Statuten
Statuten
Vastgesteld door het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf op 17 maart 2021
Inhoudsopgave
Artikel 1 | Naam en zetel | 3 |
Artikel 2 | Begripsbepalingen | 3 |
Artikel 3 | Doel, middelen en werkwijze | 4 |
Artikel 4 | Geldmiddelen | 5 |
Artikel 5 | Werkgever | 5 |
Artikel 6 | Aangesloten werkgever | 6 |
Artikel 7 | Werknemer | 6 |
Artikel 8 | Deelnemer | 6 |
Artikel 9 | Bestuur | 6 |
Artikel 10 | Taken en bevoegdheden van het bestuur en vertegenwoordiging | 9 |
Artikel 11 | Niet uitvoerend bestuur | 10 |
Artikel 12 | Uitvoerend bestuur | 11 |
Artikel 13 | Onafhankelijk voorzitter | 11 |
Artikel 14 | Bestuursvergaderingen en besluitvorming | 12 |
Artikel 15 | Xxxxxxxxxxxxxxx | 00 |
Artikel 16 | Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx | 00 |
Artikel 17 | Administrateur | 15 |
Artikel 18 | Actuaris | 16 |
Artikel 19 | Accountant | 16 |
Artikel 20 | Boekjaar | 16 |
Artikel 21 | Statutenwijziging en ontbinding | 16 |
Artikel 22 | Intrekking van de verplichtstelling | 17 |
Artikel 23 | Vereffening | 17 |
Artikel 24 | Verslaglegging | 18 |
Artikel 25 | Wijziging reglement | 18 |
Artikel 26 | Onvoorziene gevallen | 18 |
Artikel 27 | Inwerkingtreding | 18 |
Artikel 1 Naam en zetel
In het pensioenreglement bedoelt het fonds met:
1. De Stichting draagt de naam: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf.
2. De Stichting is gevestigd te Amsterdam.
Artikel 2 Begripsbepalingen
In deze statuten wordt verstaan onder:
1. fonds:
de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf;
2. toezichthouder:
de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V, ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de Pensioenwet;
3. werkgever:
de in artikel 5 bedoelde werkgever;
4. aangesloten werkgever:
de in artikel 6 bedoelde werkgever;
5. werknemer:
de in artikel 7 bedoelde werknemer;
6. deelnemer:
de in artikel 8 bedoelde deelnemer;
7. gewezen deelnemer:
de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van het pensioenreglement geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het fonds;
8. aanspraakgerechtigde:
de persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;
9. pensioengerechtigde:
de persoon voor wie op grond van het pensioenreglement het pensioen is ingegaan;
10. bestuur:
het in artikel 9 bedoelde bestuur;
11. administrateur:
de in artikel 17 bedoelde administrateur;
12. uitvoeringsreglement:
de door het fonds opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen fonds en werkgever;
13. pensioenreglement:
de door het fonds opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen fonds en deelnemer;
14. wet:
de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;
15. onafhankelijk:
zijnde geen directe vertegenwoordiging namens werkgevers, werknemers of pensioengerechtigden;
16. vergadering:
een bijeenkomst waarbij de deelnemers aan de bijeenkomst fysiek aanwezig zijn dan wel via een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel met elkaar contact hebben;
17. ontstentenis:
de situatie waarin een bestuurder niet langer in functie is, bijvoorbeeld door overlijden of ontslag, waardoor een vacature ontstaat;
18. belet:
de situatie waarin een bestuurder tijdelijk niet in staat is om zijn functie te vervullen, bijvoorbeeld door (ernstige) ziekte, schorsing of zwangerschaps- en bevallingsverlof.
Artikel 3 Doel, middelen en werkwijze
1. Het fonds heeft ten doel het verlenen van pensioenen aan de deelnemers, de gewezen deelnemers, alsmede aan hun nagelaten betrekkingen. Het bestuur stelt de doelstellingen en beleidsuitgangspunten van het fonds vast met inachtneming van het bepaalde in de vorige volzin. De organen van het fonds gebruiken deze doelstellingen en beleidsuitgangspunten bij:
x. xx xxxxxxxx van de opdrachtaanvaarding door het fonds van de door (aangesloten) werkgevers en werknemers overeengekomen pensioenregeling; en
b. de besluitvorming, de verantwoording, de advisering en het toezicht bij het fonds. De doelstellingen en beleidsuitgangspunten van het fonds worden periodiek herzien en voorts onmiddellijk herzien na iedere belangrijke wijziging van de pensioenregeling.
2. Het fonds tracht dit doel te bereiken door:
a. premies te innen bij de aangesloten ondernemingen, deze gelden te beleggen en te beheren en daaruit uitkeringen toe te kennen bij ouderdom, overlijden en
arbeidsongeschiktheid, een en ander overeenkomstig de regels gesteld in het uitvoeringsreglement dan wel het pensioenreglement;
b. andere wettige middelen, die tot het bereiken van het doel bevorderlijk kunnen zijn.
