BIJLAGE 1: VERKLARING BELEGGINGSBEGINSELEN
BIJLAGE 1: VERKLARING BELEGGINGSBEGINSELEN
0. Introductie
Deze ‘Verklaring inzake beleggingsbeginselen’ (hierna: Verklaring) beschrijft op beknopte wijze de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van Stichting Pensioenfonds Ecolab (hierna: het pensioenfonds). De uitgangspunten worden door het bestuur vastgesteld.
Conform geldende wet- en regelgeving gaat de Verklaring in op:
1. De doelstelling van het beleggingsbeleid.
2. Risico’s en risicobeheer.
3. Algemene uitgangspunten en beleggingsbeginselen.
4. Uitvoering van het beleggingsbeleid
De Verklaring is als bijlage bij de abtn van het pensioenfonds opgenomen en wordt om de drie jaren herzien. Daarnaast wordt de Verklaring onverwijld herzien als er tussentijds een belangrijke wijziging in het beleggingsbeleid optreedt.
Op verzoek van een belanghebbende bij het pensioenfonds wordt de Verklaring verstrekt.
1. Doelstelling van het beleggingsbeleid
Het pensioenfonds is het pensioenfonds voor (ex-)medewerkers van Ecolab B.V. en Nalco Netherlands B.V. en Nalco Europe B.V. (hierna: de werkgever) en voert pensioenregelingen ten behoeve van de financiële gevolgen van pensionering, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het pensioenfonds is onder andere verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid.
Het pensioenfonds belegt vanuit de prudent person gedachte. Dit komt in grote mate overeen met dat wat de Nederlandsche Bank (hierna: DNB) ‘op solide wijze’ beleggen noemt. Daarbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s.
In lijn hiermee is de doelstelling van het beleggingsbeleid: “het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van de strategische asset allocatie bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van de stichting”.
Om de doelstelling te waarborgen wordt bij het bepalen van het strategisch beleggingsbeleid rekening gehouden met het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet, de verplichtingenstructuur en de financiering van de stichting zoals vastgesteld in de financieringsovereenkomst met de werkgever.
2. Risico’s en Risicobeheer
2.1 Waarom beleggen en risico’s nemen?
Het pensioenfonds heeft twee bronnen van inkomsten: pensioenpremies en beleggings- rendementen. Samen moeten deze ervoor zorgen dat de pensioenen in de toekomst uitbetaald kunnen worden en dat deze pensioenen, voor zover mogelijk, geïndexeerd worden.
Voor de jaarlijkse pensioenopbouw ontvangt het pensioenfonds premie. Bij tekorten kan het pensioenfonds niet terugvallen op de aangesloten werkgever. Indien in een bepaald jaar de pensioenpremie niet voldoende is om de nagestreefde pensioenopbouw voor dat jaar te realiseren, dan zal de pensioenopbouw in dat jaar worden verminderd tenzij anders in het premietekort kan worden voorzien. Om een indexatie te kunnen toekennen in de toekomst, zal het pensioenfonds een bepaalde mate van beleggingsrisico moeten nemen. Risico nemen betekent gelijktijdig een kans op korten. Op langere termijn vinden het bestuur en de sociale partners een pensioen met een indexatie en mogelijk een wat grotere kans op korten, belangrijker dan een nominaal gelijkblijvend pensioen met een kleine kans op korten. Om die reden zal het pensioenfonds een afgewogen mate van risico nemen in de beleggingen.
Conform hetgeen hierover in de pensioenwet is vastgelegd, heeft het pensioenfonds haar risicohouding vastgesteld en vastgelegd. Bij het concretiseren van deze risicohouding heeft het fondsbestuur zich gebaseerd op de kenmerken van het pensioenfonds en heeft zij daarbij meerdere beleidsuitgangspunten gehanteerd, zoals de gewenste maximale premiestijging, de volatiliteit en de gewenste kans op realisatie van toeslagen, de gewenste kritische grens en volatiliteit ten aanzien van de dekkingsgraad, het maximaal acceptabele niveau van kortingen en de gewenste eigenschappen van het strategische beleggingsbeleid.
