STATUTENWIJZIGING STICHTING
Dossier 10032331
1
STATUTENWIJZIGING STICHTING
Vandaag, veertien maart tweeduizend negentien, verscheen voor mij, mr.-- Xxxxx Xxxxxxxxx, notaris te Alphen aan den Rijn: ----------------------------------
mevrouw Xxxx Xxxxx-Xxxxxxxxxxx, geboren te Alphen aan den Rijn op----
negen mei negentienhonderddrieëntachtig, per adres 0000 XX Xxxxxx xxx xxx Xxxx, Xxxxxxxxxxxxxx 00, handelend als gevolmachtigde van het ---------
bestuur van de stichting Stichting ZOA, statutair gevestigd te Apeldoorn, ---
kantoorhoudende te Apeldoorn, Xxxxxxxxxxxxxxxxxx 00 (xxxxxxxx 0000 XX), xxxxxxxxxxxx in het handelsregister onder nummer 41009723, ----------------
Rechtspersonen en Samenwerkingsverbanden Informatienummer (RSIN) - 003952034, en als zodanig bevoegd deze statutenwijziging in een notariële akte vast te leggen;
de stichting hierna te noemen: ‘de stichting’ -----------------------------------------
Van gemelde volmacht blijkt uit het aan deze akte gehechte besluit. De-----
verschenen persoon verklaarde:
INLEIDING
1. De stichting is opgericht bij notariële akte op negenentwintig april -------
negentienhonderd zesenzeventig.
2. De statuten van de stichting zijn voor het laatst gewijzigd bij notariële -- akte op dertig september tweeduizend elf verleden voor notaris mr. A.- Tichem te Apeldoorn.
3. Het bestuur van de stichting heeft in de vergadering gehouden op ------
negentien februari tweeduizend negentien besloten de statuten te ------
wijzigen en geheel opnieuw vast te stellen. Van dit besluit blijkt uit de -- aan deze akte gehechte notulen van deze vergadering---------------------
4. De raad van toezicht van de stichting heeft goedkeuring verleend voor de statutenwijziging, blijkens de aan deze akte gehechte stukken. -----
STATUTENWIJZIGING
Ter uitvoering van het besluit tot statutenwijziging luiden de statuten met ---
onmiddellijke ingang als volgt:
STATUTEN
Artikel 1 - Naam, zetel en organen
1. De naam van de stichting is: Stichting ZOA. ----------------------------------
2. In gebieden waar Engels de voertaal is, handelt de stichting mede------
onder de naam: "ZOA Refugee Care, The Netherlands" en “ZOA -------
International.
In gebieden waar Frans de voertaal is, handelt de stichting mede onder de naam: "ZOA Assistance aux Refugies, Les Pays Bas". In gebieden- waar Portugees de voertaal is, handelt de stichting mede onder de -----
naam: "ZOA Apoio aos Refugiados, Os Paises Bai xos”.-------------------
In gebieden waar Spaans de voertaal is, handelt de stichting mede-----
onder de naam: "ZOA Asistencia para Refugiados, Los Paises Bajos".
3. De stichting is gevestigd in de gemeente Apeldoorn.------------------------
4. De stichting heeft de volgende organen:----------------------------------------
- het bestuur;
- de raad van toezicht.
