderte- kening van deze overeenkomst een overeenkomst inzake economische integratie heeft gesloten;
b. geven de overeenkomstsluitende Cariforum-staten diensten en dienstverleners van de EG een behandeling die niet ongunstiger is dan de meest gunstige behandeling die van toepassing is op soortgelijke diensten en dienstverleners uit belangrijke handelsmachten waarmee zij na de ondertekening van deze overeenkomst een overeenkomst inzake economische integratie hebben gesloten.
2. Wanneer een partij of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat een regionale economische integratieovereenkomst sluit, waarbij een interne markt wordt opgericht of waarbij van de partijen wordt vereist dat zij hun wetgeving in belangrijke mate onderling aanpassen teneinde niet-discriminerende belemmeringen voor de handel in diensten uit de weg ruimen, valt de behandeling die de betrokken partij of overeenkomst- sluitende Cariforum-staat aan diensten en dienstverleners uit derde lan- den toekent in sectoren waarop de interne markt of de belangrijke onder- linge aanpassing van wetgeving van toepassing is, niet onder de bepalingen van lid 117).
17) Op het moment van ondertekening van deze overeenkomst worden de Euro- pese Economische Ruimte, de pretoetredingsovereenkomsten met landen die tot de Europese Unie willen toetreden, de gemeenschappelijke markt en economie van de Caricom en de vrijhandelsovereenkomst tussen Caricom en de Domini- caanse Republiek geacht in hun geheel onder deze uitzondering te vallen.
3. De in lid 1 neergelegde verplichtingen zijn niet van toepassing op de behandeling die wordt gegeven:
a. in het kader van maatregelen met betrekking tot de erkenning van kwalificaties, vergunningen of prudentiële maatregelen in overeenstem- ming met artikel VII van de GATS of de bijlage betreffende financiële diensten daarbij,
b. in het kader van een internationale overeenkomst of regeling die geheel of hoofdzakelijk betrekking heeft op belastingheffing, of
c. in het kader van maatregelen waarop een in de in artikel II, lid 2, van de GATS bedoelde lijst opgenomen uitzondering op het meest- begunstigingsbeginsel van toepassing is.
4. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder „belangrijke handelsmacht” verstaan elk ontwikkeld land of elk land dat in het jaar vóór de inwerkingtreding van de in lid 1 bedoelde overeenkomst inzake economische integratie een aandeel van meer dan één (1) procent in de mondiale uitvoer van goederen had, of elke groep landen die indivi- dueel, collectief of via een overeenkomst inzake economische integratie handelend in het jaar vóór de inwerkingtreding van de in lid 1 bedoelde overeenkomst inzake economische integratie een aandeel van meer dan anderhalf (1,5) procent in de mondiale uitvoer van goederen had18).
5. Wanneer een overeenkomstsluitende Cariforum-staat partij wordt bij een overeenkomst inzake economische integratie met een derde par- tij als bedoeld in lid 1, onder b), en die overeenkomst erin voorziet dat de derde partij een gunstiger behandeling krijgt dan die welke de overeenkomstsluitende Cariforum-staat de EG uit hoofde van deze over- eenkomst geeft, treden de partijen hierover in overleg. De partijen kun- nen besluiten of de betrokken overeenkomstsluitende Cariforumstaat de EG de gunstiger behandeling uit hoofde van de overeenkomst inzake economische integratie mag ontzeggen. De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG kan de nodige maatregelen nemen om de bepalingen van deze overeenkomst aan te passen.
18) Voor deze berekening wordt gebruikgemaakt van officiële WTO-gegevens over leidende exporteurs in de mondiale handel in goederen (met uitzondering van de intra-EU-handel).
HOOFDSTUK 4
TIJDELIJKE AANWEZIGHEID VAN NATUURLIJKE PERSONEN VOOR ZAKEN
Artikel 80
Werkingssfeer en definities
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op maatregelen van de partijen of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten inzake de toegang tot en het tijdelijke verblijf op hun grondgebied van stafpersoneel, afgestudeerde stagiairs, verkopers van zakelijke diensten, dienstverleners op contract- basis, beoefenaars van een vrij beroep en tijdelijke bezoekers voor zaken, in overeenstemming met artikel 60, lid 5.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. „stafpersoneel”: natuurlijke personen die werkzaam zijn bij een andere rechtspersoon uit de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum- staten dan een organisatie zonder winstoogmerk en die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van dan wel een goed toezicht op en een goede administratie en exploitatie van een commerciële aanwezigheid.
Tot het stafpersoneel behoren ook „zakelijke bezoekers” die verant- woordelijk zijn voor het opzetten van een commerciële aanwezigheid, en
„binnen de onderneming overgeplaatste personen”.
– „Zakelijke bezoekers” zijn natuurlijke personen met een staf- functie die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een commer- ciële aanwezigheid. Zij verrichten geen directe transacties met het grote publiek en ontvangen geen beloning van een bron die is geves- tigd in het gastland (EG of overeenkomstsluitende Cariforum-staat).
– „Binnen de onderneming overgeplaatste personen” zijn natuur- lijke personen uit de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum- staten die ten minste één jaar werknemer of partner zijn bij een rechts- persoon en die tijdelijk zijn overgeplaatst naar een commerciële aanwezigheid op het grondgebied van de andere partij. De betrokken natuurlijke persoon moet tot een van de volgende categorieën beho- ren:
1. Managers:
Leden van het hoger leidinggevend personeel van een rechts- persoon die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de commerciële aanwezigheid, onder het alge- mene toezicht van de raad van bestuur of van de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde personen vallen en voornamelijk van hen orders krijgen, zoals:
i. personen die leiding geven aan een commerciële aanwe- zigheid of een afdeling of onderafdeling daarvan;
ii. personen die belast zijn met het toezicht op de werkzaam- heden van andere toezichthoudende, gespecialiseerde of leidinggevende werknemers;
iii. personen die persoonlijk bevoegd zijn werknemers in dienst te nemen en te ontslaan, of indienstneming of ont- slag van werknemers of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid aan te bevelen;
2. Specialisten:
binnen een rechtspersoon werkzame personen die beschikken over uitzonderlijke kennis die van wezenlijk belang is voor de pro- ductie, de onderzoeksuitrusting, technische procedés of het mana- gement van de commerciële aanwezigheid. Bij de beoordeling van deze kennis wordt niet alleen rekening gehouden met specifieke kennis met betrekking tot de commerciële aanwezigheid, maar ook met de vraag of de betrokkene in hoge mate gekwalificeerd is voor werkzaamheden of voor een beroep waarvoor specifieke techni- sche kennis of het behoren tot een erkende beroepsgroep vereist is;
b. „afgestudeerde stagiairs”: natuurlijke personen uit de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten die al ten minste een jaar in dienst zijn bij een daar gevestigde rechtspersoon, een universitaire graad hebben en tijdelijk zijn overgeplaatst naar een commerciële aanwezig- heid of naar de moedermaatschappij van de rechtspersoon op het grond- gebied van de andere partij, met het oog op de ontwikkeling van hun carrière of om een opleiding te krijgen in zakelijke technieken of metho- den19);
c. „verkopers van zakelijke diensten”: natuurlijke personen uit de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten die als vertegenwoordiger van een daar gevestigde dienstverlener tijdelijk toegang wensen te krij- gen tot het grondgebied van de andere partij om onderhandelingen te voeren over de verkoop van diensten of om overeenkomsten aan te gaan over de verkoop van diensten ten behoeve van die dienstverlener. Zij verkopen niet rechtstreeks aan het grote publiek en ontvangen geen belo- ning van een bron die is gevestigd in het gastland (EG of overeenkomst- sluitende Cariforum-staat);
d. „dienstverleners op contractbasis”: natuurlijke personen uit de EG of uit de overeenkomstsluitende Cariforum-staten die in dienst zijn bij een daar gevestigde rechtspersoon die geen commerciële aanwezigheid op het grondgebied van de andere partij heeft en een bonafide contract (anders dan via een uitzendbureau als bedoeld in CPC 872) heeft geslo- ten voor de verlening van diensten aan een eindverbruiker op het grond-
19) Van de ontvangende commerciële aanwezigheid kan worden verlangd dat zij vooraf ter goedkeuring een opleidingsprogramma voor de volledige duur van het verblijf voorlegt, om aan te tonen dat het verblijf bedoeld is om een oplei- ding te geven. Voor Spanje, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk en Hongarije moet de opleiding gerelateerd zijn aan de behaalde universitaire graad.
gebied van laatstgenoemde partij, waarvoor de tijdelijke aanwezigheid van zijn werknemers aldaar vereist is om het dienstverleningscontract uit te voeren;
e. „beoefenaars van een vrij beroep”: natuurlijke personen uit de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten die daar als zelfstandige dienstverlener gevestigd zijn, geen commerciële aanwezigheid op het grondgebied van de andere partij hebben en een degelijk („bona fide”) contract (anders dan via een uitzendbureau als bedoeld in CPC 872) heb- ben gesloten voor de verlening van diensten aan een eindverbruiker op het grondgebied van laatstgenoemde partij, waarvoor de tijdelijke aan- wezigheid van zijn werknemers aldaar vereist is om het dienstverlenings- contract uit te voeren20);
f. „kwalificaties”: diploma’s, certificaten en andere bewijsmiddelen (van een officiële kwalificatie), afgegeven door een in de wet- of regel- geving of in administratieve bepalingen aangewezen autoriteit, waarbij de succesvolle afsluiting van een beroepsopleiding wordt geattesteerd.
Artikel 81
Stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs
1. Voor elke overeenkomstig hoofdstuk 2 van deze titel geliberali- seerde sector staan de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum- staten, behoudens de in bijlage IV opgenomen voorbehouden, investeer- ders van de andere partij toe in hun commerciële aanwezigheden natuurlijke personen van die andere partij in dienst te hebben, mits die werknemers behoren tot het stafpersoneel dan wel afgestudeerd stagiair zijn, zoals gedefinieerd in artikel 80. De toegang en het tijdelijke verblijf van stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs geldt voor een periode van ten hoogste drie jaar voor binnen de onderneming overgeplaatste perso- nen, negentig dagen binnen een periode van twaalf maanden voor zake- lijke bezoekers en één jaar voor afgestudeerde stagiairs.
2. Voor elke overeenkomstig hoofdstuk 2 van deze titel geliberali- seerde sector worden, tenzij anderszins bepaald in bijlage IV, de maat- regelen die de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten niet mogen handhaven of vaststellen voor hetzij een bepaalde regio hetzij hun gehele grondgebied beschreven als beperking van het totale aantal natuurlijke personen dat een investeerder als stafpersoneel of als afge- studeerde stagiair in een bepaalde sector in dienst mag hebben, in de vorm van een maximaal aantal of van een eis van een onderzoek naar de economische behoefte, en als discriminerende beperking.
20) Het onder d) en e) bedoelde dienstencontract moet in overeenstemming zijn met de wet- en regelgeving en de eisen van de partij of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten waar het contract wordt uitgevoerd.
Artikel 82
Verkopers van zakelijke diensten
Voor elke overeenkomstig hoofdstuk 2 of 3 van deze titel geliberali- seerde sector staan de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum- staten, behoudens de in bijlage IV opgenomen voorbehouden, de toe- gang en het tijdelijke verblijf van verkopers van zakelijke diensten toe voor een periode van ten hoogste negentig dagen gedurende een periode van twaalf maanden.
Artikel 83
Dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten bevestigen hun respectieve verplichtingen in verband met de verbintenissen die zij in het kader van de GATS zijn aangegaan ten aanzien van de toegang en het tijdelijke verblijf van dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep.