Binnen het kader dat wordt gevormd door de risicohouding, waarbij ook rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van het pensioenfonds, is het pensioenfonds bereid om beleggingsrisico’s te lopen om zodoende de doelstellingen van het pensioenfonds te realiseren. Het risicoprofiel dat hieruit is afgeleid, is middels een Asset Liability Studie
(ALM-studie) vertaald in een strategisch beleggingsbeleid.
De mate waarin beleggingsrisico’s worden gelopen komt terug in het Vereist Eigen Vermogen (VEV), zijnde de omvang van het eigen vermogen waarover een pensioenfonds, gegeven een bepaald risicoprofiel, minimaal zou moeten beschikken. De vaststelling van het VEV, en daarmee van de weging van de afzonderlijke financiële risico’s, is voorgeschreven in de Pensioenwet (zie hiervoor artikel 132 PW). Daarnaast wordt onder andere in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in artikel 12 ook aandacht besteed aan het VEV. Het pensioenfonds heeft deze financiële risico’s geïdentificeerd. Conform wet- en regelgeving wordt hier in de uitvoering van het beleggingsbeleid rekening mee gehouden door deze risico’s deels af te dekken en het zorg te dragen voor voldoende spreiding over beleggingscategorieën, hetgeen risicomitigerend werkt.
2.2 Risicobeheersing
Een van de belangrijkste instrumenten bij het beheersen van de beleggingsrisico’s is spreiding. We spreiden ons vermogen over verschillende soorten beleggingen, zoals aandelen en obligaties. De verdeling over al deze soorten beleggingen noemen we onze beleggingsmix. Die moet optimaal afgestemd zijn op onze beleggingsdoelstellingen. Daarbij spelen verschillende overwegingen een rol, zoals: welk rendement streven we na, welke risico’s kan het pensioenfonds verantwoord nemen en hoe lang kunnen we ons geld beleggen voordat we het als pensioenen moeten uitbetalen?
We zoeken ook naar beleggingen die tegengesteld reageren bij bijvoorbeeld economische teruggang. Dat verkleint onze kwetsbaarheid. Kortom: bij het beleggen wordt voortdurend een zorgvuldige afweging gemaakt tussen risico en rendementsverwachting, waarbij de belangen van al onze stakeholders in het oog worden gehouden.
Natuurlijk is er meer dan spreiding alleen. Wij proberen ook zo goed mogelijk in te spelen op actuele marktontwikkelingen en- verwachtingen. Zorgvuldig monitoren van alle beleggingen en waar nodig bijsturen is een essentieel onderdeel van onze beleggingsstrategie.
Middels periodieke rapportages heeft het pensioenfonds inzicht in de verschillende financiële risico’s. Daarnaast wordt voor de monitoring van de risico’s ook externe expertise ingeroepen. Xxxxxxx van overschrijding van gestelde grenzen voor een of meerdere van de verschillende risico’s, zullen er maatregelen genomen worden teneinde de verschillende
xxxxxx’x weer in lijn te brengen met het voorgestelde beleggingsbeleid.
3. Algemene uitgangspunten en beleggingsbeginselen
Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid staat de ‘prudent person’ regel centraal en hanteren wij de onderstaande uitgangspunten:
◼ Het pensioenfonds belegt in het belang van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden.
◼ Het voorzichtigheidsbeginsel: er wordt zodanig belegd dat de kwaliteit, veiligheid en liquiditeit van de portefeuille als geheel zijn gewaarborgd.
◼ Het pensioenfonds belegt alleen in beleggingscategorieën- en producten die transparant en uitlegbaar zijn en waarvan de risico’s duidelijk zijn.
◼ De gelden die ter dekking van de Technische Voorzieningen worden aangehouden, worden zoveel mogelijk belegd op een wijze die strookt met de aard en duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen.
◼ Het pensioenfonds heeft ervoor gekozen om in de basis passief te beleggen (index beleggen).
◼ Het pensioenfonds belegt alleen in derivaten voor zover dit past binnen het beleggingsbeleid en voor zover de risicokarakteristieken van de betreffende derivaten voldoende bekend zijn.