2
Artikel 2 – Grondslag en Doel
1. De stichting is protestants christelijk en verricht haar activiteiten als een betoon van christelijke barmhartigheid. De stichting heeft als grondslag de Bijbel en verstaat het evangelie zoals dit wordt beleden in de --------
Apostolische Geloofsbelijdenis (Apostles’ Creed). ---------------------------
2. De stichting heeft als doel:
a. bij te dragen aan duurzame verbetering van -----------------------------
levensomstandigheden van vluchtelingen, ontheemden en ----------
slachtoffers van gewapende conflicten en natuurrampen, zowel ---
door middel van noodhulp als hulp bij wederopbouw; -----------------
b. de Nederlandse en Europese samenleving bewustmaken van de-- problematiek rondom vluchtelingen, ontheemden en slachtoffers -- van conflicten en rampen, teneinde het maatschappelijk draagvlak voor en de betrokkenheid bij internationale samenwerking te -------
versterken;
c. het opkomen voor de rechten van vluchtelingen, ontheemden en -- slachtoffers van conflicten en rampen; ------------------------------------
d. het (doen) werven van gelden met het doel om deze uit te keren -- aan algemeen nut beogende instellingen en aan projecten met een algemeen maatschappelijk belang.-----------------------------------------
3. De stichting heeft tevens ten doeI: -----------------------------------------------
a. de behartiging van maatschappelijke belangen, het ter beschikking stellen van kennis, ervaring in Nederland; --------------------------------
b. het (doen) oprichten, verwerven en exploiteren van, het--------------
deelnemen in, het samenwerken met, het voeren van de directie - over, alsmede het (doen) financieren van andere instellingen en---
ondernemingen, in welke rechtsvorm ook; -------------------------------
c. het (doen) ontwikkelen van een gemeenschappelijk financieel------
beleid en ander beleid ten behoeve van de rechtspersonen ---------
waarover de stichting het bestuur voert en het behartigen van ------
belangen en het verrichten van andere diensten om de --------------
rechtspersonen waarover de stichting het bestuur voert te-----------
ondersteunen en te faciliteren;
d. het (doen) opnemen van geldleningen en/of kredieten, alsmede ---
het stellen van zekerheden (zoals garanties en hypotheken), voor- zover dit bijdraagt aan de doelstelling;------------------------------------
e. het (doen) huren, verhuren, vervaardigen, exploiteren, beheren en beschikken over onroerende zaken, voor zover dit bijdraagt aan de doelstelling van de stichting of rechtspersonen waarover de --------
stichting het beheer en/of bestuur voert ----------------------------------
en al hetgeen met vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.--------------------------------
Tot het doel behoort niet het doen van uitkeringen aan de oprichter of - aan hen die deel uitmaken van organen van de stichting. ------------------
4. De hulpverlening wordt zonder aanzien des persoons gegeven. ---------
5. De stichting beoogt het algemeen nut. ------------------------------------------
6. De stichting heeft geen winstoogmerk-------------------------------------------
Artikel 3 - Bestuur: samenstelling, benoeming, schorsing, ontslag -----
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit één of meer natuurlijke ----------
personen. De raad van toezicht stelt het aantal bestuurders vast. -------
3
Een niet-voltallig bestuur behoudt zijn bevoegdheden.----------------------
2. Een bestuurder wordt benoemd door de raad van toezicht op basis van een profielschets.
3. Bij een meerhoofdig bestuur worden de portefeuilleverdeling en de -----
functies binnen het bestuur door de raad van toezicht vastgesteld ------
4. Een bestuurder moet voldoen aan de volgende vereisten------------------
a. een bestuurder is een natuurlijk persoon; ---------------------------------
b. een bestuurder onderschrijft de grondslag van de organisatie, is lid van en actief betrokken bij een protestant christelijke ------------------
geloofsgemeenschap;
c. een bestuurder heeft het vrije beheer over zijn vermogen; -----------
d. een bestuurder is geen lid van de raad van toezicht en hij is --------
gedurende een periode van drie jaar voorafgaand aan zijn ----------
benoeming tot bestuurder geen lid geweest van de raad van -------
toezicht.
5. Een bestuurder wordt benoemd voor bepaalde tijd, voor een periode -- van maximaal vijf jaar. Een aftredende bestuurder kan onmiddellijk tot- bestuurder worden herbenoemd.
6. Een bestuurder aanvaardt geen nevenfuncties dan nadat daarvoor -----
toestemming is verkregen van de raad van toezicht. De raad van -------
toezicht verleent die toestemming alleen als er geen -----------------------
belangentegenstelling is en als het tijdsbeslag van de nevenfunctie----
niet zodanig is dat het uitoefenen van de bestuursfunctie daarvoor -----
belemmerd wordt.
7. Een bestuurder mag met een andere bestuurder of met een lid van de raad van toezicht geen familieband hebben. Onder familieband wordt - verstaan bloed- of aanverwantschap tot en met de vierde graad en de- hoedanigheid van echtgenoot, geregistreerd partner of andere-----------
levensgezel.
8. Bij belet of ontstentenis van alle bestuurders wijst de raad van toezicht wijst één of meer personen aan, die het bestuur tijdelijk waarnemen.---
9. Een bestuurder kan door de raad van toezicht worden geschorst of ----
ontslagen. De schorsing eindigt wanneer de raad van toezicht niet -----
binnen drie maanden daarna tot ontslag heeft besloten. -------------------
Voor een besluit tot schorsing of verlenging van de schorsing gelden -- extra vereisten, die zijn opgenomen in artikel 8 lid 4. ------------------------
De geschorste bestuurder wordt in de gelegenheid gesteld zich in de -- vergadering waarin zijn schorsing aan de orde is te verantwoorden en- kan zich daarbij door een raadsman doen bijstaan.--------------------------
Een besluit tot ontslag wordt niet genomen dan nadat de bestuurder ---
over wiens ontslag wordt besloten vooraf de gelegenheid is geboden -- om te worden gehoord.
