Bestek
Bestek
STAD ANTWERPEN CV1/DB/DB PATRIMONIUMONDERHOUD
Voorwerp van de opdracht: Hoofdfrontweg te 2660 Hoboken; Sportschuur Fort VIII. Vernieuwen van de verwarmings- en verluchtingsinstallaties in de sporthal, sanitairen en nevenlokalen.
besteknummer PO/2009/5246/3
Prijs bestek : 40,00
Prijs 2 plannen : 40,00
Totaal : 80,00
EUR
EUR EUR
De digitale versie is gratis te downloaden op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
De opdracht wordt gegund bij openbare aanbesteding
BIJZONDERE AANBESTEDINGSVOORWAARDEN
De offertes dienen bezorgd te worden uiterlijk op woensdag 18 november 2009 voor 13.00 uur, aan het college van burgemeester en schepenen,
per adres Patrimoniumonderhoud, Xxxxxxxxxx 00, 0000 Xxxxxxxxx, dienst aanbesteding (gelijkvloers) of op de zitting.
Op de zitting te 13.00 uur zal de voorzitter overgaan tot het openen van de offertes.
Samenstelling van het dossier:
Hoofdstuk I: Administratieve en technische contractuele bepalingen Hoofdstuk II: Welzijn op het werk.
Hoofdstuk III: Technische bepalingen
Voor bijkomende inlichtingen of opmerkingen kan u telefonisch terecht op navolgende nummers:
Wat betreft het indienen of inzenden van uw offerte en de opening van de offertes: tel. 00 000 00 00 Wat betreft administratieve inlichtingen m.b.t. het dossier en de opvolging ervan na de aanbesteding: Xxxxxxxx Xxxxxx, tel. 00 000 00 00
Wat betreft technische inlichtingen (samenvattende opmetingsstaat, materialen e.d.): ingenieur Xxx Xxxxxxxx, consulent techniek, tel. 00 000 00 00
HOOFDSTUK I : ADMINISTRATIEVE EN TECHNISCHE CONTRACTUELE BEPALINGEN
1. WETGEVING
Voor zover er door de voorschriften van dit bestek niet wordt van afgeweken zijn op deze aanneming van werken van toepassing de bepalingen van:
• de wet van 24 december 1993, betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten (Belgisch staatsblad van 22 januari 1994) en alle latere aanvullingen en wijzigingen;
• het koninklijk besluit van 8 januari 1996, betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken (Belgisch staatsblad van 26 januari 1996) en alle latere aanvullingen en wijzigingen;
• het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken en bijlage, houdende de algemene aannemingsvoorwaarden voor de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en voor de concessies voor openbare werken (Belgisch staatsblad van 18 oktober 1996) en alle latere aanvullingen en wijzigingen;
• het typebestek nr. 105 van 1990. Dit typebestek is uitgegeven door het ministerie van openbare werken en te koop in het verkoopkantoor, J. de Lalaingstraat 10 te 0000 Xxxxxxx.
Ingeval van tegenspraak is de orde van voorrang als volgt:
a) de wet van 24/12/1993, het koninklijk besluit van 8/1/1996 en het koninklijk besluit van 26/9/1996 tot bepaling van de uitvoeringsregels;
b) het bijzonder bestek;
c) het typebestek nr. 105 van 1990;
d) de bijlage bij het koninklijk besluit van 26/9/1996.
2. GUNNINGSWIJZE: openbare aanbesteding.
A. ALGEMENE ADMINISTRATIEVE VOORSCHRIFTEN IN TOEPASSING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 8/1/1996 BETREFFENDE DE OVERHEIDSOPDRACHTEN VOOR AANNEMING VAN WERKEN, LEVERINGEN EN DIENSTEN EN DE CONCESSIES VOOR OPENBARE WERKEN
“Door een offerte in te dienen voor deze opdracht verklaart de inschrijver zich niet in een toestand van uitsluiting te bevinden, zoals bedoeld in het KB van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken:
1) in staat van faillissement of van vereffening te verkeren, zijn werkzaamheden te hebben gestaakt of een gerechtelijk akkoord te hebben bekomen, of in een overeenstemmende toestand te verkeren als gevolg van een gelijkaardige procedure die bestaat in andere nationale wetgevingen en reglementeringen;
2) aangifte te hebben gedaan van zijn faillissement, een procedure van vereffening of een gerechtelijk akkoord aanhangig te hebben of een gelijkaardige procedure lopende te hebben bestaande in andere nationale wetgevingen en reglementeringen;
3) niet in orde te zijn met de sociale (sociale zekerheid) en fiscale verplichtingen (directe belastingen en BTW);
4) bij een vonnis in kracht van gewijsde veroordeeld te zijn voor een misdrijf dat de beroepsmoraal aantast;
5) bij de beroepsuitoefening een ernstige fout te hebben begaan;
6) in ernstige mate schuldig te zijn aan het afleggen van valse verklaringen bij het verstrekken van inlichtingen.”
Het bestuur gaat voort op deze verklaring tot op het ogenblik van gunning. Aan de inschrijver die in aanmerking komt voor gunning wordt vóór de beslissing tot gunning een uittreksel uit het strafregister of een evenwaardig document uitgereikt door een gerechtelijke of overheidsinstantie van het land van oorsprong of herkomst opgevraagd, waaruit blijkt dat aan de gestelde eisen is voldaan. Dit attest mag ten vroegste 3 maanden voor ontvangst door het bestuur uitgereikt zijn.
De bewijzen omtrent de eerste drie uitsluitingsgronden worden door de stad zelf opgezocht.
Zodra blijkt dat een kandidaat-inschrijver zich in een voormelde toestand van uitsluiting bevindt, wordt hij uitgesloten van deelneming aan de opdracht.
Iedere valse verklaring is een uitsluitingsgrond voor deelneming aan deze opdracht. Indien na contractsluiting zou blijken dat ten deze een valse verklaring werd afgelegd, kan het contract door de stad Antwerpen eenzijdig en zonder enige schadevergoeding verschuldigd te zijn, ten laste van de wederpartij verbroken worden.”
Erkenning
Zijn toepasselijk op de uitvoering van de door dit bestek geregelde aanneming:
• de wet van 20/03/1991 houdende regeling van de erkenning van de aannemers van werken (Belgisch staatsblad van 6/4/1991), gewijzigd door de wet van 19/9/94 (Belgisch staatsblad van 8/3/1996) en door voornoemde wet van 24 december 1993;
• het koninklijk besluit van 26/9/1991 tot vaststelling van bepaalde toepassingsmaatregelen van de wet van 20/3/1991, houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken (Belgisch staatsblad van 18/10/1991), gewijzigd bij koninklijk besluit van 20 juli 2000 (Belgisch staatsblad van 30 augustus 2000);
• het ministerieel besluit van 27/9/1991 tot nadere bepaling van de indeling van de werken volgens hun aard in de categorieën en ondercategorieën met betrekking tot de erkenning van de aannemers (Belgisch staatsblad van 18/10/1991);
• het ministerieel besluit van 27/9/1991 betreffende de bij de aanvragen voor een erkenning, een voorlopige erkenning, een overdracht van erkenning of bij de beoordeling van de bewijzen vereist met toepassing van artikel 3, §1, van de wet van 20/3/1991, houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken, voor te leggen documenten (Belgisch staatsblad 18/10/1991).
De werken zijn gerangschikt in de ondercategorie D16 – D17 – D18 en het bestuur meent dat zij behoren tot de klasse 2.
Prijsonderzoek
De inschrijver is verplicht - indien het bestuur hierom verzoekt - voor de gunning van de opdracht alle inlichtingen te verstrekken om de aangeboden prijzen te onderzoeken.
RSZ-attest
De bijzondere aandacht van de inschrijver wordt gevestigd op de artikelen 90, 93, 94 en 95 van het koninklijk besluit van 8/1/1996, gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 maart 1999 en inzonderheid artikel 17 bis.
Het bestuur zal hiervoor het bedoelde attest elektronisch opvragen bij de RSZ-administratie.
Voor de inschrijvers van vreemde nationaliteit is artikel 17 bis §2 van toepassing.
De offerte
1. De opmaak
De inschrijver maakt zijn offerte op en vult de samenvattende opmetingsstaat in op het bij het bestek behorende formulier. Indien hij deze op andere documenten maakt dan op het voorziene formulier moet de inschrijver op ieder van deze documenten verklaren dat het document conform het bij het bestek behorende model is.
De documenten moeten door de inschrijver of zijn gemachtigde worden ondertekend.
Doorhalingen, overschrijvingen, aanvullingen of wijzigingen, zowel in de offerte als in de bijlagen, die de essentiële voorwaarden van de opdracht zoals prijzen, termijnen, technische specificaties kunnen beïnvloeden, moeten eveneens door de inschrijver of zijn gemachtigde ondertekend worden.
De prijzen worden in de offerte in euro opgegeven tot twee cijfers na de komma.
De offerte wordt als niet bestaande beschouwd wanneer de inschrijver in de samenvattende opmetingsstaat slechts één enkele prijs opgeeft voor twee of meer posten.
2. De digitale versie van de samenvattende opmetingsstaat
Het bestuur hecht er de voorkeur aan dat bij de offerte een diskette of CD wordt gevoegd met een digitale versie van de ingevulde samenvattende opmetingsstaat (eenheidsprijzen in cijfers aub), waarvan de opmaak identiek is aan deze van het bestuur.
De aandacht van de inschrijver wordt er op gevestigd dat:
• Een offerte ongeldig is wanneer niet alle originele formulieren behoorlijk ingevuld en ondertekend bij de offerte zijn gevoegd
• Bij betwisting zijn enkel deze originelen rechtsgeldig
Gegevens diskette of CD
Op de diskette of de CD, die bij de offerte wordt gevoegd, wordt duidelijk het voorwerp van de opdracht en het besteknummer vermeld. Onder de kolom “eenheidsprijzen” worden de bedragen in cijfers ingebracht.
De digitale versie vermeldt zeer duidelijk de (firma)naam van de inschrijver(s), alsmede de coördinaten.
3. Indienen van de offertes
De offerte moet worden geschoven in een definitief gesloten omslag waarop zijn vermeld:
• de datum van de zitting waarop de offertes worden geopend;
• het besteknummer.
Bij inzending over de post, als gewoon of aangetekend stuk, moet die gesloten omslag geschoven worden in een tweede gesloten omslag met de vermelding "offerte". De offerte moet geadresseerd worden aan het college van burgemeester en schepenen, per adres Patrimoniumonderhoud, dienst aanbesteding, Xxxxxxxxxx 00 xx 0000 Xxxxxxxxx.
Iedere offerte moet bij de voorzitter van de zitting vóór de opening van de offertes toekomen alvorens hij de zitting opent.
Nochtans wordt een offerte die te laat toekomt, in aanmerking genomen voor zover:
1. het bestuur aan de aannemer nog geen kennis heeft gegeven van zijn beslissing,
2. en de offerte ten laatste vier kalenderdagen vóór de dag vastgesteld voor de ontvangst van de offertes bij de post als aangetekende zending is afgegeven
4. Bij de offerte te voegen bescheiden
(zie hoofdstuk III - technische bepalingen)
De inschrijver is verplicht de in het bestek gevraagde bescheiden (eventueel aangevuld met modellen en monsters) bij zijn offerte te voegen.
5. Taalgebruik
De offerte en de aanvullende bescheiden moeten in het Nederlands zijn gesteld.
6. Varianten
Er worden geen varianten aanvaard.
AANDACHT: worden als ongeldig beschouwd, de offertes welke niet op de voorgeschreven wijzen worden neergelegd.
Gestanddoeningstermijn
Bij toepassing van artikel 116 blijven de inschrijvers door hun offerte, eventueel verbeterd door het bestuur, gebonden gedurende een termijn van 180 (honderdtachtig) kalenderdagen, ingaand op de dag na de zitting voor de opening van de offertes.
B. ALGEMENE ADMINISTRATIEVE VOORSCHRIFTEN IN TOEPASSING VAN DE ALGEMENE AANNEMINGSVOORWAARDEN VOOR DE OVERHEIDSOPDRACHTEN VOOR AANNEMING VAN WERKEN, LEVERINGEN EN DIENSTEN (DE ARTIKELNUMMERING STEMT OVEREEN MET DEZE VAN DE BIJLAGE - HOUDENDE VASTSTELLING VAN DE ALGEMENE AANNEMINGSVOORWAARDEN VOOR DE OVERHEIDSOPDRACHTEN - BIJ HET X.X. XXX 00 XXXXXXXXX 0000 XXX BEPALINGEN VAN DE ALGEMENE UITVOERINGSREGELS VAN DE OVERHEIDSOPDRACHTEN)
Art. 1. Controle en toezicht op de uitvoering
Deze aanneming geschiedt voor rekening van de stad Antwerpen. De leiding berust bij de bedrijfseenheid patrimoniumonderhoud, Xxxxxxxxxx 00 xx 0000 Xxxxxxxxx 1.
Art. 3. §2. Opsomming en draagwijdte van de plannen
De werken worden uitgevoerd volgens de bij dit bestek horende 2 aanbestedingsplannen:
• schema HVAC
• grondplan HVAC
Art. 4.
§1. Plannen, documenten en voorwerpen opgemaakt door de aanbestedende overheid.
De aannemer kan de formaliteiten, voorzien in dit artikel, vervullen bij de bedrijfseenheid patrimoniumonderhoud, Xxxxxxxxxx 00 xx 0000 Xxxxxxxxx 1, alle dagen van 9 tot 15 uur, zater-, zon-
en feestdagen (plaatselijke meegeteld) uitgezonderd.
Art. 5. Borgtocht
§3. Borgstelling en bewijs van borgstelling
Het bewijs van borgstelling wordt rechtstreeks ingezonden bij de bedrijfseenheid patrimoniumonderhoud, Xxxxxxxxxx 00 xx 0000 Xxxxxxxxx
Art. 9. Vrijgave van de borgtocht
Bij het beëindigen van de aanneming wordt de borgtocht bij helften vrijgegeven:
• de ene helft na de voorlopige oplevering;
• de andere helft (2 jaar na de voorlopige oplevering), na de definitieve oplevering,
na aftrok van de sommen die de aannemer eventueel aan de aanbestedende overheid verschuldigd is.
Art. 10. §1. Onderaannemers
Al de personen die in enig stadium als onderaannemer optreden, moeten voldoen aan de voorwaarden tot erkenning in de categorie die overeenkomt met de aard van de hun opgedragen werken, alsmede in de met hun aandeel in de opdracht overeenkomende klasse.
De aannemer blijft in alle gevallen alleen aansprakelijk ten opzichte van het bestuur.
Art. 13. §1. Prijsherziening
Volgens het typebestek 105 van 1990 (met dien verstande dat het elektrisch gedeelte zal worden verrekend op dezelfde basis als de rest van de installatie) vermeld onder:
sub 2 –
Aan de parameters worden de volgende overeengekomen vaste contractuele waarden toegekend: a = 0,45 b = 0 c = 0,55
Voor onderhavige aanneming heeft de herzieningsformule dus de volgende vorm: p = P (0,45 s/S + 0,55).
Voor toepassing van de formule worden de werken geacht te behoren tot de categorie D.
Ten einde de gepaste herziening van lonen en sociale lasten te bedingen zal de aannemer bij het indienen van de eerste vorderingsstaat een attest voegen, uitgereikt door de RSZ en waaruit blijkt dat hij op 30 juni van het jaar, voorafgaand aan de datum der aanbesteding, ofwel minder dan 10, ofwel 10 of meer werknemers had tewerkgesteld (koninklijk besluit nr. 214 van 30/9/1983 - Belgisch staatsblad van 4/10/1983).
Art. 15. §1. Betaling van de werken
De betalingen gebeuren in maandelijkse termijnen en de gedetailleerde staten dienen cumulatief opgesteld te worden. De eerste gedetailleerde staat van de werken en de verklaring van schuldvordering worden opgesteld één maand na de bij dienstorder voorgeschreven datum voor de aanvang van het werk.
De gedetailleerde staat van de uitgevoerde werken, de verklaring van schuldvordering en een rechtvaardiging van de uitvoeringstermijn (opgave van verlet- en werkdagen) dienen in drievoud te worden gezonden aan het college van burgemeester en schepenen, stadhuis te 0000 Xxxxxxxxx 1.
Na goedkeuring van voornoemde gedetailleerde staat van de uitgevoerde werken zal door het bestuur een factuur worden aangevraagd. De factuur wordt gezonden aan college van burgemeester en schepenen, p/a bedrijfseenheid financiën, Xxxxxxxxx 00 xx 0000 Xxxxxxxxx.
Facturering met BTW - niet belastingplichtige medecontractant.
Op de gedetailleerde staat van de werken, de verklaring van schuldvordering en de factuur worden het nummer van het bestek en de periode tijdens dewelke de werken werden uitgevoerd vermeld.
In de maandelijkse gedetailleerde staten van de werken mogen de hoeveelheden uitgevoerd boven de vermoedelijke hoeveelheden, die voorkomen in de posten volgens prijslijst, begrepen zijn.
Voor bijwerken en/of meerdere leveringen dienen afzonderlijke, cumulatieve gedetailleerde staten en schuldvorderingen opgemaakt, die bij deze van de contractuele werken worden gevoegd.
De laatste afbetaling vermeerderd met de bijkomende som tot volstorting van het bedrag van de aannemingsprijs wordt verricht na de voltooiing van de aanneming, met afhouding van de waarde van minwerken en/of mindere leveringen, boeten of gelijk welke aftrek op de aannemingssom (eindvereffening).
De maandelijkse betalingen in mindering kunnen niet beschouwd worden als keuringen bij gedeelten van de aanneming in de zin van art. 1791 van het Burgerlijk Wetboek. Zij moeten worden beschouwd als betalingen in mindering op de uitbetaling van de totale eindafrekening, waarbij de verantwoordelijkheid van de aannemer onverminderd blijft. Betalingen in mindering hebben tot gevolg dat de aanbestedende overheid eigenaar wordt van de overeenstemmende onderdelen of toestellen bij faillissement, vereffening of derdenbeslag.
Onderhavig bijzonder bestek wijkt uitdrukkelijk af van de bepalingen van artikel 1254 van het Burgerlijk Wetboek inzake de toerekening van de betalingen. Elke betaling zal dan ook bij voorrang toegerekend worden op de hoofdsommen en pas daarna op de intresten.
EINDVEREFFENING
Punt 3° van artikel 15 § 1 van de bijlage van het koninklijk besluit van 26 september 1996 wordt als volgt aangevuld:
Onder “eindvereffening” wordt verstaan de laatste betaling van de uitgevoerde werken, als zodanig door de aanbestedende overheid aangegeven, met uitzondering van die werken die tijdens de waarborgtermijn moeten worden uitgevoerd.
Art. 17. Teruggave boeten wegens laattijdige uitvoering
De verzoeken tot teruggave van de toegepaste boeten dienen per aangetekende brief aan het college van burgemeester en schepenen te worden gericht.
De datum van de aantekening bij de post heeft bewijskracht voor de datum van het verzoekschrift.
Art. 18. Rechtskeuze – Bevoegde rechtbanken
Het Belgische recht is toepasselijk.
Ingeval van betwisting zijn uitsluitend de rechtbanken van Antwerpen bevoegd.
Art. 24. Wijze van prijsbepaling
Het contract is een gemengde opdracht, bestaande uit een opdracht tegen een globale prijs ,behalve voor de posten waarvan de hoeveelheid als vermoedelijk is opgegeven en die worden uitgevoerd volgens prijslijst en voor de als voorbehouden som opgegeven posten, welke worden uitgevoerd op grond van werkelijke uitgaven.
Art. 25. §1. Elementen die in de prijzen zijn begrepen
Inzonderheid wordt verwezen naar:
4° De aannemer verwijdert onmiddellijk alle overtollige grond, puin en gruis van de bouwplaats.
Art. 28 §1. Bevel tot uitvoering en leiding van de werken
Behoudens wanneer onderhavig werk wordt gegund gedurende de winter en de uitvoering tot het gunstige seizoen moet worden uitgesteld, zal de aanvang van het werk worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen vermeld onder 1°a).
Het werk moet op normale wijze en zonder onderbreking worden voortgezet, geheel voltooid en
afgeleverd binnen een termijn van 50 werkdagen.
De aanneming dient uitgevoerd buiten het stookseizoen.
De aannemer moet het werk uitvoeren tussen 8 en 16 uur; het is hem slechts toegelaten op andere uren te werken na uitdrukkelijke toestemming van het bestuur.
Art. 29 §1. Onderbreking van de werken
Het bestuur behoudt zich het recht voor de uitvoering van de werken te verbieden gedurende de volledige periode dat zij, naar zijn oordeel, niet zonder bezwaar gedurende die periode kunnen worden uitgevoerd en dit naargelang de vordering van eventueel gelijktijdige uit te voeren werken.
Art. 30. Algemene organisatie van de bouwplaats
Schade aan ondergrondse installaties
Is van toepassing op onderhavige aanneming, de omzendbrief met nummer 512-107 van 12/3/1985, met betrekking tot het in toepassing stellen van de Praktische Leidraad ter voorkoming van schade aan ondergrondse installaties tijdens in hun nabijheid uitgevoerde werken en zijn bijlage, zijnde genoemde leidraad, die een integrerend deel uitmaakt van onderhavig bijzonder bestek.
Afsluiten van de bouwplaats
De aannemer treft de nodige maatregelen om de plaatsen waar gewerkt wordt behoorlijk af te sluiten zodat er geen gevaar bestaat voor derden.