2. Onverminderd lid 1 staat de EG, onder de hieronder en in bijlage IV genoemde voorwaarden, toe dat dienstverleners op contractbasis uit de overeenkomstsluitende Cariforum-staten door middel van de aanwe- zigheid van natuurlijke personen op het grondgebied van haar lidstaten diensten verlenen in de volgende subsectoren:
1. juridisch advies op het gebied van internationaal publiekrecht en buitenlands recht (d.w.z. niet-EU-recht);
2. accountants en boekhouders;
3. belastingconsulenten;
4. architecten;
5. stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten;
6. ingenieurs;
7. ingenieurs: geïntegreerde diensten;
8. artsen en tandartsen;
9. dierenartsen;
10. verloskundigen;
11. verpleegkundigen, fysiotherapeuten en paramedisch personeel;
12. diensten in verband met computers;
13. onderzoeks- en ontwikkelingswerk;
14. reclame;
15. markt- en opinieonderzoek;
16. advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
17. diensten in verband met advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
18. technische testen en toetsen;
19. aanverwante wetenschappelijke en technische adviezen;
20. onderhoud en reparatie van werktuigen en transportmiddelen, met name in het kader van servicecontracten na verkoop of lease;
21. chef-xxxx;
22. mannequins;
23. vertalers en tolken;
24. inspectie van xxxxxxxxxxxxx;
25. hoger onderwijs (alleen particulier gefinancierde diensten);
26. milieudiensten;
27. reisbureaus en reisorganisatoren;
28. toeristengidsen;
29. amusement, behalve audiovisuele diensten.
Onverminderd lid 1 staan de overeenkomstsluitende Cariforumstaten onder de hieronder en in bijlage IV genoemde voorwaarden toe dat dienstverleners op contractbasis uit de EG door middel van de aanwe- zigheid van natuurlijke personen op het grondgebied van hun lidstaten diensten verlenen.
Op de verbintenissen van de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
a. de natuurlijke personen moeten voor het verlenen van een dienst tijdelijk zijn aangetrokken als werknemer van een rechtspersoon die een dienstencontract heeft gesloten voor een periode van ten hoogste twaalf maanden;
b. de natuurlijke personen die het grondgebied van de andere partij binnenkomen, moeten de desbetreffende diensten al ten minste gedu- rende het jaar onmiddellijk voorafgaande aan de datum van indiening van het verzoek om toegang tot dat grondgebied als werknemer van de rechtspersoon die de diensten verleent, aanbieden. Bovendien moeten zij op de datum van indiening van het verzoek om toegang tot het grond- gebied van de andere partij ten minste drie jaar beroepservaring21) heb- ben in de economische sector waarop het contract betrekking heeft;
c. met uitzondering in het geval van mannequins, chef-koks en dienst- verleners op het gebied van amusement, behalve van audiovisuele dien- sten, moeten natuurlijke personen die het grondgebied van de andere partij binnenkomen, in het bezit zijn van i) een universitaire graad of een kwalificatie waarmee hun kennis op een gelijkwaardig niveau wordt aan- xxxxxxx00) en ii) kwalificaties voor de uitoefening van het beroep wan- neer dit vereist is om een activiteit te kunnen uitoefenen overeenkomstig de wet- of regelgeving of de eisen van de EG of van de overeenkomst- sluitende Cariforum-staat waar de dienst wordt verleend;
21) Verkregen na het bereiken van de meerderjarigheid.
22) Wanneer de graad of de kwalificatie niet is behaald op het grondgebied van de partij waar de dienst wordt verleend, mag die partij beoordelen of die graad of die kwalificatie gelijkwaardig is aan een universitaire graad die op zijn grond- gebied vereist is.
d. de natuurlijke persoon ontvangt gedurende zijn verblijf op het grondgebied van de andere partij geen andere beloning voor de dienst- verlening dan die welke door de dienstverlener op contractbasis wordt betaald;
e. de toegang van natuurlijke personen tot en hun tijdelijke verblijf op het grondgebied van de betrokken partij geldt voor een cumulatieve periode van niet meer dan zes maanden of, voor Luxemburg, vijfen- twintig weken, gedurende een periode van twaalf maanden of voor de looptijd van het contract, afhankelijk van wat korter is;
f. de in het kader van dit artikel verleende toegang betreft uitsluitend de dienst waarop het contract betrekking heeft, en geeft geen recht op het voeren van de beroepstitel van de partij op het grondgebied waarvan de dienst wordt verleend;
g. het aantal personen dat bij het dienstverleningscontract betrokken is, mag niet groter zijn dan noodzakelijk voor de uitvoering van het con- tract, zoals kan worden bepaald door de wet- en regelgeving en de eisen van de partij op het grondgebied waarvan de dienst wordt verleend;
h. andere in bijlage IV gespecificeerde discriminerende beperkingen, waaronder die met betrekking tot het aantal natuurlijke personen in de vorm van een onderzoek naar de economische behoefte.
3. Onverminderd lid 1 staat de EG, onder de hieronder en in bijlage IV genoemde voorwaarden, toe dat beoefenaars van een vrij beroep uit de overeenkomstsluitende Cariforum-staten op het grondgebied van haar lidstaten diensten verlenen in de volgende subsectoren:
1. juridisch advies op het gebied van internationaal publiekrecht en buitenlands recht (d.w.z. niet-EU-recht);
2. architecten;
3. stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten;
4. ingenieurs;
5. ingenieurs: geïntegreerde diensten;
6. diensten in verband met computers;
7. onderzoeks- en ontwikkelingswerk;
8. markt- en opinieonderzoek;
9. advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
10. diensten in verband met advies op het gebied van bedrijfsbeheer;
11. vertalers en tolken.
Onverminderd lid 1 staan de overeenkomstsluitende Cariforumstaten onder de hieronder en in bijlage IV genoemde voorwaarden toe dat beoefenaars van een vrij beroep uit de EG op het grondgebied van hun lidstaten diensten verlenen.
Op de verbintenissen van de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
a. de natuurlijke personen moeten voor het verlenen van een dienst tijdelijk zijn aangetrokken als op het grondgebied van de andere partij gevestigde zelfstandige en een dienstencontract hebben gesloten voor een periode van ten hoogste twaalf maanden;
b. natuurlijke personen die het grondgebied van de andere partij bin- nenkomen, moeten op de datum van indiening van het verzoek om toe- gang tot dat grondgebied ten minste zes jaar beroepservaring hebben in de economische sector waarop het contract betrekking heeft;
c. natuurlijke personen die het grondgebied van de andere partij bin- nenkomen, moeten in het bezit zijn van i) een universitaire graad of een kwalificatie waarmee hun kennis op een gelijkwaardig niveau wordt aan- getoond23) en ii) kwalificaties voor de uitoefening van het beroep wan- neer dit vereist is om een activiteit te kunnen uitoefenen overeenkomstig de wet- of regelgeving of de eisen van de EG of van de overeenkomst- sluitende Cariforum-staat waar de dienst wordt verleend;
d. de toegang van natuurlijke personen tot en hun tijdelijke verblijf op het grondgebied van de betrokken partij geldt voor een cumulatieve periode van niet meer dan zes maanden of, voor Luxemburg, vijfen- twintig weken, gedurende een periode van twaalf maanden of voor de looptijd van het contract, afhankelijk van wat korter is;
e. de in het kader van dit artikel verleende toegang heeft uitsluitend betrekking op de dienst waarop het contract betrekking heeft, en geeft geen recht op het voeren van de beroepstitel van de partij op het grond- gebied waarvan de dienst wordt verleend;
f. andere in bijlage IV gespecificeerde discriminerende beperkingen, waaronder die met betrekking tot het aantal natuurlijke personen in de vorm van een onderzoek naar de economische behoefte.
Artikel 84
Tijdelijke bezoekers voor zaken
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven, in overeenstemming met hun respectieve wetgeving, naar vergemakkelij- king van de toegang van tijdelijke bezoekers voor zaken uit de EG of uit de overeenkomstsluitende Cariforumstaten, naargelang van het geval, tot hun grondgebied en van hun verblijf aldaar wanneer dezen de volgende activiteiten wensen uit te oefenen:
a. onderzoek en ontwerp: technische, wetenschappelijke en statis- tische onderzoekers namens een op het grondgebied van de andere par- tij gevestigde onderneming;
b. marketingonderzoek: personeel dat onderzoek, waaronder markt- onderzoek, doet en analyses maakt namens een op het grondgebied van de andere partij gevestigde onderneming;
c. opleidingsseminars: personeel van een onderneming in de EG of in de overeenkomstsluitende Cariforum-staten die het grondgebied van de
23) Wanneer de graad of de kwalificatie niet is behaald op het grondgebied van de partij waar de dienst wordt verleend, mag die partij beoordelen of die graad of die kwalificatie gelijkwaardig is aan een universitaire graad die op zijn grond- gebied vereist is.
andere partij binnenkomen om een opleiding te krijgen in technieken en arbeidspraktijken die worden gebruikt door ondernemingen of organisa- ties op het grondgebied van die partij, mits de ontvangen opleiding beperkt is tot waarneming, het vertrouwd worden en klassikaal onder- richt;
x. xxxxxxx en tentoonstellingen: personeel dat op een beurs reclame maakt voor zijn onderneming of voor de producten of diensten van die onderneming;
e. verkoop: vertegenwoordigers en agenten die bestellingen opnemen of onderhandelen over contracten voor een op het grondgebied van de andere partij gevestigde onderneming, maar die geen goederen afleve- ren;
f. inkoop: inkopers voor een onderneming dan wel bestuurders of toezichthoudend personeel die betrokken zijn bij een handelstransactie op het grondgebied van de andere partij;
g. personeel op het gebied van toerisme (vertegenwoordigers van hotels of van reisbureaus, gidsen of reisorganisaties) dat een toerisme- congres bijwoont of daaraan deelneemt,
mits zij geen goederen of diensten aan het grote publiek verkopen of hun goederen en diensten niet zelf leveren, niet op eigen naam een belo- ning ontvangen van een bron binnen de EG of binnen de overeenkomst- sluitende Cariforum-staat waar zij tijdelijk verblijven, en geen diensten leveren in het kader van een contract dat is gesloten tussen een rechts- persoon zonder commerciële aanwezigheid in de EG of de overeenkomst- sluitende Cariforum-staat waar de tijdelijke bezoekers voor zaken ver- blijven en een consument in de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staat.
2. Wanneer de toegang tot en het tijdelijke verblijf op het desbetref- fende grondgebied wordt toegestaan, geldt dit voor ten hoogste 90 dagen gedurende een periode van twaalf maanden.
HOOFDSTUK 5 REGELGEVINGSKADER
AFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 85
Wederzijdse erkenning
1. Geen enkele bepaling in deze titel belet de EG en de overeenkomst- sluitende Cariforum-staten te eisen dat natuurlijke personen de kwalifi-
caties en/of de beroepservaring hebben die op het grondgebied waar de dienst wordt verleend voor de betrokken sector van economische activi- teit zijn voorgeschreven.
2. De partijen moedigen de desbetreffende beroepsorganisaties op hun respectieve grondgebied aan gezamenlijk aanbevelingen over we- derzijdse erkenning te ontwikkelen en aan het Handels- en ontwikkelings- comité Cariforum-EG voor te leggen, teneinde ervoor te zorgen dat investeerders en dienstverleners volledig of gedeeltelijk voldoen aan de door de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten toegepaste criteria voor het verlenen van vergunningen aan en voor de werkzaam- heden en de certificering van investeerders en dienstverleners, in het bij- zonder voor beoefenaars van vrije beroepen.
3. Met name moedigen de partijen de desbetreffende beroeps- organisaties op hun respectieve grondgebied aan uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst onderhandelingen aan te kno- pen om gezamenlijk dergelijke aanbevelingen over wederzijdse erken- ning te ontwikkelen en aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG voor te leggen voor onder meer de volgende onderwer- pen: accountancy, architectuur, ingenieurswetenschappen en toerisme.
4. Wanneer het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG een aanbeveling als bedoeld in het voorgaande lid ontvangt, beoordeelt het die aanbeveling binnen een redelijke termijn, teneinde vast te stellen of die in overeenstemming is met deze overeenkomst.
5. Wanneer overeenkomstig de procedure van lid 2 wordt vastgesteld dat een in dat lid bedoelde aanbeveling in overeenstemming met deze overeenkomst is en er een voldoende mate van analogie bestaat tussen de desbetreffende regelingen van de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, onderhandelen de partijen via hun bevoegde autoritei- ten over een overeenkomst inzake de wederzijdse erkenning van eisen, kwalificaties, vergunningen en andere regelingen, teneinde deze aanbe- veling ten uitvoer te leggen.
