STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 34041
28 november
0000
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Eerste Fase Marker Wadden
Partijen,
De Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland, gevestigd te ’s-Graveland, hierna te noemen: ‘Natuurmonumenten’,
rechtsgeldig vertegenwoordigd door de algemeen directeur, de heer X.X.X.X. xxx xxx Xxxxx.
De Staat der Nederlanden, te dezen vertegenwoordigd door de Minister van Infrastructuur en Milieu, mevrouw drs. M.H. Xxxxxxx xxx Xxxxxx, handelend als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlan- den, waaronder begrepen Rijkswaterstaat, de Minister voor Wonen en Rijksdienst, de heer drs. S.A. Blok en de Staatssecretaris van Economische Zaken, xxxxxxx X.X.X. Xxxxxxx, hierna genoemd ‘de Staat’.
De provincie Flevoland, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxxxxx, gedeputeerde van de Provincie, namens Gedeputeerde Staten van Flevoland als vertegenwoordiger van de provincie Flevoland, namens de commissaris van de koning te Flevoland, gevolmachtigd op basis van artikel 176, tweede lid van de Provinciewet, hierna genoemd ‘de provincie Flevoland’.
Ondertekenden hierna gezamenlijk ‘Partijen’ Overwegen het volgende,
a. Het Rijk heeft op 6 november 2009 de brief Rijksbesluiten Amsterdam-Almere-Markermeer
(RAAM-brief) vastgesteld. Deze RAAM-brief verwoordt een drievoudige schaalsprong in verstede- lijking, infrastructuur en ecologie. Hierbij is het principebesluit genomen voor een Toekomstbe- stendig Ecologisch Systeem (TBES) voor het Markermeer en IJmeer, dat zorgt voor een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving met aantrekkelijke natuur- en recreatiegebieden. Het Markermeer– IJmeer is op 23 december 2009 door het Rijk aangewezen als Natura 2000-gebied.
b. In het kader van voornoemd TBES heeft Natuurmonumenten een initiatief ontwikkeld gericht op een gefaseerde realisatie van grootschalige natuurontwikkeling in het Markermeer: de Marker Wadden.
c. Het initiatief van Natuurmonumenten is omarmd door de rijksoverheid. Marker Wadden maakt deel uit van ProeftuinNL binnen de topsector Water, en kan naar verwachting een bijdrage leveren aan de bevordering van de export van kennis op het punt van waterkwaliteitsverbetering en bewerking/verwerking van slib.
d. Het Project dat onderwerp vormt van deze samenwerkingsovereenkomst betreft de realisatie van een eiland met een streefwaarde van circa 500 hectare (waarvan initieel circa 300 ha gezien het beschikbare Projectbudget) en een omringend onderwaterlandschap met slibgeulen. Om het Project te kunnen realiseren, zijn de Staat en Natuurmonumenten een samenwerking aangegaan. Op 4 februari 2013 is hiertoe een intentieverklaring gesloten (Stcrt. 2013, nr. 10683). Deze intentie- verklaring is op 22 juli 2013 verlengd tot 31 december 2013. Voorts is die intentieverklaring op
20 december 2013 verlengd tot 1 juli 2014.
e. Aangezien het de uitdrukkelijke bedoeling was dat ook andere partners zouden deelnemen aan deze samenwerking, hebben de Staat en Natuurmonumenten op 17 september 2013 een publicatie geplaatst in de Staatscourant teneinde andere partijen uit te nodigen om partner te worden in het samenwerkingsverband (Stcrt. 2013, 25889). Naar aanleiding van deze publicatie heeft de provincie Flevoland zich aangesloten bij het samenwerkingsverband voor het Project. De provincie Flevoland investeert in het Project, mede omdat met het Project wordt nagestreefd ontwikkel- ruimte te creëren voor toekomstige ruimtelijke economische ontwikkelingen in het Markermeer en IJmeer. Dit past binnen de systematiek die de provincie Flevoland uitwerkt voor de natuurboek- houding voor het Markermeer–IJmeer.
f. Alle deelnemers in het samenwerkingsverband zullen voor eigen rekening en risico deelnemen (Stcrt. 2013, 25889). Ieder van hen zal een deel van de kosten voor haar rekening nemen, zulks tot maximaal het krachtens deze samenwerkingsovereenkomst beschikbaar gestelde budget.
