Niet-wetgevingshandelingen)
(Niet-wetgevingshandelingen)
HaNDELINGEN vaN
BIJ INTERNaTIONaLE
OvEREENKOMSTEN
INGESTELDE
ORGaNEN
BESLUIT Nr. 1/2013 VAN HET BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT INZAKE DE HANDEL IN LANDBOUWPRODUCTEN OPGERICHTE GEMENGD VETERINAIR COMITÉ
van 22 februari 2013
tot wijziging van de aanhangsels 1, 2, 3, 5, 6 en 10 van bijlage 11 bij de overeenkomst
(2013/479/EU)
HET GEMENGD vETERINaIR COMITÉ,
Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en
(4) Bij Besluit nr. 1/2010 van het Gemengd veterinair Co mité zijn de aanhangsels 1, 2, 5, 6, 10 en 11 van bijlage 11 bij de overeenkomst voor het laatst gewijzigd (3).
de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproduc ten, en met name artikel 19, lid 3, van bijlage 11,
(5)
verscheidene wetgevingsbepalingen van de Europese Unie zijn gewijzigd of bijgewerkt sinds de laatste wijziging van de aanhangsels 1, 2, 3, 5, 6 en 10 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst bij Besluit nr. 1/2010 van het
Gemengd veterinair Comite. Met name de wetgeving
Overwegende hetgeen volgt:
(1) De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouw producten (1) (hierna „de landbouwovereenkomst” ge noemd) is op 1 juni 2002 in werking getreden.
(2) Overeenkomstig artikel 19, lid 1, van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst is het bij de landbouwovereen komst opgerichte Gemengd veterinair Comité (hierna
„het Gemengd veterinair Comite”) verantwoordelijk voor het onderzoeken van elke kwestie die betrekking heeft op genoemde bijlage en op de uitvoering daarvan en neemt het bovendien alle taken in verband met deze bijlage op zich. Overeenkomstig lid 3 van dat artikel kan het Gemengd veterinair Comité besluiten de aanhangsels van bijlage 11 te wijzigen, met name om deze aan te passen en bij te werken.
van de Europese Unie betreffende niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten werd gewij zigd.
(6) De wetgeving van de Europese Unie inzake de bescher xxxx xxx xxxxxx bij het doden werd gewijzigd en ver ordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 sep tember 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (4) is op 8 december 2009 in werking getreden en wordt vanaf 1 januari 2013 toegepast. Wat de naar de Europese Unie uitgevoerde dierlijke producten betreft, zijn derde landen gehouden de voorschriften in acht te nemen die ten minste gelijkwaardig zijn aan die van de verordening. Zwitserland heeft wetgeving aangenomen die gelijkwaardig is aan die van de Europese Unie.
(7) Om te kunnen certificeren dat Zwitserse producten ten aanzien van de bescherming van dieren tijdens het slach ten voldoen aan eisen die minstens gelijkwaardig zijn aan die van verordening (EG) nr. 1099/2009, zouden tussen
1 januari 2013 en de inwerkingtreding van Besluit nr.
1/2013 van het Gemengd
veterinair
Comité opnieuw
(3) Bij Besluit nr. 2/2003 van het Gemengd veterinair Co mité (2) zijn de aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 11 van bijlage 11 bij de overeenkomst voor het eerst gewijzigd.
(1) PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132.
(2) Besluit nr. 2/2003 van het bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in land bouwproducten opgerichte Gemengd veterinair Comité van 25 no vember 2003 tot wijziging van de aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 11 van bijlage 11 bij de overeenkomst (2004/78/EG) (PB L 23 van 28.1.2004, blz. 27).
certificaten moeten worden ingevoerd. Een dergelijke her invoering van certificaten zou een onevenredige admini stratieve belasting betekenen. Dit besluit moet daarom voorzien in de toepassing met terugwerkende kracht er van met ingang van 1 januari 2013.
(3) Besluit nr. 1/2010 van het Gemengd veterinair Comité opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten van 1 december 2010 tot wijziging van de aanhangsels 1, 2, 5, 6, 10 en 11 van bijlage 11 bij de overeenkomst (PB L 338 van 22.12.2010, blz. 50).
(4) PB L 303 van 18.11.2009, blz. 1.
(8) Het onderhavige besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
(9) De tekst van de aanhangsels 1, 2, 3, 5, 6 en 10 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst moet bijgevolg worden gewijzigd,
HEEFT HET vOLGENDE BESLUIT vaSTGESTELD:
Artikel 1
De aanhangsels 1, 2, 3, 5, 6 en 10 van bijlage 11 bij de landbouwvereenkomst worden gewijzigd over eenkomstig de bijlagen I tot en met vI bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit, opgesteld in twee exemplaren, wordt ondertekend door de medevoorzitters of andere personen die gemachtigd zijn namens de partijen bij de landbouwovereenkomst op te treden.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Het is met terugwerkende kracht van toepassing met ingang van 1 januari 2013.
Gedaan te Brussel, 22 februari 2013.
Voor de Zwitserse Bondsstaat Hoofd van de delegatie
Xxxx XXXX
Voor de Europese Unie Hoofd van de delegatie Xxxxxxx XXXXX
BIJLAGE I
I. afdeling II. „Klassieke varkenspest”, van bijlage 11, aanhangsel 1, bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:
„II. Klassieke varkenspest
a. WETGEvING (*)
Europese Unie | Zwitserland |
Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5). | 1. Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40), en met name de artikelen 1, 1a en 9a (maatregel tegen zeer besmettelijke epizoötieën, doelstellingen van de bestrijding) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking); 2. verordening inzake epizoötieën van 27 juni 1995 (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 2 (zeer besmet telijke epizoötieën), 40-47 (verwijdering en valorisatie van afval), 49 (het omgaan met voor het dier pathogene micro-organismen), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 77-98 (gemeenschappelijke bepalingen inzake zeer be smettelijke epizoötieën), 116-121 (constatering van var kenspest bij het slachten, specifieke maatregelen inzake de bestrijding van de varkenspest); 3. verordening van 14 juni 1999 betreffende de organisatie van het Federale Ministerie van Economische Zaken (OrgDFE; RS 172.216.1), en met name artikel 8 (referen tielaboratorium); 4. verordening van 25 mei 2011 inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten (OESPa; RS 916.441.22). |
B. BIJZONDERE UITvOERINGSBEPaLINGEN
1. De Commissie en het Federaal veterinair Bureau stellen elkaar in kennis van elk voornemen om een nood vaccinatie uit te voeren. In het Gemengd veterinair Comité vindt zo spoedig mogelijk overleg plaats.
2. Zo nodig stelt het Federaal veterinair Bureau overeenkomstig artikel 117, lid 5, van de verordening inzake epizoötieën technische uitvoeringsbepalingen vast ten aanzien van het merken en de behandeling van vlees dat afkomstig is uit de beschermings- en toezichtsgebieden.
3. Overeenkomstig artikel 121 van de verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een programma voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens, als omschreven in de artikelen 15 en 16 van Richtlijn 2001/89/EG.
4. Overeenkomstig artikel 97 van de verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan, dat op de website van het Federaal veterinair Bureau gepubliceerd is.
5. Het Gemengd veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 21 van Richtlijn 2001/89/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.
6. Zo nodig stelt het Federaal veterinair Bureau overeenkomstig artikel 89, lid 2, van de verordening inzake epizoötieën de technische uitvoeringsbepalingen vast ten aanzien van de serologische tests van de varkens in
de beschermings- en toezichtsgebieden overeenkomstig hoofdstuk Iv 2002/106/EG (**).
van
de bijlage bij Beschikking
7. Het gemeenschappelijke referentielaboratorium voor klassieke varkenspest is het Institut für
virologie
der
Tierärztlichen Hochschule Hannover, Xxxxxxxx 00, X-00000 Xxxxxxxx, Xxxxxxxxx. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De bevoegdheden en taken van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage Iv bij Richtlijn 2001/89/EG.
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.
(**) Beschikking 2002/106/EG van de Commissie van 1 februari 2002 houdende goedkeuring van een diagnose handboek tot vaststelling van diagnostische procedures, bemonsteringsprocedures en criteria voor de evaluatie van de resultaten van laboratoriumtests voor de bevestiging van klassieke varkenspest (PB L 39 van 9.2.2002, blz. 71).”.
II. afdeling III. „afrikaanse varkenspest” van bijlage 11, aanhangsel 1, bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:
„III. Afrikaanse varkenspest
a. WETGEvING (*)
Europese Unie | Zwitserland |
Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van afrikaanse varkenspest en hou dende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrek king tot besmettelijke varkensverlamming (Teschener ziekte) en afrikaanse varkenspest (PB L 192 van 20.7.2002, blz. 27). | 1. Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40), en met name de artikelen 1, 1a en 9a (maatregel tegen zeer besmettelijke epizoötieën, doelstellingen van de bestrijding) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking); 2. verordening inzake epizoötieën van 27 juni 1995 (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 2 (zeer besmet telijke epizoötieën), 40-47 (verwijdering en valorisatie van afval), 49 (het omgaan met voor het dier pathogene micro-organismen), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 77-98 (gemeenschappelijke bepalingen inzake zeer be smettelijke epizoötieën), 116-121 (constatering van var kenspest bij het slachten, specifieke maatregelen inzake de bestrijding van de varkenspest); 3. verordening van 14 juni 1999 betreffende de organisatie van het Federale Ministerie van Economische Zaken (OrgDFE; RS 172.216.1), en met name artikel 8 (referen tielaboratorium); 4. verordening van 25 mei 2011 inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten (OESPa; RS 916.441.22). |
B. BIJZONDERE UITvOERINGSBEPaLINGEN
1. Het referentielaboratorium van de Europese Unie voor afrikaanse varkenspest is het Centro de Investigación en Sanidad Animal, 28130 valdeolmos, Madrid, Spanje. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De taken en bevoegdheden van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage v bij Richtlijn 2002/60/EG.
2. Overeenkomstig artikel 97 van de verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan, dat op de website van het Federaal veterinair Bureau gepubliceerd is.
3. Overeenkomstig artikel 89, lid 2, van de verordening inzake epizoötieën stelt het Federaal veterinair Bureau zo nodig overeenkomstig de bepalingen van Beschikking 2003/422/EG (**) technische uitvoeringsbepalingen vast betreffende de diagnosemethoden voor afrikaanse varkenspest.
4. Het Gemengd veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 20 van Richtlijn 2002/60/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.
(**) Beschikking 2003/422/EG van de Commissie van 26 mei 2003 tot goedkeuring van een handboek voor de diagnose van afrikaanse varkenspest (PB L 143 van 11.6.2003, blz. 35).”.