6. Dergelijke overeenkomsten dienen in overeenstemming te zijn met de desbetreffende bepalingen van de WTO-overeenkomst en in het bij- zonder met artikel VII van de GATS.
7. Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG bespreekt de op het punt van de wederzijdse erkenning gemaakte vorderingen om de twee jaar.
Artikel 86
Transparantie
Behoudens artikel 235, lid 3, reageren de partijen en de overeenkomst- sluitende Cariforum-staten onverwijld op alle verzoeken van de andere partij om specifieke informatie over hun algemene maatregelen of inter- nationale overeenkomsten die betrekking hebben of van invloed zijn op deze overeenkomst. De partijen richten ook één of meer infomatiepun- ten in om op verzoek specifieke informatie aan investeerders en dienst- verleners van de andere partij te verstrekken over alle aangelegenheden van dien aard. Deze informatiepunten worden vermeld in bijlage V. Wet- ten en regelingen behoeven niet bij de informatiepunten te worden neer- gelegd.
Artikel 87
Procedures
1. Wanneer voor het verlenen van een dienst of voor een commerciële aanwezigheid waarvoor een specifieke verbintenis is aangegaan, een ver- gunning vereist is, delen de bevoegde autoriteiten van de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten de aanvrager binnen een rede- lijke termijn na de indiening van de volgens de nationale wet- en regel- geving als volledig aangemerkte aanvraag mede welk gevolg zij hieraan hebben gegeven. Op verzoek van de aanvrager verschaffen, naargelang van het geval, de bevoegde autoriteiten van de partijen of van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten onverwijld informatie over de status van de aanvraag.
2. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten houden gerechtelijke, scheidsrechtelijke of administratieve tribunalen of proce- dures in stand, of voeren deze in, die op verzoek van een betroffen inves- teerder of dienstverlener administratieve beslissingen met betrekking tot de commerciële aanwezigheid, de grensoverschrijdende dienstverlening of de tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken ter- stond onderzoeken en, indien gerechtvaardigd, passende maatregelen nemen.
Wanneer deze procedures niet onafhankelijk zijn van de instantie die bevoegd is om het betrokken administratieve besluit te nemen, zorgen de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten ervoor dat de procedures de facto in een objectief en onpartijdig onderzoek voorzien.
AFDELING 2
DIENSTEN IN VERBAND MET COMPUTERS
Artikel 88
Afspraak over diensten in verband met computers
1. Voor zover de handel in diensten in verband met computers in overeenstemming met de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze titel gelibe- raliseerd is, onderschrijven de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten de in de leden 2, 3 en 4 neergelegde afspraak.
2. CPC 84, de VN-code voor diensten in verband met computers, heeft betrekking op de basisfuncties voor alle diensten met betrekking tot computers: computerprogramma’s, gedefinieerd als de instructies waardoor computers kunnen werken of met elkaar kunnen communice- ren (met inbegrip van de ontwikkeling en implementatie ervan), gegevensverwerking en -opslag, en aanverwante diensten, zoals het geven van adviezen en opleidingen aan het personeel van de klanten.
Technologische ontwikkelingen hebben geleid tot een toename van het aanbod van deze diensten als een pakket verwante diensten die alle of een deel van deze basisfuncties kunnen omvatten. Zo bestaan dien- sten als web- of domeinhosting, datamining en gridcomputing allemaal uit een combinatie van basisfuncties van de diensten in verband met computers.
3. De diensten in verband met computers omvatten, ook indien zij via een netwerk zoals internet worden geleverd, alle diensten op het gebied van:
a. advies, strategie, analyse, planning, specificatie, ontwerp, ontwik- keling, installatie, implementatie, integratie, testen, debuggen, updaten, ondersteuning, technische hulp of beheer van of voor computers of computersystemen, of
b. computerprogramma’s, gedefinieerd als de instructies (op zich) waardoor computers kunnen werken of communiceren, plus advies, stra- tegie, analyse, planning, specificatie, ontwerp, ontwikkeling, installatie, implementatie, integratie, testen, debuggen, updaten, aanpassen, onder- houd, ondersteuning, technische hulp, beheer of gebruik van of voor computerprogramma’s, of
c. diensten in verband met de verwerking, opslag en hosting van gegevens of diensten in verband met databanken, of
d. onderhoud en reparatie van kantoormachines, met inbegrip van computers, of
e. opleidingen voor het personeel van klanten in verband met computerprogramma’s, computers of computersystemen die niet elders zijn ingedeeld.
4. Diensten in verband met computers maken vaak andere diensten (zoals bankieren), elektronisch of anderszins, mogelijk.
Er is echter een groot verschil tussen de ondersteunende dienst (bv. webhosting of applicatiehosting) en de inhouds- of hoofddienst die elek- tronisch wordt geleverd (bv. bankieren). In dergelijke gevallen valt de inhouds- of hoofddienst niet onder CPC 84.
AFDELING 3 KOERIERSDIENSTEN
Artikel 89
Werkingssfeer en definities
1. Deze afdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle koeriersdiensten die in overeenstemming met de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze titel zijn geliberaliseerd.
2. Voor de toepassing van deze afdeling en van de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze titel wordt verstaan onder:
a. „universele dienst”: het overal op het grondgebied van de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten permanent aanbieden van een postdienst met een bepaalde kwaliteit tegen prijzen die voor alle gebruikers betaalbaar zijn;
b. „individuele vergunning”: een vergunning die door een regel- gevende instantie aan een individuele dienstverlener wordt gegeven en die nodig is om een bepaalde dienst te verlenen.
Artikel 90
Voorkoming van concurrentiebeperkende praktijken bij koeriersdiensten
In overeenstemming met de bepalingen van titel IV, hoofdstuk 1, wor- den door de EG of de overeenkomstsluitende Cariforumstaten passende maatregelen gehandhaafd of ingevoerd om te voorkomen dat dienstver- leners die, alleen of samen met anderen, de voorwaarden voor deelne- ming (wat prijs en aanbod betreft) in de desbetreffende markt voor koe- riersdiensten door het gebruik van hun eigen marktpositie in belangrijke mate kunnen beïnvloeden, overgaan tot concurrentieverstorende praktij- ken of deze voortzetten.
Artikel 91
Universele dienst
De EG en elke overeenkomstsluitende Cariforum-staat hebben elk het recht de aard van de universeledienstverplichtingen vast te stellen die zij in stand wensen te houden. Deze verplichtingen worden niet per se concurrentieverstorend geacht, mits zij op een transparante, niet- discriminerende en uit concurrentieoogpunt neutrale wijze worden uit- gevoerd en geen grotere last vertegenwoordigen dan nodig is voor de soort door de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten vastge- stelde universele dienst.
Artikel 92
Individuele vergunningen
1. Een individuele vergunning kan alleen worden verlangd voor dien- sten die binnen de werkingssfeer van de universele dienst vallen.
2. Wanneer een individuele vergunning vereist is, wordt het volgende algemeen bekendgemaakt:
a. alle vergunningscriteria en de periode die normaliter nodig is om een besluit over de vergunningsaanvraag te nemen, en
b. de voorwaarden voor individuele vergunningen.
3. De redenen voor het afwijzen van een individuele vergunning wor- den de aanvrager op diens verzoek meegedeeld en er wordt op het niveau van de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten een beroepsprocedure bij een onafhankelijke instantie vastgesteld. Deze pro- cedure moet transparant, niet-discriminerend en evenredig zijn en op objectieve criteria berusten.
Artikel 93
Onafhankelijkheid van de regelgevende instanties
Regelgevende instanties moeten wettelijk gescheiden zijn van en mogen geen verantwoording verschuldigd zijn aan een verlener van koe- riersdiensten. De besluiten die de regelgevende instanties nemen en de procedures die zij toepassen, zijn voor alle marktdeelnemers gelijk.
AFDELING 4 TELECOMMUNICATIEDIENSTEN
Artikel 94
Definities en werkingssfeer
1. Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
a. „telecommunicatiediensten”: alle diensten bestaande in de trans- missie en ontvangst van elektromagnetische signalen, maar niet de eco- nomische activiteit bestaande in de levering van inhoud die voor het transport afhankelijk is van telecommunicatie;
b. een „regelgevende instantie” in de telecommunicatiesector: de in- stantie of instanties die belast is/zijn met de in dit hoofdstuk bedoelde regelgeving in verband met de telecommunicatie;
c. „essentiële telecommunicatiefaciliteiten”: faciliteiten in het kader van een openbaar telecommunicatienetwerk en een openbare telecommunicatiedienst die:
i. uitsluitend of voornamelijk ter beschikking worden gesteld door één of een beperkt aantal leveranciers, en
ii. bij het verlenen van een dienst niet op haalbare wijze econo- misch of technisch kunnen worden vervangen;
d. een „grote leverancier” in de telecommunicatiesector: een leveran- cier die de voorwaarden voor deelneming (wat prijs en aanbod betreft) in de desbetreffende markt voor telecommunicatiediensten door zijn con- trole over essentiële faciliteiten of door zijn marktpositie te gebruiken, in belangrijke mate kan beïnvloeden;
e. „interconnectie”: de koppeling met leveranciers die publieke telecommunicatienetwerken of -diensten aanbieden teneinde het gebrui- kers van een leverancier mogelijk te maken te communiceren met gebruikers van een andere leverancier en toegang te krijgen tot door een andere leverancier geleverde diensten;
f. „universele dienst”: het pakket van diensten van een bepaalde kwa- liteit dat op het grondgebied van de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten tegen een betaalbare prijs beschikbaar moet worden gesteld voor alle gebruikers, ongeacht hun geografische locatie; de omvang en de implementatie van dit pakket worden door de EG en door de overeenkomstsluitende Cariforum-staten vastgesteld.
2. Deze afdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor de volgende telecommunicatiediensten, met uitzondering van de om- roep, die in overeenstemming met de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze titel zijn geliberaliseerd: spraaktelefonie, pakketgeschakelde en circuit- geschakelde datatransmissiediensten, telexdiensten, telegraafdiensten, facsimilediensten, particuliere huurlijnen en mobiele en persoonlijke communicatiediensten en -systemen.
Artikel 95
Regelgevende instantie
1. Regelgevende instanties voor telecommunicatiediensten zijn juri- disch en functioneel onafhankelijk van leveranciers van telecom- municatiediensten.
2. De regelgevende instantie heeft voldoende bevoegdheden om de sector te reguleren. De taken van de regelgevende instantie worden dui- delijk en in een gemakkelijk toegankelijke vorm bekendgemaakt, in het bijzonder wanneer meer dan één instantie met die taken belast is.
3. De beslissingen die de regelgevende instanties nemen en de proce- dures die zij toepassen, zijn voor alle marktdeelnemers gelijk.
4. Een door de beslissing van de regelgevende instantie getroffen leverancier kan beroep tegen die beslissing aantekenen bij een beroeps- instantie die onafhankelijk van de betrokken partijen is. Wanneer de beroepsinstantie geen rechtbank is, motiveert zij haar besluit altijd schrif- telijk en kunnen haar beslissingen door een onpartijdige en onafhanke- lijke gerechtelijke instantie worden herzien. Beslissingen van beroeps- instanties worden daadwerkelijk ten uitvoer gelegd.
Artikel 96
Vergunning voor telecommunicatiediensten
1. Een vergunning voor het verlenen van diensten wordt zoveel mo- gelijk verleend op grond van niet meer dan een kennisgeving.
2. Er kan een vergunning vereist zijn voor de aanpak van kwesties betreffende de toekenning van nummers en frequenties. De vergunnings- voorwaarden worden algemeen bekendgemaakt.
3. Wanneer een vergunning vereist is:
a. worden alle vergunningscriteria en de periode die normaliter nodig is om een beslissing over de aanvraag van een vergunning te nemen, algemeen bekendgemaakt;
b. worden de redenen voor afwijzing van een vergunning de aanvra- ger op diens verzoek schriftelijk bekendgemaakt;
c. kan de aanvrager van een vergunning zich tot een beroepsinstantie wenden wanneer een vergunning ten onrechte wordt geweigerd;
d. zijn de door de EG of de overeenkomstsluitende Cariforumstaten verlangde tarieven voor het verlenen van een vergunning niet hoger dan de administratieve kosten die normaliter met het beheer van, het toezicht op en de handhaving van de vergunningen gemoeid zijn.
