Werkgroep EU Investeringsinstrumenten Bijlage 1:
//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
Werkgroep EU Investeringsinstrumenten Bijlage 1:
Relevante financieringsinstrumenten in de context van COVID-19, MFK en EU-herstelplan
//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
1. INSTRUMENTEN RELEVANT VOOR HET CRISISBELEID 4
1.1. Allocatie op basis van excellentie 4
1.1.1. Instrumenten binnen de EIB-groep 4
1.1.2. Instrument voor Noodhulp 8
1.1.3. Europees Solidariteitsfonds 11
1.1.4. SURE 14
1.2. Allocatie op basis van geografische verdeling: crisismaatregelen in het kader van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen 16
1.2.1. Investeringsinitiatief Coronavirusrespons (plus) 16
1.2.2. ELFPO - Lump sum subsidie voor getroffen landbouwers 18
2. INSTRUMENTEN RELEVANT VOOR HET RELANCEBELEID 19
2.1. Allocatie op basis van excellentie 19
2.1.1. Horizon 2020 / Horizon Europa 19
2.1.2. InvestEU / EFSI 22
2.1.3. Faciliteit voor herstel en veerkracht & instrument voor technische ondersteuning 26
A.Faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and resilience facility) 26
B.Instrument voor technische ondersteuning 28
2.1.4. Digitaal Europa Programma 31
2.1.5. ETS - innovatiefonds 34
2.1.6. Gezondheidsprogramma 37
2.1.7. Cofunding Onderzoeks- en Innovatieprogramma’s 39
2.1.8. ESCALAR 42
2.1.9. Connecting Europe Facility 44
A. Transport 44
B. Digitaal 47
C. Energie 49
2.1.10. COSME 51
2.1.11. Mechanisme voor een Rechtvaardige transitie 55
2.2. Allocatie op basis van geografische verdeling: Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI) 61
2.2.1. Algemeen 61
2.2.2. REACT EU 62
2.2.3. Europees sociaal fonds (ESF) 63
2.2.4. Europees fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) & Europese territoriale samenwerking (INTERREG) 66
2.2.5. Europees landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) 70
2.2.6. Europees fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) 73
3. BELANGRIJKE PROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK EUROPEES BELANG (IPCEI) 75
4. REGELGEVENDE ASPECTEN 78
4.1. Staatssteun 78
4.2. Flexibiliteit Europese begrotingsregels 80
Noot: Europese subsidies dekken vrijwel nooit de volledige kosten van een project maar werken via cofinanciering: de aanvrager moet ook een deel van kosten dekken. In dit document slaat de term ‘cofinanciering’ op de Vlaamse bijdrage in de kosten.
Noot: voor volgende instrumenten uit bovenvermeld overzicht is een gezamenlijke Belgische aanvraag nodig. Indien Vlaanderen hierop wil intekenen, dan dient hierover intra-Belgisch overleg plaats te vinden:
1 Instrumenten binnen EIB-groep: Europees Garantiefonds
2 instrument voor noodhulp (Emergency Support Instrument, ESI): Europees Solidariteitsfonds
3 SURE
4 Steunprogramma voor Hervormingen (Reform Support Program, RSP)
Noot: Bijgevoegde fiches werden opgesteld vlak vóór de publicatie van het Herstelpakket door de Europese Commissie eind mei 2020. Dat herstelpakket kondigt heel wat wijzigingen aan ten opzichte van eerdere voorstellen van de Commissie. De belangrijkste daarvan zijn begin juni verwerkt in bijgevoegde fiches. Voor een meer gedetailleerde analyse van het Herstelpakket en de wijzigingen die de Commissie daarin voorstelt, verwijzen we graag naar de nota aan de Vlaamse Regering over het Herstelpakket in voorbereiding, die wellicht begin juli op de Vlaamse Regering geagendeerd zal worden.
1. Instrumenten relevant voor het crisisbeleid
//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
1.1. ALLOCATIE OP BASIS VAN EXCELLENTIE
//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
1.1.1. INSTRUMENTEN BINNEN DE EIB-GROEP
ALGEMEEN
1. Context - Bedrijfsleningen met federale garantie
In maart 2020 hebben Febelfin, de Nationale Bank van België en de federale regering een garantieregeling aangekondigd om de kredietverlening aan particulieren, zelfstandigen en bedrijven in stand te houden. Deze regeling houdt enerzijds een uitstel van betaling in tot en met 30 september 2020, en een garantieregeling voor nieuwe kredieten. Het totale waarborgbedrag omvat €50 miljard. Op 5 juni werd meegedeeld dat voor een gedeelte van €10 miljard hiervan een looptijd tot 36 maanden geldt, het resterende gedeelte van het waarborgbedrag betreft kredietlijnen met een maximale looptijd van 12 maanden.
Bij afloop van de garantieregeling zullen de eventuele verliezen als volgt gedragen worden:
• De eerste 3% door de financiële instellingen;
• Verliezen tussen de 3% en 5% in gelijke mate gedragen door de financiële instellingen en de overheid;
• Voor verliezen boven de 5% zal 80% gedragen worden door de overheid, en 20% door de financiële instellingen.
2. Context - Vlaamse maatregelen via PMV
Corona-crisiswaarborg
De bestaande waarborgregeling via PMV/z-Waarborgen wordt uitgebreid met € 100 miljoen corona-crisiswaarborg. Onder deze uitbreiding kunnen ondernemingen en zelfstandigen ook niet- bancaire schulden tot 12 maanden laten waarborgen. De uitbreiding zou ook van toepassing zijn op bestaande leasingovereenkomsten die nog geen garantie hadden, én voor de verlenging van bestaande kredieten onder bepaalde voorwaarden. Verwacht wordt dat de uitbreiding operationeel is voor eind april 2020.
Uitbreiding van de Gigarant-waarborgcapaciteit
De Gigarant-waarborgcapaciteit wordt uitgebreid van de huidige € 1,5 miljard tot € 3 miljard. Tot en met 31 december 2020 zullen onder de Gigarant-faciliteit specifieke COVID-19-waarborgen worden toegekend. De COVID-19-waarborg geniet reeds de goedkeuring voor staatssteun door de Europese Commissie.
Corona-lening
Het kapitaal van PMV werd met € 250 miljoen verhoogd met het oog op een verhoogde toekenning van achtergestelde leningen op middellange termijn. De ‘corona-lening’ d.i. een achtergestelde lening met 3 jaar duurtijd wil volgende bedrijven bereiken:
• Doelgroep 1: startups en scale-ups: (jonge) bedrijven die in de laatste 3 jaren geen of slechts beperkte recurrente positieve kasstroom hadden en die vernieuwende producten en/of diensten ontwikkelen of reeds op de markt brengen;
• Doelgroep 2: kmo’s en zelfstandigen die vóór de Coronacrisis recurrente positieve kasstromen hadden en hierdoor in aanmerking kwamen voor klassieke bankfinanciering.
Voor de eerste doelgroep wordt de lening gestructureerd als een bullet loan, met 5% uitgestelde interest voor de eerste leningschijf van €800.000 en 6% uitgestelde interest voor het bedrag daarboven, betaalbaar op eindvervaldag. Voor de tweede doelgroep starten de kapitaalaflossingen na 2 jaar of betreft de lening eveneens een bullet loan. De uitgestelde interest van 4,5% is betaalbaar op de eindvervaldag. De lening is aan te vragen voor 15 november 2020.
Voor de lening werd een uitbreiding van de bestaande InnovFin- en COSME- garantieovereenkomsten tussen EIF en PMV aangevraagd.
Onder de uitbreiding onder de COSME-garantie met een specifieke COVID-19-garantieregeling werd een garantie voor een leningportfolio van € 75m aangevraagd met volgende modaliteiten:
• garanties op te nemen tot en met 31/12/2020
• voor achtergestelde leningen ter financiering van werkkapitaal van max. € 150k
• 80% van het verlies per individuele lening wordt gewaarborgd, het totaal aan gewaarborgde verliezen over het portfolio wordt afgetopt op € 15m.
Onder de uitbreiding onder de InnovFin-garantie met een specifieke COVID-19-garantieregeling werd een garantie voor een leningportfolio van € 150m aangevraagd, onder de volgende modaliteiten:
• garanties op te nemen tot en met 30/03/2021
• voor achtergestelde leningen ter financiering van investeringen én werkkapitaal vanaf € 25k
• 50% van het verlies per individuele lening wordt gewaarborgd en dit voor het gehele leningportfolio (geen aftopping)
De modaliteiten van de Corona-lening dienen nog staatssteun goedkeuring te krijgen door de Europese Commissie. De goedkeuringen voor de uitgebreide garanties door EIF worden verwacht ten laatste begin juni 2020.
WERKING
1. Type instrument
€28 miljard crisisantwoord door EIB Groep
In maart 2020 kondigde de EIB Groep een pakket van €40 miljard aan gemobiliseerde investeringen aan dat later werd bijgesteld naar 28 miljard euro. De aangekondigde maatregelen worden geïmplementeerd door de Europese Investeringsbank (EIB) en het Europese Investeringsfonds (EIF).
De EIB voorziet om €20 miljard te mobiliseren, door naar inschatting ca. €7 miljard aan liquiditeit te verschaffen. €10 miljard wordt gemobiliseerd via leningen aan financiële intermediairs ter ondersteuning van werkkapitaalfinanciering voor kmo’s en mid-cap bedrijven en €10 miljard via een aankoop van door activa gedekte effecten van financiële intermediairs. Verwacht wordt dat ook financiële instellingen actief in Vlaanderen van deze maatregelen zullen kunnen genieten.
Via het EIF worden ca. €1 miljard aan garanties vrijgemaakt om €8 miljard aan investeringen in kmo’s en mid-cap bedrijven te mobiliseren. PMV heeft aanvragen lopen bij EIF voor een totaal aan
€90 miljoen aan waarborgen (zie hierboven), die naar inschatting ca. €525 miljoen aan investeringen zullen mobiliseren1.
€25 miljard EU garantiefonds
Op 9 april hebben de ministers van Financiën van de EU een principeakkoord bereikt over een
€25 miljard garantiefonds, door EIB op te richten in het kader van de huidige economische crisis. Elke lidstaat zou bijdragen ten belope van zijn aandeelhouderspercentage in de EIB (voor België is dat 5,32% hetgeen overeenkomt met € 1,3 miljard). EIB zou zelf het fonds niet helpen kapitaliseren met eigen liquiditeiten. De governance van het fonds zou bewaakt worden door de lidstaten, volgens nog af te spreken modaliteiten.
2. Doelpubliek
Voor het €28 miljard crisisantwoord door EIB is het doelpubliek financiële instellingen en intermediairs. Via de financiële instellingen en intermediairs zijn de uiteindelijke begunstigden de bedrijven.
Voor het €25 miljard EU garantiefonds zijn de finale modaliteiten nog onbekend, maar verwacht wordt dat het doelpubliek financiële instellingen en intermediairs, en overheden zijn. Via de financiële instellingen en intermediairs zijn de uiteindelijke begunstigden de bedrijven.
3. Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
Verwacht wordt dat de middelen in beheer bij de EIB groep zullen toegekend worden via het demand-driven principe.
1 € 90m waarborgen voor een leningportfolio van EUR 225m aan achtergestelde leningen, hetgeen verwacht wordt ca. € 300m aan senior leningen te katalyseren.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
HUIDIG MFK
1. Deelname van Vlaanderen aan het instrument
Een gedeelte van het EIB crisisantwoord wordt gefinancierd met behulp van EFSI. Een recent overzicht van het gebruik aan EFSI middelen via de EIB groep in Vlaanderen is publiek terug te vinden.2 Voor het gebruik van EFSI garanties onder het EIB crisisantwoord, wordt verwezen naar de aanvragen voor bijkomende EIF garanties.
Met betrekking tot het EGF (Europees Garantiefonds) is er geen precedent van de vooropgestelde schaal zodat het historische gebruik van het instrument niet geëvalueerd kan worden.
2. Evaluatie van de deelname
Uit een evaluatie van de aanwending van EFSI middelen in Vlaanderen uit oktober 2018 3 blijkt dat de middelen die naar Vlaanderen vloeien beperkt zijn.
CRISISMAATREGELEN
Wat betreft het € 28 miljard crisisantwoord door EIB; zoals hierboven vermeld heeft PMV 2 aanvragen voor bijkomende garantiemiddelen in aanvraag bij de EIB Groep.
3. Mogelijke relevantie voor Vlaanderen
Zeer relevant ter ondersteuning van het Vlaamse economische weefsel, vnl. gericht op het gebruik van garanties ter ondersteuning van bedrijfsleningen.
4. Welke Vlaamse acties zouden in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning onder het instrument?
Zie hierboven.
2 xxxx://xxxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxx?xxx0000000
3 xxxxx://xxxxxxxxxxxx.xx/xxxxx/xxxxxxx/xxxxx/xxxxx/xxxxx/00000000_XXX%00XX%00Xxxxxxxxx%00XXXX%00xx%00Xxxxxxxxxx.xxx
1.1.2. INSTRUMENT VOOR NOODHULP
ALGEMEEN
1. Context
Begin april publiceerde de Europese Commissie een pakket nieuwe budgettaire voorstellen om te reageren op de COVID-19-uitbraak. Eén onderdeel van dit pakket is de opzet van een Europees Noodhulpinstrument (Emergency Support Instrument), op basis van verordening 2016/369 betreffende de verstrekking van noodhulp binnen de Unie, dat specifiek gericht is op strategische en gecoördineerde steun voor de gezondheidssystemen in de EU-lidstaten.
2. Omschrijving
ESI voorziet de EU van een breed instrumentarium om de gezondheidszorgstelsels van de EU- lidstaten rechtstreeks te ondersteunen bij hun inspanningen om de pandemie aan te pakken, waarbij de focus ligt op een strategische en gecoördineerde aanpak, met maximale Europese toegevoegde waarde.
Hierbij stelt de Commissie twee richtinggevende principes voorop: het realiseren van tastbare resultaten, die effectief een verschil kunnen maken en het maximaliseren van Europese toegevoegde waarde door strategisch en proactief te werken. Deze principes zullen centraal staan bij het bepalen van de prioriteiten voor de inzet van ESI. De Commissie schuift op dit moment vier belangrijke gebieden naar voor waarin zij potentieel ziet voor een grootschalig EU-optreden, en nodigt de lidstaten uit om hier mee strategische sturing aan te geven. Deze vier domeinen zijn:
1. Het uitvoeren van testen
2. Het ontwikkelen van vaccins
3. Een industriële reconversie
4. Een gezamenlijk optreden aan de buitengrenzen
Het identificeren van deze strategische domeinen zal bepalen op welk soort projecten ESI in de toekomst zal inzetten. Per domein zal op het niveau van de Commissie een specifieke werkgroep opgezet worden.
De Commissie stelt reeds een hele reeks mogelijke acties voor die gefinancierd zouden kunnen worden door ESI, waaronder:
• Voorziening van voldoende medisch materiaal, medische capaciteit en medisch personeel
• Ondersteuning van onderzoek naar medicaties
• Ontwikkelen en uitvoeren van testmethodes
• Ontwikkelen en verspreiden van vaccins
• Controle aan Europese buitengrenzen om de verspreiding te beperken
• Ontwikkelen van strategische productiecapaciteit van de industrie
3 Budget
Er werd €3 miljard vrijgemaakt uit de EU-begroting 2020. €2,7 miljard zal ingezet worden via ESI en de resterende €300 miljoen zal ingezet worden voor de versterking van RescEU. De Commissie voorziet de mogelijkheid om het budget van ESI aan te vullen met bijkomende bijdragen van de lidstaten en andere publieke of private donoren
WERKING
1 Type instrument
ESI wordt centraal beheerd door de Commissie. Het zal een uitgebreid pakket aan mogelijke maatregelen omvatten die op verschillende manieren geïmplementeerd kunnen worden, zowel via direct als via indirect beheer. De keuze van de managementmethode hangt af van de specifieke kenmerken van de geselecteerde projecten. Mogelijkheden voor financiering zijn:
• Noodsteun door middel van gezamenlijke aanbestedingen met de lidstaten, gecentraliseerde aanbestedingen namens de lidstaten en aanbestedingen door de Commissie als groothandelaar om goederen en diensten te kopen, op te slaan, door te verkopen, te doneren of te huren voor lidstaten of door de Commissie geselecteerde partnerorganisaties.
• Bij wijze van uitzondering kunnen ook rechtstreekse subsidies, zonder oproep tot voorstellen (geen ‘calls’), toegekend worden indien nodig om snel of specifiek te reageren op de noodsituatie.
• In bepaalde gevallen zal ESI ook werken via indirect management, indien dit nodig is voor een effectieve en efficiënte implementatie van bepaalde acties. De implementatie van de ESI-middelen gebeurt dan niet rechtstreeks door de Commissie, maar door andere entiteiten zoals nationale autoriteiten en andere overheidsorganen, privaatrechtelijke instanties met een openbare dienstverleningstaak of internationale organisaties en hun agentschappen.
2 Doelpubliek
Het doelpubliek van ESI is in het algemeen de EU-lidstaten, waarbij de Commissie via de strategische bundeling van middelen ondersteuning wil bieden aan de nationale gezondheidssystemen. ESI wordt centraal beheerd door de Commissie, maar bij de uitvoering zullen lidstaten, private sectoren, ngo’s en internationale organisaties betrokken worden, zowel direct als indirect. Het is nog niet duidelijk wie juist begunstigde zal zijn van de middelen uit het ESI. Dit zal afhangen van de specifieke kenmerken van het project, en de gekozen management methode.
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
Het is een door de Commissie centraal beheerd programma dat ingezet zal worden voor aankopen en projecten op EU-niveau om expliciete Europese meerwaarde in het kader van de crisissituatie, ook op langere termijn, te genereren. Het zal de Commissie zijn die bepaalt hoe de middelen ingezet worden om de strategische doelstellingen van ESI te realiseren. Tot 100% van de kosten van een initiatief kan via ESI gefinancierd worden indien nodig. Er zijn echter geen nationale enveloppes. Het instrument zal ingezet worden waar de noden zijn. Hoe en op basis van welke criteria de Commissie de middelen in de praktijk zal verdelen is op dit moment nog niet duidelijk.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
1 Mogelijke relevantie voor Vlaanderen
ESI is geen instrument dat op nationaal of regionaal niveau rechtstreeks middelen of investeringen kan opleveren. Het is bedoeld om overkoepelend voor de gehele EU projecten te ondersteunen die een algemene Europese meerwaarde bieden, om gezamenlijk te reageren op de crisis en tegemoet te komen aan de meest prangende noden van lidstaten. In dit opzicht kan het instrument opportuniteiten bieden voor Vlaanderen om deel te nemen aan de strategische projecten op EU-niveau, die ook voor Vlaanderen een duidelijke meerwaarde kunnen betekenen, en waarbij mogelijks ook Vlaamse publieke en private entiteiten bij betrokken kunnen worden. De strategische richting en de modaliteiten van het ESI-instrument moeten nog verder uitgewerkt en verduidelijkt worden door de Commissie.
2 Welke Vlaamse acties zouden in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning onder het instrument?
Op dit moment zijn er nog geen concrete voorstellen van acties die ondersteuning zouden kunnen ontvangen onder dit instrument, aangezien de modaliteiten nog verder bepaald moeten worden door de Commissie. Voor Vlaanderen lijkt het instrument in eerste instantie vooral interessant in het kader van de mogelijke inzet op gemeenschappelijke EU-initiatieven inzake onderzoek en industrie. Daarbij wordt in eerste instantie gedacht aan de reeks mogelijke acties die de Commissie voorstelde zoals het onderzoek en ontwikkeling van vaccins en testmethoden, de strategische voorraad van medisch materiaal en de strategische productiecapaciteit van de industrie (beschermingsmateriaal en chemicaliën voor farmaceutische sector).
Daarnaast zijn er nog belangrijke specifieke acties interessant voor Vlaanderen:
• De organisatie van grootschalige, EU-brede klinische studies, waarvoor de Vlaamse onderzoekswereld vragende partij is.
• Naast de ontwikkeling en productie van vaccins, ook de ontwikkeling en productie van antivirale middelen in afwachting van een vaccin.
• De opschaling van strategische productie van testmethodes, vaccins en antivirale middelen.
Verdere opportuniteiten betreffen het onderzoek en ontwikkeling van track & trace methoden, de uitbouw van een excellentiecentrum in Vlaanderen met betrekking tot COVID-19 (aanleg bio- bank; bestuderen ziekte op gebied van o.m. verspreiding, immuniteit, biomarkers; toedienen van bloedplasmatherapie; …).
1.1.3. EUROPEES SOLIDARITEITSFONDS
ALGEMEEN
1 Omschrijving
In het kader van het pakket maatregelen rond de COVID-19-crisis heeft de Commissie een voorstel gedaan om de scope van het EU-solidariteitsfonds uit te breiden. Dit kon enkel gebruikt worden in het kader van natuurrampen (België heeft nog nooit een aanvraag gedaan). Het Europees Solidariteitsfonds werd verder uitgebreid voor een ‘major public health emergency’.
2 Budget
Er is €0,8 miljard beschikbaar voor 2020.
WERKING
1 Type instrument
Subsidies voor maatregelen inzake volksgezondheid m.b.t. de COVID-19-crisis. Alle soorten bijstand aan de bevolking (maatregelen op het gebied van gezondheid, medische sector en civiele bescherming) en alle maatregelen die zijn genomen om de verspreiding van de ziekte in te perken, zoals:
• Medische hulp, inclusief medicijnen, uitrusting en medische hulpmiddelen, kosten van gezondheidszorg of infrastructuur voor civiele bescherming;
• Laboratoriumanalyses;
• Buitengewone maatregelen en extra kosten in gezondheid en medische zorg geassocieerd met het COVID-19-virus;
• Persoonlijke beschermingsmiddelen;
• Speciale hulp aan de bevolking, vooral aan kwetsbare groepen (ouderen, mensen met gezondheidsproblemen, zwangere vrouwen, alleenstaande werkende ouders….);
• Speciale ondersteuning om medisch en ander personeel van de hulpdiensten operationeel te houden
• Ontwikkeling van vaccins of medicijnen;
• Versterking van de capaciteit voor paraatheidsplanning en gerelateerde communicatie;
• Verbetering van risicobeoordeling en -beheer;
• Sanering van gebouwen en voorzieningen;
• Gezondheidscontroles, ook aan de grenzen;
• Alle gerelateerde bijkomende personeelskosten.
2 Doelpubliek
Het is gericht op overheden.
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
De drempel voor lidstaten om gebruik te kunnen maken van het fonds wordt vastgelegd op extra publieke uitgaven van minstens €1,8 miljard (lopende prijzen) of 0,3% bni (ongeveer €1,4 miljard voor België). België heeft de drempel bereikt van de in aanmerking komende kosten.