III. afdeling vI. „Ziekte van Newcastle”, van bijlage 11, aanhangsel 1, bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:
„vI. Ziekte van Newcastle
a. WETGEvING (*)
Europese Unie | Zwitserland |
Richtlijn 92/66/EEG van de Raad van 14 juli 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van de ziekte van Newcastle (PB L 260 van 5.9.1992, blz. 1). | 1. Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40), en met name de artikelen 1, 1a en 9a (maatregel tegen zeer besmettelijke epizoötieën, doelstellingen van de bestrijding) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking); |
Europese Unie | Zwitserland |
2. verordening inzake epizoötieën van 27 juni 1995 (LFE; RS 916.401), en met name de artikelen 2 (zeer besmet telijke epizoötieën), 40-47 (verwijdering en valorisatie van afval), 49 (het omgaan met voor het dier pathogene micro-organismen), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 77-98 (gemeenschappelijke bepalingen inzake zeer be smettelijke epizoötieën), 122-125 (specifieke maatregelen met betrekking tot de ziekte van Newcastle); 3. verordening van 14 juni 1999 betreffende de organisatie van het Federale Ministerie van Economische Zaken (OrgDFE; RS 172.216.1), en met name artikel 8 (referen tielaboratorium); 4. Instructie (technische richtlijn) van het Federaal veterinair Bureau van 20 juni 1989 betreffende de bestrijding van paramyxovirose bij duiven (Bull. Off. vét. féd. 90(13), blz. 113 (vaccinatie enz.)); 5. verordening van 25 mei 2011 inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten (OESPa; RS 916.441.22). |
B. BIJZONDERE UITvOERINGSBEPaLINGEN
1. Het referentielaboratorium van de Europese Unie voor de ziekte van Newcastle is het Central veterinary Labora tory, New Haw, Weybridge, Surrey, KT15 3NB, verenigd Koninkrijk. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De taken en bevoegdheden van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage v bij Richtlijn 92/66/EEG.
2. Overeenkomstig artikel 97 van de verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan, dat op de website van het Federaal veterinair Bureau gepubliceerd is.
3. Het Gemengd veterinair Comité is verantwoordelijk voor de uitwisseling van informatie als bedoeld in de artikelen 17 en 19 van Richtlijn 92/66/EEG.
4. Het Gemengd veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 22 van Richtlijn 92/66/EEG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.”.
Iv. afdeling vIII. „Overdraagbare spongiforme encefalopathieën”, van bijlage 11, aanhangsel 1, bij de landbouwover eenkomst wordt vervangen door:
„vIII. Overdraagbare spongiforme encefalopathieën
a. WETGEvING (*)
Europese Unie | Zwitserland |
verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Par lement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vast stelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1). | 1. verordening van 23 april 2008 inzake het dierenwelzijn (OPan; RS 455.1), en met name artikel 184 (xxxxxxx xxxxxxxxxxxxx). 2. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, door voer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10); 3. Wet van 9 oktober 1992 inzake levensmiddelen en ge bruiksvoorwerpen, (LDal; RS 817.0), en met name de artikelen 24 (inspectie en bemonstering) en 40 (controle van levensmiddelen); 4. verordening van de DFI van 23 november 2005 inzake levensmiddelen van dierlijke oorsprong (RS 817.022.108), en met name de artikelen 4 en 7 (delen van het karkas die niet mogen worden gebruikt); |
Europese Unie | Zwitserland |
5. verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 6 (definities en afkortingen), 36 (vergunning), 61 (meldingsplicht), 130 (bewaking van het Zwitserse veebestand), 175-181 (over draagbare spongiforme encefalopathieën), 297 (uitvoering in het land), 301 (taken van de kantondierenarts), 303 (opleiding en nascholing van officiële dierenartsen) en 312 (diagnoselaboratoria); 6. verordening van 10 juni 1999 inzake het Diervoeder boek (OLaLa; RS 916.307.1), en met name artikel 28 (vervoer van landbouwhuisdieren), bijlage 1, deel 9 (pro ducten van landdieren), deel 10 (vissen en andere zee dieren, alsmede producten en bijproducten daarvan), en bijlage 4 (lijst van verboden stoffen); 7. verordening van 25 mei 2011 inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten (OESPa; RS 916.441.22). |
B. BIJZONDERE UITvOERINGSBEPaLINGEN
1. Het referentielaboratorium van de Europese Unie voor overdraagbare spongiforme encefalopathieën is het vete rinary Laboratories agency (vLa), Xxxxxxx Xxxx, Xxx Xxx, xxxxxxxxxx, Xxxxxx XX00 0XX, xxxxxxxx Xxxxxxxxxx. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De taken en bevoegdheden van het laboratorium zijn vastgesteld in hoofdstuk B van bijlage X bij verordening (EG) nr. 999/2001.
2. Overeenkomstig artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan voor de uitvoering van maatregelen ter bestrijding van TSE’s.
3. Overeenkomstig artikel 12 van verordening (EG) nr. 999/2001 wordt in de lidstaten van de Europese Unie een van besmetting met een TSE verdacht dier aan een officiële verplaatsingsbeperking onderworpen in afwachting van het resultaat van een klinisch en epidemiologisch onderzoek door de bevoegde autoriteit, of het dier wordt gedood om onder officieel toezicht in een laboratorium te worden onderzocht.
Overeenkomstig de artikelen 179b en 180a van de verordening inzake epizoötieën mogen dieren die van besmetting met een TSE worden verdacht, in Zwitserland niet worden geslacht. De verdachte dieren moeten worden gedood zonder dat daarbij bloedverlies optreedt en worden verbrand; de hersenen moeten in het Zwitserse referentielaboratorium op TSE’s worden getest.
Overeenkomstig artikel 10 van de verordening inzake epizoötieën worden runderen in Zwitserland met behulp van een systeem voor permanente identificatie geïdentificeerd, zodat het moederdier en het beslag van oorsprong kunnen worden getraceerd en kan worden vastgesteld dat de dieren niet afstammen van van BSE verdachte of met BSE besmette moederdieren.
Overeenkomstig artikel 179c van de verordening inzake epizoötieën worden met BSE besmette dieren ten laatste op het einde van de productiefase in Zwitserland gedood, alsook alle runderen die zijn geboren tussen één jaar vóór en één jaar na de geboorte van het besmet dier, en die tijdens die periode deel hebben uitgemaakt van het beslag en alle nakomelingen van met BSE besmette koeien die in de twee jaar voorafgaand aan de diagnose zijn geboren.
4. Overeenkomstig artikel 180b van de verordening inzake epizoötieën worden met scrapie besmette dieren, de moederdieren, de nakomelingen van besmette moederdieren en alle andere schapen en geiten van het beslag in Zwitserland gedood, met uitzondering van:
— schapen met ten minste één aRR-allel en geen vRQ-allel; en
— dieren jonger dan twee maanden die uitsluitend voor de slacht bestemd zijn. Overeenkomstig de verordening inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten worden de kop en de organen van de buikholte van deze dieren verwijderd.
Bij zeldzame rassen kan uitzonderlijk worden afgezien van het doden van het hele beslag. In dat geval wordt het beslag gedurende twee jaar onder officieel veterinair toezicht geplaatst en worden de dieren in het beslag tweemaal per jaar klinisch onderzocht. Indien er tijdens deze periode dieren worden afgestaan om gedood te worden, worden de koppen, met inbegrip van de tonsillen, in het Zwitserse referentielaboratorium op TSE’s onderzocht.
Deze maatregelen worden opnieuw bezien afhankelijk van de resultaten van het veterinaire toezicht op de dieren. Met name wordt de toezichtsperiode verlengd wanneer een nieuw ziektegeval in het beslag wordt vastgesteld.
Indien BSE bij een schaap of geit wordt bevestigd, verbindt Zwitserland zich ertoe om de maatregelen van bijlage vII bij verordening (EG) nr. 999/2001 toe te passen.
5. Overeenkomstig artikel 7 van verordening (EG) nr. 999/2001 verbieden de lidstaten van de Europese Unie het gebruik van verwerkte dierlijke eiwitten in diervoeders voor landbouwdieren die voor de productie van levens middelen worden gehouden, vetgemest of gefokt. De lidstaten van de Europese Unie passen een totaalverbod op het gebruik van dierlijke eiwitten in de voeding van herkauwers toe.
Overeenkomstig artikel 27 van de verordening inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten geldt in Zwitser land een totaalverbod op het gebruik van dierlijke eiwitten in de voeding van landbouwhuisdieren.
6. Overeenkomstig artikel 6 van verordening (EG) nr. 999/2001 en overeenkomstig hoofdstuk a van bijlage III bij deze verordening voeren de lidstaten van de Europese Unie een jaarlijks programma voor toezicht op BSE uit. Dit programma omvat een snelle BSE-test op alle runderen ouder dan 24 maanden die een noodslachting hebben ondergaan, op het bedrijf zijn gestorven of bij de antemortemkeuring ziek zijn bevonden, en op alle dieren ouder dan dertig maanden die voor menselijke consumptie worden geslacht.
De door Zwitserland gebruikte snelle BSE-tests zijn vermeld in hoofdstuk C van bijlage X bij verordening (EG) nr. 999/2001.
Overeenkomstig artikel 179 van de verordening inzake epizoötieën wordt in Zwitserland verplicht een snelle BSE- test uitgevoerd op alle runderen ouder dan dertig maanden die een noodslachting hebben ondergaan, op het bedrijf zijn gestorven of bij de ante-mortemkeuring ziek zijn bevonden, en op een steekproef van de runderen ouder dan dertig maanden die voor menselijke consumptie worden geslacht.
7. Overeenkomstig artikel 6 van verordening (EG) nr. 999/2001 en overeenkomstig hoofdstuk a van bijlage III bij deze verordening voeren de lidstaten van de Europese Unie een jaarlijks programma voor toezicht op scrapie uit.
Overeenkomstig artikel 177 van de verordening inzake epizoötieën heeft Zwitserland een programma voor toezicht op TSE’s bij schapen en geiten ouder dan twaalf maanden opgezet. Noodgeslachte dieren, dieren die op het bedrijf zijn gestorven of dieren die bij de ante-mortemkeuring ziek zijn bevonden, alsook dieren die voor menselijke consumptie zijn geslacht, zijn in de periode van juni 2004 tot juli 2005 onderzocht. aangezien alle monsters BSE-negatief zijn gebleken, wordt verder steekproefsgewijs toezicht gehouden op klinisch verdachte dieren, noodgeslachte dieren en dieren die op het bedrijf zijn gestorven.
De erkenning van de gelijkwaardigheid van de wetgevingen inzake toezicht op TSE’s bij schapen en geiten zal in het Gemengd veterinair Comité opnieuw worden bezien.
8. Het Gemengd veterinair Comité is verantwoordelijk voor de uitwisseling van informatie als bedoeld in artikel 6, hoofdstuk B van bijlage III en bijlage Iv, punt 3.III, bij verordening (EG) nr. 999/2001.
9. Het Gemengd veterinair Comité is verantwoordelijk voor de uitvoering van de controles ter plaatse op grond van met name artikel 21 van verordening (EG) nr. 999/2001 en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.