g. Natuurmonumenten heeft de ambitie dat het Project wordt uitgebreid en een uiteindelijke omvang krijgt van ca. 10.000 ha en wil de voorbereiding en realisatie van het Project op een zodanige wijze vormgeven, dat er uitzicht is op de realisatie van opvolgende fasen om te komen tot de Marker Wadden als bedoeld in artikel 1 van deze samenwerkingsovereenkomst.
h. Op 20 november 2013 is de Rijksstructuurvisie RRAAM gepubliceerd. In de Rijksstructuurvisie schetst het Rijk voor het Markermeer–IJmeer een stapsgewijze invulling van het Toekomstbesten-
dig Ecologisch Systeem. Het Project wordt – samen met het project luwtemaatregelen Hoornse Hop en de aanleg van vispassages – als belangrijke eerste stap benoemd.
i. Op 3 december 2013 heeft de gemeenteraad van de gemeente Lelystad het bestemmingsplan Marker Wadden vastgesteld.
Partijen willen met elkaar en ten laste van het Projectbudget samenwerken bij de voorbereiding en uitvoering van het Project en maken hiervoor de volgende afspraken.
Spreken het volgende af,
Artikel 1 Begrippenkader
Dit begrippenkader bevat een nadere beschrijving van begrippen die in deze samenwerkingsovereen- komst worden gebruikt.
1. Project
De voorbereiding en realisatie van een eiland overwegend bestaande uit slikplaten en moeras met een streefwaarde van circa 500 ha (waarvan initieel ca. 300 ha gezien het beschikbare Projectbud- get) en een omringend onderwaterlandschap met slibgeulen, in het Projectgebied nader aangege- ven op de kaart in bijlage 1 en zoals nader omschreven in bijlage 2 (de Scope). Het aansluitend natuurbeheer en beheer en onderhoud van de gerealiseerde werken en voorzieningen na afronding van het Project maken geen deel uit van het Project en komen voor rekening van Natuurmonumenten, behoudens het in stand houden van de rand van het eiland zoals overeen te komen met de aannemende partij.
2. Marker Wadden
Een door Natuurmonumenten beoogde archipel van natuureilanden met bijbehorend onderwater- landschap als bedoeld onder letter g van de considerans, verspreid over een gebied van circa
10.000 hectare, globaal gelegen tussen Lelystad en Enkhuizen.
3. Plangebied
Deelgebied van het Markermeer ter hoogte van de Houtribdijk ter grootte van circa 10.000 ha, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1.
4. Projectbudget
Het voor het Project beschikbare budget. Dit bestaat in ieder geval uit de door Natuurmonumen- ten, de staatssecretaris van EZ, de minister van IenM en de provincie Flevoland in te brengen middelen, zoals omschreven in artikel 8. Dit betreft een taakstellend budget.
5. Projectgebied
Deelgebied ter grootte van circa 3.300 ha binnen het Plangebied waar het Project wordt uitge- voerd, aangegeven op de kaart in bijlage 1.
6. Projectresultaat
Het werk dat in het kader van deze samenwerkingsovereenkomst ten laste van het Projectbudget wordt gerealiseerd, een en ander zoals nader uitgewerkt in het kader van de aanbesteding als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder c en artikel 5 lid 4 in deze samenwerkingsovereenkomst.
7. Scope
De nadere omschrijving van het Project zoals opgenomen in bijlage 2.
8. Stuurgroep
Het overlegorgaan dat de samenwerking tussen partijen aanstuurt, waarin zitting hebben vertegenwoordigers van partijen die beschikken over een mandaat van de partij die zij vertegen- woordigen, en welk overlegorgaan aldus bevoegd is de in deze samenwerkingsovereenkomst aan dit overlegorgaan voorbehouden besluiten te nemen. De Stuurgroep is aldus de ‘vergadertafel’ van partijen.
9. TBES (Toekomstbestendig Ecologisch Systeem)
Een ecologisch systeem dat vitaal, gevarieerd en robuust is en ruimte biedt voor ruimtelijke en recreatieve ontwikkelingen in het gebied. Om te komen tot een TBES in het Markermeer–IJmeer moet invulling worden gegeven aan vier ecologische vereisten: heldere randen langs de kust, een gradiënt in slib, land-waterzones van formaat en versterkte ecologische verbindingen.
10. Uitvoeringsorganisatie
Een organisatie waarin Natuurmonumenten en Rijkswaterstaat ieder voor eigen rekening en risico en zonder dat sprake is van enige rechtsvorm samenwerken zoals nader vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst.