Binnen 12 weken na datum van de eerste officiële actie tegen de noodsituatie dient een dossier ingediend te worden. Voor België zou dit betekenen dat het dossier ingediend moet worden uiterlijk 24 juni 2020.
De financiële bijdrage uit de EU-begroting ligt op 2,5% van de gemaakte kosten tot aan de minimumdrempel en 6% erboven. België zou een bedrag van €35 miljoen kunnen ontvangen.
POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
In termen van budgettaire massa betreft het een erg beperkt instrument voor Vlaanderen met een laag subsidiepercentage, maar elke verlichting van de budgettaire last helpt.
Er werd een lijst van €352,2 miljoen aan Vlaamse uitgaven gedetecteerd aan uitgaven die in aanmerking zouden komen. Deze lijst is onderhevig aan bijstellingen (bv. de kost van de contact tracing).
Op de volgende pagina staat een overzicht van de kosten die in aanmerking komen voor Vlaanderen.
In aanmerking komende kosten Vlaanderen:
Onderwerp | Raming (€M) |
Volksgezondheid & Welzijn | |
Aankoop mondmaskers | 14,0 |
Beschermend zorgmateriaal | 15,0 |
Maatregelen m.b.t. impact op maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren | 0,5 |
Financiering schakelzorgcentra | 4,6 |
Tijdelijke managementondersteuning residentiële voorzieningen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin | 1,0 |
Kinderopvang: Ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering tot bestrijding van de negatieve gevolgen van het COVID-19-virus voor de gezinnen en de organisatoren in de kinderopvang | 32,5 |
COVID-19: compensatiemaatregelen buitenschoolse opvang, opvang zieke kinderen en gezinsondersteuning | 10,4 |
Woonzorgcentra: compensatie BTZ & gebruikersbijdragen | 16,7 |
Woonzorgcentra: inzet thuisverpleging | 7,0 |
Ondersteuning voorzieningen personen met een handicap | 13,5 |
Subsidie Huizen van het Kind voor de aankoop vrijetijdsmateriaal | 1,0 |
Ondersteuning residentiële jeugdhulpvoorzieningen: Digitaal onderwijs | 0,6 |
Budgetgarantie revalidatievoorzieningen en revalidatieziekenhuizen | 0,6 |
Permanentie- en afschakelplan onderwijsinternaten | 1,5 |
Ministerieel besluit tot toekenning van projectsubsidies Federatie Tele- onthaaldiensten, 4 CAW (1712-werking) en Centrum ter preventie van zelfdoding | 0,3 |
Ondersteuning van de geestelijke gezondheidszorg | 18,2 |
Communicatiecampagne in kader van Coronacrisis: creatie en aankoop van mediaruimte voor sensibilisering | 3,6 |
Vergoeding residentiële zorg en gezinszorg voor de aankoop van verzorgings- en beschermingsmateriaal | 32,1 |
Gezinszorg, Revalidatie, Geestelijke gezondheidszorg, Personen met een handicap compensatie inkomensverlies | 11,7 |
Dagopvang compensatie inkomensverlies | 1,4 |
Vergoeding leegstand woonzorgcentra | 20,0 |
Aanpassing jeugdinstellingen aan gevolgen COVID-19 | 2,0 |
Ondersteuning afstandsonderwijs (digital4youth & integrale jeugdhulp) | 1,6 |
Contact tracing | 142,4 |
Subtotaal | 352,2 |
1.1.4. SURE
ALGEMEEN
1 Omschrijving
Om de werkgelegenheid en de werknemers die getroffen zijn door de uitbraak van het coronavirus te beschermen, heeft de Europese Commissie op 2 april een nieuw initiatief gelanceerd onder de naam SURE (Support mitigating Unemployment Risks in Emergency). SURE helpt de EU- lidstaten met financiële steun in de vorm van leningen tegen gunstige voorwaarden. Die helpen de kosten te dekken van nationale regelingen voor arbeidstijdverkorting, die bedrijven de mogelijkheid geven hun personeel korter te laten werken met behoud van salaris (zoals het Belgisch systeem van tijdelijke werkloosheid). Daarnaast kunnen ook gezondheidsgerelateerde maatregelen die gericht zijn op het verminderen van beroepsrisico's en het waarborgen van de bescherming van werknemers en zelfstandigen op de werkplek in aanmerking komen.
SURE biedt lidstaten, die het moeilijk hebben om hun systeem van tijdelijke werkloosheid te financieren aldus steun aan de hand van leningen. Deze zijn toegankelijk voor alle lidstaten, maar vooral van groot belang voor landen die het zwaarst getroffen zijn en waarbij de spreads op de financiële markten oplopen zoals Italië en Spanje.
2 Budget
Het voorstel van de Europese Commissie stelt het budget vast op €100 miljard. Het geld zal worden opgehaald op de financiële markten, met een garantie van het EU-budget en van bijdragen van de lidstaten.
WERKING
1 Type instrument
Leningen, gewaarborgd door EU en lidstaten.
2 Doelpubliek
Het is gericht op overheden
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
Geen voorafname op de verdeling. De leningen zijn toegankelijk voor alle aanvragende lidstaten. Het aandeel van leningen aan de drie lidstaten die het grootste deel van de verstrekte leningen vertegenwoordigen mag niet meer bedragen dan 60% van het maximumbedrag (€ 100 miljard).
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
1 Deelname van Vlaanderen aan het instrument
De bulk van de in aanmerking komende uitgaven situeren zich op het federale niveau (tijdelijke werkloosheid en bepaalde gezondheidsgerelateerde maatregelen). Gelet op het feit dat België en Vlaanderen op de financiële markten tot op heden aan gunstige voorwaarden kunnen lenen, is op korte termijn de noodzaak beperkt om steun te vragen via het SURE-instrument voor kosten die tot nu toe zijn opgelopen. De situatie rond gunstige financieringsvoorwaarden kan evenwel wijzigen de komende maanden en afhankelijk van de voorwaarden van de leningen kan het instrument ook voor België nuttig zijn.
Er werd daarom overeengekomen om op korte termijn Belgische interesse te signaleren aan de Commissie om zodoende het proces op te starten en een inschatting te maken van in aanmerking komende kosten en de financiële voorwaarden. Op Vlaams niveau zal bekeken worden of een deel van de coronapremie en de compensatiepremie onder dit financieringsschema kunnen vallen.
2 Zicht op toekomstige deelname
Het proces tot aanvraag van gebruik van dit instrument zal opgestart worden. De opstart van dit proces houdt echter nog geen beslissing in omtrent het effectieve gebruik van het SURE- instrument noch door België, noch door Vlaanderen.
1.2 Allocatie op basis van geografische verdeling: crisismaatregelen in het kader van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen
//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
1.2.1. INVESTERINGSINITIATIEF CORONAVIRUSRESPONS (PLUS)
ALGEMEEN
1 Omschrijving
Met het Investeringsinitiatief Coronavirusrespons (hierna: “CRII”) kunnen lidstaten en regio’s niet- gebruikte prefinancieringsmiddelen van het EFRO, ESF en EFMZV inzetten op coronamaatregelen
Met het investeringsinitiatief Coronavirusrespons Plus (hierna: “CRII+”) gaf de Europese Commissie een antwoord op de bezorgdheden van Vlaanderen en aantal kritische lidstaten en kunnen ook alle niet vastgelegde middelen van EFRO en ESF ingezet worden op coronamaatregelen. Ook hebben LS de mogelijkheid om hun gewone programmering verder te zetten.
In beide gevallen worden coronamaatregelen breed geïnterpreteerd: het kan onder meer gaan om versterking van de gezondheidszorgstelsels (vb. aankoop van maskers), ondersteuning van kmo’s (o.a. door financiering bedrijfskapitaal), werktijdverkortingsregelingen, ondersteuning voor telewerk, afstandsonderwijs en gemeenschapsgebaseerde diensten. Lidstaten en regio’s kunnen hierbinnen zelf eigen klemtonen en prioriteiten aanbrengen.
2 Budget
CRII: Over de hele EU bekeken, gaat het om €8 miljard aan niet terug te storten ongebruikte prefinancieringsmiddelen. Voor Vlaanderen gaat het voor EFRO om €2,1 miljoen, voor ESF om
€3,7 miljoen en voor het EFMZV om ca. €728.000. Als LS beslissen om de ongebruikte prefinancieringsmiddelen in te zetten op Coronamaatregelen, kunnen ze dit bedrag gebruiken als cofinanciering. Dit betekent wel dat ze ook hun reguliere cohesie-enveloppe moeten aanspreken.
CRII+: Wat de nog niet-vastgelegde middelen betreft, gaat het voor EFRO om €7 miljoen en voor ESF om €35 miljoen (naast de voorziene oproepen). Onder CRII + kan ook beslist worden om voor 100% EU-financiering te gaan waardoor er geen nood is aan cofinanciering. Het gaat dus niet om nieuwe middelen. De 100% EU-financiering is enkel een ‘frontloading’ van middelen die eerder al waren toegezegd. Het gaat enkel om reeds uitgevoerde (onderdelen van) projecten die in het begrotingsjaar 2020-2021 zullen worden afgerekend en niet om nieuwe projecten.
WERKING
1 Type instrument Subsidies
2 Doelpubliek
Gericht op overheden, bedrijven, publiek en privaatrechtelijke organisaties en burgers.
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
CRII (+): BNP en andere criteria volgens de algemene allocatiemethode voor cohesiebeleid.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
1 Deelname van Vlaanderen aan het instrument
Voor EFRO is al 96% van de middelen vastgelegd. Er zijn verschillende oproepen lopende en/of in verregaande voorbereiding. Het budget is hiermee (incl. overcommitering) ingevuld. Gezien de thema’s en het hefboomeffect van EFRO-middelen draagt EFRO per definitie al bij tot de “recovery”, één van de doelstellingen van CRII (+). De andere doelstelling (terbeschikkingstelling van medisch materiaal e.d.) behoort niet direct tot het toepassingsgebied van het Vlaamse EFRO programma. In de oproepen die momenteel in voorbereiding zijn, zal waar relevant, extra worden ingezet op het ondersteunen van (lokaal) economisch weefsel.
Voor ESF is reeds 91% van de middelen vastgelegd en zijn er verschillende oproepen lopende of in uitvoering, bijvoorbeeld deze waar bedrijven en organisaties beroep op kunnen doen om hun arbeidsorganisatie voor de opstart te definiëren.
Bij EFMZV wordt er momenteel intern volop gekeken hoe ze de visserijsector in deze crisis kunnen ondersteunen.
2 Evaluatie van de deelname
De instrumenten zijn nog maar recent in voege. Gelet op de verregaande vordering van de programma’s en het beperkte programmabudget is het toepassingsveld hiervan beperkt. Buiten de frontloading brengt CRII (+) ook niet echt nieuwe mogelijkheden aan. Wel positief is de gecreëerde administratieve vereenvoudiging en extra flexibiliteit die wordt geboden.
1.2.2. ELFPO - LUMP SUM SUBSIDIE VOOR GETROFFEN LANDBOUWERS
ALGEMEEN
1 Omschrijving
Binnen het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) wordt de mogelijkheid geboden om een (eenmalige) lump sum subsidie te geven aan getroffen landbouwers (tot max. €5000 per landbouwer) of kmo’s die actief zijn in de ontwikkeling, verwerking of afzet van landbouwproducten (tot €50.000 per kmo). Dit zou dan als een nieuwe maatregel opgenomen kunnen worden in het programma voor plattelandsontwikkeling (PDPO).
De doelgroep moet goed afgebakend worden (de meest getroffen landbouwers of kmo’s) en de betaling moet nog in 2020 gebeuren.
2 Budget
Het budget beperkt zich tot maximaal 1% van het PDPO-budget 2014-2020. Voor Vlaanderen komt dit neer op maximaal €3,84 miljoen EU-middelen, die deels of volledig kunnen/moeten gecofinancierd worden.
WERKING
1 Type instrument
Het betreft een subsidie in de vorm van een lump sum (vast bedrag); het bedrag kan gedifferentieerd worden. De betaling kan met Vlaamse cofinanciering gebeuren.
2 Doelpubliek
De door de corona zwaarst getroffen landbouwers of kmo’s.
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld Afbakening van de doelgroep op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN:
1 Mogelijke relevantie voor Vlaanderen
Er wordt momenteel onderzocht of Vlaanderen van deze maatregel zal gebruikmaken.
2 Welke Vlaamse acties zouden in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning onder het instrument?
Er wordt momenteel gekeken of er binnen PDPO III nog middelen hiervoor beschikbaar zijn en of deze maatregel kan opgenomen worden in het PDPO III.
2. Instrumenten relevant voor het relancebeleid
//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
2.1. Allocatie op basis van excellentie
//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
2.1.1. HORIZON 2020 / HORIZON EUROPE
ALGEMEEN
1 Omschrijving
Horizon 2020 is het Europese programma voor de financiering van onderzoek en innovatie voor de periode 2014-2020. Via onderzoek en innovatie worden oplossingen gezocht voor de grootste problemen van deze tijd zoals energie, voedselveiligheid, klimaatverandering en vergrijzing. Het draagt ook bij tot de werkgelegenheid, welvaart en levenskwaliteit. Horizon 2020 wordt gekenmerkt door een duidelijke focus op innovatie, de uitdaging-gebaseerde benadering en de vereenvoudiging van deelnameregels. Om dit te bereiken richt Horizon 2020 zich op drie prioriteiten met Europese meerwaarde die aansluiten bij de Strategie voor werkgelegenheid en groei (Europe 2020) en het bijbehorende vlaggenschip Innovation Union. De prioriteiten of pijlers zijn:
• Excellent Science;
• Industrial Leadership;
• Societal Challenges.
Horizon EUROPE is het toekomstige kaderprogramma van de Europese Unie voor onderzoek en innovatie (O&I) voor de periode 2021-2027. Het is het nieuwe vlaggenschipprogramma van de EU ter ondersteuning van O&I, vanaf het concept tot de introductie ervan op de markt, en vormt een aanvulling op nationale en regionale financiering.
De structuur van Horizon Europe is aangepast om de toekomstige uitdagingen beter te kunnen aanpakken.
2 Budget
Horizon 2020 heeft in totaal ongeveer €65 miljard (2018 prijzen) beschikbaar voor de periode 2014-2020.
Horizon EUROPE: Volgens het oorspronkelijke zevenjarige begrotingsvoorstel van de EU, was Horizon Europa geoormerkt om tussen 2021 en 2027 zo’n €83.5 miljard (2018 prijzen) te ontvangen, een forse stijging ten opzichte van Horizon 2020. In het herstelpakket van 27 mei zit een versterking van Horizon EUROPE als onderdeel van het Next Generation EU-pakket. In dit voorstel gaat €94,4 miljard (2018 prijzen) naar Horizon EUROPA, dat daarmee wordt versterkt voor het financieren van onderzoek en innovatie naar gezondheid, klinische proeven uit te breiden, de toegang tot onderzoeksinfrastructuur te verbeteren en te helpen degelijke wetenschap te verankeren in het hart van het beleidsproces, dit op het gebied van gezondheid, veerkracht en groene en digitale transitie. In dezelfde geest zal de Commissie zich ook richten op het ontsluiten van investeringen in schone technologieën en waardeketens, met name door de aanvullende financiering voor Horizon EUROPA.
WERKING
1 Type instrument
Horizon 2020 werkt op subsidiebasis voor onderzoek, technische ontwikkeling en innovatie in Europees verband. Een harde eis is vaak dat er minimaal drie partijen uit drie verschillende landen samenwerken.
Het subsidiepercentage bedraagt over het algemeen 70% of 100% van de toegestane kosten. Naast subsidies kunnen er in een aantal sub-instrumenten ook leningen, waarborgen of equity financieringen worden toegepast.
2 Doelpubliek
Horizon 2020 en zijn specifieke programma's staan open voor iedereen (openbare en particuliere instellingen), gevestigd in de lidstaten van de Europese Unie (EU) of gevestigd in landen buiten de EU die een associatieverdrag hebben met de EU. Hierbij is de vorm van de rechtspersoonlijkheid niet belangrijk. Dit kunnen dus individuen, industriële en commerciële ondernemingen (inclusief kmo's), universiteiten, onderzoeksinstellingen en organisaties voor technologieverspreiding zijn.
De doelgroep is bijgevolg zeer breed, maar binnen elke uitdaging wordt er wel gefocust op bepaalde groepen. Bij doelstelling 1 (wetenschappelijk onderzoek) zijn dit eerder de academische instellingen terwijl doelstelling 2 (industrieel leiderschap) eerder gericht is op ondernemingen.
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld De toekenning van subsidies gebeurt op basis van het excellentieprincipe.
De regels voor de aanvraagprocedure zijn flexibeler geworden en er wordt vooral gekeken naar de mogelijke impact die het project kan hebben. Bijgevolg hangen de voorwaarden vooral af van de oproepen voor projectvoorstellen (calls for proposals) die de timing en modaliteiten bepalen. Zij worden op regelmatige basis online gepubliceerd.
Binnen Horizon 2020 zijn verschillende calls over COVID-19 opgezet. Deze worden volledig meegenomen en gepromoot in de reguliere NCP Flanders-werking. Voorbeelden:
• EIC accelerator COVID-19 oproep in maart 2020. (43 ontvankelijke COVID-gerelateerde inzendingen vanuit België – beslissing voor financiering is voorzien in juni)
• €1 miljard wordt gemobiliseerd onder H2020 voor ‘Coronavirus Global Response’
• …
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
1 Deelname van Vlaanderen aan het instrument
Om de (potentiële) deelnemers aan Europese projecten in Horizon 2020 te stimuleren en ondersteunen, organiseert de Europese Commissie een netwerk van zgn. National Contact Points (NCP). De organisatie van het National Contact Point voor Horizon 2020 in Vlaanderen werd in
2016 hertekend onder de vorm van een samenwerkingsverband tussen VLAIO en FWO wat resulteerde in het oprichten in 2017 van NCP Flanders, met NCP-adviseurs in beide organisaties en een NCP-coördinator, die opereert vanuit het FWO.
2 Evaluatie van de deelname
Een terugblik op de Vlaamse deelnames tijdens de periode 2014-2019 leert dat Vlaanderen het nog steeds zeer goed doet binnen Horizon 2020: waar het gewicht van Vlaanderen in de EU op basis van BBP 1.7% bedraagt, realiseerde het in de periode 2014 tot eind 2019 een reële return van 2.66% van de Horizon 2020 middelen naar Vlaamse deelnemers, wat een toename van 0,26% is ten opzichte van de resultaten tijdens de vorige periode.
Onderstaande tabel illustreert dat zowel onze bedrijven als onze universiteiten en onderzoekscentra meer middelen binnen halen dan wat in een ‘break-even’ situatie kan verwacht worden. (Met een ‘break-even’ bedoelen we een situatie waarin Vlaamse partners net 1.7% van de H2020-middelen zouden binnen halen en dit verdeeld over de verschillende partnertypes zoals dit gemiddeld over alle Europese deelnemers gebeurt).
Reële return in H2020* in € | Reële return in H2020* in % | break-even return in H2020 in % (°) | |
Universiteiten | 596.359.704 | 1,28% | 0,66% |
Private sector | 265.026.363 | 0,52% | 0,49% |
Onderzoeksorganisaties | 383.752.549 | 0,76% | 0,43% |
Andere | 52.135.594 | 0,10% | 0,12% |
TOTAAL (H2020 break-even = 1,7%) | 1 297 274 211 | 2,66% | 1,70% |
(*) bron: xxxxxxx.xx.xxxxxx.xx/xxxxxxxxx; gegevens NUTS1 Vlaams Gewest (°) EU-verdeling voor totaal van 1,70%
3 Inschatting of dit Vlaams aandeel kan toenemen in de toekomst
Door de continue acties en outreach van NCP Flanders naar de betrokken stakeholders verwachten we een verdere toename in het aandeel voor Vlaanderen naar het einde van Horizon 2020 toe. In combinatie met het feit dat het budget voor het jaar 2020 het hoogste is uit heel het Horizon 2020 programma, geeft dit heel wat potentieel voor de Vlaamse deelnemers.
Door de versterking van Horizon EUROPA, voor de financiering van vitaal onderzoek op het gebied van gezondheid, veerkracht en groene en digitale transitie, in combinatie met de intentie van de commissie voor een versterkte rol voor de NCP organisaties, geeft dit wederom een extra potentieel voor Vlaamse deelnemers.
2.1.2. INVESTEU / EFSI
ALGEMEEN
1 Omschrijving
Het InvestEU-programma werd formeel gelanceerd door de Europese Commissie in juni 2018.4 De juridische basis voor InvestEU, d.i. de ontwerpverordering, werd principieel goedgekeurd in triloog in april 20195 onder voorbehoud van o.a. de toe te kennen budgetten die volgen uit het MFK 2021- 2027-overleg tussen EU-lidstaten. PMV heeft in samenwerking met BUZA en de vertegenwoordiging bij de EU, wijzigingsvoorstellen aangebracht om de ontwerpverordening aan te passen volgens de belangen van Vlaanderen en PMV.
De InvestEU-investeringsrichtlijnen beschrijven het kader voor de operationele uitwerking in financiële instrumenten via de uitvoeringspartners (de zogenaamde ‘implementing partners’); deze werden in ontwerpvorm gecirculeerd voor consultatie in juni 2019. Ook hier heeft PMV wijzigingsvoorstellen geformuleerd die door de Commissie zijn opgenomen in het voorlopige werkdocument; een finale versie is echter nog niet bekrachtigd.
Op 14 januari 2020 kondigde de Commissie het investeringsplan in het kader van de Green Deal aan. Als onderdeel van dit plan werd vooropgesteld om InvestEU-middelen aan te wenden voor de objectieven van de Green Deal (zie ook fiche voor het Instrument voor een rechtvaardige transitie in bijlage 2).6
Ook de financiële instrumenten binnen CEF zullen worden ondergebracht onder InvestEU.
In het kader van het Herstelpakket dat de Commissie eind mei publiceerde, stelde ze een aantal belangrijke wijzigingen voor aan de oorspronkelijke InvestEU voorstellen. De belangrijkste inhoudelijke wijziging is de creatie van een nieuwe ‘strategische investeringsfaciliteit’ Hiermee moet de strategische autonomie van de EU in vitale toeleveringsketens op Europees niveau versterkt worden (vb. in kritische infrastructuur en technologie, kritische gezondheidsvoorzieningen, “smart health”, industriële ‘internet of things’, lage CO2 uitstoot in de industrie, cyberveiligheid,…).
