VLOOTREGLEMENT
VLOOTREGLEMENT
Delftse studenten wedstrijd zeilvereniging “Broach”
27 februari 2023
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 1
Definities 2
Algemeen 3
Artikel 1 - Gebruiksrechtelijke bepalingen 3
Artikel 2 - Algemene bepalingen 3
Artikel 3 - Regelgeving en veiligheid aan boord 4
Artikel 4 - Verboden middelen 4
Artikel 5 - Bestraffing 5
Brevetten 6
Artikel 6 - Brevettenstructuur 6
Artikel 7 - Volledig brevet 6
Artikel 8 - Beperkt brevet 6
Artikel 9 - Basisbrevet 7
Artikel 10 - Gebruik verenigingsvaartuigen 7
Artikel 11 - Teambrevet 8
Artikel 12 - Uitgebreid teambrevet 9
Artikel 13 - Geldigheid van brevetten 11
Zeilteams 11
Artikel 14 - Teams 11
Artikel 15 - Campagneovereenkomst 11
Artikel 16 - Algemene reserverings bepalingen 12
Reserveringsbepalingen 13
Artikel 17 - Reserveren van verenigingsvaartuigen 13
Artikel 18 - Toewijzing van verenigingsvaartuigen 13
Artikel 19 - Reserveren van verenigingsvoertuigen 14
Artikel 20 - Gebruik verenigingsvaartuigen bij evenementen 14
Schade 15
Artikel 21 - Schade of slijtage 15
Artikel 22 - Persoonlijk letsel en schade aan en verlies van eigendommen 16
Omgang en gebruik van materiaal 16
Artikel 23 - Zorg voor materiaal 16
Artikel 24 - Kranen van verenigingsvaartuigen 16
Artikel 25 - Gebruik verenigingsvoertuigen (Geen wijzigingen) 17
Artikel 26 - Trailergebruik 17
Artikel 27 - Opslag 18
Slotbepalingen 19
Artikel 28 - Wijzigingen in het Vlootreglement 19
Definities
Het bestuur Het bestuur van de Delftse Studenten Wedstrijd
Zeilvereniging “Broach”
Gebruik / Gebruiken (m.b.t. verenigingsvaartuigen en
verenigingsvoertuigen) (het) behandelen of bedienen in welke vorm dan ook
Huishoudelijk Reglement Huishoudelijk Reglement van de Delftse Studenten
Wedstrijd Zeilvereniging “Broach”
Introductieperiode Periode georganiseerd door de introductie- en
groeitijdcommissie waarbij nieuwe volledig leden de Delftse Studenten Wedstrijd Zeilvereniging “Broach” leren kennen
Statuten Statuten van de Delftse Studenten Wedstrijd Zeilvereniging “Broach”
Thuiswater Braassemermeer
De vereniging De Delftse Studenten Wedstrijd Zeilvereniging “Broach” Verenigingsmateriaal Al het materiaal dat in het bezit is van de Delftse
Studenten Wedstrijd Zeilvereniging “Broach”
Verenigingsvaartuig Vaartuig dat in het bezit is van de Delftse Studenten
Wedstrijd Zeilvereniging “Broach”
Verenigingsvoertuig Voertuig dat in het bezit is van de Delftse Studenten
Wedstrijd Zeilvereniging “Broach”
Vloothandleiding Handleiding uitgegeven door de vlootcommissie waarin
staat hoe er correct omgegaan wordt met het verenigingsmateriaal
Algemeen
Artikel 1 - Gebruiksrechtelijke bepalingen
1. Gebruik maken van een verenigingsvaartuig is toegestaan door:
a. leden, als bedoeld in artikel 4, lid 1. der statuten;
b. buitengewone leden, als bedoeld in artikel 5, lid 2. der statuten;
c. uitgebreid oud-leden, als bedoeld in artikel 5, lid 2.a. der Huishoudelijk Reglement;
d. deelnemers aan evenementen, als bedoeld in artikel 20 der Vloot Reglement.
2. Het meenemen van externen, waaronder te verstaan zowel niet-leden als personen die niet vallen onder lid 1. a. b. c en d. op een verenigingsvaartuig is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a. Leden genoemd in lid 1.a. b. c. mogen met een maximum van vier dagen per jaar één externe persoon mee aan boord nemen.
b. Er mag te allen tijde maximaal één extern persoon aan boord zijn.
c. Externe personen zijn voor het meevaren op een verenigingsvaartuig per dag een bijdrage van vijftien euro (€ 15,-) aan de vereniging verschuldigd.
d. Het bestuur is te allen tijde gerechtigd uitzonderingen te maken op de in lid 2.a., b., en c. genoemde punten op het gebied van het maximum aantal vaardagen per jaar, het aantal externen aan boord en de hoogte van de verplichte bijdrage.
3. Het al dan niet verschuldigd zijn van een bijdrage voor het gebruik van een verenigingsvaartuig en de eventuele hoogte daarvan kunnen bij een algemene ledenvergadering vastgesteld worden.