3. Het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota, waarin in elk geval een omschrijving is opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan:
a. de regeling met betrekking tot de onderwerpen opgenomen in het uitvoeringsreglement;
b. het voorschrift dat bij voorwaardelijke toeslagverlening er een consistent geheel dient te zijn tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen;
c. de in de Pensioenwet opgenomen voorschriften met betrekking tot de vaststelling van technische voorzieningen, de financiering van ouderdomspensioen, de hoogte van de kostendekkende premie, de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten, de beleidsdekkingsgraad, terugstorting of premiekorting, de vermelding van de premie in de jaarrekening en het bestuursverslag, het minimaal vereist eigen vermogen, het vereist eigen vermogen, de dekking door waarden, korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten, de eisen ten aanzien van beleggingen, het aangaan van leningen en de financiering van voorwaardelijke toeslagverlening.
4. De gelden van het fonds worden door het bestuur belegd in overeenstemming met de prudent-person regel (de regel over voorzichtig beleggen) als bedoeld in de Pensioenwet. Het beleggingsbeleid is met name gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
a. de waarden worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden;
b. de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering.
5. De actuariële en bedrijfstechnische nota bevat voorts een verklaring inzake beleggingsbeginselen, een beschrijving van de sturingsmiddelen en een financieel crisisplan. De verklaring inzake beleggingsbeginselen wordt om de drie jaar en voorts onmiddellijk na iedere belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid herzien.
6. De actuariële en bedrijfstechnische nota voldoet overigens aan de voorschriften opgenomen in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen.
7. Het fonds zendt een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de wijzigingen in de actuariële en bedrijfstechnische nota binnen twee weken na totstandkoming van die wijziging aan de toezichthouder.
Artikel 4 Geldmiddelen
1. De inkomsten van het fonds bestaan uit:
a. de bijdragen van de aangesloten werkgevers;
b. de bijdragen van de deelnemers;
c. de te ontvangen renten;
d. al hetgeen op andere wijze wordt verworven.
2. De uitgaven van het fonds bestaan uit:
a. uitkeringen aan deelnemers, gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen;
b. overige uitgaven.
Artikel 5 Werkgever
1. Onder werkgever wordt verstaan iedere natuurlijke of rechtspersoon die een schoonmaak- dan wel glazenwassersbedrijf uitoefent.
2. Onder schoonmaak- dan wel glazenwassersbedrijf wordt verstaan:
iedere onderneming, die haar hoofd- of nevenberoep maakt van het op een door de opdrachtgever bepaalde locatie regelmatig of eenmalig schoonmaken, dan wel glazenwassen in, op, van of aan gebouwen, woningen, straten/wegen, (huisvuil-)containers, terreinen en/of verkeersmiddelen, een en ander in de ruimste zin van het woord, tenzij overwegend sprake is van rioolreinigingsactiviteiten.
Artikel 6 Aangesloten werkgever
1. Aangesloten werkgever is:
a. de werkgever die één of meer werknemers in dienst heeft, die vallen onder de verplichtstelling krachtens de wet;
b. de werkgever die niet onder de werkingssfeer van het fonds valt, met wie het fonds een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten.
2. Het fonds kan een uitvoeringsovereenkomst sluiten met een werkgever die niet onder de werkingssfeer van het fonds valt, maar die zich op vrijwillige basis bij het fonds wil aansluiten, indien deze werkgever een CAO heeft of toepast, die minimaal gelijkwaardig is aan de CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf en de werkgever de door de Raad voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en Glazenwassersbranche (RAS) vastgestelde premie aan de RAS afdraagt.
Artikel 7 Werknemer
Onder werknemer wordt verstaan degene die in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen tot een aangesloten werkgever als bedoeld in artikel 5, eerste lid, dan wel in artikel 6, eerste lid onder b.
Artikel 8 Deelnemer
Deelnemer is:
a. de werknemer die verplicht is tot deelneming in het fonds op grond van de verplichtstelling krachtens de wet;
b. de werknemer die verplicht is tot deelneming in het fonds op grond van een tussen zijn/haar werkgever en het fonds gesloten uitvoeringsovereenkomst;
c. de gewezen werknemer indien en zolang zijn/haar deelneming overeenkomstig het pensioenreglement wordt voortgezet.
Artikel 9 Bestuur
1. Het fonds heeft een omgekeerd gemengd bestuur als bedoeld in de Pensioenwet. Het bestuur bestaat uit een niet uitvoerend bestuur en een uitvoerend bestuur. Het bestuur wordt voorgezeten door een onafhankelijk voorzitter. Alle bestuursleden hebben stemrecht. Het bestuur waarborgt goed pensioenfonds bestuur met inachtneming van hetgeen daarover in de wet is bepaald.