§2. Bestrating
Er mogen geen materialen of afval op de openbare weg worden gehoopt en het verkeer mag slechts minimaal worden belemmerd.
De aannemer moet zich daartoe gedragen overeenkomstig de geldende politieverordeningen. Hij moet zich, wat de uitvoering van het werk zelf betreft, gedragen naar de bevelen van de bevoegde dienst.
Art. 43. §2. Opleveringen
De aannemer zal alle hem ter beschikking gestelde lokalen, nieuwe of verbouwde gedeelten, doorgangen, enz. in perfecte staat van xxxxxxxx en onderhoud brengen voor de voorlopige oplevering van het werk.
Waarborgtermijn
De waarborgtermijn wordt gesteld op 2 (twee) jaar.
HOOFDSTUK II: WELZIJN OP HET WERK
De stad Antwerpen hecht uiterst veel belang aan de door de aannemer-leverancier getroffen veiligheidsmaatregelen.
De aannemer-leverancier is verantwoordelijk voor de veiligheid van de hem toevertrouwde werken. Hij moet daartoe alle noodzakelijke maatregelen nemen.
De aannemer-leverancier van deze opdracht verbindt er zich toe volgende voorschriften op alle activiteiten en infrastructuur na te leven:
• de vigerende wetten en reglementen inzake veiligheid en hygiëne;
• de aanvullende voorwaarden inzake veiligheid en hygiëne, niet noodzakelijk bij de vigerende wetgeving en reglementering opgelegd maar onontbeerlijk om het objectief van het voorkomingsbeleid te realiseren;
• de aanvullende eisen inzake veiligheid en hygiëne opgelegd door de preventieadviseur. De aannemer-leverancier legt zijn onderaannemer(s)-leverancier(s) dezelfde voorwaarden op.
De bijzondere aandacht van de aannemer-leverancier wordt gevestigd op de bepalingen van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (B.S. 18 september 1996) en alle latere aanvullingen.
Hierdoor zal het bestuur die aannemer-leverancier weren waarvan het weet dat deze de verplichtingen opgelegd door bovenvermelde wet en zijn uitvoeringsbesluiten ten aanzien van zijn werknemers niet naleeft.
Indien de aannemer-leverancier de verplichtingen inzake het welzijn bij de uitvoering van het werk die eigen zijn aan de inrichting waarin zijn werknemers werken komen uitvoeren niet of gebrekkig naleeft, zal het bestuur ambtshalve en op kosten van de aannemer-leverancier de nodige maatregelen treffen.
De aannemer-leverancier zal de van het bestuur verkregen informatie en passende instructies inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk die eigen zijn aan de inrichting waarin zijn werknemers werkzaamheden komen uitvoeren, aan zijn werknemers alsmede aan zijn eventuele onderaannemer(s)-leveranciers overmaken.
Vóór de aanvang van de werken zal de aannemer de passende schriftelijke verklaring (zie bijlage bij het bestek) behoorlijk ondertekend aan het bestuur overmaken.
Bij de uitvoering van maatregelen inzake het welzijn op het werk dienen de aannemer-leverancier en de leidende ambtenaar samen te werken en hun optreden te coördineren.
De aannemer-leverancier zal zich belasten met de veiligheidsorganisatie van zijn werken en die van zijn onderaannemer(s)-leverancier(s). Hij zal daarom zorgen voor een degelijke coördinatie en toezicht uitoefenen op alle personen die voor zijn rekening meewerken aan de uitvoering van de aannemingsopdracht. Daartoe zal de aannemer-leverancier een verantwoordelijk coördinator aanstellen. Deze moet voldoende bekwaam zijn om de specifieke veiligheidsproblemen, die zich kunnen voordoen, te kunnen oplossen.
Omwille van de coördinatie van de veiligheidsmaatregelen, kunnen op initiatief van de leidende ambtenaar, de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming, of de aannemer-leverancier, in functie van de noodwendigheden, coördinatievergaderingen worden georganiseerd.
De aannemer-leverancier zal het bestuur en de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming de nodige informatie verstrekken over de risico's die eigen zijn aan zijn werken.
Voor zover er niet wordt afgeweken door de bepalingen en voorwaarden van dit bestek, dient men eveneens op te volgen:
• de bepalingen van het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming (ARAB);
• de bepalingen van de codex over het welzijn op het werk;
• de bepalingen van het algemeen reglement op de elektrische installaties (AREI);
• het koninklijk besluit van 23 maart 1977 (B.S. 31.03.1977) tot vaststelling van de veiligheidswaarborgen welke bepaalde elektrische machines, apparaten en leidingen moeten bieden en de ministeriële uitvoeringsbesluiten genomen in toepassing van dit koninklijk besluit;
• de voorschriften van de waterleidingsmaatschappij, indien van toepassing op deze aanneming;
• de voorschriften van de gasverdelingsmaatschappij, indien van toepassing op deze aanneming;
• indien het van toepassing is dient de aannemer-leverancier de meldingsplicht inzake veiligheid en hygiëne bij de opening van een bouwplaats na te leven (CAO 14.02.1980 - Koninklijk Besluit van 24 april 1980 - BS, 05.08.1980 - gewijzigd door de CAO 29.03.1984 - BS, 14.07.1984).
Wanneer de bepalingen van het ARAB, de codex over het welzijn op het werk of andere wettelijke en reglementaire bepalingen minder streng zijn dan deze opgenomen in de overige aangehaalde veiligheidsvoorschriften, hebben deze laatste de voorrang.
Bij niet-naleving van de voorschriften kan de leidende ambtenaar de bevoegde technische en/of medische arbeidsinspectie van het ministerie van tewerkstelling en arbeid inschakelen.
HOOFDSTUK III: TECHNISCHE BEPALINGEN
HOOFDSTUK I - BESCHRIJVING VAN DE WERKEN
1. INLEIDING
Dit hoofdstuk omvat een algemene beschrijving van de uit te voeren werken aan de technische installaties voor ventilatie en verwarming in de sporthal fort VIII gelegen in de Hoofdfrontweg
– 2660 Hoboken.
Het project omvat aanpassingswerken aan de technische installaties in de bestaande stookplaats, het vernieuwen van de verwarming en de ventilatie van de sporthal, het vernieuwen van de ventilatie voor de kleedruimtes en douches en het plaatsen van een afzuiginstallatie in het sanitair. Dit alles inclusief alle bijhorende werken om tot een volledig werkzame installatie te komen zoals daar zijn maken en opstoppen van sparingen, de nodige elektrische borden en bekabeling, de bijhorende regelingen, enz…
De werkzaamheden omvatten eveneens het verwijderen van de bestaande en te vervangen installaties. De montage van de nieuwe installaties zal zonder onderbreking aansluiten op de afbraakwerkzaamheden.
De aanneming omvat alle uitvoeringsstudies, leveringen, plaatsingen, aansluitingen van de toestellen en de installaties zoals verder vermeld met inbegrip van het elektrisch gedeelte en de automatische regeling evenals het testen, keuren en opstarten van de installaties.
De aannemer zal ervoor zorgen dat het geheel van het hierna beschreven werk, volledig afgewerkt is, aangesloten is, volledig en op een veilige wijze in bedrijf is bij de voorlopige oplevering, zonder dat de Xxxxxxxx noch beroep moet doen op derden of dat er sprake is van een meerwerk. Dit betekent meer bepaald dat in de prijs alle coördinatie, afwerkingen, aansluitingen en alle mogelijke aspecten om tot het bovenstaande te kunnen komen, dienen begrepen te zijn.
De inschrijvers dienen zich van de bestaande toestand te vergewissen om een correcte prijs te kunnen opmaken. De inschrijver erkent, door het feit van zijn inschrijving, zich ter plaatse rekenschap gegeven te hebben van de bestaande toestand en de uitvoeringsmogelijkheden en ermee rekening te hebben gehouden bij zijn inschrijving. In geen geval kan de aannemer zich na inschrijving beroepen op de bestaande toestand wat betreft het al dan niet respecteren van de opgelegde uitvoeringstermijnen of aangaande de prijzen voor de werken en leveringen.
2. OMVANG VAN DE AANNEMING
De aanneming van ventilatie en verwarming omvat de werken in het bestaande sportcomplex fort
VIII. De werken omvatten voornamelijk het afbreken van bestaande installatieonderdelen en vervangen door nieuwe inrichtingen. De aanneming bevat geen werken aan de sanitaire installaties voor verdeling koud/warm water en productie sanitair warm water.
2.1 AFBRAAKWERKEN EN AANPASSINGSWERKEN
2.1.1 AANPASSINGEN AAN BESTAANDE GASLEIDINGEN
• Verwijderen van de bestaande gasleiding DN 100 en DN 80 vanaf het maaiveld, met inbegrip van de afsluiter buiten het gebouw tot net in de eigenlijke sporthal.
• Plaatsing van een nieuwe afsluiter DN 100 net boven het maaiveld en plaatsing van nieuwe leidingen volgens hetzelfde tracé en met inbegrip van de aansluiting op de gerecupereerde leidingen in de sporthal.
• Tussenplaatsen van een gemotoriseerde gaskraan DN 100 op de algemene gastoevoer voor het gebouw. Deze gemotoriseerde klep dient opgesteld te worden tussen afsluiters.
• De gasleidingen in de eigenlijke sportschuur worden gerecupereerd evenwel dienen de aftakkingen naar de nu bestaande en te verwijderen luchtverhitters afgeplugd te worden. Ter hoogte van de bestaande lassen dienen de buiseinden en lassen gereinigd te worden en geschilderd in twee lagen in een kleur identiek aan de ommanteling van de leidingen.
2.1.2 VERWIJDEREN VAN DE BESTAANDE LUCHTVERHITTER
• De 13 bestaande luchtverhitters in de sportschuur dienen te worden verwijderd met inbegrip van alle appendages zoals afsluiters en ontspanners, dakdoorvoeren, thermostaten, elektrische verbindingen en bord. De dakdoorvoeren worden gedicht met voorgelakte stalen dakbekleding (color coat SDP 35) en isolerende plafondelementen van geëxpandeerd polystyreen 80 mm (EPS
– UNIDEK) van hetzelfde fabrikaat.
2.1.3 VERWIJDEREN VAN DE BESTAANDE VENTILATIE KLEEDKAMERS
Dit omvat de verwijdering van alle luchtkanalen, met inbegrip van alle roosters, luchtgroepen, afzuigventilatoren, luchtnameroosters. De elektrische verbindingen, vertrekken en automatische regelingen worden eveneens verwijderd. De verwarmingsleidingen en appendages naar de pulsiegroep worden verwijderd tot aan de afsluiters op de collector. Alle niet herbruikte openingen doorheen wanden dienen afgedicht te worden in hetzelfde materiaal als de wand.
2.1.4 THERMOSTATISCHE KRANEN OP RADIATOREN
De bestaande radiatoren (15-tal) worden uitgerust met thermostatische kranen. Deze interventie omvat alle nodige handelingen zoals leeglaten van de installatie, demonteren handkranen, montage thermostatische kranen, vullen en heropstarten.
2.1.5 ENERGIETELLERS IN STOOKPLAATS
Op de vertrekken kantine en cafetaria vanaf de warmwatercollector in de stookplaats worden energietellers geplaatst teneinde de verbruiken naar die verbruikers te kunnen afrekenen. De werken omvatten tevens het leeglaten en opnieuw vullen en heropstarten van de installaties. Het “tellerbord” wordt opgesteld in de refterkeuken.
2.1.6 HOGE EN LAGE VERLUCHTING
De bestaande roosters in de buitengevel van de stookplaats worden verwijderd en vervangen door nieuwe correct gedimensioneerde roosters ten behoeve van de lage en hoge verluchting. Alle aanpassingswerken zoals vergroten of afdichten van sparingen, lintelen of andere behoren tot de aanneming.
2.1.7 DEUR STOOKPLAATS VERNIEUWEN
Demonteren van bestaande metalen buitendeur van de stookplaats en vervangen door een nieuwe (metalen) buitendeur van dezelfde afmetingen.
2.2 NIEUWE INSTALLATIES
2.2.1 VENTILATIE KLEEDKAMERS
Ten behoeve van de ventilatie van de kleedkamers (met inbegrip van refterkeuken en zaalwachterslokaal) wordt een ventilatiesysteem voor pulsie en extractie voorzien bestaande uit de nodige kanalen, een luchtgroep buiten opgesteld met 2 filtersecties, warmteterugwinning via warmtewiel, naverwarmingsbatterij, pulsieventilator en afzuigventilator. De ventilatie in de drie blokken van twee kleedkamers wordt per blok aan-/bijgeschakeld in functie van een bewegingsdetectie in één van de kleedkamers. Het totaaldebiet van de ventilatoren wordt hieraan aangepast door middel van frequentieregelaars (constante drukregeling). Met inbegrip van luchtkanalen, luchtgroep, geluidsdempers, regelkleppen en toebehoren, luchtmonden, luchtroosters en buitengevelroosters, sokkels, opstanden en bouwkundige werken (sparingen, opstoppingen, …). De aanneming omvat tevens het verplaatsen van een aantal noodverlichtingen boven de deuren van de kleedkamers en ter hoogte van de nieuwe luchtkanalen.
2.2.2 GASLEKDETECTIE
Een gaslekdetectiecentrale wordt voorzien met minimaal 3 detectoren (2 in de stookplaats en 1 nabij de gastoevoer in het gebouw) dewelke bij detectie een gemotoriseerde gaskraan in de hoofdleiding sluit en op deze wijze alle verdere gastoevoer tot het gebouw verhindert.
2.2.3 VERWARMING – VENTILATIE SPORTSCHUUR
De ventilatie/verwarming van de sporthal gebeurt door 6 gasgestookte hoogrendement luchtverhitters met gesloten vuurhaard. Twee van deze luchtverhitters staan ook in voor de nodige hoeveelheid buitenlucht conform EPB. Deze twee luchtverhitters van 100 kW elk kunnen samen een minimale hoeveelheid buitenlucht van 18.700 m³/h opwarmen van -8°C naar 16°C. Ze zijn uitgerust met een filter-/, meng- ventilatorkast en twee gemotoriseerde luchtkleppen (één op de verse lucht en één op de recirculatielucht). De stand van de luchtkleppen wordt bepaald door een
0 – 10 V signaal afkomstig van een CO2-meting (1 per toestel). In verwarmingsmodus garanderen deze twee toestellen een minimum ventilatiedebiet. Evenwel indien de uitblaastemperatuur daalt beneden een ingestelde temperatuur treedt de brander in werking. Bij te hoge binnentemperatuur en tijdens de zomer werken deze toestellen in “free-cooling”-modus.
De vier andere toestellen werken enkel op retourlucht en hebben enkel een verwarmingsfunctie. Deze toestellen hebben een vermogen van minimaal 35 kW elk. Teneinde de homogeniteit van de ruimtetemperatuur zoveel mogelijk te garanderen worden bijkomend vier destratificatieventilatoren voorzien. De temperatuurmetingen, instellingen en overeenkomstige sturingen gebeuren volgens 3 zones: links, midden en rechts. Er zijn minstens twee temperatuuropnemers per zone (één nabij elke buitengevel). De CO2-metingen gebeuren in de nabijheid (terugname) van de toestellen uitgerust met een mengkast (één meting/sturing per toestel).
Met inbegrip van kanaalwerk, uitblaasbocht en –roosters, verseluchtnameroosters, ondersteuningen en alle bouwkundige werken zoals sparingen, lintelen, opstoppingen …
2.2.4 ELEKTRISCHE EN REGELTECHNISCHE INSTALLATIES
Het elektrisch bord met de nodige voedingen en apparatuur ten behoeve van zowel de luchtgroep kleedkamers als de luchtverhitters van de sportschuur wordt opgesteld in het lokaal keukenrefter. Hierop bevinden zich de verschillende elementen voor de sturingen van de verschillende installatieonderdelen. Dit bord wordt gevoed door het lot elektriciteit. De aansluiting van de kabel in het bord behoort evenwel tot de huidige aanneming. Alle bekabeling vanaf dit bord tot de verschillende uitrustingen behoort tot huidige aanneming. De kabels worden aangebracht in kabelgoten of in een beschermbuis.
2.2.5 VERDER BESTAAT DE OPDRACHT UIT:
• De volledige gedetailleerde uitvoeringsstudie van de installatie volgens de basisgegevens en richtlijnen van de algemene bestekken, van dit bijzonder bestek en de hierbij gevoegde plans, wel te verstaan dat alle diameters van de buizen, en alle numerische aanwijzingen, aangegeven op de plans en in het bijzonder bestek moeten beschouwd worden als minima die de aannemer niet mag verlagen.
• De levering van de uitvoeringsplans en van de detailplans voor de onderhavige installaties alvorens met de uitvoering gestart wordt.
• Het doorbreken, insnijden, enz... van muren, gewelven, daken, schotten, vloeren, plafonds, bevloeringen, en andere. Het inmetselen van beugels, consoles, en verscheidene hechtingen, inbegrepen alle bijkomende werken en leveringen die hieruit ontstaan.
Het aanbrengen van de doorvoerkokers voor leidingen, enz...
• Het herstellen en het terugbrengen in de oorspronkelijke staat van metselwerk, muurbepleisteringen, bevloeringen, gewelven, vloeren, plafonds, lijstwerk, schrijnwerkerij, schilderingen, enz... beschadigd tijdens de uitvoering van deze installatie.
De materialen gebruikt voor deze herstellingen moeten van dezelfde aard en kwaliteit zijn als deze van de intact gebleven gedeelten.
Deze herstellingswerken dienen uitgevoerd te worden door gespecialiseerde vaklui.
• De doorgangen in wanden en vloeren met brandweerstand worden met aangepaste doorvoerstukken uitgevoerd. Buis- en kabeldoorvoeringen mogen de vereiste weerstand tegen brand van het bouwelement niet beïnvloeden.
Aldus moeten alle resterende openingen in wand- en vloerconstructies, bestemd voor onderhavige inrichtingen, na montage vakkundig afgedicht worden met brandwerende materialen minstens gelijkwaardig van brandweerstand als deze constructies.
Alle aangewende materialen gebruikt voor het dichten of afsluiten van openingen en doorvoeringen die een brandcompartiment afbakenen zullen in overeenstemming zijn met de voorschriften van NBN 713.020 en de Ministeriële Omzendbrief van 15 april 2004 met aanbevelingen betreffende de weerstand tegen brand van de doorvoeringen van bouwelementen.
Een keuringsattest van de aangewende materialen en methodes van een erkend Belgisch organisme moet voor de bestelling ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Ontwerper.
Buizen worden altijd afzonderlijk doorgevoerd en afgedicht, kabels kunnen gegroepeerd worden.
De uitvoering zal gebeuren door of onder toezicht van een gespecialiseerde firma die beschikt over materialen waarvan wettelijke erkende proeven en attesten bestaan.
Deze firma zal eveneens een attest van goede uitvoering dienen op te stellen. Dit attest zal door de installateur bij de voorlopige overname afgeleverd worden.
• Het geregeld verwijderen van het puin en ongebruikte materialen die van de werken voortkomen alsmede het vervoer ervan.
• Alle schilder- en isolatiewerken, corrosiebescherming en identificatie.
• Alle noodzakelijke sokkels, consoles en steunen voor de apparaten en leidingen.
• De vorming van het personeel die de Bouwheer zal aanduiden voor het bedienen van de installatie na de proeven.
• De levering van de plans en de documenten van de installatie zoals deze uitgevoerd werd, nl. het as built dossier, inbegrepen CAD plans.