Artikel 97
Concurrentiewaarborgen ten aanzien van grote leveranciers
In overeenstemming met de bepalingen van titel IV, hoofdstuk 1, wor- den door de EG of de overeenkomstsluitende Cariforumstaten passende maatregelen gehandhaafd of ingevoerd om te voorkomen dat leveran- ciers, die, alleen of samen met anderen, een grote leverancier zijn, over- gaan tot concurrentieverstorende praktijken of deze voortzetten. Deze concurrentiebeperkende praktijken zijn onder meer:
a. het toepassen van kruissubsidiëring op concurrentiebeperkende wijze;
b. het gebruiken van informatie van concurrenten op concurrentie- beperkende wijze;
c. het niet tijdig aan andere dienstverleners beschikbaar stellen van technische informatie over essentiële faciliteiten en van commercieel relevante informatie die deze dienstverleners voor het leveren van hun diensten nodig hebben.
Artikel 98
Interconnectie
1. Iedere leverancier die vergunning heeft om telecommunicatie- diensten te verlenen, heeft het recht met andere leveranciers van alge- mene telecommunicatienetwerken en -diensten te onderhandelen over interconnectie. In beginsel worden afspraken over interconnectie ge- maakt op basis van commerciële onderhandelingen tussen de betrokken ondernemingen.
2. De regelgevende instanties zien erop toe dat leveranciers die bij onderhandelingen over interconnectieregelingen informatie van een an- dere onderneming ontvangen, die informatie uitsluitend gebruiken voor het doel waarvoor die werd geleverd en dat zij de vertrouwelijkheid van de verstrekte of opgeslagen informatie te allen tijde respecteren.
3. Op elk punt in het netwerk waar dat technisch haalbaar is, moet worden gezorgd voor interconnectie met een grote leverancier. Deze interconnectie moet worden geleverd:
a. op niet-discriminerende voorwaarden (inclusief technische normen en specificaties) en tegen niet-discriminerende tarieven, en met een kwa- liteit die niet lager is dan die welke wordt geboden voor de eigen soort- gelijke diensten, voor soortgelijke diensten van niet-verbonden dienst- verleners of voor dochterondernemingen of andere verbonden ondernemingen;
b. binnen een redelijke termijn, op voorwaarden (inclusief technische normen en specificaties) en tegen tarieven24) die transparant, economisch redelijk en voldoende gescheiden zijn, zodat de leverancier niet hoeft te betalen voor netwerkonderdelen of -faciliteiten die hij voor de levering van zijn diensten niet nodig heeft;
c. op verzoek, via extra aansluitpunten, in aanvulling op de aan de meeste gebruikers aangeboden netwerkaansluitpunten, tegen een vergoe- ding die gebaseerd is op de kosten voor het aanleggen van de noodza- kelijke aanvullende faciliteiten.
4. De procedures voor interconnectie met een grote leverancier wor- den algemeen bekendgemaakt.
5. Grote leveranciers maken hun interconnectieovereenkomsten of hun referentie-interconnectieaanbiedingen algemeen bekend.
6. Een dienstverlener die interconnectie met een grote leverancier verlangt, kan te allen tijde dan wel na een algemeen bekendgemaakte redelijke termijn een beroep doen op een onafhankelijke binnenlandse instantie, zoals een in artikel 95 bedoelde regelgevende instantie, voor de oplossing van geschillen over passende voorwaarden en tarieven voor interconnectie.
Artikel 99
Schaarse middelen
Alle procedures voor de toewijzing en het gebruik van schaarse mid- delen, zoals frequenties, nummers en doorgangsrechten, worden tijdig toegepast op objectieve, transparante en niet-discriminerende wijze. De stand van zaken met betrekking tot de toegewezen frequentiebanden wordt algemeen bekendgemaakt, maar een gedetailleerde identificatie van de frequenties die voor specifiek gebruik door de overheid zijn toe- gewezen, is niet vereist.
Artikel 100
Universele dienst
1. De EG en elk van de overeenkomstsluitende Cariforumstaten heb- ben het recht de soort universeledienstverplichtingen vast te stellen die zij in stand wensen te houden.
24) Deze tarieven moeten in de EG op de kosten georiënteerd zijn en in de overeenkomstsluitende Cariforum-staten op de kosten gebaseerd zijn.
2. Deze verplichtingen worden op zich niet concurrentieverstorend geacht, mits zij op transparante, objectieve en niet-discriminerende wijze worden uitgevoerd. De uitvoering van dergelijke verplichtingen is ook neutraal met betrekking tot de mededinging en niet belastender dan nodig is voor de soort universele dienst die door de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten wordt vastgesteld.
3. Alle leveranciers komen in aanmerking om de universele dienst te verzorgen. De aanwijzing geschiedt door middel van een efficiënt, trans- parant en niet-discriminerend mechanisme. Zo nodig beoordelen de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten of de universele dienst een oneerlijke belasting is voor de organisatie(s) die hiervoor is (zijn) aangewezen. Wanneer dit op grond van een dergelijke berekening ge- rechtvaardigd is, bepalen de nationale regelgevende instanties, rekening houdend met het eventuele marktvoordeel dat een organisatie geniet die de universele dienst verleent, of er een mechanisme nodig is om de betrokken leverancier(s) te compenseren of de nettokosten van de universeledienstverplichtingen te delen.
4. De EG en de ondertekenende Cariforum-staten zien erop toe dat:
a. er voor de eindgebruikers gidsen van de abonnees beschikbaar zijn in een door de nationale regelgevende instantie goedgekeurde vorm, gedrukt of elektronisch of beide, en dat die gids regelmatig en ten min- ste eenmaal per jaar wordt bijgewerkt;
b. organisaties die de onder a) bedoelde diensten verlenen, het begin- sel van niet-discriminatie toepassen op de behandeling van informatie die zij van andere organisaties hebben gekregen.
Artikel 101
Vertrouwelijkheid van gegevens
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten waarborgen het vertrouwelijke karakter van het telecommunicatieverkeer dat via een openbaar telecommunicatienetwerk en via openbare telecommunicatie- diensten plaatsvindt, alsmede van de gegevens over dat verkeer, zonder daardoor de handel in diensten te beperken.
Artikel 102
Geschillen tussen leveranciers
1. Wanneer tussen leveranciers van telecommunicatienetwerken of
-diensten een geschil ontstaat in verband met uit dit hoofdstuk voort- vloeiende rechten en verplichtingen, geeft de betrokken nationale regel-
gevende instantie op verzoek van een van de partijen bij het geschil een bindende beslissing om het geschil op zo kort mogelijke termijn op te lossen.
2. Wanneer een dergelijk geschil het grensoverschrijdend verlenen van diensten betreft, coördineren de betrokken nationale regelgevende instanties hun inspanningen teneinde het geschil op te lossen.
AFDELING 5 FINANCIËLE DIENSTEN
Artikel 103
Werkingssfeer en definities
1. Deze afdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle financiële diensten die in overeenstemming met de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze titel zijn geliberaliseerd.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze titel wordt verstaan onder:
a. „financiële dienst”: elke dienst van financiële aard die door een verlener van financiële diensten uit de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten wordt aangeboden. Financiële diensten omvatten de volgende activiteiten:
A. Verzekeringen en aanverwante diensten:
1. directe verzekering (met inbegrip van medeverzekering):
i. levensverzekering;
ii. schadeverzekering;
2. herverzekering en retrocessie;
3. verzekeringsbemiddeling, zoals makelaars en agentschap- pen;
4. ondersteunende diensten voor verzekeringen, zoals adviseurs, actuarissen, risicobeoordeling en de regeling van schade-eisen.
B. Bankdiensten en andere financiële diensten (behalve verzeke- ringen):
1. aanvaarding van deposito’s en andere terugbetaalbare fond- sen van het publiek;
2. alle soorten leningen, waaronder consumentenkrediet en hypotheken, factoring en financiering van commerciële transacties;
3. financiële leasing;
4. alle diensten in verband met het betalingsverkeer en de overmaking van geld, waaronder kredietkaarten, betaalkaarten, debetkaarten, reischeques en bankwissels;
5. garanties en verbintenissen;
6. transacties voor eigen rekening of voor rekening van cliën- ten, op de beurs of op de onderhandse markt of anderszins, ten aan- zien van:
i. geldmarktinstrumenten (met inbegrip van cheques, effec- ten en depositocertificaten);
ii. deviezen;
iii. derivaten, met inbegrip van termijninstrumenten en op- ties;
iv. wisselkoers- en rentetariefinstrumenten, waaronder pro- ducten als swaps en rentetermijncontracten;
v. verhandelbare effecten;
vi. andere verhandelbare stukken en financiële activa, met inbegrip van ongemunt goud en zilver;
7. deelneming in de uitgifte van alle soorten effecten, met inbegrip van garantieverlening en plaatsing in de hoedanigheid van agent (publiek dan wel particulier) en verlening van diensten in verband met deze uitgiften;
8. financiële bemiddeling;
9. beheer van activa, zoals beheer van contanten of portefeuillebeheer, alle vormen van beheer van collectieve inves- teringen, beheer van pensioenfondsen, diensten aangaande bewaar- neming, depositodiensten en fiduciaire diensten;
10. betalings- en compensatiediensten in verband met finan- ciële activa, met inbegrip van effecten, derivaten en andere ver- handelbare instrumenten;
11. verstrekking en doorgifte van financiële informatie en ver- werking van financiële gegevens en daarop betrekking hebbende software;
12. advies- en bemiddelingsdiensten en andere ondersteunende financiële diensten voor alle onder 1 tot en met 11 vermelde acti- viteiten, met inbegrip van kredietonderzoek en -analyse, onderzoek en advies aangaande investeringen en beleggingen, advies over overnames, bedrijfsreorganisaties en strategieën;
b. „verlener van financiële diensten”: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon uit de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten die financiële diensten verleent of aanbiedt, met uitzondering van open- bare instanties;
c. „openbare instantie”:
1. een overheid, centrale bank of monetaire autoriteit van de EG of een overeenkomstsluitende Cariforumstaat of een instantie die het eigendom is van de EG of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat of onder zeggenschap staat van de EG of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat en die zich in hoofdzaak bezighoudt met de uitvoe- ring van overheidstaken of activiteiten voor overheidsdoeleinden, met uitzondering van instanties die zich in hoofdzaak bezighouden met het verlenen van financiële diensten op commerciële basis, of
2. een particuliere instantie, wanneer deze taken vervult die normalerwijze door een centrale bank of monetaire autoriteit worden vervuld;
d. „nieuwe financiële dienst”: een dienst van financiële aard, met inbegrip van diensten in verband met bestaande of nieuwe producten of de wijze waarop een product wordt geleverd, die niet wordt verleend door verleners van financiële diensten op het grondgebied van de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, doch die op het grondge- bied van de andere partij wordt verleend.
Artikel 104
Prudentiële uitzonderingsbepaling
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten kunnen pru- dentiële maatregelen vaststellen of handhaven, zoals:
a. de bescherming van investeerders, spaarders, polishouders of per- sonen aan wie een verlener van financiële diensten een fiduciair recht verschuldigd is;
b. het verzekeren van de integriteit en de stabiliteit van hun financieel systeem.
2. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst wordt op zodanige wijze uitgelegd dat de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staten verplicht zijn informatie te verstrekken over de zaken en de rekeningen van individuele cliënten, dan wel vertrouwelijke of geheime informatie bekend te maken die in het bezit is van overheidsinstanties.
Artikel 105
Doeltreffende en transparante regelgeving
1. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven ernaar alle belanghebbenden vooraf in kennis te stellen van elke alge- mene maatregel die de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum- staten willen vaststellen, teneinde hen de mogelijkheid te bieden com- mentaar op de maatregel te leveren.