Ook werd een belangrijke wijziging aan EFSI (de voorloper van InvestEU) voorgesteld, nl. de creatie van een nieuw Instrument voor Solvabiliteitsondersteuning. Dat moet particuliere middelen helpen mobiliseren om steun te verlenen aan Europese bedrijven die anders levensvatbaar zouden zijn om onmiddellijke liquiditeits- en solvabiliteitsproblemen aan te pakken. Dit instrument zal tijdelijk zijn en uitsluitend en strikt gericht zijn op het aanpakken van de economische gevolgen van de pandemie. De Commissie wil bijzondere aandacht geven aan lidstaten die minder in staat zijn om in te grijpen via staatssteun en lidstaten en sectoren waar de economische effecten van COVID-19 het grootst zijn.
De Europese Commissie had gehoopt om reeds in de eerste jaarhelft van 2020 van start te gaan met een eerste call of interest voor InvestEU-projecten bij de uitvoeringspartners. Dergelijke call
4 xxxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/xxxxxx/xx/XXXX_00_0000
5 xxxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/xxxxxx/xx/XX_00_0000
6 xxxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/xxxxxx/xx/xx_00_00
zal pas van start gaan als er budgetafspraken zijn voor het volgende MFK 2021-2027. Het ziet ernaar uit dat de call of interest verschuift naar de tweede jaarhelft van 2020. Het afsluiten van garantieovereenkomsten met de respectievelijke uitvoeringspartners volgt na toekenning van investeringsprogramma’s met de uitvoeringspartners. Pas na het afsluiten van een dergelijke garantieovereenkomst, zullen financiële instrumenten met steun van InvestEU operationeel worden in de markt. De vooropgestelde start van de InvestEU operaties op 01/01/2021 lijkt praktisch niet haalbaar, en zal wellicht opschuiven naar Q2 2021.
2 Budget
Budgetperiode 2014-2020
Voor de periode 2014-2020 omvatte het InvestEU programma (toen EFSI) een budget van €33.5 miljard (2018 prijzen).
Initiële budgetvoorstellen van de Commissie uit 2018
Het InvestEU-investeringsprogramma is gebaseerd op een garantie van €47,5 miljard voor financiële instrumenten, hetgeen verwacht wordt om € 650 miljard aan investeringsmiddelen te mobiliseren (x13,7). Een gedeelte van de InvestEU-garantie ten bedrage van €38 miljard valt ten laste van COM, zij voorziet hiervoor een provisie ten belope van 40% van dit bedrag nl. €15,2 miljard (in lopende prijzen) in het MFK 2021-2027 budget. De uitvoeringspartners voor InvestEU zijn de EIB groep, internationale financiële instellingen en publieke investeringsinstellingen (National Promotional Banks and Institutes of “NPBIs”) uit de EU-landen. Deze dienen wel een pijlerbeoordeling te doorlopen d.i. een doorlichting van de organisatie om na te gaan of deze voldoet aan de voorwaarden voor COM om middelen van COM te beheren.
Nieuwe budgetvoorstellen van het Commissie Herstelpakket van mei 2020
In totaal stelt de Commissie een budget voor van €31,6 miljard (2018 prijzen) voor het gehele InvestEU programma 2021-2027. €1.3 miljard wordt voorzien binnen het toekomstige MFK, €30,3 miljard wordt toegewezen vanuit het herstelfonds Next generation EU.
InvestEU (incl. nieuwe strategische investeringsfaciliteit): De Commissie stelt voor om het reguliere InvestEU te upgraden met €15,3 miljard uit het herstelfonds. Dit kan leiden tot investeringen van meer dan €240 miljard. Wat de nieuwe strategische investeringsfaciliteit betreft, kunnen met een voorziening van €15 miljard van Next Generation EU, investeringen tot €150 miljard worden gegenereerd. De Commissie stelt dus voor om de totale middelen voor InvestEU ongeveer te verdubbelen t.o.v. de initiële voorstellen.
Nieuw instrument voor solvabiliteitsondersteuning onder EFSI: Met een voorziening in de EU- begroting van €5 miljard uit het MFK in 2020 en een extra €26 miljard uit “Next Generation EU”, zal de begroting van de Unie een garantie van ongeveer €66 miljard bieden aan de Europese Investeringsbank, Het instrument streeft naar een investeringsniveau van €300 miljard aan solvabiliteitssteun. Bovendien zal het kapitaal van het Europees Investeringsfonds als aanvullende maatregel worden verhoogd om steun te verlenen aan een breed scala van kleine en middelgrote ondernemingen, onder meer door de implementatie van het solvabiliteitssteuninstrument. Deze kapitaalverhoging tot €1,5 miljard zal zowel onder het huidige als het volgende meerjarige financiële kader worden gefinancierd.
WERKING
1 Type instrument
De beoogde financiële instrumenten dienen rendabele financiële producten te zijn, en kunnen de vorm aannemen van (tegen)garanties, leningen en kapitaalinbreng.
2 Doelpubliek
Direct: uitvoeringspartners die de InvestEU-pijlerbeoordeling hebben doorlopen;
Indirecte begunstigden: overheden, bedrijven, infrastructuur- en duurzame energieprojecten
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
Excellentieprincipe. Net zoals bij EFSI gebeurt de toekenning van InvestEU-middelen op basis van de projecten die zich aandienen nl. InvestEU is ‘demand driven’. Er is geen ex-ante geografische verdeling vooropgesteld. De financiële instrumenten kunnen door de implementing partner zelf beheerd worden, of via de implementing partner toegekend aan ‘financial intermediaries’, die de implementing partner en de uiteindelijke begunstigde verbindt. Deze uiteindelijke begunstigde is dan bv. een onderneming of een investeringsproject.
Wat EFSI en het instrument voor solvabiliteitsondersteuning betreft, worden de middelen volledig beheerd door de EIB, die evenwel beroep doet op intermediairen voor de toekenning van de middelen aan eindbegunstigden.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
1 Deelname van VL aan het instrument en evaluatie van de deelname
Het huidige garantieprogramma voor EU-investeringen, EFSI, wordt exclusief door de EIB Groep (EIB en EIF) geïmplementeerd. De inzet van EFSI binnen Vlaanderen wordt ingeschat op ca. € 721 miljoen (status eind Q1 2020), én is relatief bescheiden ten opzichte van het totaal aan EFSI- investeringen door de EIB Groep van € 88 miljard.7 Een gedetailleerde weergave van de EFSI- middelen ingezet in Vlaanderen is terug te vinden in voorgaande rapporteringen waaraan PMV haar advies heeft verleend.8,9
2 Inschatting of dit Vlaams aandeel kan toenemen in de toekomst
PMV wenst te verkennen of het Solvabiliteitsondersteuningsinstrument onder EFSI kan bijdragen tot het succes van het Welvaartsfonds (Initiatief van de Vlaamse Regering om de solvabiliteit van kmo’s te verhogen, met als doelgrootte €500 miljoen). Door een rol als implementing partner onder InvestEU op te nemen, wenst PMV zich in te zetten om meer middelen naar Vlaanderen te
7 EFSI project rapportering door COM, EIB en EIF
8 Mededeling aan de Vlaamse Regering, “Evaluatie EFSI in Vlaanderen”, oktober 2018
xxxxx://xxxxxxxxxxxx.xx/xxxxx/xxxxxxx/xxxxx/xxxxx/xxxxx/00000000_XXX%00XX%00Xxxxxxxxx%00XXXX%00xx%00Xxxxxxxxxx.xxx
9 Schriftelijke Parlementaire vraag aan het Vlaamse Parlement omtrent werking van EFSI in Vlaanderen, november 2019, xxxx://xxxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxx?xxx0000000
katalyseren. Voorts wil PMV benadrukken dat 75% van de InvestEU-garantie zal geïmplementeerd worden door de EIB Groep, en dat bijgevolg de relatie met én de opvolging van de EIB Groep in het kader van de InvestEU-activiteiten een zeer belangrijk aandachtspunt blijft.
PMV staat dicht bij het economische weefsel van Vlaanderen, en lijkt zeer goed geplaatst om op een directe of indirecte manier EU financiële instrumenten te ontwikkelen voor de regio. PMV wil mee instaan voor een regio-specifieke aanpak met betrekking tot de implementatie van EU financiële instrumenten. Om hiertoe in aanmerking te komen, dient PMV een accrediteringsproces opgelegd door COM te doorlopen, een zogenaamde pijlerbeoordeling. PMV is zich sedert maanden intensief aan het voorbereiden hierop. Gezien de extra inspanningen die worden verwacht, heeft PMV van de Vlaamse overheid hiertoe ook een subsidie verkregen.10 Qua productontwikkeling bereidt PMV zich voor om financiële instrumenten te ontwikkelen binnen de 5 ‘policy windows’ waarbinnen InvestEU actief wil zijn nl.
• duurzame infrastructuur
• onderzoek, innovatie en digitalisering
• kmo’s
• sociale investeringen en vaardigheden
• strategische investeringsfaciliteit
PMV is hiervoor in contact met verschillende organisaties en beleidsdomeinen, alsook met marktpartijen actief binnen deze domeinen. PMV verkent verschillende domeinen om de InvestEU- garantie aan te wenden, bv.
• Garanties voor renovaties van appartementsgebouwen (VMEs)
• Garanties en liquiditeit voor energierenovaties van schoolgebouwen (met VEB)
• Garantie en liquiditeit voor sociale impact-infrastructuur bv. cultureel erfgoed en O&O faciliteiten
• Garanties voor sociale impact-projecten
10 xxxxx://xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxxx.xx/?xxxxxxxXXX%00xxxxxxxx
2.1.3. FACILITEIT VOOR HERSTEL EN VEERKRACHT & INSTRUMENT VOOR TECHNISCHE ONDERSTEUNING
1 FACILITEIT VOOR HERSTEL EN VEERKRACHT (RECOVERY AND RESILIENCE FACILITY)
ALGEMEEN
1 Omschrijving
In het kader van het Europees herstel stelt de Europese Commissie een nieuw programma voor, namelijk de Faciliteit voor Herstel en Veerkracht (‘recovery & resilience facility’) die voortbouwt op het eerdere ‘budgetary instrument for convergence and competitiveness’ (BICC), maar sterk in budget en reikwijdte uitgebreid wordt. Deze nieuwe faciliteit is het budgettair omvangrijkste nieuwe instrument voor investeringen en hervormingen dat door de Europese Commissie is voorgesteld in het kader van het Europees herstelfonds ‘Next Generation EU’. Het instrument is gericht op de lidstaten voor het ondersteunen van publieke investeringen en structurele hervormingen, onder meer m.b.t. tot de groene en digitale transitie en de veerkracht van nationale economieën, gekoppeld aan de doelstellingen van het Europees Semester. Er is steun beschikbaar voor alle lidstaten maar de focus ligt op de zwaarst getroffen lidstaten en op de gebieden waar de behoefte aan meer veerkracht het grootst is.
Dit instrument werd voorgesteld door de Europese Commissie op 27 mei 2020 en is nog onderwerp van de bredere Europese onderhandelingen over het herstelfonds en het toekomstig MFK.
2 Budget
Het budget bedraagt €560 miljard (2018 prijzen), met een subsidiefaciliteit van maximaal €310 miljard en tot maximaal €250 miljard aan leningen.
WERKING
1. Type instrument
In het nieuwe instrument is er geen verplichte cofinanciering meer. Naast het onderdeel ‘subsidies’ is er ook een onderdeel ‘leningen’ voorzien. Xxxxx wordt verleend naar aanleiding van een verzoek op vrijwillige basis van de betrokken lidstaat.
2. Doelpubliek
Het is gericht op overheden.
3. Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
De middelen onder dit instrument zijn deels subsidies en deels leningen. De verdeling voor beide onderdelen verloopt anders.
Wat betreft de subsidies stelt de Europese Commissie een nieuwe verdeelsleutel voor die gebaseerd is op bevolkingsaantal, de inversie van het BBP per capita en het relatieve werkloosheidspercentage van elke lidstaat (de gemiddelde werkloosheidsgraad in de lidstaat van de laatste 5 jaar (2015-2019) t.o.v. het EU-gemiddelde). Het maximale aandeel voor België komt neer op 1,55% of €4,8 miljard (prijzen 2018). De verdeelsleutel wordt door België momenteel in vraag gesteld omdat deze voornamelijk backward looking is, gebaseerd is op structurele werkloosheid en geen rekening houdt met Corona-gerelateerde criteria. Voor de effectieve toewijzing van de middelen wordt in twee fases gewerkt:
1 Voor de periode tot eind 2022 stelt de Europese Commissie €310 miljard ter beschikking. Elke lidstaat kan dan aanvragen indienen ter hoogte van hun maximale financiële toewijzing om de nationale plannen voor herstel en veerkracht uit te voeren.
2 Voor de periode vanaf 2023 tot en met eind 2024 kan de Europese Commissie, indien er nog financiële middelen beschikbaar zijn, ‘calls’ organiseren volgens het tijdschema van het Europees semester. Daartoe publiceert zij een indicatief tijdschema van de in die periode te organiseren ‘calls’ en vermeldt zij bij elke ‘call’ het voor toewijzing beschikbare bedrag. Elke lidstaat kan dan voorstellen indienen tot hun maximale financiële toewijzing bereikt is.
Wat betreft leningen kan de Europese Commissie tot eind 2024, op verzoek van een lidstaat, deze lidstaat steun in de vorm van een lening toekennen voor de uitvoering van het nationale plan voor herstel en veerkracht. Een lidstaat kan tegelijk met de indiening van zijn plan of op een ander tijdstip tot midden 2024 deze lening aanvragen. Volgende zaken moeten vermeld zijn in de aanvraag voor een lening:
• De reden voor aanvraag (waarom meer financiële middelen nodig zijn voor de hervormingen en investeringen dan voorzien via de subsidies).
• Welke aanvullende hervormingen en investeringen hiermee uitgevoerd zullen worden.
• De hogere kosten van het betrokken herstel- en weerstandsplan in vergelijking met het maximaal toegewezen bedrag van de lidstaat onder de subsidiecomponent van de Faciliteit.
Het maximumvolume van de lening bedraagt voor elke lidstaat niet meer dan 4,7% van zijn bruto nationaal inkomen. Een maximale pot van 250 miljard euro is beschikbaar (prijzen 2018). De Europese Commissie gaat er van uit dat dit bedrag voldoende is om aan de vragen van alle lidstaten te voldoen, gezien de meeste lidstaten nog voldoende toegang tot de financiële markten hebben.
POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
Het instrument is het budgettair grootste onderdeel van het herstelfonds dat de Europese Commissie lanceerde. De Faciliteit zal de komende jaren dus zeer belangrijk zijn voor structurele hervormingen en investeringen in de EU-lidstaten met het oog op herstel, maar ook in lijn met de bredere EU-beleidsfilosofie. De Faciliteit bestrijkt beleidsgebieden die samenhangen met de economische, sociale en territoriale cohesie, de groene en de digitale transitie, gezondheid, concurrentievermogen, veerkracht, productiviteit, opleiding en vaardigheden, onderzoek en innovatie, slimme, duurzame en inclusieve groei, banen en investeringen, alsmede de stabiliteit van de financiële stelsels. Deze beleidsgebieden hebben dus ook betrekking op Vlaamse bevoegdheden zodat op deze manier middelen naar Vlaanderen zullen stromen.
Op basis van de verdeelsleutel die de Europese Commissie voorstelt, zou België een maximaal aandeel van 1,55% van de middelen onder deze faciliteit ontvangen, wat neerkomt op €4,8 miljard aan subsidies (2018 prijzen). Wat betreft het luik ‘leningen’ zal dit afhangen van de noden van België. Het lijkt dat het luik leningen meer op de zuidelijke lidstaten gericht is, omdat zij
momenteel hun leningen aan minder gunstige marktvoorwaarden kunnen bekomen en het kan vermoed worden dat precies deze lidstaten er meer gebruik van zullen maken.
De lidstaten moeten plannen voor herstel en veerkracht opstellen die zijn afgestemd op de desbetreffende landspecifieke uitdagingen en prioriteiten die zijn vastgesteld in het kader van het Europees Semester, vooral die welke van belang zijn voor of voortvloeien uit de groene en de digitale transitie. De plannen moeten ook in overeenstemming zijn met de nationale hervormingsprogramma’s, hun nationale energie- en klimaatplannen, de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie en de partnerschapsovereenkomsten en de operationele programma’s.
De Europese Commissie beoordeelt het belang en de samenhang van het plan voor herstel en veerkracht en de bijdrage die het levert aan de groene en de digitale transitie en neemt daarbij verschillende criteria in aanmerking. Het is dus zeer belangrijk dat Vlaanderen een zo goed mogelijke plan voor herstel en veerkracht opstelt dat zo optimaal mogelijk rekening houdt met deze criteria. Uiteraard ligt een zeer grote uitdaging in de intra-Belgische coördinatie.
3 INSTRUMENT VOOR TECHNISCHE ONDERSTEUNING
ALGEMEEN
1 Omschrijving
Het instrument voor technische ondersteuning zorgt ervoor dat de lidstaten ondersteuning in de vorm van technische deskundigheid krijgen voor het opzetten en uitvoeren van hervormingen. Een brede waaier van hervormingen (onder meer de prioriteiten binnen het Europees Semester – de landspecifieke aanbevelingen of “LSA’s”) komen in aanmerking.
Met dit instrument wordt voortgebouwd op het bestaande Structural Reform Support Programme (SRSP) dat dit jaar eindigt.
2 Budget
Het budget voor dit instrument bedroeg €0.185 miljard (2018 prijzen) voor de huidige periode 2014-2020. Voor de periode 2021-2027 wordt €0,767 miljard (2018 prijzen) voorzien.
WERKING
1 Type instrument
‘Subsidies’, maar eigenlijk toegekend onder de vorm van het ter beschikking stellen van technische deskundigheid door de SRSS (Structural Reform Support Service) en nu DG Reform. Deze kunnen rechtstreeks steun verlenen door een beroep te doen op de eigen expertise van de EC of op andere aanbieders van technische hulp.
2 Doelpubliek
Dit is gericht op overheden.
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
Excellentiecriterium. Er zal worden voortgebouwd op de bestaande werkwijze inzake het SRSP. Momenteel wordt een jaarlijks oproep gedaan waar de lidstaten hun voorstellen van projecten waarvoor ze ondersteuning vragen uiterlijk op 31 oktober kunnen indienen. De SRSS en voortaan DG Reform beoordeelt de kwaliteit van de projecten (bv. link met de LSA’s). In vergelijking met het SRSP komt ook ondersteuning in aanmerking voor de voorbereiding van herstel- en veerkrachtsplannen en de uitvoering daarvan door de lidstaten.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
1. Deelname van Vlaanderen aan het instrument
Het stijgend succes van het SRSP vertaalt zich ook in de middelen die naar België stroomden. In 2018 had dit betrekking op €990.000, in 2019: €2.602.450 en in 2020: € 2.990.000 en daarmee scoort België in EU-verband goed. Vlaanderen speelde van bij aanvang zeer goed in op het gebruik van het SRSP en deed mee aan de 3 recente cycli. Voor 2018, 2019 en 2020 kreeg Vlaanderen ondersteuning voor in totaal 8 projecten (zie infra) en de jaarlijks totaal ontvangen steun betreft hier een paar honderdduizend euro (voor 2020 bedraagt deze € 550.000). De Vlaamse projecten waren zeer divers van aard en hadden betrekking op spending reviews (FB), implementatie van de hervorming van de geïntegreerde Eerste Lijnszorg (WVG), ondersteuning spoorwegproject én binnenvaartproject (Havenbedrijf Antwerpen), professionaliseringsaanbod voor leraren binnen duaal leren en het effectief implementeren van een inductiesysteem voor beginnende leraren in Vlaanderen (OND), AI in Handel (FIT) en de pillar assessment in kader van investEU (PMV). Volledigheidshalve kan ook worden vermeld dat België (inclusief de deelstaten) SRSP- ondersteuning zal krijgen voor de opmaak van een of meerdere territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie in het kader van JTF/JTM.
2. Evaluatie van de deelname
Met dit programma speelt Vlaanderen o.a. in op de uitdagingen die zich in het kader van het Europees Semester stellen. Hoewel de bedragen eerder bescheiden van aard zijn, is het een belangrijk kanaal om o.a. externe expertise in de Vlaamse overheid voor het uitvoeren van hervormingen brengen en de contacten met o.a. de Commissie te verstevigen. Ook de Europese zichtbaarheid van Vlaanderen kan toenemen (o.a. vermelding van Vlaams project van de spending reviews in de Landverslagen van België).
3. Inschatting of dit Vlaams aandeel kan toenemen in de toekomst
Aangezien het instrument doorheen de jaren steeds meer succes kent (o.a. vrij laagdrempelig qua omvang van het in te vullen document) kon door de SRSS de lat steeds hoger worden gelegd wat de kwaliteit van de projecten betreft. Het is uiterst belangrijk dat de Vlaamse projectaanvragen voldoende kwalitatief zijn, zodat ze met deze van de andere overheden in België in concurrentie kunnen treden. Ook de diversificatie van de Vlaamse projecten om aldus in te spelen op verschillende thema’s van de verschillende units van DG Reform kan daarbij strategisch interessant zijn. Dit zullen belangrijke voorwaarden zijn om het Vlaams aandeel in de toekomst te kunnen vergroten.
4. Welke Vlaamse acties zouden in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning onder het instrument?
De vastgestelde specifieke doelstellingen hebben betrekking op beleidsgebieden die verband houden met cohesie, concurrentievermogen, onderwijs, productiviteit, onderzoek en innovatie, slimme, eerlijke, duurzame en inclusieve groei, banen en investeringen, met specifieke nadruk op acties die groene en digitale transities bevorderen. Het gaat om beleidsgebieden die betrekking hebben op de bevoegdheden van Vlaanderen zodat technische ondersteuning mogelijk is voor een brede waaier van structurele hervormingen die Vlaanderen wenst door te voeren. Er is heel veel mogelijk wanneer kwalitatieve Vlaamse projecten aan het Europees Semester (o.a. LSA’s) worden vastgehaakt.
2.1.4. DIGITAAL EUROPA PROGRAMMA
ALGEMEEN
1 Omschrijving
Het Digital Europe Programme (DEP) is een nieuw programma binnen het Meerjarig Financieel Kader 2021-2027. Het heeft als doelstelling een doorgedreven digitalisering van de Europese economie en maatschappij te realiseren. Het focust daarbij, in tegenstelling tot Horizon Europe, op latere fases van 0&0 (zogenaamde Technology readiness levels of TRL) en opname van digitale toepassingen.