◼ Gezien het lange termijn karakter van de verplichtingen richt het pensioenfonds zich bij het formuleren van haar beleggingsstrategie primair op de lange termijn. De beleggingsstrategie kan worden beïnvloed door korte termijn beperkingen en overwegingen (regelgeving, liquiditeit, etc.).
◼ Hoewel sommige beleggingen en/of strategieën in potentie interessant kunnen zijn, kunnen praktische beperkingen (omvang pensioenfonds, middelen, transactiekosten, andere kosten, etc.) een argument vormen om hierin niet te investeren.
◼ Diversificatie is belangrijk. Door een goede spreiding over de beleggingscategorieën, regio’s, landen en beleggingsstijlen wordt een optimale verhouding tussen rendement en
risico bepaald. Xxxxxx’x die naar verwachting niet beloond worden, worden deels of geheel afgedekt.
◼ Xxxxxx’x dienen altijd bewust genomen te worden en gebaseerd te zijn op de verwachting dat deze worden beloond. Dit vereist dat a) het te verwachten rendement realistisch is en voldoende compensatie biedt voor het aanvullende risico, en/of b) het risico middels diversificatie resulteert in een lager risico voor de totale portefeuille.
◼ Het bestuur is er zich van bewust dat risico’s door de tijd heen variëren, net als de verwachte vergoedingen voor het nemen van bepaalde risico's. Hierbij wordt in ogenschouw genomen dat noch de onmiddellijke noch de verder in de toekomst gelegen omgeving met zekerheid vastgesteld kan worden.
◼ De beleggingsstrategie moet dan ook flexibel zijn en aangepast kunnen worden aan:
⎯ Veranderende (markt)omstandigheden,
⎯ De solvabiliteit van het pensioenfonds en
⎯ Veranderingen in regelgeving.
Herijking van de beleggingsmix is onder andere van belang omdat rendement/risicoprofielen veranderen. Daarbij spelen waarderingsniveaus, economische cycli, marktsentimenten en staartrisico’s een rol. Staartrisico’s zijn risico’s waarop de kans dat ze zich voordoen klein is maar waarvan de gevolgen erg groot kunnen zijn.
◼ Beleggingen in de bijdragende ondernemingen worden gemeden.
◼ Het bestuur van het pensioenfonds is zich bewust van haar rol binnen de maatschappij, en vindt het daarom belangrijk om duurzame aspecten te betrekken op de beleggingsportefeuille. Hierbij houdt het bestuur echter wel rekening met de praktische beperkingen (omvang pensioenfonds, beschikbare oplossingen, kosten, etc.) die een argument kunnen vormen voor bepaalde keuzes omtrent duurzaamheid.
4. Uitvoering van het beleggingsbeleid
Het pensioenfonds heeft de beleggingen uitbesteed aan externe vermogensbeheerders. Deze externe vermogensbeheerders dienen zich bij hun werkzaamheden te houden aan de door het bestuur opgestelde richtlijnen. Het fonds schakelt daarnaast externe specialisten in bij het
uitvoeren van ALM- en risicobudgetteringstudies, de beoordeling van de prestaties van vermogensbeheerders en het risicomanagement van de portefeuille.
4.1 Vaststelling beleggingsbeleid
Het uitgangspunt voor het beleggingsbeleid vormt de relatie tussen de bezittingen en de verplichtingen van het pensioenfonds. Deze relatie wordt periodiek geanalyseerd in een Asset Liability Management-studie (ALM). De ALM-studie is maatgevend voor de verdeling over de beleggingscategorieën, waarbij wordt gestreefd naar een optimale beleggingsportefeuille in combinatie met een consistent premie- en toeslagbeleid. De ALM-studie wordt in beginsel eens in de drie jaren, doch zoveel vaker als het bestuur van het pensioenfonds dat wenselijk acht dan wel wordt verlangd door DNB, uitgevoerd.
De resultaten van deze analyse vormen de input voor de hoofdlijnen van de beleggingsmandaten en- richtlijnen. Deze bevatten onder andere de belangrijkste beleggingskeuzes die gemaakt moeten worden:
◼ De gewenste vermogenssamenstelling naar beleggingscategorieën. Het risicoprofiel van deze vermogenssamenstelling wordt geanalyseerd in het licht van alle rechten en verplichtingen van het pensioenfonds, zowel op korte als op lange termijn.
