Stichting Dow Pensioenfonds Pensioenreglement
Stichting Dow Pensioenfonds Pensioenreglement
2022
De Nederlandstalige versie van dit pensioenreglement is de juridisch bindende versie. In geval van verschil tussen de Engelstalige en de Nederlandstalige versie prevaleert de Nederlandstalige versie.
Inhoud
1 DEFINITIES EN TOELICHTINGEN 5
2 PENSIOENREGELING EN UITVOERING 9
2.2.1 Informatieverstrekking algemeen 10
2.2.2 Informatie aan de Deelnemer 10
2.2.3 Informatie aan de Gewezen Deelnemer 11
2.2.4 Informatie aan de Gewezen Partner 11
2.2.5 Informatie aan de Pensioengerechtigde 12
2.2.6 Informatie bij vertrek naar een andere lidstaat 12
2.2.7 Informatie op verzoek 12
2.2.8 Informatieplicht van (Gewezen) Deelnemer en Pensioengerechtigde 12
Aanspraken basispensioenregeling 16
4.7 WAO-arbeidsongeschiktheidspensioenen 19
6.1 Vervroegde pensionering en Deeltijdpensioen 22
6.2 Uitruil Overbruggingspensioen in ouderdomspensioen 23
6.3 Ruil Partnerpensioen en ouderdomspensioen en vice versa 23
6.5 Optie inzake stijgend ouderdomspensioen 25
7.1 Pensioenopbouw na Arbeidsongeschiktheid (premievrije voortzetting bij Arbeidsongeschiktheid) 25
8 BIJZONDERE GEBEURTENISSEN EN SITUATIES 27
8.2 Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap 28
8.4 Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor Partnerpensioen (Bijzonder Partnerpensioen)
............................................................................................................................................... 30
8.5 Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor ouderdomspensioen 31
8.6 Afkoop van kleine pensioenen 32
9.1.1 Financiering van de basispensioenregeling 33
9.1.2 Verschuldigdheid en inhouding Deelnemersbijdrage aan de basispensioenregeling 34
9.1.3 Uitkering van de pensioenen 34
10.2 Korting van Pensioenrechten en Pensioenaanspraken 35
10.3 Vervreemden van Pensioenaanspraken en Pensioenrechten 35
10.4 Wijzigingsvoorbehoud Werkgever 36
10.8 Vervallen module Beschikbare Premieregeling 37
10.10 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen 37
10.11.1 Werkingssfeer en algemene bepalingen 37
10.11.2 Behoud van aanspraken 38
1 DEFINITIES EN TOELICHTINGEN
Naast de definities van artikel 1 van de statuten, die ook gelden voor dit pensioenreglement, wordt verstaan onder:
1.1 Achterblijvende Partner
De persoon die bij overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde zijn partner is.
1.2 Anw
Algemene nabestaandenwet.
1.3 AOW
Algemene Ouderdomswet.
1.4 Arbeidsongeschikt(heid) Arbeidsongeschikt(heid) in de zin van de WIA.
1.5 Arbeidstijd
De in de arbeidsovereenkomst overeengekomen arbeidstijd.
1.6 Basis pensioengrondslag
De in artikel 3.4 beschreven basispensioengrondslag.
1.7 Basispensioenregeling
De basispensioenregeling die is aan te merken als een uitkeringsovereenkomst, dat wil zeggen een Pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde pensioenuitkering. Onder de basispensioenregeling valt tevens de ploegentoeslag.
1.8 Bestuur
Het bestuur van het pensioenfonds.
1.9 Bijzonder Partnerpensioen
Een geldelijke, op de scheidingsdatum vastgestelde uitkering voor gewezen partner wegens het overlijden van de Werknemer of Gewezen Werknemer.
1.10 Deelnemer
De Werknemer of Gewezen Werknemer met wie de werkgever een Pensioenovereenkomst heeft gesloten en die ingevolge artikel 2.1 deelneemt aan deze pensioenregeling waardoor hij op grond van die Pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft jegens het pensioenfonds.
1.11 Deeltijdpensioen
Vervroegde ingang van een gedeelte van het ouderdomspensioen volgens het bepaalde in artikel
6.1 van dit pensioenreglement.
1.12 Deeltijdwerker
De deelnemer voor wie de arbeidstijd minder bedraagt dan de arbeidstijd die behoort bij een volledige dienstbetrekking zoals die geldt voor de personeelsgroep waartoe de deelnemer behoort.
1.13 Dienstbetrekking
De dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek.
1.14 Franchise
De volgens artikel 3.3 vastgestelde Franchise.
1.15 Gepensioneerde
Pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan.
1.16 Gewezen Deelnemer
De Werknemer of Gewezen Werknemer door wie op grond van een Pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een Pensioenaanspraak heeft behouden jegens het pensioenfonds.
1.17 Gewezen Partner
x. xxxxxx van wie het huwelijk met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is beëindigd door echtscheiding of door ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
x. xxxxxx van wie het geregistreerde partnerschap met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is beëindigd anders dan door dood of vermissing dan wel omzetting van het geregistreerde partnerschap in een huwelijk;
x. xxxxxx van wie de gezamenlijke huishouding met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is beëindigd anders dan door overlijden of het aangaan van een huwelijk dan wel geregistreerd partnerschap met dezelfde partner als waarmee de gezamenlijke huishouding bestond;
d. uitsluitend in geval van pensioenverevening; degene die van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is gescheiden van tafel en bed.
1.18 Ingangsdatum
De datum waarop het pensioen feitelijk in gaat.
1.19 Kind
Het Kind met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als vader of moeder in familierechtelijke betrekking staat, mits de familierechtelijke betrekking vóór de beëindiging van de deelneming aan deze regeling is ontstaan.
1.20 Lidstaat
Een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
1.21 Niveau joblevel 10
Het salaris dat correspondeert met het salaris op basis van joblevel 10, zoals vermeld in de Nederlandse salarisschalen.
1.22 Partner
x. xxxxxx met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde vóór de pensioenrichtdatum, dan wel de eerdere ingangsdatum was gehuwd of een geregistreerd partnerschap was aangegaan;
x. xxxxxx met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een gezamenlijke huishouding voert mits:
• de partners een wederzijdse zorgverplichting zijn aangegaan, vastgelegd in een notarieel verleden samenlevingscontract;
• de partners niet zijn gehuwd en geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan;
• er sprake is van een relatie tussen twee personen die geen bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn van afstamming van elkaar zijn;
• de partners op hetzelfde adres staan ingeschreven in het bevolkingsregister;
• vóór de pensioenrichtdatum dan wel de eerdere ingangsdatum aan alle bovengenoemde voorwaarden is voldaan en de (gewezen) deelnemer zijn partner schriftelijk heeft aangemeld bij het pensioenfonds.
1.23 Partnerpensioen
Een geldelijke, vastgestelde uitkering voor partner wegens het overlijden van de Werknemer of Gewezen Werknemer.
1.24 Peildatum
1 maart van ieder jaar.
1.25 Pensioenaanspraak
Het recht op een nog niet ingegaan pensioen.
1.26 Pensioenfonds
De Stichting Dow Pensioenfonds.
1.27 Pensioengerechtigde
De persoon voor wie op grond van dit pensioenreglement een pensioen (ouderdomspensioen, partnerpensioen, wezenpensioen of arbeidsongeschiktheidspensioen) is ingegaan.
1.28 Pensioengevend Salaris
Het volgens artikel 3.2 beschreven pensioengevend salaris.
1.29 Pensioenovereenkomst
Hetgeen tussen de Werkgever en zijn Werknemers is overeengekomen betreffende pensioen.
1.30 Pensioenrecht
Het recht op een ingegaan pensioen.
1.31 Pensioenrichtdatum
Voor de opgebouwde pensioenaanspraken tot 1 januari 2014: de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
Voor de op te bouwen pensioenaanspraken in 2014: de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt.
Voor de opgebouwde aanspraken vanaf 1 januari 2015: de dag waarop de 67-jarige leeftijd van de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde wordt bereikt.
1.32 PW
De Pensioenwet.
1.33 Raad van Bestuur
De Raad van Bestuur van de vennootschap als omschreven in artikel 1 van de statuten.
1.34 Restverdiencapaciteit
Het verschil tussen 100% en de mate van arbeidsongeschiktheid zoals vastgesteld door de instantie die de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld.
1.35 Scheiding
Echtscheiding, scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden en ontbinding van het geregistreerd partnerschap, anders dan door overlijden, vermissing of een aansluitend huwelijk tussen dezelfde partners.
1.36 Scheidingsdatum
a. de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
b. de datum waarop de beschikking van ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
c. de datum waarop de rechtelijke uitspraak na de ontbinding van het geregistreerd partnerschap is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
d. de datum waarop de gezamenlijke verklaring na de beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
e. de datum waarop de partners die een gezamenlijke huishouding voerden hun gezamenlijke huishouding hebben beëindigd, blijkens een notariële verklaring.
1.37 Statuten
De statuten van het pensioenfonds.
1.38 Toezichthouder
De Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens de PW.
1.39 Volle wees
Het kind van wie beide ouders zijn overleden, waarbij onder de ene ouder wordt verstaan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en onder de andere ouder wordt verstaan degene die als vader of moeder tot het kind in familierechtelijke betrekking stond.
1.40 Werkgever
De vennootschap als omschreven in artikel 1 van de statuten alsmede andere gelieerde maatschappijen als omschreven in artikel 1 van de statuten.
1.41 Werknemer
Een persoon die een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft.
1.42 Wet LB
Wet op de loonbelasting 1964.
1.43 WGA
De uitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten in de zin van de WIA.
1.44 WIA
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
1.45 Ziekte
Ziekte in de zin van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek dan wel in de zin van de Ziektewet.
2 PENSIOENREGELING EN UITVOERING
2.1 Deelnemerschap
1.
a. Iedere Werknemer die op 31 december 2014 en op 1 januari 2015 een arbeidsovereenkomst met de Werkgever heeft en deel heeft genomen aan de tot en met 31 december 2014 geldende pensioenregeling (pensioenreglement 2014) wordt als Deelnemer in deze regeling vanaf 1 januari 2015 opgenomen. Onder Werknemer wordt in dit lid tevens de (gedeeltelijk) Arbeidsongeschikte Deelnemer verstaan, dit voor zover er sprake is van een arbeidsovereenkomst per 1 januari 2015.
b. het deelnemerschap geldt ook voor de Werknemer van Dow Benelux Integrated Center
B.V. (hierna: DBIC), mits op de dag voorafgaande aan de arbeidsovereenkomst de Werknemer Xxxxxxxxx was in een van de pensioenregelingen van het Pensioenfonds en aanvullend geldend vanaf 1 oktober 2012, indien de Werknemer op verzoek van de voormalige Werkgever en DBIC de overstap naar DBIC heeft gemaakt.
c. Het onder b vermelde deelnemerschap eindigt op de datum dat de aansluiting van genoemde onderneming bij het Pensioenfonds eindigt door beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst tussen partijen zonder dat een nieuwe of aangepaste uitvoeringsovereenkomst wordt gesloten.
d. Voor de (ex-)Werknemers die onder een sociaal plan van de Werkgever vallen én separate afspraken hebben gemaakt met de Werkgever over een eenmalige storting in de levensloopregeling dan wel een andersluidende afspraak hebben gemaakt in het kader van de beëindiging van de arbeidsrelatie, eindigt het deelnemerschap op de datum waarop het levensloopverlof dan wel een andersluidende regeling intreedt. Een en ander tenzij in het sociaal plan anders is afgesproken.
e. Deelnemers die in dienst zijn getreden of treden van een in het buitenland gevestigde met de Werkgever gelieerde onderneming, kunnen hun deelneming alleen voortzetten indien dit schriftelijk met de Werkgever is overeengekomen. Voortzetting van het deelnemerschap houdt in dit geval enkel in dat zij aanspraak maken op de limited backservice onder de voorwaarden zoals beschreven in artikel 5.
2. Het deelnemerschap eindigt:
a. bij overlijden van xx Xxxxxxxxx;
b. op de Ingangsdatum, doch uiterlijk op de Pensioenrichtdatum;
c. op de datum waarop de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, anders dan door overlijden of pensionering, met inachtneming van lid 1 sub c van dit artikel, behoudens de gevallen waarin de Deelnemer recht heeft op premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 7.1.
3. De Pensioenovereenkomst blijkt uit een verwijzing in de arbeidsovereenkomst naar dit pensioenreglement en de inhoud van dit pensioenreglement.
4. De Pensioenaanspraken alsmede de (uitkeringen van) Pensioenrechten en de premies op grond van de bovengenoemde Pensioenovereenkomsten van dit pensioenreglement worden vastgesteld in een Nederlands wettig betaalmiddel.
5. De verwerving van Pensioenaanspraken, zoals deze is neergelegd in dit pensioenreglement, vindt gedurende het deelnemerschap ten minste evenredig in de tijd plaats.
2.2 Informatie
2.2.1 Informatieverstrekking algemeen
1. Bij de informatieverstrekking van het Pensioenfonds aan de Deelnemer, Gewezen Deelnemer, Pensioengerechtigde en Gewezen Partner handelt het Pensioenfonds overeenkomstig de daaraan in- en op grond van de PW gestelde vereisten.
2. De informatie wordt schriftelijk verstrekt tenzij de Deelnemer, Gewezen Deelnemer, Pensioengerechtigde of Gewezen Partner instemt met elektronische verstrekking.
3. Bij het verstrekken van de schriftelijke informatie kan het Pensioenfonds zich houden aan het laatst hem bekende adres. Blijkt dit adres onjuist te zijn, dan doet het Pensioenfonds navraag bij de gemeentelijke Basisadministratie Personen (BRP) in de laatst bekende woonplaats.
4. Indien de Deelnemer, Gewezen Deelnemer, Pensioengerechtigde of Gewezen Partner heeft ingestemd met elektronische verstrekking van informatie en het bij het Pensioenfonds bekende adres voor deze elektronische verstrekking blijkt onjuist, verstrekt het Pensioenfonds de informatie schriftelijk.
5. Het Pensioenfonds verstrekt kosteloos de volgende informatie:
• de informatie die het Pensioenfonds verplicht is te verstrekken op grond van de PW;
• het voor de (Gewezen) Deelnemer geldende pensioenreglement
• informatie over de consequenties van uitruil.
6. Het Pensioenfonds is bevoegd kosten in rekening te brengen voor het verstrekken van de informatie voor zover dit op grond van de PW mogelijk is.
7. a. Het Pensioenfonds verstrekt de (Gewezen) Deelnemer ten minste drie maanden vóór de Pensioenrichtdatum een opgave van de hoogte van de Pensioenaanspraken en informatie over de toeslagverlening.
b. Het Pensioenfonds verstrekt de (Gewezen) Deelnemer bij de in onderdeel a bedoelde opgave ook informatie over het keuzerecht uitruil Partnerpensioen in hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen en over het keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in Partnerpensioen. Bij de opgave wordt een formulier gevoegd waarop de (Gewezen) Deelnemer zijn keuze kan aangeven ten aanzien van:
o het geheel of gedeeltelijk afstand doen van het Partnerpensioen ten einde zijn ouderdomspensioen te verhogen; of
o het gedeeltelijk afstand doen van zijn ouderdomspensioen ten einde het Partnerpensioen te verhogen.
2.2.2 Informatie aan de Deelnemer
1. Het Pensioenfonds informeert de Deelnemer binnen drie maanden na de wijziging in de pensioenregeling over die wijziging en over de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij het Pensioenfonds.
