Namen Gemeenten:
Namen Gemeenten:
Namen Woningcorporaties:
Namen Zorgaanbieders:
Considerans:
In Flevoland werken partijen samen aan een inclusieve samenleving, dat wil zeggen dat iedereen naar vermogen mee kan doen. Dat geldt ook voor kwetsbare mensen die wonen in een beschermde woonomgeving of maatschappelijke opvang, en klaar zijn om (weer) zelfstandig te gaan wonen.
Een succesvolle uitstroom van Beschermd Wonen (BW) en Maatschappelijke Opvang (MO) naar zelfstandig wonen en verder herstel mogelijk maken is een gezamenlijke opgave en verantwoordelijkheid voor gemeenten, woningcorporaties en zorgaanbieders. Hiervoor zijn een woning, inkomsten en ondersteuning noodzakelijk. Het betreft veelal mensen voor wie zelfstandig wonen niet vanzelfsprekend is vanwege psychiatrische problematiek, verstandelijke beperking, dakloosheid, huiselijk geweld, verslavingen en/of schulden. Hoewel het goed is om ambities te hebben, is het tegelijkertijd goed om oog te hebben voor de randvoorwaarden! Juist nu er volop signalen zijn dat “kwetsbare wijken” nog kwetsbaarder geworden zijn en dat ambulantisering onvoldoende op gang komt, terwijl beddenreductie en afbouw van voorzieningen al wel heeft plaatsgevonden.
De opgave gaat over het zorgen voor goede huisvesting voor en ondersteuning van mensen met een zorgvraag. Het gaat over het zorgen voor een match van de juiste persoon, in de juiste woning in de juiste omgeving; een omgeving die krachtig genoeg is om kwetsbare huurders op te vangen en een omgeving die past bij de huurder. De opgave gaat ook over een goede samenwerking op het financiële vlak, het zich thuis gaan voelen in de wijk, het opbouwen van een netwerk en het zoeken naar werk, opleiding, vrijwilligerswerk of dagbesteding. Het gaat ook over oog houden voor de wijk en haar bewoners, dat er voldoende draagvlak en begrip is en daarin (vooraf) investeren.
Tenslotte gaat het ook over samenwerken rond moeilijke fases: als er sprake is van terugval, van overlast of andere problemen. Want juist dan moeten partijen daadkrachtig kunnen optreden. In de situatie van verhuur van woonruimten met begeleiding zijn samenwerking en een gedeelde verantwoordelijkheid voorwaarden voor een geslaagde uitstroom. Deze overeenkomst onderstreept de noodzaak en ambitie om waar mogelijk en nodig samen te werken om deze kwetsbare mensen een goed thuis in de wijk te geven.
In het actieprogramma “Weer Thuis” werken woningcorporaties, zorgaanbieders en gemeenten in Flevoland gezamenlijk aan de realisatie van de randvoorwaarden die daarvoor nodig zijn. Alle gemeenten in Flevoland hebben in 2020 het regionaal kader Zorglandschap Wmo 2020-2026 (Regionale Kader) door de gemeenteraden vastgesteld. Dit Bestuurlijk Akkoord is een uitkomst van de samenwerking binnen dit Regionale Kader.
We onderscheiden de volgende doelgroepen:
o Mensen die uitstromen uit BW;
o Mensen die uitstromen uit de MO, inclusief de vrouwenopvang;
o Jongvolwassenen (18-23 jaar) die uitstromen uit jeugdhulp (met verlengd verblijf).
Waar willen we naartoe (stip op de horizon)
We willen bereiken dat in Flevoland voldoende geschikte woningen en woonvormen beschikbaar zijn voor kwetsbare inwoners. Zij wonen zo zelfstandig mogelijk en doen mee in de wijk of het dorp waar ze wonen. Ondersteuning wordt waar nodig op maat geboden.
Zorgaanbieders, woningcorporaties en gemeenten werken daarvoor op regionaal niveau intensief samen. Vanuit een eigen rol, maar met een gedeelde verantwoordelijkheid.
Daarbij hanteren we de volgende uitgangspunten:
1) De woon- en ondersteuningsbehoefte van de inwoner is leidend bij bemiddeling naar geschikte huisvesting.
2) Daarnaast bewaken we de balans tussen draagkracht en draaglast van de verschillende plaatsen, dorpen, wijken en buurten in Flevoland. Zo wegen we naast het belang van de individuele inwoner ook belang van het collectief (de wijk of de buurt) mee en bewaken we de leefbaarheid.
3) Regionale spreiding is daarbij geen doel op zich maar juist een middel om onze stip op de horizon te kunnen bereiken. Door woningen en woonvoorzieningen beter te spreiden bieden we inwoners kansen om nabij hun netwerk te (blijven) wonen en kan de diversiteit van de regio ten volle benut worden.
Deze uitgangspunten sluiten aan bij de leidende principes die de Gemeenten Flevoland eerder met elkaar hebben vastgesteld in het Regionale Kader.
Xxx ziet de weg daar naartoe eruit?