Artikel 2 Doel en reikwijdte van de samenwerkingsovereenkomst
1. Doel van deze samenwerkingsovereenkomst is onder meer het vastleggen van afspraken over de wijze waarop:
a) de samenwerking tussen partijen verloopt;
b) de aansturing van het Project plaatsvindt;
c) de opdrachtverlening voor de realisatie van de werken en diensten van het Project plaatsvindt door middel van aanbestedingsprocedures;
d) het beheer van het Projectresultaat wordt geregeld;
met als doel het Project voor te bereiden en te realiseren en het Projectresultaat in stand te houden.
2. De samenwerkingsovereenkomst geeft op diverse onderdelen de hoofdlijnen van de afspraken aan. Nadere uitwerking van de verschillende onderdelen zal plaatsvinden in een gelijktijdig met deze samenwerkingsovereenkomst in werking tredende uitvoeringsovereenkomst, erfpachtover- eenkomst en kaderovereenkomst met het Nationaal Groenfonds.
3. Met de ondertekening van deze samenwerkingsovereenkomst is de Projectbeslissing conform de MIRT-spelregels door de Minister van Infrastructuur en Milieu genomen.
4. De considerans en de bijlagen vormen een integraal onderdeel van deze Samenwerkingsovereen- komst. Bij tegenstrijdigheid prevaleren de artikelen boven de considerans en de bijlagen.
Artikel 3 Doel en begrenzing van het project
1. Doelstelling van partijen is om met het Project een belangrijke eerste stap te realiseren richting het verbeteren van de ecologische kwaliteiten en recreatieve gebruiksmogelijkheden van het Marker- meer en daarmee een eerste stap richting het Toekomstbestendig Ecologisch Systeem. Uitgangs- punt voor alle partijen is, onverminderd het voorgaande dat het Project zo wordt vormgegeven dat, binnen de kaders van het Projectbudget, een optimale bijdrage aan de N2000-doelstellingen voor het Markermeer geleverd wordt.
2. De begrenzing van het Project is weergegeven in bijlage 1 (kaart) en 2 (Scope). Bij het beschikbaar komen van aanvullend Projectbudget kunnen partijen, conform artikel 6, lid 5 en artikel 9 lid 2, de Scope aanpassen.
3. Het Projectgebied heeft een oppervlakte van circa 3.300 hectare en is weergegeven op een bij deze samenwerkingsovereenkomst behorende kaart, bijgevoegd als bijlage 1.
Artikel 4 Planning
1. Partijen onderschrijven de wens om zo spoedig mogelijk een tastbaar en zichtbaar resultaat te bereiken en het Project af te ronden, rekening houdend met een doelmatige uitvoering en afgestemd op het beschikbaar zijn van de benodigde financiële middelen en slib- en grondstro- men. De streefdatum voor de afronding van het Project is 31 december 2020.
2. Nadere uitwerking van de planning vindt plaats door de Uitvoeringsorganisatie met inachtneming van de uitvoeringsovereenkomst.
Artikel 5 Verantwoordelijkheden partijen
1. Partijen spannen zich in om datgene te doen dan wel na te laten wat een voorspoedige uitvoering van het Project mogelijk maakt.
2. Partijen die tevens bevoegd gezag zijn op het terrein van planologie en/of vergunningen spannen zich in om benodigde procedures zo spoedig als mogelijk te starten na een daartoe verkregen verzoek en vervolgens voortvarend af te ronden. Het bepaalde in deze samenwerkingsovereen- komst doet geen afbreuk aan de publiekrechtelijke verplichtingen van deze partijen.
3. Binnen de samenwerking is Natuurmonumenten primair verantwoordelijk voor het werven van additionele geldmiddelen voor de realisatie van het Project. De andere partijen binnen de samenwerking ondersteunen de activiteiten van Natuurmonumenten daar waar mogelijk.
4. De Staat (en voor deze Rijkswaterstaat) zal optreden als aanbestedende dienst voor aanbestedings- plichtige overheidsopdrachten bij de realisatie van het Project.