2. De bestuursleden zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds en beschikken over de daarvoor benodigde competenties. De geschiktheid wordt bijgehouden in het geschiktheidsplan van het fonds. Ten behoeve van de benoeming van nieuwe bestuursleden en leden van het verantwoordingsorgaan stelt het niet uitvoerend bestuur, gehoord het uitvoerend bestuur, in verband met het bepaalde in de eerste volzin een profiel op. In verband daarmee stelt het bestuur – in overleg met het verantwoordingsorgaan – concrete stappen vast om te bevorderen dat het bestuur en het verantwoordingsorgaan divers worden samengesteld. Ook geeft het bestuur aan hoe en binnen welke termijnen het van plan is om de gewenste diversiteit in leeftijd en geslacht te realiseren. Het bestuur legt dit vast in een diversiteitsbeleid. Jaarlijkse beoordeelt het bestuur in hoeverre de gestelde doelen zijn gehaald. Driejaarlijks evalueert het bestuur het diversiteitsbeleid.
3. De selectie van kandidaat-bestuursleden vindt na de voordracht overeenkomstig deze statuten plaats met behulp van een selectiegesprek. Daarbij toetst het bestuur in welke mate het kandidaat-bestuurslid voldoet aan het profiel en toetst of het kandidaat-bestuurslid geschikt is.
4. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers en zorgen ervoor dat deze zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
5. De bestuursleden behandelen alle gegevens die zij in hun functie ontvangen vertrouwelijk.
6. Het bestuur draagt er zorg voor dat de betrouwbaarheid van de bestuursleden buiten twijfel staat. De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de toezichthouder voor de toepassing van de Pensioenwet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten die van invloed is op de betrouwbaarheid van de bestuursleden, stelt het fonds de toezichthouder daarvan onmiddellijk schriftelijk in kennis.
7. Het bestuur meldt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf aan de toezichthouder. Een dergelijke wijziging wordt niet doorgevoerd indien naar mening van het bestuur het kandidaat bestuurslid niet geschikt is en indien:
a. de toezichthouder binnen zes weken na ontvangst van de melding van de wijziging aan het fonds bekend maakt dat het niet met de voorgenomen wijziging instemt; of,
b. de toezichthouder om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht en binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur bekend maakt dat het niet met de voorgenomen wijziging instemt.
8. De bestuursleden hebben zitting voor maximaal vier jaar met de mogelijkheid van tweemaal een herbenoeming van vier jaar. Het bestuur stelt een rooster van aftreden vast. Het bestuur is bevoegd af te wijken van het bepaalde in de eerste volzin dan wel van een vastgesteld rooster indien daarvoor naar het oordeel van het bestuur in een individueel geval aanleiding bestaat met het oog op de waarborging van de continuïteit en/of de aanwezige geschiktheid binnen het bestuur.
9. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door:
a. het periodiek aftreden overeenkomstig lid 8;
b. opzeggen;
c. overlijden;
d. bij intrekking van de voordracht door de betrokken vereniging dan wel verenigingen, al dan niet op voordracht van het bestuur; en
e. ontslag:
- van een lid van het uitvoerend bestuur:
door het niet uitvoerend bestuur na het horen van het betreffende bestuurslid en van de overige leden van het uitvoerend bestuur;
- van een lid van het niet uitvoerend bestuur:
door het bestuur na het horen van het betreffende bestuurslid en van de onafhankelijk voorzitter;
- van de onafhankelijk voorzitter:
door het niet uitvoerend bestuur na het horen van de onafhankelijke voorzitter en van de leden van het uitvoerend bestuur;
in een bestuursvergadering waarin andere bestuursleden aanwezig zijn en alle andere bestuursleden daarmee instemmen.
10. Een bestuurslid kan door het bestuur worden geschorst indien naar het oordeel van het bestuur de belangen van het fonds tijdelijk conflicteren met de belangen van het desbetreffende bestuurslid. Gedurende de periode van schorsing kan het geschorste bestuurslid de aan het bestuurslidmaatschap verbonden rechten niet uitoefenen. De schorsing zal worden opgeheven indien naar het oordeel van het bestuur niet langer sprake is van een belangenconflict.
11. Het bestuur stelt een procedure vast voor een periodieke evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en het functioneren van de individuele bestuursleden. Indien het
bestuur na het volgen van deze procedure van oordeel is dat er sprake is van een situatie van permanent disfunctioneren van een bestuurslid, zal het bestuur de betrokken verenigingen die het desbetreffende lid hebben voorgedragen, schriftelijk en met redenen omkleed, verzoeken de voordracht in te trekken en een ander bestuurslid voor te dragen.
12. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan voorzien volgens de wijze die ten aanzien daarvan in deze statuten is bepaald. Een bestuurslid dat in geval van een tussentijds optredende vacature is benoemd, treedt af op het tijdstip, waarop degene, die hij/zij opvolgt, moest aftreden. Het bestuur kan zijn bevoegdheden uitoefenen, ook wanneer er vacatures zijn.
13. Het bestuur stelt een beloningsregeling voor de leden van het bestuur vast. Bij de toepassing van dit lid neemt het bestuur het bepaalde in artikel 16, lid 3 in acht. De leden van het uitvoerend bestuur nemen niet deel aan de besluitvorming over de beloning(sregeling) voor uitvoerend bestuursleden.