4. Een persoon die schulden heeft aan de vereniging, is uitgesloten van het gebruik van verenigingsmateriaal.
Artikel 2 - Algemene bepalingen
1. Varen met inbegrip van omstandigheden
a. De verantwoordelijke perso(o)n(en) aan boord, genoemd in artikel 10, lid 1.d., artikel 11, lid 6.d. en artikel 12, lid 6.d. worden geacht zelf een verantwoorde keuze te maken om uit te varen of het varen te staken met inachtneming van de omstandigheden en in overleg met alle opvarenden.
b. Het is verboden zonder toestemming van het bestuur te varen bij een gemeten windsnelheid van 25 knopen of hoger, of gemeten windstoten van 35 knopen of hoger voor het betreffende vaargebied. Aan deze windsnelheden kan niet het recht om wel te varen ontleend worden.
c. Lid 1.b. is niet van toepassing indien het deelname aan een wedstrijd van de officiële wedstrijdkalender van de relevante klasseorganisatie betreft die doorgang vindt.
2. Voor het gebruik van een verenigingsvaartuig buiten het thuiswater is toestemming van de commissaris vloot vereist, tenzij het een wedstrijd van de officiële wedstrijdkalender van de relevante klasseorganisatie betreft.
3. Keuze voor gebruik van een specifiek verenigingsvaartuig, alsmede keuze voor een specifieke set zeilen geschiedt in overleg met de commissaris vloot.
Artikel 3 - Regelgeving en veiligheid aan boord
1. Op het water dienen alle regels uit de lokale wet- en regelgeving nageleefd te worden. In geval van wedstrijden dienen ook de meest recente versie van de ‘Racing Rules of Sailing’, zoals gepubliceerd door World Sailing, of de lokale vertaling hiervan nageleefd te worden.
2. Het dragen van een zwemvest met minimaal 50 Newton drijfvermogen is aan boord van de verenigingsvaartuigen te allen tijde verplicht.
3. Het is verboden gebruik te maken van de verenigingsvaartuigen voor zeil- of andere vaaractiviteiten vóór zonsopkomst en na een halfuur na zonsondergang. Vlootreglement Delftse Studenten Wedstrijd Zeilvereniging “Broach” 5
4. Het is verboden gebruik te maken van de verenigingsvaartuigen op water waar sprake is van ijsvorming of een gemeten water- of luchttemperatuur onder 0 °C.
5. Het is verboden gebruik te maken van een verenigingsvaartuig indien er sprake is van ijsafzetting aan of op het verenigingsvaartuig.
6. Lid 3., 4., en 5. zijn niet van toepassing indien het de deelname aan een wedstrijd betreft die doorgang vindt.
Artikel 4 - Verboden middelen
1. Het is verboden de verenigingsvaartuigen te gebruiken in combinatie met het consumeren van alcoholische dranken.
a. Het consumeren van alcohol binnen zeven uur alvorens het gebruik is verboden.
a. Het consumeren van alcohol tijdens het gebruik is verboden.
b. Het hebben van een alcoholpromillage van meer dan 0,2 promille in het bloed tijdens het gebruik is verboden.
2. Het is verboden de verenigingsvaartuigen te gebruiken in combinatie met het gebruik van, alsmede het onder invloed zijn van drugs of andere verdovende middelen.
3. Voor gebruik van de verenigingsvaartuigen in combinatie met medicijnen die het aandachts-, waarnemings- en reactievermogen verminderen, dient eerst overleg met het bestuur gepleegd te worden.
4. Het is verboden aan boord, alsmede tijdens het vaarklaar maken en aftuigen van het verenigingsvaartuig, te roken.
Artikel 5 - Bestraffing
1. Bij schades betreffende verenigingsmateriaal dient het bestuur, indien noodzakelijk, te bestraffen op grond van dit artikel in plaats van artikel 50 der Huishoudelijk Reglement. Bij twijfel of bestraffing dient te geschieden volgens dit artikel of artikel 50 der Huishoudelijk Reglement, oordeelt het bestuur.
2. Wanneer een lid op enige wijze materiële schade, niet ontstaan door slijtage, overmacht of schuld door een derde partij, toebrengt aan een verenigingsvaartuig of de toebehoren hiervan, dan kan:
a. het bestuur het lid berispen;
b. het bestuur het lid een werkverplichting opleggen;
c. het bestuur een eigen risico laten betalen door het lid voor de ontstane schade tot een maximum vastgesteld in het huishoudelijk reglement, artikel 47, lid 1.c.
d. het bestuur het lid voor maximaal een half jaar een vaarverbod opleggen;
e. het bestuur het lid voor maximaal een half jaar schorsen;
f. het bestuur een brevet tijdelijk of permanent opschorten;
g. de algemene ledenvergadering het lid royeren.
3. Indien er sprake is van opzet of grove nalatigheid, kan het bestuur het volledige schadebedrag verhalen op het lid.
4. Bestraffingen, zoals genoemd in lid 2. en lid 3., dienen vermeld te worden in de notulen van bestuursvergaderingen. Tevens dienen zwaardere bestraffingen, zoals genoemd in lid 2. d, e, f en lid 3 ook vermeld te worden op de algemene ledenvergadering. Materiële schades dienen vermeld te worden op een algemene ledenvergadering indien het schadebedrag meer dan tweehonderd euro (€ 200,-) bedraagt.