10. Een bestuurder verliest zijn functie: ----------------------------------------------
a. door zijn overlijden;
b. door zijn faillissement, door het op hem van toepassing verklaren - van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen of doordat hij surseance van betaling verkrijgt;
c. door zijn ondercuratelestelling of de onderbewindstelling van zijn-- gehele vermogen;
d. door zijn vrijwillig aftreden;
4
e. door zijn ontslag door de raad van toezicht;------------------------------
f. door zijn ontslag door de rechtbank; ---------------------------------------
g. door het verstrijken van de periode waarvoor hij is benoemd. -------
Artikel 4 – Bestuursvergaderingen, besluitvorming---------------------------
1. In de vergaderingen van het bestuur heeft iedere bestuurder één stem, behoudens het bepaalde in de laatste zin van dit lid. Voor zover in -----
deze statuten geen grotere meerderheid is voorgeschreven, worden---
de besluiten door het bestuur genomen met volstrekte meerderheid ---
van de uitgebrachte stemmen.
Bij staking van stemmen heeft de voorzitter het recht om een extra-----
stem uit te brengen. Maakt hij daar geen gebruik van dan is het ---------
voorstel verworpen. In alle gevallen waarin de stemmen staken, --------
ongeacht of de voorzitter gebruikmaakt van zijn extra stem, wordt ------
hiervan melding gemaakt aan de raad van toezicht. ------------------------
2. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslagingen en de ---------
besluitvorming als hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang -- heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met-----
haar verbonden organisatie en onderneming. Wanneer hierdoor geen- bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de raad van toezicht.
3. Van het verhandelde in de vergaderingen van het bestuur worden------
notulen gehouden door de daartoe door de voorzitter van de-------------
vergadering aangewezen persoon
De notulen worden in de volgende vergadering vastgesteld.--------------
4. Het bestuur kan ook op andere wijze dan in een vergadering besluiten nemen, als alle bestuurders schriftelijk hun stem uitbrengen. Een-------
besluit is dan genomen als alle bestuurders zich vóór het voorstel ------
hebben verklaard.
Onder een schriftelijke verklaring wordt mede begrepen een langs -----
elektronische weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht, aan het adres dat het bestuur voor dit doel heeft vastgesteld en aan ---
alle bestuurders bekend heeft gemaakt. Van elk besluit dat buiten------
vergadering wordt genomen, wordt mededeling gedaan in de ------------
eerstvolgende vergadering. Deze mededeling wordt in de notulen van die vergadering vermeld en de uitgebrachte stemmen worden bij deze notulen gevoegd.
Artikel 5 – Bestuur: taken en bevoegdheden ------------------------------------
1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting onder toezicht - van de raad van toezicht.
Een bestuurder vermijdt elke vorm en schijn van persoonlijke ------------
bevoordeling of belangenverstrengeling tussen hem en de stichting. ---
Het bestuur verschaft de raad van toezicht tijdig de voor de uitoefening van zijn taak benodigde gegevens. Het bestuur is verder verplicht de -- raad van toezicht alle gewenste inlichtingen te verschaffen en (een-----
gedeelte van) de vergaderingen van de raad van toezicht bij te wonen als de raad van toezicht dit verlangt.---------------------------------------------
2. Het bestuur is na goedkeuring van de raad van toezicht bevoegd te ----
besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, -----------
vervreemding of bezwaring en ten gelde maken van registergoederen - en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als --
5
borg of hoofdelijk schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk ------
maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde ------
verbindt. Als het bestuur voor deze besluiten niet de goedkeuring van - de raad van toezicht heeft, kan deze beperking van de bevoegdheid ---
van het bestuur aan derden worden tegengeworpen. -----------------------
De goedkeuring van de raad van toezicht is niet vereist wanneer het ---
vervreemden van registergoederen betreft die krachtens erfrecht of gift zijn verkregen.