Het programma bestaat uit vijf pijlers, waarvan drie gericht op technologie (m.n. op supercomputers, op artificiële intelligentie en op cybersecurity), en twee op ondersteuning (m.n. op geavanceerde digitale vaardigheden en op de uitrol, breed gebruik van de digitale capaciteit en interoperabiliteit). Het beheer van pijlers 2, 4 en 5 gebeuren onder direct beheer van de Europese Commissie. Pijler 1 wordt beheerd onder indirect beheer van de Joint Undertaking EuroHPC en pijler 3 door het Cyber Security Competence Center.
Voor elk van de vijf pijlers wil men impulsen geven en de nodige infrastructuur voorzien om Europese actoren in staat te stellen in te zetten op de digitale transformatie. Zo wil men enkele wereldklasse supercomputers in Europa installeren, deze verbinden met één competentiecentrum in elke lidstaat en zo openstellen voor de industrie. Voor de uitrol van AI gaat men interoperabele dataruimtes opzetten voor verschillende sectoren en zullen er test- en experimenteerruimtes voor AI komen. Inzake cybersecurity zal er een Europees competentiecenter komen en een netwerk van nationale coördinatiecentra die de middelen vanuit Horizon Europe en DEP inzake cybersecurity zullen beheren. Voor het bekomen van geavanceerde digitale vaardigheden wil men zowel lange- als kortetermijntrainingen stimuleren om burgers, werknemers en hogeschoolstudenten mee te krijgen in deze technologieën.
Een centrale rol is weggelegd voor een netwerk van European Digital Innovation Hubs (EDIH). De EDIHs zullen zowel bedrijven als publieke administraties bijstaan in hun digitale transformatie, een Europees netwerk vormen met EDIHs uit andere Europese landen en de lokale schakel zijn met gespecialiseerde centra en aanbieders van opleidingen.
Met uitzondering van de budgetaspecten, werd in 2019 overeenstemming bereikt over het programma tussen de Raad en het Europees Parlement. Op dit moment worden de eerste versies van de werkprogramma’s opgesteld.
2 Budget
De Commissie stelt voor om €9,2 miljard (in lopende prijzen) te investeren: supercomputers (€2,7 miljard), artificiële intelligentie (€2,5 miljard), cybersecurity (€2 miljard), geavanceerde digitale vaardigheden (€700 miljoen) en het verzekeren van breed gebruik van digitale technologieën en interoperabiliteit (€1,3 miljard). De verdeling van het budget is nog voorwerp van discussie en zal worden aangevat eens het uiteindelijke budget voor DEP gekend is in het kader van de discussies over het Meerjarig Financieel Kader.
WERKING
1 Type instrument
De middelen uit DEP worden verdeeld door middel van subsidies en via aanbestedingen. Daarin zijn nog enkele subcategorieën mogelijk:
• Gewone subsidie;
• Financiële steun aan derde partijen: doorgeven van subsidies;
• Subsidies voor aanbestedingen;
• Aanbesteding door één enkele organisatie;
• Aanbesteding door een groep organisaties.
Het aandeel tussen wat lidstaten en het DEP zullen aanleveren varieert. Zo wordt er voor het netwerk aan European Digital Innovation Hubs 50% financiering van de lidstaten verwacht. Voor subsidies die bedoeld zijn voor de ondersteuning en coördinatie van het programma voorziet de Europese Commissie 100% financiering.
2 Doelpubliek
De belanghebbenden bij dit programma zijn onder te verdelen in afnemers van de subsidies en afnemers van de diensten:
• Afnemers van subsidies: onderzoeksorganisaties, incubatoren, kennisinstellingen en andere innovatoren die in opdracht van DEP diensten zullen aanbieden;
• Afnemers van diensten: (kleine en middelgrote) bedrijven en publieke administraties die gebruik zullen maken van de diensten voor digitale transformatie.
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
De toekenning van subsidies en aanbestedingen gebeurt op basis van een combinatie van (minimale) geografische spreiding en kwaliteitscriteria.
• Geografische spreiding: speelt mee voor de instrumenten waarvan de Europese Commissie er een bepaald aantal in elke lidstaat wil hebben, bv. van de European Digital Innovation Hubs (verdeling op niveau lidstaten op basis van de zetelverdeling in het Europees Parlement);
• Kwaliteitscriteria: op basis van vooropgestelde criteria naargelang het project; verwachting is dat een Europese meerwaarde hebben (m.a.w. dat men bijdraagt aan het Europese netwerk) altijd een criterium zal zijn.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
1 Mogelijke relevantie voor Vlaanderen
Vlaanderen zet momenteel al sterk in op projecten en instrumenten voor een versnelde digitalisering van de Vlaamse economie en administratie. In dat opzicht lopen de doelstellingen van DEP gelijk met deze van Vlaanderen en kunnen de Europese middelen de Vlaamse doeltellingen een duw in de rug geven. Zo zijn er duidelijke parallellen te trekken met de doelstellingen uit de Vlaamse beleidsplannen voor AI en Cybersecurity.
Daarbij kan, in die gevallen waar er financiële inbreng vanuit de lidstaten wordt gevraagd, reeds lopende Vlaamse financiering worden ingebracht. Op deze manier worden Vlaamse middelen gebruikt als hefboom om Europese middelen naar Vlaanderen te halen.
Ten slotte voorziet DEP voornamelijk een Europees netwerk aan expertise op vlak van digitalisering dat in twee richtingen kan werken. Zo kan er via het netwerk naar Europese expertise worden gezocht in andere lidstaten als deze in Vlaanderen niet voorhanden is, en kan Vlaamse expertise ook worden geëxporteerd naar andere lidstaten. De lidstaten worden verondersteld op basis van een competitieve oproep een lijst van kandidaat-hubs over te maken aan de Europese Commissie. In België vinden er oproepen plaats op het niveau van de gewesten.
2 Welke Vlaamse acties zouden in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning onder het instrument?
Voor de informatiedoorstroming wordt het Vlaams EU-Platform reeds gebruikt om de schakel te vormen tussen enerzijds de Vlaamse stakeholders en het Digital Europe Programme.
Daarnaast komen tal van Vlaamse (investerings-/subsidie-)instrumenten in aanmerking. Zo hebben de Strategische Onderzoekscentra imec, Flanders Make en VITO in zekere zin alle drie expertise in digitalisering. Ook clusterorganisaties focussen zich meer en meer op digitalisering als innovatieve factor. Verder zullen er voldoende opportuniteiten zijn voor het Vlaams Supercomputer Center om aan te sluiten op de activiteiten inzake supercomputing. In dit opzicht valt op te merken dat Vlaanderen drie miljoen € investeert in de bouw van een Europese supercomputer in het kader van de Joint Undertaking EuroHPC, die zal instaan voor de implementatie van het luik supercomputers onder DEP.
Ook kennisinstellingen zoals de Vlaamse universiteiten en hogescholen, die via reguliere kanalen worden gefinancierd, hebben voldoende expertise in huis om een meerwaarde te betekenen binnen het DEP-netwerk; meer specifiek dan in pijler 4 en 5 van het programma.
Voorts komen alle activiteiten van de Vlaamse Actieplannen AI en Cybersecurity die gericht zijn op opname van deze technologieën (en in mindere mate ook het onderzoeksluik) in aanmerking om aan te sluiten.
Momenteel treft Vlaanderen de nodige voorbereidingen voor de oproep tot kandidaat-EDIHs, die vervolgens kunnen deelnemen aan de Europese selectie.
2.1.5. ETS - INNOVATIEFONDS
ALGEMEEN
1 Omschrijving
Het objectief van het ETS-innovatiefonds is industriële oplossingen naar de markt brengen die Europa koolstofneutraal helpen maken. Het vindt zijn rechtsgrond in artikel 10 bis, lid 8, §4, van de EU ETS-richtlijn. Het heeft tot doel demonstratieprojecten te subsidiëren, die gericht zijn op:
• innovatieve CO2-arme technologieën, processen en producten in industriële sectoren
• milieuveilige afvang en opslag en/of gebruik van CO2 (CCUS);
• innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie en energieopslag.
2 Budget
Het fonds wordt één van de grootste financieringsprogramma’s in zijn soort. Het wordt enerzijds gevoed met de opbrengst van de veiling van 450 miljoen emissierechten van het EU ETS, die in de periode van 2020 tot 2030 zal plaatsvinden, en anderzijds met de niet-gespendeerde fondsen van het vroegere NER-300 fonds. Het totale beschikbare bedrag van het ETS-Innovatiefonds is dus afhankelijk van de prijs bij de veiling van de emissierechten, maar vermoedelijk zal rond de €10 miljard beschikbaar zijn in de periode van 2020 tot 2030.
De Europese Commissie voorziet in de periode 2020-2030 verschillende oproepen. De voorbereidingen voor de eerste oproep lopen nog, maar de Europese Commissie wil die in juni of juli 2020 lanceren. Het is al geweten dat de eerste oproep technologieneutraal zal zijn. Het wordt
m.a.w. geen oproep voor een specifieke technologie of sector, maar wel een oproep voor grootschalige projecten (kapitaaluitgaven hoger dan €7,5 miljoen). Voor deze eerste oproep is meer dan €1 miljard ter beschikking. Volgens de voorziene timing zou de Europese Commissie de eerste subsidies toekennen in het vierde kwartaal van 2021.
Het is de bedoeling van de Europese Commissie om begin 2021 een oproep te lanceren specifiek voor kleinschalige projecten (kapitaaluitgaven lager dan €7,5 miljoen) en midden 2021 een tweede algemene oproep.
WERKING
1 Type instrument
De Europese Commissie zal het fonds gebruiken om subsidies te verlenen tot maximaal 60 % van de relevante kosten van een project dat binnen de scope valt. De relevante kosten zijn de additionele kosten voor de bouw en exploitatie van de projectinstallatie gedurende tien jaar na aanvang van het project in vergelijking met een referentiescenario. De berekening is gebaseerd op een analyse van de kapitaaluitgaven en de exploitatiekosten en -baten.
De subsidies mogen gecombineerd worden met andere complementaire (Europese) financieringsbronnen, zoals de investeringsinstrumenten van InvestEU of de instrumenten van Connecting Europe Facility (CEF) voor de uitrol van sleutelinfrastructuur, maar ook bijkomende Vlaamse steun is toegelaten, binnen de grenzen van de staatssteunregels.
2 Doelpubliek
De scope van het fonds is ruim: alle projecten rond innovatieve CO2-arme technologieën, processen en producten, de milieuveilige afvang en opslag en/of gebruik van CO2 (CCUS) en innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie en energieopslag komen in aanmerking voor subsidiëring.
Er zijn weinig verdere bepalingen over het type projecten dat in aanmerking komt voor steun. Het fonds is in se ook niet gericht op bedrijven die onder het EU ETS vallen, maar het richt zich dus op bedrijven en consortia van bedrijven, kennisinstellingen en/of andere organisaties.
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
De aanvraag- en selectieprocedure zal in twee fasen verlopen en aan de hand van vijf selectiecriteria, die nog in ontwikkeling zijn:
1 vermeden broeikasgasemissies;
2 mate van innovatie;
3 projectmaturiteit;
4 schaalbaarheid;
5 kostenefficiëntie.
In een eerste fase kunnen de projectontwikkelaars een ‘blijk van belangstelling’ (expression of interest) indienen. De Europese Commissie stelt daarop een lijst samen van de projecten die beantwoorden aan selectiecriteria 1 tot en met 3, en nodigt de aanvragers van die projecten uit een volledige aanvraag in te dienen.
Als de Europese Commissie concludeert dat een project beantwoordt aan selectiecriteria 1 en 2, maar niet aan criterium 3, beoordeelt zij of het project het potentieel heeft om na verdere ontwikkeling wel te beantwoorden aan alle selectiecriteria. Aan projecten die dat potentieel hebben, kan de Europese Commissie bijstand bij de ontwikkeling van het project (project development assistance of PDA) toewijzen.
In een tweede fase zal de Europese Commissie de projecten waarvoor een volledige aanvraag is ingediend, evalueren en rangschikken aan de hand van al de selectiecriteria. Eerst maakt de Europese Commissie een rangschikking binnen de bedrijfstakken aan de hand van een (gewogen) som van de scores, en daarna een rangschikking over de bedrijfstakken heen. Ten slotte stelt ze een lijst met voorgeselecteerde projecten op.
De Europese Commissie consulteert de lidstaten nog over de lijsten met voorgeselecteerde projecten, maar de uiteindelijke beslissing over de toekenning van PDA en subsidies ligt bij de Europese Commissie zelf.
Volgens de voorziene timing zou de Europese Commissie de eerste subsidies toekennen in het vierde kwartaal van 2021.
Omdat het belangrijk is dat de steun geografisch evenwichtig wordt verdeeld, kunnen de tweede en volgende oproepen daartoe aanvullende selectiecriteria omvatten.
POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
1 Mogelijke relevantie voor Vlaanderen
Het Vlaams Energie- en Klimaatplan 2021-2030 (VEKP) stelt dat we inzake onderzoek, innovatie en concurrentievermogen de klimaat- en energie-uitdaging omzetten in een economische opportuniteit. Het ETS-innovatiefonds kan daartoe substantiële middelen aanleveren. In het VEKP is de ambitie geformuleerd om ten minste 2% van het fonds naar de Vlaamse energie-intensieve industrie en de innovatieve energiesector te kanaliseren gespreid over de periode 2021-2030. Dit betekent €200 miljoen Europese steun die meer dan €300 miljoen aan totale innovatieve investeringen in Vlaanderen kan mobiliseren in de periode 2021-2030.
2 Vlaamse acties die in aanmerking komen voor ondersteuning onder het instrument
Dit is een EU-instrument dat zich rechtstreeks richt tot bedrijven en consortia met projecten rond innovatieve CO2-arme technologieën. Gezien de hoge industrialisatiegraad van Vlaanderen is er een groot potentieel voor de ontwikkeling, demonstratie en uitrol van dergelijke technologieën. Speerpuntclusters Catalisti, Flux50 en de Blauwe Cluster en WaterstofNet kunnen daarin, als organisaties die gericht zijn op de stimulering van innovatie, een belangrijke rol spelen als facilitator.
2.1.6. GEZONDHEIDSPROGRAMMA
ALGEMEEN
1 Omschrijving
Het gezondheidsprogramma is een financieringsinstrument dat de samenwerking tussen de EU- landen bevordert en EU-activiteiten op gezondheidsgebied ondersteunt. In het kader van het Europees herstelplan werd het Gezondheidsprogramma grondig vernieuwd en omgedoopt tot het EU4Health programma. Het programma zal focussen op twee grote luiken:
• Gezondheidsbeveiliging/crisisparaatheid: investeringen in kritieke gezondheidsinfrastructuur, instrumenten, processen, laboratoriumcapaciteit, geneesmiddelen, vaccins, behandelingen,…
• Ondersteunen van een langetermijnvisie op de verbetering van de gezondheidsomstandigheden in lidstaten: gezondheidsstelsels en capaciteitsopbouw, digitale infrastructuur, preventie en gezondheidsbevordering, ...
Het gaat in de huidige periode om een eerder bescheiden programma, maar onder de nieuwe voorstellen van de Commissie wint het sterk aan grootte en belang.
2 Budget
In het huidige MFK vormde het Gezondheidsprogramma een klein apart programma. Het programma beschikte voor de periode 2014-2020 over een bedrag van €449,4 miljoen. Voor de periode 2021-2027 voorziet de Commissie in het kader van haar Europees herstelplan nu een bedrag van € 9.4 miljard (2018 prijzen). Het nieuwe gezondheidsprogramma maakt deel uit van rubriek 5 van het toekomstige MFK.
WERKING
1 Type instrument
Het huidige programma bestaat uit twee financiële mechanismen: subsidies en aanbestedingen. Subsidies voor projecten, exploitatiesubsidies, directe subsidies aan internationale organisaties en subsidies voor EU-instanties en -organen voor acties waaraan de EU meebetaalt (“gezamenlijke acties” joint actions).
Dit instrument richt zich voornamelijk op het stimuleren van uitwisselingen van ervaringen; opbouw van kennis en beleidsontwikkeling, netwerking.
2 Doelpubliek
In het huidige programma waren dit ngo’s, overheden, wetenschappelijke instellingen, hogescholen en universiteiten. Soms ging het om publiek-private partnerschappen, maar er mocht geen commercieel uitgangspunt zijn bij het indienen van een project.
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
Voor de huidige periode verliep dit via oproepen voor acties via een jaarlijks werkprogramma. Via de comitologie-procedure werden de prioriteiten jaarlijks vastgelegd, hoofdzakelijk met
cofinanciering. 80% is een maximum bijdrage van de EC en dat in exceptionele omstandigheden die afhangen van de socio-economische status van de LS.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
HUIDIG MFK
1 Deelname van Vlaanderen aan het instrument
Joint Action Vaccination (bedrag EU-financiering 165 136,52€) en het Integrated care project Scirocco (116.582,71€)
2 Evaluatie van de deelname
De administratieve regels zijn een uitdaging. Het project Scirocco – geïntegreerde zorg - is een voorbeeld van een samenwerking tussen overheden die groeide met de EC vanuit de EIP Active Healthy Ageing.
TOEKOMSTIG MFK
3 Mogelijke relevantie voor Vlaanderen
Zorg en Gezondheid stimuleert deelname aan de calls door Vlaamse actoren. Echter, opdat ZG meer zou deelnemen, zouden de procedures moeten vereenvoudigen en de financieringsregels beter rekening houden met de bevoegdheden van het subnationale niveau. Het is een sterk archaïsch systeem gericht op partnerschap via het nationaal niveau.
Gezien het gestegen gewicht van dit programma in het toekomstige MFK (meerjarig financieel kader) zullen Vlaamse prioriteiten verder uitgestippeld moeten worden.
4 Welke Vlaamse acties zouden in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning onder het instrument?
Capaciteit van de gezondheidszorgsystemen; de integratie van de zorg; doorlichting van de diversiteit in aanpak; modelling en betere gezondheidsinformatie;
Profiel xxxxxxxxxxxxx; zowat in alle profielen die door COVID-19 worden aangemerkt als vatbaar voor verbetering, zoals in preventie (volksgezondheid), vaccinatie en vaccins, voorbereiding op een volksgezondheidscrisis, gezondheidszorg, samenwerkingen, …
De concrete invulling en mogelijke ondersteuning voor Vlaanderen van het nieuwe gezondheidsprogramma dienen nog onderzocht te worden.
2.1.7. COFUNDING ONDERZOEKS- EN INNOVATIEPROGRAMMA’S
ALGEMEEN
1 Omschrijving
Onderzoeks- en innovatieprogramma’s met gekoppelde financiering vanuit Vlaanderen en EU aan Vlaamse bedrijven.
Deze programma’s worden opgebouwd door netwerken waarbinnen verschillende landen en/of regio’s instaan voor financiering van het ‘eigen’ aandeel van een internationaal project. Hierbij zetten alle lidstaten/regio’s een budget in. Vanuit de Europese Commissie wordt vervolgens cofinanciering geboden in functie van de gezamenlijke budgettaire inzet.
2 Budget
Er is geen overkoepelend budget voor de EU-financiering. De term cofunding onderzoeks- en innovatieprogramma’s is een verzamelterm voor een divers aantal netwerken. Voor elk netwerk zetten de lidstaten en/of regio’s een budget in en wordt vanuit de EU een budget voor cofinanciering bepaald.
WERKING
1 Type instrument Subsidies
2 Doelpubliek
Het is gericht op bedrijven; In enkele gevallen ook onderzoeksorganisaties voor activiteiten met korte termijn economische finaliteit met disseminatie naar bedrijven.
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
• Er is geen ex ante verdeelsleutel per land/regio.
• Steuntoekenning gebeurt op basis van excellentie (met inbegrip van business aspecten). De cofinanciering vanuit Europa is gekoppeld aan de inzet van de lidstaten/regio’s en wordt dus bepaald door een combinatie van excellentie en de budgettaire inzet vanuit de lidstaten/regio’s (matching principe).
• Er zijn drie types cofund:
o Art 187: samenwerking EU en bedrijven: gescheiden steun en vastlegging vanuit Vlaanderen en EU met een fifty/fifty streefnorm.
o Art 185: samenwerking EU en lidstaten: steun en vastlegging vanuit Vlaanderen met terugbetaling vanuit de EU voor een variabel percentage.
o ERA-NET Cofund: financiering van coördinatie (kosten lidstaten zelf) en cofinanciering subsidie bedrijven via steun en vastlegging door de lidstaten met terugbetaling door
EU. Complex en variabel schema met variabele cofinanciering voor de eerste oproep maar niet voor latere oproepen.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
1 Deelname van Vlaanderen aan het instrument
VLAIO is lid van 15 netwerken met EU-betrokkenheid, waaronder ECSEL (ontwikkeling van elektronische componenten en systemen) en AAL (innovaties m.b.t. vergrijzing). De volledige lijst is te raadplegen op xxxxx://xxx.xxxxx.xx/xx/xxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxx-xxxx-xxx-xxx- internationaal-consortium/netwerken. Deze lijst bevat ook netwerken zonder EU-betrokkenheid (bv Eureka) en is dus omvangrijker dan de 15 netwerken hierboven vermeld.
In 2019 heeft VLAIO deelgenomen aan oproepen in 9 netwerken met EU-betrokkenheid en er werd steun toegekend aan 25 projecten. De steun op jaarbasis voor de VLAIO-programma’s was 10,8 miljoen, met betaling van 7,1 miljoen door Vlaanderen en 3,7 miljoen door EU. Binnen ECSEL zet imec de SOC-dotatie in als matching fund, wat een EU-subsidie van €8,9 miljoen opleverde tegenover een gelijkaardige Vlaamse inzet van 8,9 miljoen. In totaal werd dus 12,6 miljoen subsidie vanuit EU naar Vlaanderen gerealiseerd.
Het algemeen overzicht voor de steuntoekenning 2019 is als volgt (in miljoen €):
Vlaanderen | EU | TOT | |
Financiering bedrijven op basis inzet middelen uit VLAIO- budget (Hermesfonds) | 7,1 | 3,7 | 10,8 |
Financiering op basis inzet middelen uit IMEC dotatie | 8,9 | 8,9 | 17,8 |
TOT | 16,0 | 12,6 | 28,6 |
In Vlaanderen gebeurt deelname via inzet van bestaande kanalen, met financiering uit het algemene budget bedrijfssteun toegekend aan het Hermesfonds. Niet bestede middelen gaan automatisch terug naar ‘Vaamse projecten’ in dezelfde programma’s.
2 Evaluatie van de deelname
• De balans is positief voor Vlaanderen. De EU-financiering is rechtstreeks gekoppeld aan de inzet van Vlaamse middelen. VLAIO zet circa 2 VTE in voor inbedding van de programma’s in internationale netwerken, en realiseert hiermee 12,6 miljoen financiering van EU naar Vlaanderen.