14. Het fonds vrijwaart zijn bestuursleden, gewezen bestuursleden (alsmede diens wettige echtgenoot/-genote dan wel geregistreerd partner) tegen vorderingen ter zake van zogeheten interne en externe bestuurdersaansprakelijkheid, tenzij bij in kracht van gewijsde gegaan gerechtelijke uitspraak wordt bepaald dat het bestuurslid in strijd heeft gehandeld met artikel 2:9 BW. Het fonds neemt de kosten voor rechtsbijstand van betrokkene in het kader van het voeren van verweer voor zijn rekening, tot aan het moment dat bij en in kracht van gewijsde gegaan gerechtelijke uitspraak wordt bepaald dat het bestuurslid in strijd heeft gehandeld met artikel 2:9 BW. Xxxxx bestuurslid ontvangt een persoonlijke vrijwaringsverklaring van het fonds.
15. Het fonds behoudt zich het recht voor met degene die een vordering op grond van bestuurdersaansprakelijkheid instelt tegen betrokkene een (vaststellings)overeenkomst aan te gaan ter beëindiging van een geschil.
Artikel 10 Taken en bevoegdheden van het bestuur en vertegenwoordiging
1. Het bestuur verdeelt de bestuurstaken tussen de uitvoerend en niet uitvoerend bestuursleden met inachtneming van het bepaalde in deze statuten onverminderd dat:
- de taak om toezicht te houden is voorbehouden aan niet uitvoerend bestuursleden; en
- de bevoegdheid tot het vertegenwoordigen van het bestuur, het doen van voordrachten voor benoeming van een bestuurslid en het vaststellen van de beloning van uitvoerende bestuursleden niet aan een uitvoerend bestuurslid kan worden toebedeeld; en
- het dagelijkse beleid van het fonds wordt bepaald door ten minste twee bestuursleden.
2. Het bestuur waarborgt goed bestuur met inachtneming van het daartoe bepaalde in de Pensioenwet.
3. Bestuurstaken die op grond van deze statuten en het huishoudelijk reglement niet uitdrukkelijk zijn toebedeeld aan het niet uitvoerend bestuur behoren toe aan het uitvoerend bestuur.
4. Het bestuur is belast met de bepaling van het beleid van het fonds, alsmede met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en de reglementen.
5. Het bestuur is bevoegd alle handelingen te verrichten – daaronder begrepen het besluiten tot het aangaan van uitvoeringsovereenkomsten en overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, daaronder echter niet begrepen het aangaan van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt voor zover daaromtrent bij of krachtens wettelijke voorschriften of, echter onverminderd het voorgaande, bij of krachtens deze statuten of het pensioenreglement van het fonds niet anders is bepaald.
6. Het bestuur kan zijn taken geheel of gedeeltelijk mandateren aan één of meer bestuursleden, aan een commissie, of aan de administrateur. De gemandateerde bevoegdheden worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.
7. Het bestuur, dan wel een afvaardiging hiervan bestaande uit minimaal twee bestuursleden, vertegenwoordigt het fonds. Twee of meer bestuursleden gezamenlijk zijn namens het fonds tekeningsbevoegd. Het bestuur kan de administrateur tekeningsbevoegdheid geven ten aanzien van door het bestuur te bepalen onderwerpen respectievelijk gevallen.
8. Het bestuur kan vaste en tijdelijke commissies instellen en deze met bepaalde taken en verantwoordelijkheden belasten. Het bestuur legt, voor zover deze statuten daarin niet voorzien, de samenstelling, taken en verantwoordelijkheden en de wijze van vergaderen van de vaste commissies in reglementen vast. Het bestuur kan eveneens besluiten dat extra deskundigen deel uitmaken van een commissie.
9. In geval van ontstentenis van een of meer bestuurders verzoekt het bestuur zo spoedig mogelijke de betreffende verenigingen(en) om een voordracht te doen. In geval van belet of ontstentenis van alle bestuurders deelt de administrateur als bedoeld in artikel 17 van de statuten deze omstandigheid onmiddellijk mee aan de toezichthouder.
Artikel 11 Niet uitvoerend bestuur
1. Het niet uitvoerend bestuur bestaat uit de onafhankelijk voorzitter, die wordt benoemd door het niet uitvoerend bestuur op voordracht van het uitvoerend bestuur, en zes overige leden, die worden benoemd door het bestuur en van wie:
- drie leden, die de werkgevers vertegenwoordigen en hierna werkgeversbestuursleden worden genoemd, worden voorgedragen door de werkgeversvereniging die is betrokken
bij de cao in de branche van het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf, te weten Schoonmakend Nederland;
- twee leden, die de deelnemers vertegenwoordigen en die tezamen in onderling overleg worden voorgedragen door de werknemersverenigingen die zijn betrokken bij de cao in de branche van het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf, te weten:
a. de FNV;
b. de CNV Vakmensen;
- ten minste één lid, die de pensioengerechtigden vertegenwoordigt en die - tezamen met de twee leden die de deelnemers vertegenwoordigen - werknemersbestuursleden worden genoemd, wordt - met inachtneming van hetgeen daarover is bepaald in het huishoudelijk reglement van het fonds - benoemd na verkiezingen door de pensioengerechtigden of door voordracht van de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan mits deze vertegenwoordigers na verkiezing zijn benoemd.