5. Natuurmonumenten is – gelet op de verantwoordelijkheid vastgelegd in lid 3 – het gezicht van het Project naar buiten.
6. De provincie Flevoland zal zich inspannen voor het aantrekken van Europese bijdragen ten behoeve van het Project.
7. Binnen de samenwerking stimuleert de Staat en namens deze de Minister van Infrastructuur en Milieu, dat daar waar mogelijk en doelmatig, bestaande en nieuwe grondstromen maximaal kunnen worden benut voor het Project. Een nadere uitwerking van dit onderdeel wordt uitgewerkt door de Uitvoeringsorganisatie.
8. Partijen onderkennen dat monitoring van zowel de natuurbijdrage als de effecten op het watersys- teem belangrijk is en zullen uiterlijk medio 2014 een gezamenlijke monitoringsstrategie vaststellen. Uitgangspunt ten aanzien van de projectgerelateerde monitoring van effecten op de natuur is dat de meerkosten ten opzichte van het reguliere monitoringsprogramma ten laste komen van het Projectbudget.
Artikel 6 Organisatie
1. De samenwerking tussen partijen wordt aangestuurd vanuit de Stuurgroep. De voorbereiding van besluiten van de Stuurgroep en de uitvoering van de overeenkomst vindt, tenzij in deze samenwer- kingsovereenkomst anders is bepaald, plaats door de Uitvoeringsorganisatie.
De Stuurgroep
2. In de Stuurgroep zijn vertegenwoordigd de Staat (voor deze een vertegenwoordiger van de Minister van Infrastructuur en Milieu en een vertegenwoordiger van de Staatssecretaris van Economische Zaken), Natuurmonumenten en de Provincie Flevoland.
3. Natuurmonumenten is voorzitter van de Stuurgroep. De Uitvoeringsorganisatie is als toehoorder aanwezig bij de Stuurgroep en draagt zorg voor het secretariaat voor de Stuurgroep.
4. Besluiten binnen de Stuurgroep worden genomen op basis van unanimiteit waarbij elk der partijen één stem heeft.
5. De Stuurgroep is verantwoordelijk voor (besluitvorming over):
a) de aansturing van het Project ten aanzien van kwaliteit en Scope;
b) het (jaarlijks) vaststellen van eventuele scopewijzigingen passend binnen het kader van deze samenwerkingsovereenkomst en het Projectbudget;
c) de aansturing van de Uitvoeringsorganisatie;
d) het beheer van het Projectbudget en het aanwenden van de noodzakelijke financiële middelen daaruit door de Uitvoeringsorganisatie.
6. De Stuurgroep informeert de Stuurgroep Markermeer-IJmeer tweemaal per jaar over de voortgang van het Project.
7. Indien de Stuurgroep het niet eens wordt over de door haar te nemen besluiten wordt door partijen een bestuurlijk overleg belegd. Namens Natuurmonumenten en de Staat nemen hieraan andere personen deel dan de vertegenwoordigers in de Stuurgroep. De deelnemers aan het bestuurlijk overleg zullen beschikken over een mandaat. Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, is artikel 17 van toepassing.
8. Elke partij draagt de eigen kosten verbonden aan deelname aan de Stuurgroep.
De Uitvoeringsorganisatie
9. Natuurmonumenten en de Staat (en voor deze Rijkswaterstaat) sluiten een uitvoeringsovereen- komst waarin zij afspraken maken over de vormgeving van een Uitvoeringsorganisatie en de taken en bevoegdheden van deze Uitvoeringsorganisatie worden vastgelegd. Natuurmonumenten en de Staat (en voor deze Rijkswaterstaat) verbinden zich jegens elkaar en de overige partijen om bij de uitvoering te handelen conform deze samenwerkingsovereenkomst, de uitvoeringsovereenkomst en de kaderovereenkomst.
10. De kosten van de Uitvoeringsorganisatie komen ten laste van het Projectbudget, uitgezonderd de kosten van de inzet van eigen personeel of middelen door Natuurmonumenten en Rijkswaterstaat (waaronder door Natuurmonumenten of Rijkswaterstaat zelf ingehuurd personeel). De Uitvoe- ringsorganisatie zal haar eigen kosten zo veel als mogelijk beperken.
11. De Uitvoeringsorganisatie draagt zorg voor de voorbereiding van besluiten van de Stuurgroep en draagt zorg voor het (doen) realiseren van het Project.