3. Erfstellingen mogen alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving worden aanvaard.
4. Een besluit van het bestuur tot:
b. fusie;
c. splitsing in de zin van titel 7 van Boek 2 Burgerlijk Wetboek; --------
d. omzetting van de stichting in een andere rechtsvorm; -----------------
e. ontbinding van de stichting;
f. bestemming batig saldo bij liquidatie; --------------------------------------
g. aanvragen faillissement of surseance van betaling; --------------------
h. het verrichten van rechtshandelingen als bedoeld in artikel 5 lid 2; wordt genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van - de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin alle bestuurders -- aanwezig of vertegenwoordigd zijn.----------------------------------------------
5. Het bestuur heeft de goedkeuring nodig van de raad van toezicht voor een besluit tot:
a. rechtshandelingen, waarbij de stichting een tegenstrijdig belang ---
heeft met één of meer bestuurders; ----------------------------------------
b. het verrichten van rechtshandelingen als bedoeld in artikel 5 lid 2;
c. het vaststellen, wijzigen of intrekken van een reglement als ---------
bedoeld in artikel 11;
d. het aangaan van kredietovereenkomsten en van geldleningen ten behoeve en ten laste van de stichting, met uitzondering van --------
opnamen ten laste van een bestaand krediet; ---------------------------
e. het voeren van rechtsgedingen, het nemen van executoriale--------
maatregelen, en het onderwerpen van geschillen aan de beslissing van scheidslieden, een en ander met uitzondering van het nemen- van maatregelen die tot het bewaren van recht noodzakelijk zijn; --
f. het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking van de ---
stichting met een andere rechtspersoon of onderneming als deze - samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de - stichting;
g. het verkrijgen, wijzigen of beëindigen van een deelneming of -------
zeggenschap in een andere rechtspersoon en het oprichten een -- andere rechtspersoon, alsmede de vaststelling en wijziging van ---
diens statuten voor zover het bestuur daartoe bevoegd is;-----------
h. ingrijpende wijziging in de arbeidsomstandigheden van een ---------
aanmerkelijk aantal werknemers van de stichting of van een--------
afhankelijke maatschappij;
i. het vaststellen van de jaarrekening;----------------------------------------
j. het vaststellen of wijzigen van een meerjarenbeleidsplan en het ---
jaarplan en begroting;
6
k. het doen van investeringen en aangaan van andere-------------------
rechtshandelingen die uitgaan boven het bedrag dat de raad van-- toezicht kan vaststellen;
l. het aanvaarden van nevenfuncties; ----------------------------------------
m. interne procuratieregeling;
n. vaststellen reglement bestuur.
De raad van toezicht is bevoegd ook andere besluiten aan zijn ----------
goedkeuring te onderwerpen. Die andere besluiten moeten ---------------
duidelijk worden omschreven en schriftelijk aan het bestuur worden ----
meegedeeld.
Op het ontbreken van deze goedkeuring kan tegen en door derden ----
geen beroep worden gedaan. In afwijking daarvan kan tegen derden -- wel een beroep worden gedaan op het ontbreken van de goedkeuring- voor een rechtshandeling als bedoeld in artikel 5 lid 2. ---------------------
6. Het bestuur heeft bovendien goedkeuring nodig van de raad van--------
toezicht voor een besluit tot:
b. fusie;
c. splitsing in de zin van titel 7 van Boek 2 Burgerlijk Wetboek; --------
d. omzetting van de stichting in een andere rechtsvorm; -----------------
e. ontbinding van de stichting;
f. bestemming batig saldo bij liquidatie; --------------------------------------
g. aanvragen faillissement of surseance van betaling. --------------------
7. Het bestuur stelt een beleidsplan vast en actualiseert dit beleidsplan ---
periodiek. Het beleidsplan geeft inzicht in de door de stichting te --------
verrichten werkzaamheden, de wijze van werving van gelden, het ------
beheer van het vermogen van de stichting en de besteding daarvan.---
Artikel 6 - Bestuur: vertegenwoordiging ------------------------------------------
1. De stichting wordt vertegenwoordigd door het bestuur. Indien het -------
bestuur uit meer dan één persoon bestaat, komt de -------------------------
vertegenwoordigingsbevoegdheid bovendien toe aan iedere -------------
bestuurder afzonderlijk.
2. Krachtens besluit van het bestuur kan de stichting aan andere -----------
personen (doorlopende) volmacht verlenen om de stichting te------------
vertegenwoordigen. De gevolmachtigde vertegenwoordigt de stichting- met inachtneming van de grenzen van zijn volmacht. -----------------------
Artikel 7 - Raad van toezicht: samenstelling, benoeming, beloning, ----
schorsing, ontslag
1. De stichting heeft een raad van toezicht. --------------------------------------
Het aantal leden van de raad van toezicht wordt vastgesteld door de---
raad van toezicht en bedraagt een aantal van ten minste vijf (5) en ten hoogste zeven (7) natuurlijke personen. De raad van toezicht wijst uit-- zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan.-----------------------
2. De leden van de raad van toezicht worden benoemd door de raad van toezicht op basis van profielschetsen. In vacatures wordt zo spoedig---
mogelijk voorzien. In geval van vacatures behoudt de raad van toezicht zijn bevoegdheden.
