ENERGIE VERKENNING
ENERGIE | VERKENNING |
Energieplafond houdt overheidskosten ver boven ramingen
Nu de inkoopprijs van gas sterk is gedaald, zouden ook de kosten van het energieplafond voor de schatkist moeten afnemen. Maar de contractprijzen dalen nog maar nauwelijks mee. Daardoor pakken de kosten voor de overheid veel hoger uit dan de steeds lagere bedragen die in de media worden genoemd. De energiebe- drijven moeten worden aangezet tot verlaging van hun prijzen.
IN HET KORT
● De inkoopprijs voor gas is weer flink gedaald op de wereldmarkt,
maar in Nederland blijven de contractprijzen vooralsnog hoog.
● De kosten voor de overheid zijn daardoor veel hoger dan de laatste overheidsschattingen suggereren.
● De grote leveranciers moeten worden aangezet tot prijsaanpas- singen met een strikte uitwerking van de brutomargetoets.
W
xxxxxxxx op ruim 340 euro, terwijl die vóór midden 2021 altijd zo’n beetje rond de 15 euro per megawattuur (MWh) schommelde (Xxxxxxxxx.xxx, 2023). Maar inmiddels is de inkoopprijs van gas onverwachts spectaculair gedaald, en de winter is historisch zacht gebleken.
Groothandelsprijzen gas sterk gedaald
Begin december was de TTF-prijs alweer meer dan gehal- veerd, om kort na de jaarwisseling verder te dalen naar het niveau van begin 2022 – ongeveer 70 euro. Vanwege de gedaalde prijzen, zou het energieplafond, volgens de Najaarsnota in november, de overheid nog maar 11,2 mil- jard euro gaan kosten. Het CPB (2022) kwam vlak voor Kerstmis tot 8,4 miljard – gebaseerd op een gemiddelde TTF-prijs van 125 euro, een inschatting op basis van de toenmalige spot- en futures-prijzen. Kort na oud en nieuw was dat gemiddelde gedaald tot 75 euro, en zou het zelfs nog maar om 4,7 miljard euro gaan (Nieuwsuur, 2023). Dit is het bedrag dat hoort bij het ‘scenario lage energieprijzen’ van het CPB (CPB, 2022).
XXXXX XXXX
Hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen
XXXXXXX XXXXXX XXXXXXXX
Hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam
at kost het energieplafond in 2023 de Nederlandse staat, en dus ons allemaal? Miljarden, zoveel is wel duidelijk. Huis- houdens betalen vaste, relatief lage prij-
zen voor hoge plafondvolumes: 1,45 euro per kuub voor in totaal 1.200 kuub gas, en 40 cent per kilowattuur voor 2.900 kilowattuur elektriciteit. Het deel van de marktprij- zen dat daarboven ligt, komt voor rekening van de over- heid. Wat de werkelijke kosten uiteindelijk zullen zijn, hangt dus af van hoe de energieprijzen zich dit jaar gaan ontwikkelen. En ook van het werkelijke verbruik. Beide worden in belangrijke mate bepaald door het weer – dat zich, zoals bekend is, nog slechter laat voorspellen dan de economie (The Economist, 2023).
De ambtenaren die werkten aan het plafondontwerp, het Ministerie van Financiën en het Centraal Planbureau (CPB) hebben al een aantal slagen naar de uiteindelijke kosten van het energieplafond voor de schatkist geslagen. Begin oktober rapporteerde minister Xxxxxx aan de Twee- de Kamer een schatting van het Ministerie van Financiën van 20,9 miljard euro voor heel 2023 (EZK, 2022). Ruw gas was toen schaars en erg duur. Achteraf echter bleken de inkoopprijzen voor energie ten tijde van die schatting op hun hoogst te zijn. Op het Nederlandse handelsplatform TTF (Title Transfer Facility) piekte de gasinkoopprijs eind
Op het moment van schrijven staan spot- en futures- prijzen nog weer lager: net onder de 60 euro (Investing. com, 2023). Daarmee kunnen dan wellicht weer contract- prijzen worden aangeboden die onder de plafondprijzen lig- gen. Eén prijsvechter stuntte daar al mee (NOS, 2023a). Er wordt gesuggereerd dat het prijsplafond ons nu helemaal niets meer kost (AD, 2023). Dat lijkt echter wat erg opti- mistisch: de laatste keer dat de TTF-prijs bijna 60 euro was (half september 2021), was de gemiddelde contractprijs voor gas 1,57 euro – inclusief een toen 17 cent lagere ener- giebelasting. Al is dat ver onder het huidige gemiddelde tarief, het is nog wel boven de plafondprijs van 1,45 euro.