◼ De rendementsdoelstelling per beleggingscategorie, tot uitdrukking gebracht in een of meer vergelijkingsmaatstaven.
◼ In hoeverre het pensioenfonds bereid is de feitelijke beleggingsportefeuille (tijdelijk) te laten afwijken van de strategisch gewenste portefeuille oftewel de ruimte tot het voeren van een actief beleggingsbeleid.
4.2 Het beleggingsproces
Het beleggingsproces vormt de randvoorwaarden van het beleggingsbeleid. Onder het beleggingsproces wordt verstaan het geheel van regels dat toeziet op de voorbereiding en de uitvoering van het beleggingsbeleid en het beheer van de beleggingen. Het pensioenfonds verlangt van alle leidinggevenden en medewerkers in de organisatie er op toe te zien dat gehandeld wordt in overeenstemming met de regels van het beleggingsproces. Dit leidt tot een consistent en beredeneerd beleggingsgedrag, in alle geledingen van de organisatie.
4.3 Beleggingsbeslissingen
Het pensioenfonds heeft haar vermogensbeheer uitbesteed aan State Street Global Advisors en BMO Global Asset Management. Het bestuur beoordeelt de vermogensbeheerders regelmatig, onder andere op basis van de ISAE 3402 rapportage.
Het pensioenfonds belegt niet in bedrijven, maar in beleggingsfondsen, een verzameling van aandelen en obligaties van honderden bedrijven. Doel hiervan is om de invloed van ontwikkelingen in bepaalde bedrijfstakken of regio’s te beperken. Er wordt naar stabiliteit gestreefd. Mocht het bestuur wel besluiten te beleggen in specifieke ondernemingen, dan zal niet worden belegd in ethisch onverantwoorde organisaties.
4.4 Toegepaste wegingsmethoden voor beleggingsrisico’s
De beleggingen, het beheer van de beleggingen en de beheersing van de aan beleggingen verbonden risico’s geschieden met inachtneming van de gestelde richtlijnen. Voor de generieke sturing van de risico’s is de weging naar de beleggingscategorieën in de beleggingsportefeuille van groot belang.
4.5 Strategische allocatie
In het kader van een integrale benadering van de beleggingen en de verplichtingen wordt de invulling van het beleggingsbeleid gebaseerd op Asset Liability Management (ALM). De ALM-studie is maatgevend voor de verdeling over de beleggingscategorieën, waarbij wordt gestreefd naar een optimale beleggingsportefeuille in combinatie met een consistent premie- en toeslagbeleid. De ALM-studie wordt in beginsel eens in de drie jaren, doch zoveel vaker als het bestuur van het pensioenfonds dat wenselijk acht dan wel wordt verlangd door DNB, uitgevoerd.
Op basis van de visie en macro-economische ontwikkelingen en de financiële markten zal het pensioenfonds de strategische beleggingsmix gedeeltelijk actief beheren binnen de gestelde bandbreedtes.
Het bestuur kan besluiten om de strategische allocatie aan te passen, waarbij met name in onzekere financiële markten wordt beoogd het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille niet te vergroten en indien gewenst zelfs te verlagen.
In de volgende tabel zijn de minimum en maximum strategische allocaties opgenomen.
Tabel: Strategische beleggingsmix met bandbreedtes
Beleggingscategorie | Strategische norm | Minimum | Maximum |
Matchingportefeuille | 65% | 60% | 70% |
Euro staatsobligaties | |||
Euro bedrijfsobligaties | |||
Collateral obligatie | |||
Renteswaps | |||
Geldmarktinstrumenten | |||
Returnportefeuille | 35% | 30% | 40% |
Wereldwijde aandelen | |||
Totaal | 100% |
De Euro staatsobligaties, de Euro bedrijfsobligaties en de wereldwijde aandelen zijn belegd via beleggingsfondsen van State Street Global Advisors. De renteswaps en geldmarktinstrumenten zijn belegd via beleggingsfondsen van BMO Global Asset Management.