3. Een lid van de raad van toezicht moet voldoen aan de volgende---------
vereisten:
a. een lid van de raad van toezicht is een natuurlijk persoon;-----------
7
b. een lid van de raad van toezicht onderschrijft de grondslag van de organisatie, is lid van en is actief betrokken bij een protestants------
christelijke geloofsgemeenschap; -------------------------------------------
c. een lid van de raad van toezicht heeft het vrije beheer over zijn ----
vermogen;
d. een lid van de raad van toezicht is geen bestuurder van de ---------
stichting en - ook geen lid van enig ander orgaan van de stichting;
e. een lid van de raad van toezicht is in de afgelopen drie jaar geen-- bestuurder van de stichting geweest; --------------------------------------
f. een lid van de raad van toezicht is in de laatste vijf jaar niet door -- de rechtbank ontslagen als bestuurder van een stichting. ------------
Een lid van de raad van toezicht mag geen familieband hebben met ---
een bestuurder of met een ander lid van de raad van toezicht. Onder -- familieband wordt verstaan bloed- of aanverwantschap tot en met de -- vierde graad en de hoedanigheid van echtgenoot, geregistreerd---------
partner of andere levensgezel.
4. De leden van de raad van toezicht worden benoemd voor een periode van ten hoogste vijf jaar. Een lid van de raad van toezicht kan -----------
onmiddellijk worden herbenoemd. Hij kan in totaal echter niet langer ---
dan tien jaar zitting hebben in de raad van toezicht. -------------------------
5. De leden van de raad van toezicht kunnen een vergoeding krijgen van de kosten die zij redelijkerwijs hebben gemaakt in de uitoefening van -- hun functie.
De leden van de raad van toezicht ontvangen geen beloning voor hun- werkzaamheden.
6. Een lid van de raad van toezicht kan worden geschorst door de raad -- van toezicht.
De schorsing eindigt wanneer de raad van toezicht niet binnen drie ----
maanden daarna tot ontslag heeft besloten. -----------------------------------
Voor een besluit tot schorsing of verlenging van de schorsing gelden -- extra vereisten, die zijn opgenomen in artikel 8 lid 4. ------------------------
Het geschorste lid van de raad van toezicht wordt in de gelegenheid ---
gesteld zich in de vergadering waarin zijn schorsing aan de orde is te-- verantwoorden en kan zich daarbij door een raadsman doen bijstaan. - Een besluit tot ontslag wordt niet genomen dan nadat het lid van de----
raad van toezicht over wiens ontslag wordt besloten vooraf de -----------
gelegenheid is geboden om te worden gehoord. -----------------------------
7. Een lid van de raad van toezicht verliest zijn functie: ------------------------
a. door zijn overlijden;
b. door zijn faillissement, door het ten aanzien van hem van------------
toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke -- personen of doordat aan hem surseance van betaling wordt --------
verleend;
c. door zijn ondercuratelestelling of de onderbewindstelling van zijn-- gehele vermogen;
d. door zijn vrijwillig aftreden;
e. door zijn ontslag door de raad van toezicht met inachtneming van- de vereisten als opgenomen in artikel 8 lid 4;----------------------------
f. door het verstrijken van de periode waarvoor hij is benoemd; -------
Artikel 8 - Raad van toezicht: vergaderingen en besluitvorming----------
8
1. De raad van toezicht komt bijeen zodra uitvoering van aan de raad van toezicht opgedragen taken dat nodig maakt. De raad van toezicht komt minimaal éénmaal per kwartaal bijeen en verder zo vaak als ten minste een van zijn leden dat wenst.
De raad van toezicht bespreekt minimaal éénmaal per jaar: --------------
- de strategie en de voornaamste risico’s verbonden aan de stichting
en haar activiteiten;
- de uitkomsten van de beoordeling door het bestuur van de opzet---
en werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen en eventuele significante wijzigingen daarin; -----------------------------
- zijn eigen functioneren, het functioneren van het bestuur en de -----
relatie tussen de raad van toezicht en het bestuur.----------------------
2. Het bepaalde in artikel 4 met betrekking tot de vergadering en de -------
besluitvorming van het bestuur zijn zoveel mogelijk van--------------------
overeenkomstige toepassing op de raad van toezicht. ----------------------
3. De raad van toezicht vraagt advies aan het bestuur voordat een besluit wordt genomen over de samenstelling van het bestuur. --------------------
4. Een besluit van de raad van toezicht: -------------------------------------------
- betreffende de grondslag en/of de identiteit van de stichting; --------
- tot benoeming van een bestuurder of lid van de raad van toezicht;
- tot schorsing of verlenging van schorsing van een bestuurder of ---
van een lid van de raad van toezicht; --------------------------------------
- tot ontslag van een bestuurder of van een lid van de raad van ------
toezicht;
wordt genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van - de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin alle leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd zijn. ----------------------
Is het vereiste aantal leden niet aanwezig of vertegenwoordigd, dan ---
kan een nieuwe vergadering worden bijeengeroepen waarin het besluit kan worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen, onafhankelijk van het aantal op deze ---
vergadering aanwezige of vertegenwoordigde leden. Bij de oproeping - voor de nieuwe vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit kan worden genomen, onafhankelijk van het aantal op de--------
vergadering aanwezige of vertegenwoordigde leden. -----------------------
De hiervoor bedoelde tweede vergadering wordt niet eerder dan twee - weken en niet later dan vier weken na de eerste vergadering-------------
gehouden.