C. aaNvULLENDE INFORMaTIE
1. Sinds 1 januari 2003 heeft Zwitserland uit hoofde van de verordening betreffende de toekenning van bijdragen in de kosten van de verwijdering van dierlijke bijproducten in 2003 van 10 november 2004 (RS 916.407) een systeem van financiële stimulansen ingevoerd voor landbouwbedrijven waar runderen worden geboren en slacht huizen waar runderen worden geslacht, wanneer zij de in de wetgeving voorgeschreven procedures voor het melden van de verplaatsingen van dieren naleven.
2. Overeenkomstig artikel 8 van verordening (EG) nr. 999/2001 en punt 1 van bijlage XI bij die verordening wordt gespecificeerd risicomateriaal (SRM) door de lidstaten van de Europese Unie verwijderd en vernietigd.
Het SRM dat bij runderen wordt verwijderd, omvat de schedel, exclusief de onderkaak maar inclusief de hersenen en de ogen, en het ruggenmerg van runderen ouder dan twaalf maanden; de wervelkolom, exclusief de staart wervels, de doornuitsteeksels en dwarsuitsteeksels van de hals-, borst- en lendenwervels, de crista sacralis mediana en de alae sacrales, maar inclusief de achterwortelganglia en het ruggenmerg van runderen ouder dan 24 maanden, en de tonsillen, de ingewanden vanaf de twaalfvingerige darm tot en met het rectum, en het mesenterium van runderen ongeacht de leeftijd.
Het SRM dat bij schapen en geiten wordt verwijderd, omvat de schedel, inclusief de hersenen en de ogen, de tonsillen en het ruggenmerg van schapen en geiten ouder dan twaalf maanden of waarbij een van de blijvende snijtanden door het tandvlees is gebroken, en de milt en de ileum van schapen en geiten ongeacht de leeftijd.
Overeenkomstig artikel 179d van de verordening inzake epizoötieën en artikel 4 van de verordening inzake levensmiddelen van dierlijke oorsprong wordt SRM in Zwitserland uit de voeder- en voedselketen verwijderd. Het SRM dat bij runderen wordt verwijderd, omvat met name de wervelkolom van dieren ouder dan dertig maanden, en de tonsillen, de ingewanden vanaf de twaalfvingerige darm tot en met het rectum, en het mesenterium van dieren ongeacht de leeftijd.
Overeenkomstig artikel 180c van de verordening inzake epizoötieën en artikel 4 van de verordening inzake levensmiddelen van dierlijke oorsprong wordt SRM in Zwitserland uit de voeder- en voedselketen verwijderd. Het SRM dat bij schapen en geiten wordt verwijderd, omvat met name de (niet uit de schedelholte verwijderde) hersenen, het ruggenmerg met de dura mater en de tonsillen van dieren ouder dan twaalf maanden of waarbij een van de blijvende snijtanden door het tandvlees is gebroken, en de milt en de ileum van dieren ongeacht de leeftijd.
3. In verordening (EG) nr. 1069/2009 (**) en verordening (EU) nr. 142/2011 (***) zijn de gezondheidsvoorschriften vastgesteld die in de lidstaten van de Europese Unie gelden voor niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten.
In Zwitserland worden dierlijke bijproducten van categorie 1, met inbegrip van gespecificeerd risicomateriaal en op het landbouwbedrijf gestorven dieren, overeenkomstig artikel 22 van de verordening inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten verbrand.
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.
(**) verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en af geleide producten (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).
(***) verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1).”.
BIJLAGE II
aanhangsel 2 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:
„Aanhangsel 2
DIERGEZONDHEID: HANDELSVERKEER EN IN DE HANDEL BRENGEN
I. Runderen en varkens
a. WETGEvING (*)
Europese Unie | Zwitserland |
Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runde ren en varkens (PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64). | 1. verordening inzake epizoötieën van 27 juni 1995 (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 27-31 (xxxxx xxx, tentoonstellingen), 34-37 (handel), 73 en 74 (rei niging en ontsmetting), 116-121 (afrikaanse varkens pest), 135-141 (ziekte van xxxxxxxx), 150-157 (runder brucellose), 158-165 (tuberculose), 166-169 (enzoöti sche boviene leukose), 170-174 (IBR/IPv), 175-195 (spongiforme encefalopathieën), 186-189 (ziekten van de geslachtsorganen bij runderen), 207-211 (varkens brucellose), 297 (erkenning van markten, verzamelcen tra, ontsmettingscentra); 2. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, door voer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; 916.443.10). |
B. BIJZONDERE UITvOERINGSBEPaLINGEN
1. Krachtens artikel 297, eerste alinea, van de verordening inzake epizoötieën is het Federaal veterinair Bureau belast met de erkenning van de verzamelcentra als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 64/432/EEG. Met het oog op de toepassing van deze bijlage en overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 11, 12 en 13 van Richtlijn 64/432/EEG stelt Zwitserland een lijst op van de erkende verzamelcentra en de vervoerders en handelaren.
2. De informatie bedoeld in artikel 11, lid 3, van Richtlijn 64/432/EEG wordt verstrekt in het Gemengd veterinair Comité.
3. In het kader van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland voldoet aan de in bijlage a, deel II, punt 7, bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden met betrekking tot runderbrucellose. Zwitserland verbindt zich ertoe om, voor de handhaving van de erkenning als officieel brucellosevrij rundveebeslag, de volgende voor waarden te doen naleven:
a) wanneer een rund ervan verdacht wordt met runderbrucellose te zijn besmet, wordt dat onmiddellijk gemeld bij de bevoegde autoriteiten en worden bij het dier de officiële tests voor de opsporing van brucellose verricht, met name ten minste twee serologische tests met complementbindingsreactie alsook een micro biologisch onderzoek van monsters die zijn genomen ingeval een abortus is geconstateerd;
b) zolang het dier van besmetting wordt verdacht, d.w.z. totdat de onder a) genoemde tests een negatief resultaat opleveren, wordt de erkenning als officieel brucellosevrij beslag geschorst voor het beslag waarvan het van besmetting verdachte dier deel uitmaakt.
Nadere gegevens over de positieve beslagen en een epizoötiologisch verslag worden aan het Gemengd veterinair Comité toegezonden. Indien Zwitserland niet meer aan een van de in bijlage a, deel II, punt 7, van Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden voldoet, stelt het Federaal veterinair Bureau de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis. Het Gemengd veterinair Comité bespreekt dan de situatie teneinde de in dit punt vastgestelde bepalingen te herzien.
4. In het kader van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland voldoet aan de in bijlage a, deel I, punt 4, van Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden met betrekking tot rundertuberculose. Zwitserland verbindt zich ertoe om, voor de handhaving van de erkenning als officieel tuberculosevrij rundveebeslag, de volgende voor waarden te doen naleven:
a) er wordt een identificatiesysteem ingevoerd waarmee van ieder rund kan worden nagegaan uit welk beslag het oorspronkelijk afkomstig is;
b) bij ieder rund dat wordt geslacht, wordt een keuring na het slachten verricht door een officiële dierenarts;
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.
c) ieder vermoeden van tuberculose bij een levend, dood of geslacht dier wordt bij de bevoegde autoriteiten gemeld;
d) bij ieder verdacht dier verrichten de bevoegde autoriteiten de nodige onderzoeken om het vermoeden te bevestigen of te weerleggen, en gaan zij na uit welk beslag het dier oorspronkelijk afkomstig is en van welke andere beslagen het deel heeft uitgemaakt. Wanneer bij het slachten of bij de keuring na het slachten letsels worden ontdekt die op tuberculose wijzen, laten de bevoegde autoriteiten deze letsels in een laboratorium onderzoeken;
e) van alle beslagen waarvan de verdachte runderen deel hebben uitgemaakt, wordt de erkenning als officieel tuberculosevrij beslag geschorst totdat uit klinisch onderzoek, laboratoriumtests of tuberculinetests is geble ken dat er geen rundertuberculose aanwezig was;
f) wanneer het vermoeden van tuberculose door tuberculinetests, klinisch onderzoek of laboratoriumtests wordt bevestigd, wordt voor de betrokken beslagen de erkenning als officieel tuberculosevrij beslag in getrokken;
g) de erkenning als officieel tuberculosevrij beslag blijft ingetrokken totdat alle als besmet beschouwde dieren uit het beslag zijn verwijderd; het bedrijf en het materieel zijn ontsmet en alle overblijvende runderen die ten minste zes weken oud zijn, negatief hebben gereageerd op ten minste twee officiële overeenkomstig bijlage B bij Richtlijn 64/432/EEG uitgevoerde intradermale tuberculinetests, waarvan de eerste moet zijn verricht ten minste zes maanden nadat het besmette dier uit het beslag is verwijderd, en de tweede ten minste zes maanden daarna.
Nadere gegevens over de besmette beslagen en een epidemiologisch verslag worden aan het Gemengd veterinair Comité toegezonden. Indien Zwitserland niet meer aan een van de in bijlage a, deel II, punt 4, eerste alinea, van Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden voldoet, stelt het Federaal veterinair Bureau de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis. Het Gemengd veterinair Comité bespreekt dan de situatie teneinde de in dit punt vastgestelde bepalingen te herzien.
5. In het kader van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland voldoet aan de in bijlage D, hoofdstuk I, onder F, bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden met betrekking tot enzoötische boviene leukose (EBL). Zwitser land verbindt zich ertoe om, voor de handhaving van de erkenning als officieel EBL-vrij rundveebeslag, de volgende voorwaarden te doen naleven:
a) het Zwitserse bestand wordt steekproefsgewijs gecontroleerd. De bemonstering moet volstaan om met een betrouwbaarheid van 99 % te bevestigen dat minder dan 0,2 % van alle beslagen met EBL is besmet;
b) bij ieder rund dat wordt geslacht, wordt een keuring na het slachten verricht door een officiële dierenarts;
c) ieder vermoeden van EBL op grond van een klinisch onderzoek, een keuring na het slachten of een vleeskeuring wordt bij de bevoegde autoriteiten gemeld;
d) wanneer besmetting met XXX wordt vermoed of bevestigd, wordt van het betrokken beslag de erkenning als officieel EBL-vrij beslag geschorst totdat de inbeslagneming wordt ingetrokken;
e) de inbeslagneming wordt ingetrokken indien, nadat de besmette dieren en eventueel de kalveren daarvan zijn verwijderd, twee serologische tests die met een tussenpoos van ten minste 90 dagen zijn verricht, een negatief resultaat hebben opgeleverd.
Indien bij 0,2 % van de beslagen EBL is geconstateerd, stelt het Federaal veterinair Bureau de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis. Het Gemengd veterinair Comité bespreekt dan de situatie teneinde de in dit punt vastgestelde bepalingen te herzien.