We zijn bezig met een transformatieopgave. Dat vraagt tijd. Wij kiezen ervoor om deze tijd niet alleen te gebruiken voor het maken van plannen, maar waar mogelijk ook nu al te starten met nieuwe werkwijzen en initiatieven. Met de lessen die we daarbij leren, scherpen we onze plannen verder aan.
Met dit Bestuurlijk Akkoord wordt een eerste tranche van de doelstelling van uitstroom uit BW en MO gehaald. Hiermee wordt gedurende de komende twee jaar ervaring opgedaan en ondertussen wordt gewerkt aan een bestuurlijk akkoord voor wat daarop in aanvulling nodig is. Het gaat dan onder meer om de volgende onderwerpen:
a) Goed in kaart brengen van welke andere uitstroom er nog is en of die wel of niet onder dit bestuurlijk akkoord valt. Daarbij valt te denken aan: WLZ-uitstroom, veilig thuis, jeugdhulp, GGZ en reclassering;
b) De invloed van de uitstroom op de leefbaarheid en draagkracht van een wijk;
c) Het ontwikkelen van een set van indicatoren die laten zien of uitstroom geslaagd is;
d) Het ontwikkelen van een set van indicatoren die laten zien of de uitstroom al dan niet tot nieuwe problemen heeft geleid;
e) Het ontwikkelen van een set van indicatoren die aangeven wanneer er meer of minder woningen beschikbaar kunnen worden gesteld door de gezamenlijke corporaties.
Dit Bestuurlijk Akkoord vormt de start van de regionale samenwerking rond de uit- en doorstroom van mensen uit zorginstellingen. Hoewel er verschillende vraagstukken nog verder uitgewerkt moeten worden, willen we met dit akkoord de gedeelde uitgangspunten en intenties met elkaar vastleggen.
We benoemen een aantal nadere uitwerkingsopgaven waarmee we aan de slag gaan. Daarnaast willen we concreet een start maken met het inrichten van een uitstroomtafel om de uitstroom vanuit BW regionaal te kunnen organiseren. Dit Bestuurlijk Akkoord bestaat daarom uit de volgende onderdelen:
1) Intenties en uitwerkingsopgaven
2) Werkafspraken uitstroomtafel
3) Structuur en samenwerking
Daar waar lokale afspraken zijn of worden gemaakt over hoofdstuk 2 hebben deze lokale afspraken voorrang op die uit dit Bestuurlijk Akkoord. Lokaal zijn dus specifiekere werkafspraken mogelijk over het proces en de samenwerking rondom de uitstroom.
Tot slot zal vanuit de stuurgroep die ingesteld wordt nadrukkelijk ook de verbinding met de landelijke ontwikkelingen gelegd moeten worden. De transformatie is landelijk van bovenaf ingezet en waar partijen merken dat landelijke doelstellingen regionaal niet haalbaar zijn, moet dat landelijk aan de orde worden gesteld.
Hoofdstuk 1: De regionale afspraken op hoofdlijnen
Artikel 1: Regionaal organiseren van de uitstroom en toewerken naar evenredige verdeling
a) Partijen spreken af om de uitstroom uit zorginstellingen naar zelfstandig wonen regionaal te organiseren waarbij uitstroom vanuit aangesloten Zorgaanbieders naar alle Gemeenten binnen de regio mogelijk wordt.
b) Voor de uitstroom vanuit BW richten partijen een uitstroomtafel1 op om dit te organiseren. De pilot voor deze uitstroomtafel loopt in 2021. De zorgaanbieder heeft de regie in de uitstroomtafel. Partijen maken in samenwerking met lokale partijen per 1 januari 2022 een definitieve start met deze uitstroomtafel (zie bijlage 1 voor het processchema en artikel 3 voor de uitwerking). Het processchema kan per lokale gemeente op onderdelen afwijken in verband met de lokale afspraken.
c) De uitstroom vanuit MO vindt plaats via de Centrale Toegang Flevoland (CT)2. Een procesbeschrijving van deze uitstroom is bijgevoegd in bijlage 2.
d) Partijen streven naar een evenredige verdeling van de uitstroom over gemeenten, waarbij de uitstroom verdeeld wordt op basis van herkomst. Partijen hebben tijd nodig om te onderzoeken hoe dit in verhouding staat met het huisvesten van andere doelgroepen (o.a. statushouders, urgenten, spoedzoekers en reguliere woningzoekenden), de bredere woningbouwopgave en wat er nodig is om daar naar toe te groeien
e) Partijen maken in 2021 een start met uitstroom vanuit dit regionale Bestuurlijk Akkoord, binnen de kaders van de huidige prestatieafspraken van gemeenten met hun corporaties en huurdersbelangenorganisaties. Er wordt daarbij geen onderscheid of verdeling gemaakt tussen BW of MO; alle uitstroom komt ten laste van het aantal beschikbare woningen.
f) Partijen spreken af om met elkaar in overleg te treden indien blijkt dat er in de praktijk meer uitstromers zijn dan het aantal beschikbare woningen. Belangrijk onderdeel van dit gesprek is wat te doen met de uitstromers waarvoor geen woning beschikbaar is.
h) Naast uitstroom via de Centrale Toegang en de uitstroomtafels proberen de zorgaanbieders ook zoveel mogelijk cliënten regulier te laten uitstromen naar de particuliere verhuur (mits dit door de zorgaanbieder passend wordt geacht) en door cliënten zich regulier te laten inschrijven bij corporaties en te laten reageren op woningen. Afspraak is dat iemand die instroomt in een BW of MO voorziening zich inschrijft als woningzoekende.