Dergelijke maatregelen worden bekendgemaakt:
a. door officiële publicatie, of
b. in enige andere vorm, schriftelijk of elektronisch.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten stellen be- langhebbenden in kennis van hun voorschriften voor het indienen van aanvragen met betrekking tot het verlenen van financiële diensten.
De EG of de betrokken overeenkomstsluitende Cariforum-staat stelt de indiener van een aanvraag op diens verzoek in kennis van de status van zijn aanvraag. Indien de EG of de betrokken overeenkomstsluitende
Cariforum-staat aanvullende informatie van de aanvrager nodig heeft, stelt zij of hij de aanvrager daarvan onverwijld in kennis.
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven ernaar de tenuitvoerlegging en de toepassing van internationaal overeengeko- men normen voor de regelgeving en het toezicht in de financiële- dienstensector te bevorderen.
Artikel 106
Nieuwe financiële diensten25)
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten staan verleners van financiële diensten van de andere partij toe nieuwe financiële dien- sten te verlenen die overeenstemmen met de diensten waarvoor zij hun eigen verleners van financiële diensten krachtens hun interne wetgeving onder soortgelijke omstandigheden toestemming verlenen. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten kunnen de rechtsvorm vaststel- len waaronder de dienst kan worden verleend en zij kunnen de betrok- ken dienstverlening aan een vergunningsplicht onderwerpen. Wanneer een vergunning vereist is, wordt hieromtrent binnen een redelijke termijn een besluit genomen en kan de vergunning uitsluitend om prudentiële redenen worden geweigerd.
Artikel 107
Gegevensverwerking
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten staan verle- ners van financiële diensten van de andere partij toe gegevens in elek- tronische of in andere vorm met het oog op gegevensverwerking van en naar hun grondgebied te verzenden, wanneer de verwerking van deze gegevens noodzakelijk is in het kader van de normale transacties van de betrokken verleners van financiële diensten.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten stellen pas- sende waarborgen vast voor de bescherming van de persoonlijke levens- sfeer en van de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke per- sonen, in het bijzonder met betrekking tot de overdracht van persoonlijke gegevens.
25) Dit artikel is uitsluitend van toepassing op activiteiten in verband met finan- ciële diensten waarop artikel 103 van toepassing is en die overeenkomstig deze titel zijn geliberaliseerd.
Artikel 108
Specifieke uitzonderingen
1. Geen enkele bepaling in deze titel wordt uitgelegd als beletsel voor de EG en de overeenkomstsluitende Cariforumstaten en hun organen om op hun grondgebied bij uitsluiting activiteiten te verrichten of diensten te verlenen die deel uitmaken van een wettelijke pensioenregeling of een wettelijk stelsel van sociale zekerheid, tenzij die activiteiten volgens de interne regelgeving van de EG of de betrokken overeenkomstsluitende Cariforum-staat door financiële dienstverleners in concurrentie met overheidsorganen of particuliere instellingen mogen worden uitgevoerd.
2. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst is van toepassing op de activiteiten van een centrale bank of een monetaire autoriteit of van enige andere overheidsinstantie die bevoegd is voor het monetaire beleid of het wisselkoersbeleid.
3. Geen enkele bepaling in deze titel wordt uitgelegd als beletsel voor de EG en de overeenkomstsluitende Cariforumstaten en hun organen om op hun grondgebied bij uitsluiting activiteiten te verrichten of diensten te verlenen voor rekening van, gegarandeerd door of met financiële mid- delen van de EG of de overeenkomstsluitende Cariforum-staat of hun organen.
AFDELING 6 INTERNATIONAAL ZEEVERVOER
Artikel 109
Werkingssfeer, definities en beginselen
1. Deze afdeling bevat de beginselen met betrekking tot de liberali- sering van diensten op het gebied van het internationale zeevervoer in overeenstemming met de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze titel.
2. Voor de toepassing van deze afdeling en van de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze titel:
a. omvat „internationaal zeevervoer” ook vervoer van deur tot deur en multimodaal vervoer, zijnde het vervoer van goederen met behulp van meer dan één wijze van vervoer, waaronder ook vervoer over zee, met een enkel vervoersdocument, en in verband daarmee ook het recht rechtsreeks met ondernemingen op het gebied van andere wijzen van vervoer contracten te sluiten;
b. wordt onder „behandeling van zeevracht” verstaan: activiteiten van stuwadoorsbedrijven en terminalexploitanten, maar zonder de activitei-
ten van dokwerkers, wanneer dezen niet door de stuwadoorsbedrijven of terminalexploitanten zijn tewerkgesteld. De hier bedoelde activiteiten omvatten de organisatie van en het toezicht op:
i. het laden en lossen van schepen;
ii. het sjorren en losmaken van vracht;
iii. het in ontvangst nemen en bewaken van vracht vóór versche- ping of na lossing;
c. wordt onder „inklaring” verstaan: de afhandeling van douanefor- maliteiten namens een derde met betrekking tot de in-, uit- of doorvoer van vracht, ongeacht of deze dienst de hoofdactiviteit van de dienst- verlener is of een gebruikelijke aanvulling op de hoofdactiviteit;
d. wordt onder „diensten in verband met de opslag van containers” verstaan: de opslag van containers op het haventerrein of verder landin- waarts, om ze te laden of te lossen, te repareren en gereed te maken voor verscheping;
e. wordt onder „diensten van scheepsagenten” verstaan: activiteiten waarbij de zakelijke belangen van één of meer scheepvaartlijnen of scheepvaartmaatschappijen binnen een bepaald geografisch gebied door een agent worden behartigd voor de volgende doeleinden:
i. marketing en verkoop van zeevervoer en aanverwante diensten, van de prijsopgave tot de facturering, alsmede het afgeven van vrachtbrieven namens de maatschappijen, het contracteren en weer verkopen van de nodige aanverwante diensten, het opstel- len van documenten en het verschaffen van bedrijfsinformatie;
ii. namens de ondernemingen, het verblijf van een schip in een haven organiseren of, indien nodig, vracht overnemen;
f. wordt onder „expediteursdiensten” verstaan: de activiteit waarbij namens een verzender de verscheping wordt georganiseerd en gevolgd, door vervoersdiensten en aanverwante diensten te contracteren, docu- menten op te stellen en bedrijfsinformatie te verschaffen.
3. Gezien het huidige niveau van de liberalisering tussen de partijen op het gebied van het internationale zeevervoer:
a. passen de EG en de overeenkomstsluitende Cariforumstaten het beginsel van onbeperkte toegang tot de internationale markten voor zee- vervoer op commerciële en niet-discriminatoire grondslag daadwerkelijk toe;
b. geven de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten sche- pen die de vlag van de andere partij of van een overeenkomstsluitende Cariforum-staat voeren, of die geëxploiteerd worden door dienstverle- ners van de andere partij, geen ongunstiger behandeling dan die welke zij aan hun eigen schepen geven ten aanzien van onder meer de toegang tot havens, het gebruik van de haveninfrastructuur en van aanvullende maritieme havendiensten, de daarmee verband houdende vergoedingen en heffingen, de douanefaciliteiten en de toewijzing van ligplaatsen en laad- en losfaciliteiten.
4. Bij de toepassing van deze beginselen zullen de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten:
a. in toekomstige bilaterale overeenkomsten met derde landen geen vrachtverdelingsregelingen met betrekking tot zeevervoerdiensten, met inbegrip van het vervoer van droge en vloeibare bulkladingen en het lijn- verkeer, opnemen en binnen een redelijke termijn dergelijke vrachtverdelingsregelingen beëindigen wanneer deze nog in vroegere bilaterale overeenkomsten voorkomen;
b. bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst alle unilaterale maatregelen en administratieve, technische en andere belemmeringen die een beperkende of discriminerende invloed op het vrij verrichten van diensten op het gebied van het internationale zeevervoer kunnen hebben, opheffen en afzien van de invoering ervan.
5. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten staan verle- ners van diensten op het gebied van het internationale zeevervoer van de andere partij toe een commerciële aanwezigheid op hun grondgebied te hebben, onder voorwaarden ten aanzien van de vestiging en exploitatie die niet ongunstiger zijn dan die welke zij aan haar eigen dienstverleners of aan dienstverleners uit derde landen toekennen, indien deze laatsten betere voorwaarden genieten.
6. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten geven de verleners van diensten op het gebied van het internationale zeevervoer van de andere partij op redelijke en niet-discriminerende voorwaarden toegang tot de volgende havendiensten:
xxxxxxx, sleepboothulp, bevoorrading met levensmiddelen, brandstof en water, ophalen en verwerken van afval, kapiteinsdiensten, navigatie- hulp, diensten vanaf de wal die essentieel zijn voor het functioneren van een schip, waaronder communicatie, water- en elektriciteitsvoorziening, faciliteiten voor noodreparaties, verankering, aan- en afmeren.
AFDELING 7 TOERISME
Artikel 110
Werkingssfeer
Deze afdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle toeristische diensten die in overeenstemming met de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze titel zijn geliberaliseerd.
Artikel 111
Bestrijding van concurrentiebeperkende praktijken
In overeenstemming met de bepalingen van titel IV, hoofdstuk 1, wor- den door de EG of de overeenkomstsluitende Cariforumstaten passende maatregelen gehandhaafd of ingevoerd om te beletten dat dienstverle- ners, met name in de context van distributienetwerken van toeristische producten26), de voorwaarden voor deelneming in de desbetreffende markt voor toeristische diensten in belangrijke mate kunnen beïnvloeden door over te gaan tot concurrentieverstorende praktijken of deze voort te zetten, onder meer door misbruik te maken van hun dominante markt- positie, door de vaststelling van oneerlijke prijzen, exclusiviteits- clausules, weigering overeenkomsten te sluiten, gebonden verkoop, kwantitatieve beperkingen of verticale integratie.
Artikel 112
Toegang tot technologie
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven ernaar de overdracht van technologie op commerciële grondslag naar commer- ciële aanwezigheden in de overeenkomstsluitende Cariforum-staten te bevorderen.
Artikel 113
Midden- en kleinbedrijf
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven ernaar de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen aan toeristische dienstverlening te bevorderen.
Artikel 114
Wederzijdse erkenning
In overeenstemming met artikel 85 werken de partijen samen op het gebied van de wederzijdse erkenning van eisen, kwalificaties, vergun- ningen en andere regelingen.
26) Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder distributienetwerken van toeristische producten verstaan reisorganisatoren en andere groothandelaars op toeristisch gebied (zowel uitgaand als inkomend), geautomatiseerde boekings- systemen en wereldwijde distributiesystemen (ook indien niet verbonden met luchtvaartmaatschappijen of via internet), reisbureaus en andere toeristische dienstverleners.
Artikel 115
Grotere impact van het toerisme op de duurzame ontwikkeling
De partijen stimuleren de deelname van dienstverleners uit de Cariforum-staten aan internationale, regionale, subregionale, bilaterale en particuliere financieringsprogramma’s ter ondersteuning van een duur- zame ontwikkeling van het toerisme.
Artikel 116
Milieu- en kwaliteitsnormen
De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten stimuleren de naleving, op redelijke en objectieve wijze en zonder dat dit onnodige handelsbelemmeringen opwerpt, van milieu- en kwaliteitsnormen op toeristisch gebied, en streven ernaar de participatie van de overeenkomst- sluitende Cariforumstaten in internationale organisaties die milieu- en kwaliteitsnormen voor het toerisme vaststellen, te bevorderen.
Artikel 117
Ontwikkelingssamenwerking en technische bijstand
1. In verband met de asymmetrie tussen de ontwikkelingsniveaus van de partijen werken de partijen samen bij de bevordering van het toerisme in de overeenkomstsluitende Cariforum-staten.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen op de volgende ter- reinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. verbetering van de systemen van nationale rekeningen, teneinde de invoering van satellietrekeningen voor toerisme op regionaal en plaatse- lijk niveau te vergemakkelijken;
b. opbouwen van capaciteit voor milieubeheer in toeristische gebie- den op regionaal en plaatselijk niveau;
c. ontwikkeling van marketingstrategieën voor toeristische diensten via internet voor kleine en middelgrote ondernemingen;
d. mechanismen om te zorgen voor een effectieve participatie van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten in organen die internationale normen voor duurzaam toerisme ontwikkelen, programma’s om de ge- lijkwaardigheid tussen nationale en regionale normen voor duurzaam toerisme enerzijds en internationale normen ter zake anderzijds te berei- ken en te garanderen, en programma’s die erop gericht zijn het niveau van naleving van de normen voor duurzaam toerisme door regionale ver- leners van toeristische diensten te verhogen;
e. uitwisselingsprogramma’s en opleidingen op toeristisch gebied, waaronder taalopleidingen, voor verleners van toeristische diensten.
