Case Jeugdhulpregio Rijnkoog
Case Jeugdhulpregio Rijnkoog
Situatieschets
Jeugdhulpregio Rijnkoog (fictief) bestaat uit 15 gemeenten. De regio telt 600.000 inwoners, waarvan 120.000 in de leeftijdscategorie 0-18 jaar. De regio is centraal gelegen in Nederland en ligt aan de rand van de Randstad. Binnen de regio ligt één grote stad (top 10 van Nederland) en één middelgrote stad. Het totale jeugdhulpbudget bedraagt € 97 miljoen (exclusief de kosten van de toegang en de GI).
Contractering
Drie jaar geleden is de jeugdhulp vanuit de regio aanbesteed. Iedere aanbieder die voldeed aan de opgestelde basiseisen is gecontracteerd. In de praktijk resulteerde dit nagenoeg in een open-house model, waarbij alle aanbieders met interesse zijn gecontracteerd. Er is in de regio dus sprake van een ruim aanbod van aanbieders (192). De 7 grootste aanbieders verbruiken gezamenlijk 40% van het jeugdhulpbudget.
Het huidige contract loopt tot eind 2019. Hierna is er de mogelijkheid om het contract tot twee keer toe met een jaar te verlengen. Vanuit de regio is er een mandaat opgesteld voor de GR met als opdracht om vanaf 1 januari 2020 te werken met nieuwe contracten.
Toegang
De toegang tot alle vormen van jeugdhulp is bij de afzonderlijke gemeenten belegd. Iedere gemeente experimenteert met een eigen werkwijze. Sommige gemeenten hebben de toegang uitbesteed, andere gemeenten doen het volledig zelf. Sommige gemeenten leggen veel verantwoordelijkheid bij de cliënt, andere gemeenten nemen de volledige regie over het traject. De ervaringen zijn tot op heden wisselend.
De basisfunctie van de toegang is bij alle gemeenten naast het vaststellen van de noodzaak tot inzet van zorg en de verwijzing specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp, ook het leveren van licht hulp en ondersteuning.
In de regio Rijnkoog wordt circa 40 % van de cliënten verwezen door de huisarts, daarvan is 95% een verwijzing richting de GGZ. 15 % van de cliënten wordt verwezen door de GI’s en 35 % door het CJG.
Bekostiging
De regio heeft voor alle typen van zorg gekozen voor productiebekostiging (PxQ financiering, waarbij Q staat voor uren of dagen). Er zijn geen budgetplafonds vastgesteld. In de wandelgangen wordt er gesproken over alternatieve bekostigingsmodellen, waaronder resultaatbekostiging. Enkele gemeenten zijn huiverig om over te stappen naar een dergelijke vorm van bekostiging en willen meer financiële grip op de zaak. De aanbieders (verenigd in de Rijnkoog JG20) hebben het voorstel gedaan om te contracteren op basis van populatiebekostiging. Zij geven aan graag de gemeenten te willen ontzorgen voor een vaste vergoeding door de komende 6 jaar integrale zorg vanuit een breed consortium te gaan leveren. Volgens hen zouden hier ook kostenbesparingen mee gepaard gaan.
De regio Rijnkoog overweegt daarnaast om te werken volgens het Amsterdamse model. Dit model is reeds ingevoerd bij vier van de vijf omliggende regio’s.
Stand van zaken
Bij de twee grote gemeenten evenals bij een aantal kleinere gemeenten is sprake van kostenoverschrijdingen. In 2017 steeg het totale kostenplaatje voor de jeugdhulp naar € 116 miljoen. Dat is een overschrijding van het budget van bijna 20 %. Uitschieters hierin waren het verblijf voor de LVB-doelgroep, de specialistische dagbesteding en de zorg voor
meervoudige complexe cliënten. Uit analyses bleek dat de jeugdhulp voor de meervoudige complexe cliënten door circa vier aanbieders wordt geleverd, 200 cliënten betrof en 20% van het budget betreft.
De traditionele aanbieders in de regio zijn de afgelopen jaren niet gekrompen of sterk gegroeid. Er zijn wel veel nieuwe aanbieders bijgekomen, maar het is niet duidelijk in hoeverre dit geleid heeft tot de gewenste innovaties. Het beeld leeft dat veel nieuwe aanbieders vooral doen wat er al gedaan werd tegen hetzelfde tarief als de traditionele aanbieders.