De kostenschattingen zijn echter veel te rooskleurig, stellen we in dit artikel. De berekeningsmethode is namelijk gebaseerd op een benadering die niet goed past bij het prijs- plafondsysteem zoals dat uiteindelijk is ingesteld. Ze gaat uit van de inkoopprijzen van energie, terwijl de werkelijke overheidskosten primair bepaald worden door de verkoop- prijzen van energie. De eerste zijn weliswaar spectaculair gedaald, maar de contractprijzen blijven vooralsnog hoog, ook al dalen ze wat. De variabele tarieven van ‘de grote drie’
– Vattenfall, Eneco en Essent – staan volgens hun contract- voorwaarden zelfs in principe tot de zomer vast, op het hoge niveau waarop ze in het najaar bepaald zijn op basis van de hoge inkoopkosten. Prijsvechters bieden wel al veel lagere
tarieven, maar voor het overgrote deel van de Nederlandse huishoudens is er geen prikkel om ernaar over te stappen. Ze verbruiken, mede vanwege het warme weer, toch niet meer dan de plafondvolumes. Het energieplafond heeh de concurrentie koudgesteld (Xxxxxxxx et al., 2022). En zo blijh de overheid dus veel te dure contracten subsidiëren.
Ramingen gaan uit van inkoopprijzen
De precieze kostenbepalingen van het Ministerie van Finan- ciën en het CPB kunnen we niet reconstrueren, want met welke vergelijkingen en waarden door hen exact is gerekend, valt niet volledig af te leiden uit de openbaar gemaakte stuk- ken (Ministerie van Financiën, 2022). Welke verbruiksra- mingen voor 2023 er precies gebruikt zijn, en hoe daarin rekening is gehouden met een zuiniger energieverbruik en uitlopende vaste contracten, kunnen we niet weten.
Helder is wel dat het ministerie zich verlaat op een ‘KPMG-model’, en het CPB eenzelfde basisbenadering gebruikt (Annotaties bij tabel 1 in de sectie ‘Nadere uit- werking prijsplafond en budgettaire effecten’ in genoemde nota’s). Daarin zijn de kosten voor de overheid in essentie gebaseerd op de gemiddelde TTF-futures-prijzen, plus een brutomargeopslag van 31 cent per kuub. Prijsstijgingen van de elektriciteitstarieven zijn gekoppeld aan die voor gas.
De werkelijke overheidskosten voor het energiepla- fond hangen echter af van de prijzen die huishoudens daad- werkelijk betalen voor de afname van hun gas- en elektri- citeitsverbruik bij hun eigen energieleverancier(s). Immers, het kabinet xxxx ervoor gekozen om de energieleveran- ciers te vergoeden voor het verschil tussen hun eigen con- tractprijzen en de vaste plafondprijzen. Het uitgangspunt is omzetverlies en juist niet een meerkostencompensatie. De hoogte van de contractprijzen bepaalt de voorschot- bedragen, ook als die contractprijzen hoog blijven terwijl de inkoopkosten dalen – zoals nu dus het geval is.