2. De verdeling van de werknemerszetels wordt bepaald in verhouding tot het aantal deelnemers en pensioengerechtigden. Bij de bepaling van de verhouding wordt gerekend tot op twee decimalen. De hoogste uitkomst van de decimalen is bepalend voor de verdeling van de zetels. De verhouding van het aantal deelnemers en pensioengerechtigden wordt bij iedere vacature van een werknemersbestuurslid bepaald. Voor de bepaling van het aantal deelnemers en gepensioneerden gelden de aantallen die in het laatst verschenen bestuursverslag vermeld staan. Bij de verdeling van de werknemerszetels worden de bepalingen in Pensioenwet die betrekking hebben op de verdeling van de werknemerszetels tussen de vertegenwoordigers van de deelnemers en de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in acht genomen.
3. Het niet uitvoerend bestuur houdt intern toezicht op:
a. het beleid van het bestuur;
b. de algemene gang van zaken in het pensioenfonds;
c. adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur;
d. het uitvoerend bestuur.
4. Het niet uitvoerend bestuur staat het uitvoerend bestuur met raad ter zijde en heeft verder de taken die zijn omschreven in het huishoudelijk reglement van het fonds.
Artikel 12 Uitvoerend bestuur
1. Het uitvoerend bestuur bestaat uit drie onafhankelijke leden. Zij worden benoemd door het niet uitvoerend bestuur, gehoord het uitvoerend bestuur.
2. Het uitvoerend bestuur is belast met de voorbereiding van:
a. de beleidsadvisering door de bestuurscommissies en het niet uitvoerend bestuur;
b. de beleidsbepaling door het bestuur; en is belast met:
a. de nadere instructies aan partijen belast met de uitvoering van besluiten;
b. de controle op een adequate naleving van verstrekte opdrachten;
c. het onderhouden van contacten met in- en externe relaties.
3. Over de uitvoering van zijn taken rapporteert het uitvoerend bestuur periodiek aan het niet uitvoerend bestuur.
Artikel 13 Onafhankelijk voorzitter
1. De onafhankelijk voorzitter heeft tot taak:
a) het bepalen van de agenda van de overleggen van het bestuur en het niet uitvoerend bestuur; en
b) het houden van toezicht op een goede samenstelling en het functioneren van het bestuur;
De onafhankelijk voorzitter heeft verder de taken die het bestuur aan hem/haar volgens een vast te stellen reglement toedeelt.
2. De onafhankelijk voorzitter is eerste aanspreekpunt namens het bestuur voor het verantwoordingsorgaan over het functioneren van het bestuur.
Artikel 14 Bestuursvergaderingen en besluitvorming
1. Het bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts wanneer de onafhankelijk voorzitter dit nodig acht of ten minste drie leden van het bestuur dit wensen. In het laatste geval is de onafhankelijk voorzitter verplicht een bestuursvergadering uit te schrijven binnen een maand nadat hij/zij een desbetreffend schriftelijk verzoek heeft ontvangen.
2. De oproeping voor alle vergaderingen geschiedt door of namens de onafhankelijk voorzitter en bij zijn afwezigheid door twee leden van het bestuur gezamenlijk. De oproeping:
- geschiedt per schriftelijke uitnodiging (hieronder wordt mede verstaan verzending van de uitnodiging op elektronische wijze of door plaatsing van de uitnodiging op een beveiligde omgeving op het internet);
- vergezeld van de op de vergadering betrekking hebbende agenda en van de vergaderstukken; en
- binnen de krachtens de door het bestuur afgesproken termijn.
De onafhankelijk voorzitter kan, of bij zijn afwezigheid twee bestuursleden gezamenlijk kunnen, in spoedeisende gevallen bepalen binnen welke afwijkende termijn – doch uiterlijk één dag voor de vergadering - de oproeping plaatsvindt. De te behandelen punten worden in de oproeping vermeld. Andere punten kunnen slechts worden behandeld in een vergadering, waarin ten minste vier van de leden van het bestuur aanwezig zijn, tenzij één van de aanwezige leden zich tegen behandeling verzet.
3. Indien de onafhankelijk voorzitter geen gevolg geeft aan een verzoek ingevolge de laatste volzin van het eerste lid, zijn de betreffende leden van het bestuur gezamenlijk tot de schriftelijke uitnodiging van de vergadering bevoegd.