2. De Deelnemer ontvangt na afloop van elk kalenderjaar een jaarlijkse pensioenopgave in de vorm van een uniform pensioenoverzicht (UPO). Hierop staan onder andere vermeld:
a. de hoogte van de verworven Pensioenaanspraken;
b. informatie over vermindering van Pensioenaanspraken en Pensioenrechten conform artikel 134 PW;
c. informatie over toeslagverlening;
d. de fiscale waardeaangroei.
2.2.3 Informatie aan de Gewezen Deelnemer
1. Het Pensioenfonds verstrekt de Deelnemer bij beëindiging van de deelneming:
a. een opgave van de tot de beëindigingsdatum opgebouwde Pensioenaanspraken;
b. informatie over toeslagverlening;
c. informatie die voor de Deelnemer specifiek in het kader van beëindiging relevant is;
d. informatie over vermindering van Pensioenaanspraken en Pensioenrechten conform artikel 134 PW;
e. informatie over omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het Pensioenfonds.
2. Het Pensioenfonds verstrekt de Gewezen Deelnemer jaarlijks:
a. een opgave van de opgebouwde Pensioenaanspraken;
b. informatie over toeslagverlening;
c. informatie over vermindering van Pensioenaanspraken en Pensioenrechten conform artikel 134 PW.
3. Indien herschikking van Pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 6 volgens de fiscale wet- en regelgeving mogelijk is, verstrekt het Pensioenfonds de Gewezen Deelnemer bij de in lid 1 bedoelde opgave informatie over het keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in Partnerpensioen. Bij de opgave wordt een formulier gevoegd waarop de Gewezen Deelnemer zijn keuze kan aangeven. Indien de Gewezen Deelnemer van zijn keuzerecht gebruik maakt, dient het door hem ingevulde en ondertekende keuzeformulier binnen één maand na dagtekening van de in lid 1 bedoelde opgave aan het Pensioenfonds te worden teruggestuurd. Na ontvangst van het keuzeformulier verstrekt het Pensioenfonds de Gewezen Deelnemer binnen drie maanden een aangepaste opgave van de hoogte van zijn premievrije Pensioenaanspraken.
4. Bij het verstrekken van de opgave van de hoogte van de opgebouwde Pensioenaanspraken aan de Gewezen Deelnemer na beëindiging van het deelnemerschap, wordt de mededeling van de Gewezen Deelnemer in het kader van vervroegde pensionering als bedoeld in artikel 6 mede in acht genomen.
2.2.4 Informatie aan de Gewezen Partner
1. Het Pensioenfonds verstrekt aan degene die Gewezen Partner wordt en een aanspraak verkrijgt op Bijzonder Partnerpensioen:
a. een opgave van de opgebouwde Pensioenaanspraak op Partnerpensioen;
b. informatie over toeslagverlening;
c. informatie over vermindering van Pensioenaanspraken en Pensioenrechten conform artikel 134 PW;
d. informatie die voor de Gewezen Partner specifiek van belang is.
2. Het Pensioenfonds verstrekt de Gewezen Partner ten minste één keer in de vijf jaar:
a. een opgave van het Bijzonder Partnerpensioen;
b. informatie over toeslagverlening;
c. informatie over vermindering van Pensioenaanspraken en Pensioenrechten op grond van artikel 134 PW.
2.2.5 Informatie aan de Pensioengerechtigde
Het Pensioenfonds verstrekt degene die Pensioengerechtigde wordt vervolgens jaarlijks een pensioenopgave in de vorm van een uniform pensioenoverzicht (UPO). Hierop staan onder andere vermeld:
a. een opgave van zijn Pensioenrecht;
b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op Partner- en wezenpensioen;
c. informatie over vermindering van Pensioenaanspraken en Pensioenrechten conform artikel 134 PW;
d. informatie over toeslagverlening.
2.2.6 Informatie bij vertrek naar een andere lidstaat
Het Pensioenfonds verstrekt (Gewezen) Deelnemers en Gepensioneerden die zich in een andere Lidstaat vestigen, informatie over hun Pensioenaanspraken en Pensioenrechten en over de mogelijkheden die hun op grond van de pensioenregeling worden geboden. De verstrekte informatie is ten minste gelijk aan de informatie die wordt verstrekt aan (Gewezen) Deelnemers en Gepensioneerden die in Nederland blijven.
1. Het Pensioenfonds verstrekt de (Gewezen) Deelnemer, de Gewezen Partner en de Pensioengerechtigde op verzoek:
a. een opgave van zijn opgebouwde Pensioenaanspraken, reglementair te bereiken Pensioenaanspraken of Pensioenrecht weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario;
b. overige wettelijk verplichte informatie
2. Het Pensioenfonds verstrekt de (Gewezen) Deelnemer en Gewezen Partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is.
3. Het Pensioenfonds verstrekt de informatie bedoeld in het eerste lid op verzoek ook aan vertegenwoordigers van (Gewezen) Deelnemers, van Gewezen Partners of van Pensioengerechtigden.
4. Het Pensioenfonds verstrekt de (Gewezen) Xxxxxxxxx op verzoek informatie over de gevolgen van uitruil van Partnerpensioen voor hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen, van ouderdomspensioen in Partnerpensioen of van andere vormen van uitruil.
2.2.8 Informatieplicht van (Gewezen) Deelnemer en Pensioengerechtigde
1. De (Gewezen) Deelnemer en Pensioengerechtigde zijn verplicht het Pensioenfonds in kennis te stellen van voor het Pensioenfonds van belang zijnde gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van dit pensioenreglement. Bij de van belang zijnde gegevens moet bijvoorbeeld gedacht worden aan wijzigingen in de burgerlijke staat, de gezinssamenstelling, het adres en de mate van Arbeidsongeschiktheid. In het bijzonder zijn de (Gewezen) Deelnemer en Pensioengerechtigde hierbij tevens verplicht om wijzigingen in het adres buiten Nederland aan het Pensioenfonds kenbaar te maken.
Bij gebreke daarvan is hij jegens het Pensioenfonds aansprakelijk voor eventueel voor het Pensioenfonds uit dat verzuim voortvloeiende kosten en zullen eventueel teveel uitgekeerde pensioenbedragen worden verrekend of teruggevorderd.
3 BEREKENINGSGRONDSLAGEN
3.1 Deelnemersjaren
1. Als deelnemersjaren tellen mee, alle tot aan de Pensioenrichtdatum als Deelnemer krachtens ononderbroken deelnemerschap bij de Werkgever doorgebrachte jaren en maanden.
2. Het aantal deelnemersjaren, inclusief de periodes van onbetaald verlof voor zover krachtens artikel
8.1 als deelnemersjaren aangemerkt, op fulltime basis wordt bepaald in maanden nauwkeurig en bedraagt maximaal 37 jaar en 11 maanden. Voor de berekening van dit maximum zal hierbij een gedeelte van een maand voor een volle maand worden gerekend, tot uiterlijk de Pensioenrichtdatum. Indien sprake is van een deeltijd dienstverband, dan wordt het aantal in dit lid bedoelde deelnemersjaren naar rato vastgesteld.
Zodra het aantal deelnemersjaren 37 jaar en 11 maanden is bereikt, toetst het Pensioenfonds jaarlijks per 1 januari de hoogte van de totale aanspraken per 31 december van het voorafgaande jaar aan de hoogte van het ongemaximeerde pensioengevende salaris verminderd met de Franchise . In deze toets worden aanspraken gerelateerd aan de ploegentoeslag niet meegenomen bij het bepalen van de hoogte van de totale aanspraken en de hoogte van het ongemaximeerde pensioengevende salaris verminderd met de Franchise.
• Zijn de totale aanspraken lager dan 70% van het ongemaximeerde pensioengevende salaris verminderd met de Franchise, dan zal voor dat jaar pensioenopbouw plaatsvinden.
• Zijn de totale aanspraken hoger of gelijk aan 70% van het ongemaximeerde pensioengevende salaris verminderd met de Franchise, dan zal voor dat jaar geen pensioenopbouw plaatsvinden.
Voor het bepalen van de hoogte van de genoemde 70% grens worden de volgende elementen gehanteerd:
a. Alle tot en met 31 december 2013 opgebouwde Pensioenaanspraken en Pensioenrechten inclusief de aanspraken op overbruggingspensioen (tijdelijk ouderdomspensioen).
b. Alle in 2014 opgebouwde Pensioenaanspraken en Pensioenrechten zoals vastgesteld per 31 december 2014 inclusief de aanspraken op overbruggingspensioen (tijdelijk ouderdomspensioen).
c. Alle opgebouwde pensioenen op grond van de Basispensioengrondslag vanaf 1 januari 2015 inclusief de aanspraken op overbruggingspensioen (tijdelijk ouderdomspensioen).
d. Het gebruteerde fictief vastgestelde ouderdomspensioen (netto toekomstregeling), waarbij de volgende procedure geldt:
Meegenomen wordt het kapitaal in de netto toekomstregeling van de Werkgever over het salaris, zijnde twaalf maal het op de datum van vaststelling van het Pensioengevend Salaris geldende bruto basis maandsalaris, vermeerderd met de vakantietoeslag, en verhoogd met de dertiende maand, dat het maximum Pensioengevend Salaris van € 114.866 (niveau 2022) als beschreven in artikel 3.2 overstijgt. Tevens wordt meegenomen de compensatie voor de verlaging van het opbouwpercentage van 1,875% naar 1, 738% per 1 januari 2018 uit de netto toekomstregeling van de Werkgever. Deze kapitalen worden fictief ingekocht als ouderdomspensioen in combinatie met Partnerpensioen in de basispensioenregeling op basis van op het moment van berekening geldende fondsgrondslagen. Het fictief ingekochte ouderdomspensioen wordt daarop volgend gebruteerd.
Voor de bepaling van de grens bij de toets van 70% van het ongemaximeerde pensioengevende salaris verminderd met de Franchise geldt het volgende: In deze toets worden aanspraken gerelateerd aan de ploegentoeslag niet meegenomen bij het bepalen van de hoogte van de totale aanspraken en de hoogte van het ongemaximeerde pensioengevende salaris verminderd met de Franchise. Tevens worden deze aanspraken en rechten voor de Deelnemer die de 65-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt, fictief rekenkundig geconverteerd naar ouderdomspensioen met pensioenleeftijd 65 jaar op basis van op het moment van berekening geldende fondsgrondslagen. Deze aanspraken en rechten worden voor de Deelnemer die 65 jaar of ouder is, fictief rekenkundig geconverteerd naar
ouderdomspensioen met pensioenleeftijd 67 jaar op basis van op het moment van berekening geldende fondsgrondslagen.
Indien een Deelnemer in enig jaar de hiervoor genoemde grens van 70% bereikt, maar op 1 januari van een later jaar weer onder genoemde grens valt, dan herleeft het bepaalde in dit lid.
3. Indien een Deelnemer in een periode minder dan de volledige arbeidstijd heeft gewerkt bij de Werkgever, zal die periode slechts in aanmerking worden genomen in de verhouding tot de deeltijdfactor. Voor de vaststelling van het maximum aantal deelnemersjaren als omschreven in lid 2, wordt uitgegaan van de gemiddelde deeltijdfactor over de diensttijd.
3.2 Pensioengevend Salaris
1. Voor de toepassing van de bepalingen in dit pensioenreglement wordt per de datum van aanvang van het deelnemerschap en vervolgens op iedere Peildatum het Pensioengevend Salaris vastgesteld. Daarnaast wordt jaarlijks op 1 januari het gemaximeerde Pensioengevend Salaris aangepast overeenkomstig lid 2 van dit artikel.
2. Het Pensioengevend Salaris is gelijk aan twaalf maal het op de datum van vaststelling van het Pensioengevend Salaris geldende bruto basis maandsalaris, vermeerderd met de vakantietoeslag, mobility allowance, de dertiende maand en verhoogd met de ploegentoeslag. De ploegentoeslag is gelijk aan het op de datum van vaststelling geldende ploegentoeslagpercentage vermenigvuldigd met twaalf maal het op de datum van vaststelling geldende bruto basis maandsalaris, vermeerderd met de vakantietoeslag en verhoogd met de dertiende maand.
Tevens is onderdeel van het Pensioengevend Salaris de gewerkte en uitbetaalde overuren van Deelnemers met een deeltijd dienstverband, tot een maximum van veertig uur per week, vermeerderd met de vakantietoeslag over de gewerkte en uitbetaalde overuren. De gewerkte en uitbetaalde overuren worden achteraf jaarlijks in februari vastgesteld en in dat jaar onderdeel van Pensioengevend Salaris.
De som van de in dit reglement genoemde salariselementen is gemaximeerd op € 114.866 (niveau 2022) en dit maximum zal jaarlijks per 1 januari worden aangepast met inachtneming van wet- en regelgeving, doch ten hoogste het bedrag zoals bedoeld in de Wet LB. In geval van een Deeltijdwerker, wordt dit bedrag verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor. Voor de bepaling van deze maximering wordt de volgende methodiek aangehouden. Allereerst wordt het Pensioengevend Salaris als omschreven in dit lid meegenomen, met uitzondering van de ploegentoeslag. Daarna wordt hierbij de ploegentoeslag, meegeteld tot het maximum van € 114.866 (niveau 2022).
3. Voor een Deeltijdwerker wordt voor de vaststelling van de Basispensioengrondslag, zoals vermeld in artikel 3.4 lid 1, het Pensioengevend Salaris herrekend naar het Pensioengevend Salaris dat bij de volledige arbeidstijd zou hebben gegolden.
4. In afwijking op het voorgaande dienen salarisdalingen direct in het Pensioengevend Salaris te worden verwerkt. Een verlaging van het Pensioengevend Xxxxxxx blijft echter buiten beschouwing voor zover deze het gevolg is van het terugtreden naar een lager gekwalificeerde functie in de periode van
10 jaar gelegen vóór de Pensioenrichtdatum van de Deelnemer (demotie).
5. Voor een Deelnemer voor wie het bruto basis maandsalaris op of na 1 juli 2002 tijdelijk wordt verlaagd in ruil voor een onbelaste extraterritoriale kostenvergoeding (30%-regeling), wordt voor de vaststelling van het Pensioengevend Salaris uitgegaan van het vaste basis maandsalaris zoals deze zouden hebben gegolden als de betreffende ruil niet had plaatsgevonden. Een en ander met inachtneming van het bepaalde in dit artikel en de genoemde maxima.
6. Het bepaalde in lid 5 blijft buiten toepassing als het bruto maandsalaris als gevolg van die ruil lager is dan 70% van het bruto maandsalaris vóór de ruil.
3.3 Franchise
1. Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt door het Bestuur een Franchise vastgesteld.
2. De Franchise is gelijk aan een jaarlijks op de Peildatum door het Bestuur vast te stellen bedrag. De Franchise is gelijk aan de minimaal wettelijk vastgestelde Franchise (niveau 2022: € 14.806).
3.4 Basispensioengrondslag
De Basispensioengrondslag wordt bij aanvang van het deelnemerschap, en vervolgens jaarlijks op de Peildatum vastgesteld en op de datum waarop de Deelnemer overlijdt. De Basispensioengrondslag is gelijk aan het op de Peildatum (dan wel op het tijdstip van een tussentijdse salarisdaling) geldende Pensioengevend Salaris, verminderd met de Franchise. De Basispensioengrondslag wordt op centen afgerond. Ingeval van een salarisdaling gedurende het jaar die van invloed is op de Basispensioengrondslag, wordt de Basispensioengrondslag tussentijds naar beneden bijgesteld. Ingeval het gemaximeerde Pensioengevend Salaris per 1 januari wordt aangepast overeenkomstig artikel 3.2 lid 2, wordt de Basispensioengrondslag per 1 januari aan deze verhoging aangepast.