• Volgende technieken worden op een afzonderlijke layer getekend:
LAYERNAAM | OMSCHRIJVING | KLEUR |
0 | layer 0 | 7 |
A21-_buitenwand | buitenwand | 6 |
A22-_binnenwand | binnenwand | 3 |
A24-_trap | trappen | 7 |
A28-_constructie | konstrukties | 7 |
A31-_buitenkozijn | buitenkozijn | 7 |
A32-_binnenkozijn | binnenkozijn | 7 |
A45-_plafond | Plafond | 40 |
A66-_lift | transport | 7 |
A73-_keuken | keukeninrichting | 9 |
A74-_sanitair | sanitairinrichting | 7 |
A86-_meubel | Bemeubeling | 9 |
E011_kader | kader | 7 |
E012_vports | viewports | 7 |
E021_stempel | stempel | 7 |
E022_renvooi | renvooi | 7 |
E04-_arcering | arcering | 7 |
E06-_hulp | stramien | 7 |
E071_ruimtedef | ruimtedefinities | 9 |
E072_ruimtedef_tekst | ruimtedefinities tekst | 2 |
E081_lignoord | noordpijl | 7 |
E081_lignoord | schaalbalk | 7 |
E6000_bordschema | schema E | 7 |
E6001_bordaanz | kastaanz | 7 |
E6110_nood | noodstroomaggregaat++ | 3 |
E6121_A | veiligheidsaarding | 3 |
E6121_AL | veiligheidsaarding leiding | 5 |
E6122_MA | medische aarding++ | 3 |
E6125_BA | bliksemafleiding | 3 |
E6125_BAL | bliksemafleiding leiding | 4 |
E6130_kabelgoot | kabelgoot | 3 |
E6130_ladderbaan | ladderbaan | 3 |
E6130_plintgoot | plintgoot | 3 |
E6130_vloergoot | vloergoot | 3 |
E6130_wandgoot | wandgoot | 3 |
E6138_kabeltrace | kabeltrace | 4 |
E6138_kabeltrace_arc | kabeltrace arcering | 7 |
E6138_kabeltrace_mt | kabeltrace maatvoering | 1 |
E6139_lege buis | lege buis | 3 |
E6139_lege buis_mt | lege buis maatvoering | 1 |
E6140_bordHS | centrale hoogspanning | 3 |
E6150_bordLS | centrale laagspanning | 7 |
E6211_hoogsp | hoogspanning | 7 |
E6230_laagsp_kastscheid | laagspanning++ kastscheiding | 4 |
E6230_laagsp++ | laagspanning++ | 7 |
E6231_wcd220v | wcd 230V | 7 |
E6232_wcd400v | wcd 400V | 7 |
E6240_NB | no-break installatie++ | 3 |
E6320_nvdecentraal | noodverlichting decentraal | 7 |
E6331_belet220 | beletinstallatie 230V | 7 |
E6341_binnenverlichting | binnen verlichting | 7 |
E6341_buitenverlichting | buiten verlichting | 7 |
E6350_nvcentraal | noodverlichting centraal | 7 |
E6371_reclameverlichting | reclameverlichting++ | 7 |
E6410_oproep | zusteroproepinstallatie++ | 7 |
E6411_belet24 | beletinstallatie 24V | 7 |
E6411_oproep220 | oproepinstallatie 230V | 7 |
E6411_oproep24 | oproepinstallatie 24V | 7 |
E6421_telefoon | telefooninstallatie | 7 |
E6422_intercom | intercominstallatie | 7 |
E6424_geluid | geluidsinstallatie | 7 |
E6430_video | videoinstallatie | 7 |
E6441_data | datacommunicatie | 7 |
E6450_cctv | CCTV | 7 |
E6511_was | brandmeldinstallatie | 7 |
E6512_ontruiming | ontruimingsinstallatie | 7 |
E6521_inbraak | bewakingsinstallatie | 7 |
E6522_toegang | toegangscontrole | 7 |
E6523_toegangcontrole | toegangscontrole intercom | 7 |
E6530_portofoon | portofooninstallatie++ | 7 |
E6541_sociaalsignaal | sociale signalering | 7 |
E6620_transport | transport | 7 |
E6710_signaal | overige signalering | 7 |
E6711_gebouwsignaal | gebouwenbeheer signalering | 7 |
E6721_gebouwbeheer | gebouwenbeheer automatisering | 7 |
H5210_regenwater | regenwater | 3 |
H5210_rw_bemating | regenwater maatvoering | 1 |
H5210_rw_dubbellijns | regenwater dubbellijns | 3 |
H5210_rw_hartlijn | regenwater hartlijn | 1 |
H5210_rw_prefab_teks | regenwater prefabtekst | 1 |
H5220_fec_bemating | faecalien maatvoering | 1 |
H5220_fecalien | faecalien | 3 |
H5230_afvalwater | afvalwater | 3 |
H5230_aw_bemating | afvalwater maatvoering | 1 |
H5232_vuilwaterafvoer | vuilwaterafvoer | 3 |
H5232_vw_bemating | vuilwaterafvoer maatvoering | 1 |
H524_rio_prefab_tekst | riolering prefabtekst | 1 |
H5240_rio_bemating | riolering maatvoering | 1 |
H5240_rio_dubbellijns | riolering dubbellijns | 3 |
H5240_rio_hartlijn | riolering hartlijn | 1 |
H5240_rio_hulpijn | riolering hulplijn | 1 |
H5240_riolering | riolering | 3 |
H5310_drinkwater | drinkwater | 3 |
H5310_dw_bemating | drinkwater maatvoering | 1 |
H5610_cv_aanvoer | CV aanvoer | 5 |
H5610_cv_algemeen | CV | 5 |
H5610_cv_bemating | vrij leidingtype 1 maatvoering | 1 |
H5610_cv_bemating | vrij leidingtype 2 maatvoering | 1 |
H5610_cv_bemating | CV maatvoering | 1 |
H5610_cv_dubbellijns | CV dubbellijns | 5 |
H5610_cv_hartlijn | CV hartlijn | 1 |
H5610_cv_info | CV info | 1 |
H5610_cv_retour | CV retour | 5 |
H5610_plafondaanvoer | vrij leidingtype 1 | 40 |
H5610_plafondretour | vrij leidingtype 2 | 40 |
H5620_stoom | stoom | 3 |
H5620_stoom_bemating | stoom maatvoering | 1 |
H570---_AFZUIG | lucht afzuig woning | 3 |
H5700_lucht-algemeen | luchtbehandeling | 3 |
H5750_lu_bemating | luchtbehandeling maatvoering | 1 |
H5750_lu_hartlijn | luchtbehandeling hartlijn | 1 |
H5750_lu_hulplijn | luchtbehandeling toevoer hulplijn | 1 |
H5750_lu_retour | luchtbehandeling retour | 3 |
H5750_lu_toevoer | luchtbehandeling toevoer | 3 |
W5610_CV_PRINCIPE | CV principeschema | 7 |
WL541--- | brandstof gassen | 3 |
WL541---_D | brandstof gassen dubbellijns | 4 |
WL570---_AANZUIG | lucht aanzuig buitenlucht | 3 |
WL570---_AANZUIG_H | lucht aanzuig buitenlucht hulplijn | 1 |
WL570---_AANZUIG_HL | lucht aanzuig buitenlucht hartlijn | 1 |
WL570---_AFZUIG_H | lucht afzuig woning hulplijn | 1 |
WL570---_AFZUIG_HL | lucht afzuig woning hartlijn | 1 |
WL570---_INBLAAS | lucht inblaas woning | 3 |
WL570---_INBLAAS_H | lucht inblaas woning hulplijn | 1 |
WL570---_INBLAAS_HL | lucht inblaas woning hartlijn | 1 |
WL570---_RETOUR_H | luchtbehandeling retour hulplijn | 1 |
WL570---_RETOUR_HL | Luchtbehandeling retour hartlijn | 1 |
WL570---_RETOUR_RST | luchtbehandeling retour rooster | 3 |
WL570--- _RETOUR_RST_HL | luchtbehandeling retour rooster hartlijn | 1 |
WL570---_STEP | luchtbehandeling STEP | 7 |
WL570---_TOEVOER_HL | Luchtbehandeling toevoer hartlijn | 1 |
WL570---_TOEVOER_RST | luchtbehandeling toevoer rooster | 3 |
WL570--- _TOEVOER_RST_HL | luchtbehandeling toevoer rooster hartlijn | 1 |
WL570---_UITBLAAS | lucht uitblaas unit | 3 |
WL570---_UITBLAAS_H | lucht uitblaas unit hulplijn | 1 |
WL570---_UITBLAAS_HL | lucht uitblaas unit hartlijn | 1 |
WL580--- | regeling, klimaat, sanitair | 3 |
WL580---_D | regeling, klimaat, sanitair dubbellijns | 4 |
WL580---_HARTLIJN | regeling, klimaat, sanitair hartlijn | 1 |
Nummer | Kleur | plotkleur | pendikte |
1 | Rood | Zwart | 0,18 |
2 | Geel | Zwart | 0,35 |
3 | Groen | Zwart | 0,35 |
4 | Cyaan | Zwart | 1 |
5 | Blauw | Zwart | 0,8 |
6 | Magenta | Zwart | 0,5 |
7 | Wit/zwart | Zwart | 0,18 |
8 | Grijs | Zwart | 0,1 |
9 | Grijs | Zwart | 0,1 |
250 | Grijs | Grijs | Volgens object |
251 | Grijs | Grijs | Volgens object |
252 | Xxxxx | Xxxxx | Volgens object |
253 | Grijs | Grijs | Volgens object |
254 | Grijs | Grijs | Volgens object |
255 | Grijs | Grijs | Volgens object |
• De volledige indienststelling van de installatie, bevattende de levering van al het nodige handwerk en materiaal voor de proeven, de afregeling en het ter beschikking stellen van de metings- en controletoestellen.
Tijdens de proeven zullen de elektrische stroom, het water en de brandstof door de Bouwheer geleverd worden.
• Al de kosten voor voorlopige en definitieve opleveringen van de installaties.
• Al de kosten voor de keuringen en de proeven op de essentiële onderdelen van de installatie, eventueel door een externe dienst voor technische controles (EDTC) of in een erkend laboratorium wanneer er twijfels bestaan over hun kwaliteit of hun goede werking.
• Het afleveren van het attest “controles en beproevingen op de nieuwe gasinstallatie” voor de inbedrijfstelling van de nieuwe gasinstallatie. Het attest dient afgeleverd te worden door de gehabiliteerde installateur of EDTC.
• Het afleveren van plaatsingsattesten met situatieplan en proefrapporten conform NBN 713-020 voor alle brandwerende en brandstabiele toepassingen.
• Al de voorzieningen voor de werf, werfketens, materiaalketen, enz…
• De levering van de onderhoudsrichtlijnen van de toestellen van de installatie met inbegrip van hun kenmerken.
• De werken nodig voor het binnenbrengen en plaatsen van de materialen en de toestellen inbegrepen, transport, hef- en hijstuigen.
• Het reinigen van de volledige installatie vóór de voorlopige oplevering.
• De bezoeken voor het regelen, onderhoud en de controle van de goede werking van de installaties.
• Alle eventuele herstellingen tijdens de waarborgperiode, te wijten aan defecten van het geleverd, geplaatst en aangesloten materiaal.
• Bescherming van eigen en andermans materiaal.
• Spoelen en inwendig reinigen van de leidingen vóór de ingebruikname van de toestellen.
• Alle as-built documenten dienen door de aannemer te worden geproduceerd en afgeleverd aan de Bouwheer 1 x op CD-rom en 3 x op papier.
• Alle administratieve prestaties nodig om de gewenste aansluitingen te maken, dit zowel bij de gasmaatschappij, de gemeente of andere officiële instanties.
3.DOCUMENTEN VAN TOEPASSING OP DE AANNEMING
3.1 ALGEMEEN
Zie deel I Administratieve bepalingen / II Technische bepalingen / Art. 2 (AVR) van toepassing zijnde documenten en voorschriften en verder;
• De plans en onderhavig bestek.
• ARAB/CODEX (Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming).
• AREI (Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties)
• KB’s, Belgische normen NBN of ISO normen
• XXX X00-000 voor stookplaatsen en schoorstenen.
• Het typebestek 105 van 1990.
• Het verwijzingsbestek van 1974 en addenda.
• Het typebestek 400, met de laatste aanvullende delen.
• De normalisatie van luchtkanalen, uitgegeven door de Regie der Gebouwen.
• De CE en EMC richtlijnen.
• XXXXXX XX
• Eisen van de bevoegde brandweerdiensten
• Reglementering van de gas- en waterleveringsmaatschappijen
• Ministeriële omzendbrief van Binnenlandse Zaken aan de Gouverneurs dd. 15/04/2004
3.2 KEURINGEN
• De elektrische onderdelen van de installaties zullen het voorwerp uitmaken van een keuring door een door de Belgische Staat erkend keuringsorganisme overeenkomstig het AREI.
• De nieuwe gasinstallaties moeten voor de inbedrijfstelling onderworpen worden aan de vereiste controles en beproevingen. De gehabiliteerde installateur of EDTC (= Externe Dienst voor Technische Controle- moet hiervan een attest afleveren.
• Voormelde keuringen en eventuele herkeuringen zijn ten laste van de aannemer, inbegrepen conformiteitsrapport af te leveren aan de Bouwheer.
4. GRENZEN VAN DE AANNEMING
4.1 KOUDWATERTOEVOER
In de stookplaats zijn de nodige wateraansluitingen aanwezig.
4. 2 ELEKTRICITEIT
Het te plaatsen elektrisch bord wordt gevoed door een nieuw aan te leggen voedingskabel (lot elektriciteit). Vanuit dit bord worden alle installaties elektrisch gevoed (inclusief regelapparatuur). Het plaatsen van de nodige kabelgoten vanaf dit bord tot de desbetreffende installaties is eveneens ten laste van deze aanneming.
4.3 AFVOEREN
Sporthal
Eventueel de condens wordt indien nodig door de gevel naar buiten gebracht en voorzien van een spuier of aangesloten op een regenafvoer indien mogelijk.
4.4 GASVOORZIENING
De bestaande gastoevoer wordt vernieuwd volgens de beperkingen onder punt 2.1.1.
4.5 SCHOUWEN – DAKDOORSTEEK
Sporthal
• Plaatsen van rookgasafvoer en verbrandingsluchttoevoer, doorheen het dak, inclusief maken en waterdicht afwerken opening.
4.6 STOOKPLAATS – LEIDINGEN
Het bestaand vertrek op de collector t.b.v. de luchtgroep wordt door onderhavig lot afgebroken tot waar dit noodzakelijk is om het nieuwe vertrek luchtgroep op de collector te kunnen aansluiten.
4.7 AUTOMATISCHE REGELING
De automatische regeling is digitaal en gebeurt volledig autonoom.
In het lokaal refterkeuken wordt een paneel geplaatst dat de bediening van de technische installaties toelaat. Ook de belangrijkste storingsmeldingen/alarmen worden weergegeven op dit bord.
Het plaatsen van de nodige kabelgoten vanaf dit bord tot de desbetreffende installaties is eveneens ten laste van deze aanneming.
4.8 LUCHTZIJDIG
Het kanalennet en luchtmonden in de kleedruimtes wordt vernieuwd met inbegrip van de pulsiegroep die deze lokalen bedient (zie ook post 2.2.1.).
Tevens wordt een afzuiginstallatie voorzien in de sanitaire kern.
5. ALGEMEEN
5.1 DE AANNEMING DIENT UITGEVOERD MITS INACHTNAME VAN VOLGENDE BEPALINGEN:
− De uitvoering is toe te vertrouwen aan gespecialiseerde vaklui.
− Bescherming van de installaties
De aannemer beschermt gedurende de werken zijn buizen tegen inkomend vuil. Hij beschermt ook de toestellen tot het einde der werken.
Op het einde der werken verwijdert hij alle kleefbanden en andere beschermmiddelen. Hij reinigt zorgvuldig alle apparaten.
− Afdichten muur en vloerdoorgangen
Na de werken dienen alle doorgangen rond leidingen afgedicht met een brandvrij materiaal, zodanig dat er geen geluids- of vuuroverdracht kan ontstaan. Alle wanddoorgangen en vloerdoorgangen en ook gebruikte bestaande doorgangen worden met een stalen doorgangsmof uitgevoerd.
Indien de overblijvende openingen te groot zijn, dienen ze eerst meer dichtgemetst of gebetonneerd te worden, zonder dat de leidingen in contact komen met metselwerk.
− Verzorgde uitvoering
Alle buisleidingen zullen mooi verticaal of horizontaal verlopen, evenwijdig aan de naastliggende wand.
Waar meerdere leidingen naast elkaar lopen, zal er zorg voor gedragen worden dat het geheel op een verzorgde wijze afgewerkt wordt: bochten worden op dezelfde manier genomen, buizen blijven evenwijdig, bevestigingssteunen zijn van hetzelfde type, enz...
Vooral in die lokalen zonder verlaagd plafond en technische kokers dient verzorgd werk geleverd te worden.
Geïmproviseerde tracés, schuine buizen of willekeurig gekromde leidingen worden afgekeurd.
5.2 BELANGRIJKE OPMERKING
De aannemer van onderhavige werken zal alle gebeurlijke kosten dragen voor de beschadigingen, die zich kunnen voordoen, door vorstschade in zijn installatie of waterschade door zijn installatie; ook tijdens het onder druk brengen of staan van zijn installaties gedurende de drukproeven.
De aannemer neemt eigenhandig de beslissing de proeven te onderbreken om ze naderhand te herbeginnen zonder dat hem enige bijkomende uitvoeringstermijn kan toegewezen worden. Van deze beslissing brengt hij onmiddellijk de bouwheer op de hoogte.
Alle kosten voor het ledigen en terug vullen van de installaties worden uitsluitend door onderhavige aannemer gedragen.
6. TE LEVEREN DOCUMENTEN EN UITVOERINGSSTUDIES
6.1 NA DE BESTELLING
Alle hiernavermelde documenten worden steeds in 2-voud afgeleverd.
a) Twee weken na de bestelling een gecoördineerde en gedetailleerde uitvoeringsplanning opgedeeld in hoofdstukken met als minimale indeling:
1. voorleggen materialen, nazicht en goedkeuringstermijn
2. voorleggen uitvoeringsstudie en uitvoeringsplans, nazicht en goedkeuringstermijn
3. uitvoeringstermijn per fase met indeling volgens onderdelen onder andere leidingen, toestellen, isolatie, afwerking, ...
4. afregelingen (per installatieonderdeel)
5. opleveringen
b) De technische fiches met vermelding van ALLE materialen en toestellen evenals een documentatie van de apparatuur.
c) Overeenkomstig de algemene planning:
6. de detailtekeningen van de installaties
7. uitvoeringsplans van de installaties
8. de regeltechnische en elektrische schema’s
De grondplannen van de installaties worden getekend op schaal 1/50.
Detailplannen en technische lokalen, kokers, omkastingen, enz... worden op schaal 1/20 getekend.
Het meermaals aanpassen van de plannen in functie van coördinatie of wijzigingen op aanvraag van de ontwerper en/of de bouwheer zijn in de prijs inbegrepen.
Afzonderlijke studie en administratiekosten zullen niet aanvaard worden.
d) Vóór de voorlopige aanvaarding
9. Attest van een door de staat erkend keuringsorganisme dat de met de installatie verbonden elektrische installatie conform het AREI uitgevoerd is.
10.Een attest van de aannemer HVAC, met bevestiging dat de installatie beantwoordt aan de wettelijke veiligheidsvoorschriften overeenkomstig het ARAB, evenals alle CE en EMC conformiteitsattesten, en een CEIIa-verklaring.
11.Een geschreven bevestiging dat alle drukleidingen getest werden op de vereiste proefdruk. 00.Xx resultaten van de afregelingen en debietsmetingen op de hydraulische en luchtzijdige
inrichtingen.
00.Xx instelpunten van de regeltechnische inrichtingen.
14.Een duidelijke onderhouds- en bedieningshandleiding in 3 exemplaren van de gehele installatie. Deze nota zal uitvoerig ter plaatse aan de door de Xxxxxxxx aangestelde personen uitgelegd worden.
15.Een volledige set in (3 afdrukken) van definitieve – aan de werkelijkheid – aangepaste plannen + vier gedetailleerde documentaties van elk toestel in de installatie. Deze documentatie duidt elk toestel ondubbelzinnig aan. Alles is gebundeld met orde. De
tekeningen dienen op CAD geproduceerd te zijn en er dient tevens een kopie ervan op CD- ROM afgeleverd te worden in DWG of DXF-formaat aan de Bouwheer.
7. GOEDKEURINGEN EN MONSTERS
Van alle toestellen wordt ofwel een zeer duidelijke documentatie met afmetingen en afbeeldingen voorgelegd ofwel wordt het toestel zelf voorgesteld ter goedkeuring op verzoek van de ontwerper en/of bouwheer.
Goedkeuring van een toestel betekent geenszins dat de aannemer-coördinator en de ontwerper en/of bouwheer verborgen gebreken goedkeurt, of prestaties aanvaardt welke lager zijn dan in dit lastenboek voorzien (kleiner vermogen, kleinere inhoud, enz...).
8. PLANNENLIJST
8.1 PLANNEN BESTAANDE TOESTAND
Van de uitgevoerde technische installaties zijn geen plannen beschikbaar.
Om een volledig beeld van de huidige installaties te verkrijgen en om een correcte prijs te kunnen bepalen zal de inschrijver zich ter plaatse rekenschap geven van de bestaande installaties vóór het opmaken van zijn offerte.
8.2 NIEUWE TOESTAND
8.2.1 VERWARMING EN VENTILATIE
• Sporthal fort VIII: Grondplan niveau 0 HVAC & CV – T1-001
• Sporthal fort VIII: Schema HVAC & CV – T1-500
9. CENTRALE STOOKPLAATS
De stookplaats en bijhorende collectoren bevinden zich tussen de kleedkamers en de sporthal in het bestaande gebouw.
• De nieuw te plaatsen installaties dienen te voldoen aan de voorschriften van NBN B61-001 (+A1)
• De bouwkundige ingrepen voor de hoge en lage verluchting maken deel uit van onderhavig lot. De dimensionering dient te gebeuren volgens de richtlijnen van NBN B 61-001.
Op de collector van de verwarmingsinstallatie zijn 4 vertrekken; kantine (kring 1 – DN32), cafetaria (kring 2 – DN10), kleedplaatsen (kring 3 – DN32) en lucht (kring 4 –DN25).
Op de vertrekken van kringen 1 en 2 worden energiemeters geplaatst tussen afsluiters. De leidingen van kring 4 worden afgebroken tot aan de bestaande luchtgroep en volledig vervangen (nieuwe leidingen naar nieuwe luchtgroep met recuperatie) met inbegrip van alle nodige appendages, 3- wegkraan, pomp … De bekabeling en de voeding van de pomp in het bestaande bord worden aangepast aan de nieuwe pomp.
De beschikbare gasdruk bij het binnenkomen in het gebouw is 100 mbar (te controleren door de aannemer).
Een gasdetectiecentrale wordt geïnstalleerd met een detectiekop boven elke ketel en één kop aan de inkom in het gebouw. Bij het binnenkomen van de gasleiding in het gebouw wordt een elektromagnetische gasafsluiter geplaatst, bevolen door de gasdetectiecentrale en de noodstop van de stookplaats. Deze noodstop is nieuw te plaatsen aan de toegangsdeur tot de stookplaats. Deze noodschakelaar onderbreekt de spanning op het bord in het technisch lokaal en de gastoevoer in het gebouw.