In de regio is veel onderling vertrouwen tussen de gemeenten. Ze hebben afgesproken om als regio te blijven samenwerken. Ondanks dat er eensgezindheid bestaat over het op termijn verbinden van jeugdhulp met WMO, Participatiewet en de maatschappelijke dienstverlening zijn de gemeenten het erover eens dat de jeugdhulp in 2020 nog apart ingekocht moet worden. Een aantal gemeenten maakt zich zorgen over de voortgang van de transformatie van de jeugdhulp in de regio. De aanbieders werken nog veel vanuit de oude patronen en schotten en ook in de voorstellen voor de toekomst zien ze samenwerking in beperkte zin – niet meer dan een gezamenlijke voordeur, waarna ieder zijn ding doet. De beweging dat er écht anders gewerkt wordt, dat er samengewerkt wordt met aanbieders, en dat er meer grip is op de toegang is nog niet zichtbaar.
Opdracht
U wordt gevraagd om een passende inkoopstrategie voor deze regio te bedenken.
• Spreek af wie de voorzitter is van de werkgroep
• Wijs iemand aan die straks de leerervaringen deelt met de gehele groep
• Xxxxxxxxxx met elkaar de volgende vier vragen:
Vragen
1. In bijlage I zijn verschillende inkoopdoelen geformuleerd. Welke zouden op basis van deze casus de vier tot zeven hoofddoelstellingen van jeugdhulpregio Rijnkoog moeten zijn? Deze doelen vormen de basis voor de nieuwe inkoopstrategie.
2. Welk bekostigingsmodel(len) lijkt voor de jeugdhulpregio Rijnkoop passend? Kies de best passende optie uit Bijlage II. Of kies op basis van de componenten uit deze vijf opties een eigen bekostigingsvariant voor de regio. Verken tevens de voor- en nadelen van deze voorkeursoptie.
3. Zou deze regio er baat bij hebben dat het aantal aanbieders wordt beperkt? Geldt dat voor alle typen van zorg?
4. Bespreek hoe de toegang in de regio nu is ingericht (zie hiervoor de sheets over de toegang in de presentatie). Wat zouden belangrijke ontwerpdoelen moeten zijn? Is daarbij samenwerking tussen gemeenten wenselijk?
Bijlage I
Mogelijke inkoopdoelen:
1. De behandelduur voor alle cliënten in een intramurale setting moet met 25%* omlaag
2. Geen enkele cliënt moet over twee jaar langer dan twee weken wachten op zorg (met uitzondering van een spoed – en of crisissituatie)
3. Er moet meer ambulant aanbod komen dat intramuraal aanbod kan vervangen
4. De doorstroom richting wonen moet worden verbeterd: over vier jaar moet het aantal wachtenden op een vervolgvoorziening zijn afgenomen met 75%*
5. De autonomie voor de professional moet verder worden vergroot
6. Het aantal crisisgevallen moet met 50%* worden verlaagd in vier jaar
7. Kinderen onder de 12 jaar worden over vier jaar niet meer in een intramurale setting geplaatst
8. Kostenbeheersing moet worden doorgevoerd, in de zin dat de kosten voorspelbaarder zijn en er sprake is van betere beheersbaarheid voor de betrokken gemeenten
9. Er moet meer innovatie plaatsvinden
10. Kostenverlaging moet worden gerealiseerd: er moet over vier jaar in totaal 15%* minder worden uitgegeven aan jeugdhulp
11. Kostenverlaging per cliënt moet worden gerealiseerd: er mogen wel meer cliënten bij komen, maar de gemiddelde kosten per cliënt moeten over vier jaar 15%* lager zijn
12. De pleegzorg moet met 25%* groeien, om een alternatief voor behandelplaatsen en woongroepen te vormen
13. Het Amsterdamse model moet worden ingevoerd
14. Het aantal aanbieders moet met 50%* afnemen
15. De grote aanbieders moeten met 30%* krimpen en deze omzet moet overgeheveld worden naar de kleinere aanbieders
16. De kwaliteitseisen moeten in vier jaar stap voor stap verhoogd worden – ook indien dat betekent dat er minder aanbieders zich kwalificeren
17. “Een gezin, één plan, één regisseur” is over vier jaar ingevoerd voor de 200 cliënten die weinig voorkomende hoog specialistische jeugdhulp nodig hebben