6. In het kader van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland officieel vrij is van infectieuze boviene rhinotra cheïtis (IBR). Zwitserland verbindt zich ertoe om, voor de handhaving van deze erkenning, de volgende voor waarden te doen naleven:
a) het Zwitserse bestand wordt steekproefsgewijs gecontroleerd. De bemonstering moet volstaan om met een betrouwbaarheid van 99 % te bevestigen dat minder dan 0,2 % van alle beslagen met infectieuze boviene rhinotracheïtis is besmet;
b) bij fokstieren van meer dan 24 maanden wordt jaarlijks een serologisch onderzoek verricht;
c) ieder vermoeden van IBR wordt bij de bevoegde autoriteiten gemeld en bij ieder verdacht dier worden de officiële tests voor de opsporing van IBR, met name virologische of serologische tests, verricht;
d) wanneer besmetting met IBR wordt vermoed of bevestigd, wordt van het betrokken beslag de erkenning als officieel IBR-vrij beslag geschorst totdat de inbeslagneming wordt ingetrokken;
e) de inbeslagneming wordt ingetrokken indien een serologisch onderzoek, uitgevoerd ten vroegste dertig dagen nadat de besmette dieren uit het beslag zijn verwijderd, een negatief resultaat heeft opgeleverd.
Wegens de erkenning van de status van Zwitserland zijn de bepalingen van Beschikking 2004/558/EG (1)* van overeenkomstige toepassing.
Het Federaal veterinair Bureau brengt de Commissie onmiddellijk op de hoogte van eventuele wijzigingen in de omstandigheden op grond waarvan deze status werd erkend. Het Gemengd veterinair Comité bespreekt dan de situatie teneinde de bepalingen van dit punt te herzien.
7. In het kader van deze bijlage wordt Zwitserland erkend als officieel vrij van de ziekte van aujeszky. Zwitserland verbindt zich ertoe om, voor de handhaving van deze erkenning, de volgende voorwaarden te doen naleven:
a) het Zwitserse bestand wordt steekproefsgewijs gecontroleerd. De bemonstering moet volstaan om met een betrouwbaarheid van 99 % te bevestigen dat minder dan 0,2 % van alle beslagen met de ziekte van aujeszky is besmet;
b) ieder vermoeden van de ziekte van aujeszky wordt bij de bevoegde autoriteiten gemeld en bij ieder verdacht dier worden de officiële tests voor de opsporing van de ziekte van aujeszky, met name virologische of serologische tests, verricht;
c) wanneer besmetting met de ziekte van xxxxxxxx wordt vermoed of geconstateerd, wordt van alle betrokken beslagen de erkenning als officieel vrij van de ziekte van aujeszky geschorst, totdat de inbeslagneming wordt ingetrokken;
d) De inbeslagneming wordt ingetrokken indien, nadat alle besmette dieren uit het beslag zijn verwijderd, twee serologische tests bij alle fokdieren en bij een representatief aantal mestdieren, uitgevoerd met een tussen poos van ten minste 21 dagen, een negatief resultaat hebben opgeleverd.
Wegens de erkenning van de status van Zwitserland zijn de bepalingen van Beschikking 2008/185/EG (2)*, laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2010/434/EU (3)*, van overeenkomstige toepassing.
Het Federaal veterinair Bureau brengt de Commissie onmiddellijk op de hoogte van eventuele wijzigingen in de omstandigheden op grond waarvan deze status werd erkend. Het Gemengd veterinair Comité bespreekt dan de situatie teneinde de bepalingen van dit punt te herzien.
8. De eventuele vaststelling van aanvullende garanties ten aanzien van transmissibele gastro-enteritis bij het varken (TGE) en dysgenetisch en respiratoire syndroom bij het varken, wordt zo snel mogelijk besproken in het Gemengd veterinair Comité. De Commissie houdt het Federaal veterinair Bureau op de hoogte van de verdere ontwikkelingen.
9. In Zwitserland wordt het Instituut voor veterinaire bacteriologie van de Universiteit van Zurich belast met de officiële controle van de tuberculines als bedoeld in bijlage B, punt 4, bij Richtlijn 64/432/EEG.
10. In Zwitserland wordt het Centrum voor zoönosen, bacteriële ziekten bij dieren en resistentie tegen antibiotica (ZOBa) belast met het officiële toezicht op de antigenen (brucellose) als bedoeld in bijlage C, punt a.4, bij Richtlijn 64/432/EEG.
11. In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland moeten runderen en varkens vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat volgens een van de in bijlage F bij Richtlijn 64/432/EEG vast gestelde modellen. De volgende aanpassingen moeten daarbij worden aangebracht:
— voor model 1, afdeling C, worden de certificeringen als volgt aangepast:
— in punt 4, inzake de aanvullende garanties, worden de streepjes als volgt aangevuld:
„— ziekte: infectieuze boviene rhinotracheïtis;
— conform Beschikking 2004/558/EG van de Commissie, die van overeenkomstige toepassing is;”;
— voor model 2, afdeling C, worden de certificeringen als volgt aangepast:
— in punt 4, inzake de aanvullende garanties, worden de streepjes als volgt aangevuld:
„— ziekte: ziekte van xxxxxxxx;
— conform Beschikking 2008/185/EG van de Commissie, die van overeenkomstige toepassing is;”.
12. voor de toepassing van deze bijlage moeten runderen die worden verhandeld tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland vergezeld gaan van aanvullende gezondheidscertificaten die de volgende gezond heidsverklaringen bevatten:
— De runderen:
— worden geïdentificeerd met behulp van een permanent identificatiesysteem waardoor het moederdier en het beslag van oorsprong kunnen worden opgespoord en op grond waarvan kan worden vastgesteld dat zij geen directe afstammelingen zijn van koeien die lijden aan of vermoedelijk lijden aan boviene spongiforme encefalopathie en die zijn geboren in de twee jaar voorafgaand aan de diagnose;
— zijn niet afkomstig van bestanden die wegens een verdacht geval van boviene spongiforme encefalopa thie worden onderzocht;
— zijn geboren na 1 juni 2001.
II. Schapen en geiten
a. WETGEvING (*)
Europese Unie | Zwitserland |
Richtlijn 91/68/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in tracommunautaire handelsverkeer in schapen en gei ten (PB L 46 van 19.2.1991, blz. 19). | 1. verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 27-31 (xxxxx xxx, tentoonstellingen), 34-37 (handel), 73 en 74 (rei niging en ontsmetting), 142-149 (rabiës), 158-165 (tu berculose), 166-169 (scrapie), 190-195 (schapen- en geitenbrucellose), 196-199 (agalactia infectiosa), 200- 203 (capriene artritis/encefalitis), 233-235 (brucellose bij de ram) en 297 (erkenning van markten, verzamel centra, ontsmettingscentra); 2. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, door voer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; 916.443.10). |
B. BIJZONDERE UITvOERINGSBEPaLINGEN
1. Het Gemengd veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 11 van Richtlijn 91/68/EEG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.
Wanneer schapen- of geitenbrucellose uitbreekt of weer oplaait, stelt de Commissie het Gemengd veterinair Comité daarvan in kennis, ten einde de nodige maatregelen te kunnen treffen naar gelang van de ontwikkeling van de situatie.
2. In het kader van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland officieel vrij is van schapen- en geitenbrucellose. Zwitserland verbindt zich ertoe om, voor de handhaving van deze erkenning, de in bijlage a, hoofdstuk I, punt II.2, bij Richtlijn 91/68/EEG vastgestelde maatregelen te doen uitvoeren.
3. In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland moeten schapen en geiten vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat volgens een van de in bijlage E bij Richtlijn 91/68/EEG vastgestelde modellen.
III. Paardachtigen
a. WETGEvING (*)
Europese Unie | Zwitserland |
Richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voor schriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PB L 192 van 23.7.2010, blz. 1). | 1. verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 112-115 (paar denpest), 204-206 (dourine, paardenencefalomyelitis, infectieuze anemie, kwade droes), 240-244 (besmette lijke baarmoederontsteking bij paarden); |
2. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, door voer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10). |
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.
B. BIJZONDERE UITvOERINGSBEPaLINGEN
1. De kennisgeving als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2009/156/EG vindt plaats in het Gemengd veterinair Comité.
2. De kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van Richtlijn 2009/156/EG vindt plaats in het Gemengd veterinair Comité.
3. Het Gemengd veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 10 van Richtlijn 2009/156/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.
4. De bepalingen van de bijlagen II en III bij Richtlijn 2009/156/EG zijn voor Zwitserland van overeenkomstige toepassing.
Iv. Pluimvee en broedeieren
a. WETGEvING (*)
Europese Unie | Zwitserland |
Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voor schriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broed eieren (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 74). | 1. verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 25 (vervoer), 122-125 (vogelpest en ziekte van Newcastle), 255-261 (Salmonella enteritidis) en 262-265 (infectieuze laryn gotracheïtis); 2. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, door voer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10). |
B. BIJZONDERE UITvOERINGSBEPaLINGEN
1. Zwitserland legt aan het Gemengd veterinair Comité een plan voor waarin de met het oog op de erkenning van zijn inrichtingen voorgenomen maatregelen zijn aangegeven, als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2009/158/EG.
2. Overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2009/158/EG wordt het Instituut voor veterinaire Bacteriologie van de Universiteit van Bern aangewezen als het nationaal referentielaboratorium voor Zwitserland
3. De voorwaarde inzake het verblijf als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a), i), van Richtlijn 2009/158/EG is van overeenkomstige toepassing voor Zwitserland.
4. De Zwitserse autoriteiten verbinden zich ertoe om bij verzending van broedeieren naar de Europese Unie de bij verordening (EG) nr. 617/2008 (4)*.
5. De voorwaarde inzake het verblijf als bedoeld in artikel 10, onder a), van Richtlijn 2009/158/EG is van overeenkomstige toepassing voor Zwitserland.
6. De voorwaarde inzake het verblijf als bedoeld in artikel 11, onder a), van Richtlijn 2009/158/EG is van overeenkomstige toepassing voor Zwitserland.
7. De voorwaarde inzake het verblijf als bedoeld in artikel 14, lid 2, onder a), van Richtlijn 2009/158/EG is van overeenkomstige toepassing voor Zwitserland.
8. In het kader van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland voldoet aan de in artikel 15, lid 2, van Richtlijn 2009/158/EG vastgestelde voorwaarden ten aanzien van de ziekte van Newcastle en derhalve de status bezit van gebied waar niet tegen de ziekte van Newcastle wordt ingeënt. Het Federaal veterinair Bureau brengt de Commissie onmiddellijk op de hoogte van eventuele wijzigingen in de omstandigheden op grond waarvan deze status werd erkend. Het Gemengd veterinair Comité bespreekt dan de situatie teneinde de bepalingen van dit punt te herzien.
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.
9. De verwijzingen naar de naam van de lidstaat als bedoeld in artikel 18 van Richtlijn 2009/158/EG zijn voor Zwitserland van overeenkomstige toepassing.