4. Het bestuur bepaalt wie voor de vergaderingen worden uitgenodigd. Dat zijn in ieder geval de bestuursleden en de bestuursondersteuning, tenzij het niet uitvoerend bestuur vergadert over het interne toezicht op het uitvoerend bestuur en de bestuursondersteuning.
5. De leiding van de vergadering berust bij de onafhankelijk voorzitter, bij diens ontstentenis bij een door het bestuur aan te wijzen bestuurslid.
6. Alle bestuursleden hebben tijdens vergaderingen één stem. Bij afwezigheid van een bestuurslid wordt, afhankelijk of het afwezige bestuurslid een werkgeverslid, werknemerslid of onafhankelijk lid betreft, diens stem geacht te zijn uitgebracht door respectievelijk de aanwezige werkgeversleden, werknemersleden of onafhankelijke leden. De in de vorige volzin genoemde stemprocedure geldt met inachtneming van het bepaalde in lid 8 van dit artikel
7. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen, wanneer ten minste vier van de leden op de vergadering aanwezig zijn. Onverminderd de in vorige volzin genoemde bevoegdheid, kan het bestuur in ieder geval geen beslissingen nemen wanneer er (binnen één van de geledingen) geen werkgeversbestuurslid, werknemersbestuurslid of onafhankelijk bestuurslid aanwezig is. Ingeval op de vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand opnieuw in vergadering bijeengeroepen. In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerst uitgeschreven vergadering wegens onvoltalligheid geen besluit kon worden genomen.
8. Het bepaalde in de tweede volzin van lid 7 van dit artikel is niet van toepassing indien sprake is van een gebeurtenis, die het doel, de middelen en/of de werkwijze van het fonds acuut in gevaar brengt en die het voor het bestuur onmogelijk maakt om besluiten te nemen overeenkomstig de tweede volzin van lid 7, terwijl besluitvorming dringend noodzakelijk is.
9. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders is bepaald, worden alle besluiten in een bestuursvergadering genomen. Een besluit wordt genomen, indien in die vergadering 8 van de 10 leden van het bestuur vóór stemmen. Indien het bepaalde in lid 8 van dit artikel van toepassing is, wordt een besluit genomen indien in de vergadering de helft van de aanwezige leden van het bestuur plus één (1) vóór stemmen.
Stemming over zaken
Tenzij lid 10 van toepassing is, geschiedt de stemming over zaken bij hoofdelijke oproeping, wanneer een lid van het bestuur dit verlangt en dan mondeling.
Stemming over personen
De stemming over personen geschiedt, behoudens in die gevallen, waarin de verkiezing bij acclamatie plaatsheeft, met gesloten en ongetekende briefjes.
10. Onverminderd het bepaalde in artikel 21, eerste lid, kan het bestuur indien de efficiënte afwikkeling van een bestuursbesluit ernstig wordt belemmerd door de frequentie van de bestuursvergaderingen ook buiten vergadering besluiten nemen, mits dat geschiedt via schriftelijke voorlegging aan alle leden van het bestuur, waarbij ieder lid van het bestuur de gelegenheid krijgt zich over de desbetreffende voorstellen uit te spreken. Een besluit wordt genomen, indien acht (8) van de tien (10) leden van het bestuur hebben gereageerd en vóór stemmen. Indien het bepaalde in lid 8 van dit artikel van toepassing is, wordt een besluit genomen indien de helft ven de leden die hebben gereageerd plus één (1) vóór stemmen.
11. Ieder lid van het bestuur is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste een vierde van de leden van het bestuur zich daarvóór heeft uitgesproken, op de vergadering door een deskundige te laten bijstaan.
12. Van de vergaderingen van het bestuur wordt door de bestuursondersteuning verslag gedaan. Het bestuur stelt het verslag vast.
Artikel 15 Sleutelfuncties
1. Het fonds beschikt over een risicobeheerfunctie, interne auditfunctie en actuariële functie als bedoeld in artikel 143a van de Pensioenwet, hierna te noemen sleutelfuncties. De personen die houder zijn van een sleutelfunctie en de personen die een sleutelfuncties vervullen voldoen aan de geschiktheidsvoorwaarden die bij of krachtens de Pensioenwet worden gesteld.
2. De personen die houder zijn van een sleutelfunctie vervullen hun taken met inachtneming van hetgeen bij of krachtens de Pensioenwet is bepaald.
3. Het fonds draagt er zorg voor dat de personen die houder zijn van een sleutelfunctie en die op grond van artikel 143a, derde lid, van de Pensioenwet te goeder trouw en naar behoren een melding hebben gedaan bij de toezichthouder als gevolg van deze melding niet worden benadeeld.