De matchingportefeuille bestaat uit de twee vastrentende waardenfondsen bij SSGA, de renteswapfondsen en het geldmarktfonds bij BMO en de collateral obligatie welke in bewaring bij KasBank is gegeven. Deze collateral obligatie wordt aangehouden als onderpand voor de valutatermijncontracten. Deze collateral obligatie wordt ook betrokken bij de afdekking van het renterisico, deze kent immers ook een rentegevoeligheid, en is ook onderdeel van de strategische asset allocatie. Deze obligatie heeft in juni 2018 een waarde van circa EUR 1 mln (circa 1% van de huidige beleggingsportefeuille). De verhoudingen binnen de matchingportefeuille liggen niet vast, maar zijn afhankelijk van de opzet van de renteafdekking ten aanzien van het curverisico.
Het pensioenfonds beschikt daarnaast over een crisisplan. Dit treedt in werking wanneer zich extreme koersbewegingen voordoen op de financiële markten. Dit financieel crisisplan is opgenomen in bijlage 4.
4.6 Afdekken financiële risico’s
Er zijn bepaalde risico’s die overmatige invloed kunnen hebben de ontwikkeling financiële positie van het pensioenfonds. De belangrijkste financiële risico’s zijn:
◼ Renterisico: wanneer de rente daalt, moet het pensioenfonds meer vermogen reserveren om de toegezegde pensioenen uit te kunnen betalen. Dat betekent dat de financiële positie van het pensioenfonds verslechtert. Om dit effect te beperken heeft het pensioenfonds in de beleggingen het renterisico op basis van de zuivere swaprente strategisch voor 62,5% afgedekt. Ook hier geldt niet een enkel percentage maar een bandbreedte. Deze is voor de renteafdekking tussen 55% en 70%. Het pensioenfonds kiest voor afdekking op basis van de zuivere swaprente omdat hiermee de uiteindelijke blootstelling van het pensioenfonds wordt afgedekt.
◼ Valutarisico: een belegging in dollars wordt minder waard wanneer de dollar in waarde daalt ten opzichte van de euro. Omdat het pensioenfonds van mening is dat het nemen van valutarisico’s op de lange termijn geen geld oplevert, dekt het pensioenfonds de posities in de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen strategisch voor 100% af. Tijdelijke afwijkingen van dit beleid zijn alleen in bijzondere situaties en op basis van degelijk onderbouwde analyse mogelijk. Daarvoor is dan een bestuursbesluit nodig en dient er mogelijk elders in de beleggingsmix risico te worden verminderd.
Het bestuur heeft gekozen voor beleggingsfondsen waarin in principe geen gebruik gemaakt wordt van derivaten, met uitzondering van de LDI-fondsen waarbinnen renteswaps worden gebruikt ter afdekking van het renterisico op de verplichtingen. Onder de voorwaarden zoals beschreven in paragraaf 7.2.4 van deze ABTN is het mogelijk om gebruik te maken van derivaten. Indien gebruik wordt gemaakt van derivaten ontstaan kredietrisico’s op de tegenpartijen wanneer de derivaten een voor het pensioenfonds positieve marktwaarde hebben. De kredietrisico’s worden beheerst door een zeer frequente uitwisseling van onderpand en monitoring van de kredietwaardigheid van de tegenpartij.
4.7. Verantwoord beleggen
Het pensioenfonds is verantwoordelijk voor een goede financiële uitvoering van de pensioenregeling. Tegelijkertijd heeft het pensioenfonds een maatschappelijke verantwoordelijkheid en vindt het daarom belangrijk om duurzame aspecten te betrekken op de beleggingsportefeuille. Het bestuur is van mening dat het beschouwen van duurzame aspecten van de beleggingen tevens in het belang is van het pensioenfonds zelf en van haar deelnemers. Intuïtief is duidelijk dat duurzaamheid en verantwoordelijkheid kunnen bijdragen aan het verminderen van onverwachte risico’s als gevolg van bijvoorbeeld corruptie of
bijdrage aan ongewenste activiteiten. Een duurzame focus kan zo helpen bij het beschermen van de waarde van de beleggingen van het pensioenfonds op de langere termijn.