• Het belang is ruimer dan de EU-financiering. Deelname gebeurt op basis van Vlaamse steun aan Vlaamse bedrijven via de gangbare kanalen, maar ingebed in internationale consortia. In vergelijking met zuiver Vlaamse projecten biedt dit de kans voor veel bedrijven om een versnelling hoger te schakelen (return) met een hoge additionaliteit door de subsidie.
• In vergelijking met Horizon 2020 kan worden ingezet op projecten met lage administratieve drempel en meer aantrekkelijke slaagkans. Vooral voor kmo’s is dit belangrijk.
• Finaal blijft er een beduidende hefboom op EU-financiering, waar het belangrijk is op te merken dat naar de toekomst toe de toekenning van EU-middelen meer en meer gekoppeld wordt aan nationale/regionale steun.
3 Inschatting of dit Vlaams aandeel kan toenemen
• De omvang is niet beperkt tot het huidige bedrag. Vlaanderen heeft hierbij zelf een rechtstreekse impact op de omvang van de EU-financiering op basis van de inzet van eigen middelen en de kwaliteit van de instroom van projecten.
• Naar de toekomst is er vooral nood om blijvend inspanningen te leveren om de VLAIO- programma’s in de netwerken met cofund te loodsen en voldoende personeel in te zetten om dit te realiseren.
2.1.8. ESCALAR
ALGEMEEN
1 Omschrijving
Dit is een nieuw instrument onder het European Fund for Strategic Investments (EFSI).
Naar schatting zou tot 90 procent van de snelgroeiende bedrijven moeilijkheden hebben gepaste financiering te vinden in Europa. Daardoor verlaten veel veelbelovende startups het continent of dienen ze hun activiteiten te staken of bij te stellen. De bedoeling is dat de Escalar- investeringsondersteuning voor langere tijd loopt, waardoor snelgroeiende ondernemingen een bemoeilijkte economische periode kunnen doorstaan.
Wegens de coronacrisis zijn de exitroutes (verkoop of introductie op de beurs) voor durfkapitaal- en private-equityfondsen tijdelijk gesloten, waardoor deze fondsen snelgroeiende ondernemingen in hun portfolio gedurende langere tijd moeten ondersteunen. Een investering van Xxxxxxx zal fondsen ondersteunen die investeringen (met inbegrip van vervolginvesteringen) te doen in snelgroeiende ondernemingen, waardoor zij deze periode van economische ontwrichting kunnen doorstaan.
Met Escalar moeten sommige van deze problemen worden aangepakt, door de beschikbaarheid van durfkapitaal en groeifinanciering in Europa te verbeteren. Durfkapitaal – een vorm van financiering voor start-ups met een groot groeipotentieel – en groeifinanciering zijn van essentieel belang voor een goed functionerende kapitaalmarktenunie, maar zijn in Europa onderontwikkeld, met name in de opschalingsfase.
Het instrument moet volgens de Europese Commissie ook een antwoord bieden op de moeilijke situatie waar veel kmo's zich door de COVID-19-uitbraak in bevinden. Escalar maakt deel uit van de nieuwe kmo-strategie en past binnen de ambitie om de toegang tot financiering voor kmo's te verbeteren.
2 Budget
Escalar werd in april 2020 bekend gemaakt. Met het initiatief wil de Commissie €300 miljoen laten verstrekken om de investeringscapaciteit van durfkapitaal- en private equityfondsen te vergroten. Dat alles moet leiden tot een totaalinvestering van maximaal €1,2 miljard om scale-ups en andere ondernemingen met groot potentieel te ondersteunen.
WERKING
1 Type instrument
Het is de bedoeling om de investeringscapaciteit van durfkapitaal- en private-equityfondsen te vergroten en investeringen tot €1,2 miljard — vier keer de oorspronkelijke investering — aan te trekken om veelbelovende ondernemingen te ondersteunen.
2 Doelpubliek
Het is bedoeld voor kmo’s en snelgroeiende bedrijven, maar werkt via fondsbeheerders.
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
Momenteel loopt een call tot 30 juni. Tot dan kunnen geïnteresseerde fondsbeheerders hun belangstelling voor deelname bij het Europees Investeringsfonds (EIF) laten blijken. Het is dus pas daarna dat ondernemers effectief van dit nieuwe instrument gebruik kunnen maken via de geselecteerde fondsbeheerders.
Het jaar 2020 wordt aanzien als proefperiode voor het instrument. Op basis van de opgedane ervaringen zal Xxxxxxx daarna uitgroeien tot een gevestigd Europees financieringsinstrument tijdens het volgende meerjarig kader (2021-2027). Escalar moet het sluiten van fondsen faciliteren en zal maximaal vijftig procent van de fondsomvang toezeggen. Het is nog afwachten welke Vlaamse actoren zich zullen aanmelden om mee de Escalar-middelen te laten doorstromen naar onze ondernemingen.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
1 Mogelijke relevantie voor Vlaanderen
Het initiatief vormt een aanvulling op de bestaande Europese financieringsinstrumenten. Wat het initiatief uniek maakt, is dat het investeerders kans op een hoger rendement biedt, aangezien de Escalar-aandelen zowel gedeeltelijk achtergesteld als afgedekt zijn. Dit kan fondsbeheerders helpen om meer particuliere middelen aan te trekken om hun financieringscapaciteit te vergroten en te voldoen aan de grote financieringsvraag van Europese scale-ups, met name in moeilijke tijden.
2.1.9. CONNECTING EUROPE FACILITY
A. TRANSPORT
ALGEMEEN
1 Omschrijving
Connecting Europe Facility (CEF) is het financieringsinstrument voor het Trans-Europese Netwerken (TEN)-beleid. Het focust op doelgerichte investeringen in infrastructuur. CEF Transport legt het financieel kader vast voor de uitbouw van het TEN-T-beleid en –netwerk, welke prioriteiten financiële ondersteuning krijgen door middel van subsidies of financiële instrumenten. Het programma draagt bij aan de ontwikkeling van performante, duurzame en innovatieve projecten door het wegwerken van missing links en bottlenecks in de transportsector. Dit moet naadloos, duurzaam en multimodaal vervoer doorheen de EU mogelijk maken, wat op zijn beurt essentieel is voor de interne markt.
Er worden objectief thematische enveloppes per modus, alsook de maximale subsidiepercentages voor elk van deze prioriteiten, bepaald. Er worden jaarlijks subsidieoproepen gelanceerd met verschillende prioriteiten. Per oproep wordt door de Europese Commissie een voorstel van werkprogramma uitgeschreven waarin deze prioriteiten zijn vastgelegd. Lidstaten kunnen via het CEF Transport-comité in deze fase deels mee richting geven aan welke prioriteiten in een subsidieoproep worden opgenomen. Vlaanderen is vertegenwoordigd in de Belgische delegatie in dit comité. Per oproep en per prioriteit wordt ook een budget vastgelegd.
Er wordt voornamelijk geïnvesteerd in harde infrastructuur voor de verschillende modi, innovatie en in telematicatoepassingen.
Nieuwe CEF programma (2021-2027)
Het nieuwe CEF-programma zal beter inspelen op synergiën tussen transport-, digitale- en energie- infrastructuur, bv. door het ontwikkelen van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen of smart grids.
In het CEF-voorstel is er bijzondere aandacht voor de klimaatdoelstellingen: 60% van alle middelen moet aangewend worden voor projecten die een bijdrage leveren tot het Parijs-akkoord. Verder dient consistentie met nationale energie- en klimaatplannen aangetoond te worden. Het voorstel vermeldt ook een traceringsmethode voor klimaatuitgaven en geeft aan dat projecten onderworpen moeten worden aan een systeem van climate proofing in lijn met richtsnoeren die door de Commissie ontwikkeld zullen worden.
Het innovatieve financieringsmechanisme ‘Blending’ zal nog steeds mogelijk zijn in de volgende programmaperiode. Hiervoor zullen aparte subsidieoproepen worden gepubliceerd. Financiële instrumenten zullen niet langer rechtstreeks onder CEF vallen maar bij InvestEU worden ondergebracht.
Voor Vlaanderen is voornamelijk de algemene CEF Transport-enveloppe relevant. Er wordt een duidelijke budgetverdeling van de algemene enveloppe beoogd:
• 60% voor infrastructuur
o 45% kernnetwerkcorridors
o 6% kernnetwerk
o 9% uitgebreid netwerk
• 40% voor investeringen op het gehele netwerk (kern én uitgebreid) m.b.t. horizontale prioriteiten zoals telematica, alternatieve brandstoffen, verkeersveiligheid, ...
Er worden twee maximale subsidiepercentages gehanteerd:
• 30% voor werken
• 50% voor studies en voor werken die aan een aantal aanvullende criteria voor werken voldoen (bv. grensoverschrijdende projecten, binnenvaartprojecten)
2 Budget
Het globale CEF Transport-budget is opgedeeld in een algemene enveloppe en één voor cohesielanden. Projecten in België/Vlaanderen kunnen enkel aanspraak maken op de algemene enveloppe. In de periode 2014-2020 was er in deze algemene enveloppe een budget voorzien van
€12,4 miljard (2018 prijzen).
Voor het budget van het nieuwe programma (2021-2027) ligt er een voorstel van de Europese Commissie op tafel van €12,9 miljard (2018 prijzen).
WERKING
1 Type instrument
Subsidies
(noot: alle financiële instrumenten worden onder InvestEU ondergebracht. Blending combineert de subsidies uit CEF-T met financiële instrumenten uit InvestEU. Het CEF-T budget bevat dus exclusief subsidies.)
2 Doelpubliek
Overheden, bedrijven, universiteiten, internationale organisaties, koepelorganisaties, onderzoeksinstellingen.
Zowel publieke als private partijen kunnen een projectvoorstel indienen binnen de competitieve subsidieoproepen.
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
Excellentieprincipe: Na de indiening van de projectvoorstellen start de competitieve selectieprocedure die wordt gecoördineerd door de Europese Commissie.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
1 Deelname van Vlaanderen aan het instrument
Er is reeds €366 miljoen aan subsidie aan Vlaamse projectpromotoren toegekend onder CEF Transport 2014-2020 met 30 geselecteerde projecten in Vlaanderen. Dat vertaalt zich naar tot nu toe 3,32% van alle beschikbare EU-middelen onder de algemene enveloppe van CEF Transport die naar Vlaamse projecten zijn gevloeid. Indien men abstractie maakt van de beschikbare CEF Transport-middelen voor spoor en luchtvaart (geen Vlaamse bevoegdheid), bedraagt de middelenstroom naar Vlaanderen zelfs 4,14% van het totaalbudget.
2 Evaluatie van de deelname
Over het algemeen toont het aantal geselecteerde Vlaamse CEF-vervoersprojecten aan dat er enerzijds heel wat potentiële projecten behoefte hebben aan Europese subsidies en anderzijds dat de kwaliteit en maturiteit van de Vlaamse projectvoorstellen hoog is.
De afgelopen jaren werd intern bij het departement MOW de nodige expertise opgebouwd om deze projectvoorstellen op een hoog kwalitatief niveau te begeleiden, wat bijdraagt tot de hoge deelname. Vlaanderen scoort goed ten opzichte van andere lidstaten wat betreft CEF Transport- financiering, zowel bij privé– als overheidsinvesteringsprojecten.
In Vlaanderen ontvangen binnenvaartprojecten onder het huidige CEF Transportprogramma het hoogste aandeel subsidies. Daarnaast wordt er met CEF Transport voornamelijk geïnvesteerd in (C-)ITS-projecten en RIS-projecten.
3 Mogelijke relevantie voor Vlaanderen
De grote Vlaamse projecten die momenteel door CEF Transport ondersteund worden zullen in de huidige programmaperiode niet volledig afgerond zijn. Daarnaast heeft Vlaanderen nog een significante projectpijplijn die relevant is voor CEF-financiering. Een voortzetting van de Europese CEF-steun is dus in elk geval gunstig voor Vlaanderen.
Op die manier kan het CEF 2-programma bijdragen tot de versnelde realisatie van een aantal Vlaamse infrastructuurprojecten van Europees belang.
4 Welke Vlaamse acties zouden in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning onder het instrument?
CEF Transport beoogt bij te dragen tot een vervollediging van het TEN-T kernnetwerk tegen 2030 en het uitgebreide netwerk tegen 2050. Mogelijke Vlaamse acties zijn daardoor gebonden aan een geografische scope die daaraan gelinkt is. Voorts worden naar grootteorde en maturiteit toe projecten beoogd met een minimale investeringskost van €1 miljoen, die binnen de tijdspanne van de programmaperiode kunnen worden voltooid. Ook moet naar impact toe een duidelijke Europese meerwaarde worden aangetoond bv. op het vlak van doorstroming, verkeersveiligheid,…
CEF Transport biedt o.a. mogelijkheden voor binnenvaart en havens, alternatieve brandstoffen, innovatie, weginfrastructuur en stedelijke knooppunten. Enkele voorbeelden van Vlaamse projecten die op steun van CEF Transport zouden kunnen rekenen in de toekomst: nieuwe sluis Zeebrugge, aanleg wachtdok Schelde-Rijnkanaal en ontwikkelingen op het gebied van autonoom varen en rijden (bv. verderzetting Watertruck/).
B. DIGITAAL
ALGEMEEN
1 Omschrijving
In het kader van de Europese meerjarenbegroting 2021-2027 heeft de Europese Commissie voorgesteld om een opvolgprogramma te voorzien voor de Connecting Europe Facility waarmee de ontwikkeling van infrastructuur in de Unie wordt ondersteund binnen trans-Europese netwerken. Naast transport en energie, wat ook onder de huidige meerjarenbegroting wordt ondersteund, wordt ditmaal ook een luik rond digitale infrastructuur voorgesteld. Hiermee zal worden geïnvesteerd in breedbandtechnologie. Daarbij zal de focus liggen op:
• 5G-netwerken langs belangrijke transportassen (grensoverschrijdende onderdelen), inclusief backbone upgrades,
• gigabit-connectiviteit voor sociaaleconomische xxxxxxx00 en huishoudens (5G-ready gemeenschappen),
• draadloze connectiviteit op lokaal niveau.
2 Budget
In de huidige budgetperiode 2014-2020 was er een budget van €1 miljard (2018 prijzen) beschikbaar voor CEF Digitaal.
Voor de toekomstige budgetperiode 2021-2027 stelt de Commissie een budget voor van €1,8 miljard (2018 prijzen) voor CEF Digitaal.
WERKING
1 Type instrument Subsidies
2 Doelpubliek
• 5G-corridors: consortia bestaande uit dienstenaanbieders, leveranciers van apparatuur en overheden.
• Gigabit-connectiviteit: netwerkaanbieders, overheden, financiële intermediairen (voor blended finance).
• Draadloze connectiviteit: lokale overheden.
11 Scholen, universiteiten, bibliotheken, plaatselijke, regionale en nationale overheden, de belangrijkste aanbieders van openbare diensten, ziekenhuizen en medische centra, vervoersknooppunten en ondernemingen die grotendeels digitaal werken
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
• 5G-corridors:
o Focus op vooraf politiek overeengekomen corridors.
o EU-bijdrage tot 50% voor projecten van 15-18 miljoen.
• Gigabit-connectiviteit:
o Op basis van kwaliteit voorstel.
o EU-bijdrage tot 75% voor verbinden van sociaal-economische actoren en tot 35% voor verbinden van huishoudens.
• Draadloze connectiviteit
o Aandacht voor geografische spreiding.
o EU-bijdrage tot 100% voor cheques met kleine waarde en tot 30% voor de uitrol van small cells (5G).
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
1 Mogelijke relevantie voor Vlaanderen
CEF-digitaal sluit aan bij recente initiatieven en ambities van de Vlaamse Regering omtrent 5G en gigabit-connectiviteit van de Vlaamse onderzoeksinstellingen (cf. infra).
2 Welke Vlaamse acties zouden in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning onder het instrument?
Eén van de grote prioriteiten van de Vlaamse Regering is de uitrol van een gebiedsdekkend 5G- netwerk in samenwerking met de operatoren. Mogelijkheden binnen CEF kunnen worden in rekening gebracht bij het uitstippelen van de 5G-strategie.
De Vlaamse Regering besliste in 2019 om €5,24 miljoen vrij te maken voor het “100 gigabit readiness”-plan 2019-2026 waarmee het 66% van de Vlaamse onderzoeksinstellingen naar een connectie van 10 Gigabit per seconde binnen het Vlaamse Onderzoeksnetwerk wil brengen. Er kan onderzocht worden in hoeverre deze investering als hefboom kan worden gebruikt voor EU- investeringen uit CEF-Digitaal.
C. ENERGIE
ALGEMEEN
1 Omschrijving
Instrument om o.m. investeringen in de trans-Europese energienetwerken te bevorderen, via:
• Projects of Common Interest (PCI)
• EU heeft deze in een lijst vastgelegd om een geïntegreerde EU-energiemarkt te faciliteren
• Belangrijke infrastructuurprojecten, met name grensoverschrijdende projecten, die de energiesystemen van EU-landen met elkaar verbinden
• De lijst met projecten wordt om de twee jaar vernieuwd
• De eerste lijst werd in 2013 en de tweede in 2015 gepubliceerd. In november 2017 publiceerde de Commissie haar derde lijst van PCI's, waaronder 173 projecten.
Deze projecten kunnen profiteren van versnelde vergunningsprocedures, verbeterde regelgevingsvoorwaarden en toegang tot financiële steun uit de Connecting Europe Facility (CEF) tussen 2014 en 2020. De projecten omvatten elektriciteitstransmissielijnen, gaspijpleidingen, projecten voor elektriciteitsopslag, ondergrondse gasopslagprojecten, LNG-terminals en smart grid-projecten. Projecten krijgen vorm via uitvoering van CEF Energie ‘Actions’ (studies en werken) Acties worden gefinancierd d.m.v. calls for proposals en worden centraal beheerd door INEA.
2 Budget
Een totaal budget van €4,19 miljard (2018 prijzen) is beschikbaar gesteld voor energie- infrastructuurprojecten voor de periode 2014-2020 in Europa. De onderhandelingen voor het meerjarig financieel kader zijn lopende. In het Commissievoorstel van mei 2020 wordt €5,2 miljard (2018 prijzen) voorgesteld voor de periode 2021-2027.
WERKING
1 Type instrument Subsidies (call for proposals)
2 Doelpubliek
Het is gericht op bedrijven.
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld Geografische verdeling via projects of common interest (PCI), vastgelegd door de EU.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN:
HUIDIG MFK
1 Deelname van Vlaanderen aan het instrument
CEF-E werd in eerste periode (2014-2020) federaal beheerd, gezien de betrokken energiematerie hoofdzakelijk federaal is. Het CEF-programma 2014-2020 in Vlaanderen had voornamelijk betrekking op transportinfrastructuur. De Vlaamse trekker van CEF—T coördineerde ook het volledige CEF-programma.
2 Evaluatie van de deelname
Positief door deelname van grote bedrijven aan gemeenschappelijke projecten van strategisch belang (LNG terminal).
3 Inschatting of dit Vlaams aandeel kan toenemen in de toekomst
CEF I loopt af in 2020. CEF II zal opstarten in 2021, het aandeel voor Vlaanderen zal toenemen, gezien ook grensoverschrijdende hernieuwbare energie aan bod komt tussen aanliggende lidstaten.
TOEKOMSTIG MFK
4 Mogelijke relevantie voor Vlaanderen
CEF II zal sterk inzetten op synergiën tussen transport, energie en digitale technologie (Artikel 10)
• Een specifieke focus op innovatieve infrastructuuroplossingen (smart grids, energieopslag, e-mobiliteit, laadinfrastructuur en alternatieve brandstoffen)
• Integratie is nodig om de 'Clean Energy for All'- en' Clean Mobility'-pakketten te realiseren.
• Flexibele regels en implementatie om innovatie te ondersteunen, met name:
o digitale technologieën (Internet of Things) in energienetwerken
o creëren van het internet van energie (energie, vervoer en digitaal)
o integratie hernieuwbare energie ondersteunen via een werkende grensoverschrijdende groene infrastructuur (energie en digitaal)
5 Welke Vlaamse acties zouden in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning onder het instrument?
Opslag van CO2 (CCS) projecten, constructie van CO2- (en waterstof)pijpleidingen tussen Vlaanderen en Nederland, grensoverschrijdende groene infrastructuur.
2.1.10. COSME
ALGEMEEN
1 Omschrijving
COSME is het Europees programma voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). In deze fiche beperken we ons tot het huidige COSME-programma onder de programmaperiode 2014-2020, dat dus dit jaar een laatste werkprogramma heeft en dat nog wordt ingezet om de gevolgen van de huidige COVID-19-crisis te verzachten voor kmo’s omdat ze onevenredig hard getroffen worden én snel oplossingen kunnen bieden. Het nieuwe programma, dat als opvolger wordt gezien van COSME, wordt opgenomen in de fiche over het toekomstig Programma van de Eengemaakte Markt/Single Market Programme (SMP) (zie bijlage 2).
Vanuit COSME is er een specifieke bijdrage voor het bedwingen van de Corona-crisis: een forum (xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxx/XXXXX-00-xxxxxxxx-xxxxx) waar al meer dan 1100 Europese actoren werden gemobiliseerd voor de productie van medisch materiaal, o.a. via 3D- printing. Clusters brengen hier snel en flexibel kmo’s en grote bedrijven samen om snel oplossingen te vinden. Kanttekening moet wel worden gemaakt dat veel projecten werden ingediend maar daarom nog niet noodzakelijk goedgekeurd en gefinancierd.
Ook E.E.N. heeft een matchmaking platform: xxxxx://xxxx-xxxxxxxx-xxxxxxxx-xxxxxxx- xxxxxx.x0xxxxx.xx/. Dit is een initiatief van Flanders Care waar al 520 bedrijven met elkaar in contact zijn gebracht.
Binnen de Loan Guarantee Facility werden ook aanvullende garanties voorzien voor COVID-19- projecten.
2 Budget
Voor de periode 2014-2020 gaat het om €2,3 miljard over 7 jaar, waarvan 1,3 miljard voor financiële instrumenten en 1 miljard voor niet-financiële instrumenten.
Het COSME-programma wordt in de volgende budgetperiode verruimd en omgedoopt tot het Eengemaakt Markt Programma, waarvoor de Commissie €3,7 miljard (2018 prijzen) voorziet.