Als de voorschotten achteraf een hoger rendement gaven dan een maximale brutomarge, dient het teveel te worden terugbetaald. Van die brutomargetoets mag er wor- den gehoopt dat het ten minste enige contractprijsdaling met de kostendaling afdwingt, zelfs als de onderlinge con- currentie beperkt is. Maar de maximale brutomarge is ruim gesteld, en staat ahrek van allerlei plafondsysteem-specifie- ke kosten toe. Bovenal is het niet duidelijk hoe streng en effectief de controle op de inkoopkosten achteraf zal zijn. Daarbij kan een terugvordering van aangevraagde compen-
Ruwe kostenbenadering energieplafond
KADER 1
Het gemiddelde gasverbruik per huishou-
den is 1.169 kuub per jaar (Milieucentraal, 2022). Volgens het ministerie valt van het totale kleinverbruik aan gas 88 procent onder het plafond (Ministerie van Financi- en, 2022, variant D). Het gemiddelde huis- houden zou dan 0,88 × 1.169 = 1.029 kuub consumeren die in aanmerking komt voor compensatie. Aan elektriciteit verbruikt een gemiddeld huishouden 2.479 kilowatt- uur per jaar (Milieucentraal, 2022). Van het totale kleinverbruik aan elektriciteit is 91 procent onder het plafond (Ministerie van Financiën, 2022). Dat betekent dat het gemiddelde huishouden 0,91 × 2.479
= 2.256 kilowattuur aan te compenseren elektriciteit zou consumeren. Over dat deel van de totale consumptie betaalt de over- heid dus het verschil tussen de geldende contractprijzen en de plafondprijzen.
Wat de contractprijzen zullen zijn laat zich voor de hele rest van het jaar lastig voor- spellen. Vooralsnog zit er weinig beweging in. Op het moment van schrijven vragen ‘de grote drie’ tarieven van gemiddeld 3,02 euro per kuub en 0,93 euro per kilowatt- uur. Daarbij is de prijsdispersie groot – ook een teken van imperfecte mededinging. De ongewogen gemiddelde gasprijs voor consumenten is volgens een grote prijsver- gelijker 2,64 euro per kuub (Overstappen,
2023). Dat betekent dat de overheid onder
het plafond 1,19 euro op de plafondprijs van 1,45 bijlegt – oftewel 0,98 euro exclusief btw. Het gemiddelde elektriciteitstarief is vandaag 0,75 euro (Overstappen, 2023). Met de plafondprijs van 0,40 euro bete- kent dat een compensatie van 0,35 euro per kilowattuur, ofwel 0,29 euro exclusief btw.
Stel dat de huidige prijzen de rest van 2023 zouden aanhouden. De gemiddelde gas- compensatie per huishouden bedraagt dan 1.029 × 0,98 = 1.008,42 euro, en de
gemiddelde
elektriciteitscompensatie
2.256 × 0,29 = 654,24 euro. In totaal komen
de kosten voor compensatie van een
gemiddeld huishouden dan uit op 1.008,42
+ 654,24 = 1.662,66 euro. Nederland telt 8,1 miljoen huishoudens (CBS, 2022). We negeren voor het gemak nog lopende vaste of juist dynamische contracten met prijzen onder plafondprijzen, die de over- heid dus niets kosten. Dat is mogelijk nog steeds een substantieel deel van de huis- houdens (ACM, 2022). Anderzijds laten we, bij gebrek aan cijfers, buiten beschou- wing dat het overgrote deel van de Neder- landse huishoudens bij ‘de grote drie’ onder contract staat, en dus duurder uit is dan gemiddeld. Dan zijn de totale kosten 1.662,66 × 8,1 miljoen = 13,5 miljard euro.
satievoorschotten met goed gekozen kostenallocaties door energiebedrijven worden beperkt (Haan en Schinkel, 2022; zie ook de inbreng van Xxxxxx Xxxxxxx in het Kamerdebat van 14 december). Aangenomen dat de leveranciers geen grote terugvorderingsverplichtingen willen opbouwen, zullen de marktprijzen door de brutomargetoets getem- perd worden, alleen indien en voor zover de toets door de leveranciers als een reële beperking wordt gezien.