Het pensioenfonds kiest voor een integratie van het duurzaamheidsbeleid binnen het beleggingsbeleid. Dit houdt in dat bij belangrijke beleggingsbeslissingen, duurzaamheidscriteria zullen worden meegewogen in samenhang met de andere criteria. Tegelijkertijd realiseert het bestuur zich dat door de omvang van het pensioenfonds en de keuze om in fondsen te beleggen, de mogelijkheden tot maatschappelijk verantwoord beleggen niet altijd op kostenefficiënte wijze aanwezig zijn. Indien verantwoord binnen de kaders van kosten, mogelijke opvolging en gewenst beleid, zal telkens worden onderzocht wat de duurzaamheid van een nagestreefde belegging is, en in welke mate een meer duurzame variant overwogen kan worden zonder afbreuk te doen aan de doelstellingen van de portefeuille.
Het pensioenfonds zal bij de selectie, bewaking en evaluatie van vermogensbeheerders de volgende criteria afwegen in samenhang met het geheel van uitbestedingscriteria:
◼ De Global Compact Principles van de Verenigde Naties zijn leidend.
◼ De vermogensbeheerder dient de Principes voor Verantwoord Beleggen (Principles for Responsible Investment of PRI) van de Verenigde Naties ondertekend te hebben. Daarnaast wordt de vermogensbeheerder periodiek gevraagd te verantwoorden op welke manier deze invulling geeft aan de Principes.
◼ Bij beleggingen in aandelen zal het pensioenfonds kennis nemen van het beleid van de vermogensbeheerder ten aanzien van het gebruik van aandeelhoudersrechten, zoals het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen. Het pensioenfonds beoordeelt hierbij of het zich kan vinden in dit beleid. Tevens wordt van de vermogensbeheerder verlangd dat deze rapporteert over het gevoerde stembeleid.
Verder conformeert het pensioenfonds zich aan de Nederlandse wetgeving welke verbiedt om te beleggen in ondernemingen die zich bezighouden met het vervaardigen van clustermunitie. Daarbij is een maximum van 5% aan allocaties toegestaan ingeval deze ondernemingen onderdeel uitmaken van de standaardbenchmark.
4.8. Taken en verantwoordelijkheden
Het pensioenfonds is zich bewust van de rol die het als pensioenbelegger vervult. Die rol dwingt het pensioenfonds tot grote zorgvuldigheid in handelen. Het pensioenfonds is te allen tijde bereid verantwoording af te leggen over het beleggingsgedrag en de gevolgen die dit heeft voor de belanghebbenden.
Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor de vaststelling van de (strategische) beleggingsportefeuille en het selecteren en monitoren van de externe vermogensbeheerders.
Het bestuur van het pensioenfonds heeft aan de vermogensbeheerder(s) van het pensioenfonds het mandaat gegeven om binnen de vastgestelde doelstellingen en restricties het tactische en operationele beleggingsbeleid uit te voeren.
4.9 Nevenactiviteiten
Het pensioenfonds ontwikkelt activiteiten die het pensioenfonds in staat stellen de kerntaken zo goed mogelijk uit te voeren. Voor zover die activiteiten niet behoren tot de kerntaken van een pensioenfonds, brengt het pensioenfonds deze onder in een aparte rechtspersoon. Tussen het pensioenfonds en deze rechtspersoon zal geen sprake zijn van:
◼ financiële kruisstromen die de rechtspersoon tot niet marktconform concurrentievoordeel strekken;
◼ personele unies tussen het bestuur van het pensioenfonds enerzijds en het bestuur van de rechtspersoon anderzijds;
◼ toegang tot kennis en gegevensbestanden van het pensioenfonds, anders dan op voorwaarden die door wet- en regelgeving worden toegestaan;
◼ gebruik van de naam en het beeldmerk van het pensioenfonds door de rechtspersoon.
Op dit moment zijn door het pensioenfonds geen nevenactiviteiten ondergebracht in een aparte rechtspersoon.