5. Bij een besluit over een lid van de raad van toezicht wordt het -----------
betreffende lid van de raad van toezicht niet meegeteld wat betreft het aantal leden dat aanwezig moet zijn en het aantal leden dat benodigd - is om het besluit te nemen. Een dergelijk besluit kan echter nooit -------
genomen worden door een enkel lid van de raad van toezicht. -----------
6. Een besluit van de raad van toezicht tot: ---------------------------------------
- het verlenen van goedkeuring voor statutenwijziging, fusie, ---------
splitsing, omzetting of ontbinding als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 14;
- het verlenen van goedkeuring aan het bestuur voor het verrichten- van rechtshandelingen als bedoeld in artikel 5 lid 2; -------------------
wordt genomen in een vergadering waarin ten minste twee derde van -
9
de in functie leden van de raad van toezicht aanwezig of ------------------
vertegenwoordigd is.
7. Een lid van de raad van toezicht neemt niet deel aan de -------------------
beraadslagingen en de besluitvorming als hij daarbij een direct of-------
indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie of onderneming. ----
Wanneer de raad van toezicht hierdoor geen besluit kan nemen, is het betreffende lid van de raad van toezicht toch bevoegd om deel te -------
nemen aan de beraadslagingen en de besluitvorming en is de raad van toezicht bevoegd om het besluit op deze wijze te nemen.------------------
8. Van het verhandelde in de vergaderingen van de raad van toezicht-----
worden notulen gehouden door de daartoe door de voorzitter van de -- vergadering aangewezen persoon. De notulen worden in de volgende- vergadering vastgesteld.
Artikel 9 - Raad van toezicht: taken en bevoegdheden-----------------------
1. De raad van toezicht houdt toezicht op het bestuur en de algemene ----
gang van zaken in de stichting.
De raad van toezicht houdt toezicht op ten minste: --------------------------
- de realisatie van de statutaire doelstellingen van de stichting; ------
- de strategie en de risico’s verbonden aan de activiteiten van de ---
stichting;
- de opzet en werking van de interne risicobeheersings- en -----------
controlesystemen;
- de financiële verslaglegging;
- de naleving van wet- en regelgeving. --------------------------------------
2. De raad van toezicht staat het bestuur met advies terzijde. De raad van toezicht oefent verder die taken en bevoegdheden uit die hem in deze- statuten zijn opgedragen en toegekend. ----------------------------------------
3. Bij de uitoefening van hun taak richten de leden van de raad van--------
toezicht zich naar het belang van de stichting. De leden van de raad ---
van toezicht oefenen hun functie onafhankelijk uit, zonder last of --------
ruggespraak en zonder een deelbelang te laten prevaleren. --------------
4. Een lid van de raad van toezicht vermijdt elke vorm en schijn van -------
persoonlijke bevoordeling of belangenverstrengeling tussen hem en de stichting. Hij verschaft de raad van toezicht op eerste verzoek inzicht in de door hem uitgeoefende nevenfuncties --------------------------------------
5. De raad van toezicht is bevoegd te besluiten of zich ten aanzien van---
leden van de raad van toezicht of de bestuurders een verstrengeling---
van belangen voordoet.
6. De raad van toezicht heeft recht op alle voor de uitoefening van zijn----
taken en bevoegdheden noodzakelijke gegevens. De raad van toezicht heeft recht op inzage van alle boeken, bescheiden en andere ------------
gegevensdragers van de stichting. De raad van toezicht kan zich op ---
kosten van de stichting in de uitoefening van zijn taak doen bijstaan----
door één of meer deskundigen.