Kosten waarschijnlijk stuk hoger dan raming
Wat is dan wel een redelijke inschatting van de kosten van het energieplafond voor 2023, op basis van het gekozen systeem voor omzetverliescompensatie? In kader 1 maken we een inschatting op basis van de huidige contractkosten. We willen zeker niet te veel waarde hechten aan deze grof geschatte eurobedragen. Het is maar een illustratie van
Ongewogen gemiddelde contractprijzen
FIGUUR 1
4,5
In euro per m3
In euro per MWh
300
4,0
Gemiddelde tarieven variabel contract (linkeras)
250
3,5
3,0
200
2,5
150
2,0
1,5
100
TTF-Gasprijs (rechteras)
1,0
50
0,5
0
0
jul aug sep okt nov dec jan feb mar apr mei juni juli aug sep okt nov dec jan feb
2021 2022 2023
Data: Overstappen (2023) en Xxxxxxxxx.xxx (2023) | ESB
het grote verschil in benadering. Onze berekening past op een bierviltje, en de berekeningen van het Ministerie en CPB lijken niet veel uitgebreider. Ook is het werkelijke ver- bruik sterk weersahankelijk, veranderen de leveringstarie- ven constant, en wisselt een flinke groep huishoudens van contract. Waar het om gaat, is dat vanuit omzetcompensa- tie de kosten voor de overheid ruwweg drie keer hoger zijn dan de laatste CPB-berekening – een verschil van al gauw tien miljard. En hoe komt dat?
Eén reden is dat in de inkoopkostenbenadering gere- kend kan worden met de informatie over prijsontwikkelin- gen in 2023 die de TTF-futures-prijzen bevat – en die zijn sinds december al fors lager. Voor verwachte toekomstige contractprijzen bestaat hiervoor geen goed equivalent, want de energieleveranciers bieden nog steeds geen contracten met vaste jaarprijzen aan. Onze verkoopkostenberekeningen zijn dus op basis van minder marktinformatie over toekom- stige prijsontwikkelingen dan de inkoopkostenbenadering van ministerie en CPB. Dat blijkt als we ze doen met de con- tractprijzen van september vorig jaar, toen de verwachting nog was dat de groothandelsgasprijzen hoog zouden blijven. Daarmee komt de omzetverliescompensatie uit op 24,4 mil- jard, wat al dichter ligt bij de 20,9 miljard van het ministerie, op basis van de toen dus dure futures. Sindsdien is, vanwege de gedaalde futures-prijzen, het verschil tussen de benade- ringen met enkele miljarden euro’s verder opgelopen.
Geen volledige doorgiLe lage inkoopprijzen Een conceptueel belangrijker verschil is dat, waar ministe- rie en CPB impliciet uitgaan van een volledige doorgihe van de kostenveranderingen in de prijzen, wij met dit reken- voorbeeld het tegenovergestelde uiterste berekenen, waarin de contractprijzen in heel 2023 niet dalen – ondanks de huidige lage futures-prijzen. En vooralsnog werkt de spec- taculaire daling in de inkoopprijzen dus ook maar mondjes- maat door in de energietarieven (NRC, 2023). De gemid- delde consumentenprijzen gaan wel iets omlaag, maar dat komt vooral door de prijsvechters, die moeite moeten doen om consumenten tot overstappen te brengen. Van ‘de grote drie’ volgde vooralsnog alleen Eneco schoorvoetend
(NOS, 2023a). Als Vattenfall, Eneco en Essent nog altijd zo’n tachtig procent van de markt bedienen, dan zijn voor hun klanten alleen al de overheidskosten in onze benade- ring ruim vijhien miljard.