De vluchtdeur naar buiten vanaf de stookplaats wordt vervangen door een nieuwe metalen deur met sleutelslot en schuifhendel.
10. VERWARMING DOOR MIDDEL VAN RADIATOREN
De bestaande radiatoren worden behouden.
Elke radiator zal worden uitgerust met een vandaalbestendige thermostatische kraan van het overheidstype.
11. VENTILATIE VAN DE KLEEDRUIMTES EN SANITAIREN
Het bestaande kanalennet inclusief luchtgroepen en ventilatoren wordt verwijderd met inbegrip van roosters en accessoires met inbegrip van de elektrische verbindingen en automatische regeling.
Een nieuw kanalennet wordt aangelegd volgens het principe van de balansventilatie (zie tekeningen). Er wordt een nieuwe luchtgroep geplaatst van 2.550 m³/h. Deze luchtgroep is buiten opgesteld en minstens samengesteld uit:
• een verseluchtname- en afblaasrooster met insectengaas
• een centrifugale pulsieventilator en afzuigventilator van 2.550 m³/h
• twee filterkamers met zakkenfilters F7 volgens NBN EN 779 voor de verse lucht en F5 voor de retourlucht. Deze filtersecties zijn uitgerust met een geïntegreerde jaloezieklep.
• een warmtewiel met een rendement van 85%
• de pulsie- en extractieventilator zijn direct gedreven met frequentie-omvormer
Een sokkel in beton onder de luchtgroep is te voorzien door huidige aanneming (min. 10 cm hoog). Het kanaalnet is uitgerust met de nodige geluidsdempers op pulsie en extractie, een naverwarmingsbatterij en de nodige inblaas- en terugnameroosters.
De naverwarmingsbatterij bevindt zich in de pulsiekanalen en heeft een vermogen van 20 kW (lucht in 0°C – lucht uit 24°C – luchtdebiet 2.550 m³/h). Het vermogen wordt geregeld in functie van een constante pulsietemperatuur door middel van een 3-wegkraan.
De regeling is van het type DDC. Pulsie- en extractieventilator zijn gekoppeld. In de refterkeuken wordt een elektrisch bord voorzien met central processing units met input- en outputmodules voor de sturing van het luchtbehandelingssysteem. De luchtgroep wordt voorgeprogrammeerd voor de werking tijdens en buiten bezetting met mogelijke derogatie. Een verschildrukvoeler over de filters overwaakt de vervuiling van de filters.
Een antivriesthermostaat beveiligt de verwarmingsbatterij door bij vorstgevaar de driewegkraan van de verwarmingsbatterij volledig te openen, de circulator te starten, de ventilatoren stil te leggen en de gemotoriseerde registers volledig te sluiten en een alarmsignaal te geven op het bord.
De afzuig van het sanitair blok gebeurt met een in-line ventilator van 320 m³/h. De ventilator wordt voorgeprogrammeerd voor werking tijdens en buiten bezetting met mogelijke derogatie.
• Op het bord “HVAC” is een schakelaar “aan/uit/auto” met getuigelampjes voor elke ventilator De regeling bestaat uit een 3-standen schakelaar:
“uit” : ventilator af
“aan” : ventilator draait permanent
“auto” : de ventilator draait volgens het klokprogramma.
• Voor alle voelers en parameters wordt een hoge en lage limiet voorzien.
• Een werkschakelaar is te voorzien op de behuizing van elke ventilator.
• In elke kleedkamer is een aanwezigheidsdetectie voorzien op basis waarvan de ventilatie in een geheel van twee kleedkamers en één doucheruimte wordt aan- of uitgeschakeld.
• Het debiet van de ventilatoren van de luchtgroep wordt automatisch bijgestuurd door middel van een constante drukregelaar en de frequentieomvormers.
12. VENTILATIE/VERWARMING VAN DE SPORTHAL
Op basis van de grootte van de sporthal, de aanwezige tribunes dient volgens de EPB-regelgeving bijlage VI ten behoeve van een luchtkwaliteit IDA3 de sporthal geventileerd te worden met een luchtdebiet van 18.700 m³/h. Dit wordt gerealiseerd door middel van twee gasgestookte luchtverhitters met mengkast. De hoeveelheid verse lucht wordt modulerend ingesteld in functie van een CO2-meting per toestel. Deze twee toestellen hebben een vermogen van elk 100 kW. De ingeblazen lucht zet de sporthal in lichte overdruk (20 – 25 Pa). De lucht verlaat de sporthal opnieuw via een overdrukklep in de kopse wand van de sporthal.
Het bijkomende vermogen ten behoeve van de verwarming wordt geleverd door 4 klassieke luchtverhitters op omlucht met een vermogen van minimaal 35 kW. Alle luchtverhitters zijn van het type met hoog rendement en gesloten vuurhaard.
Vier destratificatieventilatoren met een luchtdebiet van 9.000 m³/h worden opgesteld teneinde de luchttemperatuur zoveel mogelijk te homogeniseren.
Elk toestel is uitgerust met een werkschakelaar. Daarenboven kan elke destratificatieventilator manueel aan- of uitgezet worden vanaf de sporthal door de sporters zelf (schakelaar op reikhoogte in de buurt van elke ventilator).
Elke luchtverhitter (totaal zes) is uitgerust met lekdichte inox buizen ten behoeve van aanvoer verbrandingslucht en afvoer rookgassen en een dakdoorvoercombinatie met dakplaat. De sparingen doorheen dak en dakisolatie maken deel uit van huidige aanneming.
Elke luchtverhitter is uitgerust met zijn eigen gasontspanner.
HOOFDSTUK II - TECHNISCHE VOORWAARDEN
HOOFDSTUK A - BEREKENING VAN DE INSTALLATIES
1. ALGEMENE BEPALINGEN
Hoofdstuk A van Typebestek 105 van 1990 is van kracht. De berekeningen door de aannemer uit te voeren moeten geschieden volgens de voorschriften van onderhavig lastenboek.
2. BIJZONDERE BEPALINGEN
a) Warmteverliezen van de lokalen
Enkel voor de sporthal werd een vereenvoudigde warmteverliesberekening uitgevoerd. Voor de overige lokalen worden de bestaande verwarmingslichamen behouden en vond er dus geen dimensionering plaats.
De warmteverliesberekening voor de sporthal gaat uit van volgende aangenomen U-waarden dak: 0.50 W/m²K
buitenwanden: 2.00 W/m²K
Vloer: 3 W/m²K
b) De verwarmingsbatterijen dienen gedimensioneerd te worden voor een warmwater regime 90/70°C en een lucht in- en uittrede van -8°C/90 % RV en 24°C/11 % RV.
c) Van navolgende installaties moeten berekeningsnota's en selectiegegevens (niet beperkt) door de aannemer ter goedkeuring voorgelegd worden:
- luchtverhitters
- overdrukkleppen
- leidingen
- luchtkanalen
- luchtmonden en buitenluchtroosters
- circulatoren
- ventilatoren en luchtbehandelingsgroepen
- batterijen
- regelkranen en afsluiters
- isolatie
- leidingnetten
- regeling
- elektrische borden
- gasdetectie
- energiemeters
- stalen deur
d) De vooropgestelde vermogens van de installaties alsook de luchtdebieten van de ventilatoren zijn te beschouwen als minimale richtwaarden.
e) De luchtsnelheden in de lagedrukkanalen zullen nooit hoger zijn dan 6 m/s terwijl de luchtsnelheden in de hogedrukkanaalnetten maximum 7 m/s mogen bedragen zonder evenwel de akoestische limieten gesteld in HOOFDSTUK D te overschrijden.
f) De berekeningen van de akoestische waarden worden door de aannemer uitgevoerd en ter goedkeuring voorgelegd.
HOOFDSTUK B - OMGEVINGSVOORWAARDEN
1. ALGEMENE BEPALINGEN
Hoofdstuk B van typebestek 105 van 1990 is van kracht.
De lokaaltemperaturen zullen overeenstemmen met de aanduidingen op de plans en de bijgevoegde warmteverliesberekeningen, en dienen bekomen te worden bij de volgende extreme buitenluchtvoorwaarden:
minimum: - 8°C; 100 % RV Lokaaltemperaturen :
Sporthal: 16°C
Voor de overige lokalen blijven verwarmingslichamen en hun vermogen behouden. Bij onduidelijkheden wordt verwezen naar de voorwaarden van TB 105.
2. BIJZONDERE BEPALINGEN
De toegestane afwijking op de luchtdebieten van de eindeenheden bedraagt maximum 5 % in meer of min zonder evenwel de luchtbalans in het gebouw te verstoren.
De toegestane afwijking op de waterdebieten bedragen maximum 5 %.
De toegestane afwijking op de geluidsdruknivo’s bedraagt maximum 1 dB(A) in meer.
HOOFDSTUK C - VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE HET MATERIEEL EN DE REGELS VOOR GOEDE UITVOERING
Dit hoofdstuk omvat de afschaffingen, afwijkingen, verduidelijkingen en aanvullingen betreffende de verplichtingen van het typebestek nr. 105 (1990).
De nummering van dit document wordt voor de artikels van dit hoofdstuk hernomen.
ARTIKEL C 1 - WARMTEGENERATOREN EN BRANDERS
1. ALGEMENE TECHNISCHE SPECIFICATIES
• Artikel C 1 van TB 105 is van kracht.
• De luchtverhitters moeten beantwoorden aan de emissienormen van VLAREM II geldig vanaf 1.1.1996 en KB van 11/03/88 en KB 18/03/97 (attest ter goedkeuring voorleggen aan de Bouwheer).
• De uitrustingen beantwoorden aan de CE-voorschriften; PED-richtlijn inzake drukapparatuur (97/23EG); gastoestellenrichtlijn (90/396/EG); rendementsrichtlijn (92/42/EG) en EMC-richtlijn (73/23/EG).
2. BIJZONDERE TECHNISCHE SPECIFICATIES
2.1 GASGESTOOKTE LUCHTVERHITTERS SPORTHAL
2.1.1 TECHNISCHE SPECIFICITIES VOOR ALLE GASGESTOOKTE LUCHTVERHITTERS SPORTHAL
a) De aanneming omvat het leveren, plaatsen, aansluiten en in dienst stellen van CE goedgekeurde luchtverwarmers voor de sporthal.
b) Elk toestel is voorzien van de nodige montagebeugels, opstellingsframe, dakdoorvoeren, rookgasdichte buizen, gasafsluiters, gasontspanners, gasfilters, thermostaten, bekabeling, enz… om een goede werking van het geheel te garanderen.
c) De volledige gasinstallatie wordt uitgevoerd volgens de normen NBN D 51-003 en NBN D 51- 004 alsook de reglementering van de plaatselijke gasdistributiemaatschappij
d) Voor elke luchtverwarmer dient een K.V.B.G. gekeurde stopkraan met schroefkoppeling geplaatst te worden
e) Het toestel is van het gesloten type.
f) De toestellen werken modulerend tussen minstens 50% en 100% van hun nominale vermogen.
g) De toestellen zijn geschikt om te werken op een aardgasdruk van 20 mbar
h) De omkasting bestaat uit gealuminiseerde stalen panelen, afgewerkt met een poedercoating.
i) Alle onderdelen zijn gemakkelijk bereikbaar voor onderhoud door 2 laterale deuren op het toestel, voorzien van een dichtingsring om de luchtdichtheid te garanderen.
j) Geluidsdrukniveau: max 52 dBA in vrij veld op 5m.
2.1.2 CONTROLEAPPARATUUR
De branderwerking gebeurt onder toezicht van een branderautomaat.
De automatische branderontsteking is bij middel van een elektrische vonk.
De vaststellen van de aanwezigheid van de vlam gebeurt door het meten van een ionisatiestroom. De aanwezige elementen die bijdragen tot de veilige werking van het toestel:
• Een veiligheidsthermostaat met manuele ontgrendeling.
• Een branderautomaat.
• Een dubbel elektromagnetisch gasventiel.
• Een vast ingestelde ventilatorrelais met versnellingsweerstand.
• Een verbrandingsgastransport ventilator met motor.
• Een drukschakelaar ter controle van het verbrandingsgastransport.
• Een ontstekingselektrode.
• Een ionisatie-elektrode.
• Een signaallamp voor vlamstoring.
• Een ontgrendelingsdispositief voor de branderautomaat.
2.1.3 BIJKOMENDE BEPALINGEN VOOR TOESTELLEN MET MENGSECTIE VERSE LUCHT/RETOURLUCHT
Warmtewisselaar met aangebouwde brander
Branderwerking: modulerend tussen 50 – 100 %.
De warmtewisselaar met aangebouwde brander vormt een gekeurd geheel, en wordt samen met de controleapparatuur en gasstraat omgeven door een stevige metalen mantel.
De warmtewisseling tussen de rookgassen en de te verwarmen lucht gebeurt in tegenstroom aan de hand van een verticale platenwarmtewisselaar.
De luchtdoorstroming is eveneens horizontaal.
In de warmtewisselaar vindt de warmtewisseling plaats tussen de koude lucht en de koude verbrandingsgassen, en bij het verlaten ervan, tussen de warme lucht en de warme verbrandingsgassen.
Het verbrandingsrendement is minimaal 91 %. Warmtewisselaars in roestvrij staal AISI 409.
Motor – ventilator
Er wordt gebruik gemaakt van een enkelvoudige, of dubbele centrifugaal ventilator op 1 as, aangedreven door een V-riem overbrenging en een afzonderlijke motor.
De driefasige motoren worden beveiligd door een externe thermische beveiliging.
De ventilator wordt bevestigd op de achterplaat van de verwarmingssectie. De motor staat gemonteerd op een regelbare steunplaat. Deze regelbare steunplaat laat toe de gepaste riemspanning af te stellen.
De motor wordt uitgerust met een regelbare riemschijf zodat bij het in bedrijf stellen nog een beperkte aanpassing van het luchtdebiet en statische druk kan gebeuren.
De fabrikant moet een schriftelijke verklaring afleggen dat het geheel voldoet aan de CE machinerichtlijn: DIR CE 89/392/EEC.
De lucht wordt door de warmtewisselaar gedrukt zodat de luchtstroom in overdruk staat ten overstaan van het verbrandingscircuit. Deze opstellingswijze verhindert dat er rookgassen in de luchtstroom terecht kunnen komen.
Toestel uitgerust met werkschakelaar en gasontspanner.
Filterkast – mengkast – ventilatorkast
Het toestel is bestemd om te werken met menglucht met elektrische bediening van de kleppen. De verlengde en geïsoleerde ventilatorkast zal ook dienst doen als filter en mengkast.
De verse lucht en teruggenomen lucht worden eerst gemengd en daarna pas gefilterd.
De aansluitingen met luchtkleppen zijn op de achterzijde en de onderzijde van de kast. Elke luchtklep is uitgerust met een servomotor (modulerend). De luchtfiltering gebeurt met vlakke uitschuifbare en vervangbare filters van klasse G4.
ARTIKEL C 2 – BRANDSTOFVOEDING - AARDGAS
1. ALGEMENE TECHNISCHE SPECIFICATIES
De Belgische norm NBN D 51-003 is van toepassing.
2. BIJZONDERE TECHNISCHE SPECIFICATIES
a) De gastoevoer moet zowel binnen als buiten algemeen kunnen afgesloten worden.
b) De gasleidingen en kraanwerk moeten voldoen aan de voorschriften van onderhavig lastenboek met name de artikels C 6 - Leidingen en C 7 - Kraanwerk.
c) De gasvoedingen worden getest zoals beschreven in Hoofdstuk E van onderhavig lastenkohier, conform NBN D 51-003.
d) Op het verste en hoogst gelegen punt van de gasleiding dient een ontluchtingsleiding met afsluiter te worden voorzien.
e) De lage punten worden voorzien van een aftapkraan voor condensatiewater.
f) Het aardgas wordt geleverd op een beschikbare druk van 100 mbar. (te controleren door de aannemer)
g) De aanneming voor gastoevoer begint vanaf het maaiveld. Sommige delen van de bestaande installatie kunnen echter behouden blijven.
De diameters van de gasleidingen en het kraanwerk moeten door de inschrijvers bepaald en/of nagerekend worden in functie van de karakteristieken van de voorgestelde branders en de beschikbare gasdruk.
h) Alle zichtbare leidingen, inbegrepen hun bevestigingsmiddelen moeten voorzien worden van een bescherming tegen corrosie door een laag roestwerende verf, op basis van zinkchromaat en van twee lagen lakverf in de conventionele “gele” kleur RAL 1023.
i) Een proces-verbaal van keuring (op kosten van de aannemer) van de volledige inrichting moet voorgelegd worden vóór de indienstname van de installatie.
ARTIKEL C 3 – AFVOER VAN DE VERBRANDINGSPRODUCTEN
1. ALGEMEEN
• De voorschriften van TB 105 van 1990 zijn van kracht.
• De norm NBN B61-001 “Stookafdelingen en schoorstenen” is van toepassing.
• De analysemeting van de rookgassen moet jaarlijks uitgevoerd worden ten laste van de HVAC aannemer tot aan de definitieve oplevering.
2. AANVOER VERBRANDINGSLUCHT EN AFVOER ROOKGASSEN
Elke luchtverhitter beschikt over zijn eigen systeem van aanvoer verbrandingslucht en afvoer rookgassen bestaande uit 2 enkelvoudige inox buizen en een dakdoorvoercombinatie met dakplaat.
ARTIKEL C 6 - LEIDINGEN
1. ALGEMENE TECHNISCHE SPECIFICATIES
Artikel C 6 van TB 105 is van kracht.
Bijkomende bepalingen
a) Speciale aandacht dient besteed te worden aan de ophanging der leidingen.
Het systeem van ophanging en ondersteuning van de pijpen dat rekening moet houden met de belasting, de beschikbare ophangpunten en lasten, de vrije uitzetting der leidingen enz... zal vóór uitvoering ter goedkeuring voorgelegd worden.
Alle leidingen, kanalen, kabelgoten en alle elementen van de aanneming die vanuit hun aard van opstelling (opgehangen bv.) en vanuit hun eigenschappen (gewicht bv.) een gevaar kunnen betekenen voor personen of schade kunnen berokkenen, indien zij loskomen vanuit hun oorspronkelijke opstelling, moeten beantwoorden aan navolgende voorschriften.
De aannemer neemt alle mogelijke voorzorgen om het loskomen van voormelde elementen te voorkomen.
Hij bepaalt de wijze van bevestiging van zijn elementen; hij onderzoekt hierbij elke ondergrond op de meest geschikte bevestigingswijze, waarbij hij er van uit moet gaan dat de te bevestigen elementen, onderhevig kunnen zijn aan trillingen of bewegingen (invloed, temperatuur, invloed gebruik, invloed uitbating gebouw, weersinvloeden, enz...).
Bij bevestiging in metselwerk, beton en dergelijke materialen met soms niet homogene samenstelling en waarbij de ophangsterkte fel kan fluctueren van geval tot geval zal er op elke bevestiging minstens een extra veiligheid factor 2 genomen worden bovenop de minimum veiligheidswaarde door de fabrikant opgegeven.
Bij te bevestigen elementen van groot gewicht en/of waar bij loskomen zware gevolgen kunnen uit voorkomen, zal steeds een bevestiging nagestreefd worden van het type “door en door” d.w.z. waarbij visueel kan vastgelegd worden of de bevestiging door alle materialen heen loopt en verankerd is aan beide zijden (dus geen pluggen, keilbouten of dergelijke ...).
Toestanden waarbij door loskomen van één bevestiging er een kettingreactie kan ontstaan van verder loskomen, zijn niet toegestaan. Bij alle ondergronden die de Aannemer dubieus acht, of waarvan hij de eigenschappen niet kent, legt hij een voorstel van bevestigingen voor aan de Ontwerper en bouwheer.
Ongeacht verdere bepalingen op tekeningen of in lastenboeken; ongeacht goedkeuringen door Xxxxxxxxx en/of bouwheer van de installatie, steeds zal de Aannemer gedurende 10 jaar verantwoordelijk zijn voor de “stabiliteit” van elk onderdeel van zijn installatie. Ook het eventueel goedkeuren van een principe van bevestigingswijze door Xxxxxxxxx en/of bouwheer ontslaat de aannemer niet van genoemde verantwoordelijkheid.
De Aannemer voorziet in zijn prijs het aftesten van minstens 10 % der bevestigingspunten in een bedrijfsklare installatie, en dit vóór de voorlopige oplevering; hij neemt hiertoe zelf het initiatief en de uitvoering van de testen op zich.
b) De aandacht van de aannemer wordt gevestigd op het feit dat de akoestische isolatie tussen pijpen en hulzen of beugels onberispelijk moet zijn, verwezenlijkt door middel van onbrandbare elementen.
Alle beugels zijn met rubberinlage en ophanging met kniegewicht. Voor leidingen vanaf DN 100 en hoger worden per beugel minstens twee bevestigingsverankeringen voorzien met profiel.
Ophangingen met al dan niet geperforeerd geplastificeerd bandijzer zijn NIET toegelaten.
c) Speciale zorg dient besteed aan de mogelijkheid van een vrije- en geluidloze uitzetting van de pijpen. Daartoe worden op horizontale leidingen uitzettingsbogen voorzien om een afdoende verdeling van de uitzetting te bekomen.
Waar de uitzetting niet opgenomen wordt door uitzettingsbogen zullen uitzettings- compensatoren en vaste punten aangebracht worden, zelfs als zij niet voorkomen op de plans.
Deze worden vervaardigd uit verschillende lagen RVS-staal (18/8) voorzien van inwendige geleiding. Ze dienen een axiale beweging toe te laten.
Naast elke compensator wordt een vast punt aangebracht en aan de andere zijde een degelijke geleiding.