Artikel 118
Uitwisseling van informatie en overleg
1. De partijen komen overeen ervaringen, informatie en goede prak- tijken uit te wisselen en elkaar te raadplegen over in deze afdeling genoemde onderwerpen die van belang zijn voor de handel tussen de partijen. Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG ontwik- kelt de wijze waarop deze regelmatige dialoog over in deze afdeling genoemde onderwerpen vorm kan worden gegeven.
2. De partijen nodigen particuliere en andere belanghebbenden uit voor deze dialoog, indien dit ter zake dienende is en de partijen het erover eens zijn.
3. De partijen zijn het erover eens dat een regelmatige dialoog nuttig is voor het verstrekken van reisadviezen.
HOOFDSTUK 6 ELEKTRONISCHE HANDEL
Artikel 119
Doelstellingen en beginselen
1. De partijen erkennen dat elektronische handel de handels- mogelijkheden in vele sectoren verruimt en komen overeen de ontwik- keling van hun onderlinge elektronische handel te bevorderen, met name door samenwerking op het gebied van de vraagstukken die in het kader van de bepalingen in deze titel door de elektronische handel worden opgeworpen.
2. De partijen zijn het erover eens dat de ontwikkeling van de elek- tronische handel volledig in overeenstemming moet zijn met de hoogste internationale normen inzake gegevensbescherming, teneinde ervoor te zorgen dat de gebruikers vertrouwen in de elektronische handel hebben.
3. De partijen komen overeen leveringen via elektronische middelen te beschouwen als leveringen van diensten in de zin van hoofdstuk 3 van deze titel, waarover geen douanerechten verschuldigd zijn.
Artikel 120
Regelgevende aspecten van elektronische handel
1. De partijen onderhouden een dialoog over regelgevingskwesties in verband met de elektronische handel, onder meer over de volgende onderwerpen:
a. erkenning van aan het grote publiek afgegeven certificaten voor elektronische handtekeningen en bevordering van grensoverschrijdende certificeringsdiensten;
b. aansprakelijkheid van dienstverleners die als tussenpersoon optre- den bij de doorgifte of de opslag van informatie;
c. behandeling van ongevraagde elektronische commerciële commu- nicatie;
d. consumentenbescherming op het gebied van de elektronische han- del;
e. andere kwesties die van belang zijn voor de ontwikkeling van de elektronische handel.
2. Deze samenwerking kan de vorm aannemen van de uitwisseling van informatie over de wetgeving van de partijen en de overeenkomst- sluitende Cariforum-staten met betrekking tot deze kwesties en de ten- uitvoerlegging van die wetgeving.
HOOFDSTUK 7 SAMENWERKING
Artikel 121
Samenwerking
1. De partijen erkennen het belang van technische samenwerking en bijstand in aanvulling op de liberalisering van diensten en investeringen, ter ondersteuning van de inspanningen van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten om hun dienstverleningscapaciteit te versterken, ter bevordering van de uitvoering van de verbintenissen die zij in het kader van deze titel zijn aangegaan en om de doelstellingen van deze overeen- komst te bereiken.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen samen te werken, onder meer door ondersteuning te verlenen voor technische bijstand, opleiding en opbouw van capaciteit op, onder meer, de volgende terrei- nen:
a. verbetering van het vermogen van dienstverleners uit de overeenkomstsluitende Cariforum-staten om informatie te verzamelen
over en zich te houden aan de regelgeving en de normen van de EG op communautair, nationaal en subnationaal niveau;
b. verbetering van de uitvoercapaciteit van dienstverleners uit de overeenkomstsluitende Cariforum-staten, met speciale aandacht voor de marketing van toeristische en culturele diensten, de behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen, franchising en het voeren van onderhan- delingen over overeenkomsten over wederzijdse erkenning;
c. bevordering van de interactie en de dialoog tussen dienstverleners uit de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten;
d. behandeling van kwaliteits- en normkwesties voor de sectoren waarvoor de overeenkomstsluitende Cariforumstaten in het kader van deze overeenkomst verbintenissen zijn aangegaan ten aanzien van hun binnenlandse en regionale markt en van de handel tussen de partijen, teneinde hun deelname aan de ontwikkeling en vaststelling van normen voor duurzaam toerisme te verzekeren;
e. ontwikkeling en tenuitvoerlegging van regelgeving voor specifieke dienstensectoren op regionaal Cariforum-niveau en in de overeenkomst- sluitende Cariforum-staten voor sectoren waarvoor zij in het kader van deze overeenkomst verbintenissen zijn aangegaan;
f. instelling van mechanismen voor de bevordering van investeringen en joint ventures tussen dienstverleners uit de EG en de overeenkomst- sluitende Cariforum-staten, en uitbreiding van de capaciteiten van in- stanties voor investeringsbevordering in de overeenkomstsluitende Cari- forumstaten.
TITEL III
LOPENDE BETALINGEN EN KAPITAALVERKEER
Artikel 122
Lopende betalingen
Onder voorbehoud van artikel 124 verbinden de overeenkomst- sluitende Cariforum-staten en de EG zich ertoe alle betalingen in vrij converteerbare valuta voor lopende transacties tussen ingezetenen van de EG en van de Cariforum-staten toe te staan en geen beperkingen dienaangaande vast te stellen.
Artikel 123
Kapitaalverkeer
1. Wat de verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsba- lans betreft, verbinden de overeenkomstsluitende Cariforum-staten en de EG zich ertoe geen beperkingen vast te stellen voor het vrije kapitaal- verkeer in verband met overeenkomstig de wetgeving van het gastland
verrichte directe investeringen en overeenkomstig de bepalingen van titel II verrichte investeringen, alsook in verband met de liquidatie en repatriëring van dat kapitaal en van alle opbrengsten daarvan.
2. De partijen plegen overleg teneinde hun onderlinge kapitaalverkeer te vergemakkelijken met het oog op de verwezenlijking van de doelstel- lingen van deze overeenkomst.
Artikel 124
Vrijwaringsmaatregelen
1. Wanneer betalingen en kapitaalbewegingen tussen de partijen in uitzonderlijke omstandigheden ernstige moeilijkheden veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor het monetair beleid of het wisselkoersbeleid van één of meer Cariforum-staten of één of meer lidstaten van de Euro- pese Unie, kunnen de EG of de betrokken overeenkomstsluitende Cariforum-staat of -staten voor ten hoogste zes maanden strikt noodza- kelijke vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van kapitaalverkeer nemen.
2. De Gezamenlijke Raad Cariforum-EG wordt onverwijld van de vaststelling van vrijwaringsmaatregelen en zo spoedig mogelijk van een tijdschema voor de intrekking ervan in kennis gesteld.
TITEL IV HANDELSGERELATEERDE VRAAGSTUKKEN
HOOFDSTUK 1 MEDEDINGING
Artikel 125
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
1. „mededingingsautoriteit”: voor de EG de Europese Commissie, en voor de Cariforum-staten één of meer van de volgende mededingings- autoriteiten: de mededingingscommissie van de Caricom en de Comi- xxxx Xxxxxxxx xx Xxxxxxx xx xx Xxxxxxxxxxx xxx xx Xxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxx;
2. „handhavingsprocedure”: een door de bevoegde mededingings- autoriteit van een partij ingestelde procedure tegen één of meer onder- nemingen met het oog op de vaststelling en ondervanging van concurrentieverstorend gedrag;
3. „mededingingsrecht”:
a. voor de EG de artikelen 81, 82 en 86 van het Verdrag tot oprich- ting van de Europese Gemeenschap en de uitvoeringsbepalingen of wijzigingen daarvan;
b. voor de Cariforum-staten hoofdstuk 8 van het Herziene Verdrag van Chaguaramas van 5 juli 2001, nationaal mededingingsrecht dat voldoet aan het Herziene Verdrag van Chaguaramas en het nationale mededingingsrecht van de Bahama’s en de Dominicaanse Republiek. Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst wordt de vaststel- ling van wetgeving op dit gebied via het Handels- en ontwikkelings- comité Cariforum-EG onder de aandacht van de EG gebracht.
Artikel 126
Beginselen
De partijen erkennen het belang van een vrije en onvervalste mede- dinging voor hun handelsbetrekkingen. Zij erkennen dat concurrentie- beperkende praktijken de goede werking van de markten kunnen versto- ren en in het algemeen de voordelen van de liberalisering van het handelsverkeer ondergraven. Zij komen derhalve overeen dat de vol- gende concurrentiebeperkende praktijken onverenigbaar zijn met de goede werking van deze overeenkomst, voor zover zij de handel tussen de partijen nadelig kunnen beïnvloeden:
a. overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen, die tot doel of tot gevolg hebben dat de concurren- tie op het gehele grondgebied van de EG of van de Cariforum-staten of op een aanzienlijk deel ervan wordt verhinderd of aanzienlijk wordt beperkt;
b. misbruik door één of meer ondernemingen van marktmacht op het gehele grondgebied van de EG of van de Cariforum-staten of op een aanzienlijk deel ervan.
Artikel 127
Tenuitvoerlegging
1. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zorgen ervoor dat zij binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van deze overeen- komst over wetgeving ter bestrijding van onder hun rechtsbevoegdheid vallend concurrentiebeperkend gedrag beschikken en de in artikel 125, lid 1, bedoelde instanties hebben opgericht.
2. Bij de inwerkingtreding van de wetgeving en de oprichting van de in lid 1 bedoelde instanties geven de partijen uitvoering aan artikel 128. De partijen komen voorts overeen de werking van dit hoofdstuk te beoordelen na een op de tenuitvoerlegging van artikel 128 volgende
periode van zes jaar waarin wederzijds vertrouwen tussen hun mededingingsautoriteiten moet worden opgebouwd.
Artikel 128
Uitwisseling van informatie en samenwerking bij de rechtshandhaving
1. Elke mededingingsautoriteit kan de andere mededingings- autoriteiten in kennis stellen van haar bereidheid tot samenwerking bij de rechtshandhaving. Deze samenwerking belet de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten niet om autonoom besluiten te nemen.
2. Om de daadwerkelijke toepassing van hun respectieve mededingingswetgeving te bevorderen, kunnen de mededingings- autoriteiten informatie uitwisselen, voor zover deze niet vertrouwelijk is. Alle uitwisseling van informatie is onderworpen aan de in elke partij en in de overeenkomstsluitende Cariforumstaten toepasselijke vertrouwelijkheidsnormen.
3. Elke mededingingsautoriteit kan de andere mededingings- autoriteiten in kennis stellen van informatie waarover zij beschikt en waaruit blijkt dat op het grondgebied van de andere partij binnen de wer- kingssfeer van dit hoofdstuk vallende concurrentiebeperkende praktijken plaatsvinden. De mededingingsautoriteit van elke partij beslist in over- eenstemming met haar goede praktijken over de vorm waarin informa- tie wordt uitgewisseld. Elke mededingingsautoriteit kan ook in de vol- gende gevallen de andere mededingingsautoriteiten in kennis stellen van door haar uitgevoerde rechtshandhavingsprocedures:
i. de onderzochte activiteit vindt volledig of voor een aanzienlijk deel plaats binnen de rechtsbevoegdheid van een van de andere mededingingsautoriteiten;
ii. de maatregel die waarschijnlijk zal worden vastgesteld, leidt tot een verbod van gedragingen op het grondgebied van de andere par- tij of de overeenkomstsluitende Cariforumstaten;
iii. bij de onderzochte activiteit gaat het om gedragingen waarvan wordt vermoed dat zij door de andere partij of door een van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten worden vereist, aange- moedigd of goedgekeurd.