5. Tegen bestraffingen, zoals genoemd in lid 2.a., b., c., d., e., f., en lid 3., kan in beroep worden gegaan, volgens de procedure als beschreven in artikel 51 der Huishoudelijk Reglement.
Brevetten
Artikel 6 - Brevettenstructuur
1. Een brevet wordt toegekend aan een lid ten blijke van bekwaamheid om met een verenigingsvaartuig om te kunnen gaan.
2. Er zijn vijf typen brevetten: een volledig brevet, een beperkt brevet, het basisbrevet, het teambrevet en het uitgebreid teambrevet.
3. Het volledig brevet is het hoogst haalbare brevet voor een verenigingsvaartuig, gevolgd door het beperkt brevet, gevolgd door het basisbrevet.
4. De trainingscommissie is belast met het opstellen van de vereisten voor een lid om een brevet toegekend te krijgen.
Artikel 7 - Volledig brevet
1. Een volledig brevet is alleen geldig voor het desbetreffende verenigingsvaartuig.
a. Het volledig brevet voor de J/22 is het J-brevet.
b. Het volledig brevet voor de RS500 is het RS-brevet.
c. Het volledig brevet voor de SB20 is het SB-brevet.
2. Een lid in het bezit van een volledig brevet heeft bewezen te voldoen aan de door de trainingscommissie opgestelde eisen met betrekking tot de benodigde kennis en kunde om onder alle omstandigheden veilig en verantwoord met het desbetreffende verenigingsvaartuig om te kunnen gaan en de veiligheid van de bemanning te kunnen garanderen.
3. Een lid in het bezit van een volledig brevet wordt geacht:
a. over voldoende kennis en kunde te beschikken om veilig en verantwoord met een verenigingsvaartuig om te gaan op zowel het thuiswater als hierbuiten;
b. bekend te zijn met de lokale wet- en regelgeving die van toepassing is bij het gebruik van een vaartuig en de vaarregels in de praktijk te kunnen toepassen;
c. bekend te zijn met de regels voor het gebruik van de vloot.
4. Een volledig brevet wordt toegekend door het bestuur op aandragen van de trainingscommissie.
Artikel 8 - Beperkt brevet
1. Een beperkt brevet is alleen geldig voor het desbetreffende verenigingsvaartuig.
a. Reserve
b. Het beperkt brevet voor de RS500 is het RS*-brevet.
c. Reserve
2. Een lid in het bezit van een beperkt brevet heeft bewezen te voldoen aan de door de trainingscommissie opgestelde eisen met betrekking tot de benodigde kennis en kunde om onder gunstige omstandigheden veilig en verantwoord op het thuiswater met het desbetreffende verenigingsvaartuig om te kunnen gaan en de veiligheid van de bemanning te kunnen garanderen.
3. Een lid in het bezit van een beperkt brevet wordt geacht:
a. over voldoende kennis en kunde te beschikken om veilig en verantwoord met een verenigingsvaartuig om te gaan op het thuiswater;
b. bekend te zijn met de lokale wet- en regelgeving die van toepassing is bij het gebruik van een vaartuig en de vaarregels in de praktijk te kunnen toepassen;
c. bekend te zijn met de regels voor het gebruik van de vloot.
4. Een beperkt brevet wordt toegekend door het bestuur op aandragen van de trainingscommissie.
Artikel 9 - Basisbrevet
1. Het basisbrevet is geldig voor alle verenigingsvaartuigen.
2. Een lid in het bezit van het basisbrevet heeft bewezen onder begeleiding veilig en verantwoord om te kunnen gaan met de verenigingsvaartuigen.
3. Een lid in het bezit van het basisbrevet wordt geacht bekend te zijn met de regels voor het gebruik van de vloot.
4. Het basisbrevet wordt toegekend door het bestuur aan een lid na het doorlopen van de introductieperiode mits het lid aan de eisen hiervoor voldoet. Bij twijfel oordeelt het bestuur.
5. Wanneer een lid door omstandigheden een introductieperiode niet heeft doorlopen kan het basisbrevet behaald worden via deelname aan twee trainingsweekenden.
Artikel 10 - Gebruik verenigingsvaartuigen
1. Algemene bepalingen
a. Bij gebruik van een verenigingsvaartuig dienen alle opvarenden in het bezit te zijn van tenminste het basisbrevet.
b. Een uitzondering op lid 1.a. is gebruik door personen zonder basisbrevet tijdens de introductieperiode. Buiten de introductieperiode bepaalt het bestuur over gebruik door personen zonder basisbrevet.
c. Een uitzondering op lid 1.a. is het introduceren van externen onder de in artikel 1, lid 2. gestelde voorwaarden.
d. De verantwoordelijkheid voor het gebruik van een verenigingsvaartuig berust op de hoogst gekwalificeerde opvarenden volgens artikel 6, lid 3.
e. Alle opvarenden zijn hoofdelijk of gezamenlijk aansprakelijk te stellen voor hun handelingen tijdens gebruik van een verenigingsvaartuig en toebehoren hiervan.