18. Er moet gewerkt gaan worden met één groot consortium, dat alle jeugdhulp aanbiedt en alle problemen oplost en middels populatiebekostiging wordt gefinancierd
19. Het aantal gevallen waarin de toegang zelf oplossingen biedt voor de vraag van cliënten (en waarbij dus niet doorverwezen wordt naar de specialistische jeugdhulp) moet met 25%* toenemen in vier jaar
20. Er moet gewerkt worden met integrale tarieven per behandelsoort, inclusief resultaatmeting. Over vier jaar ontvangt 50%* van alle cliënten jeugdhulp op basis hiervan
21. De toegang via de huisarts moet meer onder controle komen, zodat de gemeenten weten dat er is doorverwezen en wat het doel van de inzet van de jeugdhulp is
22. Met de grootste aanbieders moeten we samen aan de slag om de transformatie te realiseren. Gezamenlijke afspraken leggen we vast in een convenant
23. De diversiteit in aanbieders moet toenemen: meer nieuwe aanbieders vanuit verschillende achtergronden en verschillende behandelvisies moeten worden toegelaten tot de regio
24. Inwoners moeten over meer en betere informatie beschikken als het gaat om de toegang tot jeugdhulp
25. De groei van cliënten met LVB zorg (verblijf en dagbesteding) moet worden gestabiliseerd, onder meer door stringentere toegang en minder aanbieders
26. Er moet een budgetplafond worden ingevoerd, zodat de gemeenten zeker weten dat er niet meer dan dat wordt uitgegeven aan jeugdhulp
27. Er moet meer keuzevrijheid voor de cliënt zijn
28. Samenwerking tussen aanbieders moet de norm worden 29. …….
* de genoemde percentages zijn ter illustratie
Bijlage II
Optie 1
We gaan werken met één groot consortium, waarin de toegang en de tweedelijnshulp wordt ondergebracht en waarbij populatiebekostiging de basis is. Om de diversiteit van het aanbod te waarborgen wordt met het consortium afgesproken dat zij ten minste 40%* van de jeugdhulp moeten uitbesteden bij andere (kleinere) aanbieders en zelfstandigen.
Optie 2
Er wordt een onderscheid gemaakt in verschillende segmenten. De weinig voorkomende / hoog specialistische jeugdhulp wordt belegd bij een consortium en op basis van beschikbaarheid gefinancierd. De veel voorkomende, minder gespecialiseerde jeugdhulp wordt open gecontracteerd, waarbij iedereen die aan (iets hogere) kwaliteitseisen voldoet een contract kan krijgen. Voor dit segment wordt gewerkt met profielen en vaste tarieven per soort jeugdhulp. De omschrijving van de profielen is gebaseerd op het Amsterdamse model, maar is een inhoudelijke verbetering ervan en het aantal profielen is uitgebreid.
Optie 3
Er gaat gewerkt worden met resultaatbekostiging over de volle breedte van het aanbod van jeugdhulp. Er wordt een geheel nieuw systeem van profielen ontwikkeld en aan ieder profiel wordt een tarief gekoppeld. Het aantal aanbieders wordt gereduceerd met 30%*, onder meer door kwalitatieve eisen te stellen. Er worden ook budgetplafonds afgesproken.
Optie 4
Er gaat gewerkt worden met het Amsterdamse model, dat is makkelijk en overzichtelijk voor iedereen (zie de sheets over de verschillende modellen in de presentatie). Er wordt voor het C segment een maximaal aantal aanbieders gecontracteerd. Deze aanbieders zijn hoofdaannemer en organiseren zelf de zorg met (eventuele) onderaannemers. Voor het B segment wordt een redelijk open model gekozen.
Optie 5
De regio gaat stapsgewijs over van P*Q bekostiging naar resultaatbekostiging en gaat dit gefaseerd doen. Tevens worden de eisen die gesteld worden aan de aanbieders stapsgewijs verhoogd. Om die reden krijgen alle aanbieders een raamcontract, waarbij het bekostigingsmodel jaarlijks aangepast wordt en ook jaarlijks de kwaliteitseisen worden aangepast, evenals de eisen omtrent omvang van de aanbieders. Aanbieders die niet voldoen aan de eisen, vallen dan na verloop van een aantal jaar af.
* de genoemde percentages zijn ter illustratie