4.10 Uitbesteding
De selectie van derden, zoals vermogensbeheerders en commissionairs, vindt plaats aan de hand van enerzijds de eisen die ter zake door DNB worden gesteld en anderzijds door het bestuur van het pensioenfonds gehanteerde criteria die samenhangen met beschikbare deskundigheid, de cultuur van de eigen organisatie, schaalvoordelen en flexibiliteit. De selectie van derden en de beoordeling van hun prestaties vinden plaats op basis van objectieve criteria. De gemaakte afwegingen en de daarbij gehanteerde argumenten blijken uit een systematisch opgebouwd selectie- en evaluatiedossier.
Uitbesteding van vermogensbeheer vindt plaats op basis van een service level agreement (SLA). Deze overeenkomst voldoet (ten minste) aan de door DNB daaraan te stellen eisen.
Gedurende de periode van uitbesteding draagt het pensioenfonds zorg voor de instandhouding en naleving van afdoende controlemechanismen om uitbestedingsrisico’s te beheersen.
4.11 Rapportage
Het bestuur ontvangt maandelijks gegevens omtrent de ontwikkeling van de beleggingsportefeuille van de vermogensbeheerder. De resultaten van de beleggingsportefeuille en de ontwikkelingen op de financiële markten worden periodiek besproken binnen het bestuur, daarbij ondersteund door een externe adviseur.
4.12 Kostenbeheersing
Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het pensioenfonds geen andere kosten dan die redelijk en proportioneel zijn in relatie tot de omvang en de samenstelling van het belegd vermogen en de doelstelling van het pensioenfonds.
4.13 Deskundigheid
Het pensioenfonds draagt er zorg voor dat zij in alle fasen van het beleggingsproces beschikt over de deskundigheid die vereist is voor:
◼ een optimaal beleggingsresultaat;
◼ een professioneel beheer van de beleggingen en
◼ de beheersing van de aan beleggingen verbonden risico’s.
4.14 Scheiding van belangen
Het pensioenfonds treft maatregelen om te voorkomen dat er bij de betrokkenen bij het pensioenfonds sprake is van belangenverstrengeling of tegenstrijdige belangen. Het bestuur is gebonden aan de door het pensioenfonds opgestelde gedragscode. Deze gedragscode voldoet aan de eisen die De Nederlandsche Bank en/of de Autoriteit Financiële Markten hieraan stelt.
BEGRIPPENLIJST VERKLARING INZAKE BELEGGINGSBEGINSELEN
Actief beleggen
Op grond van een bepaalde marktvisie wordt afgeweken van de benchmark, om zo te trachten een betere performance te behalen.
ALM
Afkorting van Asset Liability Management, het afstemmen van de beleggingsmix op verplichtingen. Het uitvoeren van een ALM-studie kan een pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij behulpzaam zijn bij het kiezen van de juiste beleggingsmix. Een ALM-studie kent de volgende aspecten:
1. het in kaart brengen van de financiële stromen;
2. de simulatie van toekomstige financiële posities;
3. de samenhang met de economische omgeving;
4. de vergelijking van beleidsvarianten.
Beleggingsmix
De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld: aandelen, vastrentende waarden en onroerend goed met een nadere onderverdeling in binnen- en buitenlandse beleggingen.
Beleggingsbeleid
Een pensioenfonds is verplicht om op solide wijze te beleggen. Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds is enerzijds gericht op het zoveel mogelijk uitsluiten van beleggingsrisico's en anderzijds op het behalen van een zo hoog mogelijk rendement. Bovendien moet de afstemming van beleggingen op de verplichtingen juist zijn: het pensioenfonds moet op het juiste moment aan haar verplichtingen kunnen voldoen.
Om optimaal aan deze uitgangspunten te voldoen is een juiste samenstelling van de beleggingsmix noodzakelijk, die met behulp van een ALM-studie kan worden vastgesteld.
Beleggingsfondsen
Een beleggingsfonds is in feite een ‘verzamelpunt’ voor beleggers. Op dat punt komt het geld van alle in het betreffende fonds investerende beleggers samen. Het totaalbedrag wordt het
fondsvermogen genoemd. Beleggen middels een beleggingsfonds is een efficiënte manier om een adequate spreiding te bewerkstelligen.