2. Gebruik van de J/22
a. Bij gebruik van de J/22 dienen er minimaal drie personen en maximaal vijf personen aan boord te zijn.
b. Bij gebruik van de J/22 elders dan het thuiswater dienen er tenminste twee leden met het J-brevet aan boord te zijn.
c. Bij gebruik van de J/22 op het thuiswater dient er tenminste een lid met het J-brevet aan boord te zijn.
3. Gebruik van de RS500
a. Bij gebruik van de RS500 dienen er twee personen aan boord te zijn.
b. Bij gebruik van de RS500 elders dan het thuiswater dient er tenminste een lid met het RS-brevet aan boord te zijn.
c. Bij gebruik van de RS500 op het thuiswater dient er tenminste een lid met het RS-brevet of RS*-brevet aan boord te zijn.
d. Gebruik van de RS500 door een lid met het RS*-brevet is alleen toegestaan bij een maximaal gemeten windsnelheid van 14 knopen en windstoten van 16 knopen. Aan deze windsnelheden kan niet het recht om wel te varen ontleend worden.
e. Het is een lid met het RS-brevet toegestaan om op het thuiswater op afstand de verantwoordelijkheid te dragen over meerdere RS500’s onder de voorwaarden die het bestuur stelt in overleg met de trainingscommissie. Hierbij vervallen lid 1.d. en lid 3.c.
4. Gebruik van de SB20
a. Bij gebruik van de SB20 dienen er minimaal drie personen en maximaal vijf personen aan boord te zijn.
b. Bij gebruik van de SB20 elders dan het thuiswater dienen er tenminste twee leden met het SB-brevet aan boord te zijn.
c. Bij gebruik van de SB20 op het thuiswater dient er tenminste een lid met het SB-brevet aan boord te zijn.
Artikel 11 - Teambrevet
1. Het teambrevet is een op zichzelf staand, uitzonderlijk brevet, dat toegekend wordt aan een team bestaande uit een groep leden.
2. Een teambrevet is alleen geldig voor het verenigingsvaartuig waarvoor het is afgegeven.
a. Het teambrevet voor de J/22 is het J-teambrevet en wordt afgegeven aan een team bestaande uit drie of vier personen.
b. Reserve
c. Het teambrevet voor de SB20 is het SB-teambrevet en wordt afgegeven aan een team bestaande uit drie of vier personen.
3. Een team in het bezit van een teambrevet heeft bewezen gezamenlijk te voldoen aan de door de trainingscommissie opgestelde eisen met betrekking tot de benodigde kennis en kunde om onder gunstige omstandigheden veilig en verantwoord met het desbetreffende verenigingsvaartuig om te kunnen gaan op het thuiswater.
4. Een team in het bezit van een teambrevet wordt geacht gezamenlijk:
a. over voldoende kennis en kunde te beschikken om veilig en verantwoord met een verenigingsvaartuig om te gaan op het thuiswater;
b. bekend te zijn met de lokale wet- en regelgeving die van toepassing is bij het gebruik van een vaartuig, en de vaarregels in de praktijk te kunnen toepassen;
c. bekend te zijn met de regels voor het gebruik van de vloot.
5. Een teambrevet wordt toegekend door het bestuur op aandragen van de trainingscommissie.
6. Gebruiksrechtelijke bepalingen
a. Het teambrevet is alleen geldig wanneer uitsluitend het voltallige team aan boord is van het desbetreffende verenigingsvaartuig.
b. Het bestuur is gerechtigd een uitzondering te maken op lid 6.a. Het voltallige team mag dan één lid of externe meenemen die niet tot het team behoort, onder de voorwaarden gesteld in respectievelijk artikel 1, lid 1. en artikel 1, lid 2. Dit ten behoeve van het trainen op hoog niveau.
c. Bij het gebruik van het desbetreffende verenigingsvaartuig door een team met een teambrevet vervalt artikel 10.
d. Het gebruik van het desbetreffende verenigingsvaartuig door een team met een teambrevet is alleen toegestaan op het thuiswater onder de voorwaarden die het bestuur stelt in overleg met de trainingscommissie.
e. De gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het gebruik van het desbetreffende verenigingsvaartuig berust op het voltallige team.
Artikel 12 - Uitgebreid teambrevet
1. Het uitgebreid teambrevet is een op zichzelf staand, uitzonderlijk brevet, dat toegekend wordt aan een team bestaande uit een groep leden waarvan één volledig brevethouder voor het betreffende verenigingsvaartuig.
2. Een uitgebreid teambrevet is alleen geldig voor het verenigingsvaartuig waarvoor deze is afgegeven.
a. Het uitgebreid teambrevet voor de J/22 is het J-uitgebreid teambrevet en wordt afgegeven aan een team bestaande uit drie of vier personen.
b. Reserve
c. Het teambrevet voor de SB20 is het SB-uitgebreid teambrevet en wordt afgegeven aan een team bestaande uit drie of vier personen.