Artikel 129
Overheidsondernemingen en ondernemingen met speciale of exclusieve rechten, met inbegrip van monopolies
1. Geen enkele bepaling van deze overeenkomst belet een partij of een overeenkomstsluitende Cariforum-staat om in overeenstemming met hun respectieve wetgeving publieke of private monopolies aan te wijzen of te handhaven.
2. Met betrekking tot overheidsondernemingen en ondernemingen met speciale of exclusieve rechten zien de partijen en de overeenkomst- sluitende Cariforum-staten erop toe dat na de datum van inwerkingtre- ding van deze overeenkomst geen maatregelen worden vastgesteld of gehandhaafd die de handel in goederen of diensten tussen de partijen in die mate verstoren dat zij in strijd zijn met de belangen van de partijen, en dat de bedoelde ondernemingen zijn onderworpen aan de mededingingsregels, voor zover de toepassing van die regels de jure of de facto geen belemmering vormt voor de uitvoering van de hun opge- dragen taken.
3. In afwijking van lid 2 komen de partijen overeen dat overheids- ondernemingen die in de overeenkomstsluitende Cariforum-staten over- eenkomstig de respectieve regelgeving onderworpen zijn aan specifieke sectorale voorschriften, niet gebonden zijn door of vallen onder de bepa- lingen van dit artikel.
4. De partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten passen, zonder afbreuk te doen aan hun verplichtingen uit hoofde van de WTO- Overeenkomst, alle commerciële staatsmonopolies geleidelijk aan, zodat er uiterlijk aan het eind van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst, wat de voorwaarden voor de aan- en verkoop van goederen en diensten betreft, geen discriminatie meer bestaat tussen goe- deren en diensten van oorsprong uit de EG en die van oorsprong uit de Cariforum-staten of tussen onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie en die van de Cariforum-staten, tenzij een dergelijke discriminatie inherent is aan het bestaan van het desbetreffende monopolie.
5. Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG wordt in ken- nis gesteld van de vaststelling van sectorale voorschriften in de zin van lid 3 en van de maatregelen die worden genomen ter uitvoering van lid 4.
Artikel 130
Samenwerking
1. De partijen zijn het eens over het belang van technische bijstand en capaciteitsopbouw om de tenuitvoerlegging van de verbintenissen uit hoofde van dit hoofdstuk te bevorderen en de doelstellingen van dit hoofdstuk te verwezenlijken en in het bijzonder om te waarborgen dat het mededingingsbeleid en de handhaving van de voorschriften doelma- tig en degelijk zijn, met name tijdens de in artikel 127 genoemde periode voor het opbouwen van wederzijds vertrouwen.
2. Behoudens artikel 7 komen de partijen overeen op de volgende ter- reinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. het efficiënt functioneren van de mededingingsautoriteiten van de Cariforum-staten;
b. bijstand bij het opstellen van richtsnoeren, van handleidingen en, zo nodig, van wetgeving;
c. terbeschikkingstelling van onafhankelijke deskundigen;
d. het aanbieden van opleidingen voor bij de uitvoering en handha- ving van het mededingingsbeleid betrokken stafpersoneel.
HOOFDSTUK 2
INNOVATIE EN INTELLECTUELE EIGENDOM
Artikel 131
Context
1. De partijen zijn het erover eens dat stimulering van innovatie en creativiteit het concurrentievermogen doet toenemen en een cruciaal ele- ment is voor hun economisch partnerschap en voor het bereiken van een duurzame ontwikkeling, het bevorderen van de onderlinge handel en het zorgen voor een geleidelijke integratie van de Cariforum-staten in de wereldeconomie.
2. Zij erkennen dat bescherming en handhaving van intellectuele eigendom een belangrijke rol speelt bij de stimulering van creativiteit, innovatie en het concurrentievermogen, en zijn vastbesloten te zorgen voor een toenemend beschermingsniveau dat past bij hun ontwikkelings- niveau.
Artikel 132
Doelstellingen
Dit hoofdstuk heeft ten doel:
a. bevordering van innovatie, met inbegrip van milieu-innovatie, door ondernemingen op het grondgebied van de partijen;
b. stimulering van het concurrentievermogen van ondernemingen, en met name middelgrote, kleine en micro-ondernemingen, op het grond- gebied van de partijen;
c. vereenvoudiging van de productie en commercialisering van inno- vatieve en creatieve producten tussen de partijen;
d. bereiken van een adequaat en doeltreffend beschermings- en handhavingsniveau voor intellectuele-eigendomsrechten;
e. bijdragen aan de bevordering van technologische innovatie en aan de overdracht en verspreiding van technologie en knowhow;
f. stimulering, ontwikkeling en bevordering van coöperatieve onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van wetenschap en technologie tussen de partijen, alsmede de ontwikkeling van duur- zame banden tussen de wetenschappelijke gemeenschappen van de par- tijen;
g. stimulering, ontwikkeling en bevordering van coöperatieve productie- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van de creatieve industrieën tussen de partijen, alsmede de ontwikkeling van duurzame banden tussen de creatieve gemeenschappen van de partijen;
h. bevordering en versterking van regionale coöperatieve activiteiten waarbij ook de ultraperifere gebieden van de Europese Gemeenschap betrokken zijn, teneinde deze gebieden en de Cariforum-staten de moge- lijkheid te bieden van elkaars nabijheid te profiteren door de ontwikke- ling van een innovatief en concurrerend regionaal gebied.
AFDELING 1 INNOVATIE
Artikel 133
Regionale integratie
De partijen erkennen dat regionale beleidsmaatregelen noodzakelijk zijn om de doelstellingen van deze afdeling volledig te bereiken. De Cariforum-staten stemmen ermee in meer actie op regionaal niveau te ondernemen teneinde ondernemingen een regelgevend en beleidskader te bieden dat bevorderlijk is voor de stimulering van het concurrentie- vermogen door innovatie en creativiteit.
Artikel 134
Deelname aan kaderprogramma’s
1. De deelname van de partijen en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten aan bestaande en toekomstige kaderprogramma’s, spe- cifieke programma’s en andere activiteiten van de andere partij zal wor- den vereenvoudigd en bevorderd, voor zover de interne regels van de desbetreffende partij inzake de toegang tot de betrokken programma’s en activiteiten dit toestaan.
2. Het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG kan aanbeve- lingen doen om de deelname van instellingen en ondernemingen uit de Cariforum-staten aan de in lid 1 bedoelde programma’s te bevorderen en het zal zich periodiek een beeld vormen van deze deelname.
Artikel 135
Samenwerking op het gebied van concurrentievermogen en innovatie
1. De partijen erkennen dat de bevordering van creativiteit en inno- vatie van wezenlijk belang is voor de ontwikkeling van ondernemer- schap en van het concurrentievermogen en om de algemene doelstellin- gen van deze overeenkomst te bereiken.
2. Behoudens de artikelen 7 en 134 van deze overeenkomst komen de partijen overeen op de volgende terreinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. bevordering van innovatie, diversificatie, modernisering, ontwikke- ling en product- en proceskwaliteit in het bedrijfsleven;
b. bevordering van creativiteit en design, in het bijzonder in middel- grote, kleine en micro-ondernemingen, en uitwisselingen tussen netwer- ken van designcentra in de EG en in de Cariforum-staten;
c. bevordering van dialoog en uitwisseling van ervaringen en infor- matie tussen netwerken van marktdeelnemers;
d. technische bijstand, conferenties, seminars, uitwisselingsbezoeken, onderzoek naar industriële en technische kansen, deelname aan discussie- bijeenkomsten en algemene en sectorale handelsbeurzen;
e. bevordering van contacten en industriële samenwerking tussen marktdeelnemers, stimulering van gezamenlijke investeringen en net- werken door middel van bestaande en toekomstige programma’s;
f. bevordering van partnerschappen voor onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten in de Cariforum-staten teneinde hun innovatie- systemen te verbeteren;
g. intensivering van de activiteiten ter bevordering van netwerken, innovatie en de overdracht van technologie tussen partners uit de Cariforum-staten en de Europese Gemeenschap.
Artikel 136
Samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie
1. De partijen bevorderen de deelname van hun instanties op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling aan de samenwerkingsactiviteiten, zulks in overeenstemming met hun interne voorschriften. De samenwerkingsactiviteiten kunnen de volgende vorm aannemen:
a. gemeenschappelijke initiatieven om belangstelling te wekken voor de capaciteitsopbouwprogramma’s van de Europese Gemeenschap op het gebied van wetenschap en technologie, waaronder de internationale dimensie van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en techno- logische ontwikkeling (KP7) en, in voorkomend geval, mogelijke opvolgerprogramma’s;
b. gezamenlijke onderzoeksnetwerken op gebieden van gemeenschap- pelijk belang;
c. uitwisselingen van onderzoekers en deskundigen teneinde de op- stelling van projecten en de deelname aan KP7 en de andere onderzoeks- programma’s van de Europese Gemeenschap te bevorderen;
d. bijeenkomsten van wetenschappers teneinde de informatie- uitwisseling en interactie te bevorderen en gebieden voor gezamenlijk onderzoek vast te stellen;
e. bevordering van geavanceerde studies op wetenschappelijk en tech- nologisch gebied, die bijdragen aan een duurzame ontwikkeling van beide partijen op de lange termijn;
f. totstandbrenging van koppelingen tussen de openbare en de parti- culiere sector;
g. evaluatie van gezamenlijk werk en verspreiding van resultaten;
h. beleidsdialoog en uitwisseling van wetenschappelijke en technolo- gische informatie en ervaringen op regionaal niveau;
i. uitwisseling van informatie op regionaal niveau over regionale wetenschaps- en technologieprogramma’s;
j. deelname aan kennis- en innovatiegemeenschappen van het Euro- pese Instituut voor innovatie en technologie.
2. Er wordt speciale aandacht besteed aan de ontwikkeling van het menselijke potentieel, als duurzame basis voor wetenschappelijke en technologische topprestaties, en aan de totstandbrenging van duurzame banden tussen de wetenschappelijke en technologische gemeenschappen van de partijen, zowel op nationaal als op regionaal niveau.
3. In voorkomend geval worden onderzoekscentra, hoger- onderwijsinstellingen en andere belanghebbenden, waaronder middel- grote, kleine en micro-ondernemingen, die op het grondgebied van de partijen gevestigd zijn, bij deze samenwerking betrokken.
4. In hun streven naar wetenschappelijke topprestaties die voor beide partijen van voordeel zijn, bevorderen de partijen de deelname van hun entiteiten aan elkaars wetenschappelijke en technologische programma’s, overeenkomstig hun respectieve bepalingen inzake de deelname van rechtspersonen uit derde landen.
Artikel 137
Samenwerking op het gebied van de informatiemaatschappij en de informatie- en communicatietechnologie
1. De partijen erkennen dat de informatie- en communicatie- technologie (ICT) in een moderne maatschappij een belangrijke sector is, die van levensbelang is voor de stimulering van creativiteit, innova- tie en het concurrentievermogen en voor een soepele overgang naar de informatiemaatschappij.
2. Behoudens de artikelen 7 en 134 komen de partijen overeen op de volgende terreinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. de dialoog over de verschillende beleidsaspecten van de bevorde- ring van en het toezicht op de informatiemaatschappij;
b. uitwisseling van informatie over regelgeving;
c. uitwisseling van informatie over normen en interoperabiliteit;
d. bevordering van samenwerking bij onderzoek en ontwikkeling op het gebied van ICT en bij op ICT gebaseerde onderzoeksinfrastructuren;
e. ontwikkeling van niet-commerciële inhoud en van proef- toepassingen op gebieden van grote maatschappelijke betekenis;
f. de opbouw van ICT-capaciteit, met in het bijzonder de bevordering van netwerken en de uitwisseling en opleiding van specialisten, vooral op het gebied van de regelgeving.