7. De raad van toezicht doet verslag van zijn werkzaamheden en het -----
uitgeoefende toezicht. Dit verslag wordt aan de verslaggevingsstukken toegevoegd, als bedoeld in artikel 10. -------------------------------------------
8. De raad van toezicht stelt een auditcommissie en een ---------------------
remuneratiecommissie in. De raad van toezicht kan daarnaast andere-
10
commissies instellen.
Artikel 10 - Boekjaar; verslaggeving -----------------------------------------------
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.---------------
2. Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, behoudens een verlening van deze termijn met vier maanden door het bestuur op grond van bijzondere omstandigheden, de balans- en de staat van baten en lasten van de stichting op te maken en op ----
papier te stellen.
Het bestuur zendt deze stukken en een nadere toelichting daarop vóór het einde van de in de voorgaande zin bedoelde termijn aan de raad -- van toezicht.
Het bestuur maakt een jaarrekening en een bestuursverslag op als-----
bedoeld in artikel 2:300 Burgerlijk Wetboek als dat op grond van de ----
wet verplicht is. In dat geval legt het bestuur een exemplaar daarvan -- voor de raad van toezicht ter inzage op het kantoor van de stichting ----
met de op grond van de wet toe te voegen gegevens. ----------------------
3. De raad van toezicht laat de stukken onderzoeken door een door hem aan te wijzen accountant als bedoeld in artikel 2:393 lid 1 Burgerlijk ----
Wetboek. Deze accountant brengt over zijn onderzoek verslag uit aan- de raad van toezicht en het bestuur. Hij geeft de uitslag van zijn --------
onderzoek weer in een verklaring over de getrouwheid van de stukken. Als de wet dat toestaat kan de raad van toezicht besluiten dit ------------
onderzoek achterwege te laten of dit onderzoek te laten verrichten -----
door een andere deskundige.
4. De balans en de staat van baten en lasten van de stichting of de--------
jaarrekening wordt na voorafgaande goedkeuring door de raad van ----
toezicht binnen een maand na het opmaken van de stukken als ---------
bedoeld in lid 2 door het bestuur vastgesteld. De vastgestelde stukken worden ondertekend door alle bestuurders en alle leden van de raad -- van toezicht. Als een handtekening van een van hen ontbreekt wordt -- de reden daarvan op de stukken vermeld. -------------------------------------
5. De raad van toezicht keurt de jaarrekening en het jaarverslag goed.----
Deze goedkeuring strekt tevens de leden van het bestuur tot decharge van aansprakelijkheid tegenover de stichting, voortvloeiende uit het ----
bestuur over het afgelopen boekjaar, voor zover die eventuele-----------
aansprakelijkheid blijkt uit de goedgekeurde jaarrekening of anderszins onder de aandacht van de raad van toezicht is gebracht, tenzij de raad van toezicht expliciet en met redenen omkleed deze decharge niet -----
verleent.
Artikel 11 - Reglementen
1. Het bestuur kan één of meer reglementen vaststellen. In een ------------
reglement worden regels of nadere regels opgenomen, die het bestuur nodig acht voor de uitvoering van zijn taak. Een reglement mag nooit in strijd zijn met de statuten, de wet of een reglement van de raad van ----
toezicht. Het bestuur kan elk door hem gemaakt reglement wijzigen en ook intrekken.
Voor het vaststellen, wijzigen of intrekken van een dergelijk reglement- is voorafgaande goedkeuring door de raad van toezicht nodig.-----------
2. De raad van toezicht kan, gehoord hebbende het bestuur, één of meer reglementen vaststellen. In een reglement worden regels of nadere ----
11
regels opgenomen, die de raad van toezicht nodig acht voor de ---------
uitvoering van zijn taak. Een reglement mag nooit in strijd zijn met de -- statuten en/of de wet. De raad van toezicht kan, gehoord hebbende het bestuur, elk door hem gemaakt reglement wijzigen en ook intrekken. --
3. Een reglement wordt schriftelijk vastgelegd met vermelding van de dag waarop het van kracht wordt. Deze datum kan niet zijn gelegen vóór de datum waarop het besluit werd genomen --------------------------------------
Artikel 12 - Statutenwijziging
1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen.-------------------------------
2. Het besluit tot statutenwijziging kan slechts worden genomen ------------
overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 lid 4 en lid 6 en artikel 8 lid 6.
3. Als een voorstel tot wijziging van de statuten wordt gedaan, moet dat -- vooraf, bij de oproeping tot de betreffende vergadering, worden ---------
vermeld. De woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging moet bij---
die oproeping worden gevoegd.
De termijn van de oproeping bedraagt in dit geval ten minste twee ------
weken.