3. Een team in het bezit van een uitgebreid teambrevet heeft bewezen gezamenlijk te voldoen aan de door de trainingscommissie opgestelde eisen met betrekking tot de benodigde kennis en kunde om veilig en verantwoord met het desbetreffende verenigingsvaartuig om te kunnen gaan op zowel het thuis- als buitenwater.
4. Een team in het bezit van een uitgebreid teambrevet wordt geacht gezamenlijk:
a. over voldoende kennis en kunde te beschikken om veilig en verantwoord met een verenigingsvaartuig om te gaan op het thuiswater;
b. bekend te zijn met de lokale wet- en regelgeving die van toepassing is bij het gebruik van een vaartuig, en de vaarregels in de praktijk te kunnen toepassen;
c. bekend te zijn met de regels voor het gebruik van de vloot.
5. Een teambrevet wordt toegekend door het bestuur op aandragen van de trainingscommissie.
6. Gebruiksrechtelijke bepalingen
a. Het uitgebreid teambrevet is alleen geldig wanneer uitsluitend het voltallige team aan boord is van het desbetreffende verenigingsvaartuig.
b. Bij het gebruik van het desbetreffende verenigingsvaartuig door een team met een uitgebreid teambrevet vervalt artikel 10.
c. Het gebruik van het desbetreffende verenigingsvaartuig door een team met een uitgebreid teambrevet is alleen toegestaan onder de voorwaarden die het bestuur stelt in overleg met de trainingscommissie.
d. De gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het gebruik van het desbetreffende verenigingsvaartuig berust op het voltallige team.
e. Het uitgebreide teambrevet heeft een maximale geldigheidsduur van drie maanden en kan maximaal eenmaal per kalenderjaar per team worden aangevraagd.
f. Bij toewijzing van het uitgebreide teambrevet dient er op evenementen op de aangevraagde positie gevaren te worden. Mocht het team zich hieraan niet houden wordt het uitgebreide teambrevet direct ingetrokken en kunnen er bestraffingen door het bestuur worden opgelegd.
Artikel 13 - Geldigheid van brevetten
1. Een brevet wordt voor onbepaalde tijd toegekend en kan enkel behaald worden door leden zoals vermeld in artikel 1 lid 1a. Over de geldigheid van brevetten van externen, zoals genoemd in artikel 1, lid 2., oordeelt het bestuur.
2. Het bestuur is bevoegd een brevet dat toegekend is aan een lid, of een teambrevet tijdelijk of permanent op te schorten indien:
a. de brevethouder niet of niet meer aan de eisen voldoet;
b. de brevethouder het Huishoudelijk Reglement of het Vlootreglement overtreedt;
c. de brevethouder verantwoordelijk is voor een schade genoemd in artikel 5.
Zeilteams
Artikel 14 - Teams
1. Wedstrijdteams bestaan uit een vaste groep leden die doelgericht een of meerdere wedstrijden varen en ondersteuning genieten vanuit het bestuur, de trainingscommissie en de vlootcommissie om hun doelen te bereiken.
2. Campagneteams bestaan uit een vaste groep leden die doelgericht trainen en een serie wedstrijden varen, vastgelegd in een campagneovereenkomst met de vereniging, en recht hebben op:
a. het gebruik van het beste materiaal en de beste zeilen die de vereniging beschikbaar heeft;
b. andere voorrechten te bepalen door het bestuur, de trainingscommissie of de vlootcommissie, bij voorkeur vastgelegd in de campagneovereenkomst.
Artikel 15 - Campagneovereenkomst
1. Om een campagneteam te zijn, zoals genoemd in artikel 13, lid 4., dient het team een campagneovereenkomst aan te gaan met de vereniging.
2. Het bestuur vertegenwoordigt de vereniging bij het sluiten van de campagneovereenkomst en laat zich adviseren door de trainingscommissie.
3. De campagneovereenkomst dient opgesteld te worden met inachtneming van de statuten, het Huishoudelijk Reglement en het Vlootreglement.
4. In de campagneovereenkomst vastgelegde wedstrijden
a. Het bestuur stelt in overleg met het campagneteam en de trainingscommissie een serie wedstrijden samen welke het campagneteam naar beste kunnen zal varen.
b. Indien de tekendatum van de campagneovereenkomst later is dan 1 januari van het jaar waarin het team een campagneteam wordt, dient het bestuur bij het samenstellen van de in lid 4.a. genoemde wedstrijden bestaande reserveringen en toewijzingen in acht te nemen.
c. Het campagneteam heeft te allen tijde het recht de in lid 4.a. genoemde wedstrijden te varen op het in de campagneovereenkomst vastgelegde verenigingsvaartuig.
Artikel 16 - Algemene reserverings bepalingen
1. Het reserveren van verenigingsvaartuigen en verenigingen voertuigen geschiedt door middel van een door het bestuur gefaciliteerd reserveringssysteem.