De plans en de berekeningen van de steunstukken en vaste punten moeten vóór uitvoering ter goedkeuring voorgelegd worden.
d) Alle te gebruiken stalen onderdelen voor steun- en ophangstukken dienen, zonder uitzondering, gegalvaniseerd of gemetalliseerd te zijn op basis van 300 gr. zink per m² ontwikkelde oppervlakte (volgens art. 10 van aflevering X) na voorafgaandelijk ontvetten of zandstralen.
e) Alle eventuele schade aangebracht aan de uitrusting van het gebouw te wijten aan het loskomen van gelijk welke ophanging of steun om reden van een al of niet verzorgde uitvoering ervan, zal ten laste gelegd worden van de aannemer, zelfs indien de steun- of ophangstukken vooraf werden goedgekeurd.
Bevestigingsmiddelen voor ophanging van leidingen in beton en in steeldeck moeten voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd worden.
f) Openingen in wanden en vloerplaten mogen alleen gemaakt worden door boren met diamantboor en mits toelating van de Bouwheer.
g) Het is ten strengste verboden gelijk welke vasthechtingsstukken met plaaster vast te hechten of vasthechtingen te voorzien in de waterdichte bepleistering van kelders.
h) In alle openingen bestemd voor dwarse doorvoer van leidingen zijn vooraf de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen om het afscheuren van bezetting te vermijden, waaronder het plaatsen van stalen doorvoerhulzen, enz...
i) Op alle lage punten worden leeglaatkranen aangebracht en de hoge punten worden voorzien van ontluchtingspotten (van minstens 2 dm3 inhoud) met luchtkranen (ook zo zij niet voorkomen op de plans en/of schema's). Deze luchtkranen moeten gemakkelijk bereikbaar opgesteld worden (manshoogte).
In technische lokalen worden de leeglaten verzameld boven een te voorziene trechter met afvoer naar een klokput.
j) Automatische ontluchters zijn verboden behalve daar waar deze expliciet worden vermeld of om technische redenen noodzakelijk zijn.
k) Er wordt uitdrukkelijk vermeld dat het onder druk stellen van de leidingen moet geschieden per gedeelte van het gebouw, om de werken van afwerking ervan niet te vertragen.
Afstoppen, handarbeid, enz... moeten begrepen zijn in de prijs.
Onmiddellijk na het uitvoeren van elke proef dient een verslag opgemaakt te worden door de aannemer, welke ondertekend wordt door de bevoegde personen, die een proef hebben bijgewoond.
l) Alle buitengelegen ophang- en ondersteuningsmiddelen zijn in gegalvaniseerd staal. De leidingen worden met klemzadelsteunen ondersteund.
2. BIJZONDERE TECHNISCHE SPECIFICATIES
a) Leidingen voor centrale verwarming
Naadloze stalen leidingen conform aan NBN A25 - 103 en A25 - 104.
De leidingen, hun verbindingen en toebehoren moeten minstens voldoen aan PN 10.
b) Leidingen voor gas
Leidingen uit naadloos staal uit de zware reeks conform aan XXX X00-000 en A25-104. De leidingen, hun verbindingen en toebehoren moeten minstens voldoen aan PN 10.
ARTIKEL C 7 - KRAANWERK
1. ALGEMENE TECHNISCHE SPECIFICATIES
Art. C 7 van TB 105 is van kracht.
Bijkomende bepalingen
a) Het materiaal moet van eerste hoedanigheid zijn, volkomen water- en gasdicht en zo geplaatst dat het gemakkelijk onderhouden en afgenomen kan worden. De bediening ervan moet zonder hulpmiddelen kunnen geschieden.
b) Op uitzondering van de gemotoriseerde kranen en hun eventuele bijhorende regelkranen is het overige kraanwerk van dezelfde nominale diameter als de leiding waarop het geplaatst wordt. Het gemotoriseerd kraanwerk mag echter nooit kleiner genomen worden dan één diameter onder deze van de overeenkomstige leiding.
c) Al naar gelang het geval (diameter van de kraan) geschiedt de aanhechting door middel van genormaliseerde flensverbindingen of door middel van universele drieledige koppelstukken voorzien van schroefdraad.
d) De hoofdkranen worden voorzien van kenplaatjes met aanduiding van hun bestemming.
Deze plaatjes zijn vervaardigd van meerlagige harde kunststof (zwarte tekst op witte achtergrond).
De teksten worden bepaald in overleg met de Bouwheer.
e) Voorafgaandelijk aan de bestelling zal de aannemer in een samenvattende materialenlijst (afsluit-, regel- en leeglaatkranen, filters, terugslagkleppen, enz...) per element het merk, type en alle constructieve en gebruikskenmerken aanduiden die hij samen met een begeleidende documentatie ter goedkeuring voorlegt. De weerstanden voor ieder type zijn eveneens op te geven.
Een representatief element van elk materiaal dient ter goedkeuring voorgelegd alvorens tot de bestelling over te gaan.
2. BIJZONDERE TECHNISCHE SPECIFICATIES
a) Alle kraanwerk (behalve de thermostatische radiatorkranen) moet beantwoorden aan de drukklasse PN 10. Thermostatische radiatorkranen beantwoorden aan PN 6.
b) De afsluiters tot en met diameter DN 50 zijn van het type plugkraan met sferische plug (kogelkraan) met as en plug uit austenitisch roestvast staal met volle doorlaat.
De afsluiters vanaf DN 65 en groter zijn van het type vlinderkraan met as en vlinder in austenitisch roestvast staal met molybdeen.
De vlinderkranen zijn van het type met flensbevestiging, hun bouw is zodanig dat zij ten alle tijde kunnen dienst doen als eindafsluiter bij demontage van een deel van het net waar zij deel van uitmaken.
c) Alle eindafsluiters worden voorzien van een blinde flens of een stop naargelang de diameter.
d) De afsluitkranen op warmwater zijn van het type met verlengde spindel rekening houdend met de isolatie en isolatiekoffers op de leidingen en kraanwerk.
e) De afsluiters op de gasleidingen zijn van het type kogelkraan met kogel in RVS met kwartdraaibediening.
f) Bovendien moeten alle kraanwerk, filters, drukregelaars, enz… op de gasleidingen gekeurd zijn (KVBG, TUV, CE). Een attest hiervan wordt ter goedkeuring voorgelegd.
g) De regel- of instelkranen zijn van het type dat inregelen van waterdebiet, afsluiten en aftappen toelaat.
Ze worden bovendien uitgerust met een fixeerbare voorinstelling en meetnippels voor het opnemen van de verschildruk.
h) De thermostatische kranen zijn van het blokkeerbare anti-diefstaltype.
i) Automatische ontluchters
Alle automatische ontluchters moeten geplaatst worden via een snelkoppeling MV, waardoor de ontluchters kunnen vervangen worden zonder dat er water van de installatie moet.
Vlotterontluchters met messing ventielhuis zijn ook aanvaardbaar. Wanneer de vlotterontluchter uit het ventielhuis wordt gedraaid, sluit het ventiel automatisch. Voor demonteren van de vlotterontluchter en het reinigen van het roestvaste binnenwerk dient de installatie niet drukloos gemaakt te worden, noch dient er water afgetapt te worden.
Het ontluchtingsventiel is geïntegreerd in de behuizing waardoor beschadiging van het vlottermechanisme van buitenaf niet mogelijk is.
j) Ontluchter in technische lokalen zie Art. 6.1. (i).
ARTIKEL C 8 - POMPEN EN CIRCULATOREN
1. ALGEMENE TECHNISCHE SPECIFICATIES
Art. C 8 van het typebestek 105 is van kracht.
Bijkomende bepalingen
a) De aannemer berekent het debiet en de manometrische opvoerhoogte van de pompen en circulatoren op basis van de uitvoeringsplannen en in functie van de karakteristieken der voorgestelde toestellen (driewegkranen) en de weerstanden der leidingnetten (15 % reserve inbegrepen).
b) Voorafgaandelijk aan de bestelling dient de aannemer een gedetailleerde nota over de circulatoraggregaten ter goedkeuring voor te leggen met aanduiding per pomp van:
- merk en type
- debiet en manometrische opvoerhoogte
- werkelijk rendement
- opgeslorpt vermogen
- de karakteristieke curve met aanduiding van het werkingspunt
- aard der materialen (huis, as, schoepen, enz...)
- vermogen en toerental van de motor
c) Het toerental van de circulatoren zal maximum 2900 t/min. bedragen.
d) De circulatoren van het type met natte rotor en elektronische regeling is geschikt voor een dienstdruk van minimum 10 bar bij 130°C.
e) De circulatoren worden voorzien van twee aansluitpunten voor differentiaal manometer.
f) De variabel debietpompen zijn voorzien van een geïntegreerde traploze regeling door middel van een microprocessor gestuurde frequentie-omvormer.
2. BIJZONDERE TECHNISCHE SPECIFICATIES
Pomp nr. | CV-kring | debiet m³/h | Type |
Stookplaats | |||
P01 | Pomp luchtgroep kleedruimtes | ±0.9 m³/h | Vast debiet |
ARTIKEL C10 – VERWARMINGS- EN KOELINGSLICHAMEN
1. ELEKTRISCHE WANDCONVECTOREN (KEUKENREFTER)
Het betreft de levering, plaatsing en aansluiting van de elektrische verwarmingselementen, met een decoratieve omkasting, inclusief alle nodige toebehoren voor een bedrijfsklare werking.
De wandconvector dient geleverd te worden met een stekker en dient aangesloten te worden op een stopcontact, voorzien in het lot elektriciteit. De ondernemer HVAC geeft tijdig de nodige vermogens en gegevens door aan de ondernemer elektriciteit. De positie van het stopcontact wordt per convector bepaald in overleg tussen de ondernemer elektriciteit en de ondernemer HVAC.
Het toestel is voorzien van een aan/uit schakelaar en een ingebouwde thermostaat met een traploze regeling.
De afwijking van de ingestelde omgevingstemperatuur, gemeten tussen 20% en 80% van de belasting is niet hoger dan 2°C.
De schommeling van de omgevingstemperatuur bij een belasting tussen 40% en 60% is niet hoger dan 2°C.
De laagste temperatuurinstelling is gekozen in functie van een afdoende vorstbeveiliging (circa 3 à 5°C).
Het toestel is uitgerust met een voorziening waarmee men de thermostaat kan blokkeren op de vooraf ingestelde temperatuur en een beveiliging tegen oververhitting door bedekking.
Vermogen: 1,5 kW.
2. NAVERWARMINGSBATTERIJ
• In de pulsiekanalen ten behoeve van de kleedkamers bevindt zich een naverwarmingsbatterij, vermogen 25 kW bij waterregime 80/60°C (luchtdebiet 2.550 m³/h).
• De warmtewisselaar is vervaardigd uit koperen buizen met opgeperste gegolfde aluminium lamellen met epoxybehandeling. Collectoren uit koper en voorzien van stalen aansluitstukken met buitendraad. De kast is in gegalvaniseerde staalplaat. De doorvoeringen door de kastwand worden lucht- en waterdicht afgewerkt door middel van EPDM rubberen dichtingshulzen. Getest in fabriek op een druk van 16 kg/m² minimum.
ARTIKEL C 12 - LUCHTBEHANDELINGSKASTEN
1. ALGEMENE TECHNISCHE SPECIFICATIES
Art. C 12 van het typebestek 105 is van kracht.
2. BIJZONDERE TECHNISCHE SPECIFICATIES
2. 1 BESCHRIJVINGEN ALGEMEEN
Omkasting
De luchtgroepen dienen te voldoen aan volgende classificatie en normen: mechanische stabiliteit volgens CEN klasse D2 (EN 1886) luchtdichtheid volgens CEN klasse L1 (EN 1886)
thermische isolatie volgens CEN klasse T3 (EN 1886) koudebrugfactor volgens CEN klasse TB3 (EN 1886)
de ventilatienorm EN 13053 en de energierecuperatienorm EN 308
de fabricatie van kwaliteit wordt bewezen door een geldig ISO 9001 getuigschrift
De groepswanden zijn vervaardigd uit dubbelwandige panelen, 50 mm dikte, met een binnen-en buitenbeplating uit aluzink (AZ 185 ALC). Tussen de twee beplatingen is een CFK-vrije, brandvrije (DIN 4102, Brandklasse MO)rotswolisolatie aangebracht welke een min. isolatiewaarde van 0,57 W/m²K zal garanderen. De geluidsdemping van de panelen zal volgens DIN 52210 deel 4 de minimumwaarde Rw = 44 dB bedragen.
De buitenzijde van gans de groep zal voorzien worden van een polyester laklaag. Voor al de geëiste waarden en gegevens worden de nodige attesten van erkende organismes voorgelegd, evenals de attesten gevraagd volgens TB105.
Onder de groep wordt een draagstructuur van geperforeerde profielijzers voorzien. De minimum hoogte zal 80 mm bedragen.
De binnenbeplating wordt via een kunststof profiel volledige luchtdicht en koudbrugvrij aan de buitenplaat bevestigd. Alzo wordt een volledig gesloten paneel bekomen. Deze constructie verhindert de intrede van isolatiedeeltjes in de luchtstroom. De binnenste paneelplaat wordt extern via schroeven aan de constructie bevestigd. De constructie is vervaardigd uit aluminium profielen die volledig koudebrugvrij gemaakt zijn door kunststof tussenstukken. De panelen zijn volledig en gemakkelijk demonteerbaar. De aanwezigheid van paneelschroeven binnen de luchtstroom is niet toegelaten. De externe schroeven zijn onzichtbaar gemaakt d.m.v. afdekstrippen.
Aan de bedieningszijde dient door middel van transparante klevers de functie per sectie volgens DIN 1946 verduidelijkt te worden.
Er worden voldoende dubbelwandige toegangsdeuren voorzien, eveneens met een wanddikte van 50 mm. De deuren hebben dezelfde samenstelling als de panelen. De scharnieren, sluitstukken en schootplaten zijn vervaardigd uit aluminium en volledig behandeld tegen corrosie. De scharnieren worden afgeschermd met een afneembaar beschermkapje. De deuren draaien open naar buiten.
De dichtingstrippen zijn in de deur ingeklemd en liggen volledig buiten de luchtstroom. De sluiting dient te gebeuren via een schijfvormige vergrendeling die zich progressief vasttrekt in de schootplaat die in de deurkader is ingebouwd. Zo wordt een volledige dichtheid verzekerd. De sluiting en schootplaat zijn volledig buiten de luchtstroom gemonteerd om hygiënische redenen.
De deuren aan de overdrukzijde van de luchtgroep worden standaard uitgerust met een veiligheidshendel die het openslaan van de deur verhindert.
Het frontpaneel kan volledig weggenomen worden. De vrijgekomen elementen zijnde verwarmers, koelers, druppelvangers, ventilatoren, enz. kunnen dan gemakkelijk voor onderhoud uit de groep verschoven worden zonder demontage van de vloer en/of de plafondplaat. Geïsoleerd opgestelde inbouwdelen zoals motorventilatoren en soepele verbindingen worden met de kastwand verbonden met een geel-groene geleider als equipotentiaalverbinding. De ventilatorframes worden voorzien van transportschoenen.
Ten behoeve van de buitenopstelling worden bovenvermelde zaken uitgebreid met volgende punten:
- Er wordt een geïsoleerd dak met druprand voorzien
- Voor de verse lucht en/of afblaaslucht worden regenroosters en/of dakkappen in de kast geïntegreerd, afhankelijk van de aan- en afblaassnelheid van de lucht
- Het ondersteuningsframe wordt na samenbouw voorzien van een druiprok
- Al de uitwendige elementen zijnde omkasting, deuren, dak, regenroosters en afdeklijsten worden voorzien van een volledig waterdichte afwerken en een UV-bestendige polyester lak
- De batterij aansluitingen liggen in de groep ingewerkt en zijn voorzien van automatische ontluchter s en afloopkraantjes
- De deuren zijn voorzien van vastzetarmen welke de deurscharnieren beschermen tegen windstoten bij openstaande deuren
- De bodem van verseluchtname- en mengluchtsecties wordt uitgevoerd in RVS met afvoeropening voor condenswater. Afvoerwater wordt d.m.v. een PVC-leiding tot aan de bedieningszijde doorgetrokken
− Elementen
Luchtkleppen en mengsecties
De kleppen zijn van het type met meervoudige contraroterende klepbladen. Ze zijn aerodynamisch geprofileerd en vervaardigd uit aluminium. De bladen zijn op de uiteinden voorzien van ingeklemde EPDM dichting die zorgt voor een behoorlijke luchtdichtheid. De kleppen worden aangedreven via aan beide kanten aangebrachte antistatische kunststoftandwielen, die zich binnen het montagekader bevinden. De assen bevinden zich in glijlagers en zijn voorzien om een rechtstreekse verbinding met de servomotor te realiseren. De kleppen en de servomotor bevinden zich buiten de luchtgroep. De kleppen zijn voorzien van opgebouwde servomotoren 230V met veerteruggang. Er is een verbindingskabel naar de basismodule voorzien.
Servomotor: open/dicht 24V/50Hz/10VA – nominaal draaimoment 15 Nm – veerteruggang 16 Nm – looptijd motor ca 150s – veerteruggang ca 20s – mechanische standaardwijzing
Filtersectie
De filtersectie omvat een zakkenfilter met een groot filtrerend oppervlak. Het filtermateriaal bestaat uit kunststofvezels en is temperatuurbestendig. Filterklasse F5 of F7 volgen EN779. Met snelspanner met excentrische klemrails voor comfortabel filterwisseling. De spaninrichting heeft een hoge afdichting. De zakken zijn voldoende stevig en zelfdragend. De sectie is zijdelings voorzien van een bedieningsdeur voor inspectie en vervanging van de filterzakken.
Ventilatorsectie
De ventilatorsectie is uitgerust met vrijlopende ventilatoren met rechtstreeks gekoppelde
motoren. De druk wordt opgebouwd door ventilatorsectie. De motor – ventilatiegroep is statisch en dynamisch uitgebalanceerd volgens DIN ISO 1940 – Klasse Q: 2,5.
De nodige attesten dienen hiervoor bij materiaalvoorlegging voorgelegd worden. Motoruitvoering: IP 54; ISO F; voorzien van ingebouwde PTC-voelers, aansluiting: 3 x 380 V met frequentieregelaars.
De motorventilator wordt samen met de aanstroomconsus op een horizontaal frame gemonteerd, welke op trillingsdempers staat. De aanstoomconsus is met de scheidingsplaat of kastwand verbonden voor middel van een soepele mouw. Dit geheel is volledig uitschuifbaar uit de groep en zeer eenvoudig reinigbaar.
Minimum ventilatorrendement: 75%.
De selectie van de ventilator dient te geschieden in functie van rendement, toerental, opgenomen vermogen en geluidvermogen. Een eventuele betere selectie kan zonder recht op meerprijs geëist worden. De motor dient voorzien van de nodige vermogensreserve.
Recuperatiesysteem: warmtewiel
Rotatieve energierecuperator voor inbouw in een gecombineerde pulsie-extractiegroep, boven elkaar geplaatst. Hierbij wordt een wiel, bestaande uit aluminium lamellen in de luchtstroom van de pulsie-extractiegroep geplaatst. De bovenste helft bevindt zich in de extractielucht en de onderste helft in het verse lucht gedeelte. Het wiel wordt aangedreven door een traag draaiende elektromotor welke regelbaar is d.m.v. een frequentiesturing. De regeling voor dit wiel (incl. bedieningspaneel) wordt meegeleverd. De aluminium lamellen zijn hygroscopisch uitgevoerd aldus kan er ook aan vochtrecuperatie gedaan worden. Om de uitwisseling tussen verse lucht en terugname lucht tot een minimum te beperken, worden er aanpasbare neopreen vlakdichtingen geplaatst tussen de verse luchtsectie en de retourluchtsectie. Het wiel is voorzien van een spoelzone. De motor is toegankelijk via een toezichtluik. De riemen worden automatisch aangespannen. Het recuperatierendement bedraagt minimum 85%.
2. 1.1 PULSIEGROEP KLEEDRUIMTES
• Opstelling: buiten op sokkel Luchtdebiet: 2550 m³/h
• Toevoer
1) verse lucht filter F7 met geïntegreerde jaloezieklep
2) warmtewiel
3) pulsieventilator 2550 m³/h direct gedreven met frequentie–omvormer
• Afvoer
4) retourluchtfilter F5 met geïntegreerde jaloezieklep
5) warmtewiel
6) extractieventilator 2550 m³/h direct gedreven met frequentie – omvormer
ARTIKEL C 13 - VENTILATOREN
1 ALGEMENE TECHNISCHE SPECIFICATIES
Art. C 13 van het typebestek 105 is van kracht.
2 BIJZONDERE TECHNISCHE SPECIFICATIES
a) Rendement overeenkomstig TB 105.
b) De aannemer bepaalt de karakteristieke curve van de ventilator en het vermogen van de motor, rekening houdende met de weerstand van de kanalen, inclusief de eind- en tussengeschakelde eenheden ; door de aannemer te berekenen overeenkomstig het document "Normalisatie van de luchtkanalen - Deel 2 - Berekening der netten - Hoofdstuk A - Dimensionering 1978" uitgegeven door de Regie der Gebouwen M.O.W.".
c) Vóór de uitvoering is de aannemer daarenboven gehouden een volledige technische fiche ter goedkeuring voor te leggen van de ventilatoren, inclusief de grafische voorstelling van de karakteristieken en de akoestische prestaties.
d) De ventilatoren worden geselecteerd met het drukverlies gebaseerd op de gemiddelde vervuilingsgraad van de filters.
e) De axiale ventilatoren zijn van het type met kunststof of aluminium schoepen - laag toerental (max. 750 tr/min.).