Benchmark (index)
Een objectieve maatstaf voor zowel de samenstelling als de performance van het belegde vermogen. Een benchmarkindex is een mandje van, bijvoorbeeld, een aantal aandelen. In beginsel bepaalt de totale waarde van alle uitstaande aandelen de waarde van een index; fluctuaties in de waarde van de index worden derhalve veroorzaakt door koersfluctuaties van de in de index opgenomen aandelen. Bekende voorbeelden van indices zijn AEX, Dow Xxxxx en S&P 500.
Derivaten
Afgeleide financiële instrumenten, dat wil zeggen financiële contracten, waarvan de waarde wordt afgeleid van een onderliggende waarde (bijv. een aandeel), een referentieprijs of een index (bijv. de AEX-index). De hoofdvormen van derivaten zijn opties, futures contracten en forward contracten.
Indexatie
Indexatie is het van tijd tot tijd aanpassen van het reeds opgebouwde pensioen aan de algemene stijging van de lonen en prijzen. Hierdoor blijft het opgebouwde pensioen ook in de toekomst dezelfde koopkracht behouden. Het is met andere woorden waardevast.
Governance
De wijze waarop de besluitvormingsprocessen omtrent het beleggingsbeleid binnen een pensioenfonds zijn georganiseerd.
Mandaat vermogensbeheer
Het mandaat vermogensbeheer, ook wel beleggingsrichtlijnen of beleggingsinstructie genoemd, bevat de beleggingstechnische afspraken over het beheer van het vermogen. Het mandaat wordt vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur en bevat alle restricties waarbinnen een vermogensbeheerder vervolgens naar eigen inzicht mag beleggen.
Marktwaarde
Waarde van een beleggingsobject als het op dit moment zou worden verkocht.
Monitoring
Monitoring is het continue proces van overzicht van de consequente en juiste werking van de
controlemaatregelen. Deze monitoring kan door het pensioenfonds zelf gebeuren of uitbesteed worden aan een onafhankelijk orgaan. Monitoring maakt integraal deel uit van het controlesysteem.
Outperformance
Het verschil tussen het behaalde rendement en het rendement van de benchmark (positief of negatief). Dit verschil geeft aan hoeveel waarde is toegevoegd door middel van actief beleggen. Outperformance wordt ook wel (alpha) genoemd.
Passief beleggen
Hieronder kan worden verstaan indexbeleggen of buy and hold beleggen. Het is daarnaast gericht op het zo laag mogelijk houden van de transactiekosten.
Performance
De performance van (een deel van) het vermogen is het totale rendement op marktwaarde. Deze performance wordt normaliter vergeleken met de performance van de benchmark(index). Door middel van een zogenoemde performance attributie-analyse kan het verschil tussen deze beiden op een kwantitatieve wijze worden verklaard.
Strategische beleggingsmix
De lange termijn verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, onroerend goed). Deze verdeling wordt veelal gebaseerd op een ALM-studie.
Tracking error
De tracking error is gelijk aan de standaarddeviatie van de outperformance. Het is een goede maatstaf voor het meten van het extra risico van de portefeuille ten opzichte van de benchmark. Een hoge tracking error betekent veel kans op een rendement ver onder of boven de benchmark en dus veel extra risico ten opzichte van de benchmark.
Rating
De rating van een belegging of een onderneming geeft het kredietrisico of debiteurenrisico van een bepaalde belegging weer. Vastrentende waarden hebben bijvoorbeeld pas voldoende kwaliteit vanaf een bepaalde kredietwaardigheid, voorzien van een rating AAA, AA, A of BBB. De ratings worden vastgesteld door gespecialiseerde bureaus.
Valutahedging
Het afdekken van valutarisico door middel van valutatermijn-transacties (forward contracts).
Vastrentende waarden
Verzamelnaam voor beleggingen waarop in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt. Voorbeelden van vastrentende waarden zijn staatsobligaties, bedrijfsobligaties, onderhandse leningen en hypotheken.
Vermogensbeheerder
Een professionele beheerder van vermogens voor organisaties (zoals pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen) en/of vermogende particulieren. Vermogensbeheerders zijn vaak onderdeel van een bank, dan wel financiële instelling, maar kunnen ook een onafhankelijke organisatie zijn. In Nederland kunnen vermogensbeheerders zich onder bepaalde voorwaarden laten registreren bij Autoriteit Financiële Markten.