WERKING
1 Type instrument
Dit programma bestaat uit twee onderdelen:
• Financiële instrumenten:
o Equity Facility for Growth (EFG): Het Europees Investeringsfonds investeert in een aantal durfkapitaal en private equity fondsen, die op hun beurt kapitaal injecteren bij kmo’s vanaf de beginfase evenals voor hun expansie en groeifase.
o Loan Guarantee Facility (LGF): Dit instrument beidt garanties aan financiële intermediaires, die op hun beurt garanties geven aan kmo’s. Binnen de LGF werd ook extra specifieke COVID-19-steun van €714 miljoen voorzien, met een deadline voor aanvraag van 30 juni 2020. Het biedt betere voorwaarden
voor de intermediairs, verhoogde garanties en een vereenvoudigd administratief proces.
• Niet-financiële instrumenten, waarvan de belangrijkste:
o Enterprise Europe Network (E.E.N.): netwerk, ingebed bij VLAIO en FIT, dat Europese kmo’s helpt om de juiste partners te vinden om te innoveren, te groeien en te internationaliseren. Budget: €49 miljoen per jaar.
o Erasmus for Young Entrepreneurs: internationaal uitwisselingsprogramma tussen nieuwe en ervaren ondernemers. De nieuwe ondernemers kunnen gedurende 1-6 maanden ervaring opdoen door mee te draaien in het bedrijf van de ervaren ondernemer en tegelijk ook aan de ontwikkeling van het eigen bedrijf te werken.
Budget: €55 miljoen
o Cluster Internationalisation Programme for SMEs: programma voor internationalisatie van clusters: stimuleert pan-Europese clustervorming en samenwerking. Budget: €19 miljoen.
o EU-Japan Centre for Industrial Cooperation, EU SME Center in China, IPR helpdesks, Europese bilaterale kamers van koophandel in China, Zuid-Oost Azië, Latijns-Amerika, Japan,... Al deze initiatieven zijn bedoeld om kmo’s te ondersteunen bij hun internationalisering. Budget: +/- €10 miljoen.
o Small Business Act: Europese kmo-strategie: zal door de Commissie enkel geamendeerd worden, niet herzien. Geen financiële middelen aan gekoppeld.
2 Doelpubliek
Bedrijven (kmo’s), clusters, (regionale) overheden
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
De middelen worden verdeeld op basis van excellentie en competitie. Bij sommige instrumenten (bv. E.E.N.) houdt de Commissie wel rekening met de geografische spreiding. Er is evenwel geen objectieve verdeling aan de hand van bijvoorbeeld BNP.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
1 Deelname van Vlaanderen aan het instrument
• Financiële instrumenten:
o Equity Facility for Growth (EFG): In Vlaanderen werd door EIF geïnvesteerd in de volgende fondsen: V-Bio Ventures Fund 0 XXXXX (XXX Xxxxxxxxxx Xxxx), Xxxxxxx-X, XX0, XXXXX Louvain Technology Fund. In Brussel is er E-Capital Equity Management.
Er zijn verder een dozijn andere fondsen van over heel Europa waar EIF in geïnvesteerd heeft, die bereid zijn in Vlaamse bedrijven te investeren.
o Loan Guarantee Facility (LGF): binnen de LGF werd ook extra specifieke COVID-19-steun voorzien. Het EIF heeft de overeenkomsten afgesloten met volgende banken of financiële instellingen, die deels of uitsluitend ten goede komen aan bedrijven in Vlaanderen:
KBC, voor een portfolio van €200 miljoen aan leningen aan innovatieve kmo’s en mid-cap bedrijven.
Belfius, voor een portfolio van €85 miljoen aan kmo leningen, alsook voor een portfolio van €20 miljoen aan leningen aan innovatieve kmo’s en mid-cap bedrijven.
PMV, voor een portfolio van 81 miljoen kmo leningen, alsook voor een portfolio van €25 miljoen aan innovatieve kmo’s en mid-cap bedrijven.
ING, voor een portfolio van €25 miljoen aan leningen aan innovatieve kmo’s en mid-cap bedrijven.
PMV, voor een portfolio van 15 miljoen leningen aan kmo’s die actief zijn in de culturele en creatieve sector.
• Niet-financiële instrumenten: Uit eigen analyse blijkt dat ongeveer 1 à 1,5% van het budget van de niet-financiële instrumenten naar Vlaanderen terugvloeit.
o Enterprise Europe Network: VLAIO en FIT vormen het consortium E.E.N. Vlaanderen. Het COSME-budget van E.E.N. Vlaanderen is jaarlijks ongeveer €1 miljoen, met een co-financieringsgraad door de EU van 60%. Daarnaast bestaat nog een budget van ongeveer 150.000 voor E.E.N Vlaanderen van Horizon 2020 aan 100%.
o Initiatieven van de COM in derde markten: deelname vanuit Vlaanderen niet mogelijk, soms wel samenwerking met lokaal FIT-kantoor .Uiterst belangrijk is dat de EU hier het subsidiariteitsbeginsel respecteert
o Cluster Internationalisation Programme for SMEs:: de volgende clusters nemen deel aan de volgende ESCP (European Strategic Cluster Partnerships) projecten: Groen licht Vlaanderen in ELCA4i, Flanders Bike Valley in EU4SPORTSCLUSTERSALL, DSP Valley in Silicon Europe Worldwide and DSP Valley in SmartCityTech.
o De volgende clusters nemen deel aan ECCP (European Cluster Collaboration Programme): Cluster Innovatieve Coatings, DSP valley, FLAM3D, Flanders Bike Valley, Flanders Biobased Valley, Flanders Make, Flanders Food, Flanders Maritime Cluster, FLAG, Flux50, Groen Licht Vlaanderen, en LSEC.
o Erasmus for Young Entrepreneurs: Vlaams budget is jaarlijks ongeveer €40.000 met meer dan 80% Europese financiering
2 Evaluatie van de deelname
Bepaalde instrumenten binnen COSME blijken belangrijk voor de kmo’s in een klein territorium als Vlaanderen . Een algemene analyse is niet relevant aangezien het beter is de instrumenten apart te bekijken en te evalueren. Sommige zijn zeer nuttig voor Vlaanderen, andere helemaal niet en zelfs contraproductief. Voor Vlaanderen zijn binnen de niet-financiële instrumenten vooral het Enterprise Europe Network, het Erasmus for Young Entrepreneurs en het cluster- internationaliseringsprogramma belangrijk.
• Equity Facility for Growth (EFG): geen informatie.
• Loan Guarantee Facility (LGF): Voor deze garantie-overeenkomsten heeft het EIF een totaal van €150 miljoen middelen opzij gezet. Deze middelen maken het mogelijk om via banken of financiële instellingen in ons land een totaal van €451 miljoen aan leningen toe te kennen aan kmo’s in Vlaanderen. Vlaanderen heeft enkel volledige inzage in het succes van deze garantieschema’s voor zover deze via PMV verlopen. Dankzij de steun van EFSI heeft PMV reeds 556 kmo’s kunnen ondersteunen met €50 miljoen toegekende leningen (status eind juni 2018). Wat betreft de overige garantie-overeenkomsten met deze banken kunnen we vaststellen dat de programma’s voor innovatieve kmo’s en mid-cap bedrijven niet ten volle worden benut. Initieel hadden Belfius en ING garantie-overeenkomsten voor portfolio’s van
€100 miljoen. Vandaag zijn deze gereduceerd nl. voor ING tot een portfolio van €25 miljoen, en voor Belfius tot een portfolio van €20 miljoen. Blijkbaar zouden de administratieve formaliteiten een hindernis vormen voor de financiële intermediairen.
• Enterprise Europe Network: E.E.N. Vlaanderen wordt binnen Europa als goede praktijk beschouwd. De Vlaamse overheid dient hier de controle te houden, zodat dit programma niet tegen het eigen internationaliseringsbeleid van Vlaanderen gaat werken.
• IPR SME Helpdesks for China, South-East Asia and Latin America, EU-Japan Centre for Industrial Cooperation, European Business Organisations (EBO) Network, EU SME Center in China: geen overlap of competitie met de diensten van FIT toelaten.
• Cluster Internationalisation Programme for SMEs: ESCP positief bevonden door de deelnemende Vlaamse clusters. Voor ECCP is de feedback van de Vlaamse clusters gemengd. Focus moet op de clusters liggen, niet op de kmo’s.
• Xxxxxxx for Young Entrepreneurs: ondanks het kleine budget is dit programma belangrijk voor de internationalisering van Vlaamse kmo’s en kan het dienen als springplank.
3 Inschatting of dit Vlaams aandeel kan toenemen in de toekomst
• Equity Facility for Growth (EFG): Er moet een link gelegd worden binnen Vlaanderen tussen de Vlaamse fondsen die geld hebben ontvangen van EFG enerzijds en de Vlaamse bedrijven die een Seal of Excellence hebben gekregen in het kader van het EU SME Instrument anderzijds. Bedrijven die met succes de strikte selectieprocedure van het SME Instrument hebben doorlopen, maar die geen geld krijgen omdat er geen geld meer beschikbaar is, moeten gelinkt worden aan die Vlaamse fondsen die Europees geld hebben ontvangen.
• Loan Guarantee Facility (LGF): voorwaarde is dat de financiële intermediairen in Vlaanderen kunnen gestimuleerd worden om ten volle gebruik te maken van dit instrument.
• Enterprise Europe Network: Mogelijk komen meer middelen naar dit netwerk in het nieuwe MFK, dit is wenselijk.
• Initiatieven van de Commissie in derde markten: Directe deelname meestal niet mogelijk. Mogelijk komen er indirecte mogelijkheden voor FIT om deel te nemen in de toekomst.
• Cluster Internationalisation Programme for SMEs: er is potentieel.
• Xxxxxxx for Young Entrepreneurs: er is potentieel.
2.1.11 MECHANISME VOOR EEN RECHTVAARDIGE TRANSITIE
A. ALGEMEEN
Het mechanisme voor een rechtvaardige transitie werd op 14 januari 2020 aangekondigd als onderdeel van de mededeling over het investeringsplan voor een duurzaam Europa. Het doel van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie is om in de periode 2021-2027 tot €100 miljard aan investeringen te mobiliseren ten behoeve van regio's in Europa om negatieve economische en sociale gevolgen van de klimaattransitie op te vangen.
De middelen zullen worden ingezet via drie pijlers van (i) een Fonds voor een rechtvaardige transitie dat onder gedeeld beheer wordt uitgevoerd en dat zal worden gebruikt om subsidies te verstrekken; (ii) een specifieke regeling in het kader van InvestEU gericht op private investeringen; en (iii) een nieuwe leningsfaciliteit voor de overheidssector die samen met de Europese Investeringsbank wordt uitgevoerd. Voor pijler I is er reeds een wetgevend voorstel beschikbaar, maar dit dient nog onderhandeld te worden.
De Europese Commissie keurde ook een Belgische aanvraag goed voor ondersteuning via het SRSP (Structural Reform Support Programme) voor de opmaak van een of meerdere territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie. Vlaanderen heeft actief meegewerkt aan de opmaak van deze aanvraag en is van plan om een rol te spelen bij de opmaak van dergelijk(e) plan(nen).
B. PIJLER 1 - FONDS VOOR EEN RECHTVAARDIGE TRANSITIE (JTF)
ALGEMEEN
1 Omschrijving
Het JTF vormt een aanvulling op andere fondsen die reeds bestaan binnen het cohesiebeleid en is er specifiek op gericht om regio’s in de EU te ondersteunen die zware economische en sociale gevolgen zullen ondervinden van de klimaattransitie. Concreet kan er volgens het voorstel van de Europese Commissie onder meer geïnvesteerd worden in productieve investeringen van kmo’s, onderzoek en innovatie, het gebruik van technologie en infrastructuur voor betaalbare schone energie, digitalisering, regeneratie en decontaminatie van sites, bevordering van circulaire economie alsook het begeleiden van werknemers en werkzoekenden. Er kan onder voorwaarden ook geïnvesteerd worden in productieve investeringen in grotere ondernemingen alsook in ETS- activiteiten. Dit alles binnen het kader van de transitie naar een klimaatneutrale EU in 2050.
2 Budget
Het voorstel van de Commissie voorziet een zevenjarig budget van €40 miljard (2018 prijzen).
€30 miljard zou gefinancierd worden binnen het Herstelinstrument en €10 miljard binnen het toekomstig MFK. Het budget, alsook de allocatiemethode, moet nog onderhandeld worden in het kader van het meerjarig financieel kader. Vlaanderen pleit ter zake voor een aanpassing zodat regio’s die een hoge toegevoegde waarde creëren, niet benadeeld worden. Volgens het voorstel van de Europese Commissie bedraagt de Belgische allocatie €380 miljoen euro voor zeven jaar
(prijzen 2018) (waarvan €95 miljoen uit het toekomstige MFK en €285 miljoen uit het herstelinstrument).
WERKING
1 Type instrument
Het betreft subsidies. Bij aanwending van middelen uit het Fonds die verband houden met het MFK (10 miljard) moet elke lidstaat minimaal €1,5 en maximaal €3 uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en/of het Europees Sociaal Fonds Plus toewijzen voor elke euro die het uit het JTF opneemt. Deze uitgaven uit de EU-begroting worden ook aangevuld met nationale medefinanciering. Voor het gedeelte uit het herstelinstrument (€30 miljard) is een overdracht van middelen uit het Europees fonds voor Regionale Ontwikkeling en/of het Europees Sociaal Fonds Plus niet verplicht.
2 Doelpubliek
Elke organisatie met rechtspersoonlijkheid, alsook personen of organisaties zonder rechtspersoonlijkheid.
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
Alle lidstaten komen in aanmerking voor financiering uit het Fonds. De verdeelsleutel voor de verdeling van de middelen over de lidstaten, is volgens het voorstel van de Europese Commissie gebaseerd op de omvang van de uitdaging van het koolstofarm maken van de meest koolstofintensieve regio's (via de overeenkomstige industriële emissies), de sociale uitdagingen in het licht van het potentiële banenverlies in de industrie, de steenkool- en bruinkoolwinning en de productie van turf, de winning van olieschalie en de noodzaak van de daaropvolgende omscholing van de werknemers. De verdeelsleutel weerspiegelt ook het relatieve niveau van economische ontwikkeling. Dit resulteert in een toewijzing waarbij ongeveer twee derde van de middelen gaat naar landen met een bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking van minder dan 90% van het EU-gemiddelde ("cohesielanden"). (excellentieprincipe/geografische verdeling/BNP)
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
1 Deelname van Vlaanderen aan het instrument
Doel is om het fonds in werking te laten treden op 1 januari 2021.
2 Zicht op toekomstige deelname
Volgens de voorstellen van de Europese Commissie kan Vlaanderen geen aanspraak maken op middelen uit het JTF. Volgens de Commissie moet het Fonds geconcentreerd worden ingezet op de (delen van) nuts-3 regio’s (in België arrondissementen) die het zwaarst getroffen zijn door de economische en sociale effecten van de transitie, met name wat betreft het verwachte banenverlies bij de productie en het gebruik van fossiele brandstoffen en de transformatiebehoeften van de productieprocessen van industriële installaties met de hoogste broeikasgasintensiteit. Volgens het voorstel van de Commissie (in annex D van het landverslag voor België in het kader van het Europees Semester) wordt gesteld dat de middelen volgens haar
moeten worden ingezet in Wallonië en meer specifiek in Doornik, Bergen en Charleroi binnen de provincie Henegouwen.
Vlaanderen wil graag aanspraak kunnen maken op middelen uit het JTF, onder meer omdat Vlaanderen energie-intensieve industrieën heeft die met dubbele uitdagingen kampen: enerzijds dient de sector substantieel haar uitstoot te verlagen (of uitstootrechten aan te kopen), maar anderzijds dient ze internationaal competitief te blijven. De Vlaamse Regering gaf eerder al aan dat voornamelijk havengebieden en hun hinterland in aanmerking moeten komen voor ondersteuning. Een andere belangrijke reden om beroep te doen op het JTF is dat middelen uit de laatste twee pijlers van het JTM enkel geïnvesteerd kunnen worden in Vlaanderen op voorwaarde dat deze projecten essentieel zijn voor de transitie binnen de gebieden geïdentificeerd voor pijler 1.
X. XXXXXX 0 - XXXXXXXX
ALGEMEEN
1 Omschrijving
Met Pijler 2 (InvestEU) van het Mechanisme voor een Rechtvaardige Transitie wil de Commissie private investeringen aanmoedigen. De algemene voorwaarden van InvestEU blijven gelden. De enige bijkomende voorwaarde t.o.v. InvestEU in het algemeen, is dat de InvestEU specifieke rechtvaardige transitieregeling is voorbehouden voor projecten in regio’s met een goedgekeurd ‘Territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie’ of projecten die deze regio’s direct ten goede komen (ook al zijn deze projecten niet in deze regio zelf). De regeling zou erop gericht zijn de nationale verdeelsleutel in het kader van het Fonds voor een Rechtvaardige Transitie te weerspiegelen, maar de Commissie stelt tegelijk dat het gebruik van InvestEU vraaggestuurd blijft en zal afhangen van de projectpijplijn.
Vergeleken met de eerste pijler zal het ook investeringen mogelijk maken in een breder scala van projecten, in overeenstemming met de bredere subsidiabiliteit van investeringen in het kader van InvestEU: decarbonisatieprojecten, sociale infrastructuur, alsmede projecten voor energie- en vervoersinfrastructuur, met inbegrip van gasinfrastructuur en stadsverwarming. Er zal specifieke technische bijstand beschikbaar worden gesteld om projecten via de ‘InvestEU Advisory Hub’ investeringswaardig te maken.
De voorstellen van de Commissie voor het Mechanisme voor een rechtvaardige transitie hebben concrete gevolgen voor de InvestEU ‘implementing’ partners. Zoals geweten, zal PMV zich kandidaat stellen als InvestEU-uitvoeringspartner. De uitvoeringspartners zullen meer rekening moeten houden met klimaat- en milieudoelstellingen in hun werking. Er worden incentives in het vooruitzicht gesteld voor uitvoeringspartners voor projecten in transitieregio’s (vb. vergoedingen of voordeligere risicodekking). Ook verklaart de Commissie prioriteit te zullen verlenen aan uitvoeringspartners die financiële producten aanbieden die bijdragen aan de rechtvaardige transitie doelstellingen. De rechtvaardige transitie doelstellingen zullen worden opgenomen in InvestEU-investeringsrichtlijnen en garantie-overeenkomsten. En tot slot zullen de uitvoeringspartners de standaarden en monitoringsinstrumenten moeten toepassen.
2 Budget
Voor het schema is een budget van €1,8 miljard (prijzen 2018) voorzien. De €1,8 miljard middelen moeten toelaten om in totaal €45 miljard investeringen te mobiliseren. De Commissie kondigde in het kader van het Herstelpakket aan dat de middelen voor Pijler 2 worden verhoogd. Dit wordt verder onderzocht.
WERKING
1 Type instrument
De beoogde financiële instrumenten dienen rendabele financiële producten te zijn en kunnen de vorm aannemen van (tegen)garanties, leningen en kapitaalinbreng.
2 Doelpubliek
Uitvoeringspartners: EIB, internationale financiële instellingen, nationale promotionele banken en instellingen (NPBI’s)
Eindbegunstigden: overheden, bedrijven, onderwijs- en onderzoeksinstellingen,…
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
Volgens de initiële voorstellen van de Commissie, zou Vlaanderen geen ‘rechtvaardige transitieregio’s’ hebben en bijgevolg geen aanspraak kunnen maken op middelen uit Pijler 2, tenzij Vlaanderen projecten zou uitwerken die ten goede komen van regio’s met een goedgekeurd plan.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
1 Deelname van Vlaanderen aan het instrument
De facto houden de voorstellen van de COM een nadeel in voor regio’s zonder goedgekeurd ‘rechtvaardige transitieplan’, en aldus is er sprake van een geografische bevoordeling van regio’s met een goedgekeurd plan. Het ‘excellentieprincipe’ en het ‘demand-driven’ karakter waar XxxxxxXX op gebaseerd is, wordt volgens de Vlaamse Regering ondergraven. Bovendien hebben de geografische onevenwichten mogelijk een negatief effect op het aantal middelen dat vanuit InvestEU in zijn geheel naar Vlaanderen zullen vloeien.
In de nieuwe voorstellen van de Commissie voor het Herstelpakket, is opgenomen dat er voor de doelstellingen van het instrument voor een rechtvaardige transitie een ‘dedicated scheme’ wordt voorzien. Wat dat precies inhoudt, zal verder moeten blijken zodra de aangepaste investeringsrichtlijnen verschijnen. De onderhandelingen lopen nog.
D. PIJLER 3 - EIB
ALGEMEEN
1 Omschrijving
Het voorstel betreft het ter beschikking stellen van een leningsfaciliteit van €10 miljard voor publieke sector (overheid+entiteiten) in het kader van de klimaattransitie. Dit binnen het kader van de huidige middelen van de EIB en de huidige herbalancering van de portfolio naar 50% duurzame projecten tegen 2025.
Dit wordt gekoppeld aan €1,525 miljard aan EU-middelen, afkomstig uit de reflow van de financiële instrumenten, die bijvoorbeeld gebruikt kunnen worden als interest- of investeringssubsidie met als doelstelling het ondersteunen van (overheids)projecten die onvoldoende marktinkomsten genereren.
Sectoren (niet-exhaustief): energie- en vervoersinfrastructuur, stadsverwarmingsnetwerken, openbaar vervoer, energie-efficiëntiemaatregelen waaronder renovatie van gebouwen, investeringen ter ondersteuning van de transitie naar een circulaire economie, bodemverbetering en -sanering, alsmede bij- en omscholing en sociale infrastructuur.
Deze faciliteit is voorbehouden voor projecten in regio’s met een goedgekeurd Territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie of projecten die deze regio’s direct ten goede komen (ook al zijn deze projecten niet in deze regio zelf). De faciliteit zal de nationale verdeelsleutel in het kader van het JTF weerspiegelen tot en met 2024.
2 Budget
Een leningsfaciliteit van €10 miljard, gekoppeld aan €1,525 miljard aan EU-middelen. Het voorstel betreft geen additionele middelen die de EIB ter beschikking stelt. Dit voorstel kader vooral in de reeds genomen beslissing van de EIB op 14 november 2019 om het aandeel van klimaat- en duurzame investeringen op te trekken van 25% naar 50% van de portfolio tegen 2025.
De leningen en de subsidiecomponent zijn inherent verbonden, de faciliteit dient om projecten te ondersteunen die zonder de subsidiecomponent niet gefinancierd zou kunnen worden op de markt. Deze component vertegenwoordigt 15% van de verstrekte lening.
WERKING
1 Type instrument Leningsfaciliteit door de EIB.
2 Doelpubliek
Het is gericht op de overheid en de belendende entiteiten.
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
Pijler 3 is voorbehouden voor projecten in regio’s met een goedgekeurd ‘Territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie’ of projecten die deze regio’s direct ten goede komen (ook al zijn deze projecten niet in deze regio zelf).