3.5 Deeltijdfactor
1. De deeltijdfactor is de breuk waarvan de teller gelijk is aan de contractuele arbeidstijd van de Deeltijdwerker en de noemer gelijk is aan de arbeidstijd die behoort bij een volledige dienstbetrekking zoals die geldt voor de personeelsgroep waartoe de Deelnemer behoort.
2. Als een Deelnemer in deeltijd werkt, wordt daarmee als volgt rekening gehouden:
- de Basispensioengrondslag wordt op fulltime basis vastgesteld;
- ieder deelnemersjaar waarin in deeltijd is gewerkt, wordt voor een evenredig deel in aanmerking genomen. Voor toekomstige deelnemersjaren wordt in dit verband aangenomen dat de laatste deeltijdfactor tot de Pensioenrichtdatum gelijk blijft.
3. Een wijziging van de deeltijdfactor in de loop van een jaar – waaronder begrepen wordt de aanvang of het einde van deeltijdwerk – heeft gevolgen voor de pensioenberekening vanaf de wijzigingsdatum.
4. Voor de berekening van Partner- en Wezenpensioen bij overlijden van een Deelnemer wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de in de maand van overlijden van de Deelnemer geldende deeltijdfactor van kracht zou blijven tot de Pensioenrichtdatum.
4 SOORTEN PENSIOENEN
4.1 Algemeen
1. Deze pensioenregeling heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de PW. Dat betekent dat het pensioen vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen.
2. Met inachtneming van de bepalingen van dit pensioenreglement geeft het deelnemerschap recht op:
a. een levenslang ouderdomspensioen ten behoeve van de (Gewezen) Xxxxxxxxx;
b. een levenslang Partnerpensioen ten behoeve van de Partner van de (Gewezen) Deelnemer en de gepensioneerde;
c. een tijdelijk wezenpensioen ten behoeve van de Kinderen van de (Gewezen) Deelnemer en de Gepensioneerde;
d. een WGA-hiaatpensioen ten behoeve van de Deelnemer, mits de Deelnemer voor een percentage van minder dan 50% van zijn Restverdiencapaciteit werkzaam is bij de Werkgever, als gevolg van een onvoldoende aanbod van werk door de Werkgever;
e. een WIA-excedentpensioen ten behoeve van de Deelnemer;
f. een Anw-hiaatpensioen ten behoeve van de Partner van xx Xxxxxxxxx;
g. een Anw-hiaatpensioen ten behoeve van de Partner van de Gepensioneerde, indien de Deelnemer in het jaar voorafgaande aan de Ingangsdatum aanspraak op Anw-hiaatpensioen had;
Aanspraken basispensioenregeling
4.2 Ouderdomspensioen
1. Het jaarlijks ouderdomspensioen is vanaf 1 januari 2018 gelijk aan de som van het volgens lid 2 vastgestelde ouderdomspensioen, eventueel vermeerderd met een aanspraak op ouderdomspensioen op grond van artikel 10.11.2.
2. Voor ieder deelnemersjaar vanaf 1 januari 2018 wordt een aanspraak op een jaarlijks ouderdomspensioen toegekend ter grootte van 1,738% van de voor het betreffende deelnemersjaar vastgestelde Basispensioengrondslag in de zin van artikel 3.4 lid 1 van dit pensioenreglement.
3. Het jaarlijks ouderdomspensioen gaat in op de Pensioenrichtdatum en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt.
4. De (Gewezen) Deelnemer heeft conform het bepaalde in artikel 6.1 van dit pensioenreglement het recht het ouderdomspensioen op een eerdere datum te laten ingaan. Het ouderdomspensioen wordt alsdan verlaagd conform het bepaalde in artikel 6.1 van dit pensioenreglement.
4.3 Partnerpensioen
1. De jaarlijkse opbouw van Partnerpensioen bedraagt met ingang van 1 januari 2018 1,313% van de Basispensioengrondslag. Bij overlijden van een Deelnemer wordt het tot het overlijden van de Deelnemer opgebouwde Partnerpensioen vermeerderd met voor ieder ontbrekend deelnemersjaar tussen de overlijdensdatum en de Pensioenrichtdatum, 1,313% van de op de per de laatste Peildatum geldende Basispensioengrondslag uitgaande van de laatstelijk voor de deelnemer geldende arbeidstijd. In het geval door de verhoging van het gemaximeerde Pensioengevend Salaris de Basispensioengrondslag per 1 januari van enig jaar hoger is dan de Basispensioengrondslag per de laatste Peildatum, geldt voor de toepassing van dit artikel de Basispensioengrondslag per 1 januari.
2. Indien een Bijzonder Partnerpensioen (artikel 8.4) is toegekend, wordt het Bijzonder Partnerpensioen op het volgens lid 1 vastgestelde Partnerpensioen in mindering gebracht. Indien de Gewezen Partner voor ingang van het Partnerpensioen overlijdt, wordt de vermindering van het Partnerpensioen weer ongedaan gemaakt vanaf het moment van overlijden van de Gewezen Partner.
3. Het Partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt en wordt uitbetaald tot en met de laatste dag van de maand waarin de Partner overlijdt.
4. Bij huwelijk respectievelijk wettelijk geregistreerd partnerschap respectievelijk samenleving van een Gepensioneerde op of na de Ingangsdatum zal geen aanspraak op Partnerpensioen worden toegekend.
4.4 Wezenpensioen
1. Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt voor ieder daarvoor in aanmerking komend Kind 20% van het jaarlijkse Partnerpensioen dat uitgekeerd wordt bij overlijden van een Deelnemer, zoals vastgesteld volgens artikel 4.3 lid 1 van dit pensioenreglement.
2. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde overlijdt indien het Kind de 21-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt dan wel indien het Kind de 21-jarige leeftijd heeft bereikt en het Kind volledig onderwijs in de zin van de Wet studiefinanciering 2000 volgt of voor 45% of meer arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
3. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin het Kind de 21- jarige leeftijd bereikt of tot en met de laatste dag van de maand waarin het Kind voordien overlijdt. In afwijking hiervan, wordt voor het Kind dat volledig onderwijs in de zin van de Wet studiefinanciering 2000 volgt of dat voor 45% of meer arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, het wezenpensioen ook na de laatste dag van de maand waarin het Kind de 21-jarige leeftijd bereikt, uitgekeerd, indien en zolang aan de bovenvermelde voorwaarden wordt voldaan doch uiterlijk tot en met de laatste dag van de maand waarin het Kind de 27-jarige leeftijd bereikt of tot en met de laatste dag van de maand waarin het Kind voordien overlijdt.
4. Het wezenpensioen wordt verdubbeld voor een Volle wees. Indien bij ingang van het wezenpensioen beide ouders zijn overleden, wordt het wezenpensioen direct verdubbeld. Hierbij wordt onder ouder verstaan de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en degene die als vader of moeder tot het Kind in familierechtelijke betrekking stond.
5. Indien en zolang meer dan vijf Kinderen van de overleden (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde in aanmerking komen voor wezenpensioen, wordt het wezenpensioen voor elk pensioengerechtigd Kind voor een evenredig deel verlaagd door het totale wezenpensioen voor vijf Kinderen te verdelen over het aantal Pensioengerechtigde Kinderen.
4.5 WGA-hiaatpensioen
1. Het jaarlijks WGA-hiaatpensioen is gelijk aan het product van 70% van het uitkeringspercentage en het verschil tussen de arbeidsongeschiktheidsgrondslag en het wettelijk minimumloon op jaarbasis.
2. Onder arbeidsongeschiktheidsgrondslag wordt verstaan het Pensioengevend Salaris. Voor de vaststelling van het WGA-hiaatpensioen wordt uitgegaan van de arbeidsongeschiktheidsgrondslag en het wettelijk minimumloon per 1 januari zoals dat gold 52 weken na aanvang van de Ziekte waaruit de Arbeidsongeschiktheid is ontstaan. De arbeidsongeschiktheidsgrondslag wordt maximaal in aanmerking genomen tot het loon op jaarbasis waarover de WGA-uitkering uit hoofde van de WIA wordt berekend.
3. Het in lid 1 bedoelde uitkeringspercentage bedraagt bij een Arbeidsongeschiktheid van:
0-35%: | 0%; |
35-45%: | 40%; |
45-55%: | 50%; |
55-65%: | 60%; |
65-80%: | 72,5%; |
80% of meer: | 100%. |
4. De Deelnemer die op de eerste dag van de vervolguitkering voor minder dan 50% van zijn Restverdiencapaciteit werkzaam is bij de Werkgever als gevolg van een onvoldoende aanbod van werk door de Werkgever, heeft recht op WGA-hiaatpensioen. Het jaarlijks WGA-hiaatpensioen gaat in op de datum waarop de vervolguitkering van de WGA-uitkering ingaat. Het jaarlijks WGA- hiaatpensioen wordt uitgekeerd zolang deze vervolguitkering ingevolge de WIA voortduurt, dan wel de eerder gelegen Ingangsdatum.
5. Bij herziening van het uitkeringspercentage als gevolg van een wijziging in de mate van Arbeidsongeschiktheid, wordt het WGA-hiaatpensioen met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de herziening plaatsvindt, dienovereenkomstig aangepast. De Deelnemer is verplicht het Pensioenfonds onmiddellijk in kennis te stellen van elke herziening van het in dit lid bedoelde uitkeringspercentage.
4.6 WIA-excedentpensioen
1. Het jaarlijks WIA-excedentpensioen is gelijk aan de som van:
a. het product van 70% van het uitkeringspercentage en het verschil tussen de arbeidsongeschiktheidsgrondslag en het maximale loon op jaarbasis (Peildatum 1 januari) waarover de uitkering uit hoofde van de WIA wordt berekend; en
b. het product van het uitkeringspercentage en 5% van de arbeidsongeschiktheidsgrondslag.
2. Op het deel van het WIA-excedentpensioen zoals dat is omschreven in lid 1 onderdeel b, bestaat uitsluitend recht:
a. voor zover de som van de WIA-uitkering, het WGA-hiaatpensioen en het WIA-excedentpensioen kleiner of gelijk is aan 75% van de arbeidsongeschiktheidsgrondslag; en
b. de Pensioengerechtigde het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft gemachtigd om de WIA-uitkering aan het Pensioenfonds uit te betalen, waarna het Pensioenfonds de WIA- uitkering tezamen met de uit hoofde van dit pensioenreglement geldende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zal uitbetalen aan de Pensioengerechtigde.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt een arbeidsongeschiktheidsgrondslag vastgesteld. De arbeidsongeschiktheidsgrondslag wordt vastgesteld bij aanvang van het deelnemerschap, vervolgens jaarlijks op de Peildatum en voor het laatst 52 weken na aanvang van de Ziekte waaruit de Arbeidsongeschiktheid is ontstaan. Onder arbeidsongeschiktheidsgrondslag wordt verstaan het Pensioengevend Salaris, zoals dit bedrag gelden op de datum waarop de arbeidsongeschiktheidsgrondslag wordt vastgesteld of zou gelden als dit bedrag op die datum zouden worden vastgesteld. De arbeidsongeschiktheidsgrondslag is maximaal gelijk aan het Niveau joblevel 10, en mag het maximum Pensioengevend Salaris van € 114.866 (niveau 2022) overschrijden. Dit maximum (Joblevel 10) wordt, op voorstel van de Raad van Bestuur, jaarlijks door het Bestuur opnieuw vastgesteld. Voor de vaststelling van het pensioen wordt uitgegaan van de in lid 1 genoemde bedragen zoals deze golden op de datum van vaststelling van de arbeidsongeschiktheidsgrondslag.
4. Het in lid 1 bedoelde uitkeringspercentage bedraagt bij een Arbeidsongeschiktheid van:
0-35%: | 0%; |
35-45%: | 40%; |
45-55%: | 50%; |
55-65%: | 60%; |
65-80%: | 72,5%; |
80% of meer: | 100%. |
5. Het jaarlijks WIA-excedentpensioen gaat in op de datum waarop het recht op uitkering ingevolge de WIA ingaat en wordt uitgekeerd zolang de Arbeidsongeschiktheid ingevolge de WIA voortduurt, dan wel de eerder gelegen Ingangsdatum.
6. Bij herziening van het uitkeringspercentage als gevolg van een wijziging in de mate van Arbeidsongeschiktheid, wordt het WIA-excedentpensioen met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de herziening plaatsvindt, dienovereenkomstig aangepast. De Deelnemer is verplicht het Pensioenfonds onmiddellijk in kennis te stellen van elke herziening van het in dit lid bedoelde uitkeringspercentage.
7. Bij de vaststelling van de hoogte van de WIA-uitkering, zoals omschreven in dit artikel, wordt door het Pensioenfonds een (tijdelijke) verhoging van de WIA-uitkering in verband met andere oorzaken dan een stijging of daling van het arbeidsongeschiktheidspercentage (bijvoorbeeld kosten van verzorging) buiten beschouwing gelaten voor de berekening van het WIA-excedentpensioen.
4.7 WAO-arbeidsongeschiktheidspensioenen
1. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat uit twee onderdelen: een aanvullend arbeidsongeschikt- heidspensioen en een excedent arbeidsongeschiktheidspensioen.
a. Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen.
Het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen (WAO-reparatie) bedraagt 1,4% x (65 min de leeftijd bij ingang van de arbeidsongeschiktheidsuitkering) van het verschil tussen de laatstgeldende jaargrondslag (de jaargrondslag is gelijk aan het op de Peildatum geldende Pensioengevend Salaris verminderd met de op de Peildatum geldende Franchise) - maar ten hoogste de WAO-uitkeringsgrens - en het wettelijk minimum loon. Voor de vaststelling van het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen wordt onder jaargrondslag datgene verstaan dat bij de berekening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de WAO tot het salaris behoort.
b. Excedent arbeidsongeschiktheidspensioen.
Het excedent arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt
• 70% van de laatstgeldende arbeidsongeschiktheidsgrondslag indien en voor zover deze grondslag uitgaat boven de WAO-uitkeringsgrens, vermeerderd met het product van het uitkeringspercentage en
• 5% van de laatstgeldende arbeidsongeschiktheidsgrondslag.
Voor de vaststelling van het excedent arbeidsongeschiktheidspensioen wordt onder arbeidsongeschiktheidsgrondslag verstaan het 13-voud van het vaste maandsalaris, vermeerderd met de ploegentoeslag en de vakantietoeslag, zoals het laatst door de Werkgever is gecommuniceerd. Deze grondslag wordt voor de bepaling van het arbeidsongeschiktheidspensioen gemaximeerd. Dit maximum is gelijk aan Niveau joblevel 10 en mag het maximum Pensioengevend Salaris van € 114.866 (niveau 2022) overschrijden. Voor de Deeltijdwerker wordt bij de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen van de veronderstelling uitgegaan dat de arbeidsongeschiktheidsgrondslag gelijk is aan het 13-voud van het door de Deeltijdwerker genoten laatste maandsalaris vermeerderd met de ploegentoeslag en de vakantietoeslag van toepassing op de datum van ingang van het arbeidsongeschiktheidspensioen.
2. Indien een Deelnemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, wordt het uit te keren arbeidsongeschiktheidspensioen vastgesteld aan de hand van de verhouding van het voor hem geldende WAO-uitkeringspercentage tot het WAO-uitkeringspercentage bij volledige Arbeidsongeschiktheid.
Indien het uitkeringspercentage van de WAO wijzigt als gevolg van een verlaagde mate van Arbeidsongeschiktheid, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen dienovereenkomstig aangepast. Indien het uitkeringspercentage van de WAO wijzigt als gevolg van een verhoogde mate van Arbeidsongeschiktheid voortvloeiend uit dezelfde Ziekte of hetzelfde gebrek op grond waarvan de WAO-uitkering was toegekend, zal het Bestuur een beslissing nemen over een eventuele aanpassing van het arbeidsongeschiktheidspensioen.
3. De op basis van het in lid 1 en lid 2 berekende aanvullend- en excedent arbeidsongeschiktheids- pensioen vermeerderd met de WAO-uitkering zal nimmer meer bedragen dan 75% van de in lid 1 onderdeel b gedefinieerde arbeidsongeschiktheidsgrondslag.
4. Het jaarlijks aanvullend- en excedent arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de datum waarop het recht op uitkering ingevolge de WAO ingaat en wordt uitgekeerd zolang de Arbeidsongeschiktheid ingevolge deze wet voortduurt, dan wel de eerder gelegen Ingangsdatum.
4.8 Anw-hiaatpensioen
1. Het jaarlijks Anw-hiaatpensioen is gelijk aan de jaarlijkse partneruitkering ingevolge de Anw, inclusief de vakantieuitkering, zoals die geldt op 1 januari van het jaar waarop het Anw-hiaatpensioen ingaat.
2. Na ingang van het Anw-hiaatpensioen wordt het Anw-hiaatpensioen jaarlijks op de Peildatum verhoogd met hetzelfde percentage als de partneruitkering ingevolge de Anw op 1 januari van dat kalenderjaar is gestegen ten opzichte van die uitkering op 1 januari van het jaar daarvoor.
3. Het Anw-hiaatpensioen gaat in:
a. op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de Deelnemer overlijdt, mits de Achterblijvende Partner geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Anw; of
b. op de latere datum waarop de Achterblijvende Partner van de in onderdeel a genoemde overleden Xxxxxxxxx geen recht meer heeft op een uitkering ingevolge de Xxx.
4. Als er uitsluitend als gevolg van de hoogte van het inkomen uit of in verband met arbeid de Achterblijvende Partner geen uitkering plaatsvindt ingevolge de Anw, heeft de Achterblijvende Partner geen recht op een Anw-hiaatpensioen.
5. Het Anw-hiaatpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Achterblijvende Partner overlijdt, doch uiterlijk tot:
a. de dag waarop de Achterblijvende Partner de Ingangsdatum van de AOW-uitkering bereikt;
b. de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de Achterblijvende Partner trouwt, dan wel een geregistreerd partnerschap aangaat of een gezamenlijke huishouding gaat voeren.
6. De Achterblijvende Partner is verplicht het Pensioenfonds schriftelijk te melden dat hij een huwelijk, geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding is aangegaan en zal op verzoek van het Bestuur schriftelijke bescheiden beschikbaar stellen waaruit blijkt of er sprake is van een dergelijke partnerrelatie.
5 LIMITED BACKSERVICE
5.1 Limited backservice
1. Limited backservice is een aanvullende aanspraak op pensioen ter grootte van 2% van het in dit artikel omschreven pensioen dat een Deelnemer op 31 december van het jaar voorafgaand aan de datum waarop de limited backservice wordt toegekend, heeft opgebouwd op basis van dit pensioenreglement. De toegekende limited backservice heeft een Pensioenrichtdatum gelijk aan de dag waarop de Deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt.
2. Voor het eerst op 1 januari 2016 en vervolgens ieder jaar gedurende het deelnemerschap op 1 januari wordt een limited backservice toegekend op het ouderdomspensioen, Partnerpensioen en wezenpensioen dat op basis van dit pensioenreglement uit hoofde van de basispensioenregeling (over het Pensioengevend Salaris dat bestaat uit het geldende bruto basismaandsalaris, vermeerderd met de vakantietoeslag, mobility allowance, de dertiende maand en verhoogd met de ploegentoeslag zoals omschreven in artikel 3.2 lid 2) is opgebouwd vanaf 1 januari 2015, met inbegrip van de in eerdere jaren op basis van dit lid reeds toegekende limited backservice.
3. Voor het eerst op 1 januari 2015 en vervolgens ieder jaar gedurende het deelnemerschap op 1 januari wordt een limited backservice toegekend op het ouderdomspensioen, Partnerpensioen en wezenpensioen dat op basis van het op 31 december 2014 geldende pensioenreglement van het Pensioenfonds uit hoofde van de basispensioenregeling is opgebouwd tot 1 januari 2015 inclusief de uit te keren vakantietoeslag over deze Pensioenaanspraak, met inbegrip van de in eerdere jaren op basis van dit lid reeds toegekende limited backservice, met dien verstande dat uitsluitend voor het vaststellen van de limited back service hiervoor het ouderdomspensioen wordt vastgesteld op 1,9% van de pensioengrondslag die op basis van dat pensioenreglement ultimo 2014 was vastgesteld, per deelnemersjaar tot 2015 op basis van dat pensioenreglement, en dat hiervoor het Partner- en wezenpensioen daarvan worden afgeleid met inachtneming van dat pensioenreglement.
4. Op het gedeelte van de tot 1 januari 2015 bij het Pensioenfonds opgebouwde pensioenen dat niet in het voorgaande lid is omschreven, wordt geen limited backservice toegekend, waaronder:
a. het gedeelte van het ouderdomspensioen, Partnerpensioen en wezenpensioen dat de Deelnemer tot 1 januari 2015 bij het Pensioenfonds heeft verworven, dat uitgaat boven de in lid 3 genoemde grenzen;
b. de aanspraken op ouderdomspensioen en/of overbruggingspensioen waarop een Deelnemer, zonder dat de Deelnemer gebruik heeft gemaakt van een keuzemogelijkheid, jegens het Pensioenfonds recht heeft voorzover die voorzien in een uitkering in de periode gelegen voorafgaand aan de 67-jarige leeftijd;
c. pensioenen die zijn verworven uit hoofde van de ploegentoeslag.
5. Voor zover nodig, is het aanvullend ouderdomspensioen als beschreven in artikel 10.11.3 inbegrepen in het in lid 3 bedoelde pensioen als ware het al opgebouwd op basis van het op 31 december 2014 geldende pensioenreglement van het Pensioenfonds uit hoofde van de basispensioenregeling.
6. De limited backservice van 2% wordt door de Werkgever gefinancierd. Zolang er geen formele afspraken zijn vastgelegd tussen de Werkgever en de bij het arbeidsvoorwaarden overleg betrokken partijen, zal de limited backservice van 2% worden gecontinueerd na 31 december 2020. De Werkgever en de bij het arbeidsvoorwaarden overleg betrokken partijen hebben zich gecommitteerd om begin 2019 te starten met overleg over de potentiele herijking van de hoogte en/of de grondslag voor de limited backservice.
7. Voor de Deelnemers die op grond van artikel 8.1 met onbetaald verlof gaan, geldt dat indien en zolang de Deelnemer met onbetaald verlof is, zij gedurende de verlofperiode maximaal aanspraak maken op eenmaal de toekenning van de limited backservice als beschreven in dit artikel.
6 KEUZEMOGELIJKHEDEN
Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibele keuzemogelijkheden zoals bedoeld in dit pensioenreglement, zal de volgorde van het gebruik van de keuzemogelijkheden als volgt zijn:
• Vervroeging en uitstel;
• Deeltijdpensioen;
• Uitruil overbruggingspensioen in ouderdomspensioen
• Uitruil ouderdomspensioen in Partnerpensioen en vice versa
• Variatie
• Stijgend ouderdomspensioen
6.1 Vervroegde pensionering en Deeltijdpensioen
1. De (Gewezen) Deelnemer heeft de keuze tussen ingang van het ouderdomspensioen op de eerste dag van maand waarin de Ingangsdatum valt en gehele of gedeeltelijke ingang (Deeltijdpensioen) op een eerdere datum, samenvallend met de eerste dag van enige maand.
2. Het ouderdomspensioen in de Basispensioenregeling wordt verlaagd ten opzichte van het ouderdomspensioen op de Pensioenrichtdatum, op basis van de door het Bestuur – gehoord de actuaris - vastgestelde factoren. Periodiek beoordeelt het Bestuur – gehoord de actuaris – of de rekenregels aanpassing behoeven en neemt, indien noodzakelijk, een besluit tot aanpassing van de factoren. De factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in Hoofdstuk 1 van het bij dit pensioenreglement horende factorenreglement. In afwijking van het voorgaande geldt dat wanneer het pensioen gedeeltelijk is ingegaan, het Bestuur bepaalt of, en zo ja, in hoeverre, het percentage Deeltijdpensioen vaker gedurende het kalenderjaar mag worden aangepast. Het aantal uren in de arbeidsovereenkomst van de Werknemer dient dan met hetzelfde percentage te worden gewijzigd als het percentage waarvoor de deelnemer met pensioen gaat
Voor de vaststelling van het Deeltijdpensioen geldt derhalve de volgende formule: (100% - Deeltijdpensioen percentage) x huidige deeltijdpercentage
Het Pensioenfonds sluit derhalve voor wat betreft het Deeltijdpensioen aan bij het percentage waarop de arbeidsovereenkomst nog wordt voortgezet. Dit houdt in dat indien een Werknemer met een fulltime dienstverband voor 50% met pensioen gaat, er ook nog voor de overige 50% doorgewerkt wordt en derhalve voor 50% pensioen wordt opgebouwd in de pensioenregeling.
3. Indien de (Gewezen) Deelnemer de Ingangsdatum van het ouderdomspensioen wil vervroegen, dient hij dit minimaal negen maanden voor de gewenste Ingangsdatum kenbaar te maken aan het Bestuur.
4. De vroegst mogelijke Ingangsdatum is de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt. Een omzetting van levenslang ouderdomspensioen naar een tijdelijk pensioen wordt separaat vastgesteld. Het wordt niet (zoals een ingegaan overbruggingspensioen dat is opgebouwd volgens het pensioenreglement 2005) verhoogd met de stijging van de AOW.
Voor zover de Ingangsdatum vijf jaar of meer voor de voor de betreffende (Gewezen) Deelnemer geldende AOW-leeftijd ligt, is vervroeging uitsluitend mogelijk wanneer de (Gewezen) Deelnemer aan het Pensioenfonds een schriftelijke verklaring overlegt waaruit blijkt dat de (Gewezen) Deelnemer per de Ingangsdatum geen (of evenredig minder) betaalde werkzaamheden meer verricht.
5. De (Gewezen) Deelnemer heeft de keuze om een pensioensoort uit te stellen tot uiterlijk de eerste dag van de maand waarin de 67-jarige leeftijd valt, met dien verstande dat het overbruggingspensioen uitgesteld kan worden tot uiterlijk de eerste dag van de maand samenvallend met dan wel eerstvolgend op de 65-ste verjaardag. Het uitstel geschiedt op basis van de door het Bestuur – gehoord de actuaris - vastgestelde voorwaarden en factoren. Periodiek beoordeelt het Bestuur - gehoord de actuaris - of de rekenregels aanpassing behoeven en neemt, indien noodzakelijk, een besluit tot aanpassing van de factoren. De factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in het bij dit pensioenreglement horende factorenreglement.
6.2 Uitruil Overbruggingspensioen in ouderdomspensioen
1. De (Gewezen) Deelnemer die recht heeft op een opgebouwde aanspraak op overbruggingspensioen of tijdelijk ouderdomspensioen, heeft de keuze om het niet ingegane opgebouwde overbruggingspensioen dan wel tijdelijk ouderdomspensioen uit te ruilen voor een aanvullend ouderdomspensioen ingaand op de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
2. In het geval de (Gewezen) Deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid tot vervroeging van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 6.1 heeft de (Gewezen) Deelnemer de keuze om een deel van het ouderdomspensioen om te zetten in tijdelijk ouderdomspensioen.
3. Het tijdelijk ouderdomspensioen (inclusief het eventuele overbruggingspensioen) mag na uitruil niet hoger zijn dan tweemaal de jaarlijkse bruto AOW-uitkering voor gehuwden en kan uiterlijk uitgekeerd worden tot de AOW-gerechtigde leeftijd van de (Gewezen) Deelnemer. Het door uitruil verkregen overbruggingspensioen wordt niet aangepast aan de stijging van de AOW-uitkering.
4. De omzetting geschiedt op basis van door het Bestuur vastgestelde factoren die voldoen aan het vereiste van de collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Periodiek beoordeelt het Bestuur - gehoord de actuaris - of de factoren aanpassing behoeven en neemt indien noodzakelijk een besluit tot aanpassing van de factoren. De factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen het bij dit pensioenreglement horende factorenreglement.
6.3 Ruil Partnerpensioen en ouderdomspensioen en vice versa
1. De (Gewezen) Deelnemer kan op de Ingangsdatum het opgebouwde Partnerpensioen geheel of gedeeltelijk omzetten in extra ouderdomspensioen, mits de Partner daarmee schriftelijk instemt.
2. De (Gewezen) Deelnemer kan bij beëindiging van het deelnemerschap en met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan, kiezen voor partnerpensioen in plaats van het ouderdomspensioen of een deel van het ouderdomspensioen.
3. Het Pensioenfonds biedt de Deelnemer bij beëindiging van de deelneming en in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen standaard de mogelijkheid van lid 2 aan.
4. De omzetting van lid 1 en 2 kan uitsluitend tot de volgende verhoudingen tussen ouderdomspensioen en Partnerpensioen leiden:
a. Ouderdomspensioen : Partnerpensioen = 100 : 100
Het Partnerpensioen zal 100% bedragen van het na uitruil vastgestelde lagere ouderdomspensioen.
b. Ouderdomspensioen : Partnerpensioen = 100 : 70
Het Partnerpensioen zal 70% bedragen van het na uitruil vastgestelde hogere ouderdomspensioen.
c. Ouderdomspensioen : Partnerpensioen = 100 : 50
Het Partnerpensioen zal 50% bedragen van het na uitruil vastgestelde hogere ouderdomspensioen.
d. Ouderdomspensioen : Partnerpensioen = 100 : 0 Het Partnerpensioen zal nihil bedragen.
5. Bij de vaststelling van de verhouding tussen het ouderdomspensioen en het Partnerpensioen wordt rekening gehouden met aanspraken op Bijzonder Partnerpensioen van Gewezen Partners van de (Gewezen) Deelnemer, met dien verstande dat de aanspraken op Bijzonder Partnerpensioen niet kunnen worden omgezet in extra ouderdomspensioen en dat de aanspraken op ouderdomspensioen niet kunnen worden omgezet in extra Bijzonder Partnerpensioen.
6. De omzetting geschiedt op basis van door het Bestuur vastgestelde factoren die voldoen aan het vereiste van de collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Periodiek beoordeelt het Bestuur - gehoord de actuaris - of de factoren aanpassing behoeven en neemt indien noodzakelijk een besluit tot aanpassing van de factoren. De factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in Hoofdstuk 2 van het bij dit pensioenreglement horende factorenreglement.
7. Indien de (Gewezen) Deelnemer gebruik wil maken van de keuzemogelijkheid, die hem in het laatste jaar voor de Pensioenrichtdatum wordt aangeboden als bedoeld in lid 3, dient hij dit uiterlijk twee maanden voor de Ingangsdatum kenbaar te maken aan het Pensioenfonds middels een door het Pensioenfonds ter beschikking gesteld formulier.
8. Als gevolg van de in dit artikel opgenomen omzetting mag het ouderdomspensioen uitgaan boven het in artikel 10.1 opgenomen maximale ouderdomspensioen.
6.4 Variatie
1. De (Gewezen) Deelnemer heeft op de Ingangsdatum de mogelijkheid te kiezen voor een tijdelijk hoger of lager ouderdomspensioen, mits hij niet reeds heeft gekozen voor een stijgend ouderdomspensioen zoals vermeld in artikel 6.5. De verhouding tussen de hoogste en de laagste pensioenuitkeringen bedraagt ten hoogste 100:75, dan wel 75:100 indien wordt gekozen voor de constructie laag-hoog en de mate van variatie wordt uiterlijk op de Ingangsdatum van het pensioen vastgesteld, waarbij de (Gewezen) Deelnemer uitsluitend de keuze heeft tussen een hogere uitkering gedurende de eerste
5 jaar of 10 jaar gevolgd door een lagere uitkering, dan wel een lagere uitkering gedurende de eerste 5 jaar of 10 jaar gevolgd door een hogere uitkering.
2. Indien de Ingangsdatum is gelegen vóór de datum waarop de AOW ingaat, heeft de (Gewezen) Deelnemer de mogelijkheid, voor de toepassing van lid 1, een bedrag gelijk aan tweemaal het op de Ingangsdatum geldende bruto-ouderdomspensioen, inclusief de vakantie-uitkering, ingevolge de AOW voor een gehuwde, zonder toeslag voor een jongere partner, buiten aanmerking te laten. Indien het voor de toepassing van dit lid nodig is om het ouderdomspensioen uit te stellen, dan is het bepaalde in artikel 6.1 lid 6 van overeenkomstige toepassing.
De periode voor het hiervoor genoemde bedrag bestaat uit de periode tussen de Ingangsdatum van het pensioen en het bereiken van de datum waarop de AOW ingaat.
In afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid is de voorgaande volzin van overeenkomstige toepassing als de (Gewezen) Deelnemer heeft gekozen voor een stijgend ouderdomspensioen. In dat geval wordt eerst het bepaalde in dit lid toegepast, waarna het stijgend ouderdomspensioen wordt toegepast.
3. De keuze geschiedt op basis van door het Bestuur vastgestelde factoren die voldoen aan het vereiste van de collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Periodiek beoordeelt het Bestuur - gehoord de
actuaris - of de factoren aanpassing behoeven en neemt indien noodzakelijk een besluit tot aanpassing van de factoren. De factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in Hoofdstuk 3 van het bij dit pensioenreglement horende factorenreglement.
4. In afwijking van het bepaalde in artikel 10.1 van dit pensioenreglement kan het ouderdomspensioen meer bedragen dan het aldaar opgenomen maximum voor ouderdomspensioen, indien en voor zover de overschrijding het gevolg is van de keuze als bedoeld in dit artikel.
5. De gemaakte keuze als bedoeld in lid 1 is niet van toepassing op het eventueel meeverzekerde Partnerpensioen.
Indien de (Gewezen) Deelnemer gebruik wil maken van de keuzemogelijkheid als bedoeld in lid 1 , dient hij dit uiterlijk twee maanden voor de Ingangsdatum kenbaar te maken aan het Pensioenfonds middels een door het Pensioenfonds ter beschikking gesteld formulier.
6.5 Optie inzake stijgend ouderdomspensioen
1. De (Gewezen) Deelnemer heeft éénmalig de keuzemogelijkheid om op de Ingangsdatum het ouderdomspensioen te laten stijgen gedurende 5 of 10 jaren na de Ingangsdatum, mits hij niet heeft gekozen voor een in hoogte variërend ouderdomspensioen zoals vermeld in artikel 6.3 lid 1. Het jaarlijkse ouderdomspensioen wordt in die periode jaarlijks per 1 januari verhoogd met 2% dan wel 3%, terwijl in de periode hierna het ouderdomspensioen gelijk blijft.
2. Bij de toepassing van dit artikel zal het krachtens dit pensioenreglement vastgestelde ouderdomspensioen worden verhoogd nadat eventueel de in artikel 6.3 lid 2 van dit pensioenreglement bedoelde ruil is gekozen.
3. De keuze geschiedt op basis van door het Bestuur vastgestelde factoren. Periodiek beoordeelt het Bestuur , gehoord de actuaris, of de factoren aanpassing behoeven en neemt, indien noodzakelijk, een besluit tot aanpassing van de factoren. De factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in Hoofdstuk 4 van het bij dit pensioenreglement horende factorenreglement.
4. Bij de in de vorige leden van dit artikel bedoelde stijging van het krachtens dit pensioenreglement vastgestelde ouderdomspensioen, zal het Partnerpensioen geen wijziging ondergaan.
5. Indien de (Gewezen) Deelnemer gebruik wil maken van de keuzemogelijkheid als bedoeld in lid 1, dient hij dit uiterlijk twee maanden voor de Ingangsdatum kenbaar te maken aan het Pensioenfonds middels een door het Pensioenfonds ter beschikking gesteld formulier.
7 ARBEIDSONGESCHIKTHEID
7.1 Pensioenopbouw na Arbeidsongeschiktheid (premievrije voortzetting bij Arbeidsongeschiktheid)
1. Gedurende de periode waarin de Deelnemer recht heeft op loondoorbetaling bij Ziekte ingevolge artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek of recht heeft op een uitkering ingevolge de Ziektewet, wordt de pensioenopbouw voortgezet op basis van de laatstelijk in de 52 weken na aanvang van de Ziekte waaruit de Arbeidsongeschiktheid is ontstaan, vastgestelde op grond van artikel 3.2 gemaximeerde Basispensioengrondslag.
2. Degene die tijdens de deelneming arbeidsongeschikt is geworden, heeft ter zake van die Arbeidsongeschiktheid en met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, recht op gehele of gedeeltelijke voortzetting van de verwerving van de Pensioenaanspraken in de basispensioenregeling. De voortzetting eindigt zodra en voor zover de Deelnemer niet langer arbeidsongeschikt is, doch uiterlijk op de Pensioenrichtdatum.
3. Gedurende de periode waarin de (Gewezen) Deelnemer aansluitend op de in lid 2 genoemde periode geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, wordt de verwerving van de pensioenaanspraken voortgezet, op basis van de laatstelijk in de 52 weken na aanvang van de Ziekte waaruit de Arbeidsongeschiktheid is ontstaan, vastgestelde op grond van artikel 3.2 gemaximeerde Basispensioengrondslag. Voortzetting vindt plaats op basis van de arbeidstijd zoals die tussen de Werkgever en de (Gewezen) Deelnemer was overeengekomen onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van de Ziekte als bedoeld in lid 2.
De mate van voortzetting is afhankelijk van de mate van Arbeidsongeschiktheid en wordt vastgesteld volgens de onderstaande tabel:
Mate van Arbeidsongeschiktheid | Mate van voortzetting |
15-25% | 0% |
25-35% | 30% |
35-45% | 40% |
45-55% | 50% |
55-65% | 60% |
65-80% | 72,5% |
80% of meer | 100% |
4. Zolang de arbeidsovereenkomst van de Deelnemer met de Werkgever bestaat, zijn op het deel van de Pensioenaanspraken waarop de premievrije voortzetting bij Arbeidsongeschiktheid niet van toepassing is, de bepalingen met betrekking tot de Deeltijdwerker van toepassing, mits en voor zover de Deelnemer de Restverdiencapaciteit bij de Werkgever benut, met dien verstande dat de totale pensioenopbouw niet kan uitgaan boven 100% van de opbouw op basis van de Basispensioengrondslag, waarop de Deelnemer recht zou hebben als hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest.
Dit betekent dat de totale opbouw (actief plus premievrije voortzetting bij Arbeidsongeschiktheid) nooit meer mag bedragen dan de actieve opbouw (op basis van de laatste actieve basispensioengrondslag) van een 100% actieve Deelnemer (indien sprake is van een Deeltijdwerker zal dit naar rato worden vastgesteld op basis van de laatst geldende deeltijdfactor), op basis van de laatst geldende Basispensioengrondslag (gebaseerd op het actieve salaris).
In het geval dat een gedeeltelijk arbeidsongeschikte Deelnemer door overbenutting van de Restverdiencapaciteit meer opbouwt dan een 100% actieve Deelnemer (indien sprake is van een Deeltijdwerker, zal dit naar rato worden vastgesteld op basis van de laatst geldende deeltijdfactor), dan wordt het meerdere in mindering gebracht op de premievrije doorbouw.
De premievrije doorbouw zal nooit negatief worden.
Indien de laatst geldende Basispensioengrondslag (gebaseerd op het actieve salaris) lager is dan de Basispensioengrondslag op grond van premievrije voortzetting bij Arbeidsongeschiktheid, wordt deze hogere Basispensioengrondslag gehanteerd als grondslag voor de in dit lid bedoelde 100%-norm.
5. Zodra de arbeidsovereenkomst van de Deelnemer met de Werkgever wordt beëindigd, is op het in lid 4 bedoelde deel van de Pensioenaanspraken het bepaalde in artikel 8.2 van toepassing. Indien en zodra de mate van Arbeidsongeschiktheid wordt verlaagd, wijzigt de mate van premievrije
voortzetting dienovereenkomstig. Indien en zodra de mate van Arbeidsongeschiktheid wordt verhoogd, blijft de mate van premievrije voortzetting van de verzekeringen ongewijzigd.
6. Voor de toepassing van dit artikel is arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van Ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling niet in staat is met arbeid zijn maatmaninkomen per uur te verdienen. Onder maatmaninkomen wordt verstaan het maatmaninkomen zoals omschreven in artikel 1 van de WIA.
8 BIJZONDERE GEBEURTENISSEN EN SITUATIES
8.1 Onbetaald verlof
1. De Deelnemer heeft geen recht op pensioenopbouw en is niet verzekerd voor Partnerpensioen, wezenpensioen, Anw-hiaatpensioen, WGA-hiaatpensioen, WIA-excedentpensioen en premievrije voortzetting bij Arbeidsongeschiktheid gedurende een periode van onbetaald verlof, voor zover op grond van dit artikel niet anders wordt bepaald. Het opgebouwd Partnerpensioen en Wezenpensioen wordt wel uitgekeerd in geval van overlijden tijdens een periode van onbetaald verlof.
2. In afwijking van lid 1 heeft de Deelnemer recht op voortzetting van de pensioenopbouw gedurende de periode(n) van aanvullend geboorteverlof. De pensioenopbouw vindt plaats op basis van de in artikel 3.4 genoemde Basispensioengrondslag, waarbij uit wordt gegaan van het Pensioengevend salaris zoals vastgesteld op de Peildatum voorafgaand aan het geboorteverlof dan wel voorafgaand aan de periode(n) van het aanvullende geboorteverlof, indien de periode(s) van aanvullend geboorteverlof niet direct op het geboorteverlof aansluit(en).
3. Gedurende de in lid 4 genoemde periode worden de volgende verzekeringen voortgezet voor de Deelnemer:
1. Partnerpensioen en wezenpensioen, voor het gedeelte van deze aanspraken dat betrekking heeft op de ontbrekende deelnemingsjaren tussen de datum van overlijden en de Pensioenrichtdatum;
2. Anw-hiaatpensioen, WGA-hiaatpensioen en WIA-excedentpensioen.
De hoogte van deze Pensioenaanspraken wordt vastgesteld op basis van de omstandigheden zoals die golden voorafgaand aan de ingang van het verlof, voor zover is geen sprake van een gedeeltelijk dienstverband. En als er sprake is van levensloopverlof met inachtneming van lid 10. Het in artikel 3 genoemde maximum is van overeenkomstige toepassing.
Voor de bepaling van het Pensioengevend Salaris wordt de Peildatum voorafgaand aan de ingang van het verlof gehanteerd.
4. De maximale periode waarin de in lid 3 genoemde verzekeringen worden voortgezet, bedraagt ingeval van:
a. onbetaald verlof gedurende de dienstbetrekking van de Deelnemer dat niet direct voorafgaat aan de Pensioenrichtdatum, dan wel de eerdere Ingangsdatum, maximaal 18 maanden;
b. ouderschapsverlof, de periode als genoemd in de Wet arbeid en zorg, maximaal 18 maanden;
x. xxxxxx dat direct voorafgaat aan de Pensioenrichtdatum dan wel de eerdere Ingangsdatum van de Deelnemer, 7 jaar, maar niet langer dan de periode van verlof waarin de Deelnemer recht heeft op een uitkering uit hoofde van een bij de Werkgever geldende spaarregeling en zijn dienstverband blijft bestaan.
5. In een periode van een verlof, gefinancierd uit een spaarregeling van de Werkgever, wordt de opbouw van ouderdomspensioen, Partnerpensioen en wezenpensioen per verlofperiode gedurende maximaal 6 maanden voortgezet. Gedurende deze 6 maanden is de Deelnemer de reguliere deelnemersbijdrage verschuldigd, die voorafgaand of na afloop van de verlofperiode wordt verrekend
met het salaris van de Deelnemer, dan wel wordt ingehouden op de uitkering uit hoofde van een spaarregeling.
6. Voor het gedeelte van de periode van verlof gefinancierd uit een spaarregeling van de Werkgever dat uitgaat boven 6 maanden, vindt geen voortzetting van de pensioenopbouw plaats, tenzij de Deelnemer schriftelijk aan de Werkgever heeft kenbaar gemaakt de opbouw gedurende die periode voor eigen rekening te willen voortzetten. Als de Deelnemer heeft gekozen voor voortzetting, is de premie, verschuldigd voor deze voortzetting, volledig voor rekening van de Deelnemer. De premie wordt onafhankelijk van het geslacht door het Bestuur vastgesteld en voorafgaand aan de keuze voor voortzetting aan de Deelnemer opgegeven. De premie wordt ingehouden op de uitkering uit hoofde van een spaarregeling.
7. De periode van voortzetting van pensioenopbouw telt mee voor de vaststelling van het aantal deelnemersjaren. De periode van voortzetting wordt daartoe vermenigvuldigd met de deeltijdfactor zoals deze laatstelijk voorafgaand aan de verlofperiode was vastgesteld.
8. De voortzetting eindigt in ieder geval per de datum waarop de Deelnemer het maximale aantal deelnemersjaren heeft bereikt, zoals genoemd in artikel 3.1 lid 2 van dit pensioenreglement.
9. De in dit artikel genoemde periode van 6 maanden waarin de pensioenopbouw voor rekening van de Werkgever wordt voortgezet, wordt verlengd voor een Deeltijdwerker en voor een Deelnemer waarbij op grond van lid 10 een evenredige opbouw plaatsvindt. De periode van 6 maanden wordt dan herleid tot de verlengde periode door:
• 6 maanden te delen door de deeltijdfactor; en
• als een evenredige opbouw plaatsvindt op grond van lid 10, de periode van 6 maanden te delen door de verhouding die berekend is in lid 10.
Indien voor een Deeltijdwerker een evenredige opbouw op basis van lid 10 plaatsvindt, wordt eerst de verlenging op basis van onderdeel a berekend en op basis van de daaruit voortvloeiende periode vervolgens de verlenging op basis van onderdeel b.
10. In geval van deeltijdverlof zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing, naar rato van het gedeelte van de arbeidstijd waarvoor verlof wordt genoten.
8.2 Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap
1. Bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden of pensionering behoudt de Gewezen Deelnemer aanspraak op het tot dat moment op grond van het pensioenreglement opgebouwde ouderdomspensioen, Partnerpensioen en wezenpensioen uit hoofde van de basispensioenregeling. Deze pensioenaanspraken dienen volledig gefinancierd te zijn op het moment van beëindiging.
2. Uitsluitend voor de toepassing van dit artikel wordt het deelnemerschap geacht voort te duren voor zover de Deelnemer recht heeft op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw bij Arbeidsongeschiktheid.
3. Uitsluitend indien de Deelnemer op grond van een overeenkomst met de Werkgever een recht heeft tot vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling, en de Deelnemer dit met de Werkgever bij beëindiging van zijn dienstbetrekking overeen is gekomen, heeft de Deelnemer de mogelijkheid om direct aansluitend aan het einde van zijn deelnemerschap de verwerving van ouderdoms-, partner- en wezenpensioen gedurende maximaal drie jaar vrijwillig voort te zetten, mits daarbij sprake blijft van een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Hierna wordt dit aangeduid met vrijwillige voortzetting.
4. De vrijwillige voortzetting kan slechts plaatsvinden indien deze niet samenloopt met opbouw in een pensioenregeling van een andere Werkgever, de vorming van een oudedagsreserve als bedoeld in artikel 3.67 van de Wet inkomstenbelasting 2001 of opbouw in een beroeps- of bedrijfstakpensioenregeling. De Gewezen Deelnemer is verplicht het Pensioenfonds hiervan onverwijld op de hoogte te stellen. De voortzetting eindigt per de datum dat van samenloop sprake is. Op de vrijwillige voortzetting is de relevante wet- en regelgeving van overeenkomstige toepassing.
8.3 Waardeoverdracht
1. Het Pensioenfonds is verplicht om na een verzoek van de Gewezen Deelnemer tot waardeoverdracht de overdrachtswaarde van de in artikel 8.2 van dit pensioenreglement bedoelde premievrije aanspraken over te dragen indien:
a. er sprake is van een individuele beëindiging van de dienstbetrekking dan wel individuele beëindiging van de deelneming; en
b. die waardeoverdracht ertoe strekt het de Gewezen Deelnemer mogelijk te maken Pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder krachtens de PW.
Indien het verzoek van de Gewezen Deelnemer tot waardeoverdracht Partnerpensioen betreft, is voor de waardeoverdracht van dit Partnerpensioen tevens vereist dat de Partner die begunstigde is voor het Partnerpensioen met de waardeoverdracht, instemt.
Het Pensioenfonds is verplicht mee te werken aan alle bepalingen bij of krachtens de PW waaruit voor het Pensioenfonds een verplichting tot waardeoverdracht voortvloeit.
2. De ontvangende pensioenuitvoerder is verplicht om na een verzoek tot waardeoverdracht van een Deelnemer de overdrachtswaarde aan te wenden ter verwerving van Pensioenaanspraken voor die Deelnemer.
3. De plicht van de overdragende pensioenuitvoerder, zijnde het Pensioenfonds, om de waarde rechtstreeks over te dragen en de plicht van de ontvangende pensioenuitvoerder om de waarde aan te wenden, ontstaat indien de Deelnemer na aanvang van de verwerving van Pensioenaanspraken in de door de ontvangende pensioenuitvoerder uitgevoerde pensioenregeling met inachtneming van de wettelijke voorwaarden en termijnen een opgave heeft gevraagd van zijn Pensioenaanspraken aan de ontvangende pensioenuitvoerder en daarna het verzoek tot waardeoverdracht doet aan de ontvangende pensioenuitvoerder.
4. De ontvangende pensioenuitvoerder waarborgt dat de actuariële waarde van de door de Deelnemer te verwerven Pensioenaanspraken ten minste gelijk is aan de op dezelfde grondslagen berekende waarde van de over te dragen Pensioenaanspraken.
5. Overdracht van de waarde van het Partnerpensioen is slechts mogelijk na schriftelijke toestemming van de Partner van de Gewezen Deelnemer. De waarde van het eventueel Bijzonder Partnerpensioen kan niet worden overgedragen.
6. Het bepaalde in lid 1 is van overeenkomstige toepassing op een Werknemer, die Deelnemer wordt in de pensioenregeling van het Pensioenfonds en van wie een vorige dienstbetrekking op of na 8 juli 1994 is beëindigd.
7. Het in lid 1 genoemde recht geldt niet in het geval de financiële positie van de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder zoals omschreven in de PW de waardeoverdracht niet toelaat. Indien geen sprake (meer) is van de in de vorige volzin bedoelde omstandigheden, herleeft het recht op waardeoverdracht op basis van de methodiek zoals omschreven in de PW.
8. Indien sprake is van de omstandigheden zoals bedoeld in lid 7, informeert de ontvangende of overdragende pensioenuitvoerder alle Deelnemers die in die periode Gewezen Deelnemer zijn geworden en de betrokken ontvangende of overdragende pensioenuitvoerders, over de mogelijkheid alsnog waarde over te dragen.
9. Indien geen sprake is van een recht van waardeoverdracht, heeft het Pensioenfonds de bevoegdheid om over te gaan tot waardeoverdracht volgens de bij of krachtens de PW gestelde eisen.
10. De overdragende en de ontvangende pensioenuitvoerder brengen in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening bij de Gewezen Deelnemer.
11. Een aan het Pensioenfonds ten behoeve van een Deelnemer overgedragen overdrachtswaarde op grond van artikel 71, 76 of 86 van de PW zal worden aangewend ter verwerving van aanspraken op pensioen voor de betrokken Deelnemer in de basispensioenregeling, waarbij de te verwerven aanspraken zullen worden uitgedrukt in een aantal extra deelnemersjaren en -maanden, met dien verstande dat het totaal aantal te bereiken deelnemersjaren hierdoor niet kan uitgaan boven 37 jaar en 11 maanden. Als dit maximum is bereikt, worden voor de Deelnemer extra premievrije aanspraken toegekend op basis van het na toekenning van de extra deelnemersjaren resterende deel van de overdrachtswaarde.
12. In afwijking van het bepaalde in artikel 10.1 kunnen de aldaar genoemde begrenzingen worden overschreden indien en voor zover dat het gevolg is van waardeoverdracht als bedoeld in lid 11.
13. Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de plicht tot waardeoverdracht op verzoek van de Deelnemer indien hij een andere Pensioenovereenkomst met dezelfde Werkgever sluit.
Internationale waardeoverdracht
14. De pensioenuitvoerder is verplicht om na een verzoek van de Gewezen Deelnemer tot waardeoverdracht de overdrachtswaarde van diens Pensioenaanspraken over te dragen aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of een verzekeraar met een zetel buiten Nederland als bedoeld in artikel 23 lid 1 van de PW, indien voldaan wordt aan de in artikel 71 van de PW genoemde voorwaarden, met dien verstande dat:
a. de in artikel 72 PW gestelde eis inzake de ontvangende pensioenuitvoerder niet van toepassing is; en mits
b. de mogelijkheden tot afkoop van de waarde van de overgedragen Pensioenaanspraken na de waardeoverdracht niet ruimer zijn dan op basis van deze wet.
15. Indien op grond van de in artikel 72 PW genoemde omstandigheden tijdelijk geen plicht tot waardeoverdracht bestaat, maar deze plicht overeenkomstig artikel 74 PW herleeft, is artikel 74, derde lid, van de PW niet van toepassing.
16. De overdragende pensioenuitvoerder brengt in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening.
8.4 Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor Partnerpensioen (Bijzonder Partnerpensioen)
1. De Gewezen Partner van de Deelnemer krijgt op de Scheidingsdatum aanspraak op een Bijzonder Partnerpensioen dat gelijk is aan Partnerpensioen dat de Deelnemer zou hebben verkregen indien op
de Scheidingsdatum het deelnemerschap zou worden beëindigd anders dan door overlijden of het bereiken van de (reguliere) Pensioenrichtdatum.
2. Indien op de Scheidingsdatum het deelnemerschap reeds is beëindigd, verkrijgt de Gewezen Partner van de Gewezen Deelnemer een aanspraak op een Partnerpensioen dat gelijk is aan het Partnerpensioen als de Gewezen Deelnemer dit ten behoeve van die Partner heeft behouden bij het beëindigen van de deelneming. Het Partnerpensioen wordt vastgesteld op de dag van beëindiging van het deelnemerschap.
3. Indien een partnerrelatie van een Gepensioneerde eindigt door Xxxxxxxxx, verkrijgt de Gewezen Partner van de Gepensioneerde een aanspraak op Partnerpensioen als de Gepensioneerde dit ten behoeve van zijn Partner heeft behouden bij het ingaan van het ouderdomspensioen.
4. Het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 vindt geen toepassing indien de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde en de Gewezen Partner dit bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of in de notariële akte in verband met de gezamenlijke huishouding of een geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de Scheiding, beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel beëindiging van de gezamenlijke huishouding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het Pensioenfonds is gehecht dat zij bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken.
5. Een Gewezen Partner met een recht op Bijzonder Partnerpensioen als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid van dit artikel, heeft het recht dit te vervreemden aan een andere (Gewezen) Partner van de overleden Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde, mits:
a. de pensioenuitvoerder bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken;
b. de vervreemding onherroepelijk is; en
c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
8.5 Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor ouderdomspensioen
1. Xxxxxxx xxx Xxxxxxxxx heeft de Gewezen Partner van een (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde recht op uitbetaling van een deel van het aan de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde toekomende ouderdomspensioen, tenzij de partners rechtsgeldig verevening van pensioen bij Scheiding hebben uitgesloten. Dit deel is gelijk aan 50% van het ouderdomspensioen dat zou gelden indien:
a. de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde uitsluitend heeft deelgenomen aan de pensioenregeling gedurende de deelnemersjaren, inclusief de periode dat pensioenopbouw wordt voortgezet in verband met (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid, gelegen tussen de datum van huwelijk respectievelijk aanvang van het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van de Scheiding;
b. op het tijdstip van Xxxxxxxxx het deelnemerschap zou zijn geëindigd anders dan door pensionering of overlijden.
2. Indien het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap ligt vóór het tijdstip van de Scheiding, heeft de Gewezen Partner recht op uitbetaling van 50% van het ouderdomspensioen, dat zou gelden indien de tot verevening verplichte (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren gelegen tussen de datum van huwelijk respectievelijk aangaan van het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap.
3. In afwijking van het onder lid 1 en lid 2 bepaalde wordt bij de verevening rekening gehouden met een ander percentage respectievelijk een andere periode indien de (Gewezen) Deelnemer en de Gewezen Partner dit bij schriftelijke overeenkomst in verband met de Scheiding zijn overeengekomen. Ten bewijze hiervan dient een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het
Pensioenfonds te worden overgelegd indien er een rechtstreeks recht op uitbetaling jegens het Pensioenfonds bestaat.
4. Op het verevende ouderdomspensioen wordt aan de ex-partner geen limited backservice, als bedoeld in artikel 5, toegekend.
5. De uitbetaling aan de Gewezen Partner geschiedt onder de in dit pensioenreglement vastgelegde voorwaarden. De uitbetaling gaat in op het tijdstip waarop volgens de Wet verevening pensioenrechten bij Scheiding recht op uitbetaling bestaat.
6. Met inachtneming van het in de Wet verevening pensioenrechten bij Scheiding ter zake bepaalde, kan het in de voorafgaande leden van dit artikel bedoelde deel van het ouderdomspensioen en het toegekende Bijzonder Partnerpensioen worden omgezet in een (eigen) aanspraak op ouderdomspensioen voor de Gewezen Partner, mits dit bij huwelijkse voorwaarden respectievelijk voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de Scheiding is overeengekomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het Pensioenfonds is gehecht dat het instemt met bedoelde omzetting.
7. Bij de toepassing van dit artikel zullen de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij Scheiding in acht worden genomen.
8. Het recht op verevening kan alleen dan rechtstreeks jegens het Pensioenfonds worden uitgeoefend, indien de Scheiding binnen twee jaar na het tijdstip van de Scheiding op de in de Wet verevening pensioenrechten bij Scheiding voorgeschreven wijze aan het Pensioenfonds is gemeld.
9. Het Pensioenfonds is bevoegd de kosten van een verevening aan de (Gewezen) Deelnemer en de Gewezen Partner ieder voor de helft in rekening te brengen dan wel in mindering te brengen op de aan hen uit te betalen bedragen.
8.6 Afkoop van kleine pensioenen
1. Het Pensioenfonds heeft de bevoegdheid om af te kopen indien sprake is van een:
x. xxxxx ouderdomspensioen;
b. een klein Partnerpensioen en / of wezenpensioen;
c. een klein Bijzonder Partnerpensioen bij Scheiding;
d. fiscaal bovenmatig pensioen.
2. Met betrekking tot het klein ouderdomspensioen kan het Pensioenfonds in de periode tussen
2 en 2 jaar en 6 maanden na het einde van het deelnemerschap over te gaan tot afkoop. Indien de Pensioenrichtdatum, dan wel de eerdere Ingangsdatum binnen 2 jaar na het einde van het deelnemerschap valt, kan het Pensioenfonds tot afkoop over gaan binnen 6 maanden na de Pensioenrichtdatum dan wel de eerdere Ingangsdatum. Voor afkoop na de periode van 2 jaar en 6 maanden is instemming van de Gewezen Deelnemer dan wel Gepensioneerde nodig.
3. Het Pensioenfonds kan tevens bij ingang van het ouderdomspensioen het klein ouderdomspensioen afkopen indien de Gewezen Deelnemer dan wel de Gepensioneerde daarmee in stemt.
4. Het Pensioenfonds kan een klein Partnerpensioen en / of wezenpensioen afkopen binnen 6 maanden na ingang van deze pensioenen. Voor afkoop buiten deze periode is de instemming van de Achterblijvende Partner vereist.
5. Een klein Bijzonder Partnerpensioen bij Scheiding kan door het Pensioenfonds afgekocht worden binnen 6 maanden na de Scheidingsdatum. Voor afkoop buiten deze periode is instemming van de Gewezen Partner vereist.
6. Indien het Pensioenfonds wil afkopen op of na de Pensioenrichtdatum en het moment waarop het Pensioenfonds wil afkopen ligt voor de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat, dan heeft de Gewezen Deelnemer het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat. Het pensioenfonds koopt af op het moment dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft ingaat.
7. Het Pensioenfonds kan alleen overgaan tot afkoop indien de hoogte van het betreffende pensioen op
jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan € 520,35 per jaar (niveau 2022).
8. Het Pensioenfonds waarborgt bij de vaststelling van de afkoopwaarde door vaststelling van een afkoopvoet dat geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen, waarbij voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
9 FINANCIËLE BEPALINGEN
9.1.1 Financiering van de basispensioenregeling
1. De financiering van de Pensioenaanspraken uit hoofde van de basispensioenregeling geschiedt door betaling van een koopsom voor de nog niet gefinancierde aanspraken, voor zover deze betrekking hebben op de achterliggende deelnemersjaren, een koopsom voor de in het betreffende deelnemersjaar te verkrijgen aanspraken op pensioen en een risicopremie ter dekking van het nog niet ingekochte Partner- en wezenpensioen en ter dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico.
2. De Deelnemer is een eigen bijdrage in de kosten van de basispensioenregeling verschuldigd die gelijk is aan de som van
1. 1,82% van het deel van het voor het desbetreffende jaar vastgestelde Pensioengevend Salaris dat uitgaat boven de Franchise als bedoeld in artikel 3.3 lid 1, met uitzondering van de ploegentoeslag; en
2. 6,48% van het deel van het voor het desbetreffende jaar vastgestelde Pensioengevend Salaris met uitzondering van de ploegentoeslag dat uitgaat boven vier maal de Franchise als bedoeld in artikel 3.3 lid 1; en
3. 2% van de voor het desbetreffende jaar geldende ploegentoeslag.
3. Werkgever en Werknemer kunnen een (afwijkende) verdeling van de werkgeversbijdrage en werknemersbijdrage overeenkomen, een en ander overeenkomstig de bepalingen in de Pensioenovereenkomst, de uitvoeringsovereenkomst en de bepalingen in het pensioenreglement omtrent het wijzigen van de Pensioenovereenkomst.
Vanaf de datum dat het maximale aantal deelnemersjaren, zoals vermeld in artikel 3.1 lid 2 (37 jaar en 11 maanden) is bereikt, en blijkt dat de grens van 70% als bedoeld in artikel 3.1 lid 2 is bereikt, zal de Deelnemer geen Deelnemersbijdrage meer verschuldigd zijn aan de basispensioenregeling.
4. De financiering van het Anw-hiaatpensioen is geregeld in de uitvoeringsovereenkomst tussen het Pensioenfonds en de Werkgever.
9.1.2 Verschuldigdheid en inhouding Deelnemersbijdrage aan de basispensioenregeling
1. De deelnemersbijdrage aan de basispensioenregeling wordt op het salaris van de Deelnemer ingehouden in evenveel gelijke termijnen als waarin het salaris wordt uitbetaald.
2. Indien een Deelnemer in een periode minder dan de volledige arbeidstijd heeft gewerkt bij de Werkgever, zal met betrekking tot die periode de eigen bijdrage voor de basispensioenregeling worden vastgesteld in de verhouding van de gedeeltelijke arbeidstijd tot het aantal uren behorend bij een volledige arbeidstijd.
3. Voor zover en zolang de Deelnemer recht heeft op premievrije voorzetting bij Arbeidsongeschiktheid, is de deelnemersbijdrage aan de basispensioenregeling niet verschuldigd.
9.1.3 Uitkering van de pensioenen
1. Het Pensioenfonds zal op alle uitbetalingen uit hoofde van dit pensioenreglement de wettelijke inhoudingen verrichten.
2. De uitbetalingen van het pensioen geschieden als volgt:
a. het ouderdomspensioen uit hoofde van de basispensioenregeling aan de Gepensioneerde;
b. het Partnerpensioen uit hoofde van de basispensioenregeling aan de Partner;
c. het Bijzonder Partnerpensioen uit hoofde van de basispensioenregeling aan de Gewezen Partner;
d. het wezenpensioen uit hoofde van de basispensioenregeling aan de Pensioengerechtigde Kinderen, met dien verstande dat gedurende de minderjarigheid van de Kinderen het wezenpensioen wordt uitbetaald aan de wettelijk vertegenwoordiger van de Kinderen, dan wel aan de daadwerkelijk verzorger van de Kinderen, met inachtneming van de door de wet gestelde regels;
e. het WGA-hiaatpensioen aan de Deelnemer, met dien verstande dat zolang de Deelnemer recht heeft op salaris van de Werkgever het pensioen wordt uitbetaald aan de Werkgever, die het samen met het salaris van de Werknemer en de aan het Pensioenfonds uitbetaalde WIA- uitkering uitbetaalt aan de Werknemer;
f. het WIA-excedentpensioen aan de Deelnemer, met dien verstande dat zolang de Deelnemer recht heeft op salaris van de Werkgever het pensioen wordt uitbetaald aan de Werkgever, die het samen met het salaris van de Werknemer en de aan het Pensioenfonds uitbetaalde WIA- uitkering uitbetaalt aan de Werknemer;
g. het Anw-hiaatpensioen aan de (Achterblijvende) Partner.
3. Na overlijden van een rechthebbende op het pensioen, zal de eventueel nog verschuldigde laatste uitbetaling (bijvoorbeeld de laatste pensioenuitkering) geschieden aan diens erfgenamen.
4. Alle jaarlijkse pensioenen als omschreven in lid 2 onder a tot en met g worden uitbetaald in 12 maandelijkse termijnen, inclusief een vakantietoeslag ter hoogte van 8%.
5. De Pensioengerechtigde behoudt bij zijn leven recht op niet-opgevorderde uitkeringen.
10 OVERIGE BEPALINGEN
10.1 Fiscale maximering
1. Bij de vaststelling van de fiscale maximering wordt hetgeen bepaald in de Wet op de Loonbelasting 1965 in acht genomen.
2. Indien de (Gewezen) Deelnemer op enig moment gedurende het deelnemerschap in deeltijd heeft gewerkt, worden het laatstelijk vastgestelde Pensioengevend Salaris en de AOW-uitkering vermenigvuldigd met het gewogen gemiddelde van de voor iedere periode waarin de arbeidstijd gelijk is gebleven geldende deeltijdfactor. Het hieruit resulterende bedrag wordt in aanmerking genomen als het laatstelijk vastgestelde Pensioengevend Salaris en de AOW-uitkering voor de toepassing van
lid 1.
10.2 Korting van Pensioenrechten en Pensioenaanspraken
1. Het Pensioenfonds kan verworven Pensioenaanspraken en Pensioenrechten als omschreven bij of krachtens de PW uitsluitend verminderen indien:
a. het Pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan het bij of krachtens artikel 131 van de PW gestelde eisen ten aanzien van het Minimaal Vereist Eigen Vermogen of de bij of krachtens artikel 132 van de PW gestelde eisen ten aanzien van het Vereist Eigen Vermogen;
b. het Pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of 132 van de PW zonder dat de belangen van Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de Werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of 139 van de PW.
2. Het Pensioenfonds informeert de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden en de Werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van Pensioenaanspraken en Pensioenrechten.
3. De vermindering, bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst drie maanden nadat de pensioengerechtigden hierover zijn geïnformeerd en een maand nadat de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de Werkgever en de Toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
10.3 Vervreemden van Pensioenaanspraken en Pensioenrechten
1. Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de (Gewezen) Deelnemer, de (Gewezen) Partner of de Pensioengerechtigde enig recht op zijn Pensioenaanspraken of Pensioenrechten aan een ander toekent, is nietig, tenzij:
a. verpanding plaatsvindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990;
b. vervreemding van Bijzonder Partnerpensioen plaatsvindt op grond van artikel 8.4 lid 5;
c. verevening plaatsvindt als bedoeld in artikel 8.5;
d. in het kader van een verrekening van Pensioenrechten bij Scheiding in plaats van de Deelnemer diens Gewezen Partner respectievelijk diens Partner wordt aangewezen als begunstigde voor (een deel van) het ouderdomspensioen, mits het Pensioenfonds hiermee instemt; of
e. in het kader van een verrekening van Pensioenrechten bij Scheiding de waarde van het geheel of een deel van het ouderdomspensioen van de Deelnemer bij dezelfde pensioenuitvoerder wordt aangewend voor een ouderdomspensioen op het leven van diens Gewezen Partner respectievelijk diens Partner, mits het Pensioenfonds hiermee instemt.
10.4 Wijzigingsvoorbehoud Werkgever
1. De Werkgever behoudt zich het recht voor zijn bijdrage aan het Pensioenfonds tussentijds te verminderen, op te schorten of te beëindigen bij een ingrijpende wijziging van de omstandigheden.
2. De Werkgever kan, al dan niet ten gevolge van de in lid 1 omschreven situatie, de Pensioenovereenkomst zonder instemming van de Werknemer wijzigen indien sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de Werkgever dat het belang van de Werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad, daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
3. In het kader van het (tweezijdig) wijzigen van de arbeidsvoorwaarde ‘pensioen’, zijnde de Pensioenovereenkomst zoals omschreven in artikel 2.1 van dit pensioenreglement, stemt de Werknemer – door ondertekening van de arbeidsovereenkomst - in om zich te laten vertegenwoordigen door de ondernemingsraden. Hierdoor treden de ondernemingsraden namens de Werknemer op jegens de Werkgever in het besluitvormingsproces inzake de wijziging van de Pensioenovereenkomst. De uitkomst van het in de vorige volzin bedoelde besluitvormingsproces maakt automatisch onderdeel uit van de Pensioenovereenkomst.
4. Wanneer de Werkgever het voornemen heeft van het in lid 1 omschreven recht gebruik te maken, deelt hij dit onverwijld schriftelijk mee aan het Bestuur en aan degenen wier aanspraak op pensioen of recht op pensioen daardoor wordt getroffen.
5. De wijziging als bedoeld in lid 1 tot en met lid 3 zal geschieden zonder dat verkregen aanspraken en rechten op grond van achterliggende deelnemersjaren zullen worden aangetast, behoudens het bepaalde in artikel 11 lid 4 van de Statuten van het Pensioenfonds en behoudens het bepaalde in artikel 76, 78, 83 en 134 van de PW.
10.5 Uitgesloten risico’s
1. Indien de (Gewezen) Deelnemer of Pensioengerechtigde overlijdt ten gevolge van de opzet of grove schuld van een (Gewezen) Partner of Kind, dan:
a. vervalt het gehele wezenpensioen, hoe ook geheten, dat ten behoeve van dat Kind door het Pensioenfonds is verzekerd;
b. vervalt het uit hoofde van dit pensioenreglement ten behoeve van die (Gewezen) Partner verzekerde (Bijzonder) Partnerpensioen, hoe ook geheten, en wordt in plaats daarvan een (Bijzonder) Partnerpensioen uitgekeerd dat kan worden verworven op basis van de premievrije waarde van het opgebouwde (Bijzonder) Partnerpensioen berekend naar de dag voorafgaande aan het overlijden.
2. Het Bestuur zal zich bij haar oordeelvorming baseren op een strafrechtelijk vonnis.
3. Op het in lid 1 onder b bedoelde te verwerven (Bijzonder) Partnerpensioen zijn, voor zover zij niet afwijken van dit artikel, de bepalingen uit dit Pensioenreglement, met name maar niet beperkt tot de bepalingen inzake (Bijzonder) Partnerpensioen, van toepassing.
4. De ingevolge lid 1 onder b benodigde rekenregels worden bij toekenning van het (Bijzonder) Partnerpensioen door het Bestuur vastgesteld op basis van de fondsgrondslagen.
10.6 Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het Bestuur.
10.7 Herverzekering
1. De Toezichthouder kan besluiten een Pensioenfonds de verplichting op te leggen om binnen een door de Toezichthouder te stellen termijn over te gaan tot herverzekering, overdracht of onderbrenging indien dit naar het oordeel van de Toezichthouder noodzakelijk is in verband met:
a. de actuariële en bedrijfstechnische opzet van het Pensioenfonds; of
b. de deskundigheid en betrouwbaarheid van het Bestuur.
2. Het Pensioenfonds zal in de af te sluiten verzekeringen als verzekeringnemer en begunstigde worden aangewezen. Het Bestuur heeft echter het recht de belanghebbenden als begunstigde aan te wijzen.
10.8 Vervallen module Beschikbare Premieregeling
Met ingang van 1 januari 2018 is de module Beschikbare Premieregeling bij het Pensioenfonds vervallen.
10.9 Bindende versie
De Nederlandstalige versie van dit pensioenreglement is de juridisch bindende versie. In geval van verschil tussen de Engelstalige en de Nederlandstalige versie prevaleert de Nederlandstalige versie.
10.10 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen
Dit pensioenreglement treedt in werking op 1 januari 2015 en is laatstelijk gewijzigd op 1 januari 2022.
10.11 Overgangsbepalingen
10.11.1 Werkingssfeer en algemene bepalingen
1. De overgangsregeling is van toepassing op die Deelnemers die per 31 december 2005 deelnamen aan de pensioenregeling van het Pensioenfonds en per 1 januari 2015 Deelnemer zijn aan deze pensioenregeling.
Voor de vaststelling van het maximum aantal deelnemersjaren worden tevens de dienstjaren tot 1 januari 2006 volgens het oude pensioenreglement in aanmerking genomen.
2. De in het eerste lid bedoelde Deelnemers hebben op grond van de overgangsregeling uit het tot 1 januari 2014 geldende pensioenreglement per 31 december 2013 recht op:
a. premievrije aanspraak op levenslang ouderdomspensioen, ingaand tussen 60- en 65-jarige leeftijd;
b. premievrije aanspraak op levenslang ouderdomspensioen, ingaand op 65-jarige leeftijd;
c. aanspraak op overbruggingspensioen, ingaand tussen de 60 en 65-jarige leeftijd;
d. aanspraak op aanvullend ouderdomspensioen, ingaand uiterlijk op 60-jarige leeftijd.
3. De Deelnemer die op 31 december 2014 recht had op premievrije voortzetting bij Arbeidsongeschiktheid en op 1 januari 2015 Arbeidsongeschikt is volgens het reglement geldend op 31 december 2013, blijft recht houden op premievrije voortzetting, op basis van artikel 7.1 van dit reglement.
1. Per 31 december 2013 worden de tijdsevenredige aanspraken op levenslang ouderdomspensioen en Partnerpensioen vastgesteld als ware sprake van een beëindiging van het deelnemerschap volgens het tot die datum op hen van toepassing zijnde pensioenreglement.
2. Per 31 december 2014 worden de tijdsevenredige aanspraken op levenslang ouderdomspensioen en Partnerpensioen vastgesteld als ware sprake van een beëindiging van het deelnemerschap volgens het tot die datum op hen van toepassing zijnde pensioenreglement.
3. Per 31 december 2017 worden de tijdsevenredige aanspraken op levenslang ouderdomspensioen en Partnerpensioen vastgesteld als ware sprake van een beëindiging van het deelnemerschap volgens het tot die datum op hen van toepassing zijnde pensioenreglement.
4. De volgens lid 1 eerdere Ingangsdatum van aanspraken door het verhogen van de pensioenrichtleeftijd van 65 naar 67 wordt eveneens gehandhaafd doordat alleen de aangroei van aanspraken vanaf 2014 met pensioenrichtleeftijd 67 zal worden geregistreerd. Dit betreft zodoende de aangroei van aanspraken op grond van artikel 4.2.
5. Indien de rechten op levenslang ouderdomspensioen (ingaand tussen 60-65 jaar) en het overbruggingspensioen op een andere Ingangsdatum ingaan, zal, tenzij de (Gewezen) Deelnemer anders besluit, deze Ingangsdatum op de eerste van de maand van andere Ingangsdatum worden gesteld en zal het pensioen worden vastgesteld op basis van de in Hoofdstuk 3 van het bij dit pensioenreglement horende factorenreglement vermelde factoren. Een omzetting van levenslang ouderdomspensioen naar een tijdelijk pensioen wordt separaat vastgesteld. Het wordt niet (zoals een ingegaan overbruggingspensioen dat is opgebouwd volgens het pensioenreglement 2005) verhoogd met de stijging van de AOW.
Document historie
Hieronder staan de laatste wijzigingen van dit document. | ||
Datum | Besluitmoment bestuursvergadering | Verandering op hoofdlijnen |
Januari 2015 | Pensioenreglement vormgegeven in format AZL Actualisering definities Aanpassing Eindloon naar Middelloon Opbouwpercentage aangepast naar 1,875% van de pensioengrondslag Maximum Pensioengevend Salaris € 100.000 Pensioenrichtdatum 67-ste verjaardag Aanpassing systematiek vaststelling maximum aantal Deelnemersjaren Aanpassing vaststelling hoogte Pensioengevend Salaris Aanpassing Franchise tot wettelijk minimale Franchise Aanpassing beschikbare premiestaffel en incorporatie ‘live events’ Introductie limited backservice Aanpassing kortingsbepaling aan gewijzigde wetgeving Actualisering overgangsbepalingen | |
Maart 2015 | Artikel 3.2: mobility allowance is pensioengevend, overuren Deeltijdwerker tot 40 uur per week pensioengevend, uitleg wat onder ploegentoeslag wordt verstaan Artikel 4.10: staffel aangepast aan wetgeving, ivm afrondingsverschillen Artikel 6: uitruilmogelijkheden volgorde aangepast. Eerst uitruil overbruggingspensioen in Ouderdomspensioen, daarna uitruil Ouderdomspension in Partnerpensioen en vice versa Artikel 8.3: zes maandstermijn voor aanvraag waardeoverdracht verwijderd en verwezen naar wet- en regelgeving Artikel 8.3 lid 11: verduidelijking hoe met waardeoverdracht wordt omgegaan na behalen maximum aantal Deelnemersjaren. Artikel 8.6 afkoopmogelijkheid na pensioenrichtdatum Artikel 8.6: afkoopbedrag kleine pensioenen aangepast naar niveau 2015 Artikel 9.4: verduidelijken uitkeringstermijnen | |
April 2015 | Artikel 3: de Franchise wordt vastgesteld per de peildatum, op basis van de wettelijke Franchise, geldend per 1 januari van enig jaar. Daarnaast verduidelijking bepaling 70% grens in artikel 3 Artikel 3.3 lid 3 verplaatst naar lid 2 Artikel 4.11 lid 5: verduidelijking omzetting van pensioenspaarrekening Artikel 5: verduidelijking op welke onderdelen de limited backservice betrekking heeft. Artikel 6.1: vervroeging start op de eerste dag van de maand van de ingangsdatum Artikel 6.1: na ‘eerdere ingangsdatum’ toegevoegd dat dit ook de eerste dag van enige maand is Artikel 6.3: laag-hoog variatie is toegevoegd Artikel 9: aanpassing uitkeringssystematiek van pensioenen overeenkomstig wijze tot en met 31 december 2014 Bijlage 1: vaststelling rendement toegelicht in lid 4 | |
Augustus 2015 | Artikel 2: beëindiging Deelnemerschap in geval Sociaal Plan is toegevoegd Artikel 2: Deelnemers die in dienst zijn getreden vóór 1 januari 2015 van een in het buitenland gevestigde met de Werkgever gelieerde onderneming, kunnen hun deelneming voortzetten indien dit schriftelijk met de Werkgever was overeengekomen is toegevoegd aan sub c en verwijderd bij artikel 3. Artikel 3 lid 2: verwijzing slapende dienstverbanden is vervallen. Artikel 4.6: nieuw lid 7 toegevoegd hoe om te gaan met tijdelijke verhogingen van de WIA uitkering |
Artikel 5 lid 1: de onderdelen a,b en c uit lid 1 zijn verplaatst naar een nieuw lid 3, om duidelijk te maken op welke aanspraken geen Limited backservice van toepassing is. Artikel 5 lid 3: verduidelijking van bepalingen wanneer limited backservice niet van toepassing is. Artikel 6: verwijderd mogelijkheid tot uitstel Artikel 7.1 lid 4: zolang de Deelnemer een arbeidsovereenkomst met de Werkgever heeft, wordt de premie die benodigd is in verband met de premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid, betaald door de Werkgever. Artikel 7 lid 5: aanpassing in vaststelling salaris bij tweede carrière: “Indien de berekening onder 1 gedurende minimaal 52 weken groter is dan onder 2, zal de pensioenopbouw uit de premievrije voortzetting zodanig worden vastgesteld dat de berekening onder 1 gelijk is aan de berekening onder 2. Indien 1 gedurende minder dan 52 weken groter is dan 2, wordt het lagere salaris in acht genomen voor de bepaling van de hoogte van de premievrije voortzetting.” Artikel 10.1 lid 5: aanpassing aanwending pensioenkapitaal bij bereiken fiscaal maximum Bijlage 1: onderdeel ‘toekenning jaarrendement 2b ‘beëindiging dienstverband’ aangepast naar ‘beëindiging Deelnemerschap’ | ||
Oktober 2015 | Artikel 2.2: informatiebepalingen aangepast aan de Wet pensioencommunicatie. Parttime gewijzigd in deeltijd, conform definities. | |
November 2015 | Artikel 5.1 lid 1: lid nummering ontbrak Artikel 5.1 lid 2: verwijzing naar lid 1 sub a, b en c aangepast naar lid 3 sub a, b en c. | |
Februari 2016 | 23 mei 2016 | Artikel 2.1 lid 1 sub e: verduidelijking regeling voor ex-members with adjustments. Deelnemers die in dienst zijn getreden of treden van een in het buitenland gevestigde met de Werkgever gelieerde onderneming, kunnen hun Deelneming alleen voortzetten indien dit schriftelijk met de Werkgever was overeengekomen. Voortzetting van het Deelnemerschap houdt in dit geval enkel in dat zij aanspraak maken op de limited backservice onder de voorwaarden zoals beschreven in artikel 5. Aanpassing maximum Pensioengevend Salaris, Franchise en afkoopgrens aan niveau 2016 Verduidelijking dat arbeidsongschiktheidsdekkingen (met uitzondering van PVI) doorlopen tot uiterlijk de AOW-datum, dan wel de eerdere ingangsdatum van het ouderdomspensioen. |
Maart 2016 | 23 mei 2016 | Aanpassing artikel 6. En toevoeging nieuw artikel 6.1 lid 6 |
September 2016 | 4 oktober 2016 | Aanpassing artikel 3.1 lid 2: verduidelijking maximering Deelnemersjaren t.o.v ingang pensioen. Artikel 3.5: PA-grondslag en SIP-grondslag via apart gedachtestreepje Aanpassing systematiek LBS artikel 5 Artikel 9.1.3: aanpassing ‘volgend op’ gewijzigd naar ‘waarin’. Artikel 9.2.2 sub e, f, g en h: aanpassing verwijzing lid 4 naar 5. |
Oktober 2016 | 11 november 2016 | Artikel 4.12: shoprecht inzake variabele pensioenuitkering toegevoegd. Artikel 7.1: toegevoegd dat de totale opbouw (actief + premievrije voortzetting bij Arbeidsongeschiktheid) nooit meer mag bedragen dan de actieve opbouw van een 100% actieve Deelnemer, op basis van de laatst geldende Basispensioengrondslag (op basis van het actieve salaris). In het geval dat een gedeeltelijk arbeidsongeschikte Deelnemer door overbenutting van de restverdiencapaciteit meer opbouwt dan een 100% actieve Deelnemer, dan wordt het meerdere in mindering gebracht op de premievrije doorbouw. |
Artikel 8.5: toegevoegd dat op het verevende Ouderdomspensioen aan de ex- partner geen limited backservice, als bedoeld in artikel 5, wordt toegekend. | ||
Mei 2017 | Mei 2017 | Artikel 5: aanpassing lid 2 en lid 3 n.a.v. tekstvoorstel ondernemingsraad en akkoord ondernemingsraad op pensioenreglement. |
December 2017 | Januari 2018 | De Module B is niet langer onderdeel van dit pensioenreglement. Alle verwijzingen naar Module B zijn verwijderd. Aanpassingen in verband met vervallen PA en SIP grondslag: - Artikel 1.22: verwijderd - Artikel 1.38: verwijderd - Artikel 3.2 lid 2: aangepast - Artikel 3.4 lid 2 en 3: verwijderd - Artikel 3.5 lid 2: aangepast De afkoopgrens, franchise en maximum pensioengevend salaris bedragen zijn geactualiseerd naar de bedragen die gelden in 2018 Definitie van artikel 1.19 is aangepast Aanpassingen informatiebepalingen in artikel 2 conform wet en regelgeving. Artikel 2.2.1.6 sub a en b aangepast. Informatie over toeslagverlening stond twee keer vermeld. Bewoording aangepast dat de informatie van sub b naast sub a ‘ook’ moet worden verstrekt Artikel 2.2.2.3 verschoven naar 2.2.3.1 en 2.2.2.4. verwijderd. Lay out van 2.2.4.2 aangepast cf. lay out van 2.2.3.2 2.2.7.3: verwijzing aangepast Artikel 2.2.6. aangepast naar ‘lidstaat van de Europese Unie’. Aangepassingen pensioengrondslag: Artikel 3.2 lid 4 tussentijdse salarisdalingen worden per direct doorgevoerd. Artikel 3: opbouwpercentage is naar beneden bijgesteld als gevolg van pensioenleeftijd 67 Artikel 3.1 lid 2: Basispensioengrondslag is vervangen door ongemaximeerde pensioengevend salaris verminderd met de Franchise. Bij de invoering van het fiscaal maximum pensioengevend inkomen, is dit abusievelijk niet aangepast. Verwijzing naar netto spaarregeling vervangen door verwijzing naar netto toekomstregeling in verband met naamswijziging regeling. Artikel 6.1 lid 5: doorwerkvereiste verwijderd. Tevens toegevoegd dat in geval van vervroeging naar vroeger dan 5 jaar voor de AOW-leeftijd, dat dan moet worden aangetoond dat de persoon niet meer werkt. Artikel 6.1 lid 2: aanpassing Deeltijdpensioen; het Bestuur bepaalt in hoeverre een Deelnemer gedurende het jaar zijn Deeltijdpensioenpercentage mag aanpassen. Artikel 6.1 lid 5 en artikel 10.10.2 lid 4: Een omzetting van levenslang Ouderdomspensioen naar een tijdelijk pensioen wordt separaat vastgesteld. Het wordt niet (zoals een ingegaan overbruggingspensioen dat is opgebouwd volgens het pensioenreglement 2005), verhoogd met de stijging van de AOW. Artikel 6.3 lid 7 is verwijderd. Dit was een overgangsmaatregel die per 1 juli 2016 is vervallen |
Artikel 10: verwijdering fiscale maxima. Artikel 10.8: toegevoegd dat de modele beschikbare premieregeling is komen te vervallen. 10.11.2: toegevoegd dat per 31 december 2017 de opgebouwde pensioenaanspraken premievrij gemaakt zijn. | ||
Januari 2019 | maart 2019 | Definitie ‘Basispensioenregeling’ is verplaatst zodat definities in alfabetische volgorde zijn, thans artikel 1.7; Artikel 2.2.3. lid 3 is de verwijzing naar lid 1 geherformuleerd; Artikel 2.2.6 is tekstueel in lijn gebracht met artikel 47 van de Pensioenwet; Definitie ‘Lidstaat’ is toegevoegd in overeenstemming met de Pensioenwet, thans artikel 1.20; Artikel 3.4 is gewijzigd van ‘Pensioengrondslag’ naar ‘Basispensioengrondslag’, in lijn met de terminologie van het reglement; Toevoeging aan artikel 4.2 lid 1, inhoudende dat het reglementair vastgestelde ouderdomspensioen ‘eventueel vermeerderd kan worden met een aanspraak op ouderdomspensioen op grond van artikel 10.11.2’ Artikel 4.3 lid 1, eerste zin is tekstueel aangepast in lijn met het tekstvoorstel van de OR, zijnde ‘De jaarlijkse opbouw van Partnerpensioen bedraagt met ingang van 1 januari 2018 1,313% van de Basispensioengrondslag.’ Artikel 4.3 lid 1 is de omschrijving van het partnerpensioen bij vooroverlijden geherformuleerd; Ter verduidelijking van artikel 4.5 wordt nu gesproken van ‘WGA-hiaatpensioen’, zoals het artikel luidt; Ter verduidelijking van artikel 5.1 lid 2 is een tekstuele aanpassing gedaan om een zin beter te laten lopen; Artikel 8.1 lid 1 wordt verduidelijkt dat het al opgebouwde Partnerpensioen en Wezenpensioen wel uitgekeerd wordt in geval van overlijden in de periode van onbetaald verlof; Ter verduidelijking van artikel 8.3 lid 7 is een tekstuele aanpassing gedaan, in lijn met de strekking van artikel 72 van de Pensioenwet; In artikel 10.11.2 lid 4 is een tekstuele aanpassing doorgevoerd. Het overbruggingspensioen (OBP) is wat betreft aanpassing (aan stijging AOW) vormgegeven in artikel 6.1 lid 4, artikel 6.2 en artikel 10.11.2 lid 5 dat enkel een ingegaan opgebouwd OBP aangepast wordt met de stijging van de AOW |
uitkering. Tevens artikel 6 lid 2 toevoegd inzake de uitruil mogelijkheden omtrent OBP Artikel 8.6 is in lijn gebracht met de wettekst die volgt uit de Wet waardeoverdracht klein pensioen (artikel 66 Pensioenwet) overeenkomstig bestuursbesluit. Artikel 8.6 lid 1 sub e is verwijderd in lijn met artikel 65 van de Pensioenwet Artikel 8.6 is tekstueel aangepast ter xxxxxxxxxxxxxxx. Xx fiscale cijfers (franchise, pensioengevend loon, etc.) zijn geactualiseerd naar de cijfers geldend in 2019; Het reglement is gecheckt op consistentie van hoofdletter gebruik bij definities; Ter verduidelijking van artikel 4.4 lid 1 is toegevoegd ‘het jaarlijkse Partnerpensioen dat uitgekeerd wordt bij overlijden van een Deelnemer’. In artikel 2.2.3 lid 2 is opgenomen dat de gewezen deelnemer jaarlijks een pensioenoverzicht ontvangt. Dit is aangepast naar aanleiding van de IORP II richtlijn. Aan artikel 8.2 zijn lid 3 en 4 toegevoegd in verband met de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling ten behoeve van deelnemers die hier op grond van het sociaal plan recht op hebben. | ||
Januari 2020 | De fiscale cijfers (franchise, pensioengevend loon, etc.) zijn geactualiseerd naar de cijfers geldend in 2020; Verwijzingen naar het factorenreglement 2020 geactualiseerd; In artikel 9.1.3 is lid 5 verwijderd en is lid 4 aangepast, opdat de uitbetaling van het pensioen in 12 maandelijkse termijnen, inclusief de vakantietoeslag ter hoogte van 8%, gebeurt; In artikel 7.1 lid 4 in de tweede alinea ter verduidelijking de volgende tekst toegevoegd: ‘(op basis van de laatste actieve basispensioengrondslag)’. |
Februari 2021 | De fiscale cijfers (franchise, maximum pensioengevend salaris etc.) zijn geactualiseerd naar de cijfers geldend in 2021; Aan artikel 3.2 een toevoeging gedaan, opdat deze bepaling in lijn is met huidige praktijk. Aan artikel 3.3 een toevoeging gedaan, opdat deze bepaling in lijn is met huidige praktijk. Een en ander op basis van de hiervoor door de Belastingdienst afgegeven goedkeuring. Aan artikel 8.1 een lid tussen het eerste en (voormalig) tweede lid gevoegd, waarmee wordt gerealiseerd dat de pensioenopbouw van de Deelnemer gedurende perioden van het nieuwe aanvullend geboorteverlof onverkort doorgaat. Artikel 10.11.3 aangepast in verband met de beëindiging van de regeling aanspraken op aanvullend Ouderdomspensioen en Partnerpensioen (VPL- regeling). | |
Februari 2022 | De fiscale cijfers (franchise, maximum pensioengevend salaris etc.) zijn geactualiseerd naar de cijfers geldend in 2022. Joblevel 548 is aangepast naar Joblevel 10. Aan artikel 2.2.1 is toevoeging gedaan om vast te leggen dat alle communicatie vanuit het pensioenfonds voldoet aan de eisen van de PW.+ Artikel 3.2 is aangepast om te verduidelijken dat het gemaximeerde Pensioengevende Salaris per 1 januari van enig jaar wordt aangepast. Aan artikel 3.4 is toegevoegd dat de Basispensioengrondslag ook per 1 januari aangepast kan worden als het gemaximeerde Pensioengevend Salaris per 1 januari verhoogd is. Artikel 4.3 lid 1 is aangepast in verband met de aanpassing van het gemaximeerde Pensioengevend Salaris per 1 januari van enig jaar. Artikel 10.2 lid 3 is aangepast aan de wijziging in artikel 134 Pensioenwet waaruit voortvloeit dat een korting van pensioenrechten op zijn vroegst drie maanden nadat de pensioengerechtigden hierover zijn geïnformeerd doorgevoerd kan worden. Artikel 10.11.3 is vervallen in verband met de beëindiging van de regeling aanspraken op aanvullend Ouderdomspensioen en Partnerpensioen (VPL- regeling). |