10. In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland moeten pluimvee en broedeieren vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat volgens een van de in bijlage Iv bij Richtlijn 2009/158/EG vastgestelde modellen.
11. De Zwitserse autoriteiten verbinden zich ertoe om bij uitvoer van Zwitserland naar Finland of Zweden ten aanzien van Salmonella de in de wetgeving van de Europese Unie vastgestelde garanties te verstrekken.
v. Aquacultuurdieren en -producten
a. WETGEvING (*)
Europese Unie | Zwitserland |
Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14). | 1. verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 3 en 4 (de bedoelde epizoötieën), 18a (registratie van kweekeen heden voor vissen), 61 (verplichtingen van de pachters van visrechten en van de met het toezicht op de visserij belaste instellingen), 62 tot en met 76 (algemene be strijdingsmaatregelen) en 275 tot en met 290 (speci fieke maatregelen met betrekking tot visziekten, diagno selaboratorium); 2. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, door voer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10). 3. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dieren van oorsprong uit derde landen (OITa; RS 916.443.12). |
B. BIJZONDERE UITvOERINGSBEPaLINGEN
1. voor de uitvoering van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland officieel vrij is van infectieuze anemie bij de zalm en besmettingen met Marteilia refringens en Bonamia ostreae.
2. De eventuele toepassing van de artikelen 29, 40, 41, 43, 44 en 50 van Richtlijn 2006/88/EG valt onder de bevoegdheid van het Gemengd veterinair Comité.
3. De veterinairrechtelijke voorwaarden voor het in de handel brengen van sierwaterdieren, aquacultuurdieren bestemd voor de kweek, inclusief in heruitzettingsgebieden, put-en-take-visbedrijven en open siervisvoorzienin gen, alsook voor uitzetting, en van aquacultuurdieren en dierlijke producten, bestemd voor menselijke consump tie, zijn vastgesteld in de artikelen 4 tot en met 9 van verordening (EG) nr. 1251/2008 (5)*.
4. Het Gemengd veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 58 van Richtlijn 2006/88/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.
vI. Runderembryo’s
a. WETGEvING (*)
Europese Unie | Zwitserland |
Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voor schriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo’s van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1). | 1. verordening inzake epizoötieën van 27 juni 1995 (OFE; RS 916.401), met name de artikelen 56 tot en met 58 (embryo-overdracht); 2. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, door voer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10). |
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.
B. BIJZONDERE UITvOERINGSBEPaLINGEN
1. Het Gemengd veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 15 van Richtlijn 89/556/EEG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.
2. In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaan runderembryo’s vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens het in bijlage C bij Richtlijn 89/556/EEG vastgestelde model.
vII. Rundersperma
a. WETGEvING (*)
Europese Unie | Zwitserland |
Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschrif ten van toepassing op het intracommunautaire han delsverkeer in diepgevroren sperma van runderen en de invoer daarvan (PB L 194 van 22.7.1988, blz. 10). | 1. verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), met name de artikelen 51 tot en met 55 (kunstmatige inseminatie). 2. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, door voer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10). |
B. BIJZONDERE UITvOERINGSBEPaLINGEN
1. voor de toepassing van artikel 4, lid 2, van Richtlijn 88/407/EEG wordt geconstateerd dat in Zwitserland alle centra uitsluitend dieren bevatten die negatief hebben gereageerd op de serumneutralisatietest of de Elisa-test.
2. De informatie bedoeld in artikel 5, lid 2, van Richtlijn 88/407/EEG wordt verstrekt in het Gemengd veterinair Comité.
3. Het Gemengd veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 16 van Richtlijn 88/407/EEG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.
4. In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaat rundersperma vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens een van de in bijlage D bij Richtlijn 88/407/EEG vastgestelde modellen.
vIII. Varkenssperma
a. WETGEvING (*)
Europese Unie | Zwitserland |
Richtlijn 90/429/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschrif ten van toepassing op het intracommunautaire han delsverkeer in sperma van varkens en de invoer daar van (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 62). | 1. verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), met name de artikelen 51 tot en met 55 (kunstmatige inseminatie). 2. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, door voer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10). |
B. BIJZONDERE UITvOERINGSBEPaLINGEN
1. De informatie bedoeld in artikel 5, lid 2, van Richtlijn 90/429/EEG wordt verstrekt in het Gemengd veterinair Comité.
2. Het Gemengd veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 16 van Richtlijn 90/429/EEG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.
3. In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaat varkenssperma vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens een van de in bijlage D bij Richtlijn 90/429/EEG vastgestelde modellen.
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.
IX. Andere soorten
a. WETGEvING (*)
Europese Unie | Zwitserland |
1. Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voor schriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo’s waarvoor ten aanzien van de veterinair rechtelijke voorschriften geen specifieke com munautaire regelgeving als bedoeld in bijlage a, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54); 2. verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet- commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1). | 1. verordening inzake epizoötieën van 27 juni 1995 (OFE; RS 916.401), met name de artikelen 51 tot en met 55 (kunstmatige inseminatie) en 56 tot en met 58 (em bryo-overdracht); 2. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, door voer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10). |
B. BIJZONDERE UITvOERINGSBEPaLINGEN
1. In het kader van deze bijlage betreft dit punt het handelsverkeer van levende dieren die niet vallen onder de bepalingen van de punten I tot en met v, alsmede dat van sperma, eicellen en embryo’s die niet vallen onder de bepalingen van de punten vI tot en met vIII.
2. De Europese Unie en Zwitserland verbinden zich ertoe het handelsverkeer van levende dieren, sperma, eicellen en embryo’s bedoeld in punt 1 niet te verbieden of te beperken op andere veterinairrechtelijke gronden dan die welke voortvloeien uit de toepassing van deze bijlage, met name eventuele vrijwaringsmaatregelen op grond van artikel 20.
3. In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaan hoefdieren van andere soorten dan bedoeld in de punten I, II, en III vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens het in deel 1 van bijlage E bij Richtlijn 92/65/EEG vastgestelde model, aangevuld met het attest als vermeld in artikel 6, onder a, punt 1, onder e), van Richtlijn 92/65/EEG.
4. In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaan haasachtigen vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens het model in deel 1 van bijlage E bij Richtlijn 92/65/EEG, eventueel aange vuld met het in artikel 9, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 92/65/EEG vastgestelde attest.
Dit attest kan door de Zwitserse autoriteiten zodanig worden aangepast dat daarin het bepaalde in artikel 9 van Richtlijn 92/65/EEG in extenso wordt opgenomen.
5. De in artikel 9, lid 2, vierde alinea, van Richtlijn 92/65/EEG bedoelde kennisgeving vindt plaats in het Gemengd veterinair Comité.
6. a) voor het verzenden van honden en katten uit de Europese Unie naar Zwitserland gelden de vereisten van artikel 10, lid 2, van Richtlijn 92/65/EEG.
b) voor het verzenden van honden en katten uit Zwitserland naar andere lidstaten van de Europese Unie dan het verenigd Koninkrijk, Ierland, Malta en Zweden, gelden de vereisten van artikel 10, lid 2, van Richtlijn 92/65/EEG.
c) voor het verzenden van honden en katten uit Zwitserland naar het verenigd Koninkrijk, Ierland, Malta en Zweden geldt artikel 10, lid 3, van Richtlijn 92/65/EEG.
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.
d) Het identificatiesysteem is dat bedoeld in verordening (EG) nr. 998/2003. Het te gebruiken paspoort is beschreven in Beschikking 2003/803/EG (6)*. Overeenkomstig artikel 5 van verordening (EG) nr. 998/2003 en Beschikking 2005/91/EG (7)* wordt de geldigheid van de vaccinatie en de eventuele hervaccinatie tegen rabiës erkend volgens de aanbevelingen van het laboratorium van productie.
7. In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaan sperma, eicellen en embryo’s van schapen en geiten vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens Besluit 2010/470/EU (8)*.
8. In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaat sperma van paardachtigen vergezeld van een gezondheidscertificaat overeenkomstig Besluit 2010/470/EU.
9. In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaan eicellen en embryo’s van paardachtigen vergezeld van een gezondheidscertificaat overeenkomstig Besluit 2010/470/EU.
10. In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaan eicellen en embryo’s van varkens vergezeld van een gezondheidscertificaat overeenkomstig Besluit 2010/470/EU.
11. In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaan bijenvolken (bijenkasten of koninginnen met werkbijen) vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens het in bijlage E, deel 2, bij Richtlijn 92/65/EEG vastgestelde model.
12. In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaan dieren, sperma, embryo’s en eicellen afkomstig uit instellingen, instituten of centra die overeenkomstig bijlage C bij Richtlijn 92/65/EEG zijn erkend, vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens het in bijlage E, deel 3, bij Richtlijn 92/65/EEG vastgestelde model.
13. De in artikel 24, lid 2, van Richtlijn 92/65/EEG bedoelde kennisgeving vindt plaats in het Gemengd veterinair Comité.
X. Niet-commercieel verkeer van gezelschapsdieren
a. WETGEvING (*)
Europese Unie | Zwitserland |
verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-com merciele verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1). | verordening van 18 april 2007 inzake de invoer van ge zelschapsdieren (OIaC; RS 916.443.14). |
B. BIJZONDERE UITvOERINGSBEPaLINGEN
1. Het identificatiesysteem is dat bedoeld in verordening (EG) nr. 998/2003.
2. Overeenkomstig artikel 5 van verordening (EG) nr. 998/2003 en Beschikking 2005/91/EG, wordt de geldigheid van de vaccinatie en de eventuele hervaccinatie tegen rabiës erkend volgens de aanbevelingen van het laborato rium van productie.
3. Het te gebruiken paspoort is dat bedoeld in Beschikking 2003/803/EG.
In afwijking van bijlage II, onder B.1, bij Beschikking 2003/803/EG, is het Zwitsers paspoort rood en bevat het het Zwitsers kruis in plaats van de sterren.
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.
4. voor de toepassing van dit aanhangsel zijn voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland de bepalingen van hoofdstuk II (Bepalingen betreffende het verkeer tussen lidstaten) van verordening (EG) nr. 998/2003 van overeenkomstige toepassing.
(1)* Beschikking 2004/558/EG van de Commissie van 15 juli 2004 tot uitvoering van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad voor wat betreft aanvullende garanties voor het intracommunautaire handelsverkeer in runderen ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis en de goedkeuring van de door sommige lidstaten ingediende uitroeiingsprogramma’s (PB L 249 van 23.7.2004, blz. 20).
(2)* Beschikking 2008/185/EG van de Commissie van 21 februari 2008 betreffende aanvullende garanties ten aanzien van de ziekte van aujeszky voor het intracommunautaire handelsverkeer van varkens, en betreffende criteria voor de over deze ziekte te verstrekken gegevens (PB L 59 van 4.3.2008, blz. 19).