2.1 KANAALVENTILATOR VOOR AFZUIG TOILETTEN
• Axiale ventilator
• Type: kanaalventilator.
• Opvoerhoogte te bepalen door de aannemer
• Luchtdebiet van 320m³/h
• Loopwiel direct gekoppeld aan buitenpoolmotor.
• Isolatieklasse B
• IP54
• Geluidsdrukniveau: max 45 dBA in vrij veld op 5m
2.2 DESTRATIFICATIEVENTILATOR VOOR SPORTHAL
• Axiale ventilator
• Metalen beschermrooster voor ventilator
• Corrosiebestendige gelakte omkasting
• Instelbare luchtschoepen voor een optimale luchtverdeling
• Uitgerust met een destratificatie-thermostaat
• Elektrische aansluiting 230V
• Primair luchtdebiet: 9000m³/h
ARTIKEL C 14 - LUCHTKANALEN
1. ALGEMENE TECHNISCHE SPECIFICATIES
Art. C 14 van het typebestek 105 is van kracht. Bijkomende bepalingen
a) Behoudens andersluidende specificaties worden alle inblaas- en afzuigkanalen vervaardigd in electro-verzinkt plaatstaal. Ze hebben een rechthoekige of ronde doorsnede en voldoen aan dichtheidsklasse B volgens TB 105.
De extractie van de dampkappen wordt uitgevoerd uit roestvrij staal dikte 1,5 mm, met gelaste verbindingen (dichtheid tot 800°C). Op twee plaatsen (te bepalen door de Bouwheer) worden in de zijwanden hermetisch afsluitbare toezichtsdeuren 40 x 40 cm voorzien.
b) De op de plans aangeduide afmetingen van de kanalen zijn deze van hun nuttige doorsnede (zonder inachtname van de eventuele isolatie).
c) Alle aftakkingen op rechthoekige of ronde kanalen moeten aërodynamisch uitgevoerd worden, of voorzien zijn van airturns.
d) Alle bochten dienen zo uitgevoerd te worden dat de weerstandscoëfficiënt 0,3 niet overschreden wordt.
e) Alle aftakkingen die meer dan één blaasmond of afzuigmond voeden moeten voorzien worden met een debietregelklep voorzien van een uitwendige standaanduiding.
f) Indien dit nodig blijkt te zijn, dienen de aftakkingen voor de roosters in de sporthal voorzien te worden met een debietregelklep met een uitwendige standaanduiding.
g) Wanneer luchtkanalen een uitzettingsvoeg voorbij gaan zullen ze voorzien worden van een elastische mof.
h) Alle steun- en ophangstukken zijn zonder uitzondering uitgevoerd in gegalvaniseerd of gemetalliseerd staal en voorzien van geluidsdempende rubberinlegstroken, passend bij de ophangrails.
i) Elastische materialen worden geplaatst tussen bevestigingen, kanalen en gebouw, teneinde het overplanten van trillingen te verhinderen.
j) Bij doorgang van luchtkanalen in muren moeten ze omwonden worden met een PVC-folie, behalve doorheen wanden met brandweerstand, waar moet voldaan worden aan art. C 24 van onderhavig bestek.
k) De luchtkanalen mogen in geen geval vervormen of hun dichtheid verliezen bij het starten of tijdens de normale werking der ventilatoren. In normale dienst mag er geen enkel gefluit hoorbaar zijn te wijten aan luchtlekken.
l) De zichtbare luchtleidingen dienen een esthetisch verantwoord tracé te volgen.
m) Bevestigingsmiddelen voor ophanging en ondersteuning kanalen moeten voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd worden.
2. BIJZONDERE TECHNISCHE SPECIFICATIES
a) Vierkant of rechthoekige luchtkanalen
De samenvoegingen van de vierkante of rechthoekige luchtkanalen met een dwarsafmeting kleiner dan 400 mm geschiedt door middel van schuiflatten.
Bij dwarsafmetingen groter dan 400 mm moeten de samenvoegingen geschieden bij middel van FE-kaders of gelijkwaardig. De kleefbanden moeten van het type hardcast zijn.
De uitvoering van de verbindingen moeten voorgelegd worden aan de ontwerper. Geschreven goedkeuring van model en/of van methode is vereist vooraleer het werk definitief uit te voeren.
Bij afmetingen groter dan 400 mm moeten de platen van de luchtkanalen verstevigd worden door de diamantplooien of uitwendige verstevigingen.
Proefverslagen vermeld in TB 105 i.v.m. plaatdikte en afstand van ophangingen dienen voorgelegd te worden.
Min. plaatdikte in mm :
8/10 voor kanalen waarvan de grootste zijde kleiner is dan 400 mm 10/10 voor kanalen waarvan de grootste zijde minimum 400 mm is en
maximum 800 mm
12/10 voor kanalen met zijde groter dan 800 mm
b) Ronde kanalen
De kanalen met cirkelvormige doorsnede worden vervaardigd uit coils gegalvaniseerde staalplaat van geringe breedte.
De plaatdikte is afhankelijk van de diameter van het kanaal, het traagheidsmoment der plaatdoorsnede en van de druk in het kanaal. De plaat wordt gedraaid omheen een cilindrische mal en doorlopend gefelsd.
De verbindingen tussen de kanalen geschieden met mannelijke moffen voorzien van rubberen L- profielen of O-ringen die de dichtheid tussen het kanaal en de mof verzekeren.
De hulpstukken van het kanalennet zijn eveneens van het mannelijke type en voorzien van een L- profiel of O-ring van synthetisch rubber die de dichtheid tussen de opeenvolgende delen waarborgt.
Proefverslagen vermeld in TB 105 i.v.m. plaatdikte en afstand van ophangingen dienen voorgelegd te worden.
Min. plaatdikte in mm:
6/10 voor kanalen waarvan de diameter kleiner is dan 175 mm
8/10 voor kanalen waarvan de diameter min. 175 mm en max. 450 mm bedraagt
10/10 voor kanalen met diameter groter dan 450 mm
c) Ronde soepele verbindingen
Deze verbindingen zijn onbrandbaar en worden uitgevoerd met een binnen- en een buitenlaag van aluminium.
Ze voldoen daarenboven aan de volgende voorwaarden:
Absoluut dicht zijn rekening houdende met de druk van de lucht die zij vervoeren.
Op perfecte wijze hun cirkelvormige doorsnede behouden t.h.v. de richtingsveranderingen. Aan hun beide uiteinden voorzien zijn van een glad verbindingsstuk van minimum
70 mm lengte.
De hulpstukken voor deze verbindingen zijn eveneens onroestbaar en volledig luchtdicht. Zij dienen, éénmaal geplooid, hun vorm te behouden.
Om akoestische redenen dienen zij van het geluidsdempende type te zijn daar waar dit nodig zou zijn (zonder meerprijs).
ARTIKEL C 15 - EIND- EN TUSSENGESCHAKELDE EENHEDEN VAN LUCHTKANAALNETTEN - LUCHTMONDEN
1. ALGEMENE TECHNISCHE SPECIFICATIES
• Alle luchtmonden zijn uitgerust met een luchtverdeelkast of een aansluitbocht uit gegalvaniseerde staalplaat en voorzien van de nodige debiet- en luchtvereffeningsroosters.
Een voorinstelbare zelfregelende constant volume debietregelklep (of regelmodule) dient te worden voorzien op elke aftakking naar de luchtmonden
• Alle openingen in wanden en uitsnijdingen in plafonds voor de plaatsing van de luchtroosters worden uitgevoerd door de aannemer.
• De kosten voor het plaatsen van de roosters, bevestigingen en het terug aanwerken van de openingen, enz... moeten in de prijs begrepen zijn.
• Alvorens tot de definitieve bestelling van de luchtmonden over te gaan, dient de aannemer een selectiedossier ter goedkeuring voor te leggen van alle luchtmonden met alle gegevens der roosters inzake inplanting, afmetingen, debieten, luchtsnelheden, worplengte, residuele snelheden, geluidsniveaus, enz...
• Bijzondere aandacht moet worden besteed bij de selectie en inplanting van de luchtmonden opdat de residuele luchtsnelheden in de verblijfzones niet overschreden zouden worden in alle omstandigheden (verwarming, koeling, minimum - maximum debiet).
• Vooraleer de werken aan te vangen, wordt een model van elke luchtrooster ter goedkeuring voorgelegd en een proefopstelling gemaakt.
• De kleur van de eindafwerkingslaag van de luchtmonden zal vrij gekozen kunnen worden door de Bouwheer zonder meerprijs ten gevolge, zelfs indien de kleur afwijkt van het standaard gamma van de fabrikanten.
• Bij de buitenroosters dient gezorgd te worden voor een gedegen en waterdichte aansluiting van de roosters op de gevel. De nodige bijkomende profielen en opspuitingen zijn inbegrepen in de prijs.
2. BIJZONDERE TECHNISCHE SPECIFICATIES
2.1 ZELFSLUITEND GEVELROOSTER (OVERDRUKKLEP)
Vierkant gevelrooster voor wandmontage.
Afmetingen: in functie van het debiet ± 1400 x 1400 mm. Temperatuursbestendig van -30°C tot +70°C.
Klepbladen met een geluidsdempende afdichtingsstrip, draaiend in een nylon lager. Uitvoering in aluminium (zowel lamellen als profielen)
Gepoederlakt in RAL-kleur Toepassing: gevelroosters zelfsluitend
2.2 WANDROOSTER VOOR PULSIE
Luchtrooster van het type staafrooster in aluminium
Robuuste uitvoering geschikt voor toevoer van gekoelde en verwarmde lucht, specifiek geschikt voor
toepassingen in sporthallen. Omlopende flens van maximum 25mm
Hoeveelheidsregelaar ingebouwd achter de roosters (zwart). Geschikt voor de montage in wanden of kanalen.
Toepassing: sporthal
2.3 BUITENROOSTERS
De buitenroosters zijn weersbestendig bestaande uit een flens met daarin geplaatste regenwerende lamelprofielen en daarachter gemonteerd een draadgaasrooster.
Materiaal :
• Flenzen en lamellen van geanodiseerd aluminium
• Draadgaasrooster van verzinkt staal (mazen min. 0,5 x 0,5 cm – max. 0,8 x 0,8 cm)
• Flens aan de voorzijde geboord
De roosters dienen zodanig gedimensioneerd te zijn dat rekening houdend met de vrije doorlaat van het rooster de effectieve luchtsnelheid geen geluidsoverlast bezorgt op 3 meter afstand van het rooster.
2.4 KANAALROOSTERS
Stalen toevoerroosters met individueel instelbare schoepen voor montage in ronde kanalen en voorzien van een schuine volumeregelaar.
2.5 AFZUIGVENTIEL
Luchtventiel voor afvoerlucht met frontdelen van staalplaat, wit gemoffeld, draadspindel en moer van verzinkt staal, inbouwraam van verzinkte staalplaat.
ARTIKEL C16 – LUCHTFILTERS
1. ALGEMENE TECHNISCHE SPECIFICATIES
• De proeven voor het bepalen van de klasse van een filter G of F worden uitgevoerd volgens de norm NBN EN 779.
• Voor de filters van de groepen G en F dient de aannemer het proces-verbaal in van de proef volgens NBN EN 779 op een filter die identiek is aan de door hem voorgestelde filter. Dit proces- verbaal moet de klasse van de beproefde filter vermelden.
• Het aanvangsdrukverlies Δpi en het einddrukverlies Δpf van de filter mogen de waarden opgegeven in de volgende tabel, niet overschrijden:
Klasse van de filter | Maximaal aanvangsdrukverlies bij gebruiksdebiet Δpi, max (Pa) | Maximaal einddrukverlies bij gebruiksdebiet Δpf, max (Pa) |
G1, G2 | 40 | Δpi + 100 Pa |
G3, G4 | 50 | Δpi + 100 Pa |
F5 | 80 | Δpi + 100 Pa |
F6 | 90 | Δpi + 150 Pa |
F7 | 120 | Δpi + 150 Pa |
F8, F9 | 150 | Δpi + 150 Pa |
• Het einddrukverlies bepaalt het vervangingstijdstip van de filter. Een differentiaalmanometer laat op ieder ogenblik het aflezen van het drukverlies over de filter toe. De drukmeetpunten moeten zich zoveel mogelijk bevinden op de plaatsen waar de luchtstroom gelijkmatig is. Wanneer het gekozen drukverlies voor de vervanging van de filterelementen bereikt is, wordt een signaal gegeven naar de DDC-centrale.
• Het stofopvangvermogen van de filters van de groep G is tenminste gelijk aan 120 g per
1000 m³/h gebruiksdebiet. Voor de filters van de groep F, is de ontwikkelde oppervlakte van het filtermedium tenminste gelijk aan de volgende waarden, uitgedrukt in m² per 1000 m³/h gebruiksdebiet:
Klasse van de filter | Minimale ontwikkelde oppervlakte van het filtermedium per 1000 m³/h in m² | |
Stofconcentratie van de buitenlucht ≤ 0,1 mg/m³ | Stofconcentratie van de buitenlucht > 0,1 mg/m³ | |
F5 | 1,45 | 2 |
F6 | 1,65 | 2,4 |
F7 | 1,85 | 2,8 |
F8 en F9 | 2,4 | 3,8 |
• De filters moeten zodanig ontworpen of gemerkt zijn dat een verkeerde plaatsing voorkomen wordt.
• De filters moeten normaal hun functie vervullen en mogen noch vervormen, noch corroderen wanneer ze onderworpen worden aan de volgende voorwaarden:
7) om het even welke constante temperatuur tussen –10°C en 70°C voor een relatieve vochtigheid van 10%;
8) drukverschil gelijk aan 1,25 maal het praktisch einddrukverlies.
• De filters zijn samengesteld uit niet-brokkelige, onbederfbare, vochtwerende materialen.
• De vaste ramen van de filters hebben volgende frontale afmetingen (breedte × hoogte) – alles inbegrepen:
610 mm x 610 mm, of 610 mm x 910 mm, of
508 mm x 610 mm, of 508 mm x 910 mm, of
305 mm x 610 mm, of 305 mm x 910 mm De toegelaten tolerantie bedraagt ± 1 mm op iedere zijde.
• De filtermedia zijn droog, d.w.z. dat de deeltjes tegengehouden worden zonder hulp van enig bevochtigingsmiddel, aangebracht bij de vervaardiging of bijgevoegd bij het in werking stellen.
• Indien, om technische redenen, bij de fabricatie van de filter het filtermedium doorboord wordt, worden de openingen op zulke wijze afgedicht dat, gedurende gans het leven van het filterelement, geen enkele doorgang van niet-gefilterde lucht voorkomt.
• De filters worden geplaatst in luchtdichte caissons of kamers, voorzien van toegangen voor bezoek; de afmetingen en lokalisatie van deze toegangen zijn van die aard dat de toegang tot de filterelementen en het wegnemen en plaatsen ervan gemakkelijk blijven.
Een aangepast hulpmiddel maakt vervanging van de filterelementen zonder dat de luchtstroom onderbroken wordt onmogelijk.
• De levering van een filter omvat een volledige vervangingsset van het geheel der filterelementen. De filters zijn samengesteld uit filterelementen in een stevig raam gemonteerd, met dichtingen en vasthechtingsmiddelen die de doorgang van de niet-gefilterde lucht onmogelijk maken. De vervanging van de filterelementen dient evenwel gemakkelijk te gebeuren.
• In de platen, tweevlakken,… wordt het filtermedium minstens aan haar stroomafwaartse zijde gedragen door een element dat haar vervorming door de druk verhindert.
• Bij de zakkenfilters mogen de zakken geenszins, onder invloed van de luchtstroom, vervormen zodat de naast elkaar gelegen zakken elkaar raken met de vermindering van de eigenlijke filteroppervlakte tot gevolg.
De zakken worden verticaal geplaatst.
• Het plaatsen en het wegnemen van de zakkenfilters moet gebeuren vanaf de kant van de vervuilde lucht, ofwel zijdelings (uitschuifbaar). Het gebruik van uitschuifbare filters is verboden voor de filters van klasse F8. De bevestiging van de zakkenfilters en compactfilters aan de kant van de zuivere lucht is verboden.
2. BIJZONDERE TECHNISCHE SPECIFICATIES
• De luchtfilters van de luchtbehandelingsgroepen zijn (tenzij anders vermeld in het bestek of op de plans) van het type zakkenfilter uit synthetisch materiaal, klasse F7, 610 mm x 610 mm, 305 x 610 mm, 305 mm x 305 mm voor de pulsie.
• Elke luchtfilter van de luchtbehandelingsgroepen wordt voorzien van een differentiaalmanometer (analoog) met bijkomende aanduiding op de DDC-centrale als de filter vervuild is.
• Het merk en type filter moet vooraf ter goedkeuring aan de Bouwheer te worden voorgelegd.
ARTIKEL C 21 - AUTOMATISCHE REGELING
1. ALGEMENE TECHNISCHE SPECIFICATIES
Art. C 21 van het typebestek 105 is van kracht.
2. BIJZONDERE TECHNISCHE SPECIFICATIES
2.1 ALGEMENE BESCHRIJVING
• De nieuwe installaties worden uitgerust met een modulair Direct Digital Controle-systeem voor bewaking, regeling en sturing van HVAC e.a., verkort aangeduid met D.D.C.
• Navolgende beschrijving, gegeven als richtsnoer is niet beperkend.
• Het is vanzelfsprekend dat alle apparatuur en punten nodig om een perfecte werking van het geheel te bekomen begrepen moet zijn in het aanbod.
• Het programmeerbare regel- en stuurbeheerssysteem is opgebouwd uit meerdere op de microprocessortechniek gebaseerde systeemcomponenten, met bijhorende randapparatuur.
• De afwijking op de temperatuurregeling zal niet meer zijn dan ± 0,5°C.
• Elke systeemcomponente is op zichzelf een apparaat dat autonoom instaat voor de regeling en sturing van de technische uitrusting van het gebouw.
• Daartoe moet elke systeemcomponente verbonden kunnen worden met een aantal elementen en toestellen van de technische uitrustingen van HVAC e.a. (zogenaamde "punten).
• Elke systeemcomponente moet als een "intelligent onderstation" kunnen functioneren en wordt zodanig als een autonome basismicroprocessor aanzien. Dit betekent dat alle regelingen gebeuren op digitale wijze en zonder tussenkomst van bijkomende regelapparaten.
• Het systeem zal alle automatische regelfuncties vervullen zoals beschreven in hoofdstuk II "Beschrijving der werken" en onder art. C 21 en C 24 van het bijzonder bestek.
• Vergrendelende veiligheidsapparatuur wordt op het elektrisch bord gesignaleerd door rode signaallampjes (kritisch alarm).
• De automatische regeling moet afgesteld worden door of minstens onder toezicht van de betrokken leveranciers.
• Alle elementen die beschikken over een start/stopfunctie moeten normaal vanaf het bedieningspaneel op de elektrisch borden geschakeld kunnen worden.
• De opgenomen parameters zullen voorzien worden van een hoge en lage limiet voor alarmmelding.
• Alle parameters van de installatie moeten vanop het overeenkomstig elektrisch bord kunnen ingesteld of aangepast worden.
• Alle alarmfuncties moeten van een reset voorzien worden waardoor de installaties opnieuw en automatisch in normale werking zullen opstarten.
• De aannemer levert voor de voorlopige oplevering het attest van afregeling evenals het verslag van indienststelling.
• De opleiding voor twee operatoren (gedurende 3 dagen) voor de volledige installatie aangesteld door de Bouwheer moet eveneens in de aanneming begrepen zijn.
• De fabrikant van de regelapparatuur dient in te staan voor de:
- programmatie
- indienststelling
- fijnregeling gedurende de garantieperiode (tussen voorlopige en definitieve oplevering)
2.2 TE CONTROLEREN EN TE SIGNALEREN PUNTEN OP DE ELEKTRISCHE BORDEN
a) HVAC installaties Voor elke ventilator:
• ventilatormotorbediening (start - stop - automatisch)
• ventilatormotorstatus (aan - uit)
• ventilatormotorthermiek (alarmmelding)
• signalisatie stand werkschakelaar (aan-uit-storing) Voor elke verwarmingsbatterij:
• antivries (alarmmelding) Voor elke luchtfilter:
• drukverschilmeting met onderhoudsalarm Voor elk gemotoriseerd register:
• sturing servomotor (open - gesloten - automatisch) Voor elke circulator en/of pomp
• pompmotor bediening (start - stop - automatisch)
• pompmotor status (aan - uit)
• pompmotor thermiek (alarmmelding) Voor elke luchtverhitter:
• start - stop
• status brander (aan - uit)
• alarm brander
Alarmen gasdetectie (laag en hoog niveau)
Noodstop stookplaats
b) Andere installaties
16.Brandalarm: momenteel is er geen branddetectiecentrale xxxxxxxx.Xx het bedieningsbord dient echter wel een potentiaalvrij contact voorzien te worden voor het binnenlezen van een contact van een branddetectiecentrale. Dit contact zorgt ervoor dat de luchtgroepen stilvallen, luchtverhitters, de stroomtoevoer tot de stookplaats onderbroken wordt en de elektromagnetische gasklep sluit.