2. Indien het reserverende lid niet meer de intentie heeft om gebruik te maken van een gereserveerd verenigingsvaartuig of verenigingsvoertuig, dient deze de reservering op te zeggen.
a. Bij het niet gebruik maken van een gereserveerd verenigingsvaartuig of verenigingsvoertuig wordt het reserverende lid een gepaste boete opgelegd.
b. Lid 2.a. komt te vervallen indien er sprake is van een geldige reden voor het niet gebruik maken van het gereserveerde verenigingsvaartuig of verenigingsvoertuig en deze reden tevens per e-mail is gemeld aan het bestuur. Bij twijfel over de geldigheid van de reden oordeelt het bestuur.
3. Leden hebben de mogelijkheid vanaf een jaar van tevoren een reservering te plaatsen.
4. Het lid dat de reservering maakt, is verantwoordelijk voor die reservering en is het aanspreekpunt vanuit het bestuur voor gebruik van het gereserveerde verenigingsvaartuig of verenigingsvoertuig.
5. Gebruik van een verenigingsvoertuig of verenigingsvaartuig voor wedstrijden van de officiële wedstrijdkalender gaat voor ander gebruik. Het bestuur heeft het recht om alle reserveringen te annuleren voor dit doeleinde.
6. Gebruik van een verenigingsvaartuig door enkel leden, als genoemd in artikel 1, lid 1., gaat voor het gebruik door leden die externen meenemen, volgens artikel 1, lid 2. Het bestuur heeft het recht om hierop uitzonderingen te maken.
Reserveringsbepalingen
Artikel 17 - Reserveren van verenigingsvaartuigen
1. Het recht om verenigingsvaartuig te reserveren
a. Leden in het bezit van een volledig brevet of een beperkt brevet hebben het recht om het desbetreffende verenigingsvaartuig te reserveren.
b. Eén teamlid uit een team in het bezit van een teambrevet heeft het recht het
desbetreffende verenigingsvaartuig te reserveren voor gebruik door het desbetreffende team.
c. Het bestuur heeft het recht een verenigingsvaartuig te reserveren.
2. Annuleren van reserveringen van verenigingsvaartuigen
a. Binnen een week na het maken van een reservering is het bestuur bevoegd met opgave van redenen deze reservering te annuleren indien het bestuur oordeelt dat deze reservering niet naar billijkheid gemaakt is.
b. Het bestuur heeft het recht te allen tijde een reservering te annuleren ten behoeve van wedstrijden die georganiseerd worden door de vereniging, trainingen tijdens de Introductieperiode, onderhoud vanuit de vlootcommissie, of trainingen georganiseerd door de trainingscommissie.
c. Het bestuur heeft het recht te allen tijde een reservering te annuleren ten behoeve van de bepalingen genoemd in artikel 17.
d. Het bestuur heeft het recht te allen tijde een reservering te annuleren ten behoeve van de in artikel 14, lid 4.c. genoemde voorrang op het gebruik van een verenigingsvaartuig bij wedstrijden.
e. Indien een annulering op grond van lid 2.a., b., en c. een reservering van een verenigingsvaartuig voor een campagneteam betreft, dient dit eerst ruim van te voren overlegd te worden met het desbetreffende campagneteam.
Artikel 18 - Toewijzing van verenigingsvaartuigen
1. Toewijzing geschiedt door het bestuur op advies van de trainingscommissie, indien er meer teams zich aandienen dan er verenigingsvaartuigen beschikbaar zijn, voor:
a. deelname aan een nationaal kampioenschap, een Europees kampioenschap of een wereldkampioenschap door teams, niet zijnde campagneteams als genoemd in artikel 13, lid 4., tot en met zes maanden voor het desbetreffende kampioenschap;
b. het vastleggen van verenigingsvaartuigen voor een campagnecontract, als genoemd in artikel 14, lid 4.c.
2. De trainingscommissie is belast met het handhaven van de procedure voor het toewijzen van verenigingsvaartuigen.
3. Toewijzing kan geschieden onder andere maar niet uitsluitend door bepaling door het lot of op advies van een onafhankelijk adviesorgaan.
4. Indien er sprake is van belangenverstrengeling voor leden van het bestuur of leden van de trainingscommissie, dienen de desbetreffende leden zich afzijdig te houden in het toewijzingsproces.
Artikel 19 - Reserveren van verenigingsvoertuigen
1. Het recht om verenigingsvoertuig te reserveren
a. Leden in het bezit van het in artikel 23 genoemde autocontract hebben het recht een verenigingsvoertuig te reserveren.
b. Het bestuur heeft het recht een verenigingsvoertuig te reserveren.
2. Annuleren van reserveringen van verenigingsvoertuigen
a. Binnen een week na het maken van een reservering is het bestuur bevoegd met opgave van redenen deze reservering te annuleren, indien het bestuur oordeelt dat deze reservering niet naar billijkheid gemaakt is.
b. Het bestuur heeft het recht te allen tijde een reservering te annuleren ten behoeve van activiteiten die georganiseerd worden door de vereniging of voor onderhoud vanuit de vlootcommissie. Dit dient eerst overlegd te worden met het reserverende lid.