(3)* Besluit van de Commissie 2010/434/EU van 6 augustus 2010 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Beschikking 2008/185/EG wat betreft de opneming van Slovenië in de lijst van lidstaten die vrij zijn van de ziekte van aujeszky, en van Polen en bepaalde regio’s in Spanje in de lijst van lidstaten waar een goedgekeurd nationaal bestrijdingsprogramma voor die ziekte ten uitvoer wordt gelegd (PB L 208 van 7.8.2010, blz. 5).
(4)* verordening (EG) nr. 617/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor broedeieren en kuikens van pluimvee (PB L 168 van 28.6.2008, blz. 5).
(5)* verordening (EG) nr. 1251/2008 van de Commissie van 12 december 2008 ter uitvoering van Richtlijn 2006/88/EG van de Raad wat betreft de voorwaarden en certificeringsvoorschriften voor het in de handel brengen en de invoer in de Gemeenschap van aquacultuurdieren en producten daarvan en tot vaststelling van een lijst van vectorsoorten (PB L 337 van 16.12.2008, blz. 41).
(6)* Beschikking 2003/803/EG van de Commissie van 26 november 2003 tot vaststelling van een modelpaspoort voor het intracommunautair verkeer van honden, katten en fretten (PB L 312 van 27.11.2003, blz. 1).
(7)* Beschikking 2005/91/EG van de Commissie van 2 februari 2005 tot vaststelling van de periode waarna rabi ësvaccinatie als geldig wordt beschouwd (PB L 31 van 4.2.2005, blz. 61).
(8)* Besluit 2010/470/EU van de Commissie van 26 augustus 2010 tot vaststelling van modellen van gezondheids certificaten voor de handel binnen de Unie in sperma, eicellen en embryo’s van paardachtigen, schapen en geiten en in eicellen en embryo’s van varkens (PB L 228 van 31.8.2010, blz. 15).”.
BIJLAGE III
aanhangsel 3 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:
„Aanhangsel 3
INVOER VAN LEVENDE DIEREN EN SPERMA, EICELLEN EN EMBRYO’S DAARVAN UIT DERDE LANDEN
I. Europese Unie — Wetgeving (*)
a. Hoefdieren, met uitzondering van paardachtigen
Richtlijn 2004/68/EG van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in en de doorvoer via de Gemeenschap van bepaalde levende hoefdieren, tot wijziging van de Richt lijnen 90/426/EEG en 92/65/EEG en tot intrekking van Richtlijn 72/462/EEG (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 321).
B. Paardachtigen
Richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschrif ten voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PB L 192 van 23.7.2010, blz. 1).
C. Pluimvee en broedeieren
Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschrif ten voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 74).
D. Aquacultuurdieren
Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14).
E. Embryo’s van runderen
Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo’s van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1).
F. Sperma van runderen
Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan (PB L 194 van 22.7.1988, blz. 10).
G. Sperma van varkens
Richtlijn 90/429/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 62).
H. Andere levende dieren
1. Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo’s waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage a, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54).
2. verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinair rechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1).
I. Overige specifieke bepalingen
1. Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 3).
2. Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10).
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.
II. Zwitserland — Wetgeving (*)
1. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10);
2. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer en doorvoer per vliegtuig van dieren van oorsprong uit derde landen (OITa; RS 916.443.12);
3. verordening van 27 augustus 2008 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dierlijke producten van oorsprong uit derde landen (OITPa; RS 916.443.13);
4. verordening van het DFE van 16 mei 2007 inzake de controle van de invoer en doorvoer van dieren en dierlijke producten (verordening inzake de OITE-controles; RS 916.443.106);
5. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer van gezelschapsdieren (OIaC; RS 916.443.14);
6. verordening 812.212.27);
van 18 augustus 2004 inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik
(Omédv; RS
7. verordening van 30 oktober 1985 inzake de door het Federaal veterinair Bureau ontvangen retributies (OEvET; RS 916.472).
III. Uitvoeringsbepalingen
Het Federaal veterinair Bureau past tegelijk met de lidstaten van de Europese Unie de invoervoorwaarden van de besluiten bedoeld in punt I van dit aanhangsel, de uitvoeringsmaatregelen en de lijsten van inrichtingen waaruit de overeenkomstige invoer is toegestaan, toe. Deze verbintenis geldt voor alle passende wetsbesluiten, ongeacht de datum van goedkeuring daarvan.
Het Federaal veterinair Bureau kan strengere maatregelen nemen en aanvullende garanties eisen. Er vindt overleg plaats in het Gemengd veterinair Comité teneinde adequate oplossingen te zoeken.
Het Federaal veterinair Bureau en de lidstaten van de Europese Unie stellen elkaar in kennis van de specifieke invoervoorwaarden die op bilateraal niveau zijn vastgesteld en niet op niveau van de Unie zijn geharmoniseerd.
voor de toepassing van deze bijlage worden de voor Zwitserland als erkend centrum aangewezen instellingen volgens de bepalingen van bijlage C bij Richtlijn 92/65/EEG op de website van het Federaal veterinair Bureau gepubliceerd.
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.”.
BIJLAGE IV
I. Bijlage 11, aanhangsel 5, hoofdstuk I, bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:
„HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen — Traces-systeem
a. WETGEvING (*)
Europese Unie | Zwitserland |
Beschikking 2004/292/EG van de Commissie van | 1. Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS |
30 maart 2004 betreffende de toepassing van het | 916.40); |
TRaCES-systeem en tot wijziging van Beschikking 92/486/EEG (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 63). | 2. verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401); |
3. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, door | |
voer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; | |
RS 916.443.10); | |
4. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer en | |
doorvoer per vliegtuig van dieren van oorsprong uit | |
derde landen (OITa; RS 916.443.12); | |
5. verordening van 27 augustus 2008 inzake de invoer en | |
de doorvoer per vliegtuig van dierlijke producten van | |
oorsprong uit derde landen (OITPa; RS 916.443.13); | |
6. verordening van het DFE van 16 mei 2007 inzake de | |
controle van de invoer en doorvoer van dieren en dier | |
lijke producten (verordening inzake de OITE-controles; | |
RS 916.443.106); | |
7. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer van | |
gezelschapsdieren (OIaC; RS 916.443.14). |
B. UITvOERINGSBEPaLINGEN
In samenwerking met het Federaal veterinair Bureau neemt de Commissie Zwitserland op in het bij Beschikking 2004/292/EG ingestelde Traces-systeem.
Zo nodig worden in het Gemengd veterinair Comité overgangs- en aanvullende maatregelen vastgesteld.
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.”.
II. Bijlage 11, aanhangsel 5, hoofdstuk Iv, bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:
„HOOFDSTUK Iv
Veterinaire controles voor de invoer uit derde landen
a. WETGEvING (*)
De controles op de invoer uit derde landen worden verricht overeenkomstig de volgende bepalingen:
Europese Unie | Zwitserland |
1. verordening (EG) nr. 282/2004 van de Commissie van 18 februari 2004 betreffende de vaststelling van een document voor de aangifte en de veterinaire controle van uit derde landen afkomstige dieren die in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 49 van 19.2.2004, blz. 11); | 1. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, door voer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10); 2. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer en doorvoer per vliegtuig van dieren van oorsprong uit derde landen (OITa; RS 916.443.12); |
Europese Unie | Zwitserland |
2. verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voor schriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1); 3. Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor die ren uit derde landen die in de Gemeenschap wor den binnengebracht en tot wijziging van de Richt lijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56); 4. Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de vee houderij, van bepaalde stoffen met hormonale wer king en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 3); 5. Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van be paalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Be schikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10); 6. Beschikking 97/794/EG van de Commissie van 12 november 1997 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 91/496/EEG van de Raad met betrekking tot de veterinaire controles van uit derde landen in te voeren levende dieren (PB L 323 van 26.11.1997, blz. 31); 7. Beschikking 2007/275/EG van de Commissie van 17 april 2007 betreffende lijsten van dieren en pro ducten die krachtens de Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG van de Raad in grensinspectieposten con troles moeten ondergaan (PB L 116 van 4.5.2007, blz. 9). | 3. verordening van 27 augustus 2008 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dierlijke producten van oorsprong uit derde landen (OITPa; RS 916.443.13); 4. verordening van het DFE van 16 mei 2007 inzake de controle van de invoer en doorvoer van dieren en dier lijke producten (verordening inzake de OITE-controles; RS 916.443.106); 5. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer van gezelschapsdieren (OIaC; RS 916.443.14); 6. verordening van 30 oktober 1985 inzake de door het Federaal veterinair Bureau ontvangen retributies (OEvET; RS 916.472); 7. verordening van 18 augustus 2004 inzake geneesmid delen voor diergeneeskundig gebruik (Omédv; RS 812.212.27). |
B. UITvOERINGSBEPaLINGEN
1. voor de toepassing van artikel 6 van Richtlijn 91/496/EEG zijn de grensinspectieposten van de lidstaten voor de veterinaire controles op levende dieren opgenomen in de bijlage bij Beschikking 2009/821/EG (**).
2. voor de toepassing van artikel 6 van Richtlijn 91/496/EEG zijn de grensinspectieposten voor Zwitserland als volgt:
Naam | Traces-code | Type | Inspectiecen trum | Erkenningstype |
Luchthaven van Zürich | CHZRH4 | a | Centrum 3 | O — andere dieren (met inbegrip van dieren van dierentuinen) (*) |
Luchthaven van Genève | CHGva4 | a | Centrum 2 | O — andere dieren (met inbegrip van dieren van dierentuinen) (*) |
(*) Onder verwijzing naar de erkenningscategorieën als omschreven in Beschikking 2009/821/EG.
Het Gemengd veterinair Comité is bevoegd voor latere wijzigingen in de lijst van grensinspectieposten, hun inspectiecentra en hun erkenningstype.
Het Gemengd veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 19 van Richtlijn 91/496/EEG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.
3. Het Federaal veterinair Bureau past tegelijk met de lidstaten van de Europese Unie de invoervoorwaarden van aanhangsel 3 van deze bijlage, alsook de uitvoeringsmaatregelen toe.
Het Federaal veterinair Bureau kan strengere maatregelen nemen en aanvullende garanties eisen. Er vindt overleg plaats in het Gemengd veterinair Comité teneinde adequate oplossingen te zoeken.
Het Federaal veterinair Bureau en de lidstaten van de Europese Unie stellen elkaar in kennis van de specifieke invoervoorwaarden die op bilateraal niveau zijn vastgesteld en niet op niveau van de Unie zijn geharmoniseerd.
4. De in punt 1 bedoelde grensinspectieposten van de lidstaten van de Europese Unie voeren de controles op de invoer uit derde landen, bestemd voor Zwitserland, uit overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk Iv, punt a, van dit aanhangsel.
5. De in punt 2 vermelde grensinspectieposten van Zwitserland voeren de controles op de invoer uit derde landen, bestemd voor de lidstaten van de Europese Unie, uit overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk Iv, punt a, van dit aanhangsel.