De grote drie energieleveranciers passen normaal gesproken de prijzen van hun variabele contracten zelfs maar twee keer per jaar aan: op 1 januari en 1 juli. Essent heeh wel al aangekondigd dat de huidige tarieven dit uit- zonderlijke jaar maar voor drie maanden gelden (Essent, 2022). De leveranciers behouden zich ook het recht voor om tussendoor hun tarieven aan te passen. En bij hoge uit- zondering deden ze dat vorig jaar ook; en wel omhoog, met de TTF-prijs mee. Het is echter maar de vraag in hoeverre de grote energieleveranciers ook echte neerwaartse prijs- druk ervaren. Voorlopig zeggen ze, nog voordat de con- tractprijzen voor 2023 kunnen gaan dalen, dat de hoge inkoopkosten uit eind 2022 eerst nog goedgemaakt moeten worden (NRC, 2023). Voldoende sterke concurrentie zou toch dwingen om zulke verliezen uit het verleden te nemen. Figuur 1 illustreert, voor alleen gas, hoe de schattings- benaderingen door de matige doorwerking van inkoop- prijzen uiteenlopen. Tot mei 2022 volgden TTF-prijzen en tarieven elkaar redelijk. De scherpe piek in de inkoop- prijs in augustus leidde tot een piek in de contractprijzen in september, maar sindsdien volgen de contractprijzen de TTF-prijzen minder gretig, en op meer afstand naar bene- den toe. Van januari naar februari daalde het gemiddelde
consumententarief maar enkele tiende centen.
Raketten en veren
Prijzen die stijgen als een raket maar vallen als veren – het is een bekend patroon in markten met imperfecte mededin- ging (Xxxxx, 1991; Xxxxxxxx, 0000; Tappata, 2009). Het plafondsysteem schept er ideale condities voor. Immers, beperkt het systeem de mededinging als de contractprijzen boven de plafondprijzen liggen (Schinkel et al., 2022) – wat de kans op prijsverlagingen beperkt. Het warme weer vermindert de concurrentie nog verder, want daardoor blijh het verbruik van nog meer huishoudens onder de pla- fondvolumes, waardoor ze nauwelijks een prikkel hebben om van leverancier te wisselen.
Concurrentie zou weer kunnen losbarsten zodra vol- doende lagere kosten contractprijzen onder de plafondprij- zen mogelijk maken. Als in dat geval enkele aanbieders hun prijzen verlagen en consumenten naar hen durven over te stappen, dan kunnen de nu nog hoge contractprijzen snel onhoudbaar worden. Maar zo laag zijn de TTF Prijzen niet. En de energieleveranciers zullen daar liever bij weg- blijven, alleen al omdat ze in dat geval hun riante kostentoe- lages en gegarandeerde marges kwijt raken.
Ramingen overheidskosten te rooskleurig
De werkelijke kosten voor de overheid zullen vast mee- vallen, maar voorlopig zijn ze nog veel te rooskleurig. Bij dalende groothandelsprijzen is de benadering van het ener- gieplafond van het ministerie en CPB vrijwel zeker een onderschatting van de overheidskosten, doordat deze impli- ciet veronderstelt dat de inkoopprijsontwikkeling volledig wordt doorgegeven in de contractprijzen voor consumen- ten. Die doorgihe is echter onvolledig omdat de mededin-
ging imperfect is, mede als gevolg van het gekozen plafond- systeem. Onze benadering volgt de compensatiemethode daarin, maar geeh zeer waarschijnlijk een overschatting van de werkelijke kosten, doordat wij hierbij veronderstellen dat er geen doorgihe van de kostendaling is. Die aanname doen we ter vergelijking met de vaste gemiddelde TTF-prijzen waarmee de minister en het CPB rekenen, en omdat data over toekomstige consumentenprijzen niet beschikbaar en de tarieven star zijn. De werkelijke kosten voor de overheid zullen dus ergens in het midden liggen, ahankelijk van de werkelijke doorgihe. Die is van vele factoren ahankelijk, maar op dit moment in ieder geval nog beperkt.