12. De Uitvoeringsorganisatie stelt ten behoeve van de uitvoering periodiek, doch in ieder geval eenmaal per jaar, een uitvoeringsdocument op waarin de verwachte kosten van de Uitvoeringsor- ganisatie, de werkzaamheden voor de komende periode en het daarvoor benodigde budget worden beschreven en legt dit, voor het eerst uiterlijk binnen drie maanden na inwerkingtreding van de Samenwerkingsovereenkomst, ter goedkeuring voor aan de Stuurgroep.
13. Na goedkeuring door de Stuurgroep van het uitvoeringsdocument of, indien daarin niet is voorzien in een bepaalde werkzaamheid, een nader besluit van de Stuurgroep, is de Uitvoeringsorganisatie verantwoordelijk voor de uitvoering van de in het uitvoeringsdocument of het besluit voorziene werkzaamheden. Tot de taak van de Uitvoeringsorganisatie behoren (in het uitvoeringsdocument
op uitvoeringsniveau uit te werken en in de uitvoeringsovereenkomst vast te leggen) in ieder geval:
a) budgetbewaking waaronder mede begrepen het geven van opdracht voor betalingen, het (doen) beheren van de Projectresultaten tot het opleverdocument als bedoeld in artikel 10 is goedgekeurd én het Projectgebied in erfpacht is uitgegeven aan Natuurmonumenten zoals bedoeld in artikel 7 lid 4;
b) het (laten) opstellen van de benodigde aanbestedingsdocumenten;
c) het adviseren over de door Rijkswaterstaat uit te voeren aanbesteding(en) van de in het kader van het Project te verrichten aanbestedingsplichtige werken en diensten;
d) de aansturing van de aannemende partij en contractmanagement en risicomanagement, althans het uitoefenen van controle daarop;
e) het opstellen van een planning;
f) het voorbereiden van aanvragen van eventuele subsidies;
g) het (doen) aanvragen van de benodigde vergunningen en andere publiekrechtelijke toestem- mingen voor de realisatie van het Project;
h) het opstellen van een projectplan overeenkomstig de Waterwet voor het Project;
i) het doen van voorstellen voor de communicatie;
j) het twee keer per jaar informeren van de Stuurgroep over de voortgang van het Project, inclusief de financiële tussenstand, een risico-rapportage en een prognose eindstand;
k) het doen van voorstellen aan de Stuurgroep voor eventuele scopewijzigingen van het Project;
l) het voorbereiden van en doen uitvoeren van de monitoring van natuureffecten;
m) het, na realisatie, opleveren van het Project aan partijen.
Artikel 7 Beheer Projectresultaat
1. Het Projectresultaat wordt tot afronding van het Project ten behoeve van partijen beheerd en bewaakt door de Uitvoeringsorganisatie;
2. De Staat draagt er als eigenaar van het Projectgebied zorg voor dat het Projectgebied beschikbaar is voor de uitvoering van het Project.
3. De Staat zal het Projectgebied in erfpacht uitgeven aan Natuurmonumenten op basis van een (obligatoire) erfpachtovereenkomst die gelijktijdig met deze samenwerkingsovereenkomst wordt gesloten. De erfpachtcanon zal marktconform zijn en gebaseerd zijn op een onafhankelijke taxatie.
4. Het recht van erfpacht zal gevestigd worden op de eerste werkdag na oplevering door de aannemende partij aan de aanbestedende dienst (Rijkswaterstaat) van in het kader van het Project aanbestede hoofdwerk bestaande uit een eiland, omliggend onderwaterlandschap met slibgeulen. Vanaf dat moment zijn het beheer en onderhoud voor rekening van Natuurmonumenten. De hiermee gemoeide kosten vallen buiten het Projectbudget.
5. Ten behoeve van de oplevering van het Projectresultaat stelt de Uitvoeringsorganisatie een door de Stuurgroep goed te keuren opleverdocument op als bedoeld in artikel 10. Het aspect instand- houding (‘maintain’) van de rand van het eiland zoals opgenomen in het na aanbesteding te sluiten Design-Build-Maintain-contract (als bedoeld in artikel 5 lid 4) met de aannemer zal bij het vestigen van het erfpachtrecht aan Natuurmonumenten worden overgedragen (door contractovername). De Staat (en voor deze Rijkswaterstaat) zal in het contract met de aannemer bepalen dat de aannemer aan deze contractovername medewerking zal dienen te verlenen. Het onderdeel ′maintain’ van de rand van het eiland komt ten laste van de door Natuurmonumenten geleverde bijdrage aan het Projectbudget.