Artikel 138
Samenwerking op het gebied van milieu-innovatie en hernieuwbare energie
1. Met het oog op de verwezenlijking van een duurzame ontwikke- ling en om ertoe bij te dragen dat de positieve milieueffecten van deze overeenkomst zo groot mogelijk zijn en negatieve effecten worden ver- meden, erkennen de partijen het belang van het stimuleren van innovatie- vormen die het milieu in alle sectoren van hun economie ten goede komen. Energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen zijn ook der- gelijke vormen van milieu-innovatie.
2. Behoudens de artikelen 7 en 134 komen de partijen overeen op de volgende terreinen samen te werken, onder meer door ondersteuning te bevorderen:
a. projecten met betrekking tot milieuvriendelijke producten, techno- logieën, productieprocessen, diensten, management- en bedrijfs- methoden, met inbegrip van die welke betrekking hebben op geschikte toepassingen van waterbesparing en het mechanisme voor een schone ontwikkeling;
b. projecten met betrekking tot energie-efficiëntie en hernieuwbare energie;
c. bevordering van netwerken en clusters op het gebied van milieu- innovatie, ook door middel van publiek-private partnerschappen;
d. uitwisseling van informatie, knowhow en deskundigen;
e. voorlichtings- en opleidingsactiviteiten;
f. voorbereiding van studies en verlenen van technische bijstand;
g. samenwerking bij onderzoek en ontwikkeling;
h. proef- en demonstratieprojecten.
AFDELING 2 INTELLECTUELE EIGENDOM ONDERAFDELING 1 BEGINSELEN
Artikel 139
Aard en werkingssfeer van verplichtingen
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten dragen zorg voor een adequate en effectieve tenuitvoerlegging van de internationale verdragen inzake intellectuele eigendom waarbij zij partij zijn, en van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigen- dom, die is opgenomen in bijlage IC bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, hierna de TRIPs-overeenkomst ge- noemd.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten komen over- een dat de beginselen in artikel 8 van de TRIPsovereenkomst van toe- passing zijn op deze afdeling. Voorts zijn de partijen het erover eens dat voor een adequate en doeltreffende handhaving van intellectuele- eigendomsrechten rekening moet worden gehouden met de ontwikkelingsbehoeften van de Cariforum-staten en gezorgd moet wor- den voor een evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van de hou- ders van de rechten en die van de gebruikers, terwijl de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten de mogelijkheid moeten heb-
ben de volksgezondheid en de voeding te beschermen. Geen bepaling van deze overeenkomst mag worden uitgelegd als beletsel voor de par- tijen en de overeenkomstsluitende Cariforumstaten om de toegang tot geneesmiddelen te bevorderen.
3. Voor de toepassing van deze overeenkomst omvatten intellectuele- eigendomsrechten ook auteursrechten (met inbegrip van auteursrechten op computerprogramma’s en naburige rechten), gebruiksmodellen, oc- trooien, met inbegrip van die voor biotechnologische uitvindingen, be- scherming van xxxxxxxxxxxxx, ontwerpen, ontwerpen voor schakel- patronen (topografieën) van geïntegreerde schakelingen, geografische aanduidingen, handelsmerken voor goederen of diensten, bescherming van databanken, bescherming tegen oneerlijke concurrentie als bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, en bescherming van niet-openbaar gemaakte infor- matie over knowhow.
4. In aanvulling op en onverminderd hun bestaande en toekomstige internationale verplichtingen geven de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten uiterlijk op 1 januari 2014 uitvoering aan de bepalin- gen in deze afdeling en dragen zij zorg voor een adequate en doeltref- fende implementatie ervan, tenzij het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG met inachtneming van de ontwikkelingsprioriteiten en het ontwikkelingsniveau van de overeenkomstsluitende Cariforum-staten an- derszins besluit. Het staat de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum- staten vrij de passende methode voor de tenuitvoerlegging van de bepa- lingen van deze afdeling binnen hun eigen rechtsstelsel en -praktijk te bepalen.
5. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten kunnen in hun wetgeving een uitgebreidere beschermingsregeling opnemen dan in deze afdeling wordt vereist, maar zijn dit niet verplicht, mits die be- scherming niet in strijd is met de bepalingen van deze afdeling.
Artikel 140
Minst ontwikkelde landen
In afwijking van artikel 139, leden 1 en 4, zijn de minst ontwikkelde landen die partij bij deze overeenkomst zijn, slechts verplicht de vol- gende bepalingen als volgt toe te passen:
a. de verplichtingen uit hoofde van de TRIPs-overeenkomst binnen dezelfde termijnen als krachtens de besluiten ter zake van de Raad voor TRIPs of van andere toepasselijke besluiten van de Algemene Raad van de WTO met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de TRIPs- overeenkomst van hen wordt verlangd;
b. de verplichtingen uit hoofde van de onderafdelingen 2 en 3 van deze afdeling uiterlijk op 1 januari 2021, tenzij het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG, rekening houdend met de onder a) bedoelde besluiten, een andersluidend besluit neemt.
Artikel 141
Regionale integratie
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten verbinden zich ertoe binnen hun respectieve regio te blijven streven naar verdie- ping van de integratie op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten. Dit proces omvat een verdergaande harmonisatie van de wet- en regel- geving op het gebied van intellectuele eigendom, vooruitgang op het gebied van het regionale beheer en de regionale handhaving van natio- nale intellectuele-eigendomsrechten, alsmede, in voorkomend geval, de invoering en het beheer van regionale intellectuele-eigendomsrechten.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten verbinden zich ertoe te streven naar een geharmoniseerd niveau van bescherming van intellectuele-eigendomsrechten in hun respectieve regio.
Artikel 142
Overdracht van technologie
1. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten komen over- een ideeën en informatie over hun praktijken en hun beleid met betrek- king tot de overdracht van technologie uit te wisselen, zowel binnen hun respectieve regio als met derde landen. Dit betreft in het bijzonder maat- regelen ter bevordering van informatiestromen, zakelijke partnerschap- pen, licenties en uitbesteding. Er wordt speciale aandacht besteed aan de voorwaarden die nodig zijn om passende condities voor de overdracht van technologieën in de gastlanden te creëren, waarin ook plaats is voor onderwerpen als de ontwikkeling van menselijk kapitaal en een rechts- kader.
2. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten nemen in voorkomend geval maatregelen om licentiepraktijken of -voorwaarden ten aanzien van intellectuele-eigendomsrechten te beletten of om er toe- zicht op uit te oefenen, indien deze de internationale overdracht van technologie kunnen schaden en indien het gaat om misbruik van intellectuele-eigendomsrechten door de rechthebbenden of misbruik van duidelijke informatieasymmetrieën bij de onderhandelingen over licen- ties.
3. De EG vereenvoudigt en bevordert het gebruik van stimulerings- middelen voor instellingen en ondernemingen op hun grondgebied om technologie aan instellingen en ondernemingen in de Cariforum-staten over te dragen, teneinde deze staten de mogelijkheid te bieden een levensvatbare technologische basis op te bouwen. De EG streeft ernaar alle haar bekende maatregelen voor discussie en analyse ter kennis van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG te brengen.
ONDERAFDELING 2
NORMEN INZAKE INTELLECTUELE-EIGENDOMSRECHTEN
Artikel 143
Auteursrecht en naburige rechten
A. Internationale overeenkomsten
1. De EG en de ondertekenende Cariforum-staten nemen de volgende verdragen in acht:
a. Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigen- dom (WIPO) inzake auteursrecht (Genève 1996);
b. XXXX-Xxxxxxx inzake uitvoerende kunstenaars en fonogram- men (Genève 1996).
2. De overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven naar toetre- ding tot het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoe- rende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisa- ties (Rome 1961).
B. Samenwerking bij het collectieve rechtenbeheer
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten bevorderen het sluiten van regelingen tussen hun auteursrechtorganisaties teneinde er wederzijds voor te zorgen dat de toegang tot en de afgifte van vergun- ningen voor het regionale gebruik van inhoud op het gehele grondgebied van de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten wordt verge- makkelijkt, zodat de rechthebbenden passend worden beloond voor het gebruik van die inhoud.
Artikel 144
Handelsmerken
A. Registratieprocedure
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zorgen voor een systeem voor de registratie van handelsmerken waarbij elk definitief
besluit van de desbetreffende handelsmerkinstantie schriftelijk wordt gegeven en met redenen is omkleed. De indiener van de aanvraag wordt in de gelegenheid gesteld een weigering een handelsmerk te registreren aan te vechten en tegen een definitieve afwijzing in beroep te gaan bij de rechter. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten voeren ook de mogelijkheid in om na de publicatie van de aanvragen bezwaar aan te tekenen tegen de registratie van handelsmerken. De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten openen openbare elektronische databanken voor aanvragen en voor de registratie van handelsmerken.
B. Algemeen bekende handelsmerken
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten herinneren aan de verplichting in het kader van de TRIPs-overeenkomst om het begrip algemeen bekende merken op dienstenmerken toe te passen. Voor de vaststelling of een handelsmerk algemeen bekend is, streven de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten naar toepassing van de geza- menlijke aanbeveling van de vergadering van de Unie van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom en de algemene vergadering van de WIPO tijdens de 34e reeks bijeenkomsten van de vergaderingen van de WIPO-lidstaten van 20-29 september 1999.
C. Internetgebruik
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zijn het erover eens dat voor houders van een handelsmerk die hun handelsmerk op internet willen gebruiken en deel willen nemen aan de ontwikkeling van de elektronische handel, een duidelijk rechtskader nodig is, dat onder meer bepalingen bevat over de kwestie of het gebruik van een teken op internet heeft bijgedragen tot de verwerving van of de inbreuk op een merk of over de kwestie of er bij een dergelijk gebruik sprake is van oneerlijke mededinging, en waarin rechtsmiddelen zijn vastgelegd. In dit verband streven de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten naar toepassing van de gezamenlijke aanbeveling betreffende de be- scherming van merken en andere industriële eigendomsrechten in tekens op internet, die door de WIPO werd vastgesteld tijdens de 36e reeks bij- eenkomsten van de vergaderingen van de WIPO-lidstaten van 24 sep- tember tot en met 3 oktober 2001.
D. Merklicenties
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven naar toepassing van de gezamenlijke aanbeveling over merklicenties van de vergadering van de Unie van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom en de algemene vergadering van de WIPO tijdens de 35e reeks bijeenkomsten van de vergaderingen van de WIPO-lidstaten van 25 sep- tember tot en met 3 oktober 2000.
E. Internationale overeenkomsten
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten streven naar toetreding tot het Protocol bij de Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken (1989) en het herziene Verdrag inzake het merkenrecht (2006).
F. Uitzonderingen op de rechten verbonden aan een handelsmerk
De EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten zorgen voor een eerlijk gebruik van beschrijvende termen, waaronder geografische aanduidingen, als beperkte uitzondering op de rechten verbonden aan een handelsmerk. Bij die beperkte uitzondering wordt rekening gehou- den met de legitieme belangen van de houder van het handelsmerk en van derden.
Artikel 145
Geografische aanduidingen
A. Bescherming in het land van oorsprong
1. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst verplicht de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten op hun grondgebied geografi- sche aanduidingen te beschermen die in hun land van oorsprong niet worden beschermd.
2. De overeenkomstsluitende Cariforum-staten stellen uiterlijk op 1 januari 2014 een systeem voor de bescherming van geografische aandui- dingen op hun respectieve grondgebied vast.
De partijen werken in het kader van het Handels- en ontwikkelings- comité Cariforum-EG en in overeenstemming met de bepalingen van artikel 164, lid 2, onder c), samen bij de ontwikkeling van geografische aanduidingen op het grondgebied van de Cariforum-staten. Hiertoe leg- gen de Cariforum-staten uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van de overeenkomst een lijst van potentiële geografische aanduidingen van oorsprong uit de Cariforum-staten ter overweging en bespreking aan het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG voor.
3. De partijen bespreken in het kader van het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG de tenuitvoerlegging van dit artikel in de praktijk, en zij wisselen informatie uit over de ontwikkelingen op wetgevings- en beleidsgebied met betrekking tot geografische aanduidin- gen.
B. Duur van de bescherming
1. De bescherming van geografische aanduidingen wordt in de EG en de overeenkomstsluitende Cariforum-staten in overeenstemming met het