Artikel 2: Uitwerkingsopgaven
Voor de volgende uitwerkingsopgaven van dit Bestuurlijk Akkoord worden de volgende acties geformuleerd, die in de zomer van 2021 door de stuurgroep geadresseerd worden:
1 De uitstroomtafel is een afstemmingsoverleg
2 Centrale Toegang Flevoland is ook een afstemmingsoverleg
3 Toelichting:
Stel dat Almere 100 personen moet huisvesten op basis van herkomst. En dat voor Almere geldt dat de totale opgave op basis van de gelijkmatige verdeling op basis van inwonersaantal ook 100 personen is. Indien er dan nog personen gehuisvest moeten worden, waarvan de herkomst onbekend is of van buiten Flevoland is, dan moeten deze personen verdeeld worden over de gemeenten waar nog ruimte is binnen het aantal te huisvesten personen op basis van de gelijkmatige verdeling op basis van inwonersaantal.
a) Uitwerking en inrichting van de uitstroomtafel: In artikel 3 wordt dit verder beschreven.
b) Uitwerking en inrichting van de uitstroom vanuit MO: in 2021 wordt een nieuwe procesbeschrijving opgesteld in de lijn van de werking van de uitstroom vanuit BW.
c) Time-out plaatsen: De gemeenten gaan hiervoor in het derde kwartaal 2021 gezamenlijk beleid maken, zodat de terugvaloptie - wanneer het zelfstandig wonen, al dan niet met begeleiding niet lukt - gegarandeerd kan worden.
d) Stappenplan om te komen tot regionale afspraken over evenredige spreiding van de uitstroom: gemeenten en woningcorporaties maken een stappenplan om met ingang van de prestatieafspraken 2022 tot afspraken over een evenredige regionale verdeling van de uitstroom te kunnen komen. Zij voeren dit stappenplan gezamenlijk uit. Uitgangspunt hierbij is dat de verdeling in principe plaatsvindt op basis van herkomst, maar dat er tevens sprake moet zijn van een gelijkwaardige verdeling over de verschillende gemeenten.
e) Doorontwikkeling van de uitstroommonitor: om zicht te krijgen en te houden op de grootte van de doelgroepen die de komende jaren gaan uitstromen zal de gemeente Almere een uitstroommonitor onderhouden. In 2020 is een opzet hiervoor gemaakt en zal deze doorontwikkeld op basis van gezamenlijke definities. Daarbij wordt ook een doorkijk toegevoegd naar de ontwikkeling op langere termijn evenals inzicht in de instroom.
f) In kaart brengen van welke andere uitstroom er nog is en of die wel of niet onder dit akkoord valt. Daarbij valt te denken aan: WLZ-uitstroom, veilig thuis, jeugdhulp, GGZ en reclassering:
g) De invloed van de uitstroom op de leefbaarheid en draagkracht van een wijk;
h) Het ontwikkelen van een set van indicatoren die laten zien of uitstroom geslaagd is: partijen stellen in 2021 de indicatoren vast om te monitoren of een uitstroom slaagt. Vanaf 2022 wordt deze methode toegepast.
i) Het ontwikkelen van een set van indicatoren die aangeven wanneer er kan worden opgeschaald en dus meer woningen beschikbaar kunnen worden gesteld door de gezamenlijke corporaties: Partijen stellen in 2021 de indicatoren vast om te bepalen of en wanneer er meer woningen beschikbaar gesteld kunnen worden voor de uitstroom uit BW en MO.
j) Het ontwikkelen van een set indicatoren die aangeven wanneer er moet worden afgeschaald teneinde de leefbaarheid en draagkracht in de wijk te waarborgen.
k) Onderzoek behoefte woonvormen en zorgaanbod: partijen onderzoeken de gewenste ontwikkelingen in woonvormen voor uitstromers en het bijbehorende ambulante zorgaanbod, waaronder:
o Partijen richten een nieuw platform4 in waarin de behoefte aan verschillende woonvormen bijgehouden wordt, kansen daartoe besproken worden en acties worden uitgezet.
o Gemeenten onderzoeken voor 1 september 2021 hoe ze in gezamenlijkheid met de zorgaanbieders voldoende time-outplaatsen kunnen realiseren.
o Partijen spreken af om voor 1 september 2021 een waakvlaminstrument te onderzoeken. Richtinggevend voor dit onderzoek zijn de volgende onderdelen:
• Aan het eind van ieder begeleidingstraject wordt standaard de wenselijkheid van het opstellen van een zogenaamde waakvlamafspraak besproken. Deze gaat over voortzetting van de begeleiding vanuit zorg en eventueel budgetbeheer. De duur en de frequentie van het contact en invulling van de afspraak zijn maatwerk en moet door de zorgaanbieder en de uitstromer afgestemd worden met de gemeente en de corporatie.