6. Het Project is afgerond als het Projectresultaat is gerealiseerd, het opleverdocument als bedoeld in artikel 10 door de Stuurgroep is goedgekeurd en het Project financieel is afgewikkeld. De Stuur- groep zal alsdan een besluit nemen dat het Project is afgerond en partijen zullen dan de samen- werkingsovereenkomst, uitvoeringsovereenkomst en kaderovereenkomst beëindigen.
Artikel 8 Financiële afspraken
1. Partijen komen overeen dat zij de volgende financiële investering plegen ten behoeve van de kosten van de voorbereiding en aanleg van het Project:
a. Natuurmonumenten € 15 miljoen incl. BTW;
b. de Staat (EZ) € 15 miljoen incl. BTW;
c. de Staat (IenM) € 15 miljoen incl. BTW;
d. de provincie Flevoland incidenteel € 1 miljoen incl. BTW per direct en € 2,5 miljoen incl. BTW als resterende inspanningsverplichting.
2. De provincie Flevoland faciliteert aanvullend op het bepaalde onder lid 1 onder d de huisvesting van de Uitvoeringsorganisatie door het beschikbaar stellen van werkplekken.
3. De provincie Flevoland geeft met de investering bedoeld in het eerste lid onderdeel d de randvoor- waarde mee dat de bijdrage van de provincie bestemd is voor de realisatie van het Project en niet voor monitoring van de natuureffecten.
4. Om bij inwerkingtreding van de samenwerkingsovereenkomst tot een gegarandeerd Projectbudget van € 50 miljoen incl. BTW te komen draagt Natuurmonumenten naast de in het eerste lid benoemde investering aanvullend hierop € 1,5 miljoen incl. BTW bij aan de voorbereiding en aanleg van het Project.
5. Voorts staat Natuurmonumenten garant voor een bedrag van € 2,5 miljoen incl. BTW indien dit nodig is om te komen tot een aanvulling van het Projectbudget tot € 50 miljoen incl. BTW. Deze garantie geldt voor de situatie dat het tekort nog niet is gedekt uit extra bijdragen van andere partijen. De garantstelling is nooit hoger dan € 2,5 miljoen incl. BTW. De omvang van de garant- stelling neemt evenredig af met het beschikbaar komen van bijdragen van andere partijen en vervalt geheel zodra het Projectbudget van € 50 miljoen incl. BTW beschikbaar is.
6. Gelijktijdig met deze samenwerkingsovereenkomst sluiten partijen een kaderovereenkomst met het Nationaal Groenfonds. In deze kaderovereenkomst worden afspraken vastgelegd tussen partijen en het Nationaal Groenfonds over de financiële administratie van het Projectbudget.
7. Partijen komen overeen dat alle in lid 1 genoemde investeringsbedragen na aftrek van de in lid 12 en lid 13 beschreven voorbereidingskosten, voor het Project bijeen gebracht worden bij het Nationaal Groenfonds.
8. Het overboeken van de investeringsbedragen als bedoeld in lid 1 van Natuurmonumenten, van de Staat (door de Staatssecretaris van EZ en door de Minister van IenM) en de Provincie Flevoland (vooralsnog € 1 miljoen conform lid 1) geschiedt binnen een halfjaar na ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst op de door het Nationaal Groenfonds te Hoevelaken conform de Kaderovereenkomst beheerde rekening van partijen.
9. Voor de uitvoering van de taken genoemd in artikel 6 kan de Uitvoeringsorganisatie beschikken over het Projectbudget voor zover de aanwending is voorzien in het uitvoeringsdocument.
10. Ten behoeve van het financieel rendement wordt in het kader van optimaal budgetbeheer de financiële investering van partijen tijdens de realisatie van het Project volgtijdelijk als volgt belast: eerst het budgetdeel van de Staat en overige publieke partijen en vervolgens dat van Natuurmonu- menten en eventuele aanvullende private partijen. Deze vorm van uitputting van het Projectbudget vormt een werkafspraak en heeft geen gevolgen voor de verplichtingen van partijen bij beëindi- ging van de samenwerking als bedoeld in artikel 13.
11. Iedere partij draagt zelf de kosten die zij met betrekking tot het Project tot de datum van onderteke- ning van deze samenwerkingsovereenkomst heeft gemaakt, met uitzondering van de voorberei- dingskosten zoals benoemd in dit artikel onder lid 12.