Een strenge en bindende brutomargetoets kan de kosten voor de overheid wellicht nog beperken. Mogelijk denken de energieleveranciers toch te gemakkelijk over het te veel voorschot aanvragen – daarop staat immers geen sanctie – en drukt de brutomargetoets de prijzen nauwe- lijks. Als de toets straks wel streng en bindend blijkt te zijn, kan de overheid het teveel aan voorschotten terugvorderen en komen de kosten lager uit. Misschien komt ook de con- currentie binnenkort toch nog wat op gang. Uiteindelijk bepaalt de snelheid waarmee en de mate waarin de lagere inkoopprijzen in lagere verkoopprijzen worden doorgeven in belangrijke mate de overheidskosten voor het energiepla- fon. Maar vooralsnog geldt voor de inkoopkostenbenade- ring: bij dalende inkoopprijzen ligt onderschatting van de kosten voor de overheid op de loer.
Belangrijk is om daarbij op te merken dat ook als de prijzen binnenkort wel gaan dalen, een groot deel van de kosten van het plafondsysteem al in het lopende eerste kwartaal zit. De maanden januari, februari en maart zijn samen goed voor vijhig procent van het totale gasplafond- volume en dertig procent van de elektriciteit. Omdat in die winterperiode het verbruik relatief groot is, wijst de geko- zen verdeling van de maandplafondvolumes – het zoge- naamde ‘badkuipmodel’ – daaraan de hoogste plafondvo- lumes toe. Ook wanneer we de voorspelperiode beperken tot aan de komende zomer, of tot alleen het eerste kwartaal, zijn de overheidskosten voor het energieplafond daardoor aanzienlijk hoger dan de rapportages van kabinet en CPB. Uitgaande van de huidige contractprijzen, zijn de kos-
ten tot 1 juli al bijna 7,5 miljard euro. Daarna zouden de contractprijzen aanzienlijk lager kunnen worden. Een opti- mistische voorspelling is dat de prijzen in de zomer zich sta- biliseren tot rond de 1,50 tot 2,00 euro per kuub en 0,40 tot 0,50 euro per kilowattuur (Xxxxxxxxxxxxxxxx.xx, 2023; NOS, 2023b). Mocht dat uitkomen, zodat de contract- prijzen maar net boven de plafondprijzen liggen, dan nog komen de totale kosten voor de overheid op 7,5 à 10 mil- jard euro. Daarvan zal dan het grootste deel, gemiddeld 5,5 miljard euro, gemaakt zijn in het huidige, eerste kwartaal.
Conclusie
Het goedkopere gas en lage verbruik drukken de kosten van het prijsplafond voor de overheid. Toch zullen die kos- ten waarschijnlijk hoger uitvallen dan de ramingen tonen. Door bij de kostenschatting uit te gaan van de inkoopprijs, rekent de overheid zich ten onrechte rijk. De kosten han- gen namelijk af van de contractprijzen – en die blijven flink hoger dan de inkoopprijzen.
De grote marge tussen de contract- en inkoopprijzen wijst op te beperkte medediging. Het gekozen energiepla- fondsysteem en de warme winter beperken de concurrentie- druk op de energietarieven. Achteraf was een verlaagd pla- fond helemaal niet nodig geweest, maar nu zitten we ermee. Een indicatieve berekening op basis van de huidige con- tractprijzen en het historische gemiddelde verbruik sugge- reert dat de kosten van het plafond op dit moment, ondanks de lagere gasprijs en het lage verbruik, toch nog vele miljar- den euro’s meer zullen bedragen dan de overheidsberekenin- gen suggereren, ook al zijn de inkoopprijzen voor gas nu laag. Het laatste bedrag dat het CPB noemde – 4,7 miljard euro – verstoken we alleen al in dit kwartaal op kosten van de overheid. Tegen de tijd dat de contractprijzen echt gaan bewegen, is de winter vast al voorbij. Misschien valt het daarna mee, en dalen de contractprijzen weer snel richting de zomer. Dan moet de prijsconcurrentie nu echter wel rap op gang komen. Enig overheidsaandringen daartoe is op
zijn plaats, en kan ons allemaal veel geld besparen.