Hier geldt net zoals voor pijler 2 dat volgens de voorstellen van de Commissie Vlaanderen geen ‘rechtvaardige transitieregio’s’ zou hebben en bijgevolg geen aanspraak kunnen maken op middelen uit Pijler 3, tenzij Vlaanderen projecten zou uitwerken die ten goede komen van regio’s met een goedgekeurd plan.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
1 Deelname van Vlaanderen aan het instrument
Naar verwachting zullen er relatief weinig middelen naar Vlaanderen vloeien binnen Pijler 3 van het Mechanisme voor een rechtvaardige transitie. De voorstellen zouden bijgevolg ook een (beperkt) negatief effect hebben op het aantal middelen dat vanuit de EIB ter beschikking gesteld worden aan het Vlaams Gewest.
De toegevoegde waarde van deze pijler voor een leningsfaciliteit t.a.v. de overheid is voor Vlaanderen relatief beperkt. Het is immers onzeker dat de EIB financiering zoveel goedkoper zal zijn dan de marktfinanciering en de subsidiebedragen zijn beperkt. Op basis van de huidige verdeelsleutel zou België in de periode tot en met 2024 91 miljoen euro aan leningen en 13,8 mio aan subsidies kunnen bekomen in pijler 3.
Aandachtspunten in het kader van de toegevoegde waarde en additionaliteit van dit instrument voor Vlaanderen zijn:
• de beperkte bedragen waarvan sprake;
• de mate waarin projecten op de reguliere markt kunnen gefinancierd worden of via de reguliere faciliteiten van de EIB.
2.2. Allocatie op basis van geografische verdeling: Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI)
//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
2.2.1. ALGEMEEN
De ESI-fondsen vormen belangrijke investeringsinstrumenten om de Europa 2020-doelstellingen te verwezenlijken: o.a. groei en banen scheppen, de klimaatverandering en de energieafhankelijkheid aanpakken, enz.. Daarnaast moeten deze fondsen de economische, sociale en territoriale cohesie binnen de Europese Unie versterken en bestaande onevenwichtigheden tussen de regio’s terugdringen. Ook post-2020 blijven ze erg belangrijk en nemen ze een zeer groot deel van het EU-budget in. Het gaat om fondsen in gedeeld beheer waarvan de verdeling bij het begin van de programmaperiode duidelijk is. Dit maakt langetermijninvesteringen mogelijk.
Hieronder vallen 5 fondsen, waarvan Vlaanderen toegang heeft tot 4 fondsen, nl. het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Fonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees fonds voor maritieme zaken en visserij (dus uitgezonderd het Cohesiefonds). De Commissie stelt in totaal een budget voor van € 323.2 miljard (2018 prijzen) voor het cohesiebeleid in de periode 2021-2027.
2.2.1. REACT-EU
ALGEMEEN
1 Omschrijving
Met REACT-EU wenst de Commissie extra middelen vrij te maken voor de structuurfondsen voor de periode 2020-2022. De lidstaten kunnen deze bedragen in het kader van de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid” van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) of het Europees Sociaal Fonds (ESF) gebruiken om concrete acties te ondersteunen ter bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie in de regio’s waar de economie en de werkgelegenheid zwaarder zijn getroffen, en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van hun economieën, of om de toewijzing voor door het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) ondersteunde programma’s te verhogen.
2 Budget
REACT-EU: Op 28 mei publiceerde de Europese Commissie een nieuw voorstel, REACT-EU, waarbij er een “top-up” komt voor het cohesiebeleid vanaf 2020 t.e.m. 2022 van 55 miljard Euro. De programmering van deze middelen zal gebaseerd zijn op de landenspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester die dit jaar gepubliceerd worden. De middelen kunnen ingezet worden op acties die verband houden met het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, alsook op acties gerelateerd aan het Fonds voor Europese Hulp aan de Meest Behoeftigen (FEAD).
WERKING
1 Type instrument Subsidies
2 Doelpubliek
Overheden, bedrijven, publieke en privaatrechtelijke organisaties en burgers
3 Wijze waarop middelen binnen dit instrument worden verdeeld
REACT-EU: Hoewel de allocatiemethode al is vrijgegeven door de Commissie, kunnen de enveloppes nog niet berekend worden omdat de Commissie gebruik zal maken van toekomstige statistieken. De middelen zullen verdeeld worden op basis van nationale enveloppes.
2.2.2. EUROPEES SOCIAAL FONDS (ESF)
ALGEMEEN
1. Omschrijving
ESF is een van de vijf ESI-fondsen. Met het ESF investeren de EU en de LS/regio’s in menselijk kapitaal. Met het Vlaamse operationeel programma (hierna: “OP”) wordt in drie thematische doelstellingen geïnvesteerd, met name toegang tot de arbeidsmarkt verbeteren, sociale inclusie promoten en armoede bestrijden en levenslang leren. Op deze terreinen wordt ook gefocust op innovatie en transnationale samenwerking.
2. Budget
In de periode 2014-2020 bedroeg het totale budget voor ESF €95,141 miljard (2018 prijzen). Voor de periode 2021-2027 stelt de Commissie een budget voor van €86,284 miljard (2018 prijzen).
In het OP 2014-2020 is in totaal €398 miljoen Europese middelen, aangevuld met 600 miljoen Vlaamse, lokale of private (in totaal dus €1 miljard) middelen beschikbaar, verdeeld over 6 prioriteiten.
De Vlaamse enveloppe voor de periode 2021-2027 is nog niet bekend.
WERKING
1 Type instrument
Het gaat om subsidies waarbij er een gecombineerde financiering gebeurt van 40% Europese middelen en 60% cofinanciering die zowel van Vlaamse en/of lokale publieke als van private oorsprong kan zijn.
2 Doelpubliek
Het is gericht op publieke en privaatrechtelijke organisaties.
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
Wat het Belgische aandeel en daarbinnen het Vlaamse aandeel betreft; dit gebeurt in eerste instantie op basis van het BNP en andere criteria. Het betreft de algemene allocatiemethode voor cohesiebeleid. Daarnaast geeft de Europese Commissie voor België een verdeling tussen EFRO- en ESF-middelen. Op basis van deze gegevens is de concrete verdeling tussen beide fondsen in elk gewest, alsook tussen de gewesten onderling, onderhandeld.
Wat de toewijzing of vastlegging van middelen binnen Vlaanderen betreft, wordt gebruik gemaakt van een gemengd systeem van gesloten (voor institutionele partners VDAB en Onderwijs) en open (competitieve) oproepen en overheidsopdrachten. De selectie gebeurt op basis van vooraf vastgestelde objectieve criteria die in de oproep duidelijk zijn omschreven. Elk project wordt door minimaal 2 instanties beoordeeld, onafhankelijk van elkaar. Na advies van het Managementcomité is het de managementautoriteit die beslist. Waar nodig wordt gebruik gemaakt van een modus
operandi om de middelen, per oproep, over gans Vlaanderen dan strikt regionaal (GTI Limburg, West Vlaanderen of Turnhout) te verdelen.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
ESF Vlaanderen 2014-2020
1 Deelname van Vlaanderen aan het instrument
Op dit ogenblik is ruim 91% van het beschikbare budget voor de periode 2014-2020 toegewezen aan projecten en lopende oproepen. De EC heeft reeds meer dan €200 miljoen uitbetaald.
2 Evaluatie van de deelname
Het is een belangrijk complementair instrument voor het Vlaamse arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsbeleid. Zowel voor VDAB, onderwijs, lokale besturen, ngo’s en bedrijven in het kader van transities werkloosheid-werk, school-werk en werk-werk, werkbaar werk.
Ondanks de vereenvoudiging van het financieel beheer via het gebruik van vereenvoudigde kostenopties, is het gebruik van het ESF voor de promotoren administratief niet licht te noemen. We stellen wel vast dat de tevredenheid van de deelnemers boven de 70% ligt. Het ESF is quasi het enige instrument in het kader van innovatie en transnationale samenwerking op het vlak van arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsbeleid.
ESF Vlaanderen 2021-2027
Inschatting is dat in absolute cijfers het ongeveer gelijk zal blijven voor de volgende 7 jaar, maar dus relatief zal verminderen. Dit zal ook afhangen van de Vlaamse verdeling EFRO/ESF.
1 Mogelijke relevantie voor Vlaanderen
ESF blijft relevant. De Europese middelen vormen jaarlijks additionele middelen voor zowel VDAB, onderwijs als lokale besturen, ngo’s, bedrijven en organisaties om projecten op te zetten in het kader van de drie doelstellingen. Gemiddeld betekent dit per jaar “additionele zuurstof” ten belope van ruim €57 miljoen voor het Vlaamse arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsbeleid.
De ESF-middelen vervullen een echte hefboomfunctie voor bijvoorbeeld opleidingen van werknemers, arbeidsorganisatie en HR-ontwikkelingen in bedrijven en organisaties. Zij vormen voor VDAB, onderwijs en lokale besturen zeer welkome middelen om een beleid ter bestrijding van werkloosheid op te zetten en uit te voeren.
Een eerste voorontwerp opgesteld in pre-corona tijd en na consultatie van alle stakeholders, is het onderwerp geweest van een eerste informele overlegronde tussen de betrokken afdeling ESF&DO van WSE en de Europese desk binnen DG EMPL verantwoordelijk voor België. De verdere stappen zijn mede afhankelijk van het volgend MFK, de interne Vlaamse politieke keuzes en de verdere onderhandelingen met de Europese Commissie.
2 Welke Vlaamse acties zouden in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning onder het instrument?
Alle arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsgerichte acties: opleiding en begeleiding van werkzoekenden, activering, begeleiding van werkzoekenden richting zelfstandig ondernemerschap, sociale inclusie, strijd tegen armoede, nieuwe mogelijkheden voor de sociale economie, opleiding, skills en competenties van de 21ste eeuw, werkbaar werk en allerlei transities. Daarnaast zijn hiervoor innovaties en transnationale samenwerking mogelijk, alsook voor thema’s als transitie op de arbeidsmarkt, levenslang leren en werkgelegenheid.
2.2.3 EUROPEES FONDS VOOR REGIONALE ONTWIKKELING (EFRO) & EUROPESE TERRITORIALE SAMENWERKING (INTERREG)
ALGEMEEN
1 Omschrijving
EFRO is een van de vijf ESI-Fondsen. Onder EFRO vallen twee doelstellingen: investeren in “groei en jobs” enerzijds en in “Europese territoriale samenwerking” anderzijds.
Binnen het ESIF-kader subsidieert het EFRO Vlaanderen programmaprojecten die het regionaal Vlaamse concurrentievermogen vergroten en werkgelegenheid stimuleren. Het einddoel is de langetermijn transformatie of structurele aanpassing van onze regionale economie richting een kennisintensieve en koolstofarme economie, een economie die duurzaam omgaat met het milieu en/of hulpbronnen en met sterke kmo’s als basis.
EFRO Interreg is een verzamelnaam voor meerdere programma’s die internationale samenwerkingsprojecten op het vlak van regionale ontwikkeling subsidiëren tussen verschillende deelgebieden van Europa. Het einddoel komt overeen met het EFRO Vlaanderen-programma, namelijk de langetermijntransformatie van de regionale economie. Binnen de voorgaande domeinen ligt de niche voor EFRO Interreg bij het stimuleren van transitieprojecten waarvoor een geïntegreerde internationale aanpak vereist is door een veelheid aan spelers, sectoren en bestuursniveaus.
2 Budget
In de periode 2014-2020 bedroeg het totale budget voor EFRO (incl. Interreg) €196,564 miljard (2018 prijzen). Voor de periode 2021-2027 stelt de Commissie een budget voor van €196,892 miljard (2018 prijzen).
Voor de lopende programmaperiode 2014-2020 gaat het voor het EFRO Vlaanderen-programma om 176 miljoen Europese middelen (40% EU-financiering). Aangevuld met eigen cofinanciering gaat het in totaal om €435 miljoen. Voor EFRO Interreg is voor diezelfde periode 2014-2020 initieel door Europa €172 miljoen voorzien voor Vlaanderen. Door sterke deelname van Vlaamse partners bedraagt de EU-steun van EFRO Interreg-projecten in Vlaanderen momenteel €240-250 miljoen. Aangevuld met eigen cofinanciering vertegenwoordigen deze projecten een totale kost van €450 miljoen.
De Vlaamse enveloppe voor de periode 2021-2027 is nog niet bekend.
WERKING
1 Type instrument
Zowel EFRO Vlaanderen als EFRO Interreg werken met subsidies/cofinanciering. De EU-steun dient te worden aangevuld met private of publieke cofinanciering. Op deze manier wordt met de EU- steun een hefboom gecreëerd. Anders dan bij centrale EU-instrumenten zijn staatssteunregels van toepassing. Dit leidt doorgaans tot gemiddeld lagere cofinancieringspercentages dan bij centrale
EU-programma’s. In theorie bestaat ook de mogelijkheid om te werken met financiële instrumenten, maar wegens de beperkte enveloppe alsook het bestaan van reeds voldoende mogelijkheden buiten EFRO, pleit EFRO ervoor om niet een bijkomend klein instrument voor FI’s op te zetten.
2 Doelpubliek
Projecten worden uitgevoerd door overheden (lokaal, intergemeentelijk, provinciaal, regionaal), onderzoeks- en kennisinstellingen, het bedrijfsleven, consortia van dergelijke spelers, ….Voor EFRO Interreg geldt dat projecten verplicht door grensoverschrijdende consortia uitgevoerd dienen te worden.
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
De berekening en toekenning van een Belgische enveloppe voor EFRO (groei en jobs, Interreg) gebeurt in eerste instantie door de Europese Commissie zelf o.b.v. BNP, bevolking en andere socio- economische criteria. Dit volgens de algemene allocatiemethode voor cohesiebeleid. De enveloppe voor EFRO (uitgezonderd Interreg) en ESF wordt vervolgens met inachtname van politieke criteria door en tussen de gewesten zowel onderling als binnen elk gewest afzonderlijk verdeeld.
De besteding binnen Vlaanderen of binnen een grensoverschrijdende context gebeurt via een mix van excellentie en geografische verdeling. Zowel binnen EFRO Vlaanderen als EFRO Interreg wordt gebruik gemaakt van competitieve oproepen. De projectselectie gebeurt via objectieve, vooraf opgestelde selectiecriteria door resp. de Managementautoriteit in het kader van EFRO Vlaanderen en een internationaal samengesteld Comité van Toezicht in kader van EFRO Interreg.
In het Vlaamse EFRO-programma wordt tegelijk ook aandacht gegeven aan specifieke geografische gebieden. Zo wordt ingezet op een geïntegreerde duurzame grootstedelijke ontwikkeling voor Antwerpen en Gent en wordt voor 3 deelgebieden in Vlaanderen (Limburg, West-Vlaanderen, Kempen) een “Geïntegreerde Territoriale Investeringen” strategie toegepast, waarbij op een complementaire manier, gelabelde middelen uit verschillende fondsen (EFRO en ESF) worden ingezet binnen een afgebakend gebied.
Voor EFRO Interreg-programma’s is geografie of territorium eveneens een criterium. Programma’s en strategieën focussen onder meer op wat meest urgent of relevant is binnen internationaal afgebakende “programmagebieden”. Deze gebieden omvatten hetzij enkel buurlanden, ofwel grotere transnationale gebiedsomschrijvingen met verder afgelegen landen (NWE, Noordzeegebied) of heel de Unie.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
HUIDIG MFK
1 Deelname van Vlaanderen aan het instrument
EFRO Vlaanderen
Midden mei 2020 werd reeds 96% van het beschikbare budget (2014-2020) vastgelegd. Dit vertegenwoordigt een EFRO-steun van €168 miljoen. Hiervan werd reeds 48% betaald. Deze betalingen lopen nog verder tot en met 2023. Het resterende budget zit momenteel vervat in lopende oproepen of oproepen in een verregaande voorbereidingsfase.
EFRO Interreg
• Met uitzondering van 1 programma (Euregio Maas-Rijn +/- €20 miljoen nog beschikbaar) zijn de EFRO-budgetten van Interreg-programma’s nagenoeg volledig ingezet.
• De totaal goedgekeurde projectkost van Vlaamse Interreg-projectpartners bedraagt €450 miljoen waarvan €240-250 miljoen door het EFRO bijgedragen wordt. Dit omvat 400 goedgekeurde projecten met Vlaamse partners, waarvan 1/3 getrokken door een Vlaamse Lead partner.
• Globaal genomen nemen Vlaamse partners aan 1 op de 2 goedgekeurde Interreg-projecten deel.
• Een aantal Interreg-programma’s (Vlaanderen-Nederland, Maas-Rijn,…) heeft laatste nog lopende oproepen licht bijgestuurd en extra accenten ingebouwd naar aanleiding van COVID- 19 of overweegt reeds lopende projecten extra middelen toe te schuiven. Het gaat daarbij doorgaans niet om crisisresponsmaatregelen maar wel over hoe om te gaan met de langetermijneffecten van COVID op het economisch weefsel, hoe gevolgen temperen of toekomstige pandemieën beter gecoördineerd aanpakken. Het gaat hier doorgaans om bescheiden bedragen (+/- €2 miljoen of minder EFRO steun).
2 Evaluatie van de deelname
Het EFRO wordt ingezet om additioneel aan de Vlaamse beleidsinstrumenten bij te dragen in de langetermijntransformatie van onze regionale economie. Het programma wordt steeds opgezet voor zevenjarige periodes. Hierdoor is het geschikt als strategisch instrument met een focus op investeringen en minder geschikt voor kortetermijnoplossingen of directe respons op crisissituaties. Bijkomend wordt via EFRO Interreg geïnvesteerd in het opzetten of uitdiepen van internationale partnerschappen en netwerken en het gecoördineerd inzetten/delen/aanvullen/uitbouwen van infrastructuur in een internationaal perspectief.
Door het langetermijnperspectief en hefboomeffect van EU, publieke en private middelen is er ook ruimte voor experiment en/of meer risicovolle acties. De EFRO-steun kan daarbij helpen om ontwikkelingen te versnellen of risico’s te mitigeren.
Er is een hoge deelname van de verschillende beoogde doelgroepen. De hoge vastleggingscijfers en vlotte voortgang van de verschillende programma’s duiden op een ruime bekendheid en vertrouwdheid van begunstigden met deze programma’s.
Ondanks de doorgevoerde vereenvoudigingen, hangt aan een EFRO-project een aanzienlijk administratief luik vast. Dit verdient verdere aandacht in de toekomst.
3 Inschatting of dit Vlaams aandeel kan toenemen in de toekomst
Dit hangt volledig af van de lopende MFK-onderhandelingen. Globaal genomen verwacht EFRO minimaal een status quo. Specifiek voor EFRO Vlaanderen dient de verdeling van de cohesiemiddelen tussen EFRO en ESF nog te gebeuren.
TOEKOMSTIG MFK
4 Mogelijke relevantie voor Vlaanderen
De onderhandelingen in verband met de inhoud van de toekomstige EFRO-programma’s 2021- 2027 zijn lopende. Belangrijk om mee te geven is dat de vooropgestelde Europese thematische concentratie overeenkomt met de maatschappelijke uitdagingen in Vlaanderen: Slim Europa (innovatie en ondernemerschap), Groen Europa (energie en milieu) en stedelijke ontwikkeling.
Voor EFRO Vlaanderen zijn reeds ambtelijke werkgroepen opgestart, dit zowel met betrekking tot de inhoud (Smart, Green, Urban) alsook de procedures (financieel, indicatoren, …). Het consultatieproces van de relevante stakeholders (cfr. Artikel 6 CPR) is lopende.
Voor EFRO Interreg zijn over de inhoud ook al ambtelijke werkgroepen opgestart binnen de individuele programma’s. Dit onderhandelingsproces verloopt met verschillende snelheden naargelang het aantal landen dat betrokken is in elk programma. Verwacht wordt dat de inhoudelijke lijn van EFRO Interreg-programma’s sterk synergetisch met die van EFRO Vlaanderen zal zijn (Smart, Green) met aanvullend ook oog voor complementaire thema’s (Grensoverschrijdende arbeidsmarkt Transport…) naargelang het programmagebied. Ook de consultatie van relevante stakeholders (art.6 CPR) verloopt aan verschillende snelheden. Op 1 programma na (Interreg Vlaanderen-Nederland) zal het gros van de programma’s pas na de zomer 2020 (kunnen) starten met het betrekken van stakeholders.
5 Welke Vlaamse acties zouden in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning onder het instrument?
Zowel voor EFRO Vlaanderen als EFRO Interreg ligt de nadruk op investeringen, het uitbreiden van kennisnetwerken en -infrastructuur, (grensoverschrijdende) samenwerking, … .
2.2.4. EUROPEES LANDBOUWFONDS VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING (ELFPO)
ALGEMEEN
1 Omschrijving
Het ELFPO is één van de 5 ESI-Fondsen. ELFPO vormt ook de tweede pijler van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid. Met dit fonds kunnen lidstaten of regio’s een eigen programma voor plattelandsontwikkeling opstellen, dat maatregelen bevat die inspelen op de specifieke behoeften van de lidstaat/regio’s. Algemeen moet ELFPO volgende 3 doelstellingen nastreven:
1 stimuleren van een concurrerende landbouw;
2 zorgen voor een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie;
3 realiseren van een evenwichtige territoriale ontwikkeling van plattelandseconomieën en
-gemeenschappen, met inbegrip van het scheppen en behouden van werkgelegenheid.
Voor de maatregelen moet de lidstaat/regio kiezen uit de mogelijkheden in de Europese verordening.
Vlaanderen heeft een eigen programma opgesteld: PDPO III. Hierin zijn tal van maatregelen opgenomen die inspelen op deze doelstellingen. Een aantal voorbeelden zijn: investeringssteun aan landbouwers, steun voor opleidingen of advies, vestigingssteun voor jonge landbouwers agromilieu-klimaatmaatregelen, steun voor bio-landbouw, Inrichting van Natura2000-gebieden, samenwerkingsprojecten op het platteland, LEADER, …. De doelgroep varieert ook per maatregel: dit kunnen landbouwers zijn, groepen van landbouwers, maar ook andere grondgebruikers, publieke en private entiteiten, ….
2 Budget
In de periode 2014-2020 bedroeg het totale budget van ELFPO €96,7 miljard (2018 prijzen).
Elke lidstaat krijgt hieruit een budget toegewezen voor de uitvoering van dit fonds. Dit budget moet gecofinancierd worden vanuit de nationale of regionale overheid. Daarnaast kon elke lidstaat of regio ervoor kiezen om middelen vanuit de eerste pijler van GLB (directe steun) over te hevelen naar ELFPO.