• Indien er geen beschikbaar zorgarrangement is om dit regelen, is de gemeente de aangewezen partij om deze vorm van nazorg te faciliteren.
• De woningcorporatie meldt huurachterstand en overlast gedurende de periode van de waakvlamafspraak binnen 4 weken na het ontstaan van de huurachterstand bij de
Zorgaanbieder en/of de Gemeente, zodat zij de begeleiding kunnen aanpassen. Hierbij worden de afspraken die lokaal gemaakt zijn ten aanzien van huurachterstanden en preventie van uitzetting in acht genomen.
Artikel 3: Bemiddeling via de uitstroomtafel BW
4 Dit nieuwe platform is een afstemmingsoverleg
a) De uitstroomtafel werkt op basis van het processchema welke is bijgevoegd in bijlage 1 van dit Bestuurlijk Akkoord. Dit processchema is een basis en kan lokaal nog aangevuld worden.
b) De uitstroomtafel koppelt de uitstromer aan een woning/woningcorporatie.
c) Zorgaanbieders dragen uitstromers voor bij de uitstroomtafel en bereiden de uitstromers daarop voor.
d) De woningcorporaties zorgen voor een passend woningaanbod, waarbij -indien nodig- rekening gehouden wordt met bijzondere omstandigheden.
e) Zorgaanbieders zorgen bij instroom direct voor inschrijving bij een woningcorporatie en dienen uitstromers tijdig te melden. Minimaal 6 maanden (zie proces uitstroomtafel) voorafgaand aan de uitstroom moet er via de uitstroomtafel een verzoek tot uitstroom bij de woningcorporatie worden ingediend.
f) De woningcorporaties streven er naar om binnen 3 maanden na aanmelding door de zorgaanbieder passende woonruimte aan te bieden. Er geldt voor woningcorporaties een inspanningsverplichting om binnen 6 maanden een passende woonruimte beschikbaar te stellen. Hiervan zal slechts in uitzonderlijke gevallen, na overleg met de gemeente en de zorgaanbieder, worden afgeweken.
g) Indien deze termijnen niet worden gehaald, worden de zorgaanbieder en de gemeente hiervan bijtijds in kennis gesteld.
h) De gemeente garandeert een passende verblijfsbeschikking aan de zorgaanbieder indien blijkt dat er meer dan 3 maanden nodig zijn voor het vinden van passende woonruimte voor uitstroom. Dit om te voorkomen dat een cliënt die op een BW locatie woont geen huisvesting heeft.
Daarmee wordt terugval en dakloosheid voorkomen.
i) De uitstromer krijgt een eenmalig woningaanbod. De uitstromer kan bij hoge uitzondering een aanbod eenmalig weigeren. De uitstroomtafel treedt dan in overleg met de corporatie, de uitstromer en diens begeleider over de weigeringsgrond en doet indien de weigering door haar gegrond wordt bevonden een nieuw aanbod.
j) Mocht een uitstromer zelfstandig willen en kunnen uitstromen zonder gebruik te maken van de uitstroomtafel, dan wordt hij door de zorgaanbieder wel gemeld bij de uitstroomtafel die de uitstromer als zodanig registreert. Met toestemming van de cliënt wordt dat gemeld bij de woningcorporatie.
k) Na een huisuitzetting door huurachterstand, ernstige overlast, criminaliteit, agressie, en/of overtreding van de Opiumwet, heeft deze ex-huurder geen recht meer op een sociale huurwoning bij dezelfde corporatie voor een periode welke door een corporatie veelal is vastgelegd in een Laatste Kans Beleid. Indien deze ex-huurder via de uitstroomtafel toch voor bemiddeling in aanmerking komt, wordt dit nadrukkelijk met de corporaties besproken. Het herkomst-beginsel van artikel 1d is in dit soort gevallen niet van toepassing.
Hoofdstuk 2: Werkafspraken uitstroom Artikel 4: Ondersteuning op maat
a) De uitstromer krijgt ondersteuning op maat. Deze ondersteuning wordt beschikt door de
gemeente die verantwoordelijk is voor de financiering van de zorg. Dat kan de gemeente zijn waar naartoe de uitstroom plaats vindt (Wmo begeleiding) of de centrumgemeente (Beschermd Wonen).
b) Uitstromer en begeleider stellen samen een begeleidingsplan op, voordat het huurcontract wordt afgesloten.
c) In het begeleidingsplan staan afspraken over begeleiding, financiële ondersteuning, daginvulling incl. het zoeken naar werk, benutting van het netwerk van de uitstromer, wonen, goed nabuurschap en integratie in de wijk.