2.3 AUTOMATISCHE REGELING
2.3.1. DE AFZUIGVENTILATOR VAN DE SANITAIRE KERN DRAAIT OP BASIS VAN EEN TIJDSPROGRAMMA MET AFWIJKINGSMOGELIJKHEID
2.3.2 DE LUCHTGROEP BURELEN START EN STOPT OP BASIS VAN EEN TIJDSPROGRAMMA MET AFWIJKINGSMOGELIJKHEID
• De luchthoeveelheid wordt aangepast in functie van de bezetting van de kleedkamers (aanwezigheidsdetectie).
9) Basisdebiet: gang, kleedkamers scheidsrechter, keukenrefter en zaalwachterslokaal
10) De kleedkamers worden in drie blokken van twee bij- of afgeschakeld.
• Constante blaastemperatuurregeling (luchtgroep + naverwarmingsbatterij).
• Nachtkoeling tijdens de zomer.
2.3.3 LUCHTVERHITTERS
De sporthal is opgedeeld in 3 zones met elk minimaal 2 temperatuurvoelers op basis waarvan de luchtverhitters worden aangestuurd. De hoeveelheid verse lucht wordt geregeld in functie van twee CO2-metingen in de ruimte. De werkingscyclus is zoals hieronder beschreven (de luchtverhitters zonder mengsectie verse lucht/terugnamelucht beantwoorden enkel aan de verwarmingscyclus).
Werkingscyclus
In free coolingstand (stand zomer) werkt alleen de ventilator van het toestel en wordt ruimtelucht en buitenlucht aangezogen en onverwarmde lucht uitgeblazen.
In ventilatiestand (stand winter) wordt ruimtelucht en buitenlucht aangezogen. Indien de mengluchttemperatuur lager ligt dan de ingestelde waarde op de twee-traps lage limiet kanaalthermostaat (ruimtetemp. -1°C) wordt de brander in werking gebracht.
De werkingscyclus is dan de volgende:
De branderautomaat brengt, na controle van de rusttoestand van drukschakelaar, de verbrandingsproductenventilator in werking.
De drukschakelaar reageert op de aanwezige luchtstroom doorheen het rookgastraject, en de branderautomaat zet de startcyclus verder.
De directe ontsteking van de brander wordt uitgevoerd door een elektrische vonk en de meting van een ionisatiestroom bevestigt de aanwezigheid van een vlam.
Bij een langdurige stilstand, zoals bij het aanbreken van het stookseizoen het geval is, bestaat er kans dat de brander niet onmiddellijk bij de eerste startpoging ontsteekt.
Daarom doet de branderautomaat verplicht vijf startpogingen.
Bij tweetrapsbranders gebeurt de branderonsteking bij hoog vuur, en wordt na enkele seconden verder gewerkt op hoog vuur of op laag vuur naargelang de warmtevraag.
Bij het eventueel ontbreken van een gasvlam, na de vijfde startpoging, is er geen ionisatiestroom en valt de branderautomaat in veiligheid.
Op de buitenzijde van het toestel wordt dan een drukknop verlicht om de vlamstoring te melden. Door de knop in te drukken zal de branderautomaat ontgrendelen en een nieuwe poging doen om de brander in werking te brengen.
Indien er geen of te weinig luchtdebiet is zal de veiligheidsthermostaat de stuurkring onderbreken en zal een manuele tussenkomst noodzakelijk zijn om de brander terug in werking te brengen.
Een controle van het defect wordt aldus verplicht.
In verwarmingsstand (stand winter) wordt de brander in werking gebracht bij warmtevraag van de ruimtetemperatuursregeling.
De werkingscyclus is dan de volgende:
De branderautomaat brengt, na controle van de ruststoestand van drukschakelaar, de verbrandingsproductenventilator in werking.
De drukschakelaar reageert op de aanwezige luchtstroom doorheen het rookgastraject, en de branderautomaat zet de startcyclus verder.
De directe ontsteking van de brander wordt uitgevoerd door een elektrische vonk en de meting van een ionisatiestroom bevestigt de aanwezigheid van een vlam.
Bij een langdurige stilstand, zoals bij het aanbreken van het stookseizoen het geval is, bestaat er kans dat de brander niet onmiddellijk bij de eerste startpoging ontsteekt.
Daarom doet de branderautomaat verplicht vijf startpogingen.
Bij het eventueel ontbreken van een gasvlam, na de vijfde startpoging, is er geen ionisatiestroom en valt de branderautomaat in veiligheid.
Op de buitenzijde van het toestel wordt dan een drukknop verlicht om de vlamstoring te melden. Door de knop in te drukken zal de branderautomaat ontgrendelen en een nieuwe poging doen om de brander in werking te brengen.
Tijdens de branderwerking wordt ook de versnellingsweerstand in het ventilatorrelais elektrisch gevoed, en zal deze laatste opwarmen en de ventilatormotor inschakelen.
Het toestel zal dan warme lucht in de ruimte stuwen.
Wanneer de warmtevraag stopt wordt de stuurkring onderbroken.
De brander stopt, en de ventilator zal nadraaien tot het ventilatorrelais is afgekoeld. Het toestel komt dan totaal in rusttoestand.
Indien er geen of te weinig luchtdebiet is zal de veiligheidsthermostaat de stuurkring onderbreken en zal een manuele tussenkomst noodzakelijk zijn om de brander terug in werking te brengen.
Een controle van het defect wordt aldus verplicht.
Sturing
• Keuzeschakelaar: winter – uit – zomer.
• 0 – 10 signaal afkomstig van de CO2-meter voor instelling van de mengverhouding buitenlucht/terugnamelucht.
• Automatisch berekende opwarmtijd (optimisatie sturing)
• Weekklok
• Inbrengen verlofperiodes
• Signalisatie vlamstoring
• Ontgrendelen branderautomaat
• Instelling dag- en nachttemperatuur
• Gangreserve
• …
Sturingsmogelijkheden: Free cooling:
• manueel
• automatisch: klokgestuurd
• automatisch: bij ruimtetemperatuurstijging
Verwarming:
• automatisch: klokgestuurd met dag- en nachtregime
Verwarming en ventilatie:
• automatisch: klokgestuurd en met instelbare mengverhouding buitenlucht/terugnamelucht via 0 – 10 V signaal afkomstig van de CO2-meter
2.3.4. DESTRATIFICATIEVENTILATOREN
• Klokprogramma.
• Destratificatie-thermostaat op het toestel.
• Derogatieschakelaar.
ARTIKEL C 22 - ELECTRISCHE UITRUSTING
1. ALGEMENE TECHNISCHE SPECIFICATIES
Art. C 22 van het typebestek 105 is van kracht.
Het geheel van de elektrische uitrustingen moeten voldoen aan de voorschriften van A.R.A.B.,
A.R.E.I. en TB 400.
2. BIJZONDERE TECHNISCHE SPECIFICATIES
a) De motoren zijn, tenzij anders vermeld, driefasig 400/380 V + N + A - 50 Hz.
b) Alle motoren die niet zichtbaar zijn vanop hun overeenkomstig bord moeten uitgerust zijn met een werkschakelaar (veiligheid). De werkschakelaars dienen fysiek vergrendeld te kunnen worden.
c) Alle motoren hebben minimum een bescherming IP 44.
Alle motoren gelegen in de luchtkringen hebben een beschermde wikkeling door een ingebouwde thermische beveiliging die de elektrische stroom naar de motor onderbreekt vóór elk begin van carbonatatie van de motorisolatie. Uitzondering hierop zijn motoren met vermogen van 0,36 kW en minder, en deze die één enkel lokaal bedienen waarin ze zelf geplaatst zijn.
d) Voor alle motoren wordt:
de werking aangeduid door een groene getuigelamp de inveiligheidsstelling door een rode getuigelamp
de afwijking van de automatische regeling door een oranje lamp
e) Alle getuigelampen zijn van het type LED.
f) De elektrische borden worden uitgerust met een bordverlichting (TL-lamp) met deurcontact en een stopcontact 16 A met aarding, aangesloten vóór de algemene lastschakelaar.
g) Elk hoofdbord is uitgerust met een Ampèremeter en een Voltmeter.
h) De keuze van de schakelkasten zal bepaald worden door de Bouwheer (merk, type, vorm, afwerking) zonder meerprijs.
i) Aardingsprincipe: TNS net voor de HVAC-borden.
j) Alle equipotentiale verbindingen van de metalen massa's van de installaties zijn in de aanneming inbegrepen en dienen verbonden te worden met de hoofdaardingsklem volgens de voorschriften van het A.R.E.I.
k) De fasespanning wordt aangeduid d.m.v. witte getuigelampen op elk bord.
l) Het geheel der elektrische uitrustingen dient na de uitvoering ervan te worden opgeleverd door een door de Belgische staat erkend keuringsorganisme op kosten van de aannemer.
De borden en elektrische uitrustingen moeten voldoen aan de CE en EMC richtlijnen (attest af te leveren).
De voorlopige aanvaarding der werken zal pas toegestaan worden nadat een keuringsverslag van de elektrische uitrustingen zonder opmerkingen noch gebreken aan de Bouwheer voorgelegd wordt door de aannemer.
m) De elektrische borden H.V.A.C. moeten aan volgende eisen beantwoorden:
De verdeelborden zijn van het type "Cascadekast" of gelijkwaardig. Ze zijn van het wandkasttype of van het staankasttype voorzien van een sokkel overeenkomstig het TB 400.B02.f.5. (de voeg tussen de sokkel en de vloer dient naderhand met siliconen dicht te worden gespoten).
De kast bestaat uit een metalen omhulsel met binnenin een raam waarop de apparatuur bevestigd is en dat voldoet aan het typebestek 400.B.02.f.6.
Het omhulsel is vervaardigd uit hoogwaardig plaatstaal en is afgewerkt met cellulosische of synthetische verf, vernis of lak. De afwerkingslaag heeft een hamerslaguitzicht.
Beschermingsgraad IP 4 x-7 uitwendig
IP 3 x-7 inwendig
De kabels worden, via metalen invoerwartels, aan de bovenzijde van het bord binnengebracht. Er zullen van ieder type kabelinvoerwartel minimum twee reserve warteltoevoeren voorzien worden.
n) Per bord wordt een overspanningsbeveiliging (fijne type) voorzien.
o) De thermografische controle van alle borden wordt 2-maal uitgevoerd door een erkend keuringsorganisme en is in de aanneming inbegrepen, 1 x bij de voorlopige oplevering en 1 x net voor de definitieve oplevering.
p) Het elektrische bord moet uitgerust worden met een veiligheidsslot met de sleutel nr.2433A Xxxxxx.
ARTIKEL C 23 - MEET- EN CONTROLETOESTELLEN
1. ALGEMENE TECHNISCHE SPECIFICATIES
a) Warmwaterthermometers
De thermometers hebben een min. diameter van 100 mm en een duidelijke schaalverdeling van 0 tot 120°C.
Hun dompelvoelers zijn van roestvrij staal.
Ze moeten uitneembaar zijn zonder het medium te moeten afsluiten.
b) Luchtthermometers
De luchtthermometers hebben een min. diameter van 100 mm en een duidelijke schaalverdeling respectievelijk van -30°C tot +40°C voor buitenlucht van 0°C tot 60°C voor de behandelde lucht.
De nauwkeurigheid bedraagt ca. 1°C.
c) Manometers
De manometers op het hydraulisch net hebben een minimum diameter van 100 mm en een duidelijke schaalverdeling van 0 tot 10 bar.
Ze zijn van het type met glycerinevulling en zijn voorzien van een manometerspuikraantje.
d) Energietellers
De beschrijving energie voor elke meting is opgebouwd uit een statisch meettoestel (meettoestel zonder bewegende delen) gecombineerd met een berekeningseenheid (elektronische integrator). De berekening van de verbruikte energie gebeurt op basis van het debiet (impulsen van het meettoestel) bij het gegeven temperatuursverschil (sondes PT500 op leidingen vertrek en retour) alsook de thermische coëfficiënt.
beschrijving van het meettoestel
Het statisch meettoestel zal geen enkel bewegend deel bevatten en laat toe om het debiet en het watervolume te meten (slingerend vloeistofprincipe).
De werking is onafhankelijk van de positie waarin het toestel gemonteerd is (H of V). Het toestel behoeft zeer weinig onderhoud (zelfreinigend). Het bezit een perfecte lineariteit van de meting en een precisie equivalent met klasse C. De impulsfrequentie van het meettoestel is direct proportioneel met het debiet. De voeding gebeurt via de integrator.
QN van toepassing: van 1,5 m³/h en 2,5 m³/h.
beschrijving van de elektronische integrator
De integrator kan gecombineerd worden met het meettoestel via een compacte montage of via een montage op afstand.
De hoofdvoeding van de integrator gebeurt via de lithiumbatterij. De integrator is uitgerust met een EEPROM (permanent geheugen).
De permanent gememoriseerde gegevens zijn: Alle gecumuleerde waarden
De geparametreerde waarden De eventuele disfuncties
Behoudens de ingang voor de impulsen van het statisch meettoestel heeft de integrator minimaal twee bijkomende ingangen voor ontvangst van andere impulsen (SWW en SKW).
De integrator is uitgerust met een uitgang M.BUS. Deze uitgang M.BUS laat de gegevensoverdracht toe naar de centrale (via bekabeling type JYSTY 2 x 2 x 0,8 mm) van volgende parameters:
identificatienummer Eenheid energie Volume energie Volumes A en B eventuele foutmeldingen
Op elk ogenblik laat de integrator toe dat de verbruiker volgende parameters kan bekijken: energie
volume
test segment
bijkomende telling E.C.S./SWW bijkomende telling E.F.S./SKW T° warmte
T° koude delta T°
autonomie batterij (uuraftelling) debiet
vermogen identificatienummer
Meetgegevens en transmissie
Vertrekkend vanaf elk meettoestel zal de integrator via de M.BUS, de meetgegevens ENERGIE/EFS-SKW/ECS-SWW transfereren naar de centrale. Ze bestaat uit een display voor visualisatie aan de voorzijde en werkt als een intelligente eenheid (deze slaat de waarden op in het geheugen).
Ze is voorzien van een uitgang teneinde eveneens op PC de ontvangen gegevens te kunnen visualiseren. Via een modem kunnen de gegevens eveneens te worden afgelezen op een PC geplaatst buiten het gebouw.
(M) Testen in situ van de toestellen voor verbruiksmeting
De aanneming voorziet dat voor elke teller ongeacht zijn graad van uitrusting (SWW, SKW, ENERGIE) een individuele test voor transmissie en centralisatie van de verschillende indexen wordt uitgevoerd. Hierbij wordt nagegaan of de waarde van de fysieke indexen van de verschillende meters overeenstemmen met de gecentraliseerde waarden.
ARTIKEL C 24 - BRANDBEVEILIGING
1. ALGEMENE TECHNISCHE SPECIFICATIES
Art. C 24 van het typebestek 105 is van kracht. Bijkomende bepalingen
Aangevuld door de hiernavolgende bepalingen zijn op onderhavige inrichtingen volgende voorschriften van toepassing:
XXX X00-000 en XXX X00-000 - Brandbeveiliging in gebouwen (middelhoge gebouwen). XXX X00-000 - Reactie bij brand van de materialen
NBN 713.020 en addendum betreffende de proefmethode op de brandweerstand van de aangewende materialen
NBN B61-001 - Stookplaatsen
NBN S21-207 - Thermische en aerolische uitrusting Opmerking:
Het brandmeld- en detectiesysteem behoort tot het deel elektriciteit.
2. BIJZONDERE TECHNISCHE SPECIFICATIES
Gasdetecties
De gasdetectiecentrale in de stookplaats moet beantwoorden aan volgende beschrijving:
1. Algemene beschrijving
a) Het systeem is bestemd om zo vlug mogelijk de aanwezigheid van brandbaar gas aan te duiden.
b) De meting is aangegeven in % LEL (Lower Explosive Limite of laagste ontploffings- grens).
c) De meting is altijd leesbaar op het meettoestel.
d) De twee alarmpeilen kunnen individueel geregeld worden tussen 0 en 100 % LEL.
e) Relais laten toe op ieder peil de automatische veiligheidstoestellen te sturen.
f) De detectiekoppen zijn van het explosievrije type en bevatten twee katalytische gloeidraadjes, waarvan één geneutraliseerd is en het ander met veranderlijke weerstand in functie van de gasconcentratie.
g) De gloeidraadjes vormen een deel van een Wheatstone meetbrug.
h) De twee alarmpeilen zijn in het bedrijf geijkt op 20 en 40 % LEL.
i) Het systeem zal ter plaatse gekeurd worden door een erkend organisme.
j) De centrale moet uitgerust zijn met een noodvoeding die continu wordt opgeladen tot aan de nominale spanning door een batterijlader die in de centrale dient geïntegreerd te zijn.
k) De voeding is voorzien van een netaansluiting met netfilter en bestaat uit een elektronisch gedeelte, met transformator, gelijkrichter en gestabiliseerde voeding die eveneens als lader functioneert voor een set van oplaadbare en gezegelde batterijen. Een autonomie van tenminste 24 uren moet kunnen gegarandeerd worden.
2. Bediening
2.1. Normale stand
l) de groene lamp brandt
m) de andere lampen zijn uit
n) het meettoestel geeft 0 % LEL
2.2. Alarm
o) de rode lamp eerste peil gaat aan voor 20 % LEL en de rode lamp tweede peil licht op voor 40 % LEL
p) de overeenstemmende relais werken terzelfdertijd
q) de xxxxxx werkt en kan gestopt worden door “ACCEPT”
r) reset gebeurt door “RESET”
s) bij het hoogste alarmniveau wordt de gastoevoer automatisch afgesloten
2.3. Storing
• Iedere storing op de installatie is aangegeven door een zoemer en een gele lamp “FOUT”.
2.4. Test
De test gebeurt door het indrukken van de drukknop “TEST” na de sleutel in testpositie te hebben gedraaid.
Reset gebeurt door “RESET”.
3. Specifieke beschrijving
3.1. Stookplaats
t) De gasdetectiecentrale voorziet in 2 gasdetecties van de stookplaats en 1 nabij de invoer van gas in het gebouw.
u) Er worden 3 detectoren voorzien
v) De centrale wordt voorzien in het sas naast de toegangsdeur tot de stookplaats.
w) Indien het hoogste alarmpeil bereikt wordt, zal een signaal gegeven worden op het bedieningsbord in de refterkeuken en de elektromagnetische gasaflsuiter wordt gesloten.
− Alarmdrukknoppen
17.Naast de toegangsdeur van de stookplaats is een noodstop te voorzien welke onmiddellijk de gastoevoer en de elektrische voeding tot de stookplaats onderbreekt.
ARTIKEL C 39 - BIJKOMENDE WERKEN
1. ALGEMENE TECHNISCHE SPECIFICATIES
Art. C 39 van het typebestek 105 is van kracht.
2. BIJZONDERE TECHNISCHE SPECIFICATIES
a) Het maken en terug dichten van alle openingen voor luchtkanalen, kabels, leidingen, enz... moet zorgvuldig uitgevoerd worden door de aannemer. Methodes, doorvoerstukken, opstopmateriaal, enz... moeten voorafgaandelijk aan het studiebureau ter goedkeuring voorgelegd worden.
b) Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de waterdichte afwerking rond dakdoorgangen en gevelroosters.
c) Het maken van openingen zal verplicht met modern gereedschap gebeuren zodat een minimum aan bouwbeschadiging optreedt. Methodes dienen voorafgaandelijk aan het studiebureau ter goedkeuring voorgelegd te worden.
d) Alle openingen voor de aansluiting van de radiatoren, enz... (door de vloer) worden geboord door deze aannemer en terug opgestopt.
e) Alle sokkels in beton en stalen frames voor ondersteuning van de installaties zijn in de aanneming inbegrepen.
f) Alle doorgangen van kabels, kanalen, leidingen in daken zijn in de aanneming inbegrepen, alsook de doorvoerstukken en de waterdichte afwerking ervan.
g) Alle installatie-onderdelen die lager komen dan 2m in een zone waar circulatie is, dienen gemarkeerd te worden met een geel-zwart signaallint.
h) Levering en plaatsing van een stalen buitendeur in gegalvaniseerd staal en tweemaal gelakt met cilinderslot en schuifhendel ten behoeve van de stookplaats.
ARTIKEL C 40 - BESCHERMEN VAN METALEN TEGEN CORROSIE
1. ALGEMENE TECHNISCHE SPECIFICATIES
Art. C 40 van het typebestek 105 is van kracht.
2. BIJZONDERE TECHNISCHE SPECIFICATIES
Volgende werken maken in elk geval deel uit van de aanneming:
a) Schilderen van de te isoleren leidingen in twee lagen anti-roestverf voor het aanbrengen der isolatie.
b) Schilderen van het lichaam en stuurkruk van het kraanwerk in mat-zwarte lakverf, behalve indien voorzien in gegalvaniseerd staal of aluminium.
c) Schilderen van alle roestbare steunen en moffen (hulzen) in drie lagen, waarvan één laag anti- roestverf (binnen- en buitenkanten) vóór het plaatsen en twee lagen matte lakverf onmiddellijk na het plaatsen ervan.
d) Schilderen van alle niet geïsoleerde leidingen in een laag antiroestverf en twee lagen lakverf (kleur en tint te bepalen door de Bouwheer).
e) Plaatsen van de getuigeringen overeenkomstig de voorschriften van NBN 69 en de kleurcodes vooropgesteld door de Bouwheer (nevencodes).
Zij worden gevormd door kleefbanden van kunststof van de gewenste breedte op geïsoleerde leidingen. Bij elke kleefband wordt tevens met een zelfklevende sticker de aard van het medium en het kringnummer aangeduid.
Het kleefmiddel van de banden en stickers moet bestand zijn tegen vocht, licht en warmte.