Artikel 16 Verantwoordingsorgaan
1. Het verantwoordingsorgaan van het fonds bestaat uit vertegenwoordigers van de deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgevers waarbij geldt dat de deelnemers en de pensioengerechtigden op basis van de onderlinge getalsverhoudingen zijn vertegenwoordigd. Het verantwoordingsorgaan bestaat, met inachtneming van hetgeen ten aanzien van de samenstelling in de Pensioenwet is bepaald, uit zes leden, waarvan:
- vier vertegenwoordigers van de kant van de deelnemers;
- één vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden; en
- één vertegenwoordiger van de werkgevers;
die worden benoemd door het bestuur - met inachtneming van het profiel als bedoeld in artikel 9, tweede lid en na overleg met het verantwoordingsorgaan - en ontslagen door het verantwoordingsorgaan na overleg met het bestuur. In uitzonderlijke situaties is het bestuur bevoegd om na overleg met het verantwoordingsorgaan een lid van het verantwoordingsorgaan te ontslaan op grond van een met redenen omkleed besluit van het bestuur.
2. De in artikel 11, eerste lid, genoemde werkgeversvereniging draagt het lid van het verantwoordingsorgaan voor, dat de aangesloten werkgevers vertegenwoordigt. De in artikel 11, eerste lid, genoemde werknemersverenigingen dragen de leden van het verantwoordingsorgaan, die de deelnemers vertegenwoordigen, voor. De leden van het verantwoordingsorgaan, die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen, worden voorgedragen door verenigingen van gepensioneerden. In afwijking van het bepaalde in de vorige twee (2) volzinnen gaat het fonds over tot verkiezingen van de leden die de deelnemers en de pensioengerechtigden benoemen indien dit wordt verzocht door ten minste één procent (1%) van de deelnemers en pensioengerechtigden of door ten minste vijfhonderd (500) deelnemers en pensioengerechtigden.
3. Het bestuur stelt het verantwoordingsorgaan in de gelegenheid een advies uit te brengen over:
- het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden;
- de vorm en inrichting van het interne toezicht;
- het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;
- het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid;
- gehele of gedeeltelijke overdracht of overname van verplichtingen aan respectievelijk door het fonds;
- liquidatie, fusie of splitsing van het fonds;
- het sluiten, wijzigen of beëindigen uitvoeringsovereenkomst;
- het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm;
- de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten.
4. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over:
- het handelen van het bestuur;
- het door het bestuur uitgevoerde beleid;
- beleidskeuzes voor de toekomst.
5. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht van beroep bij de Ondernemingskamer en het recht van enquête.
6. Het verantwoordingsorgaan kan zijn bevoegdheden uitoefenen, ook wanneer er vacatures zijn.
7. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur of zijn commissies.
8. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de werkwijze van het verantwoordingsorgaan wordt vastgelegd, hetgeen onder meer inhoudt:
a. de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen van het verantwoordingsorgaan worden bijeengeroepen;
b. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan in en buiten de vergaderingen besluiten neemt;
c. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan tot een oordeel komt dan wel adviezen samenstelt en dit oordeel dan wel deze adviezen aan het bestuur ter kennis brengt.
Het verantwoordingsorgaan is verplicht om zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in het reglement.
9. De leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen voor het bijwonen van vergaderingen of daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten een vacatiegeld en een vergoeding van de gemaakte reis- en verblijfkosten.
Artikel 17 Administrateur
1. De uitvoering van de pensioenregeling bestaat uit pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer. Deze werkzaamheden worden onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur opgedragen aan één of meer daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateurs. De bestuursondersteuning wordt gerekend tot de werkzaamheden van de administrateur van het pensioenbeheer. Bestuursondersteunende werkzaamheden behelzen de accurate verslaglegging van alle bijeenkomsten van het bestuur en de commissies van het bestuur. Xxxx nodig ondersteunt de bestuursondersteuning het uitvoerend bestuur in zijn taken.
2. De opdracht tot het uitvoeren van het pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer aan één of meer administrateurs wordt schriftelijk vastgelegd in een beheerovereenkomst, die de rechten en verplichtingen van het fonds en de betrokken administrateur ten opzichte van elkaar regelt.
3. De afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening door de administrateur(s) worden nader vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten voor pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer, die behoren bij de betreffende beheerovereenkomst.
Artikel 18 Actuaris
1. Het bestuur benoemt een actuaris, die bevoegd is tot het waarmerken van de jaarlijks actuariële staten en het actuarieel verslag. De actuaris is onafhankelijk van het fonds en verricht met uitzondering van de werkzaamheden als houder van de actuariële functie als bedoeld in artikel 143a van de Pensioenwet geen andere werkzaamheden voor het fonds.
2. In het actuarieel verslag, dat jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar ten behoeve van het bestuur wordt opgesteld, wordt een beoordeling gegeven van de financiële opzet van het fonds en de grondslagen waarop het rust. De actuaris laat het actuarieel verslag vergezeld gaan van een verklaring.
3. De actuaris is gerechtigd tot inzage van die boeken en bescheiden van het fonds, waarvan de inzage voor een juiste vervulling van zijn/haar taak nodig is.
4. Alvorens een besluit wordt genomen, strekkende tot wijziging van de rechten of verplichtingen van de werkgevers, deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en de pensioengerechtigden, wint het bestuur advies in van een andere actuaris.