d) De huurovereenkomst (tussen corporatie en uitstromer) en de begeleidingsovereenkomst (tussen zorgaanbieder en uitstromer) zijn aan elkaar gekoppeld, waarbij de inhoud van beide overeenkomst verder niet wordt gedeeld. Indien één van beide overeenkomsten wordt beëindigd, dan is dit een grondslag om ook de andere overeenkomst te beëindigen. De corporatie en zorgaanbieder zijn verplicht elkaar hierover te informeren en laten de uitstromer instemmen met het delen van deze informatie. Indien er een driepartijenovereenkomst wordt
afgesloten tussen woningcorporatie, cliënt en zorgpartij, wordt het begeleidingsplan op hoofdlijnen, enkel op de punten die zich richten of invloed kunnen hebben op het wonen, met elkaar gedeeld.
e) De zorgaanbieder ondersteunt de uitstromer waar nodig op alle leefgebieden. Ten aanzien van financiën maakt de zorgaanbieder daarbij gebruik van bestaande regelingen en passende ondersteuning die de gemeente vanuit haar rol op dit leefgebied kan bieden.
f) De zorgbehoefte kan fluctueren. Uitgangpunt is dat de zorgaanbieder werkt aan vooraf vastgestelde doelen. Binnen bepaalde bandbreedte verwachten gemeenten van zorgaanbieders te doen wat nodig is. Als de zorgvraag substantieel verandert kan een nieuwe beschikking worden aangevraagd.
g) De gemeenten dragen zorg voor een productenstructuur binnen de WMO die op elkaar aansluit, zodat op- en afschalen op een geleidelijke manier mogelijk is.
h) De gemeenten dragen zorg voor een productenstructuur die aansluit bij wat de cliënt nodig heeft (ook 24 uurs bereikbaarheid of coördinatie-uren die niet face to face zijn, moeten bijvoorbeeld mogelijk zijn).
i) De gemeenten nemen lokaal verantwoordelijkheid voor passende zorg en begeleiding in brede zin om de doelstellingen uit dit Bestuurlijk Akkoord waar te kunnen maken. Waar noodzakelijk zullen zij hun inzet breder trekken richting de domeinen werk en inkomen en schuldhulpverlening.
j) De zorgaanbieder zorgt voor een warme overdracht indien de ambulante zorgaanbieder een andere is dan de zorgaanbieder waar de client verblijft voor de uitstroom. Aan de uitstroomtafel is hier speciale aandacht voor.
Artikel 5: Passend huurcontract
a) De woningtoewijzing door de corporatie vindt plaats door directe bemiddeling of urgentie. In het geval cliënten voldoende inschrijfjaren hebben en via de reguliere weg een woning kunnen krijgen, geldt geen verplichting tot afname van een bepaalde vorm van een huurcontract. De corporatie kan op basis van een verhuurdersverklaring eisen stellen aan begeleiding. De invulling hiervan is lokaal maatwerk maar zal altijd voor bepaalde tijd zijn.
b) De vorm van de huurovereenkomst is lokaal maatwerk. Hierbij kan gedacht worden aan een omklaphuurovereenkomst of een tijdelijke huurovereenkomst met een begeleidingsovereenkomst (drie-partijenovereenkomst). In overleg met de zorgaanbieder en uitstromer stelt de woningcorporatie de duur van de huurovereenkomst vast. De duur van de huurovereenkomst is maatwerk en zal in de praktijk 1 of 2 jaar zijn.
c) Bij toepassen van intermediaire verhuur worden vooraf afspraken gemaakt met corporatie en of gemeente over vergoeding van verhuurkosten van de zorgorganisatie.
d) Deze tijdelijke contractvorm wordt toegepast vanuit het idee dat een uitstromer een ontwikkeling laat zien in woonvaardigheden en uiteindelijk een contract voor onbepaalde tijd kan krijgen.
e) Bij aanvang van de huurovereenkomst is bij de uitstromer bekend welke doelen hij of zij moet behalen om een contract voor onbepaalde tijd te krijgen.
f) Indien huurders tijdelijk terugvallen naar een vorm van beschermd wonen, loopt het huurcontract in principe 3 maanden door, zodat zij in de eigen woning kunnen terugkeren. Voorwaarde is wel dat de betaling van de huur gewoon doorloopt en de woning schoon, heel en veilig is als deze tijdelijk onbewoond is. Partijen zoeken tijdens de looptijd van dit Bestuurlijk Akkoord uit wat de consequenties van deze handelwijze zijn met betrekking tot huurbetaling en/of beheer. De
partijen zoeken de maximale ruimte op om begeleiding op te schalen indien dat nodig is. De gemeenten garanderen het doorlopen van een uitkering gedurende deze termijn.
g) De corporaties hebben te allen tijde het recht op contractsvrijheid en hebben hiermee de vrijheid een uitstromer van een zorgaanbieder, om welke reden(en) dan ook, niet te huisvesten en/of in aanmerking te laten komen voor een voortzetting van de huurovereenkomst, al dan niet op eigen naam. Toevoegen dat woningbouwcorporatie beargumenteert aangeeft waarom zij een inwoner niet willen huisvesten.