Vlaanderen heeft in de periode 2014-2020 zo een budget van €287 miljoen ELFPO-middelen, dat aan 50% gecofinancierd wordt vanuit Vlaanderen. Voor de “pure” plattelandsmaatregelen betalen de provincies de helft van de cofinanciering. Daarnaast heeft Vlaanderen beslist om €96 miljoen over te hevelen van de directe steun naar Pijler 2. Op die manier heeft PDPO III een totaalbudget ter beschikking van €671 miljoen (Europees, Vlaams en provincies).
Voor de periode 2021-2027 stelt de Commissie een totaal budget voor van €90 miljard (2018 prijzen) waarvan €75 miljard binnen het toekomstige MFK en €15 miljard uit het Herstelfonds “Next Generation EU”.
WERKING
1 Type instrument
De diverse maatregelen zijn subsidies, sommige op basis van aangetoonde kosten, andere via een vast eenheidsbedrag, een lump sum (vast bedrag) of een flat rate percentage van een kost.
2 Doelpubliek
Binnen PDPO III varieert het doelpubliek per maatregel.
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
Binnen PDPO III is op voorhand een budget toegekend per maatregel (afhankelijk van de ingeschatte budgetnoden van de maatregel). De toewijzing van de middelen binnen een maatregel varieert per maatregel. Voor vele maatregelen gebeurt een oproep, gevolgd door een selectieprocedure.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
HUIDIG MFK
1 Deelname van Vlaanderen aan het instrument
Vlaanderen heeft een eigen programma voor plattelandsontwikkeling PDPO III dat loopt van 2014 tot en met 2020 (en waarschijnlijk zal verlengd worden met 1 of 2 jaar, gezien het nieuwe GLB wordt uitgesteld).
2 Evaluatie van de deelname
Het ELFPO is heel belangrijk omdat het heel gericht de landbouwsector en het platteland kan ondersteunen. Jaarlijks wordt een monitoringsverslag opgemaakt. In 2019 werd een uitgebreid jaarverslag 2018 ingediend, dat ook een reeks evaluatievragen en -antwoorden bevat over de impact van de PDPO-maatregelen op bijvoorbeeld de economische prestaties van de gesteunde landbouwbedrijven, biodiversiteit, waterbeheer, energiegebruik,, ontwikkeling plattelandsgebieden, enz.12
3 Inschatting of dit Vlaams aandeel kan toenemen in de toekomst
In het MFK-voorstel van de Europese Commissie zal het budget voor ELFPO dalen met meer dan 15% voor elke lidstaat.
12 Zie ook: xxxxx://xx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxx/xxxxxxx/xxxxx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx_xxxx_0000_xxxxxxx_0.xxx.
TOEKOMSTIG MFK
4 Mogelijke relevantie voor Vlaanderen
Voor de volgende MFK-periode zal een GLB Strategisch Plan opgemaakt moeten worden, dat zowel pijler 1 als pijler 2 van het GLB omvat. Er komt dus geen afzonderlijk PDPO meer. Momenteel is dit GLB-plan in voorbereiding. Gezien de vertraging die de Europese besprekingen oplopen, zal het GLB met een of twee jaar vertraging starten (dus in 2022 of in 2023). In de overgangsperiode kan het PDPO III verderlopen.
5 Welke Vlaamse acties zouden in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning onder het instrument?
De reeds ingeschreven maatregelen van PDPO III zullen, binnen de beschikbare budgetten, verder doorlopen tot eind 2020 en in de overgangsperiode. Er wordt momenteel gekeken of er binnen PDPO III nog middelen beschikbaar zijn voor de COVID-19-maatregel.
Voor het volgende GLB Strategisch Plan is reeds een uitgebreide nodenanalyse gemaakt. Er wordt momenteel nagedacht over mogelijke maatregelen die kunnen inspelen op deze noden.
2.2.5 EUROPEES FONDS VOOR MARITIEME ZAKEN EN VISSERIJ (EFMZV)
ALGEMEEN
1 Omschrijving
Het EFMZV is één van de 5 ESI-Fondsen en is ingevoerd in 2014. Het ondersteunt lidstaten om de doelstellingen van het GVB en de GMO te behalen. Het wil een concurrerende, ecologisch duurzame, economisch levensvatbare en maatschappelijk verantwoorde visserij en aquacultuur bevorderen.
2 Budget
Het totale budget van het EFMZV bedroeg voor de periode 2014-2020 €6,2 miljard (2018 prijzen). Vlaanderen ontving hieruit €47,1 miljoen aan Europese middelen, aangevuld met €27 miljoen nationale budgetbijdragen.
Voor de periode 2021-2027 stelt de Commissie voor de gehele EU een budget voor van €5,9 miljard (2018 prijzen) voor dit programma.
WERKING
1 Type instrument
Via subsidies in een financiering van 50% Europese middelen 50% Vlaamse cofinanciering. Er zijn geen specifieke Financiële Instrumenten in het EFMZV aanwezig.
2 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
De strategie en verdeling van de middelen worden vastgelegd door het Belgisch Operationeel Programma. Dit wordt samengesteld volgens een Vlaams en Waals luik (beperkt). De verdeling EFMZV wat betreft Europese middelen is 86,34% Vlaanderen en 13,65% Wallonië.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
HUIDIG MFK
1 Deelname van Vlaanderen aan het instrument
Voor het gros van de acties levert Vlaanderen 50% van de totale steun (50/50) via het Financieringsinstrument voor de visserij en aquacultuur (FIVA).
2 Evaluatie van de deelname
Het EFMZV is de motor voor de ondersteuning van de visserij- en aquacultuursector. De jaarlijkse evaluaties en de uitgebreide tussentijdse evaluatie worden gebruikt voor de programmering van de resterende werkingsperiode en middelen., Zoals reeds aangegeven is budget de beperkende factor en zijn de prioriteiten en mogelijkheden vastgelegd.
3 Inschatting of dit Vlaams aandeel kan toenemen in de toekomst
De verdeling vanuit de EU verloopt volgens een vaste verdeelsleutel. Voor de volgende werkingsperiode zullen de middelen licht dalen met ongeveer 3,5 %.
TOEKOMSTIG MFK
4 Mogelijke relevantie voor Vlaanderen
Gezien de vertraging die de Europese besprekingen oplopen, zal het EFMZVA (als opvolger) met één of twee jaar vertraging starten (dus in 2021 of in 2022). In de overgangsperiode kan in principe het huidige EFMZV verderlopen. Het gebrek aan budget kan hierop een zware impact hebben.
5 Welke Vlaamse acties zouden in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning onder het instrument?
Als COVID-maatregel werkt het huidige EFMZV aan een stillegregeling met een enveloppe van
€750.000 en €250.000 Vlaamse steun. Daarmee zijn alle mogelijkheden in feite opgebruikt waardoor verdere gerichte acties niet mogelijk zijn.
3. Belangrijke Projecten van Gemeenschappelijk Europees Belang (IPCEI)
//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
ALGEMEEN
1 Omschrijving
IPCEI-projecten zijn belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang. Hiermee wenst de EU de lidstaten te stimuleren om middelen te bundelen in grote geïntegreerde projecten van strategisch belang die bijdragen aan de versterking van de concurrentiekracht van de Unie. Via zo’n projecten kunnen aanzienlijk marktfalen of grote maatschappelijke uitdagingen aangepakt worden waar er anders geen oplossing zou komen.
IPCEI is een aanmelding bij de EU waarbij, onder bepaalde voorwaarden, toestemming verleend wordt aan de lidstaten om steun toe te kennen die ruimer is dan de gangbare staatssteunregels. IPCEI-projecten worden geïnitieerd door lidstaten (aangezien het in de praktijk om een aanmelding gaat voor verruimde staatssteun).
2 Budget
Er is geen Europese cofinanciering voor IPCEI-projecten. De rol van de EU betreft de toekenning van toestemming voor verruimde staatsteun gefinancierd door de lidstaten.
Er kunnen wel spillovers worden verwacht naar financieringsprogramma’s van de EU zoals Horizon Europe en het Digital Europe Programme.
WERKING
1 Type instrument
Zoals hierboven vermeld bieden IPCEI-projecten een notificatie voor verruimde staatsteun. De financiering door de lidstaten kan verschillende vormen aannemen, In praktijk zijn dit vooral subsidies en terugbetaalbare voorschotten. Maar ook waarborgen, leningen e.a. zijn mogelijk. Er is geen cofinanciering vanuit Europa, maar de waardeketens waarop men wil inzetten lopen wel gelijk met thema’s in Europese financieringsprogramma’s. Indirect kunnen dus wel effecten op inkomsten vanuit de EU optreden, voor zover projecten binnen een IPCEI als een pluspunt worden gezien.
De verruiming van staatssteun biedt vooral een meerwaarde in de mogelijkheid om naast O&O&I ook de eerste industriële toepassing (first industrial deployment) te financieren in een project waar dit gekoppeld is aan O&O&I.
2 Doelpubliek
Verruimde staatssteun richt zich per definitie op steun die onderworpen is aan de staatssteunregels, dus in de eerste plaats steun aan bedrijven. Andere entiteiten zoals onderzoeksorganisaties kunnen opgenomen worden, maar hier zal financiering niet verschillend zijn van de normale steunregimes.
3 Wijze waarop de middelen binnen dit instrument worden verdeeld
Er is geen verdeelsleutel. De steun wordt toegekend door de lidstaten in functie van het budget dat elke lidstaat (regio) ter beschikking stelt en een evaluatie op basis van kwaliteit (excellentie) van de aanvragen door de lidstaten (regio’s) en binnen de maximale steun die de Europese Commissie vastlegt op basis van een zogenaamde funding gap analyse.
HUIDIG GEBRUIK EN POTENTIEEL VAN HET INSTRUMENT VOOR VLAANDEREN
1 Deelname van Vlaanderen aan het instrument
Deelname gebeurt via een samenwerking tussen de drie Belgische gewesten en het federale niveau (FOD-economie). Steuntoekenning gebeurt primair vanuit de gewesten, het federale niveau staat in voor coördinatie.
In 2019 heeft Vlaanderen deelgenomen aan een IPCEI voor een waardeketen voor batterijen. Voor de eerste golf in de IPCEI-batterijen werd een notificatie goedgekeurd op 9 december 2019 voor een samenwerking tussen België, Finland, Frankrijk, Duitsland, Italië, Polen en Zweden met toestemming voor een verruimde steun van in totaal €3,2 miljard met een hefboom op €5 miljard private middelen. De publieke middelen in de geraamde steuntoekenning bedragen dus circa 39% van de totale activiteiten. Deze bedragen slaan op een periode die loopt tot 2031. De goedkeuring voor een verruimde steun voor België bedraagt €80 miljoen. Voor het Vlaamse aandeel hierin bedraagt de omvang van de publieke steun in de totale activiteiten in Vlaanderen circa 15%, waarmee de hefboom op private bijdragen dus veel omvangrijker is dan de gemiddelde waarde in het consortium.
2 Evaluatie van de deelname
• De financiering gebeurt met zuiver Vlaamse middelen. Het is een vorm van samenwerking waar de Vlaamse steun ingezet wordt in een ruimer Europees initiatief.
• Deelname voor Vlaanderen is zeer positief in de zin dat Vlaamse bedrijven kunnen deelnemen aan zeer grote en sterke Europese internationale consortia waarin sterk ingezet wordt op belangrijke doorbraken.
• Door deze samenwerking in een IPCEI te leggen was het mogelijk om een extra impuls te geven voor de stap naar industrialisatie waardoor Vlaamse bedrijven tijdig kunnen inhaken in een window of opportunity in het zeer competitief gegeven van de transitie naar elektrificatie van de mobiliteit in batterijen.
• Een uitdaging vormt de omvang van de projecten en de daarmee gepaard gaande budgetten en verwachtte overheidstussenkomst.
3 Inschatting of dit Vlaamse aandeel kan toenemen in de toekomst
• De omvang van de deelname wordt volledig bepaald door Vlaanderen, waarbij de vraag voor het aandeel in de toekomst volledig neerkomt op de beslissing al dan niet deel te nemen aan toekomstige IPCEIs.
• Voor 2020 is door de drie Belgische gewesten en FOD-economie op 5 maart jl. reeds een Expression of Interest gelanceerd voor eventuele deelname aan het IPCEI-Hydrogen for Climate.. Indiening wordt verwacht op 5 juni 2020. Op basis hiervan zal Vlaanderen de modaliteiten van verdere deelname bepalen.
• Voor de verdere toekomst na 2020 werden door Europa strategische domeinen geselecteerd waarin toekomstige IPCEIs kunnen verwacht worden.
• In Vlaanderen wordt een kader uitgewerkt waarin de keuze voor deelname zal steunen op een advies van VARIO. Ook de modaliteiten van deelname worden hierin geregeld.
• Heel recent opperde de Europese Commissie het idee dat een IPCEI in relatie tot COVID-19 opgericht zou kunnen worden. Dit zou dan wel door de lidstaten moeten worden geïnitieerd.
4. Regelgevende Aspecten
//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
4.1. STAATSSTEUN
1 Definitie van ondernemingen in moeilijkheden.
Voor de post-COVID-periode is het Europese niveau belangrijk voor Vlaanderen voor mogelijke financiële inbreng of garanties maar ook voor het regelgevend kader t.o.v. de steun die Vlaanderen zelf toekent. Dit kan zowel faciliterend als beperkend zijn.
Steun toegekend door Vlaanderen is onderworpen aan de staatssteunregels. Een belangrijk beperkend element hierbij is de definitie van ondernemingen in moeilijkheden. Het doel om bedrijven in moeilijkheden uit te sluiten van steun is positief en wordt breed gesteund. De definitie, gebaseerd op een 50%-grens in de ratio van eigen vermogen over geplaatst kapitaal, vormt evenwel een ernstige beperking voor starters en scale-ups. Wanneer een O&O&I/kost- intensieve onderneming met beperkte of geen inkomsten het punt bereikt waarop meer dan de helft van het eigen vermogen verdwenen is als gevolg van geaccumuleerde verliezen zal deze onderneming automatisch bestempeld worden als een onderneming in moeilijkheden. Zo’n situatie is evenwel niet ongewoon voor een jong O&O&I-intensief of scale-up bedrijf en betekent geenszins dat de onderneming in moeilijkheden verkeert.
Het gevolg is dat gezonde jonge O&O&I-intensieve bedrijven en scale-ups uitgesloten worden van staatssteun als een ongewild neveneffect van een definitie die bedoeld is om ondernemingen in moeilijkheden uit te sluiten.
2 Historiek.
Deze problematiek is niet nieuw. Xxxxx begin 2018 heeft Vlaanderen een schrijven gericht aan de Commissie en werd het punt geagendeerd op de concurrentieraad door België. Dit werd verder aangepakt op Europees niveau onder impuls van VLAIO via een ad hoc werkgroep met innovatieagentschappen uit 10 landen die allen lid zijn van het TAFTIE-netwerk. Dit zijn XXX.xx (Nederland), Luxinnovation (Luxemburg), BPI-France, UKInnovation, RCN (Noorwegen), Vinnova (Zweden), Business Finland, TA CR (Tsjechië), FFG (Oostenrijk) en VLAIO. Hierin werden resultaten en goede praktijken uitgewisseld en werd de dialoog aangegaan met de Commissie. Als reactie heeft de Commissie reeds een aantal aanpassingen doorgevoerd in de operationele implementatie. Vanuit deze werkgroep werd in februari 2019 een voorstel met zes punten voorgelegd om het ongewenste neveneffect te vermijden in de regelgeving. Deze punten zijn door verschillende lidstaten opgenomen in de formele bevraging van de lidstaten door de Commissie in het kader van de herziening van de staatssteunregeling (bevraging GBER – general block exemption regulation). Hiervan zijn nog geen resultaten beschikbaar.
3 COVID-19
De problematiek is niet nieuw, maar door de COVID-crisis worden veel landen geconfronteerd met de impact van de regelgeving. Als reactie op de COVID-crisis heeft de Commissie een tijdelijke kaderregeling opgesteld waarbij de regeling voor ondernemingen in moeilijkheden opgeschort wordt voor de periode van de crisis tot eind 2020, op voorwaarde dat de bedrijven in overeenstemming waren met de definitie op 31 december 2019. Dit geeft dus soelaas voor ondernemingen die in moeilijkheden gekomen zijn door de crisis. Het gaat evenwel totaal voorbij
aan de problematiek dat starters en scale-ups die niet in moeilijkheden zijn ook door deze definitie uitgesloten worden en ook in de toekomst geen steun kunnen krijgen.
Er ontstaat dus een paradoxale situatie waarin heel wat mogelijkheden voor verruimde staatssteun gelanceerd worden maar dat uitgerekend de bedrijven met een hoog risicoprofiel en een hoge impact en additionaliteit van overheidssteun uitgesloten worden.
Gezien de tijdelijke opschorting die de Commissie toegekend heeft in 2020 is het weinig realistisch om hier bovenop een versoepeling van de regelgeving in deze periode te verkrijgen. Ook is een aanpassing in de tijdelijke regelgeving geen prioriteit. De opstart van de permanente nieuwe regelgeving, waarvan de eerste ontwerpdocumenten verwacht worden in het najaar, zal cruciaal zijn voor de post-COVID-periode en de verdere toekomst. Binnen de werkgroep van 10 agentschappen werd afgesproken om maximaal in te zetten op de nieuwe regelgeving die een permanent karakter zal hebben en hiertoe de dialoog met de Commissie te herstarten. Hiertoe werd reeds contact opgenomen met de Commissie om een onderhoud vast te leggen in september/oktober 2020.
4.2. FLEXIBILITEIT EUROPESE BEGROTINGSREGELS
ALGEMEEN
1 Lancering van de “general escape clause” onder de COVID-19-crisis
De Europese Commissie heeft, gelet op enorme omvang van de COVID-19-crisis, voorgesteld om de “algemene ontsnappingsclausule” (general escape clause) te activeren.
Deze flexibiliteitsclausule werd nog nooit eerder toegepast. De inzet van maximale budgettaire flexibiliteit moet de lidstaten toelaten een gecoördineerd budgettair beleid te voeren bij een economische neergang en de implementatie mogelijk maken van alle maatregelen die vereist zijn in het kader van de aanpak van zowel de gezondheidscrisis als de economische crisis.
Voorwaarden voor de toepassing van de flexibiliteitsclausule zijn:
1 De maatregelen mogen de budgettaire houdbaarheid van de overheidsfinanciën op middellange en langetermijn niet in gevaar brengen.13
2 De toegestane afwijkingen moeten van tijdelijke aard zijn.
De Commissie stelt eveneens: “The Commission will apply the full flexibility provided for in the EU fiscal framework for so long as is necessary to allow Member States to implement measures to contain the coronavirus outbreak and mitigate its negative socio-economic effects.”
Er wordt dus een maximale vorm van flexibiliteit gehanteerd zolang de “general escape clause” geactiveerd is. Bijkomende investeringen in het kader van een eventueel relanceplan zullen dus niet gehinderd worden rond de specifieke regels van het SGP (pad naar MTO, expenditure benchmark, schuldcriterium). Uiteraard dient wel voorzien te worden dat bijkomende investeringen de budgettaire houdbaarheid niet in gevaar brengen, het groeibevorderende investeringen betreft en deze tijdelijk van aard zijn.
Op DGE werd overeengekomen dat België de verlenging van de toepassing van deze clausule verdedigt tot in het jaar 2021. Er gaan immers al stemmen op bij sommige lidstaten om te pleiten de clausule in 2020 te sluiten. Een verdere bespreking zal plaatsvinden op basis van de herfstvooruitzichten en de ontwerpbegrotingsplannen.
2 Situatie op middellange termijn
In het kader van het gewone werkprogramma van de Commissie was reeds een review van de budgettaire regels voorzien (six and twopack) begin 2021. Gelet op de COVID-19-crisis en de lancering van de general escape clause is dit niet meer relevant op korte termijn.
Er wordt, gelet op de dermate grote economische schok en de verhoging van de schuldgraad van alle lidstaten, verwacht dat er een fundamenteel debat en wijziging komt aan het governance framework.
Dit kader investeringsvriendelijker maken is al een geruime tijd een betrachting van Vlaanderen.
13 Zie onder meer het debt sustainability monitor rapport xxxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxx/xxxxx/xxxx/xxxxx/xxxxxxx- finance/ip120_en.pdf en het HRF advies m.b.t. het stabiliteitsprogramma 2020 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxx/xxxxxxx/xxxxx/xxxxxx/xxxxxxxxxxxx/xxx_xxx_xxxxxx_0000_00.xxx
In dat opzicht heeft Vlaanderen een aanpassing voorgesteld aan de investeringsclausule onder het Stabiliteits- en Groeipact, die toelaat af te wijken van de middellangetermijndoelstelling.
In het voorstel, goedgekeurd op het overlegcomité in 2018, worden de voorwaarden met betrekking tot de ‘output gap’, de kloof tussen de potentiële groei en de reële groei, geschrapt aangezien de macro-economische situatie in Europa aanzienlijk is veranderd ten opzichte van de periode waarin de oorspronkelijke clausule werd opgesteld. Daarnaast wordt ook voorgesteld deze flexibilisering te koppelen aan de verplichting om belangrijke structurele hervormingen door te voeren. Er was echter tot nu toe weinig animo bij de noordelijke lidstaten om een verdere flexibilisering toe te laten.
Wel is in het kader van de relance het erg nuttig om te pleiten voor een ruime toepassing van de investeringsclausule na het sluiten van de ‘general escape clause’. Onder de huidige regels is een tijdelijke afwijking van de middellange termijndoelstelling toegelaten voor uitgaven gefinancierd met Europese middelen, en meer bepaald de Structuur- en investeringsfondsen, de Trans-Europees netwerk of financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen en investeringen onder EFSI. Hier zouden ook leningen van de EIB en de geplande leningen onder het herstelfonds onder moeten vallen om zoveel mogelijk ademruimte aan de lidstaten te verlenen.
Ambitieuzere voorstellen tot aanpassing van het Europees begrotingskader hebben doorgaans betrekking op de invoering van de klassieke ‘gouden financieringsregel’ van de overheidsfinanciën. Deze regel stelt dat de lopende uitgaven gedekt moeten worden met lopende ontvangsten en dat er voor die uitgaven dus niet mag geleend worden. Voor investeringsuitgaven staat die regel echter wel leningsfinanciering toe. Voor de berekening van budgettaire trajecten zou bijvoorbeeld rekening gehouden kunnen worden met de afschrijvingen van investeringen in plaats van de directe investeringsuitgaven. [Noot: De discussie gaat over het aanpassen van de regels van het governance framework, niet over de aanpassing van ESR-boekhoudregels]