Artikel 19 Accountant
1. Het bestuur draagt de controle van de administratie van het fonds op aan een registeraccountant.
2. De accountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het fonds. De waarden van het fonds moeten hem/haar op zijn/haar verzoek worden getoond.
Artikel 20 Boekjaar
Het boekjaar van het fonds loopt van één januari tot en met eenendertig december.
Artikel 21 Statutenwijziging en ontbinding
1. Besluiten tot wijziging van de statuten, alsook een besluit tot ontbinding van het fonds kunnen alleen door het bestuur worden genomen in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering.
2. Voorstellen tot ontbinding van het fonds worden niet in behandeling genomen dan nadat daartoe een schriftelijk advies is ingewonnen van de in artikel 11, eerste lid, genoemde verenigingen. Voor het uitbrengen van deze adviezen moet een termijn van minstens een maand worden gegeven.
Artikel 22 Intrekking van de verplichtstelling
1. Indien de verplichtstelling krachtens de wet wordt ingetrokken en niet binnen zes maanden daarna een besluit tot ontbinding van het fonds in werking treedt, zullen aan degenen, van wie de deelneming als gevolg van de intrekking komt te vervallen, dezelfde aanspraken worden toegekend, die bij het beëindigen van de deelneming op andere wijze ingevolge het pensioenreglement van het fonds aan de betrokkenen toekomen.
2. Treedt bij intrekking van de verplichtstelling, als in het voorgaande lid bedoeld, binnen zes maanden daarna een besluit tot ontbinding van het fonds in werking, dan zullen aan degenen, van wie de deelneming als gevolg van deze intrekking komt te vervallen, premievrije aanspraken worden toegekend op de wijze als is bepaald in het pensioenreglement.
Artikel 23 Vereffening
1. Bij ontbinding van het fonds geschiedt de vereffening door een daartoe door het bestuur aan te wijzen commissie.
2. De met de vereffening belaste commissie treedt in de bevoegdheden en de verplichtingen van het bestuur met dien verstande, dat na het inwerkingtreden van het besluit tot ontbinding:
a. door werkgevers en deelnemers geen premies meer verschuldigd zullen worden;
b. geen wijzigingen in de statuten en het pensioenreglement van het fonds mogen worden aangebracht.
3. Bij vereffening wordt eerst een zodanig bedrag uitgetrokken, dat de uitkeringen aan hen, van wie het pensioen reeds is ingegaan, tot de reglementaire einddatum kunnen worden voortgezet. Vervolgens worden aan alle deelnemers, gewezen deelnemers en andere aanspraakgerechtigden premievrije aanspraken toegekend ter grootte van de aanspraken, welke zij zouden hebben gehad, indien bij het voortbestaan van het fonds hun deelneming de datum van vereffening zou zijn beëindigd. Indien de beschikbare middelen daartoe niet toereikend zijn, worden de desbetreffende aanspraken naar evenredigheid verminderd. Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in overeenstemming met de doelstelling van het fonds.
4. Het bestuur is bevoegd bij ontbinding van het fonds de verplichtingen van het fonds over te dragen aan een verzekeraar als bedoeld in de Pensioenwet, of aan een ander fonds waarop die wet van toepassing is.
5. De slotrekening van de vereffening behoeft de goedkeuring van de in artikel 11, eerste lid genoemde verenigingen.
Artikel 24 Verslaglegging
1. Het bestuur legt jaarlijks na afloop van het boekjaar aan de in artikel 11, eerste lid genoemde verenigingen, rekening en verantwoording van het beheer van het fonds over het afgelopen boekjaar af, onder overlegging van de jaarrekening, het bestuursverslag en het actuarieel verslag.
2. Het bestuur zorgt ervoor dat de deelnemers en de aangesloten werkgevers van het bestuursverslag, eventueel in beknopte vorm, kennis kunnen nemen.
2. Het bestuur legt aan de toezichthouder jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening, een bestuursverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over.
3. Het bestuur legt aan de toezichthouder bovendien jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag betreffende het fonds over, voorzien van de verklaring van de actuaris.
4. De jaarrekening moet zijn voorzien van een verklaring omtrent getrouwheid, ondertekend door de accountant.
Artikel 25 Wijziging reglement
Het bestuur is bevoegd de reglementen van het fonds te wijzigen.
Artikel 26 Onvoorziene gevallen
Het bestuur is bevoegd in gevallen waarin deze statuten, het uitvoeringsreglement en het pensioenreglement niet voorzien, dan wel in gevallen van bijzondere hardheid af te wijken van het uitvoeringsreglement of het pensioenreglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met deze statuten.
Artikel 27 Inwerkingtreding
Deze statuten traden in werking met ingang van dertig december negentienhonderd achtenzestig. In de hiervoor opgenomen statuten zijn de later aangebrachte wijzigingen verwerkt. De laatste wijzigingen vonden plaats bij besluit van het bestuur van 17 maart 2021 en treden in werking per 26 april 2021 [= datum notariële akte].