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.
(**) Beschikking 2009/821/EG van de Commissie van 28 september 2009 tot opstelling van een lijst van erkende grensinspectieposten, tot vaststelling van bepaalde voorschriften voor door veterinaire deskundigen van de Com missie uitgevoerde inspecties en tot vaststelling van de veterinaire eenheden in Traces (PB L 296 van 12.11.2009, blz. 1).”.
III. Bijlage 11, aanhangsel 5, hoofdstuk v, onder B. „Bescherming van de dieren”, bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:
„B. Bescherming van de dieren
1. WETGEvING (*)
Europese Unie | Zwitserland |
1. verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhan gende activiteiten en tot wijziging van de Richt lijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verorde ning (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1); | verordening van 23 april 2008 inzake het dierenwelzijn (OPan; RS 455.1), met name de artikelen 169 tot en met 176. |
2. verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad van 25 juni 1997 betreffende de communautaire cri teria voor halteplaatsen en tot aanpassing van het in Richtlijn 91/628/EEG bedoelde reisschema (PB L 174 van 2.7.1997, blz. 1). |
2. UITvOERINGSBEPaLINGEN
a) De Zwitserse autoriteiten verbinden zich ertoe om in het handelsverkeer tussen Zwitserland en de Europese Unie en bij de invoer uit derde landen verordening (EG) nr. 1/2005 na te leven.
b) In de in artikel 26 van verordening (EG) nr. 1/2005 bedoelde gevallen nemen de bevoegde autoriteiten van de plaats van bestemming onverwijld contact op met de bevoegde autoriteiten van de plaats van vertrek.
c) Het Gemengd veterinair Comité is bevoegd voor de uitvoering van de artikelen 10, 11 en 16 van Richtlijn 89/608/EEG (**).
d) Het Gemengd veterinair Comité is bevoegd voor de uitvoering van de controles ter plaatse op grond van met name artikel 28 van verordening (EG) nr. 1/2005 en artikel 208 van de verordening van 23 april 2008 inzake de bescherming van dieren (OPan; RS 455.1).
e) Overeenkomstig artikel 175 van de verordening van 23 april 2008 inzake het dierenwelzijn (OPan; RS 455.1) mag de doorvoer door Zwitserland van runderen, schapen, geiten en varkens, slachtpaarden en slachtpluimvee, slechts per spoor of per vliegtuig plaatsvinden. Deze kwestie zal door het Gemengd veterinair Comité worden onderzocht.
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.
(**) Richtlijn 89/608/EEG van de Raad van 21 november 1989 betreffende wederzijdse bijstand tussen de admini stratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de veterinaire en zoötechnische wetgeving (PB L 351 van 2.12.1989, blz. 34).”.
BIJLAGE V
I. Punt 10. „Eieren en eiproducten”, van bijlage 11, aanhangsel 6, hoofdstuk I, tabel „voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten”, onderdeel „Diergezondheid” bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:
Uitvoer van de Europese Unie naar Zwitserland en uitvoer van Zwitserland naar de Europese Unie | |||
Handelsvoorwaarden | Gelijkwaardig heid | ||
Europese Unie | Zwitserland | ||
„Diergezondheid: 10. Eieren en eiproducten | Richtlijn 2009/158/EG Richtlijn 2002/99/EG | Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40) verordening van 27 juni 1995 inzake epi zoötieën (OFE; RS 916.401) | Ja” |
II. Het onderdeel betreffende uitvoer van de Europese Unie naar Zwitserland en uitvoer van Zwitserland naar de Euro pese Unie van bijlage 11, aanhangsel 6, hoofdstuk I, bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:
Uitvoer van de Europese Unie naar Zwitserland en uitvoer van Zwitserland naar de Europese Unie
Handelsvoorwaarden | Gelijkwaardig heid | |
Europese Unie | Zwitserland | |
„Volksgezondheid (*) | ||
verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 hou dende vaststelling van voorschriften inzake pre ventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1); | Federale wet van 9 oktober 1992 inzake le vensmiddelen en gebruiksvoorwerpen (LDal; RS 817.0); verordening van 23 april 2008 inzake het die renwelzijn (OPan; RS 455.1); | Ja, met bij zondere voorwaarden |
verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1); | verordening van 16 november 2011 betreffende basisopleiding, opleiding voor beroepskwalifica ties en bijscholing van personeel van de open bare veterinaire dienst (RS 916.402); | |
verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 hou dende vaststelling van specifieke hygiënevoor schriften voor levensmiddelen van dierlijke oor sprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55); | verordening van 27 juni 1995 inzake epizoö tieën (OFE; RS 916.401); verordening van 23 november 2005 inzake de primaire productie (OPPr; RS 916.020); | |
verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 hou dende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206); | verordening van 23 november 2005 inzake het slachten van dieren en de vleescontrole (OabCv; RS 817.190); verordening van 23 november 2005 inzake le vensmiddelen en gebruiksvoorwerpen (ODa lOUs, RS 817.02); | |
verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetge ving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dieren welzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1); verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Com missie van 15 november 2005 inzake microbio logische criteria voor levensmiddelen (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1); | verordening van de DFI van 23 november 2005 inzake de uitvoering van de levensmiddelen wetgeving (RS 817.025.21); verordening van de DFE van 23 november 2005 inzake de hygiëne in de primaire pro ductie (OHyPPr; RS 916.020.1); verordening van de DFI van 23 november 2005 inzake de hygiëne (OHyG; RS 817.024.1); |
Uitvoer van de Europese Unie naar Zwitserland en uitvoer van Zwitserland naar de Europese Unie
Handelsvoorwaarden | Gelijkwaardig heid | |
Europese Unie | Zwitserland | |
verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Com missie van 5 december 2005 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde producten die onder verordening (EG) nr. 853/2004 vallen en voor de organisatie van officiële controles overeenkomstig de verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004, tot afwijking van verordening (EG) nr. 852/2004 en tot wij ziging van de verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 27); verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Com missie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 60). | verordening van het DFE van 23 november 2005 inzake de hygiëne bij het slachten van dieren (Ohyab; RS 817.190.1); verordening van de DFI van 23 november 2005 inzake levensmiddelen van dierlijke oorsprong (RS 817022108). | |
Bescherming van de dieren (*) | ||
verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (PB L 303 van 18.11.2009, blz. 1). | Federale wet van 16 december 2005 inzake het dierenwelzijn (LPa; RS 455); verordening van 23 april 2008 inzake het die renwelzijn (OPan; RS 455.1); verordening van het OvF van 12 augustus 2010 inzake de bescherming van dieren bij het doden (OPanab; RS 455.110.2); verordening van 23 november 2005 inzake het slachten van dieren en de vleescontrole (OabCv; RS 817.190). | Ja, met bij zondere voorwaarden |
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.
Bijzondere voorwaarden
1) Op voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten waarin tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland wordt gehandeld, zijn dezelfde voorwaarden van toepassing als op voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten waarin tussen de lidstaten van de Europese Unie wordt gehandeld, ook wat betreft de bescherming van de dieren bij het doden. Zo nodig gaan deze producten vergezeld van de voor het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie of in deze bijlage vastgestelde gezondheidscertificaten, die via het Traces-systeem beschikbaar zijn.
11) De referentielaboratoria van de Europese Unie voor residuen van diergeneesmiddelen en contaminanten in levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn:
a) voor de residuen genoemd in bijlage I, groep a, punten 1, 2, 3 en 4, groep B, punt 2, onder d), en groep B, punt 3, onder d), van Richtlijn 96/23/EG (*):
Rijksinstituut voor volksgezondheid en Milieu (RIvM) 3720 Ba Bilthoven
NEDERLaND
b) voor de residuen genoemd in bijlage I, groep B, punt 1 en punt 3, onder e), van Richtlijn 96/23/EG en voor carbadox en olaquindox:
Laboratoire d’étude et de recherches sur les médicaments vétérinaires et les désinfectants aFSSa — site de Fougères, BP 90203
35302 Fougères FRaNKRIJK
c) voor de residuen genoemd in bijlage I, groep a, punt 5, en groep B, punt 2, onder a), b) en e), van Richtlijn 96/23/EG:
Bundesamt für verbraucherschutz und Lebensmittelsicherheit Xxxxxxxxxxxxx Xxx 0
12277 Berlijn DUITSLaND
d) voor de residuen genoemd in bijlage I, groep B, punt 3, onder c), van Richtlijn 96/23/EG: Istituto Superiore di Sanità (ISS)
viale Xxxxxx Xxxxx, 299 00161 Rome
ITaLIË
Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzingen voortvloeiende werkzaamheden. De bevoegdheden en taken van deze laboratoria zijn vastgesteld bij verordening (EG) nr. 882/2004 (**).
12) In afwachting van de erkenning van de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de Unie en de Zwitserse wetgeving, voor de uitvoer naar de Unie, ziet Zwitserland toe op de naleving van de onderstaande wetsbesluiten en de uitvoeringsbepalingen daarvan:
1. verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 37 van 13.2.1993, blz. 1).
2. verordening (EG) nr. 2232/96 van het Europees Parlement en de Raad van 28 oktober 1996 tot vaststelling van een communautaire procedure voor in of op levensmiddelen gebruikte of te gebruiken aromastoffen (PB L 299 van 23.11.1996, blz. 1).
3. Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 3).
4. Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10).
5. Richtlijn 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 betreffende de onder linge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de behandeling van voedsel en voedselin grediënten met ioniserende straling (PB L 66 van 13.3.1999, blz. 16).
6. Richtlijn 1999/3/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 inzake de vaststelling van een communautaire lijst van voedsel en voedselingrediënten die mogen worden behandeld met ioni serende straling (PB L 66 van 13.3.1999, blz. 24).
7. Beschikking 1999/217/EG van de Commissie van 23 februari 1999 tot vaststelling van een repertorium van in levensmiddelen gebruikte aromastoffen, dat is samengesteld in toepassing van verordening (EG) nr. 2232/96 van het Europees Parlement en de Raad van 28 oktober 1996 (PB L 84 van 27.3.1999, blz. 1).
8. Beschikking 2002/840/EG van de Commissie van 23 oktober 2002 tot goedkeuring van de lijst van erkende installaties in derde landen voor de doorstraling van levensmiddelen (PB L 287 van 25.10.2002, blz. 40).
9. verordening (EG) nr. 2065/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 inzake in of op levensmiddelen gebruikte of te gebruiken rookaroma’s (PB L 309 van 26.11.2003, blz. 1).
10. verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van xxxxx xxxxxxxxxxx aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5).
11. verordening (EG) nr. 884/2007 van de Commissie van 26 juli 2007 inzake noodmaatregelen tot opschor ting van het gebruik van E 128 Rood 2G als levensmiddelenkleurstof (PB L 195 van 27.7.2007, blz. 8).