Artikel 20 - Gebruik verenigingsvaartuigen bij evenementen
1. De verenigingsvaartuigen kunnen gebruikt worden voor evenementen en trainingen die de doelen van de vereniging begunstigen. Waarbij geldt dat:
a. Het bestuur het recht heeft om een aanvraag goed/af te keuren.
b. Bij het verhuren van het verenigingsmateriaal er rekening wordt gehouden met klasse-evenementen en de verenigingsagenda. Tevens gebeurt het verhuren van een campagneboot altijd in samenspraak met het campagneteam.
c. Het al dan niet verschuldigd zijn van een bijdrage voor het gebruik van een verenigingsvaartuig en de eventuele hoogte daarvan door het bestuur worden vastgesteld. Dit bedrag dient vooraf te worden betaald.
2. Gebruiksbepalingen verenigingsvaartuigen bij evenementen moeten onder andere altijd inhouden dat:
a. Bij gebruik van de J/22 dienen er minimaal drie personen en maximaal vijf personen aan boord te zijn.
b. Bij gebruik van de SB20 dienen er minimaal drie personen en maximaal vijf personen aan boord te zijn.
c. Bij gebruik van de RS500 dienen er twee personen aan boord te zijn.
d. Het dragen van een zwemvest met minimaal 50 Newton drijfvermogen is aan boord van de verenigingsvaartuigen ten alle tijden verplicht.
e. Het is verboden gebruik te maken van het verenigingsmateriaal onder invloed van verboden middelen. Zoals beschreven in artikel 4 van het Vloot reglement.
3. De organiserende partij is aansprakelijk voor alle aangebrachte schades in de gehuurde periode.
a. De organiserende partij dient hiervoor een aansprakelijkheids overeenkomst te tekenen.
b. De organiserende partij dient hiervoor verzekerd te zijn en dient een kopie van de polis te overhandigen bij ondertekening van de aansprakelijkheids overeenkomst.
c. Lid 3. a., b. zijn niet van toepassing op evenementen georganiseerd door de vereniging.
4. Een partij die schulden heeft aan de vereniging is uitgesloten van het gebruik van verenigingsmateriaal.
Schade
Artikel 21 - Schade of slijtage
1. Schade of slijtage aan verenigingsmateriaal dient bij de eerst redelijke mogelijkheid per mail en eventueel ook mondeling per telefoongesprek gemeld te worden aan de commissaris vloot. Bij het melden van de schade of slijtage dienen exact de toedracht van het schadegeval, de betrokkenen en omstandigheden vermeld te worden.
2. Bij ernstige schade of slijtage, zijnde schade waarmee de veiligheid in het geding komt of waarmee niet verder gevaren of gereden kan worden, dient de commissaris vloot of het bestuur direct op de hoogte gesteld te worden.
3. Zowel voor als na het gebruik van verenigingsmateriaal dient het verenigingsmateriaal gecontroleerd te worden op schade of slijtage en dienen deze gemeld te worden.
4. Schade of slijtage die vóór het gebruik geconstateerd wordt, dient ook vóór gebruik gemeld te worden.
Artikel 22 - Persoonlijk letsel en schade aan en verlies van eigendommen
1. De vereniging kan op generlei wijze aansprakelijk worden gesteld voor de materiële schade die is ontstaan door of tijdens het gebruik van het verenigingsmateriaal.
2. De vereniging kan op generlei wijze aansprakelijk worden gesteld voor verlies van eigendommen tijdens gebruik van het verenigingsmateriaal.
3. De vereniging kan op generlei wijze aansprakelijk worden gesteld voor enig letsel, ontstaan tijdens of door het gebruik van het verenigingsmateriaal.
Omgang en gebruik van materiaal
Artikel 23 - Zorg voor materiaal
1. Het is verboden de verenigingsvaartuigen te betreden met schoeisel met afgevende zolen. Daarnaast is het verplicht alvorens de verenigingsvaartuigen te betreden, schoeisel te controleren op steentjes en andere risico’s voor beschadiging.
2. Schoonmaak van een verenigingsvaartuig dient te geschieden zoals in de Vloothandleiding vermeld wordt of op instructie van de vlootcommissie.
3. Zorg voor verenigingsmateriaal dient te geschieden volgens de Vloothandleiding of op instructie van de vlootcommissie.
Artikel 24 - Kranen van verenigingsvaartuigen
1. Tijdens het gebruik van een kraan dienen alle instructies van de lokale instantie(s), alsmede de Vloothandleiding in acht genomen te worden.
2. Tijdens het gebruik van een kraan is het verboden zich aan boord van het verenigingsvaartuig te bevinden.
3. Er dienen altijd minimaal drie personen aanwezig te zijn tijdens de kraanbeweging.
a. Bij het gebruik van een kraan voor een J/22, alsmede het beladen van een J/22-trailer is de aanwezigheid van een lid met het J-brevet vereist.
b. Bij het gebruik van een kraan voor een SB20, alsmede het beladen van een SB20-trailer is de aanwezigheid van een lid met het
SB-brevet vereist.
c. Een uitzondering op lid 3.a. en 3.b. is het gebruik door teams met het desbetreffende teambrevet indien voltallig aanwezig
4. Lid 3 is niet van toepassing wanneer er wordt gekraand door een externe organisatie.
Artikel 25 - Gebruik verenigingsvoertuigen
1. Bij het gebruik van een verenigingsvoertuig dient de bestuurder in bezit te zijn van een in de EU/EVA afgegeven B-rijbewijs.