Gezien de gote omvang van het begrotingsbeslag en het belang van het onderwerp, mogen we van onze overheid een verfijndere berekeningsmethode van de werkelijke kos- ten voor het energieplafondsysteem verwachten. Ook zou het goed zijn als de minister toonde dat het hem menens is met het beperken van overwinsten en dat hij zijn brutomar- getoets-tanden zou laten zien, of beter nog, zijn concurren- tiewaakhond – de Autoriteit Consument & Markt – los te laten, die bij het ter perse gaan van dit artikel juist gromde naar de tarieven van ‘de grote drie’ (ACM, 2023).
Literatuur
AD (2023) Prijsplafond gaat overheid veel minder kosten dan verwacht: ‘Reële kans dat kosten dicht bij nul komen’. Algemeen Dagblad, 20 januari.
ACM (2022) Aantal huishoudens met variabel energiecontract blijft stijgen. ACM Nieuwsbericht, 30 augustus.
ACM (2023) Tarieven energieleveranciers dalen maar verschillen flink, aanbod moeil- ijk vindbaar. ACM Nieuwsbericht, 1 februari.
Xxxxx, X.X. (1991) Rockets and feathers: The asymmetric speed of adjustment of
UK retail gasoline prices to cost changes. Energy Economics, 13(3), 211–218. CBS (2022) Huishoudens nu. CBS Statistiek, geraadpleegd 20 januari.
CPB (2022) Scenario’s energieprijzen. CBS Persbericht, 6 december.
Xxxxxxxxxxxxxxxx.xx (2023) Energieprijzen. Xxxxxxxxxxxxxxxx.xx. Geraadpleegd op 1 februari 2023.
Essent (2022) Tijdelijk hogere tarieven Essent per 1 januari. Essent Bericht, 21
november.
EZK (2022) Nadere uitwerking tijdelijk prijsplafond energie. Kabinetsbrief, DGKE- DE / 22500317. Te vinden op xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx.
Xxxx, M. en M.P. Schinkel (2022) Drie uitvoerbare voorstellen om het energiepla- fond te verbeteren. Blog op xxx.xx, 14 december.
Xxxxxxxxx.xxx (2023) Dutch TTF gas futures. Xxxxxxxxx.xxx Statistiek, november 2022.Milieucentraal (2022) Gemiddeld energieverbruik. Milieucentraal Artikel, geraadpleegd op 1 februari 2023.
Ministerie van Financiën (2022) Budgettaire verwerking APB. Kamerstuk, 4 oktober.
Nieuwsuur (2023) Bij huidige gasprijzen kost het prijsplafond ‘slechts’ 4,7 miljard. NOS (2023a) Gasprijs blijft laag, eerste energiemaatschappij duikt onder prijsplafond.
NOS (2023b) In voorjaar terugkeer van ‘normale’ energiecontract verwacht. NOS
Nieuwsuur, 3 januari.
NRC (2023) Waarom betalen we nog zoveel voor gas? NRC, 4 januari. Overstappen (2023) Energieprijzen. Te vinden op xxx.xxxxxxxxxxx.xx. Xxxxxxxx, X. (2000) Prices rise faster than they fall. Journal of Political Economy.
108(3), 466–502.
Xxxxxxxx, X.X., X. Xxxx, X. xxx Xxxxxxxx et al. (2022) Energieplafondsysteem
heeft prijsopdrijvend effect. ESB, 108(4817), 16–19.
Xxxxxxx, X. (2009) Rockets and feathers: Understanding asymmetric pricing.
The RAND Journal of Economics, 40(4), 673–687.
The Economist (2023) The energy crisis and Europe’s astonishing luck. The Econ- omist, 11 januari