Artikel 6: Stappen op weg naar een contract voor onbepaalde tijd
a) De zorgaanbieder evalueert de voortgang met de uitstromer en de contactpersoon van de woningcorporatie. De zorgaanbieder neemt het initiatief voor dit evaluatiegesprek om te bekijken
of de ondersteuning voldoet. Hierbij wordt ook de klantmanager5 betrokken. Bij een jaarcontract gebeurt dit eenmaal per kwartaal; bij een 2-jarig contract minimaal 4 keer.
Vragen die dan bijvoorbeeld aan de orde komen zijn: zijn aanvullende maatregelen nodig? Welke zorgen leven er? Dit is het moment waarop ook het signaal gegeven kan worden door de corporaties als de situatie niet goed is en wat er moet gebeuren om dit bij te sturen en te voorkomen dat het tot beëindiging van het huurcontract moet komen. De uitwerking van deze afspraak is lokaal maatwerk.
b) Bij voldoende voortgang neemt de zorgaanbieder het initiatief tot evaluatiegesprek met als doel te komen tot een contract voor onbepaalde tijd. Indien één of meerdere partijen onvoldoende voortgang zien, geven zij aan op welke punten meer voortgang moet komen.
c) Als woningcorporatie en zorgaanbieder samen na een gesprek met de uitstromer van oordeel zijn dat aan de doelen is voldaan, zet de woningcorporatie het proces in gang om het huurcontract om te zetten naar een contract voor onbepaalde tijd.
d) Wanneer er geen sprake is van goed woon- en/of betaalgedrag, heeft de corporatie het recht om de tijdelijke huurovereenkomst niet te verlengen.
e) Bij goed woon- en betaalgedrag wordt de huurovereenkomst tussen corporatie en bewoner na afloop van de bepaalde periode voortgezet voor onbepaalde tijd.
f) Ingeval van intermediaire verhuur wordt bij goed woon- en betaalgedrag na afloop van de bepaalde periode de huurovereenkomst die op naam staat van de zorgaanbieder overgezet naar een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd op naam van de bewoner. Wanneer er geen sprake is van goed woon- en/of betaalgedrag, dan heeft de corporatie het recht om de tijdelijke huurovereenkomst met de bewoner niet te verlengen. Wanneer er geen sprake is van goed woon- en/of betaalgedrag bij intermediaire verhuur geldt het volgende:
a. dit is geen reden voor de corporatie is om de huur aan de zorgorganisatie op te zeggen;
b. de zorgorganisatie heeft het recht heeft om de tijdelijke huurovereenkomst met de bewoner niet te verlengen.
c. Als de zorgorganisatie de verhuur verlengt zijn de gevolgen voor onderverhuur voor de zorgorganisatie.
g) De gemeente waar de cliënt is uitgestroomd is bij beëindiging dan wel niet verlengen of niet omklappen van de huurovereenkomst verantwoordelijk voor de opvang van de cliënt (zogenaamde terugvaloptie).
Artikel 7: Wonen en goed nabuurschap
a) Voor de sleuteloverdracht maken zorgaanbieder, woningcorporatie en uitstromer afspraken. Deze afspraken gaan onder andere over de relatie met de buren en de buurt, het respecteren van huisregels, het voorkomen van overlast en over financiën (betaling huur). Doel is informatie uit te wisselen over wat de betrokkene nodig heeft om goed te functioneren. Het gaat dan om gegevens die uitsluitend betrekking hebben op het wonen.
b) In dit gesprek wordt de woningcorporatie op hoofdlijnen over relevante afspraken in het begeleidingsplan of signaleringsplan geïnformeerd en worden concrete afspraken gemaakt wat er moet gebeuren als het onverhoopt niet goed gaat. De woningcorporatie heeft geen inzage in het plan zelf.
Artikel 8: Vroegsignalering en preventie
a) Woningcorporatie, uitstromer en de zorgaanbieder geven signalen van zorg of overlast tijdig aan elkaar door. De zorgaanbieder heeft de regie op de aanpak. De woningcorporatie deelt signalen van zorg of overlast met de uitstromer én met de zorgaanbieder.
b) Indien nodig wordt er tussentijds een driegesprek georganiseerd.
c) Gemeenten garanderen binnen het begeleidingsarrangement voldoende beschikbare of te declareren uren om (preventief) de overlast effectief aan te kunnen pakken.
Artikel 9: Voorkomen van overlast
5 Waar klantmanager staat worden ook andere functionarissen bedoeld die in andere gemeenten een andere naam hebben.
a) In geval van overlast of zorgen rond een uitstromer neemt de woningcorporatie contact op met de zorgaanbieder.
b) De zorgaanbieder heeft binnen 24 uur contact met de woningcorporatie over de stappen die zij zet.
c) Indien dit onvoldoende werkt, meldt de woningcorporatie dit bij de zorgaanbieder en de gemeente die gezamenlijk besluiten tot opschalen of tijdelijk een andere oplossing zoeken.