4. Een statutenwijziging treedt in werking op het door het bestuur ----------
bepaalde tijdstip, maar niet eerder dan nadat daarvan een notariële ----
akte is opgemaakt. Iedere bestuurder is bevoegd deze akte te laten----
verlijden. Het bestuur kan één of meer bestuurders en/of anderen, -----
zowel gezamenlijk als afzonderlijk, machtigen de akte van ----------------
statutenwijziging te laten verlijden.
Artikel 13 - Fusie; splitsing; omzetting --------------------------------------------
Op een besluit van het bestuur tot fusie of splitsing in de zin van titel 7 van Boek 2 Burgerlijk Wetboek en op een besluit van het bestuur tot omzetting van de stichting in een andere rechtsvorm overeenkomstig artikel 2:18 -----
Burgerlijk Wetboek, is het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 van het vorige ---
artikel zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, onverminderd de - eisen van de wet.
Artikel 14 - Ontbinding
1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Op het besluit tot-----
ontbinding is het bepaalde in artikel 12 leden 2 en 3 zo veel mogelijk -- van overeenkomstige toepassing.
2. Het bestuur stelt bij zijn besluit tot ontbinding de bestemming vast van- een eventueel batig saldo.
Het batig saldo wordt besteed ten behoeve van een algemeen nut------
beogende instelling met een gelijksoortige doelstelling. --------------------
3. Als de stichting op het tijdstip van haar ontbinding geen baten meer ----
heeft, houdt zij op te bestaan. In dat geval doet het bestuur daarvan ---
opgave aan het handelsregister.
4. De boeken en stukken van de ontbonden stichting blijven gedurende -- zeven - jaren nadat de stichting heeft opgehouden te bestaan onder ---
bewaring van de door het bestuur bij het besluit tot ontbinding -----------
aangewezen persoon. Binnen acht dagen na het ingaan van zijn -------
bewaarplicht moet de aangewezen bewaarder zijn naam en adres------
opgeven aan het handelsregister.
5. De stichting wordt bovendien ontbonden door:--------------------------------
- insolventie nadat de stichting in staat van faillissement is verklaard of door opheffing van het faillissement wegens de toestand van de
12
boedel;
- een daartoe strekkende rechterlijke uitspraak in de bij de wet-------
genoemde gevallen.
Artikel 15 - Vereffening
1. Het bestuur is belast met de vereffening van het vermogen van de -----
stichting, voor zover bij het ontbindingsbesluit geen andere ---------------
vereffenaar(s) is (zijn) aangewezen. ---------------------------------------------
2. Na het besluit tot ontbinding bevindt de stichting zich in liquidatie. De -- stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan als en voor zover dit ----
voor de vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de---------
vereffening blijven de bepalingen van de statuten voor zoveel mogelijk en nodig van kracht.
In stukken en aankondigingen die van de stichting uitgaan, moet ‘in ----
liquidatie’ aan de naam van de stichting worden toegevoegd.-------------
3. Een batig saldo na vereffening krijgt een bestemming zoals vastgesteld bij het ontbindingsbesluit, of bij het ontbreken daarvan, door de----------
vereffenaar(s) met inachtneming van het bepaalde in artikel 14 lid 2.---
De vereffening eindigt op het tijdstip waarop geen aan de vereffenaars bekende baten meer aanwezig zijn. De stichting houdt bij vereffening-- op te bestaan op het tijdstip waarop de vereffening eindigt. De-----------
vereffenaars doen daarvan opgave aan het handelsregister. -------------
AANGEHECHTE STUKKEN
Aan deze akte zijn de navolgende stukken gehecht: ------------------------------
- bestuursbesluit met volmacht;
- goedkeuring raad van toezicht.
SLOT
De verschenen persoon is mij, notaris, bekend en de identiteit van de bij ---
deze akte betrokken partijen is door mij, notaris, voor zover vereist, aan de hand van de in deze akte vermelde en daartoe bestemde documenten------
vastgesteld. WAARVAN AKTE, is verleden te Alphen aan den Rijn op de---
datum in het hoofd van deze akte vermeld.------------------------------------------
Na zakelijke opgave van de inhoud van deze akte en een toelichting---------
daarop aan de verschenen persoon, heeft deze verklaard van de inhoud ---
van deze akte te hebben kennisgenomen en op volledige voorlezing geen - prijs te stellen.
Vervolgens is deze akte na beperkte voorlezing door de verschenen---------
persoon en mij, notaris, ondertekend. -------------------------------------------------
(Volgt ondertekening)
UITGEGEVEN VOOR AFSCHRIFT: