Handleiding RF Module
HANDLEIDING
RF MODULE
Versie: 2.0.2
Revisie: 20110516
De Producten van Nemef zijn onderhevig aan veranderingen welke zonder voorafgaande aankondiging kunnen worden doorgevoerd. Aan deze handleiding of de inhoud daarvan kan geen enkel recht worden ontleend.
Inhoud
1. Toelichting op gebruikte benamingen 1
4.1. Ondersteunde RF Controllers. 7
6.1. Invloed van de omgeving op werking van de communicatie 15
7. Verschillende bedrijfsmodi 19
8. Afstandsbedieningmodus (ABM) 20
8.1. DIP-switch instellingen (ABM) 20
8.2. Aanmelden bij een RF Controller (ABM) 21
8.3. Wissen van de RF Module bij een RF Controller (ABM) 21
8.5. Afstandsbedieningmodus via RS485 interface 22
9.1. DIP-switch instellingen (DM) 23
9.2. Koppelen van RF Module en RF Controller (DM) 24
9.3. Koppelen van RF Module en Celdeurbeslag CB-01 (DM) 24
9.4. Ontkoppelen van RF Module en RF Controller (DM) 24
9.5. Radaris Evolution beslag en een slot met ELMPS module (DM) 25
9.6. Radaris Evolution beslag en een slot met ELMEC600 module (DM) 27
9.7. Radaris Evolution NE39 met een willekeurig slot of sluitplaat (DM) 29
9.8. Brondool celdeurbeslag CB-01 (DM) 31
10.1. DIP-switch instellingen (OM) 34
10.2. Koppelen van een RF Controller aan de RF Module (OM) 34
10.3. Ontkoppelen van een RF Controller en RF Module (OM) 35
10.4. Radaris Evolution beslag en een slot met ELMPS module (OM) 36
10.5. Radaris Evolution beslag en een slot met ELMEC600 module (OM) 38
10.6. Radaris Evolution NE39 met een willekeurig slot of sluitplaat (OM) 40
11.1. DIP-switch instellingen (WM) 43
11.2. Koppelen van een RF Controller aan de RF Module (WM) 43
11.3. Ontkoppelen van een RF Controller en RF Module (WM) 44
11.4. Radaris Evolution beslag en een slot met ELMPS module (WM) 45
11.5. Radaris Evo. beslag en een slot met ELMEC600 module (WM) 47
11.6. Radaris Evolution NE39 met een willekeurig slot of sluitplaat (WM) 49
12.1. DIP-switch instellingen (SM) 52
12.2. Instellen van RS485 adres (SM) 52
12.3. Koppelen van een RF Controller aan de RF Module (SM) 54
12.4. Ontkoppelen van een RF Controller 56
12.5. Functie van de in- en uitgangen van de RF Module (SM) 58
13.1. DIP-switch instellingen (TM) 62
13.2. Koppelen van een RF Controller aan de RF Module (TM) 63
13.3. Positie van de RF Controller 63
13.4. Ontkoppelen van een RF Controller 66
13.5. Functie van de in- en uitgangen van de RF Module (TM) 68
14. Aandachtspunten voor gebruik van badges 70
14.1. Badges in OMRON, Wiegand, RS485 of TiSM modus 70
14.2. Afstandsbedieningen en RS485 of TiSM modus 71
15. TTL interface (OMRON/Magstripe/Wiegand) 73
15.1. OMRON/Magstripe-interface en dataformaat 73
19. Technische specificaties 81
Bijlage A: RF Module en MA45 A
Bijlage B: Bedrading RF Module naar TiSM controller C
Bijlage C: Reader specificaties RF leeseenheden D
1. Toelichting op gebruikte benamingen
In dit hoofdstuk zijn enkele benamingen en aanduidingen welke in de in de rest van dit document worden gebruik toegelicht.
RF Module | Met de RF Module wordt het apparaat met de naam Radaris Evolution RF Module bedoeld. |
RF Controller | Met RF Controller worden alle door de RF Module ondersteunde RF Controllers bedoeld, al dan niet geïntegreerd met een lezer. Ondersteunde RF Controllers zijn: ▪ Radaris Evolution deurgarnituur met geïntegreerde lezer en RF Controller. ▪ Radaris Evolution NE39 (RF Controller + lezer) ▪ Radaris Evolution RF Controller (zoals van NE39) met separate lezer. |
Host | Met host wordt het apparaat van derden bedoeld dat via de RS485 interface aan de RF Module is gekoppeld. |
Lezer Lezer 1 Lezer 2 Afstandsbedieningontvanger | Met lezer (reader) wordt het apparaat of deel van een apparaat bedoeld dat wordt gebruikt om een badge te lezen. ▪ Bij een deurgarnituur met 1 lezer is die lezer altijd ‘Lezer 1’ ▪ Bij een deurgarnituur met 2 lezers is de lezer aan de binnenzijde (elektronicazijde) ‘Lezer 1’ en de lezer aan de buitenzijde ‘Lezer 2’. ▪ Bij een NE39 en bij losse RF deurcontrollers is de lezer met adres 1 ‘Lezer 1’ en de lezer met adres 2 ‘Lezer 2’. De standaard lezer van een NE39 is ‘Lezer 1’. ▪ De geïntegreerde afstandsbedieningontvanger van een RF Controller wordt voor wat betreft het toewijzen van toegangsrechten eveneens als lezer 1 gezien. |
Normaalbedrijf Noodbedrijf | Een RF Controller welke aan een RF Module wordt gekoppeld werkt standaard in ‘Normaalbedrijf’. Als er geen communicatie met de host mogelijk is, zal de RF Controller omschakelen naar ‘Noodbedrijf’. De omschakeling gaat als volgt: |
▪ Indien de RF Controller geen bevestiging (‘ACK’) op de door de RF Controller verstuurde berichten ontvangt, zal de RF Controller omschakelen naar ‘Noodbedrijf’. ▪ Als de RF Controller weer en bevestiging (‘ACK’) op de door de RF Controller verstuurde berichten ontvangt, zal deze weer naar ‘Normaalbedrijf’ schakelen. | |
Conditional Access | Badges welke via een Conditional Access programmeerkaart of via het RS485 protocol als Conditional Access Badge zijn ingeleerd hebben alleen toegang als de Conditional Access Status van de RF Controller actief is. De Conditional Access Status van een RF Controller is op de volgende manieren te activeren: ▪ Via een ingang op de RF Module ▪ Via het ASCII protocol (RS485) van de RF Module ▪ Via een Status Toggle Badge ▪ Via een ingang op de RF Controller PCB (NE39) Ingeleerde ‘normale’ gebruikersbadges hebben altijd (onafhankelijk van de Conditional Access Status) toegang. |
Badge Badge functie Status Toggle Badge Gebruikersbadge Conditional Access Badge Toggle Badge Conditional Access + Toggle Badge | Badge wordt in dit document als algemene term voor een ID drager gebruikt. De volgende producten kunnen een badge zijn: ▪ Keyfob ▪ Toegangskaart ▪ Afstandsbediening Badges kunnen verschillende functies krijgen. De functie van een badge wordt bepaald door de parameters waarmee deze via het ASCII protocol zijn ingeleerd of door de programmeerkaart waarmee de badge wordt ingeleerd. Een ‘Status Toggle Badge’ is een badge waarmee de Conditonal Access Status van een RF Controller in- en uitgeschakeld kan worden. Bij het aanbieden van een ‘Status Toggle Badge’ wordt de status gewisseld. Een normale ‘Gebruikersbadge’ is een badge als deze bij de RF Controller is ingeleerd, onafhankelijk van de Conditional Access Status toegang geeft. Een ‘Conditional Access Badge’ is een badge als deze bij de RF Controller is ingeleerd, alleen toegang geeft indien de Conditional Access Status actief is. Een ‘Toggle Badge’ is een badge waarmee een uitgang van een RF Controller (relais of slot) tussen ‘open’ en ‘close’ geschakeld kan worden. De ‘open’ of ‘close’ status blijft tot dat er opnieuw een ‘Toggle Badge’ wordt aangeboden of de status door een andere gebeurtenis wordt beïnvloed. Een ‘Conditional Access + Toggle Badge’ is een badge waarmee een uitgang van een RF Controller (relais of slot) tussen ‘open’ en ‘close’ geschakeld kan worden, alleen indien de Conditional Access Status bij de betreffende RF Controller actief is.. |
2. Inleiding
De Radaris Evolution productlijn bestaat uit een aantal volledig op elkaar afgestemde toegangscontrole producten. De opzet van deze productlijn is zodanig dat deze in vrijwel elk marktsegment inzetbaar is en daarbij, naast comfort ook de noodzakelijke veiligheid en betrouwbaarheid biedt.
De Radaris Evolution RF Module maakt onderdeel uit van de Radaris Evolution productlijn en is bedoeld voor het koppelen of integreren van de Radaris Evolution RF Controllers met of binnen oplossingen van derden. Daarbij worden statusinformatie en commando’s draadloos tussen de RF Module en de RF Controllers gecommuniceerd.
De RF Module is voorzien van diverse interfaces welke zowel communicatie op contactbasis als communicatie op protocolbasis mogelijk maken. Op deze manier is de RF Module onder andere op de volgende manieren inzetbaar:
▪ Als een eenvoudige zendmodule voor het versturen van een opensignaal naar zowel de oude Radaris producten als naar de huidige Radaris Evolution producten. In deze toepassing is er alleen communicatie van de RF Module naar de Radaris of Radaris Evolution producten en werkt de RF Module dus als een afstandsbediening.
▪ Als draadloze interface naar RF Controllers, waarbij naast het sturen van een opensignaal bijvoorbeeld ook een Conditional Access status bij de RF Controller actief gemaakt kan worden. Daarnaast wordt bepaalde statusinformatie van de RF Controller, zoals schootstand en batterij-leegindicatie, via contacten op de RF Module teruggemeld. Omdat dit alles op contactbasis werkt, is eenvoudig te koppelen met diverse producten van derden.
▪ Als draadloze interface naar de Radaris Evolution RF Controllers, waarbij het geheel als een draadloze lezer met draadloos slot gezien kan worden. Data van badges welke bij een lezer worden aangeboden worden via een Omron/Magstripe (Clock & Data) of Wiegand interface op de RF Module aangeboden. De RF Module kan dus als kaartlezer op tal van deurcontrollers worden aangesloten via een Omron/Magstripe (Clock & Data) of Wiegand interface. Met het relaiscontact op de deurcontroller waarmee gewoonlijk het elektromechanische slot wordt aangestuurd, kan nu een ingang op de RF Module worden geactiveerd, waardoor een opensignaal naar de RF Controller wordt gestuurd. Statusinformatie als schootstand en batterij-leegindicatie zijn op contactbasis beschikbaar. Op deze manier is integratie met systemen van derden zeer eenvoudig te realiseren.
▪ Als een Access Point voor koppelen van de RF Controllers direct op een TiSM deurcontroller. In deze modus wordt met maximaal vier Radaris Evolution RF Controllers onder één RF Module gecommuniceerd. De RF Module wordt aangesloten op de RS485 readerinterface van de TiSM controller.
▪ Als een Access Point voor integratie met producten van derden. In deze modus wordt met maximaal vier Radaris Evolution RF Controllers onder één RF Module gecommuniceerd. Alle beschikbare stuursignalen en statusinformatie alsmede bijvoorbeeld het inleren en verwijderen van badges, wordt in een eenvoudig protocol via de RS485 interface op de RF Module gecommuniceerd. Op deze manier is integratie op protocol niveau met derden mogelijk.
Deze handleiding is bedoeld als naslagwerk voor de RF Module. Dit is gerealiseerd aan de hand van specificaties, aansluitgegevens en aansluitvoorbeelden. Er is een separate protocolbeschrijving waarin het open ASCII protocol voor integratie staat beschreven.
3. Leveringsomvang
De RF Module wordt geleverd in een kartonnen doos welke de volgende materialen bevat:
▪ RF Module bestaande uit:
▪ Bodemplaat met gemonteerde PCB
▪ Kap (vast geschroefd met 4 schroeven ST4,2x16 )
▪ Kabelklem (vast geschroefd met 2 schroeven ST4,2x16 )
figuur 1: RF Module zonder en met kap
4. Toepassingsvoorwaarden
4.1. Ondersteunde RF Controllers
De RF Module is primair bedoeld om te werken in combinatie met de volgende RF controllers:
▪ Radaris Evolution beslag (enkelzijdig).
▪ Radaris Evolution beslag (dubbelzijdig).
▪ Radaris Evolution NE39 wandlezer.
▪ Radaris Evolution RF Deurcontroller.
LET OP |
De bovengenoemde RF Controllers moeten minimaal zijn voorzien van firmware versie 2.5. voor ondersteuning van de RF Module V2.0. |
Naast de bovengenoemde RF Controllers werkt de RF Module in de directe modus ook in combinatie het Brondool Elektronische Celdeurbeslag CB-01. Hiervoor dient het Elektronische Celdeurbeslag CB-01 eerst in stand-alone modus te worden gebracht.
Omdat daarbij aangaande de werking een zeer sterke overeenkomst is met het Radaris Evolution beslag, is er geen aparte handleiding voor het Celdeurbeslag in stand-alone modus, maar wordt verwezen naar de Configuratiehandleiding van het Radaris Evolution beslag.
LET OP |
Het Brondool Elektronische Celdeurbeslag CB-01 moet minimaal zijn voorzien van firmware versie 2.5. voor ondersteuning van de RF Module V2.0. |
4.2. Voeding
De RF Module dient voor de juiste werking te worden gevoed via een 5VDC … 12VDC voeding. Deze voeding wordt niet meegeleverd met de RF Module.
De specificaties voor de te gebruiken voeding zijn: Voedingspanning: 5VDC (max. -5%) tot 12VDC (max. +10%) Rimpel: max. 50mV
Uitgangsvermogen: min. 1,2W
Stroom: min. 250mA bij 5VDC en minimaal 100mA bij 12VDC.
4.3. Bekabeling
Voor de bekabeling van en naar de RF Module dient voor het doel geschikte zwakstroomkabels te worden gebruikt. Daarbij wordt geadviseerd om getwiste aderparen te gebruiken voor:
▪ De voedingspanning (een aderpaar voor +12VDC en GND)
▪ De RS485 communicatie lijnen (een aderpaar voor D+ en D–)
▪ De ingangen (een aderpaar voor INx en GND)
▪ De uitgangen (een aderpaar voor NOx en COMx)
Voor de meeste toepassingen zal standaard UTP bekabeling goed voldoen. Indien er hele lange RS485 bussen worden gemaakt kan het noodzakelijk zijn om voor de RS485 bus een speciaal daarvoor geschikte kabel te gebruiken.
4.4. Locatie
De RF Module is uitsluitend bedoeld voor montage in een gebouw op een droge plaats.
5. Opbouw van de RF Module
De RF module bestaat uit een PCB welke is ondergebracht in een kunststof behuizing. De PCB bevat de volgende belangrijke onderdelen:
▪ Een microcontroller welke verantwoordelijk is voor de communicatie en sturing via de Omron/Wiegand interface, RS485 interface, ingangen, uitgangsrelais, tranceiver, enz.
▪ Een tranceiver om met de Radaris Evolution beslagen te communiceren.
▪ Aansluitklemmen voor de ingangen, uitgangen, voeding, RS485 en Omron/Wiegand interface.
▪ DIP-switches voor instellingen.
▪ LED’s en een drukknop voor interactie met de gebruiker/installateur.
5.1. De RF Module PCB
Onderstaand is de PCB van de RF Module weergegeven. Daarbij zijn alle relevante onderdelen aangegeven en benoemd. Drukknop DIP Switches
Uitgangenstatus LED’s
Ingangenstatus LED’s
Status LED’s
Antenne
K1 K2 K3 K4 K5
Uitgangen (relaiscontacten) RS485 interface
Ingangen
TTL interface (Omron/Wiegand) en voeding
en voeding
figuur 2: RF Module PCB
In de volgende paragrafen wordt de functie alle relevante onderdelen toegelicht.
5.1.1. Connector K1 en K2 (uitgangen)
Op de connectoren K1 en K2 zijn de uitgangen van de RF Module beschikbaar. Deze uitgangen zijn voorzien van relais waarvan de maakcontacten conform onderstaande tabellen via de connectoren beschikbaar zijn. De functie van de uitgangen is afhankelijk van de met de DIP-switches ingestelde bedrijfsmodus en bijbehorende instellingen.
Connector K1 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO1 | Normaly Open contact van het relais voor uitgang 1. |
2 | COM1 | Common contact van het relais voor uitgang 1. |
3 | NO2 | Normaly Open contact van het relais voor uitgang 2. |
4 | COM2 | Common contact van het relais voor uitgang 2. |
Connector K2 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO3 | Normaly Open contact van het relais voor uitgang 3. |
2 | COM3 | Common contact van het relais voor uitgang 3. |
3 | NO4 | Normaly Open contact van het relais voor uitgang 4. |
4 | COM4 | Common contact van het relais voor uitgang 4. |
LET OP |
De relaiscontacten mogen maximaal 24V AC/DC, 0,8A schakelen. Indien inductieve belastingen worden geschakeld, dienen deze van een geschikte blusdiode te worden voorzien. |
LET OP |
Gebruik voor de connectoren een geschikte schroevendraaier met een platte kop: maat 0,4 x 2,5mm. |
5.1.2. Connector K3 (ingangen)
Op connector K3 zijn de drie ingangen van de RF Module beschikbaar. De aansluitingen van connector K3 zijn weergegeven in onderstaande tabel. De functie en/of het gedrag van deze ingangen is afhankelijk van de met de DIP-switches ingestelde bedrijfsmodus en bijbehorende instellingen.
Connector K3
Nr. | Naam | Functie |
1 | GND | Massa |
2 | IN1 | Ingang 1. |
3 | GND | Massa |
4 | IN2 | Ingang 2. |
5 | GND | Massa |
6 | IN3 | Ingang 3. |
De ingangen van de RF Module zijn laag actief. Om een ingang actief te maken moet deze dus naar massa (GND) worden geschakeld. De ingangen zijn intern voorzien van een pull- up weerstand van 1k5 naar een voedingspanning van 1,7V. Als een ingang niet is aangesloten, is deze dus altijd passief.
LET OP |
Gebruik voor de connectoren een geschikte schroevendraaier met een platte kop: maat 0,4 x 2,5mm. |
5.1.3. Connector K4 (Omron/Xxxxxxx & voeding)
Op connector K4 is de TTL interface aanwezig welke als Omron/Magstripe Clock & Data of Wiegand uitgang ingesteld kan worden. Daarnaast is op deze connector een voedingsingang voor de RF Module aanwezig. De functie van de verschillende aansluitpennen van K4 zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Connector K4 | |||
Nr. | Naam | Functie Omron Clock & Data | Functie Wiegand |
1 | RCP/D1 | OMRON Read Clock Pulse | Wiegand Data 1 |
2 | RDP/D0 | OMRON Read Data Pulse | Wiegand Data 0 |
3 | CLSI | OMRON Card Loaded Signal | - |
4 | GND | Massa | Massa |
5 | 12V | Voeding voor RF Module | Voeding RF Module |
LET OP |
Gebruik voor de connectoren een geschikte schroevendraaier met een platte kop: maat 0,4 x 2,5mm. |
5.1.4. Connector K5 (RS485 & voeding)
Op K5 is zowel een tweedraad RS485 interface als een voedingsingang voor de RF Module aanwezig.
De functie van de aansluitpennen van K5 zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Connector K5 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | D+ | RS485 data + |
2 | D – | RS485 data – |
3 | GND | Massa |
4 | +12V | Voeding voor RF Module |
Standaard wordt deze connector gebruikt voor het aansluiten van een voeding op de RF Module.
LET OP |
Gebruik voor de connectoren een geschikte schroevendraaier met een |
platte kop: maat 0,4 x 2,5mm.
5.1.5. DIP-Switches
Op de PCB zijn 8 DIP-switches aanwezig. Met deze DIP-switches wordt de bedrijfsmodus en de bijbehorende instellingen bepaald. Omdat de functie van een aantal switches per ingestelde modus kan verschillen is bij de beschrijving van de verschillende bedrijfsmodi voor iedere modus een overzicht van de mogelijke DIP-switch instellingen gegeven.
5.1.6. Drukknop
De drukknop wordt gebruikt tijdens de configuratie van de RF Module. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen kort en lang indrukken van de drukknop.
▪ Met kort indrukken wordt bedoeld het indrukken en direct weer loslaten van de drukknop
▪ Met lang indrukken wordt bedoeld het ingedrukt houden van de toets langer dan 3 seconden.
5.1.7. LED’s
Op de PCB van de RF Module zijn een negental LED’s aangebracht. Deze LED’s hebben de volgende functies:
▪ Status weergave van ingangen
▪ Status weergave van uitgangen
▪ RF Signaalstatus
▪ Heartbeat
▪ Terugkoppeling toetsbediening
Door de semitransparante kap van de behuizing zijn de LED’s ook bij een gesloten behuizing enigszins zichtbaar.
De drie ingangenstatus LED’s geven de status van de ingangen weer. Als een ingang actief wordt gemaakt (naar GND wordt getrokken) zal de bijbehorende LED oplichten.
De vier uitgangenstatus LED’s geven de status van de uitgangen weer. Als het contact van een uitgangsrelais is gesloten zal de bijbehorende LED oplichten.
De rode status LED licht op iedere keer dat de RF Module een RF signaal verzend.
De groene status LED geeft tijdens normaal bedrijf een heartbeat weer. Door met korte tussenpozen te flitsen wordt aangegeven dat de software in de RF Module nog actief is.
Tijdens configuratie werkzaamheden geeft de groene status LED terugkoppeling bij het bedienen van de drukknop van de RF Module en heeft de volgende functie:
▪ Na het kort indrukken en weer loslaten van de toets licht de groene status LED gedurende 1 seconde op ten teken dat de opdracht is/wordt uitgevoerd.
▪ Tijdens het lang indrukken gaat de groene status LED na 3 seconden branden ten teken dat de knop lang genoeg is ingedrukt. Daarna kan de knop worden losgelaten.
5.1.8. Antenne
De antenne van de RF Module is uitgevoerd als een blauwe gebogen draad, welke aan beide uiteinden op de PCB is gesoldeerd. Behandel deze antenne voorzichtig en voorkom dat deze wordt verbogen.
6. Installatie
6.1. Invloed van de omgeving op werking van de communicatie
De omgeving waarin de RF Module wordt geïnstalleerd bepaald in een sterke mate de juiste werking van de draadloze communicatie. Houdt bij de installatie rekening met de omgeving en vermijd plaatsen waar materialen zijn toegepast welke in een grote mate radiogolven absorberen of juist reflecteren.
Verder wordt de werking van de draadloze communicatie sterk nadelig beïnvloed door de aanwezigheid van stoorsignalen. Houdt bij de installatie rekening met de omgeving en vermijd plaatsen waar stoorsignalen aanwezig kunnen zijn. Let daarbij in het bijzonder op signalen of harmonischen daarvan, welke in de buurt van de voor de RF Xxxxxx gebruikte frequentie van 868MHz komen.
LET OP |
Op de PCB in de behuizing van de RF Module is ook de antenne voor de tranceiver ondergebracht. Om deze reden mag de module of PCB niet in een metalen behuizing worden geplaatst. |
6.2. Behuizing
122
45
NEMEF
Radaris Evolution RF Module
105
Schroeven voor de kap van de behuizing
Kabeldoorvoer
De bodemplaat is voorzien van 4 montage gaten ten behoeve van bolkopschroeven met een diameter van 4mm. Op de bodemplaat is de PCB gemonteerd, daarnaast is er aan de onderzijde van de bodemplaat ruimte om de kabels naar buiten te voeren. De kabels kunnen op hun plaats worden gehouden met de bijgeleverde kabelklem. Deze kabelklem moet worden gemonteerd met de meegeleverde schroeven.
Gaten voor montage van de behuizing
K1 K2 K3 K4 K5
Kabelklem
figuur 4: Bodemplaat met PCB
Schroeven voor kabelklem
Op de onderplaat en op de kabelklem is cellenrubber aangebracht. Hierdoor wordt na montage van de kabelklem de ruimte rond de kabels afgesloten en ontstaat er een zekere mate van trekontlasting.
6.3. Montage
Houdt bij de montage rekening met onderstaande aanwijzingen:
▪ Voer zo mogelijk voor montage van de module alle benodigde configuratie handelingen uit.
▪ Monteer de module met vier bolkop schroeven met een diameter van 4 mm op een vlakke ondergrond.
LET OP |
Hoewel de constructie van de bodemplaat enige bescherming voor de PCB biedt, dient de montage van de bodemplaat met PCB met de nodige zorg te gebeuren. Door bijvoorbeeld een uitschietende schroevendraaier of schroefmachine kan de PCB onherstelbaar beschadigd raken. |
▪ Na montage van de bodemplaat met PCB kunnen alle kabels worden aangesloten. Gebruik hiervoor een geschikte platte schroevendraaier (0,4x2,5mm). Maak gebruik van voor de toepassing geschikte zwakstroomkabels. Voor de meeste toepassingen met de RF Module zal standaard UTP bekabeling voldoen.
TIP |
Strip de kabels zodanig dat de buitenmantel van de kabel 8 tot 10 mm onder de kabelklem doorsteekt en alleen de geïsoleerde aders van de kabel in de behuizing naar de connectoren worden gevoerd. Houdt twistingen in kabels voor datacommunicatie tot aan de connector in stand. |
▪ Plaats de meegeleverde kabelklem met de daarvoor meegeleverde schroeven over de kabels. Bij gebruik van kabels met een diameter kleiner dan 7 mm kan de klem volledig tegen de onderliggende bus worden geschroefd.
▪ Voer indien dat voor de montage nog niet is gebeurd alle configuratie handelingen uit.
▪ Test de werking van de RF Module.
▪ Monteer de kap van de behuizing met de bijgeleverde schroeven.
7. Verschillende bedrijfsmodi
In dit hoofdstuk worden de verschillende bedrijfsmodi van de RF Module toegelicht. Per modus zijn de benodigde DIP-switch instellingen en de functies van de in- en uitgangen gegeven. De volgende modi zijn mogelijk:
▪ Afstandsbedieningmodus (ABM), in deze modus werkt de RF Module als een afstandsbediening voor Radaris Evolution en Radaris producten. Er kunnen tot drie verschillende openingssignalen worden verstuurd door het actief maken van de ingangen.
▪ Directe modus (DM), in deze modus kunnen Radaris Evolution RF Controllers worden aangestuurd en wordt statusinformatie van de RF Controllers via de uitgangen van de RF Module beschikbaar gesteld. Deze modus werkt ook in combinatie met het Brondool Celdeurbeslag CB-01.
▪ OMRON/Magstripe modus (OM), deze modus is een uitbreiding van de directe modus, waarbij het ID van een badge welke bij een lezer wordt aangeboden via de OMRON/Magstripe interface van de RF Module wordt uitgestuurd.
▪ Wiegand modus (WM), deze modus is een uitbreiding van de directe modus, waarbij het ID van een badge welke bij een lezer wordt aangeboden via de Wiegand interface van de RF Module wordt uitgestuurd.
▪ RS485 modus (SM), in deze modus wordt middels een eenvoudig protocol via een RS485 interface met de Radaris Evolution RF Controllers gecommuniceerd. Er kunnen tot maximaal 4 stuks RF Controllers onder een RF Module worden aangemeld.
▪ TiSM modus (TM), in deze modus kunnen de Radaris Evolution RF Controllers als een TiSM leeseenheid via de RS485 interface op de TiSM controllers (SICOM en RCUplus varianten) worden aangesloten.
De laatste 4 modi werken alleen met de Radaris Evolution RF Controllers (niet met het Brondool Celdeurbeslag) en alleen wanneer daarvoor de juiste licentie bij de betreffende RF Controller is ingeleerd.
8. Afstandsbedieningmodus (ABM)
De afstandsbedieningmodus is de meest eenvoudige modus van de RF Module. In deze modus werkt de RF Module als een Radaris Evolution afstandsbediening en worden alleen de drie ingangen van de module (K3) en de voeding (K5) aangesloten.
figuur 5: RF Module in AB modus
8.1. DIP-switch instellingen (ABM)
Voor de afstandsbedieningmodus zijn drie verschillende instellingen van de DIP-switches mogelijk. Afhankelijk van de instelling van de DIP-swiches wordt met de drukknop op de RF Module opensignaal 1, 2 of 3 ingeleerd en/of getest. De volgende instellingen zijn mogelijk:
AB signaal 1 AB signaal 2 AB signaal 3 figuur 6: DIP Switches (ABM)
Voor het gebruik van de afstandsbedieningmodus mogen de DIP-switches in willekeurig welke van de drie bovengenoemde opties staan ingesteld. Alleen tijdens het inleren en testen van de RF Module bij een RF Controller, bepalen bovengenoemde instellingen welk kanaal door de drukknop op de RF Module wordt geactiveerd. Als tijdens het inleren en/of testen niet de drukknop op de RF Module maar de ingangen van de RF Module worden gebruikt, dan mogen ook tijdens het inleren en testen de DIP-switches in willekeurig welke van de drie bovengenoemde opties staan ingesteld.
8.2. Aanmelden bij een RF Controller (ABM)
In de afstandsbediening modus kan de RF Module op dezelfde als een afstandsbediening bij een RF Controller worden ingeleerd en gaat dus als volgt:
▪ Biedt bij een op de RF Controller aangesloten lezer de reeds ingeleerde programmeerkaart aan.
▪ De groene LED op de lezer gaat snel knipperen ter bevestiging van een actieve programmeermodus.
▪ De groene LED op de lezer gaat langzaam knipperen.
▪ De groene LED op de lezer brand gedurende enkele seconden ter bevestiging van het succesvol inleren van de RF Module.
8.3. Wissen van de RF Module bij een RF Controller (ABM)
Het wissen van de RF Xxxxxx uit het geheugen van een RF Controller gaat ook op dezelfde manier als bij een afstandsbediening. Raadplaag zo nodig de betreffende handleidingen voor meer informatie.
8.4. Aansluitingen (ABM)
In onderstaande overzicht zijn de voor de afstandsbedieningmodus relevante aansluitingen en hun functies gegeven.
Connector K3 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | GND | Massa |
2 | IN1 | Als deze ingang actief wordt gemaakt, wordt afstandsbedieningsignaal 1 verstuurd. |
3 | GND | Massa |
4 | IN2 | Als deze ingang actief wordt gemaakt, wordt afstandsbedieningsignaal 2 verstuurd. |
5 | GND | Massa |
6 | IN3 | Als deze ingang actief wordt gemaakt, wordt afstandsbedieningsignaal 3 verstuurd. |
Connector K5 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | D+ | Wordt in de afstandsbedieningmodus niet gebruikt |
2 | D – | Wordt in de afstandsbedieningmodus niet gebruikt |
3 | GND | Massa |
4 | +12V | 12VDC voeding voor RF Module |
LET OP |
Indien een ingang actief wordt gemaakt, wordt het afstandsbedieningsignaal verstuurd. Als een ingang actief blijft wordt het signaal niet opnieuw verstuurd. |
8.5. Afstandsbedieningmodus via RS485 interface
Het is ook mogelijk om de afstandsbedieningsignalen via de RS485 interface van de RF Module aan te sturen. Raadpleeg voor meer informatie de separate protocolbeschrijving.
9. Directe-modus (DM)
De directe-modus voorziet naast de mogelijkheid om deuren op afstand te ontgrendelen, ook in status terugmeldingen van de gekoppelde RF Controller. De beschikbare functionaliteit is afhankelijk van de gebruikte lezer- slot combinatie en is in de volgende paragrafen beschreven.
figuur 7: RF Module in directe modus
9.1. DIP-switch instellingen (DM)
Voor het instellen van de directe modus moeten de DIP-switches als onderstaand worden ingesteld. De functie van uitgang 4 van de RF Module is afhankelijk van de instelling van met DIP-switch 4. Meer informatie daarover staat in de volgende paragrafen bij de beschrijving van uitgang 4.
Zie tekst voor functie van switch 4
figuur 8: Directe modus
9.2. Koppelen van RF Module en RF Controller (DM)
De RF Module en RF Controller worden gekoppeld door de RF Module als een afstandsbediening met behulp van de eerst ingeleerde programmeerkaart bij de lezer in te leren. Een volledige beschrijving van deze procedure staat in de handleiding van de betreffende RF Controller. In het kort is deze procedure als volgt:
▪ Biedt bij de lezer de eerst ingeleerde programmeerkaart aan.
▪ De groene LED op de lezer gaat snel knipperen ter bevestiging van een actieve programmeermodus.
▪ Activeer het inleersignaal door op de drukknop van de RF Module te drukken.
▪ De groene LED op de lezer gaat langzaam knipperen.
▪ Activeer het inleersignaal nogmaals door opnieuw op de drukknop van de RF Module te drukken.
▪ De groene LED op de lezer brand gedurende enkele seconden ter bevestiging van het succesvol inleren van de RF Module.
9.3. Koppelen van RF Module en Celdeurbeslag CB-01 (DM)
Indien de RF Module in directe-modus staat ingesteld, is het ook mogelijk om de RF Module in combinatie met het Brondool Elektronische Celdeurbeslag CB-01 te gebruiken.
Standaard wordt het Elektronisch Celdeurbeslag CB-01 in online modus geleverd. Alvorens een RF Module en een Elektronisch Celdeurbeslag CB-01 gekoppeld kunnen worden, moet het beslag in stand-alone modus worden gebracht. Hiervoor dient een Radaris Evolution Stand-alone licentie te worden gebruikt. De procedure voor het omzetten naar de stand-alone modus is geen onderdeel van deze handleiding. Raadplaag daarvoor de Configuratiehandleiding van het Radaris Evolution beslag.
Nadat het Elektronisch Celdeurbeslag CB-01 in stand-alone modus is gezet kan de procedure als beschreven in paragraaf 9.2. worden gevolgd.
9.4. Ontkoppelen van RF Module en RF Controller (DM)
Het wissen van de RF Xxxxxx uit het geheugen van een RF Controller gaat ook op dezelfde manier als bij een afstandsbediening. Raadplaag zo nodig de betreffende handleidingen voor meer informatie.
9.5. Radaris Evolution beslag en een slot met ELMPS module (DM)
In onderstaande overzicht zijn de voor de directe modus voor een Radaris Evolution beslag met een slot met ELMPS module de relevante aansluitingen en hun functies gegeven.
Connector K1 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO1 | Uitgang 1: Volgt de schootstand van het slot. Het relaiscontact is gesloten als de nachtschoot uit is. |
2 | COM1 | Common contact van het relais voor uitgang 1. |
3 | NO2 | Uitgang 2: Dit relaiscontact wordt gesloten als de batterijen in het beslag bijna leeg zijn (batterijspanning < 2,15V). |
4 | COM2 | Common contact van het relais voor uitgang 2. |
Connector K2 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO3 | Uitgang 3: Dit relaiscontact volgt de vergrendelstatus van het slot. Het relaiscontact is gesloten zolang het slot ontgrendeld (kruk gekoppeld) is. LET OP: De vergrendelstatus wordt voor dit type slot afgeleid van het slotstuursignaal. |
2 | COM3 | Common contact van het relais voor uitgang 3. |
3 | NO4 | De functie van deze uitgang is afhankelijk van DIP-switch 4: DIP-switch 4 op OFF: Geen functie voor dit type slot. DIP-switch 4 op ON: Deze uitgang volgt de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller. Zodra de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller actief is, is dit relaiscontact gesloten. |
4 | COM4 | Common contact van het relais voor uitgang 4. |
Connector K3 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | GND | Massa |
2 | IN1 | Ingang 1: Ontgrendeld het slot voor de bij het beslag ingestelde slotopentijd. |
3 | GND | Massa |
4 | IN2 | Deze ingang heeft geen functie voor sloten met een ELMPS module. |
5 | GND | Massa |
6 | IN3 | Ingang 3: Bepaald de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller. Zodra deze ingang actief wordt gemaakt hebben badges welke met een programmeerkaart ‘Conditional Access’ zijn ingeleerd toegang. Zodra deze ingang weer passief wordt gemaakt hebben deze badges. Badges welke met |
een gewone programmeerkaart zijn ingeleerd houden ongeacht de ‘Conditional Access’ status gewoon toegang. |
Connector K5 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | D+ | Wordt in de directe-modus niet gebruikt |
2 | D – | Wordt in de directe-modus niet gebruikt |
3 | GND | Massa |
4 | +12V | 12VDC voeding voor RF Module |
9.6. Radaris Evolution beslag en een slot met ELMEC600 module (DM)
In onderstaande overzicht zijn de voor de directe modus voor een Radaris Evolution beslag met een slot met ELMEC600 module de relevante aansluitingen en hun functies gegeven.
Connector K1 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO1 | Uitgang 1: Volgt de schootstand van het slot. Het relaiscontact is gesloten als de schoot vergrendeld is. Indien een externe deurstandsensor op het slot is aangesloten moet ook deze gesloten zijn. |
2 | COM1 | Common contact van het relais voor uitgang 1. |
3 | NO2 | Uitgang 2: Dit relaiscontact wordt gesloten als de batterijen in het beslag bijna leeg zijn (batterijspanning < 2,15V). |
4 | COM2 | Common contact van het relais voor uitgang 2. |
Connector K2 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO3 | Uitgang 3: Dit relaiscontact volgt de vergrendelstatus van het slot. Het relaiscontact is gesloten zolang het slot ontgrendeld (kruk gekoppeld) is. |
2 | COM3 | Common contact van het relais voor uitgang 3. |
3 | NO4 | De functie van deze uitgang is afhankelijk van DIP-switch 4: DIP-switch 4 op OFF: Deze uitgang volgt de stand van de Europrofielcylinder in het slot. Als de cylinder wordt bedient, is dit contact gesloten. DIP-switch 4 op ON: Deze uitgang volgt de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller. Zodra de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller actief is, is dit relaiscontact gesloten. |
4 | COM4 | Common contact van het relais voor uitgang 4. |
Connector K3 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | GND | Massa |
2 | IN1 | Ingang 1: Ontgrendeld het slot voor de bij het beslag ingestelde slotopentijd. |
3 | GND | Massa |
4 | IN2 | Ingang 2: Ontgrendeld het slot (kruk gekoppeld) zodra deze ingang actief wordt gemaakt (neergaande flank) en vergrendeld het slot (kruk ontkoppeld) zodra deze ingang weer inactief wordt gemaakt (opgaande flank). |
5 | GND | Massa |
6 | IN3 | Ingang 3: Bepaald de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller. Zodra deze ingang actief wordt gemaakt hebben badges welke met een |
programmeerkaart ‘Conditional Access’ zijn ingeleerd toegang. Zodra deze ingang weer passief wordt gemaakt hebben deze badges geen toegang meer. Badges welke met een gewone programmeerkaart zijn ingeleerd houden ongeacht de ‘Conditional Access’ status gewoon toegang. |
Connector K5 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | D+ | Wordt in de directe-modus niet gebruikt |
2 | D – | Wordt in de directe-modus niet gebruikt |
3 | GND | Massa |
4 | +12V | 12VDC voeding voor RF Module |
9.7. Radaris Evolution NE39 met een willekeurig slot of sluitplaat (DM)
In onderstaande overzicht zijn de voor de directe modus voor een Radaris Evolution NE39 met een willekeurig slot of sluitplaat de relevante aansluitingen en hun functies gegeven.
Connector K1 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO1 | Uitgang 1: Volgt ingang 1 van de NE39, als ingang 1 van de NE39 actief is, is het relais gesloten. |
2 | COM1 | Common contact van het relais voor uitgang 1. |
3 | NO2 | Uitgang 2: Volgt ingang 2 van de NE39, als ingang 2 van de NE39 actief is, is het relais gesloten. |
4 | COM2 | Common contact van het relais voor uitgang 2. |
Connector K2 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO3 | Uitgang 3: Dit relaiscontact volgt de vergrendelstatus van het slot. Het relaiscontact is gesloten zolang het slot ontgrendeld is. LET OP: de vergrendelstatus wordt afgeleid van de aansturing van het slot. Strikt genomen volgt deze uitgang het uitgangrelais van de NE39. |
2 | COM3 | Common contact van het relais voor uitgang 3. |
3 | NO4 | De functie van deze uitgang is afhankelijk van DIP-switch 4: DIP-switch 4 op OFF: Geen functie voor dit type RF Controller. DIP-switch 4 op ON: Deze uitgang volgt de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller. Zodra de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller actief is, is dit relaiscontact gesloten. |
4 | COM4 | Common contact van het relais voor uitgang 4. |
Connector K3 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | GND | Massa |
2 | IN1 | Ingang 1: Ontgrendeld het slot voor de bij het beslag ingestelde slotopentijd. |
3 | GND | Massa |
4 | IN2 | Ingang 2: Ontgrendeld het slot (kruk gekoppeld) zodra deze ingang actief wordt gemaakt (neergaande flank) en vergrendeld het slot (kruk ontkoppeld) zodra deze ingang weer inactief wordt gemaakt (opgaande flank). |
5 | GND | Massa |
6 | IN3 | Ingang 3: Bepaald de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller. Zodra deze ingang actief wordt gemaakt hebben badges welke met een programmeerkaart ‘Conditional Access’ zijn ingeleerd toegang. Zodra deze |
ingang weer passief wordt gemaakt hebben deze badges geen toegang meer. Badges welke met een gewone programmeerkaart zijn ingeleerd houden ongeacht de ‘Conditional Access’ status gewoon toegang. |
Connector K5 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | D+ | Wordt in de directe-modus niet gebruikt |
2 | D – | Wordt in de directe-modus niet gebruikt |
3 | GND | Massa |
4 | +12V | 12VDC voeding voor RF Module |
9.8. Brondool celdeurbeslag CB-01 (DM)
In onderstaande overzicht zijn de voor de directe modus voor een Brondool celdeurbeslag CB-01 de relevante aansluitingen en hun functies gegeven.
Connector K1 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO1 | Uitgang 1: Volgt de schootstand van het slot. Het relaiscontact is gesloten als de op de daarvoor bedoelde ingang aangesloten nachtschootsensor gesloten is (nachtschoot uit). |
2 | COM1 | Common contact van het relais voor uitgang 1. |
3 | NO2 | Uitgang 2: Dit relaiscontact wordt gesloten als de batterijen voor het beslag bijna leeg zijn (batterijspanning < 2,15V). |
4 | COM2 | Common contact van het relais voor uitgang 2. |
Connector K2 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO3 | Uitgang 3: Dit relaiscontact volgt de vergrendelstatus van het slot. Het relaiscontact is gesloten zolang het slot ontgrendeld (kruk gekoppeld) is. |
2 | COM3 | Common contact van het relais voor uitgang 3. |
3 | NO4 | De functie van deze uitgang is afhankelijk van DIP-switch 4: DIP-switch 4 op OFF: Deze uitgang volgt de stand van de deurstandsensor welke via een ingang op het celdeurbeslag kan worden aangesloten. Als de sensor gesloten is, is dit contact ook gesloten. DIP-switch 4 op ON: Deze uitgang volgt de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller. Zodra de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller actief is, is dit relaiscontact gesloten. |
4 | COM4 | Common contact van het relais voor uitgang 4. |
Connector K3 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | GND | Massa |
2 | IN1 | Ingang 1: Ontgrendeld het slot voor de bij het beslag ingestelde slotopentijd. |
3 | GND | Massa |
4 | IN2 | Ingang 2: Ontgrendeld het slot (kruk gekoppeld) zodra deze ingang actief wordt gemaakt (neergaande flank) en vergrendeld het slot (kruk ontkoppeld) zodra deze ingang weer inactief wordt gemaakt (opgaande flank). |
5 | GND | Massa |
6 | IN3 | Ingang 3: Bepaald de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller. Zodra deze ingang actief wordt gemaakt hebben badges welke met een |
programmeerkaart ‘Conditional Access’ zijn ingeleerd toegang. Zodra deze ingang weer passief wordt gemaakt hebben deze badges geen toegang meer. Badges welke met een gewone programmeerkaart zijn ingeleerd houden ongeacht de ‘Conditional Access’ status gewoon toegang. |
Connector K5 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | D+ | Wordt in de directe-modus niet gebruikt |
2 | D – | Wordt in de directe-modus niet gebruikt |
3 | GND | Massa |
4 | +12V | 12VDC voeding voor RF Module |
10. OMRON-modus (OM)
In Omron modus functioneert de combinatie van RF Module, RF Controller+lezer en slot als een draadloze lezer met Omron/Magstripe (clock & data) interface en een draadloos slot, welke gezamenlijk op een deurcontroller van derden worden aangesloten.
Zodra er een badge bij de gekoppelde lezer wordt aangeboden, wordt het badge ID via de OMRON/Magstripe interface aan de deurcontroller van derden doorgegeven. Deze deurcontroller kan vervolgens het badge ID controleren en zo nodig z’n uitgangsrelais aansturen om de deur te ontgrendelen.
figuur 9: RF Module in OMRON modus
LET OP |
De OMRON modus werkt alleen indien er bij de RF Controller een ‘OMRON/Wiegand’ licentie is ingeleerd. |
10.1. DIP-switch instellingen (OM)
Voor het instellen van de OMRON-modus moeten de DIP-switches als onderstaand worden ingesteld. De functie van uitgang 4 van de RF Module is afhankelijk van de instelling van met DIP-switch 4. Meer informatie daarover staat in de volgende paragrafen bij de beschrijving van uitgang 4.
Zie tekst voor functie van switch 4
figuur 10: OMRON modus
10.2. Koppelen van een RF Controller aan de RF Module (OM)
Om de RF Module te laten weten van welke RF Controller deze de data op de OMRON interface moet aanbieden, moet de RF Controller aan de RF Module worden gekoppeld.
Alvorens een RF Controller en de RF Module gekoppeld kunnen moet bij de RF Module eerst een ‘OMRON/Wiegand’ licentie worden ingeleerd. Meer informatie over het
inleren van licentiekaarten staat in de handleiding van de desbetreffende RF Controller.
Na dat de ‘OMRON/Wiegand’ licentie bij de RF Controller is ingeleerd en de RF Module met de DIP-switches in OMRON-modus is gezet, kunnen de RF Controller en de RF Module worden gekoppeld door de RF Module als een afstandsbediening met behulp van de eerst ingeleerde programmeerkaart bij de RF Controller in te leren. Een volledige beschrijving van deze procedure staat in de handleiding van de betreffende RF Controller. In het kort is deze procedure als volgt:
▪ Biedt bij de lezer de eerst ingeleerde programmeerkaart aan.
▪ De groene LED op de lezer gaat snel knipperen ter bevestiging van een actieve programmeermodus.
▪ Activeer het inleersignaal door op de drukknop van de RF Module te drukken.
▪ De groene LED op de lezer gaat langzaam knipperen.
▪ Activeer het inleersignaal nogmaals door opnieuw op de drukknop van de RF Module te drukken.
▪ De groene LED op de lezer brand gedurende enkele seconden ter bevestiging van het succesvol inleren van de RF Module.
10.3. Ontkoppelen van een RF Controller en RF Module (OM)
Het wissen van de RF Module uit het geheugen van een RF controller gaat ook op dezelfde manier als bij een afstandsbediening. Raadplaag zo nodig de betreffende handleidingen voor meer informatie.
LET OP |
Ontkoppel de module en het beslag volledig door eerst de programmeerkaart aan te bieden en dan de module te activeren. Indien de module uit het geheugen van de RF controller wordt gewist door het wissen van de programmeerkaart, blijft de RF Controller in het geheugen van de RF module staan. Zo nodig kan de RF Module worden gereset. |
10.4. Radaris Evolution beslag en een slot met ELMPS module (OM)
In onderstaande overzicht zijn de voor de OMRON-modus voor een Radaris Evolution beslag met een slot met ELMPS module de relevante aansluitingen en hun functies gegeven.
Connector K1 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO1 | Uitgang 1: Volgt de schootstand van het slot. Het relaiscontact is gesloten als de nachtschoot uit is. |
2 | COM1 | Common contact van het relais voor uitgang 1. |
3 | NO2 | Uitgang 2: Dit relaiscontact wordt gesloten als de batterijen in het beslag bijna leeg zijn (batterijspanning < 2,15V). |
4 | COM2 | Common contact van het relais voor uitgang 2. |
Connector K2 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO3 | Uitgang 3: Dit relaiscontact volgt de vergrendelstatus van het slot. Het relaiscontact is gesloten zolang het slot ontgrendeld (kruk gekoppeld) is. LET OP: De vergrendelstatus wordt voor dit type slot afgeleid van het slotstuursignaal. |
2 | COM3 | Common contact van het relais voor uitgang 3. |
3 | NO4 | De functie van deze uitgang is afhankelijk van DIP-switch 4: DIP-switch 4 op OFF: Geen functie voor dit type slot. DIP-switch 4 op ON:Deze uitgang volgt de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller. Zodra de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller actief is, is dit relaiscontact gesloten. |
4 | COM4 | Common contact van het relais voor uitgang 4. |
Connector K3 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | GND | Massa |
2 | IN1 | Ingang 1: Ontgrendeld het slot voor de bij het beslag ingestelde slotopentijd. |
3 | GND | Massa |
4 | IN2 | Deze ingang heeft geen functie voor sloten met een ELMPS module. |
5 | GND | Massa |
6 | IN3 | Ingang 3: Bepaald de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller. Zodra deze ingang actief wordt gemaakt hebben badges welke met een programmeerkaart ‘Conditional Access’ zijn ingeleerd toegang. Zodra deze ingang weer passief wordt gemaakt hebben deze badge geen toegang meer. |
Badges welke met een gewone programmeerkaart zijn ingeleerd houden ongeacht de ‘Conditional Access’ status gewoon toegang. |
Connector K4 | ||
Nr. | Naam | Functie Omron Clock & Data |
1 | RCPI | OMRON Read Clock Pulse (Inverted) |
2 | RDPI | OMRON Read Data Pulse (Inverted) |
3 | CLSI | OMRON Card Loaded Signal (Inverted) |
4 | GND | Massa |
5 | 12V | 12VDC voeding voor RF Module |
10.5. Radaris Evolution beslag en een slot met ELMEC600 module (OM)
In onderstaande overzicht zijn de voor de OMRON-modus voor een Radaris Evolution beslag met een slot met ELMEC600 module de relevante aansluitingen en hun functies gegeven.
Connector K1 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO1 | Uitgang 1: Volgt de schootstand van het slot. Het relaiscontact is gesloten als de schoot vergrendeld is. Indien een externe deurstandsensor op het slot is aangesloten moet ook deze gesloten zijn. |
2 | COM1 | Common contact van het relais voor uitgang 1. |
3 | NO2 | Uitgang 2: Dit relaiscontact wordt gesloten als de batterijen in het beslag bijna leeg zijn (batterijspanning < 2,15V). |
4 | COM2 | Common contact van het relais voor uitgang 2. |
Connector K2 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO3 | Uitgang 3: Dit relaiscontact volgt de vergrendelstatus van het slot. Het relaiscontact is gesloten zolang het slot ontgrendeld (kruk gekoppeld) is. |
2 | COM3 | Common contact van het relais voor uitgang 3. |
3 | NO4 | De functie van deze uitgang is afhankelijk van DIP-switch 4: DIP-switch 4 op OFF: Deze uitgang volgt de stand van de Europrofielcylinder in het slot. Als de cylinder wordt bedient, is dit contact gesloten. DIP-switch 4 op ON: Deze uitgang volgt de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller. Zodra de ‘Conditional Access’ status van de Controller actief is, is dit relaiscontact gesloten. |
4 | COM4 | Common contact van het relais voor uitgang 4. |
Connector K3 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | GND | Massa |
2 | IN1 | Ingang 1: Ontgrendeld het slot voor de bij het beslag ingestelde slotopentijd. |
3 | GND | Massa |
4 | IN2 | Ingang 2: Ontgrendeld het slot (kruk gekoppeld) zodra deze ingang actief wordt gemaakt (neergaande flank) en vergrendeld het slot (kruk ontkoppeld) zodra deze ingang weer inactief wordt gemaakt (opgaande flank). |
5 | GND | Massa |
6 | IN3 | Ingang 3: Bepaald de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller. Zodra deze ingang actief wordt gemaakt hebben badges welke met een |
programmeerkaart ‘Conditional Access’ zijn ingeleerd toegang. Zodra deze ingang weer passief wordt gemaakt hebben deze badges geen toegang meer. Badges welke met een gewone programmeerkaart zijn ingeleerd houden ongeacht de ‘Conditional Access’ status gewoon toegang. |
Connector K4 | ||
Nr. | Naam | Functie Omron Clock & Data |
1 | RCPI | OMRON Read Clock Pulse (Inverted) |
2 | RDPI | OMRON Read Data Pulse (Inverted) |
3 | CLSI | OMRON Card Loaded Signal (Inverted) |
4 | GND | Massa |
5 | 12V | 12VDC voeding voor RF Module |
10.6. Radaris Evolution NE39 met een willekeurig slot of sluitplaat (OM)
In onderstaande overzicht zijn de voor de OMRON modus voor een Radaris Evolution NE39 met een willekeurig slot of sluitplaat de relevante aansluitingen en hun functies gegeven.
Connector K1 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO1 | Uitgang 1: Volgt ingang 1 van de NE39, als ingang 1 van de NE39 actief is, is het relais gesloten. |
2 | COM1 | Common contact van het relais voor uitgang 1. |
3 | NO2 | Uitgang 2: Volgt ingang 2 van de NE39, als ingang 2 van de NE39 actief is, is het relais gesloten. LET OP: DIP-switch 5 op de NE39 moet op OFF staan! |
4 | COM2 | Common contact van het relais voor uitgang 2. |
Connector K2 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO3 | Uitgang 3: Dit relaiscontact volgt de vergrendelstatus van het slot. Het relaiscontact is gesloten zolang het slot ontgrendeld is. LET OP: de vergrendelstatus wordt afgeleid van de aansturing van het slot. Strikt genomen volgt deze uitgang het uitgangrelais van de NE39. |
2 | COM3 | Common contact van het relais voor uitgang 3. |
3 | NO4 | De functie van deze uitgang is afhankelijk van DIP-switch 4: DIP-switch 4 op OFF: Geen functie voor dit type RF Controller. DIP-switch 4 op ON: Deze uitgang volgt de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller. Zodra de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller actief is, is dit relaiscontact gesloten. |
4 | COM4 | Common contact van het relais voor uitgang 4. |
Connector K3 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | GND | Massa |
2 | IN1 | Ingang 1: Ontgrendeld het slot voor de bij het beslag ingestelde slotopentijd. |
3 | GND | Massa |
4 | IN2 | Ingang 2: Ontgrendeld het slot (kruk gekoppeld) zodra deze ingang actief wordt gemaakt (neergaande flank) en vergrendeld het slot (kruk ontkoppeld) zodra deze ingang weer inactief wordt gemaakt (opgaande flank). |
5 | GND | Massa |
6 | IN3 | Ingang 3: Bepaald de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller. Zodra deze ingang actief wordt gemaakt hebben badges welke met een |
programmeerkaart ‘Conditional Access’ zijn ingeleerd toegang. Zodra deze ingang weer passief wordt gemaakt hebben deze badges geen toegang meer. Badges welke met een gewone programmeerkaart zijn ingeleerd houden ongeacht de ‘Conditional Access’ status gewoon toegang. |
Connector K4 | ||
Nr. | Naam | Functie Omron Clock & Data |
1 | RCPI | OMRON Read Clock Pulse (Inverted) |
2 | RDPI | OMRON Read Data Pulse (Inverted) |
3 | CLSI | OMRON Card Loaded Signal (Inverted) |
4 | GND | Massa |
5 | 12V | 12VDC voeding voor RF Module |
11. Wiegand modus (WM)
In Wiegand modus functioneert de combinatie van RF Module, RF Controller+lezer en slot als een draadloze lezer met Wiegand interface en een draadloos slot, welke gezamenlijk op een deurcontroller van derden worden aangesloten.
Zodra er een badge bij de lezer wordt aangeboden, wordt het badge ID via de Wiegand interface aan de deurcontroller van derden doorgegeven. Deze deurcontroller kan vervolgens het badge ID controleren en zo nodig z’n uitgangsrelais aansturen om de deur te ontgrendelen.
figuur 11: RF Module in Wiegand modus
LET OP |
De Wiegand modus werkt alleen indien er bij de RF Controller een ‘OMRON/Wiegand’ licentie is ingeleerd. |
11.1. DIP-switch instellingen (WM)
Voor het instellen van de Wiegand-modus moeten de DIP-switches als onderstaand
worden ingesteld. De functie van uitgang 4 van de RF Module is afhankelijk van de instelling van met DIP-switch 4. Meer informatie daarover staat in de volgende paragrafen
Zie tekst voor functie van switch 4
bij de beschrijving van uitgang 4.
figuur 12: Wiegand modus
11.2. Koppelen van een RF Controller aan de RF Module (WM)
Om de RF Module te laten weten van welke RF Controller deze de data op de Wiegand interface moet aanbieden, moet de RF Controller aan de RF Module worden gekoppeld.
Alvorens een RF Controller en de RF Module gekoppeld kunnen moet bij de RF Module
eerst een ‘OMRON/Wiegand’ licentie worden ingeleerd. Meer informatie over het inleren van licentiekaarten staat in de handleiding van de desbetreffende RF Controller.
Na dat de ‘OMRON/Wiegand’ licentie bij de RF Controller is ingeleerd en de RF Module met de DIP-switches in Wiegand-modus is gezet, kunnen de RF Controller en de RF Module worden gekoppeld door de RF Module als een afstandsbediening met behulp van de eerst ingeleerde programmeerkaart bij de RF Controller in te leren. Een volledige beschrijving van deze procedure staat in de handleiding van de betreffende RF Controller. In het kort is deze procedure als volgt:
▪ Biedt bij de lezer de eerst ingeleerde programmeerkaart aan.
▪ De groene LED op de lezer gaat snel knipperen ter bevestiging van een actieve programmeermodus.
▪ Activeer het inleersignaal door op de drukknop van de RF Module te drukken.
▪ De groene LED op de lezer gaat langzaam knipperen.
▪ Activeer het inleersignaal nogmaals door opnieuw op de drukknop van de RF Module te drukken.
▪ De groene LED op de lezer brand gedurende enkele seconden ter bevestiging van het succesvol inleren van de RF Module.
11.3. Ontkoppelen van een RF Controller en RF Module (WM)
Het wissen van de RF Xxxxxx uit het geheugen van een RF Controller gaat ook op dezelfde manier als bij een afstandsbediening. Raadplaag zo nodig de betreffende handleidingen voor meer informatie.
LET OP |
Ontkoppel de module en de RF Controller volledig door eerst de programmeerkaart aan te bieden en dan de module te activeren. Indien de module uit het geheugen van de RF Controller wordt gewist door het wissen van de programmeerkaart, blijft de RF Controller in het geheugen van de RF Module staan. Zo nodig kan de RF Module worden gereset. |
11.4. Radaris Evolution beslag en een slot met ELMPS module (WM)
In onderstaande overzicht zijn de voor de Wiegand modus voor een Radaris Evolution beslag met een slot met ELMPS module de relevante aansluitingen en hun functies gegeven.
Connector K1 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO1 | Uitgang 1: Volgt de schootstand van het slot. Het relaiscontact is gesloten als de nachtschoot uit is. |
2 | COM1 | Common contact van het relais voor uitgang 1. |
3 | NO2 | Uitgang 2: Dit relaiscontact wordt gesloten als de batterijen in het beslag bijna leeg zijn (batterijspanning < 2,15V). |
4 | COM2 | Common contact van het relais voor uitgang 2. |
Connector K2 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO3 | Uitgang 3: Dit relaiscontact volgt de vergrendelstatus van het slot. Het relaiscontact is gesloten zolang het slot ontgrendeld (kruk gekoppeld) is. LET OP: De vergrendelstatus wordt voor dit type slot afgeleid van het slotstuursignaal. |
2 | COM3 | Common contact van het relais voor uitgang 3. |
3 | NO4 | De functie van deze uitgang is afhankelijk van DIP-switch 4: DIP-switch 4 op OFF: Geen functie voor dit type slot. DIP-switch 4 op ON:Deze uitgang volgt de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller. Zodra de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller actief is, is dit relaiscontact gesloten. |
4 | COM4 | Common contact van het relais voor uitgang 4. |
Connector K3 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | GND | Massa |
2 | IN1 | Ingang 1: Ontgrendeld het slot voor de bij het beslag ingestelde slotopentijd. |
3 | GND | Massa |
4 | IN2 | Deze ingang heeft geen functie voor sloten met een ELMPS module. |
5 | GND | Massa |
6 | IN3 | Ingang 3: Bepaald de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller. Zodra deze ingang actief wordt gemaakt hebben badges welke met een programmeerkaart ‘Conditional Access’ zijn ingeleerd toegang. Zodra deze ingang weer passief wordt gemaakt hebben deze badges geen toegang meer. |
Badges welke met een gewone programmeerkaart zijn ingeleerd houden ongeacht de ‘Conditional Access’ status gewoon toegang. |
Connector K4 | ||
Nr. | Naam | Functie Omron Clock & Data |
1 | D1 | Wiegand Data 1 |
2 | D0 | Wiegand Data 0 |
3 | - | - |
4 | GND | Massa |
5 | 12V | 12VDC voeding voor RF Module |
11.5. Radaris Evo. beslag en een slot met ELMEC600 module (WM)
In onderstaande overzicht zijn de voor de Wiegand modus voor een Radaris Evolution beslag met een slot met ELMEC600 module de relevante aansluitingen en hun functies gegeven.
Connector K1 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO1 | Uitgang 1: Volgt de schootstand van het slot. Het relaiscontact is gesloten als de schoot vergrendeld is. Indien een externe deurstandsensor op het slot is aangesloten moet ook deze gesloten zijn. |
2 | COM1 | Common contact van het relais voor uitgang 1. |
3 | NO2 | Uitgang 2: Dit relaiscontact wordt gesloten als de batterijen in het beslag bijna leeg zijn (batterijspanning < 2,15V). |
4 | COM2 | Common contact van het relais voor uitgang 2. |
Connector K2 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO3 | Uitgang 3: Dit relaiscontact volgt de vergrendelstatus van het slot. Het relaiscontact is gesloten zolang het slot ontgrendeld (kruk gekoppeld) is. |
2 | COM3 | Common contact van het relais voor uitgang 3. |
3 | NO4 | De functie van deze uitgang is afhankelijk van DIP-switch 4: DIP-switch 4 op OFF: Deze uitgang volgt de stand van de Europrofielcylinder in het slot. Als de cylinder wordt bedient, is dit contact gesloten. DIP-switch 4 op ON: Deze uitgang volgt de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller. Zodra de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller actief is, is dit relaiscontact gesloten. |
4 | COM4 | Common contact van het relais voor uitgang 4. |
Connector K3 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | GND | Massa |
2 | IN1 | Ingang 1: Ontgrendeld het slot voor de bij het beslag ingestelde slotopentijd. |
3 | GND | Massa |
4 | IN2 | Ingang 2: Ontgrendeld het slot (kruk gekoppeld) zodra deze ingang actief wordt gemaakt (neergaande flank) en vergrendeld het slot (kruk ontkoppeld) zodra deze ingang weer inactief wordt gemaakt (opgaande flank). |
5 | GND | Massa |
6 | IN3 | Ingang 3: Bepaald de ‘Conditional Access’ status van het beslag. Zodra deze ingang actief wordt gemaakt hebben badges welke met een |
programmeerkaart ‘Conditional Access’ zijn ingeleerd toegang. Zodra deze ingang weer passief wordt gemaakt hebben deze badges geen toegang meer. Badges welke met een gewone programmeerkaart zijn ingeleerd houden ongeacht de ‘Conditional Access’ status gewoon toegang. |
Connector K4 | ||
Nr. | Naam | Functie Omron Clock & Data |
1 | D1 | Wiegand Data 1 |
2 | D0 | Wiegand Data 0 |
3 | - | - |
4 | GND | Massa |
5 | 12V | 12VDC voeding voor RF Module |
11.6. Radaris Evolution NE39 met een willekeurig slot of sluitplaat (WM)
In onderstaande overzicht zijn de voor de Wiegand modus voor een Radaris Evolution NE39 met een willekeurig slot of sluitplaat de relevante aansluitingen en hun functies gegeven.
Connector K1 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO1 | Uitgang 1: Volgt ingang 1 van de NE39, als ingang 1 van de NE39 actief is, is het relais gesloten. |
2 | COM1 | Common contact van het relais voor uitgang 1. |
3 | NO2 | Uitgang 2: Volgt ingang 2 van de NE39, als ingang 2 van de NE39 actief is, is het relais gesloten. LET OP: DIP-switch 5 op de NE39 moet op OFF staan! |
4 | COM2 | Common contact van het relais voor uitgang 2. |
Connector K2 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | NO3 | Uitgang 3: Dit relaiscontact volgt de vergrendelstatus van het slot. Het relaiscontact is gesloten zolang het slot ontgrendeld is. LET OP: de vergrendelstatus wordt afgeleid van de aansturing van het slot. Strikt genomen volgt deze uitgang het uitgangrelais van de NE39. |
2 | COM3 | Common contact van het relais voor uitgang 3. |
3 | NO4 | De functie van deze uitgang is afhankelijk van DIP-switch 4: DIP-switch 4 op OFF: Geen functie voor dit type RF Controller. DIP-switch 4 op ON: Deze uitgang volgt de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller. Zodra de ‘Conditional Access’ status van de RF Controller actief is, is dit relaiscontact gesloten. |
4 | COM4 | Common contact van het relais voor uitgang 4. |
Connector K3 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | GND | Massa |
2 | IN1 | Ingang 1: Ontgrendeld het slot voor de bij de RF Controller ingestelde slotopentijd. |
3 | GND | Massa |
4 | IN2 | Ingang 2: Ontgrendeld het slot (kruk gekoppeld) zodra deze ingang actief wordt gemaakt (neergaande flank) en vergrendeld het slot (kruk ontkoppeld) zodra deze ingang weer inactief wordt gemaakt (opgaande flank). |
5 | GND | Massa |
6 | IN3 | Ingang 3: Bepaald de conditional access status van de RF Controller. Zodra |
deze ingang actief wordt gemaakt hebben badges welke met een programmeerkaart ‘Conditional Access’ zijn ingeleerd toegang. Zodra deze ingang weer passief wordt gemaakt hebben deze badges geen toegang meer. Badges welke met een gewone programmeerkaart zijn ingeleerd houden ongeacht de ‘Conditional Access’ status gewoon toegang. |
Connector K4 | ||
Nr. | Naam | Functie Omron Clock & Data |
1 | D1 | Wiegand Data 1 |
2 | D0 | Wiegand Data 0 |
3 | - | - |
4 | GND | Massa |
5 | 12V | 12VDC voeding voor RF Module |
12. RS485 modus (SM)
De RS485 modus is bedoeld voor integratie van de Radaris Evolution RF Controllers binnen systemen van derden. In deze modus werkt de RF Module als een soort Access Point waaronder tot vier RF Controllers kunnen worden gekoppeld. Alle functies van de RF Controllers zijn toegankelijk via een eenvoudig ASCII protocol zoals beschreven in een aparte protocolbeschrijving.
figuur 13: RF Module in RS485 modus
LET OP |
De RS485 modus werkt alleen indien er bij de RF Controllers een ‘RS485’ licentie is ingeleerd. |
12.1. DIP-switch instellingen (SM)
Voor de RS485 modus zijn de instellingen van alle DIP switches belangrijk. De DIP- switches hebben in RS485 modus de volgende functies:
Functie van DIP switches voor RS485 modus | ||
Switch nr. | Functie tijdens bedrijf | Functie tijdens inleren lezers |
1 | Gedrag van in- en uitgangen | Adres leeseenheid (LSB) |
2 | Gedrag van in- en uitgangen | Adres leeseenheid (MSB) |
3 | Gedrag van in- en uitgangen | Geen functie, stand niet belangrijk |
4 | Moet altijd op OFF in RS485 modus | Moet altijd op OFF in RS485 modus |
5 | Adres RF Module (LSB) | RS485 adres RF Module (LSB) |
6 | Adres RF Module | RS485 adres RF Module |
7 | Adres RF Module | RS485 adres RF Module |
8 | Adres RF Module (MSB) | RS485 adres RF Module (MSB) |
tabel 1: Functie van DIP-switches in RS485 modus
Switch 4: altijd op OFF
figuur 14: DIP switches RS485 modus
Om de RF Module in RS485 Modus te zetten moet het RS485 adres ongelijk aan 0 worden ingesteld en moet switch 4 op OFF staan. In de volgende paragrafen worden de settings van de switches 1..3 en 5..8 toegelicht.
12.2. Instellen van RS485 adres (SM)
In RS485 modus kan het RS485 adres van de RF Module worden ingesteld van adres 1 tot
15. Er kunnen dus nooit meer dan 15 stuks RF Modules op dezelfde RS485 bus worden aangesloten. De adres instelling wordt gedaan met de DIP-switches 5,6,7 en 8. Daarbij vertegenwoordigd switch 8 het MSB. Voor de volledigheid is onderstaand een compleet adressen overzicht gegeven.
Adres 2
Adres
ON
1 2 3 4 5 6 7 8
ON
1 2 3 4 5 6 7 8
Adres 1 3 Adres 4 Adres 5
Adres 6
Adres 7
Adres 8
Adres 9
Adres 10
ON
ON
1 2 3 4 5 6 7 8
1 2 3 4 5 6 7 8
Adres 11
13 Adres 14 Adres 15
Adres 12
Adres
figuur 15: RS485 adres instellingen
12.3. Koppelen van een RF Controller aan de RF Module (SM)
De RF Controllers kunnen op de volgende manieren worden gekoppeld:
▪ Met een commando via het ASCII protocol.
▪ Met behulp van de DIP-switches en de drukknop op de RF Module
LET OP |
Raadpleeg voor het koppelen van de RF Controllers via het ASCII- protocol de protocolbeschrijving. |
In RS485 modus is het mogelijk om tot 4 stuks RF Controllers aan een RF Module te koppelen. Met behulp van de DIP-switches 1 en 2 wordt ingesteld op welke adres (1..4) de RF Controller via de knop op de RF Module wordt ingeleerd.
LET OP |
Alvorens een RF Controller aan de RF Module gekoppeld kan worden, moet bij de betreffende RF Controller eerst een ‘RS485’ licentie worden ingeleerd. Meer informatie over het inleren van licentiekaarten staat in de handleiding van de desbetreffende RF Controller. |
LET OP |
Stel eerst met DIP-switches 5..8 het RS485 adres in (1..15) zoals |
Stel met de DIP-switches 1 en 2 in op welke adres de RF Controller moet worden ingeleerd. In figuur 16 zijn de vier mogelijkheden uitgewerkt.
Inleren RF Controller Inleren RF Controller | Inleren RF Controller | Inleren RF Controller |
op adres 1 op adres 2 | op adres 3 | op adres 4 |
figuur 16: DIP-switch instelling RF Controller positie
Een RF Controller kan nu aan de RF Module worden gekoppeld door de RF Module als een afstandsbediening met behulp van de eerst ingeleerde programmeerkaart bij de RF
Controller in te leren. Een volledige beschrijving van deze procedure staat in de handleiding van de betreffende RF Controller. In het kort is deze procedure als volgt:
▪ Biedt bij de lezer de eerst ingeleerde programmeerkaart aan.
▪ De groene LED op de lezer gaat snel knipperen ter bevestiging van een actieve programmeermodus.
▪ Activeer het inleersignaal door op de drukknop van de RF Module te drukken.
▪ De groene LED op de lezer gaat langzaam knipperen.
▪ Activeer het inleersignaal nogmaals door opnieuw op de drukknop van de RF Module te drukken.
▪ De groene LED op de lezer brand gedurende enkele seconden ter bevestiging van het succesvol inleren van de RF Module.
Voor het inleren van andere RF Controllers moet bovenstaande procedure worden herhaald. Vergeet daarbij niet om de DIP-switches 1 en 2 op een andere positie in te stellen.
LET OP |
Indien een RF Controller met hetzelfde adres (DIP-switch 1 en 2) als een reeds ingeleerde RF Controller wordt ingeleerd, wordt de reeds ingeleerde RF Controller overschreven. Er wordt geadviseerd de RF Module nog wel uit het geheugen van de overschreven RF Controller te wissen. |
12.4. Ontkoppelen van een RF Controller
LET OP |
Raadpleeg voor het ontkoppelen van de RF Controllers via het ASCII- protocol de protocolbeschrijving. |
Het volledig ontkoppelen, dat wil zeggen het wissen van de RF Module uit het geheugen van de RF Controller en het wissen van de RF Controller uit het geheugen van de RF Module, gaat op dezelfde manier als het wissen van een afstandsbediening. Raadplaag zo nodig de betreffende handleidingen voor meer informatie.
LET OP |
Ontkoppel de module en de RF Controller volledig door eerst de programmeerkaart aan te bieden en dan de module te activeren. Indien de module uit het geheugen van de RF Controller wordt gewist door het wissen van de programmeerkaart, blijft de RF Controller in het geheugen van de RF module staan en kan de RF Module ongewenst gedrag vertonen. |
Indien een RF Controller uit het geheugen van de RF Module moet worden gewist in situaties dat bijvoorbeeld de RF Controller niet meer functioneert, dan kan dat op de volgende manier:
▪ Druk de knop op de RF Module gedurende ongeveer 3 seconden in, tot dat de groene status LED gaat branden.
▪ Zet zo nodig DIP-switches 1 en 2 weer terug in de oorspronkelijke stand.
LET OP |
Ontkoppel de module en de RF Module zo mogelijk volledig. Indien de ontkoppeling slechts enkelzijdig wordt uitgevoerd kan de RF Controller of RF Module ongewenst gedrag vertonen. |
Pagina 57 van 82
Handleiding ten behoeve van Radaris Evolution RF Module
12.5. Functie van de in- en uitgangen van de RF Module (SM)
LET OP |
Raadpleeg voor het besturen van de in- en uitgangen van de RF Module door de host de protocolbeschrijving. |
Zoals reeds eerder is opgemerkt zal over het algemeen in de RS485 modus alleen de RS485 interface en de voedingsaansluiting van de RF Module worden gebruikt. Via het ASCII protocol zijn alle functies aan te sturen en worden alle statuswijzigingen doorgegeven.
Voor situaties waarbij het toch handig zou zijn als een functie of status via een in- of uitgang beschikbaar is, kunnen bepaalde functies en statussen additioneel aan in- en uitgangen worden gekoppeld. De functie van de in- en uitgangen is afhankelijk van de instellingen van DIP-switches 1, 2 en 3. De verschillende mogelijkheden zijn in onderstaande overzicht gegeven:
Switche s | Ingang 1 | Ingang 2 | Ingang 3 | Uitgang 1 | Uitgang 2 | Uitgang 3 | Uitgang 4 | ||
Kort open slot 1 | Kort open slot 2 | Kort open slot 3 | Schootstan d slot 1 | Schootstan d slot 2 | Schootstan d slot 3 | Schootstan d slot 4 | |||
Kort open slot 1 | Kort open slot 2 | Kort open slot 3 | Batterijstat us slot 1 | Batterijstat us slot 2 | Batterijstat us slot 3 | Batterijstat us slot 4 | |||
Kort open slot 1 | Kort open slot 2 | Kort open slot 3 | Status vergrendel d/ontgren deld slot 1 | Status vergrendel d/ontgren deld slot 2 | Status vergrendel d/ontgren deld slot 3 | Status vergrendel d/ontgren deld slot 4 | |||
Kort open slot 1 | Kort open slot 2 | Kort open slot 3 | Signalerin g bediening cilinder bij ELMEC600 | Signalerin g bediening cilinder bij ELMEC600 | Signalerin g bediening cilinder bij ELMEC600 | Signalerin g bediening cilinder bij ELMEC600 | |||
Switche s | Ingang 1 | Ingang 2 | Ingang 3 | Uitgang 1 | Uitgang 2 | Uitgang 3 | Uitgang 4 | ||
Gelijk aan OMRON modus | Gelijk aan OMRON modus | Gelijk aan OMRON modus | Gelijk aan OMRON modus | Gelijk aan OMRON modus | Gelijk aan OMRON modus | Gelijk aan OMRON modus | |||
Pagina 58 van 82
Handleiding ten behoeve van Radaris Evolution RF Module
voor slot 1 | voor slot 1 | voor slot 1 | voor slot 1 | voor slot 1 | voor slot 1 | voor slot 1 | |||
Gelijk aan OMRON modus voor slot 2 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 2 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 2 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 2 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 2 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 2 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 2 | |||
Gelijk aan OMRON modus voor slot 3 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 3 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 3 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 3 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 3 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 3 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 3 | |||
Gelijk aan OMRON modus voor slot 4 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 4 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 4 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 4 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 4 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 4 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 4 | |||
tabel 2a & b: Instellingen DIP-switches 1,2 en 3
Omdat in RS485 modus DIP-switch 4 altijd op OFF moet staan, zal in
bovengenoemde overzicht (2e tabel) de werking van uitgang 4 conform OMRON modus zijn met DIP-Switch 4 op OFF.
LET OP
12.6. RS485 interface (SM)
In de RS485 modus zal over het algemeen alleen connector K5 worden gebruikt voor zowel het aansluiten van de tweedraads RS485 interface als de voeding. In onderstaande overzicht zijn de voor de RS485 modus relevante aansluitingen gegeven.
Connector K5 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | D+ | D+ van de tweedraads RS485 interface |
2 | D – | D – van de tweedraads RS485 interface |
3 | GND | Massa |
4 | +12V | 12VDC voeding voor RF Module |
In hoofdstuk 16 staan zowel technische specificaties als aansluitvoorbeelden met betrekking tot de RS485 interface.
13. TiSM modus (TM)
Onder TiSM worden de RF Controllers gewoonlijk via Radaris Evolution Access Points beheerd. Omdat in die situatie niet alle mogelijkheden van TiSM in combinatie met de RF Controllers optimaal benut kunnen worden, kan het wenselijk zijn dat RF Controllers als ‘gewone’ leeseenheden op een TiSM deurcontroller worden aangesloten. Met de RF Module, ingesteld in TiSM modus is dat mogelijk.
In TiSM modus is het voldoende om de RF module aan te sluiten op de RS485 readerinterface (data en voeding) van de TiSM controller (SICOM2plus, SICOM4plus, RCU2plus of RCU4plus). Bij het inleren van de RF Controllers kan aan iedere RF Controller een adres worden gegeven. Eventueel kunnen beschikbare functies op de in-en uitgangen van de RF Module via de uit- en ingangen van de TiSM controller worden benut.
figuur 17: RF Module in TiSM modus
LET OP |
Vanwege compatibiliteit met bestaande controllers wordt het ontgrendel signaal afgeleid van de aansturing van de groen LED binnen het TiSM readerprotocol. In TiSM moet daarom de optie ‘LED groen op deuropener’ op het tabblad ‘algemeen’ bij de betreffende |
leeseenheden worden aangevink.
LET OP |
De TiSM modus werkt alleen indien er bij de RF leeseenheden een ‘RS485’ licentie is ingeleerd. |
LET OP |
In TiSM modus wordt de TiSM ‘legaal open’ functie (nog) niet ondersteund. |
13.1. DIP-switch instellingen (TM)
Voor de TiSM modus zijn de instellingen van alle DIP switches belangrijk. De DIP-switches hebben in TiSM modus de volgende functies:
Functie van DIP-switches voor TiSM modus | ||
Switch nr. | Functie tijdens bedrijf | Functie tijdens inleren lezers |
1 | Gedrag van in- en uitgangen | Nr. leeseenheid (LSB) |
2 | Gedrag van in- en uitgangen | Nr. leeseenheid (MSB) |
3 | Gedrag van in- en uitgangen | Geen functie, stand niet belangrijk |
4 | Moet altijd op ON in TiSM modus | Moet altijd op ON in TiSM modus |
5 | Geen functie, stand niet belangrijk | RS485 adres in te leren RF Controller |
6 | Geen functie, stand niet belangrijk | RS485 adres in te leren RF Controller |
7 | Geen functie, stand niet belangrijk | RS485 adres in te leren RF Controller |
8 | Geen functie, stand niet belangrijk | RS485 adres in te leren RF Controller |
tabel 3: Functie van DIP-switches in TiSM modus
Switch 4: altijd op ON
figuur 18: DIP switches RS485 modus
Om de RF Module in TiSM modus te zetten moet switch 4 op ON staan. In de volgende paragrafen worden de settings van de switches 1..3 en 5..8 toegelicht.
13.2. Koppelen van een RF Controller aan de RF Module (TM)
In TiSM modus is het mogelijk om tot 4 stuks RF Controllers aan een RF Module te koppelen. Met behulp van DIP-switches 1 en 2 wordt ingesteld op welke positie (1..4) de RF Controller wordt ingeleerd en met behulp van de DIP-switches 5,6,7 en 8 wordt ingesteld welke RS485 adres (TiSM reader adres) de in te leren RF Controller krijgt, waarna de RF Controller met de knop op de RF Module wordt ingeleerd.
LET OP |
Alvorens een RF Controller aan de RF Module gekoppeld kan worden, moet bij de betreffende RF Controller eerst een ‘RS485’ licentie worden ingeleerd. Meer informatie over het inleren van licentiekaarten staat in de handleiding van de desbetreffende RF Controller. |
13.3. Positie van de RF Controller
Met DIP-switches 1 en 2 wordt ingesteld op welke positie de RF Controller moet worden in- of uitgeleerd. In figuur 19 is een overzicht van de mogelijke instellingen gegeven.
Positie 1 Positie 2 Positie 3 Positie 4
figuur 19: DIP-switch instelling positie selectie
Pagina 63 van 82
Handleiding ten behoeve van Radaris Evolution RF Module
Versie 2.0.2
13.3.1. Instellen RS485 adres van RF Module
Omdat de RF Module op de RS485 readerinterface van de TiSM controller wordt aangesloten, moeten de RF controllers allemaal een uniek RS485 adres (TiSM reader adres) krijgen. Met de DIP-switches 5,6,7 en 8 kan het adres worden ingesteld welke de in te leren RF Controller (lezer) bij het inleren krijgt.
Bijzondere aandacht wordt vereist voor RF Controllers met twee lezers, bijvoorbeeld een dubbelzijdig beslag, deze kunnen op de volgende manieren worden ingeleerd:
▪ Als één TiSM leeseenheid, daarbij krijgen beide lezers hetzelfde adres.
▪ Als twee TiSM leeseenheden, daarbij krijgt lezer 1 een oneven adres en lezer 2 het daarop volgende even adres. Op deze wijze kunnen de twee TiSM leeseenheden in TiSM als Master-Slave geconfigureerd worden.
ON
5 6 7 8
ON
5 6 7 8
In tabel 4 zijn de relevante instellingen voor DIP-switches 5,6,7 en 8 gegeven.
In te leren RF Controller | In te leren RF Controller | |||||||||
DIP- Switches | RS485 adres leeskop 1 | RS485 adres leeskop 2 | DIP- Switches | RS485 adres leeskop 1 (TiSM Master) | RS485 adres leeskop 2 (TiSM Slave) | |||||
1 | 1 | 1 | 2 | |||||||
2 | 2 | 3 | 4 | |||||||
3 | 3 | 5 | 6 | |||||||
4 | 4 | 7 | 8 | |||||||
5 | 5 | |||||||||
6 | 6 |
7 | 7 | |||
8 | 8 |
tabel 4a & b: Adres instellingen voor in te leren RF Controller
13.3.2. Koppelen
Het inleren van een RF Controller gaat als volgt:
Vervolgens kan de RF Controller aan de RF Module worden gekoppeld door de RF Module als een afstandsbediening met behulp van de eerst ingeleerde programmeerkaart bij de RF Controller in te leren. Een volledige beschrijving van deze procedure staat in de handleiding van de betreffende RF Controller. In het kort is deze procedure als volgt:
▪ Biedt bij de lezer de eerst ingeleerde programmeerkaart aan.
▪ De groene LED op de lezer gaat snel knipperen ter bevestiging van een actieve programmeermodus.
▪ Activeer het inleersignaal door op de drukknop van de RF Module te drukken.
▪ De groene LED op de lezer gaat langzaam knipperen.
▪ Activeer het inleersignaal nogmaals door opnieuw op de drukknop van de RF Module te drukken.
▪ De groene LED op de lezer brand gedurende enkele seconden ter bevestiging van het succesvol inleren van de RF Module.
Voor het inleren van andere RF Controllers moet bovenstaande procedure worden herhaald. Vergeet daarbij niet om de DIP-switches 5,6,7 en 8 op een andere adres in te stellen.
13.4. Ontkoppelen van een RF Controller
Het volledig ontkoppelen, dat wil zeggen het wissen van de RF Module uit het geheugen van de RF Controller en het wissen van de RF Controller uit het geheugen van de RF Module, gaat op dezelfde manier als het wissen van een afstandsbediening. Raadplaag zo nodig de betreffende handleidingen voor meer informatie.
LET OP |
Ontkoppel de module en de RF Controller volledig door eerst de programmeerkaart aan te bieden en dan de module te activeren. Indien de module uit het geheugen van de RF Controller wordt gewist door het wissen van de programmeerkaart, blijft de RF Ontroller in het geheugen van de RF module staan en kan de RF Module ongewenst gedrag vertonen. |
Indien een RF Controller uit het geheugen van de RF Module moet worden gewist in situaties dat bijvoorbeeld de RF Controller niet meer functioneert, dan kan dat op de volgende manier:
▪ Druk de knop op de RF Module gedurende ongeveer 3 seconden in, tot dat de groene status LED gaat branden.
▪ Zet zo nodig DIP-switches 1 en 2 weer terug in de oorspronkelijke stand.
LET OP |
Ontkoppel de module en de RF Module zo mogelijk volledig. Indien de ontkoppeling slechts enkelzijdig wordt uitgevoerd kan de RF Controller of RF Module ongewenst gedrag vertonen. |
Pagina 67 van 82
Handleiding ten behoeve van Radaris Evolution RF Module
13.5. Functie van de in- en uitgangen van de RF Module (TM)
Zoals reeds eerder is opgemerkt is het in TiSM modus voldoende om de RF Module via de RS485 interface op de RS485 reader interface (data en voeding) van de TiSM controller aan te sluiten. Het ontgrendelen van het slot wordt daarbij afgeleid van de aansturing van de groene LED op een TiSM leeseenheid.
Voor situaties waarbij het toch handig zou zijn als een functie of status via een in- of uitgang beschikbaar is, kunnen bepaalde functies en statussen additioneel aan in- en uitgangen worden gekoppeld. De functie van de in- en uitgangen is afhankelijk van de instellingen van DIP-switches 1, 2 en 3. De verschillende mogelijkheden zijn in onderstaande overzicht gegeven:
Switche s | Ingang 1 | Ingang 2 | Ingang 3 | Uitgang 1 | Uitgang 2 | Uitgang 3 | Uitgang 4 | ||
Kort open slot 1 | Kort open slot 2 | Kort open slot 3 | Schootstan d slot 1 | Schootstan d slot 2 | Schootstan d slot 3 | Schootstan d slot 4 | |||
Kort open slot 1 | Kort open slot 2 | Kort open slot 3 | Batterijstat us slot 1 | Batterijstat us slot 2 | Batterijstat us slot 3 | Batterijstat us slot 4 | |||
Kort open slot 1 | Kort open slot 2 | Kort open slot 3 | Status vergrendel d/ontgren deld slot 1 | Status vergrendel d/ontgren deld slot 2 | Status vergrendel d/ontgren deld slot 3 | Status vergrendel d/ontgren deld slot 4 | |||
Kort open slot 1 | Kort open slot 2 | Kort open slot 3 | Signalerin g bediening cilinder bij ELMEC600 | Signalerin g bediening cilinder bij ELMEC600 | Signalerin g bediening cilinder bij ELMEC600 | Signalerin g bediening cilinder bij ELMEC600 | |||
Switche s | Ingang 1 | Ingang 2 | Ingang 3 | Uitgang 1 | Uitgang 2 | Uitgang 3 | Uitgang 4 | ||
Gelijk aan OMRON modus voor slot 1 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 1 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 1 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 1 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 1 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 1 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 1 | |||
Gelijk aan OMRON modus | Gelijk aan OMRON modus | Gelijk aan OMRON modus | Gelijk aan OMRON modus | Gelijk aan OMRON modus | Gelijk aan OMRON modus | Gelijk aan OMRON modus | |||
Pagina 68 van 82
Handleiding ten behoeve van Radaris Evolution RF Module
voor slot 2 | voor slot 2 | voor slot 2 | voor slot 2 | voor slot 2 | voor slot 2 | voor slot 2 | |||
Gelijk aan OMRON modus voor slot 3 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 3 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 3 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 3 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 3 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 3 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 3 | |||
Gelijk aan OMRON modus voor slot 4 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 4 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 4 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 4 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 4 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 4 | Gelijk aan OMRON modus voor slot 4 | |||
Omdat in TiSM modus DIP-switch 4 altijd op ON moet staan, zal in
bovengenoemde overzicht (2e tabel) de werking van uitgang 4 conform OMRON modus zijn met DIP-Switch 4 op ON.
LET OP
tabel 5a & b: Instellingen DIP-switches 1,2 en 3
13.6. RS485 interface (TM)
In de TiSM modus kan de RF module via connector K5 direct op de RS485 reader interface van de TiSM controller worden aangesloten. In onderstaande overzicht zijn de voor de TiSM modus relevante aansluitingen gegeven.
Connector K5 | ||
Nr. | Naam | Functie |
1 | D+ | D+ van de tweedraads RS485 interface |
2 | D – | D – van de tweedraads RS485 interface |
3 | GND | Massa |
4 | +12V | 12VDC voeding voor RF Module |
14. Aandachtspunten voor gebruik van badges
14.1. Badges in OMRON, Wiegand, RS485 of TiSM modus
Bij gebruik van de RF Module in OMRON, Wiegand of TiSM modus, is het de bedoeling dat niet de RF Controller maar juist het bovenliggende systeem de badge controleert. Onder normale omstandigheden is het bij gebruik van de RF Module in genoemde modi dus niet gewenst dat er nog sleutels bij de RF Controllers zelf worden ingeleerd.
De RS485 modus kan uiterst flexibel worden ingezet. Daarbij kan de controle van de badge zowel door de RF Controller als bij de host (derden) worden uitgevoerd. Zelfs een combinatie van beide is mogelijk. Raadpleeg voor meer informatie de separate protocol beschrijving.
14.1.1. Noodsituaties
Om te voorkomen dat een deur niet meer toegankelijk is als het bovenliggende systeem niet meer functioneert, kan het gewenst zijn dat er noodsleutels zijn die altijd toegang kunnen krijgen, ongeacht de status van bovenliggende systemen.
Noodsleutels kunnen eenvoudig worden gemaakt door badges bij de RF Controllers in te leren. Een bij de RF Controller ingeleerde sleutel heeft altijd op de normale manier toegang en is dus niet afhankelijk van controle door een bovenliggend systeem.
Boekingen met deze badges worden wel via de OMRON, Wiegand of RS485 interface aan bovenliggende systeem doorgegeven.
LET OP |
Er wordt geadviseerd geen afstandsbedieningen rechtstreeks bij de RF Controller in te leren indien de RF Module in OMRON, Wiegand of TiSM modus wordt gebruikt. Beperk eventuele noodsleutels tot toegangskaarten en keyfob’s. |
In RS485 modus kunnen de RF Controllers omschakelen tussen normaalbedrijf en noodbedrijf. Daarbij is zeer flexibel aan te geven hoe de de RF Controller in deze situaties badges moet controleren. Raadpleeg voor meer informatie de separate protocol beschrijving.
14.2. Afstandsbedieningen en RS485 of TiSM modus
Het gebruik van afstandsbediening voor RF Controllers welke aan een RF Module in RS485 of TiSM modus zijn gekoppeld, zou in veel gevallen leiden tot een boeking met een betreffende afstandsbediening via elke gekoppelde RF Controller. Hierdoor kunnen onder andere de volgende problemen ontstaan:
▪ Hoge belasting van de RS485 bus door groot aantal boekingen.
▪ Hoge belasting van bovenliggende systemen.
▪ Complexe afhandeling van de voor de afstandsbedieningen gebruikte beveiligingsmethodes.
Om de genoemde problemen te voorkomen wordt indien een aan de RF Module gekoppelde RF Controller een afstandsbediening ontvangt, dit door de RF Module als volgt afgehandeld:
▪ In RS485 modus wordt een boeking met een afstandsbediening altijd met lezer adres 0 (broadcast) verstuurd. Het is aan de host (bovenliggende systeem) om te bepalen welke van de vier bijbehorende deuren ontgrendeld moet(en) worden.
▪ In TiSM modus wordt een boeking met een afstandsbediening altijd als boeking op iedere aan de RF Module gekoppelde leeseenheid verstuurd. De TiSM controller (RCU.. plus of SICOM..plus) zal deze boekingen op de gebruikelijke wijze afhandelen.
14.2.1. Beveiliging van afstandsbedieningen
Standaard wordt door de RF Controller de afhandeling van de beveiligingsmethodes voor de ingeleerde afstandsbedieningen gedaan. Omdat bij een RF Controller welke aan een RF Module in RS485 of TiSM modus is gekoppeld de afstandsbedieningen niet meer worden ingeleerd, kan de RF Controller de afhandeling van de beveiligingsmethodes niet meer uitvoeren. Daarom handelt de RF Module de beveiligingsmethodes voor alle niet ingeleerde afstandsbedieningen af. Daarvoor wordt automatisch iedere ontvangen niet ingeleerde afstandsbediening door de RF Module in het geheugen opgeslagen. Het geheugen van de RF Module biedt ruimte aan ruim 5.000 afstandsbedieningen.
15. TTL interface (OMRON/Magstripe/Wiegand)
15.1. OMRON/Magstripe-interface en dataformaat
De RF module heeft een interface welke functioneert volgens het OMRON/Magstripe Track 2 protocol. In de volgende paragrafen wordt het dataformaat en de signalering op deze interface nader toegelicht.
15.1.1. OMRON/Magstripe Track 2 dataformaat
Het OMRON/Magstripe Track 2 dataformaat is bij de RF Module als volgt geïmplementeerd:
1. Leading clocking zeros: de RF Module stuurt in het totaal 9 nullen.
2. Start sentinel: hexadecimaal ‘B’ – binair 1011
3. Data: kaart ID of afstandsbediening ID in 10 karakters BCD
4. End sentinel: hexadecimaa ‘F’ – binair 1111
5. LRC: dit is het ‘longitudial redundancy check’ karakter
6. Trailing clocking zeros: de RF Module stuurt in het totaal 9 nullen.
LET OP |
Het ID van een keyfob of afstandsbediening wordt altijd in 10 karakters verstuurd. Zo nodig worden voor het ID extra nullen toegevoegd. |
Ieder karakter bestaat uit 5 bits en is opgebouwd uit 1 oneven pariteitsbit en 4 databits. De bits binnen een karakters worden achterstevoren verstuurd, dus als eerst het LSB en als laatste de pariteitsbit.
De LRC wordt bereken op basis van een even pariteit over elk 1e, 2e, 3e en 4e databit. De pariteitsbit behorende bij het LRC karakter is een oneven pariteit over de LRC databits binnen het LRC karakter.
15.1.2. Voorbeeld 1
Voor de volledigheid is in deze paragraaf een voorbeeld uitgewerkt van de manier waarop een Radaris Evolution toegangs-ID van een keyfob op de OMRON interface wordt verstuurd.
Het toegangs-ID in een Radaris Evolution keyfob is in dit voorbeeld: 44B8405B (4 bytes hex)
Op de OMRON interface wordt dit ID in BCD uitgestuurd. De conversie van 44B8405B (hex) naar decimaal is 1152925787 (dec) wat vervolgens de volgende representatie in BCD oplevert:
0001 0001 0101 0010 1001 0010 0101 0111 1000 0111 (BCD).