Hoofdstuk 3: Structuur en samenwerking Artikel 10: Stuurgroep en projectgroep
a) Partijen zullen met het ingaan van dit Bestuurlijk Akkoord een stuurgroep in het leven roepen bestaande uit 6 bestuurders die de driehoek vertegenwoordigen: 2 leden namens de gemeenten, 2 leden namens de woningcorporaties en 2 leden namens de zorgaanbieders. De afzonderlijke partijen stellen zelf de wijze van benoeming vast. De status van de stuurgroep is zaken betreffende dit BA af te stemmen.
b) Partijen zullen met het ingaan van deze werkafspraken een projectgroep en één of meerdere werkgroepen in het leven roepen, bestaande uit nader aan te wijzen vertegenwoordigers van partijen. Wijzigingen in de projectgroep worden door de stuurgroep bepaald.
c) Doel van de stuurgroep en projectgroep is om nader vorm en inhoud aan deze werkafspraken te geven.
d) De stuurgroep heeft de zorg voor de juiste gang van zaken, de coördinatie en een zodanige uitvoering van de planning zodat vertragingen worden voorkomen. Indien nodig en mogelijk worden hier de knopen doorgehakt.
e) De stuurgroep vergadert met een naar bevind van zaken vast te stellen frequentie.
f) De stuurgroep of projectgroep kunnen na onderling overleg derden bij hun werkzaamheden inschakelen. De kosten worden onder alle ondertekenaars gelijkelijk verdeeld (dus woningcorporaties 1/3, gemeenten 1/3 en zorgaanbieders 1/3), waarbij elke sector zijn eigen verdeelsleutel bepaalt tussen aangesloten partijen, tenzij daar in de stuurgroep andere afspraken over worden gemaakt. Indien de kosten boven de € 7.500 uitkomen zal daarvoor door de stuurgroep afzonderlijk schriftelijk toestemming voor worden gevraagd aan de afzonderlijke ondertekenaars van het BA.
g) Iedere partij draagt haar eigen kosten, voortvloeiende uit onderhavig Bestuurlijk Akkoord, tenzij omtrent het maken van specifieke kosten voorafgaande nadere afspraken zijn gemaakt en schriftelijke zijn vastgelegd.
h) De projectgroep legt verantwoording af aan de stuurgroep.
Artikel 11: Respect voor privacy uitstromer (privacy-protocol)
Partijen houden zich aan de afspraken omtrent privacy zoals opgenomen in het privacy- protocol (bijlage 5)
Artikel 12: Looptijd van het Bestuurlijk Akkoord
a) Dit Bestuurlijk Akkoord treedt in werking direct na ondertekening door partijen en eindigt op 31 december 2022 en wordt mogelijk na evaluatie verlengd met telkens een periode van 2 jaar.
b) Indien een partij bezwaar heeft tegen de verlenging, dan besluiten de overige partijen of zij het Bestuurlijk Akkoord willen verlengen zonder de bezwaar makende partij, welke dan kan uittreden.
6 In geval van BW is dit de centrumgemeente Almere en in geval van MO de lokale gemeente.
Artikel 13: Uittreding en toetreding
a) Een ondertekenaar kan aan het einde van de looptijd van het Bestuurlijk Akkoord uittreden. Dit dient schriftelijk kenbaar te worden gemaakt aan de andere partijen uiterlijk op 1 oktober voorafgaand aan het einde van de looptijd.
b) Het Bestuurlijk Akkoord staat open voor toetreding door elke organisatie die de in dit akkoord geformuleerde doelstellingen nastreeft en daartoe gerechtigd is en haar werkgebied o.a. Flevoland is.
c) Een organisatie die tot het Bestuurlijk Akkoord wil toetreden, kan daartoe een aanvraag indienen bij de stuurgroep.
d) De stuurgroep legt het verzoek tot toetreding voor aan alle partijen. De stuurgroep besluit vervolgens op basis van eventueel binnengekomen bezwaren of een organisatie kan toetreden tot het Bestuurlijk Akkoord. Een eventuele afwijzing zal gemotiveerd worden onderbouwd.
e) Hiervoor wordt een toetredingsverklaring opgesteld, ondertekend en toegevoegd aan het Bestuurlijk Akkoord. In de verklaring wordt uitgewerkt welke rol de toetredende partij binnen de samenwerking vervult.
f) Indien een zorgcontract vervalt, dan treedt deze zorgaanbieder van rechtswege per einde contract uit.
Artikel 14: Slotbepalingen
a) Art.14.1 Partijen verplichten zich, om daar waar het in onderhavig Bestuurlijk Akkoord geregelde en bepaalde niet anders kan worden gelezen dan als een raamafspraak, te overleggen en zich in te spannen om tot verdere overeenstemming c.q. vervolgovereenkomsten te geraken. De randvoorwaarden kunnen met instemming van beide partijen nader worden gedetailleerd of worden aangepast.
b) Art.14.2 Verplichtingen welke naar hun aard bestemd zijn om ook na beëindiging van dit Bestuurlijk Akkoord voort te duren, blijven na beëindiging van het Bestuurlijk Akkoord of het uittreden van één van de partijen bestaan.
Getekend : …………………………………
De Woningcorporaties De Zorgaanbieders colleges van B&W
Bijlage 1 Proces Uitstroomtafel BW
Bijlage 2 Procesbeschrijving Uitstroom MO
Bijlage 3 Privacy Protocol
a) Definities:
• Persoonsgegevens: alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon (‘de Betrokkene’); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon.
• Verwerking: een bewerking of een geheel van bewerkingen met betrekking tot Persoonsgegevens of een geheel van Persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd via geautomatiseerde procedés, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, structureren, opslaan, bijwerken of wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op andere wijze ter beschikking stellen, aligneren of combineren, afschermen, wissen of vernietigen van gegevens.
• Betrokkene: geïdentificeerde of identificeerbaar natuurlijk persoon op wie de verwerkte Persoonsgegeven betrekking hebben.
• Inbreuk in verband met Persoonsgegevens: een inbreuk op de beveiliging die per ongeluk of op onrechtmatige wijze leidt tot de vernietiging, het verlies, de wijziging of de ongeoorloofde verstrekking van of de ongeoorloofde toegang tot doorgezonden, opgeslagen of anderszins verwerkte gegevens (‘Datalek’).
• Toezichthoudende autoriteit: een onafhankelijke overheidsinstantie verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de wet in verband met de verwerking van Persoonsgegevens. In Nederland is dit de Autoriteit Persoonsgegevens.
b) Wanneer Partijen bij het uitvoeren van het Bestuurlijk Akkoord persoonsgegevens verwerken, zullen Partijen de persoonsgegevens op een behoorlijke en zorgvuldige wijze verwerken en zich houden aan de wettelijke voorschriften die volgen uit de Wet- en regelgeving. Partijen zullen voldoende technische en organisatorische maatregelen treffen om een op het risico afgestemd beveiligingsniveau te waarborgen voor de verwerkte persoonsgegevens. De Partijen dienen daarbij rekening te houden met de stand van de techniek, de uitvoeringskosten, de aard, de omvang, de context en de qua ernst uiteenlopende risico’s voor de rechten en vrijheden van personen. De Maatschappelijke organisaties en de Verhuurder zullen elkaar desgevraagd en onverwijld informeren over de wijze waarop zij invulling geven aan haar verplichtingen op grond van voorgenoemde Wet- en regelgeving.
c) Partijen zullen de ter verwerking verkregen persoonsgegevens niet voor eigen doeleinden verwerken en niet voor andere of verdergaande doeleinden verwerken dan redelijkerwijze nodig is ter uitvoering van dit Bestuurlijk Akkoord, tenzij hiervoor schriftelijke toestemming is verleend.
d) Partijen informeren elkaar onverwijld over ieder verzoek en/of iedere klacht van de Toezichthoudende autoriteit ten aanzien van de persoonsgegevens die worden verwerkt bij het uitvoeren van dit Bestuurlijk Akkoord.
e) Partijen verlenen medewerking wanneer een cliënt een verzoek indient ter uitoefening van zijn of haar rechten zoals, maar niet beperkt tot, het recht op inzage, verbetering, verwijdering, bezwaar maken tegen de verwerking van de persoonsgegevens en een verzoek tot overdraagbaarheid van de eigen persoonsgegevens.
f) Partijen informeren de betrokken wederpartij(en) binnen twee werkdagen over ieder rechterlijk bevel, dagvaarding, wettelijke verplichting of anderszins verplichting tot het delen van persoonsgegevens met derden.
g) Partijen informeren de betrokken wederpartij(en) zonder onredelijke vertraging, doch uiterlijk binnen 48 uur, zodra zij kennis heeft genomen van een inbreuk in verband met de beveiliging van betreffende persoonsgegevens en verstrekt daarbij alle noodzakelijk geachte informatie.
h) Partijen zullen aan de betrokken wederpartij(en) de volgende informatie verstrekken in geval van een inbreuk in verband met de beveiliging van betreffende persoonsgegevens:
• een gedetailleerde omschrijving van de inbreuk in verband met de beveiliging van betreffende persoonsgegevens;
• type/soort persoonsgegevens dat daarbij betrokken is;
• van hoeveel personen de persoonsgegevens daarbij betrokken zijn;
• de identiteit van de personen die daarbij betrokken zijn;
• de getroffen maatregelen om negatieve gevolgen voor de betrokkene(n) te beperken en de betreffende inbreuk te verhelpen;
• de oorzaak van de inbreuk in verband met de beveiliging van betreffende persoonsgegevens;
• de duur van de inbreuk en het ontstaansmoment.
i) De eventuele kosten die gemaakt worden om de inbreuk in verband met de beveiliging van betreffende persoonsgegevens op te lossen, komen voor rekening van degene die de kosten maakt, tenzij de inbreuk is ontstaan door het niet-nakomen van dit Bestuurlijk Akkoord, dan komen de kosten voor rekening van de betreffende partij.
j) Communicatie over de inbreuk in verband met de beveiliging van betreffende persoonsgegevens zal altijd geschieden in overleg.
k) Als een Partij in strijd handelt met dit artikel en/of relevante Wet- en regelgeving op het gebied van bescherming van persoonsgegevens, dan zal zij de betrokken wederpartij(en) vrijwaren tegen aanspraken van derden ter zake.