Zij worden aangebracht minstens om de 6 m en aan beide zijden wanneer een leiding door een wand gaat. Ook de leidingen in gesloten kokers en valse plafonds worden gemerkt.
f) Plaatsen van identificatieplaatjes op alle installatieonderdelen volgens een code die in overeenstemming is met de hydraulische, aërolische, elektrische en regelschema’s:
- afsluiters: benaming kring
- pompen en circulatoren: pompnummer en benaming kring
- luchtbehandeling groepen: nummer en bestemming
- ventilatoren: nummer en bestemming
- stookketels: volgnummers
- elektrische borden: nummer
- regelkranen (servomotor): nummer volgens schema
- regelkleppen (servomotor): nummer volgens schema
- voelers (temp., druk ...): nummer volgens schema
- regelpanelen: nummer volgens schema
- brandkleppen: nummer volgens schema
De aannemer zal voorafgaandelijk van elk type identificatiepaneel een model ter goedkeuring voorleggen aan het Studiebureau.
g) Belangrijke opmerkingen
Het monteren en demonteren van onderdelen en apparaten nodig om de schilderwerken uit te voeren, moeten in de prijs begrepen zijn.
De geroeste delen of daar waar de grondlaag verwijderd is, moeten zorgvuldig met de metalen borstel gereinigd worden vóór het schilderen.
Ieder verfgedeelte dat komt te barsten of af te schilferen gedurende de waarborgperiode moet door de aannemer en op zijn kosten hersteld worden.
De verflagen hebben een verschillende tint om het aantal ervan te kunnen controleren.
Bij ontstentenis van een voorkeur door het studiebureau zullen de aangewende kleuren van de afwerking van het schilderwerk maximaal in overeenstemming zijn met
NBN 69 en DIN 2403.
De schilderwerken dienen uitgevoerd door in dit vak gespecialiseerde vaklui. De eventuele onderaannemer door de aannemer hiervoor aangesteld moet vooraf door de Bouwheer aanvaard worden.
ARTIKEL C 41 - THERMISCHE ISOLATIE
1. ALGEMENE TECHNISCHE SPECIFICATIES
Art. C 41 van het typebestek 105 is van kracht.
2. BIJZONDERE TECHNISCHE SPECIFICATIES
a) Moeten thermisch geïsoleerd worden :
- Alle verwarmingsleidingen met uitzondering van de zichtbare aansluitingen van statische verwarmingslichamen.
-Alle pulsieluchtkanalen in de technische lokalen, kelders, kruipruimten (enkel op kelderverdieping).
b) Leidingen
1. Volgende materialen zijn te voorzien :
1.1. Warmwater
• Schalen in minerale wol voor de verwarmingsleidingen (geen matten).
Dikte van de isolatie : volgens TB 105.
2. Afwerking van de isolatie
De isolatiematerialen worden als volgt afgewerkt:
• Bij alle verwarmingsleidingen wordt de isolatie voorzien van een mantel uit versterkte aluminiumfolie van minstens 50 micron dikte met een bekleding van harde PVC-plaat klasse A1 volgens NBN S 21-203. Attesten voor te leggen.
c) Luchtkanalen
De buitengelegen verseluchtname- en pulsiekanalen worden geïsoleerd met halfharde of harde platen in minerale wol 100 mm dikte, met dichtheid van minimaal 70 kg/m³.
Zij worden bevestigd door middel van lijm.
Afwerking met waterdichte buitenomkasting in zeewaterbestendig aluminium van kwaliteit 2 1/2 S.
d) Verse luchtnamekanalen op luchtverhitters
Deze kanalen worden geisoleerd door middel van synthetisch rubber met gesloten celstructuur in een dikte van 13mm
HOOFDSTUK D - AKOESTIEK
1. VOORWAARDEN
De installaties beantwoorden aan de akoestische voorwaarden van NBN 576.11 en Vlarem II gewijzigd of aangevuld door de hiernavolgende bepalingen:
De grenswaarden van het geluid op de hierna vermelde plaatsen, wanneer alle installaties normaal in werking zijn, zal volgende waarde niet overschrijden (cfr. NBN S 01-401):
• Sporthal NR 45
• Kleedruimtes: NR 40
• Refter, Cafetaria: NR 40
• Sanitair: NR 45
• Maximum toegelaten grenswaarden voor het geluid in open lucht aan de perceelsgrenzen van de site:
* overdag: 45 dB(A)
* ’s avonds: 40 dB(A)
* ’s nachts: 35 dB(A)
Bijzondere aandacht moet bijgevolg worden besteed aan de selectie van de ventilatoren ter hoogte van aanzuig- en afblaasroosters.
De aannemer zal overeenkomstig vermelde bepalingen een akoestische studie ter goedkeuring aan de Bouwheer voorleggen op basis van de door hun geselecteerde installaties, en de voorziene middelen om de gestelde geluidsnormen te bereiken.
Geen enkel element van de installatie zal goedgekeurd worden voor uitvoering, vooraleer een goedkeuring op de akoestische studie bekomen is. Planningswijze dient deze studie dus in de aanvangsfase van de aanneming voorzien te worden.
2. VOORZORGEN
De aandacht van de aannemer wordt gevestigd op het feit dat aan de voorschriften, hierboven aangehaald dient voldaan te worden.
Minimaal dienen volgende voorzorgen genomen te worden:
a) Technische geruisarme toestellen kiezen
De luchtmonden en andere eindeenheden zorgvuldig selecteren.
b) Waar nodig bijkomende geluidsdempers plaatsen
De materialen gebruikt voor de vervaardiging van de geluidsdempers moeten onvergankelijk, onbrandbaar, reukloos en ongevoelig aan vochtinvloeden zijn.
c) Trillingsdempers en/of voetstukken met fonische isolatie voorzien voor alle aggregaten en toestellen die trillingen kunnen overzetten op het gebouw, en geluidsabsorberende wanden of bekledingen rond de geluidsbronnen.
Indien bepaalde elementen sub b) en c) hiervoor niet van bij de aanvang geplaatst worden, maar nadien nodig blijken vallen de kosten voor de aanpassingen en wijzigingen ten laste van de aanneming.
d) Een perfecte dichting voorzien op de aftakkingen rondom kanalen of kleppen die door wanden (in beton of metselwerk) gaan.
e) De nodige voorzorgen nemen om te beletten dat geluid of trillingen door aggregaten op leidingen overgebracht worden.
In het bijzonder zullen de vrije ruimten tussen leidingen en hun beschermingshulzen afgedicht worden met geluidsdempende onbrandbare plastische materialen (minerale wol van hoge densiteit).
De uitzetting van de leidingen moet echter vrij kunnen geschieden en de steunstukken moeten in die zin uitgevoerd worden.
Tussen leidingen en steunstukken zal er een geluidsdempende laag aangebracht worden.
f) Betonsokkels voorzien onder aggregaten of toestellen die trillingen of geluid kunnen overzetten op het gebouw.
HOOFDSTUK E - PROEVEN OP DE INSTALLATIES
1. ALGEMENE TECHNISCHE SPECIFICATIES
Hoofdstuk E van het typebestek 105 is van toepassing.
Bijkomende bepalingen
a) Alle proeven en controlemetingen zullen uitgevoerd worden door de aannemer. Alle kosten voor organisatie en uitvoering van proeven, keuringen en testen door onafhankelijke keuringsorganismen zijn eveneens ten laste van de aannemer.
b) Alle speciale voorzieningen, vullingen van installaties, handenarbeid, speciale uitrustingen en afregelingen zullen voorafgaandelijk aan de proeven door de aannemer op punt gesteld worden.
c) Alle certificaten van de materialen opgesteld door de constructeurs dienen voor de aanvang der proeven aan de Bouwheer en het studiebureau afgeleverd te worden.
d) Volledige lijsten met de uitslagen van de proeven en metingen moeten vóór de voorlopige oplevering der werken aan de Bouwheer en het studiebureau voorgelegd worden.
e) De keuringen van de elektrische installaties (inbegrepen thermografische controle) zal gebeuren door een onafhankelijk keuringsorganisme erkend door de staat, op kosten van de aannemer.
f) De keuring van de luchtverhitters (rookgananalyses), gasinstallaties en leidingen zullen gebeuren door een onafhankelijk keuringsorganisme erkend door de staat, op kosten van de aannemer. Voorafgaande metingen en afregelingen dienen door de aannemer zelf te worden verricht.
g) De metingen van de debieten der luchtmonden en residuele luchtsnelheden (in de lokalen) en de geluidsmetingen binnen en buiten zullen gebeuren door de aannemer met geijkte meetapparatuur.
In geval van betwisting en/of op vraag van het opdrachtgevend Bestuur, gebeurt de keuring van deze metingen door een door de staat erkend organisme op kosten van de aannemer tot aan de eisen van het bestek en de plannen voldaan is.
h) De hydraulische afregeling van CV-kringen is ten laste van onderhavige aanneming, evenals het opmaken van een afregelingsrapport met opgave van de instelwaarden van de debietregelkranen. In geval van betwisting en/of op vraag van het opdrachtgevend Bestuur, gebeurt de keuring van deze metingen door een door de staat erkend organisme op kosten van de aannemer tot aan de eisen van het bestek en de plannen voldaan is.
i) De aannemer zal minstens één maand voor de aanvang der proeven, metingen en indienstname een voorstel van indienstname en afregeldossier ter goedkeuring aan de Ontwerper voorleggen, gedetailleerd per kring en per onderdeel van de installatie. Zonder voorafgaande goedkeuring van deze documenten zullen geen proeven, metingen en afregelingen aanvaard worden door de Ontwerper en de bouwheer.
2. BIJZONDERE TECHNISCHE SPECIFICATIES
Volgende proeven en metingen moeten op de verwarming en ventilatie - inrichting uitgevoerd worden:
a) Drukproeven op de hydraulische leidingen in gedeelten volgens de vordering der werken en alvorens de isolatiewerken aan te vangen;
Proefdruk : 10 bar
Medium : stadswater Duur : 24 h
b) Temperatuursmetingen in alle verwarmde lokalen tijdens wintercondities tijdens de waarborgperiode.
c) Debietsmetingen op alle luchtmonden.
d) Debietsmetingen op de luchtkanalen en de ventilatoren.
e) Geluidsnivometingen in alle lokalen en buiten.
f) Residuele luchtsnelheden in alle geventileerde lokalen.
g) Debietsmetingen op de verwarmingskringen en batterijen (circulatoren).
h) Druk- en dichtheidsproeven op de gasleidingen.
i) Keuring, rendementstesten en rookgasanalyse van de ketels en branders
HOOFDSTUK F - INDIENSTSTELLING - BEDIENING - ONDERHOUD
Een maand vóór de vooropgestelde einddatum moeten de installaties kunnen in dienst genomen worden en dit zonder enige beperking. Vanaf dit ogenblik begint een proefperiode van één maand waarin de verwarmings- en ventilatieinstallaties zullen opgestart en afgeregeld worden door de aannemer. Op het einde van deze periode zal de Xxxxxxxx een nazicht verrichten als voorlopige oplevering.
Gedurende deze periode zal de aannemer het personeel aangeduid door de Bouwheer op de hoogte brengen van de werking der inrichtingen.
Tussen de voorlopige en de definitieve oplevering wordt de bediening van de installaties verzekerd door de Bouwheer volgens de onderrichtingen van de aannemer en het onderhoud verricht door de aannemer. Herstellingen en bijregelingen blijven ten laste van de aannemer.
Besteknummer PO/2009/5246/3
Voorwerp van de opdracht: Hoofdfrontweg te 2660 Hoboken; Sportschuur Fort VIII. Vernieuwen van de verwarmings- en verluchtingsinstallaties in de sporthal, sanitairen en nevenlokalen.
Schriftelijke verklaring inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk
Na ontvangst van de gunningsbrief ONMIDDELLIJK door de gegadigde aan het bestuur over te maken.
□
□
Ik ondergetekende (1),
gevolmachtigde van (2),
verklaar de nodige informatie en instructies van de stad Antwerpen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk die eigen zijn aan de inrichting waarin mijn werknemers werkzaamheden komen uitvoeren, te hebben ontvangen en gelezen.
Deze informatie en de passende instructies heb ik doorgegeven aan mijn werknemers die werken zullen uitvoeren in het kader van de opdrachten van de stad Antwerpen.
Deze informatie evenals de passende instructies heb ik eveneens aan mijn onderaannemer(s) overgemaakt.
(na(a)m(en) van de onderaannemer(s) invullen),
□ |
□ |
□ |
□ |
□ |
Ik bevestig uitgerust te zijn met het nodige materieel in overeenstemming met de terzake bestaande wetgeving en over geschikt personeel te beschikken om de door de stad Antwerpen gevraagde werkzaamheden uit te voeren.
Ik verbind er mij toe alle verplichtingen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk die eigen zijn aan de inrichting waarin mijn werknemers de werkzaamheden komen uitvoeren, na te leven.
De verantwoordelijke(n) voor de veiligheid voor het uit te voeren werk is (zijn), te bereiken op het volgende telefoonnummer en het volgende faxnummer
naam | Tel: | fax |
□ | ||
□ |
In geval van wijzigingen verbind ik er mij toe dit onmiddellijk mee te delen. De aannemer-leverancier,
handtekening (3)
(1) Aan te vullen met naam en voornaam.
(2) In het geval het een rechtspersoon betreft, in te vullen met de naam van de onderneming en het adres van de maatschappelijke zetel.
(3) Voorafgegaan door de woorden "gelezen en goedgekeurd"
Offerte
Voorwerp van de opdracht
Hoofdfrontweg te 2660 Hoboken; Sportschuur Fort VIII. Vernieuwen van de verwarmings- en verluchtingsinstallaties in de sporthal, sanitairen en nevenlokalen.
besteknummer PO/2009/5246/3
ofwel (1) DE ONDERGETEKENDE
□
□
□
□
□
□
□ tel
□
□ fax
naam en voornamen Hoedanigheid / beroep
nationaliteit
WOONPLAATS land
postnummer, gemeente
straat, nummer telefoon - telefax
e-mail-adres
ofwel (1) DE VENNOOTSCHAP
benaming rechtsvorm nationaliteit ZETEL land | □ □ □ □ | |
postnummer, gemeente | □ | |
straat, nummer | □ | |
telefoon - telefax | □ tel | □ fax |
e-mail-adres | □ | |
vertegenwoordigd door de ondergetekende (n) | □ |
ofwel (1) DE ONDERGETEKENDEN (die zich tijdelijk hebben verenigd voor deze aanneming)
□
□
□
□
□
□
□fax
□
□
□
□
□
□
□
□ tel
□
namen en voornamen hoedanigheid / beroep
nationaliteit
WOONPLAATS land
postnummer, gemeente
straat, nummer telefoon - telefax
e-mail-adres
verbindt ( verbinden) zich op zijn (hun) roerende en onroerende goederen tot de uitvoering, overeenkomstig de bepalingen en voorwaarden van bovengenoemd bestek, van de in dit bestek beschreven opdracht met betrekking tot de aanneming van bovengenoemde werken of leveringen.
□
□
TEGEN DE SOM VAN (1bis)
in cijfers, exclusief BTW in letters, exclusief BTW
1. inlichtingen betreffende de inschrijver
□
□
van
□
tot en met □
Inschrijving bij de RSZ, nr(s) Ondernemingsnummer(s) (alleen in België)
De jaarlijkse vakantieperiode zal zich spreiden
(gebeurlijke wijzigingen in de loop van de aanneming alsmede de bijkomende jaarlijkse vakantiedagen zijn vooraf schriftelijk ter kennis van het bestuur te brengen)
2. erkenning
Valse verklaringen betreffende de erkenning kunnen de toepassing van een in artikel 19 van de wet van 20 maart 1991 bepaalde sanctie tot gevolg hebben.
□
□
□
Inschrijving op de lijst van de erkende aannemers, nr(s)
Ingeval het gaat om een voorlopige erkenning: datum van de toekenning
Categorie(ën), ondercategorie(ën) en klasse(n)(1)
2.1. categorie (1)
− Deze erkenning(en) stemt (stemmen) overeen met de in het bestek bepaalde voorwaarden betreffende de categorie of ondercategorie.
Ofwel
− Deze erkenning(en) stemt (stemmen) niet overeen met de in het bestek bepaalde voorwaarden betreffende de categorie of ondercategorie. Deze offerte geldt als de voorgeschreven aanvraag.
2.2. klasse (1)
− Het bedrag van de offerte overschrijdt het maximum van de verkregen erkenningsklasse niet
Ofwel
− Het bedrag van de offerte overschrijdt het maximum van de verkregen erkenningsklasse. Deze offerte geldt als de voorgeschreven aanvraag
2.3. maximum van de gelijktijdig uitgevoerde werken (1)
− Het totale bedrag van de werken, zowel openbare als private, die in geval van gunning van de opdracht gelijktijdig zullen moeten worden uitgevoerd, rekening houdend met de stand van de aan de gang zijnde aannemingen, zal het overeenkomstige maximum van de verkregen erkenningsklasse niet overschrijden.
Ofwel
− Het totale bedrag van de werken, zowel openbare als private, die in geval van gunning van de opdracht gelijktijdig zullen moeten worden uitgevoerd, rekening houdend met de stand van de aan de gang zijnde aannemingen zal het overeenkomstige maximum van de verkregen erkenningsklasse overschrijden.
− Deze offerte geldt als de voorgeschreven aanvraag.
− Alle nodige gegevens voor het eventuele onderzoek van die aanvraag door de Commissie voor erkenning zullen, op eenvoudig verzoek, onverwijld worden verstrekt.
3. onderaannemers
Mijn onderaannemers:
naam | adres | land |
□ | □ | □ |
□ | □ | □ |
□ | □ | □ |
□ | □ | □ |
□ | □ | □ |
een lijst is als bijlage aan deze offerte bijgevoegd
Het bedrag van de werken die zullen worden opgedragen aan mijn onderaannemers van vreemde nationaliteit:
- onderdanen van een EU-lidstaat, beloopt per land
land | Bedrag |
□ □ □ | □ □ □ |
een lijst is als bijlage aan deze offerte bijgevoegd
- onderdanen van een ander land, beloopt per land
land | Bedrag |
□ □ □ | □ □ □ |
een lijst is als bijlage aan deze offerte bijgevoegd
4. personeel
□
Mijn personeel heeft de volgende nationaliteit:
5. te gebruiken producten (1)
− Voor de uitvoering van deze opdracht zullen enkel producten worden gebruikt die afkomstig zijn uit de lidstaten van de Europese unie (2).
ofwel
− Overeenkomstig de bepalingen van artikel 90, §1 4° van het koninklijk besluit van 8 januari 1996, gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 maart 1999 (aangevuld met errata) gaat hierbij een afzonderlijke nota, gedateerd en ondertekend, houdende vermelding van de herkomst van de te leveren producten en/of van de te gebruiken materialen die niet afkomstig zijn uit de lidstaten van de Europese unie.
− Zij vermeldt, per land van oorsprong, het bedrag (exclusief douanerechten) dat die producten en/of materialen in de offerte vertegenwoordigen.
− Wanneer het gaat om op het grondgebied van de lidstaten van de Europese unie af te werken of te verwerken producten en/of materialen vermeldt zij de prijs van de grondstoffen (2) (3)
6. betalingen
□
De betalingen zullen geldig worden uitgevoerd door overschrijving op rekeningnummer “verplicht te vermelden op factuur”
ten name van (benaming firma en rechtsvorm vermelden)
7. Bij te voegen documenten (1)
7.1. voor de Belgische aannemers
Indien de schuld aan bijdragen bij de RSZ (Rijksdienst voor sociale zekerheid) voor de aangifte tot en met het voorlaatste afgelopen kalenderkwartaal ten opzichte van de datum van de opening van offertes meer dan 2 500 EUR bedraagt, dan wordt de inschrijver verzocht bij zijn offerte alle inlichtingen te voegen betreffende de eventuele schuldvorderingen, zoals bedoeld in art. 17 bis §1 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996, gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 maart 1999 (aangevuld met errata).(1)
7.2. voor de buitenlandse aannemers
Bij deze offerte voeg ik (of voegen wij) de in artikel 17 bis §2 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 maart 1999 (aangevuld met erratum), bedoelde attesten voor buitenlandse inschrijvers (1)
Bovendien mag de administratie alle nodige inlichtingen van financiële en morele aard omtrent de ondergetekende(n) (of omtrent de hier inschrijvende vennootschap) inwinnen bij andere instellingen.
7.3. eveneens bij te voegen
− de samenvattende opmetingsstaat/prijslijst van de eenheidsprijzen van de werken, behoorlijk ingevuld, gedag- en ondertekend; (1)
− de bescheiden gedateerd en ondertekend, die luidens het bestek van de onderhavige aanneming moeten worden voorgelegd (1)
− de door het bestek vereiste modellen en monsters (1)
− de lijst met identificatie van de onderaannemers. (1)
− documenten waaruit de bevoegdheid blijkt van de perso(o)n(en) die de offerte onderteken(t)(en).
□
□
□
□
gedaan te op datum van
De inschrijver(s)
handtekening
naam van de ondertekenaar(s)
(1) Doorhalen wat niet van toepassing is.
(1bis) Er wordt uitdrukkelijk gesteld dat de opgegeven prijzen forfaitair zijn en een wisselgarantiebeding niet kan worden aanvaard.
(2) Geen rekening houden met de door het bestek opgelegde producten van vreemde oorsprong.
(3) De inschrijver die deze aangifte niet heeft gedaan wordt geacht voor de uitvoering van de ganse aanneming geen producten of materialen te gebruiken die niet afkomstig zijn uit lidstaten van de Europese unie.