Als vervolgens de leading clocking zeros, het start karakter, het stop karakter, het LRC karakter en trailing clocking zeros en voor ieder karakter een pariteitbit worden toegevoegd en het verzenden van de bits van een karakter in omgekeerde volgorde wordt uitgevoerd, dan wordt op de OMRON interface de volgende data verstuurd:
Clocking | Start | 1 | 1 | 5 | 2 | 9 | 2 | 5 | 7 | 8 | 7 | Stop | LRC | Clocking |
000000000 | 11010 | 10000 | 10000 | 10101 | 01000 | 10011 | 01000 | 10101 | 11100 | 00010 | 11100 | 11111 | 10101 | 000000000 |
000000000 9 stuks leading clocking zeros 11010 Start: binair 1011, oneven pariteit | is | 0, | PDDDD:01011, | omgekeerd: | 11010 | |||||
10000 | 1: | binair | 0001, | oneven | pariteit | is | 0, | PDDDD:00001, | omgekeerd: | 10000 |
10000 | 1: | binair | 0001, | oneven | pariteit | is | 0, | PDDDD:00001, | omgekeerd: | 10000 |
10101 | 5: | binair | 0101, | oneven | pariteit | is | 1, | PDDDD:10101, | omgekeerd: | 10101 |
01000 | 2: | binair | 0010, | oneven | pariteit | is | 0, | PDDDD:00010, | omgekeerd: | 01000 |
10011 | 9: | binair | 1001, | oneven | pariteit | is | 1, | PDDDD:11001, | omgekeerd: | 10011 |
01000 | 2: | binair | 0010, | oneven | pariteit | is | 0, | PDDDD:00010, | omgekeerd: | 01000 |
10101 | 5: | binair | 0101, | oneven | pariteit | is | 1, | PDDDD:10101, | omgekeerd: | 10101 |
11100 | 7: | binair | 0111, | oneven | pariteit | is | 0, | PDDDD:00111, | omgekeerd: | 11100 |
00010 | 8: | binair | 1000, | oneven | pariteit | is | 0, | PDDDD:01000, | omgekeerd: | 00010 |
11100 | 7: | binair | 0111, | oneven | pariteit | is | 0, | PDDDD:00111, | omgekeerd: | 11100 |
11111 | Stop: | binair | 1111, | oneven | pariteit | is | 1, | PDDDD:11111, | omgekeerd: | 11111 |
10101 LRC: zie onderstaande toelichting. 000000000 9 stuks trailing clocking zeros |
Figuur 20: OMRON dataformaat
In bovenstaande voorbeeld wordt voor ieder karakter het pariteitbit bepaald door het aantal enen in het karakter te tellen. Als er een even aantal enen wordt geteld, wordt het pariteitsbit ook 1, zodat het totaal aantal enen oneven wordt (oneven pariteit).
In bovenstaande voorbeeld worden de eerste databit voor het LRC karakter bepaald door de even pariteit van alle eerst bits van alle karakters. Als er een oneven aantal enen wordt
geteld, wordt het pariteitsbit 1, zodat het totaal aantal enen even wordt (even pariteit). Op dezelfde manier worden het 2e, 3e en 4e databit van het LRC karakter bepaald. Het pariteit bit van het LRC karakter wordt bepaald door het aantal enen in het LRC karakter zelf te tellen. Als er een even aantal enen wordt geteld wordt het pariteitsbit ook 1, zodat het totaal aantal enen oneven wordt (oneven pariteit).
15.1.3. Voorbeeld 2
Als de leeseenheid zodanig is ingesteld dat het gelezen ID resulteert in een decimale representatie van minder dan 10 karakters, dan zullen er tijdens de conversie zo veel nullen worden toegevoegd, dat het totale aantal karakters gelijk is aan 10.
Het ID 1FBA7B (3 bytes hex) is gelijk aan 2079355 (dec). Aan de decimale waarde worden vooraf drie nullen toegevoegd waarna dus 0002079355 (dec) naar BCD wordt geconverteerd.
15.1.4. OMRON/Magstripe interface
De OMRON/Magstripe interface is aanwezig op connector K4 en heeft de volgende aansluitingen:
▪ Card Loaded Signal, aangeduid met CLS
▪ Read Data Pulse, aangeduid met RDP
▪ Read Clock Pulse, aangeduid met RCP
Als een keyfob wordt gelezen of afstandsbediening wordt ontvangen zal het gelezen of ontvangen ID door de RF Controller aan de RF Module worden verzonden. Op de OMRON/Magstrip interface van de RF Module wordt vervolgens het CLS signaal laag gemaakt.
De te versturen data wordt op de RDP aansluiting gezet en kan worden ingeklokt op de neergaande flank van het RCP signaal.
figuur 21: OMRON/Magstripe signaal
De uitgangen van de OMRON-interface zijn van het type open-collector.
15.2. Wiegand dataformaat
Ingesteld als Wiegand interface wordt de data als onderstaand uitgevoerd:
34 bits Wiegand protocol
Wiegand Bits | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | 32 | 33 | 34 |
Data Format | P(E) | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | C | P(O) |
Card Data bits | 31 | 30 | 29 | 28 | 27 | 26 | 25 | 24 | 23 | 22 | 21 | 20 | 19 | 18 | 17 | 16 | 15 | 14 | 13 | 12 | 11 | 10 | 9 | 8 | 7 | 6 | 5 | 4 | 3 | 2 | 1 | 0 | ||
Parity Format | P(E) | E | E | E | E | E | E | E | E | E | E | E | E | E | E | E | E | O | O | O | O | O | O | O | O | O | O | O | O | O | O | O | O | P(O) |
Wiegand Bit 1: | P(E): | Pariteitsbit over Wiegand bit 2 - 17 (Even pariteit) |
Wiegand Bit 2 – 33: | C: | Carddata, Bit 31 – 0, MSB wordt als eerste verstuurd. |
Wiegand Bit 34: | P(O): Pariteitsbit over Wiegand bit 18 - 33 (Oneven | |
pariteit) |
figuur 22: Wiegand dataformaat
15.2.1. Wiegand interface
De Wiegand interface is aanwezig op connector K4 en heeft de volgende aansluitingen:
▪ DATA-0, aangeduid met D0
▪ DATA-1, aangeduid met D1
figuur 23: Wiegand signaal
De uitgangen van de Wiegand-interface zijn van het type open-collector.
16. RS485 interface
De RF Module is uitgevoerd met een tweedraads RS485 interface met de volgende specificaties:
Snelheid: 9600 baud, fixed
Data structuur: 8N1 (8 databits, geen pariteitsbits en 1 stopbit) RS485 adres: Instelbaar van 1..15
Interne busafsluiting: Geen
De RS485 interface kan worden aangesloten via pen 1 en 2 van connector K5. Om de installatie te vereenvoudigen is op connector K5 tevens de voedingsaansluiting voor de RF Module aanwezig.
Er wordt geadviseerd om alle modules op dezelfde bus via dezelfde voeding te voeden. Indien dit niet mogelijk is dienen minimaal de GND aansluiting van iedere module op dezelfde bus met elkaar te worden verbonden. Door de relatief lage snelheid (9600 baud) op de bus zal het over het algemeen niet nodig zijn om de bus af te sluiten.
Als referentie voor het aansluiten en operationeel maken van de RS485 interface is in bijlage A een voorbeeld gegeven op basis van een Westermo MA45 RS232 naar RS485 converter. Daarnaast zijn als referentie in bijlage B de instellingen voor HyperTerminal gegeven.
17. Firmware upgrade
De firmware van de RF Module kan indien nodig worden geüpgrade met behulp van een Radaris Evolution Programbox PB-01. Het upgraden van de firmware gaat op dezelfde manier als upgraden van een RF Controller in stand-alone modus.
Het uitvoeren van een firmware upgrade bij een Radaris Evolution RF Module kan alleen via een programmeerapparaat. Om te voorkomen dat iedereen met een programmeerapparaat een firmware upgrade kan uitvoeren moet de RF Module eerst in bootmodus worden gebracht.
Een RF Module kan op de volgende manier in bootmodus worden gebracht:
1. Schakel de voeding van de RF Module uit.
2. Druk de drukknop op de RF Module in en schakel gelijktijdig de voeding van de RF Module weer in.
3. De rode en groene LED op de RF Module gaan knipperen ten teken van een actieve bootmodus.
4. Laat de drukknop op de RF Module weer los.
5. Indien een programmeerapparaat met een nieuwe firmware voor de RF Module in de buurt is, zal automatisch een firmware upgrade worden uitgevoerd. Gedurende de firmware upgrade blijven de rode en groene status LED’s op de RF Module knipperen. Na een firmware upgrade doven de LED’s en verlaat de RF Module de bootmodus.
6. Indien geen nieuwe firmware voor de RF Module bij een programmeerapparaat wordt aangetroffen zullen de status LED’s na ongeveer een seconden doven en verlaat de RF Module de bootmodus.
18. Reset
In situaties waarbij de Radaris Evolution RF Module een ongedefinieerde status heeft kan het nodig zijn dat deze wordt gereset. Tijdens het resetten wordt alles in het geheugen van de RF Module gewist.
Een reset wordt als volgt uitgevoerd:
1. Zet DIP-switch 1 en 2 op ON en alle overige DIP-switches op OFF
2. Druk gedurende 3 seconden de knop op de RF Module in.
3. Laat de drukknop weer los zodra de groene status LED op de RF Module oplicht.
figuur 24: Reset
19. Technische specificaties
Radaris Evolution RF Module
Afmetingen PCB : 112mm x 52mm x 14mm (lengte x breedte x hoogte)
Afmetingen behuizing : 122mm x 105mm x 45mm (lengte x breedte x hoogte)
Materiaal : Bodemplaat en kabelklem: ABS // Kap: Policarbonaat en RVS
Voeding
: 5VDC (max. -5% … 12VDC (max. +10%) / 1,2W (max. 50mV
rimpel)
Stroomverbruik : Max. 250mA bij 5VDC, max. 100mA bij 12VDC.
Uitgangen 1,2,3 en 4 : Relais maakcontact (NO) max. 24VAC/DC, 0,8A
Ingang 1,2 en 3 : Laag actief, met interne pull-up weerstand van 1k5 naar 1V7
Seriële interface : RS485 (tweedraads + voeding)
Snelheid op seriële interface : 9.600 Baud
TTL interface : Omschakelbaar tussen OMRON (Clock & Data) en Wiegand
RF Communicatie interface : Ten behoeve van communicatie met Radaris Evolution beslag
Frequentie RF comm. interface : 868MHz
Bedrijfstemperatuur : -10 … +70˚C
Maximale luchtvochtigheid : +90%, niet condenserend
Maatvoering
105
Maten in millimeters
figuur 25: Maatvoering
Bijlage A: RF Module en MA45
Dit hoofdstuk is bedoeld als referentie voor het aansluiten en operationeel maken van de RS485 interface van een RF Module in RS485 modus. Daarvoor is als voorbeeld de veel toegepaste Westermo MA45 RS232-RS485 converter gebruikt. In dit hoofdstuk wordt in het kort het instellen van de MA45 en de verbindingen tussen de RF Module(s) en de MA45 toegelicht.
Opmerking: dit hoofdstuk is bedoeld als referentie. Uiteraard kan de RF Module ook op ander apparatuur worden aangesloten. Bij eventuele ondersteuning vanuit de fabrikant zal altijd de in dit hoofdstuk gegeven referentie worden gehanteerd.
Instellingen MA45
De DIP-switches van de MA45 dienen als volgt te worden ingesteld:
Bedrading
figuur 26: DIP-switch instellingen MA45
De verbinding tussen de MA45 en een enkele RF Module moet worden gemaakt zoals gegeven in figuur 27.
5
4
3
2
1
1
PSU voor RF Module
figuur 27: Verbinding tussen één RF Module en een MA45
Indien er meerdere RF Modules aangesloten moeten worden, dienen de verbindingen als gegeven in figuur 28 te worden gemaakt.
MA45
1
1
5
4
3
2
1
LINE CONNECTION
1e RF Module (K5)
1
1
2e RF Module (K5)
3e RF Module (K5)
nde RF Module (K5)
PSU voor RF Modules
figuur 28: Verbinding tussen meerdere RF Modules en een MA45
Bijlage B: Bedrading RF Module naar TiSM controller
Iedere samengestelde TiSM controller op basis van een RCU2plus, RCU4plus, SICOM2plus of SICOM4plus is voorzien van 1 of twee 485POW PCB’s waarop de leeseenheden aangesloten kunnen worden. Op deze 485 POW PCB’s zijn daarvoor 4 stuks 6polige connectoren aanwezig.
485POW reader connector
In figuur 29 is een bedradingvoorbeeld gegeven voor het aansluiten van de RF Module op een reader aansluiting van een samengestelde TiSM controller.
1
1
2
3
4
5
6
RF Module (K5)
figuur 29: RF Module - 485POW bedrading
Bijlage C: Reader specificaties RF leeseenheden
De Radaris Evolution RF leeseenheden zijn uitgevoerd met een Mifare lezer welke standaard staat ingesteld op Radaris Evolution MiProx AES. Dit is een codering welke gebruik maakt van versleutelde (AES) diversity keys. Hierbij zijn de Mifare sleutels voor iedere keyfob of toegangskaart verschillend en kunnen gekopieerde keyfobs of kaarten door de lezer worden herkend.
Indien gewenst kunnen de instellingen van de leeseenheden worden aangepast. Daarbij zijn de volgende mogelijkheden:
▪ Mifare Classic UID
▪ Mifare Classic sector data met gebruik van MAD, AID instelbaar.
▪ Mifare Classic sector data, vast ingesteld.
▪ Mifare Classic sector data met gebruik van MAD en met terugval naar vaste instellingen als MAD of AID ontbreekt.
▪ MiProx AES implementatie, waarbij de AES sleutel kan worden opgegeven en eventueel een AES CMAC data check kan worden uitgevoerd.
▪ Mifare DESFire, UID (compressed)
Voor het lezen van sector data is de volgende data configureerbaar:
sector (0-39) / block (0-2) / positie (0-15) / datalengte (1-4 bytes) / KEY voor lezen (A/B en sleutel)
De lezer worden tijdens de configuratie in de fabriek ingesteld en kunnen op projectbasis conform bovenstaande overzicht worden aangepast. Eventueel kunnen de lezers van het Radaris Evolution beslag achteraf met een speciale configuratiekaart worden gewijzigd.
De RF Module kan afhankelijk van de ingestelde modus het ID van een gelezen badge via de Wiegand, Omron of RS485 interface communiceren. Algemeen geld dat ongeacht de instellingen van de lezer voor het ID altijd 32 bits (4bytes) data wordt overgedragen.
De maximale datalengte is 4 bytes carddata. Dit is toereikend voor het Radaris Evolution card ID en het Mifare Classic UID. Indien via de reader configuratie een korter databereik wordt ingesteld zal de data aan de MSB zijde worden aangevuld met nullen.
Omdat het UID van een Mifare DESfire kaart 7 bytes lang is, kan deze via de beschikbare 32 bits niet als geheel worden uitgevoerd. Daarom wordt, indien de reader is ingesteld om het UID te lezen, het UID van een Mifare DESfire kaart gecomprimeerd tot 4 bytes data.