2. Bij het gebruik van een verenigingsvoertuig dient de bestuurder de meest recente versie van het autocontract te hebben getekend.
3. Het gebruik van een verenigingsvoertuig geschiedt behoudens beperkingen gesteld in het Vlootreglement en het ondertekende autocontract.
4. Het gebruik van een verenigingsvoertuig is alleen toegestaan om het gebruik van verenigingsvaartuigen te faciliteren, of voor commissiewerk of een andere bijdrage aan de vereniging. Voor ander gebruik is toestemming van het bestuur vereist.
5. Leden die gebruik maken van een verenigingsvoertuig zonder te voldoen aan de voorwaarden genoemd in lid 1., lid 2. worden bij enigerlei schade aan het verenigingsvoertuig, dan wel andere partij, volledig aansprakelijk gesteld.
Artikel 26 - Trailergebruik
1. Gebruik van wegtrailers
a. Bij gebruik van de J/22-trailer, dus ook zonder dat er mee gereden en enkel op gestald wordt, dient een lid met het J-brevet, aanwezig te zijn.
b. Bij gebruik van de RS500-trailer, dus ook zonder dat er mee gereden en enkel op gestald wordt, dient een lid met het RS*-brevet of RS-brevet, aanwezig te zijn.
c. Bij gebruik van de SB20-trailer, dus ook zonder dat er mee gereden en enkel op gestald wordt, dient een lid met het SB-brevet, aanwezig te zijn.
d. Een uitzondering op lid 1.a. en 1.c. is het gebruik door teams met het desbetreffende teambrevet.
2. Rijden van een voertuig met een wegtrailer
a. Rijden van een voertuig met een J/22-trailer geschiedt enkel door bestuurders met een in de EU/EVA afgegeven BE-rijbewijs, ook indien dit niet wettelijk verplicht is. Bij besturing door externen dient vooraf toestemming gevraagd te worden bij het bestuur. Er dient te allen tijde een lid met het J-brevet aanwezig te zijn wanneer de trailer beladen is.
b. Rijden van een voertuig met een RS500-trailer geschiedt enkel door bestuurders met een in de EU/EVA afgegeven B-rijbewijs. Bij besturing door externen dient vooraf toestemming gevraagd te worden bij het bestuur. Er dient te allen tijde een lid met het
RS-brevet aanwezig te zijn wanneer de trailer beladen is.
c. Rijden van een voertuig met een SB20-trailer geschiedt enkel door bestuurders met een in de EU/EVA afgegeven BE-rijbewijs, ook indien dit niet wettelijk verplicht is. Bij besturing door externen dient vooraf toestemming gevraagd te worden bij het bestuur. Er dient te allen tijde een lid met het SB-brevet aanwezig te zijn wanneer de trailer beladen is.
3. Het recht om een voertuig te besturen met een wegtrailer kan door het bestuur aan zowel leden als externen ontzegd worden.
Artikel 27 - Opslag
1. De verenigingsvaartuigen dienen na gebruik te allen tijde op de wegtrailer opgeslagen te worden. Een uitzondering hierop is tijdens wedstrijden of trainingen waarin een verenigingsvaartuig op achtereenvolgende dagen gebruikt wordt.
2. Het verenigingsmateriaal, dat toebehoort aan een verenigingsvaartuig, behalve zeilen, dient na gebruik enkel opgeslagen te worden in het verenigingsvaartuig, in een dichte trailer, de bak op de wegtrailer van het verenigingsvaartuig of in de opslaglocatie.
3. De zeilen dienen na gebruik te allen tijde in de opslaglocatie opgeslagen te worden.
a. Wanneer de zeilen nat zijn, dienen ze eerst te drogen gehangen worden.
b. Een uitzondering op lid 0.x.xx tijdens wedstrijden of trainingen waarbij een boot op achtereenvolgende dagen gebruikt wordt. Dan mogen de zeilen ook opgeslagen worden in het verenigingsvaartuig, in de dichte trailer of de bak op de wegtrailer van het verenigingsvaartuig.
4. De betrokken personen zijn gerechtigd uitzonderingen te maken op lid 1., lid 2., en lid 3. enkel met toestemming van de commissaris vloot of de vlootcommissie.
5. Zowel de wegtrailer als de opbergbak op de wegtrailer dienen met een slot afgesloten te worden.
Slotbepalingen
Artikel 28 - Wijzigingen in het Vlootreglement
Een voorstel tot wijziging van het Vlootreglement kan van het bestuur uitgaan dan wel schriftelijk worden gedaan door tenminste vier stemgerechtigde leden. Over een dergelijk voorstel moet worden besloten op de algemene ledenvergadering en het dient voorafgaand aan de vergadering als agendapunt te worden aangekondigd, waarbij tevens dient te worden vermeld wat het voorstel inhoudt.