12. verordening (EG) nr. 1332/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake voedingsenzymen en tot wijziging van Richtlijn 83/417/EEG van de Raad, verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad, Richtlijn 2000/13/EG, Richtlijn 2001/112/EG van de Raad en verordening (EG) nr. 258/97 (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 7).
13. verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16).
14. verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma’s en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen en tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad, verordening (EG) nr. 2232/96, ver ordening (EG) nr. 110/2008 en Richtlijn 2000/13/EG (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34).
15. Richtlijn 2008/128/EG van de Commissie van 22 december 2008 tot vaststelling van specifieke zuiverheids eisen voor kleurstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (PB L 6 van 10.1.2009, blz. 20).
16. Richtlijn 2009/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het gebruik van extractiemiddelen bij de productie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan (PB L 141 van 6.6.2009, blz. 3).
17. Richtlijn 2008/60/EG van de Commissie van 17 juni 2008 tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (PB L 158 van 18.6.2008, blz. 17).
18. Richtlijn 2008/84/EG van de Commissie van 27 augustus 2008 tot vaststelling van specifieke zuiverheids eisen voor levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen (PB L 253 van 20.9.2008, blz. 1).
19. verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werk zame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11).
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012. Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake contro lemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10).
(**) verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).”.
III. Het deel betreffende niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, opgenomen in aanhangsel 6 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst, wordt vervangen door:
„Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten
Uitvoer van de Europese Unie naar Zwitserland en uitvoer van Zwitserland naar de Europese Unie
Handelsvoorwaarden | Gelijkwaardig heid | |
Europese Unie (*) | Zwitserland (*) | |
1. verordening (EG) nr. 999/2001 van het Euro pees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van be paalde overdraagbare spongiforme encefalopa thieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1); 2. verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Eu ropees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoor schriften inzake niet voor menselijke con sumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1); 3. verordening (EU) nr. 142/2011 van de Com missie van 25 februari 2011 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Eu ropees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bij producten en afgeleide producten en tot uit voering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1). | 1. verordening van 23 november 2005 inzake het slachten van dieren en de vleescontrole (OabCv; RS 817.190); 2. verordening van het DFE van 23 november 2005 inzake de hygiëne bij het slachten van dieren (Ohyab; RS 817.190.1); 3. verordening van 27 juni 1995 inzake epi zoötieën (OFE; RS 916.401); 4. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10); 5. verordening van 25 mei 2011 inzake de ver wijdering van dierlijke bijproducten (OESPa; RS 916.441.22). | Ja, met bij zondere voorwaarden |
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.
Bijzondere voorwaarden
voor zijn invoer past Zwitserland dezelfde bepalingen toe als in de artikelen 25 tot en met 28 en 30 tot en met 31 en in de bijlagen XIv en Xv (certificaten) bij verordening (EU) nr. 142/2011, overeenkomstig de artikelen 41 en 42 van verordening (EG) nr. 1069/2009.
Op de handel in materiaal van categorie 1 en 2 is artikel 48 van verordening (EG) nr. 1069/2009 van toepassing.
In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaat materiaal van categorie 3 vergezeld van handelsdocumenten en gezondheidscertificaten volgens hoofdstuk III van bijlage vIII bij verordening (EU) nr. 142/2011, overeenkomstig artikel 17 van verordening (EU) nr. 142/2011 en de artikelen 21 en 48 van verordening (EG) nr. 1069/2009.
Overeenkomstig titel II, hoofdstuk I, afdeling 2, van verordening (EG) nr. 1069/2009 en hoofdstuk Iv van en bijlage IX bij verordening (EU) nr. 142/2011 stelt Zwitserland een lijst op van desbetreffende bedrijven.”.
BIJLAGE VI
I. Punt a. „Wetgeving” van bijlage 11, aanhangsel 10, hoofdstuk I „algemene bepalingen” bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:
„a. WETGEvING (*)
Europese Unie | Zwitserland |
1. Beschikking 2004/292/EG van de Commissie van 30 maart 2004 betreffende de toepassing van het TRaCES-systeem en tot wijziging van Beschikking 92/486/EEG (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 63); 2. verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vast stelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheids aangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1). | 1. Wet inzake epizoötieën van 1 juli 1966 (LFE; RS 916.40), met name artikel 57; 2. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, door voer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10); 3. verordening van 27 augustus 2008 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dierlijke producten van oorsprong uit derde landen (OITPa; RS 916.443.13); 4. verordening van het DFE van 16 mei 2007 inzake de controle van de invoer en doorvoer van dieren en dier lijke producten (verordening inzake de OITE-controles; RS 916.443.106); 5. verordening van 30 oktober 1985 inzake de door het Federaal veterinair Bureau ontvangen retributies (OE vET; RS 916.472). |
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.”.
II. Punt a. „Wetgeving” van bijlage 11, aanhangsel 10, hoofdstuk II „veterinaire controles in het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland” bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:
„a. WETGEvING (*)
De veterinaire controles in het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland worden uitgevoerd overeenkomstig de volgende bepalingen:
Europese Unie | Zwitserland |
1. Richtlijn 89/608/EEG van de Raad van 21 november 1989 betreffende wederzijdse bijstand tussen de ad ministratieve autoriteiten van de lidstaten en samen werking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de veteri naire en zoötechnische wetgeving (PB L 351 van 2.12.1989, blz. 34); 2. Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracom munautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13); 3. Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor mense lijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11). | 1. Wet inzake epizoötieën van 1 juli 1966 (LFE; RS 916.40), met name artikel 57; 2. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, door voer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10); 3. verordening van 27 augustus 2008 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dierlijke producten van oorsprong uit derde landen (OITPa; RS 916.443.13); 4. verordening van het DFE van 16 mei 2007 inzake de controle van de invoer en doorvoer van dieren en dier lijke producten (verordening inzake de OITE-controles; RS 916.443.106); 5. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer van gezelschapsdieren (OIaC; RS 916.443.14); 6. verordening van 30 oktober 1985 inzake de door het Federaal veterinair Bureau ontvangen retributies (OE vET; RS 916.472). |
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.”.
III. Punt a. „Wetgeving” van bijlage 11, aanhangsel 10, hoofdstuk III „veterinaire controles voor de invoer uit derde landen” bij de landbouw overeenkomst wordt vervangen door:
„a. WETGEvING (*)
De controles op de invoer uit derde landen worden verricht overeenkomstig de volgende bepalingen:
Europese Unie | Zwitserland |
1. verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van procedu res voor de veterinaire controles in de grensinspec tieposten van de Gemeenschap bij het binnenbren gen van producten uit derde landen (PB L 21 van 28.1.2004, blz. 11); 2. verordening (EG) nr. 206/2009 van de Commissie van 5 maart 2009 betreffende het binnenbrengen in de Gemeenschap van persoonlijke zendingen producten van dierlijke oorsprong en tot wijziging van verordening (EG) nr. 136/2004 (PB L 77 van 24.3.2009, blz. 1); 3. verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206); 4. verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voor schriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1); 5. Richtlijn 89/608/EEG van de Raad van 21 novem ber 1989 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Com missie, met het oog op de juiste toepassing van de veterinaire en zoötechnische wetgeving (PB L 351 van 2.12.1989, blz. 34); 6. Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de vee houderij, van bepaalde stoffen met hormonale wer king en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 3); 7. Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van be paalde stoffen en residuen daarvan in levende die ren en producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Be schikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10); 8. Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor pro ducten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9); 9. Beschikking 2002/657/EG van de Commissie van 14 augustus 2002 ter uitvoering van Richtlijn 96/23/EG van de Raad wat de prestaties van xxxx xxxxxxxxxxxx en de interpretatie van resultaten be treft (PB L 221 van 17.8.2002, blz. 8); | 1. Wet inzake epizoötieën van 1 juli 1966 (LFE; RS 916.40), met name artikel 57; 2. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10); 3. verordening van 27 augustus 2008 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dierlijke producten van oorsprong uit derde landen (OITPa; RS 916.443.13); 4. verordening van het DFE van 16 mei 2007 inzake de controle van de invoer en doorvoer van dieren en dierlijke producten (verordening inzake de OITE-con troles; RS 916.443.106); 5. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer van gezelschapsdieren (OIaC; RS 916.443.14); 6. verordening van 30 oktober 1985 inzake de door het Federaal veterinair Bureau ontvangen retributies (OE vET; RS 916.472); 7. Wet van 9 oktober 1992 inzake levensmiddelen (LDaL; RS 817.0); 8. verordening van 23 november 2005 inzake levens middelen en gebruiksvoorwerpen (ODalOUs, RS 817.02); 9. verordening van 23 november 2005 inzake de uitvoe ring van de levensmiddelenwetgeving (RS 817.025.21); 10. verordening van DFI van 26 juni 1995 inzake vreemde stoffen in en de bestanddelen van levensmid delen (OSEC; RS 817.021.23). |
Europese Unie | Zwitserland |
10. Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 decem ber 2002 houdende vaststelling van veterinairrech telijke voorschriften voor de productie, de verwer king, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11); 11. Beschikking 2005/34/EG van de Commissie van 11 januari 2005 tot vaststelling van geharmoni seerde normen voor analyses op bepaalde residuen in producten van dierlijke oorsprong die uit derde landen worden ingevoerd (PB L 16 van 20.1.2005, blz. 61); 12. Beschikking 2007/275/EG van de Commissie van 17 april 2007 betreffende lijsten van dieren en producten die krachtens de Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG van de Raad in grens inspectieposten controles moeten ondergaan (PB L 116 van 4.5.2007, blz. 9). |
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als laatstelijk gewijzigd.”.
Iv. Punt 2. „Zwitserland - Wetgeving” van bijlage 11, aanhangsel 10, hoofdstuk v, „Gezondheidsvoorwaarden en con trolevoorwaarden voor de invoer uit derde landen” bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:
„2. Zwitserland — Wetgeving (*)
a. verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10);
B. verordening van 27 augustus 2008 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dierlijke producten van oorsprong uit derde landen (OITPa; RS 916.443.13).
(*) Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar het desbetreffende besluit, als gewijzigd vóór 30 juni 2012.”.
v. Punt 3 „Uitvoeringsbepalingen”, onder D), eerste alinea, van bijlage 11, aanhangsel 10, hoofdstuk v, „Gezondheids voorwaarden en controlevoorwaarden voor de invoer uit derde landen” bij de landbouwovereenkomst wordt ver vangen door:
„D. Overeenkomstig de bepalingen van de verordening van 27 augustus 2008 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dierlijke producten van oorsprong uit derde landen (OITPa; RS 916.443.13) behoudt de Zwitserse Bondsstaat de mogelijkheid om rundvlees in te voeren, afkomstig van runderen die met groeihormonen kunnen zijn behandeld. De uitvoer van dit vlees naar de Europese Unie is verboden. Zwitserland:”.