12. Ten laste van het budget van Natuurmonumenten en de Staat zijn voorafgaand aan ondertekening van deze samenwerkingsovereenkomst reeds voorbereidingskosten gemaakt en verplichtingen aangegaan. Deze voorbereidingskosten en verplichtingen worden, voor zover dit niet de inzet van eigen personeel en/of middelen betreft, na goedkeuring door de Stuurgroep, ten laste van het Projectbudget gebracht.
13. Indien er na afronding van het Project en na aftrek van het resterende rendement op de private investeringen middelen resteren, vloeien deze resterende middelen terug naar de partijen in de verhouding van hun inbreng. Het resterende rendement op private middelen vloeit terug naar Natuurmonumenten dan wel naar de partij die deze private middelen heeft ingebracht.
14. Nadeelcompensatie of planschade komt voor rekening van het Projectbudget.
Artikel 9 Beheersing en verdeling van risico’s
1. De Uitvoeringsorganisatie legt een eventuele wijziging van de Scope van het Project ter goedkeu- ring voor aan de Stuurgroep voorzien van een raming via de standaard systematiek SSK voor kostenraming en uitvoeringsplanning. In de raming en planning dient rekening te worden
gehouden met voorziene en onvoorziene risico’s die verband houden met de betreffende wijziging van deze Scope.
2. De Stuurgroep stelt de aangepaste Scope, de planning en het bijbehorende taakstellende budget vast. Ter dekking van de financiële voorziene en onvoorziene risico’s wordt een post ‘onvoorzien’ gevormd. De post onvoorzien maakt deel uit van het Projectbudget.
3. Ter beperking van financiële risico’s zal de Uitvoeringsorganisatie op geen enkel moment een financiële verplichting aangaan die groter is dan het vrij beschikbare budget zoals opgenomen in het door de Stuurgroep goedgekeurde uitvoeringsdocument.
4. De Uitvoeringsorganisatie voert actief risicomanagement teneinde de financiële risico’s tot een minimum te beperken, zulks onder meer door het opnemen van een risicoreservering in de raming voor het aan te besteden werk als bedoeld in artikel 6 lid 13 onder c. Indien de prognose eindstand op enig moment het Projectbudget overstijgt, rapporteert de Uitvoeringsorganisatie dit, binnen een maand, aan de Stuurgroep en doet ze voorstellen ter beheersing van de risico’s zodat prognose en budget weer met elkaar in evenwicht geraken.
5. In geval van optreden van risico’s waarbij gekozen kan worden voor beheersmaatregelen die tot hogere kosten leiden of voor beheersmaatregelen die tot een lagere doelrealisatie leiden, wordt in beginsel gekozen voor maatregelen die tot een lagere doelrealisatie leiden.
6. Partijen onderschrijven dat lid 2 tot en met lid 5 erop zijn gericht dat er op geen enkel moment meer geld van een partij wordt gevraagd dan de investering van de betreffende partij als bedoeld artikel 8. Mochten er alsnog risico’s optreden die niet binnen het Projectbudget en/of niet met het verkleinen van de Scope of andere maatregelen kunnen worden opgevangen (het restrisico), dragen de partijen de financiële consequenties van deze restrisico’s conform de verhouding van hun inbreng, zoals beschreven in artikel 8 lid 1. De aanvullende middelen uit artikel 8 lid 2, 4 en/of 5 tellen dus niet mee voor de toedeling van het restrisico.
Artikel 10 Verantwoording
1. In de realisatiefase rapporteert de Uitvoeringsorganisatie minimaal 2 keer per jaar aan de Stuurgroep over de voortgang van het project en in het bijzonder over:
a. de aangegane verplichtingen, de gerealiseerde uitgaven, de onttrekkingen aan de post onvoorzien en de prognose eindstand;
b. de gerealiseerde doelen, mijlpalen en hectares;
c. de kwaliteitsborging en het risicomanagement.
2. Na afloop van het Project stelt de Uitvoeringsorganisatie een opleverdocument op van de uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst en van de behaalde resultaten. Dit opleverdocu- ment wordt uiterlijk 3 maanden na oplevering van het Project door de aannemende partij aan Rijkswaterstaat ter vaststelling aangeboden aan de Stuurgroep.
Artikel 11 Communicatie
1. De Uitvoeringsorganisatie stelt een gezamenlijk overkoepelend communicatieplan op waarin met betrekking tot de externe communicatie is opgenomen welke boodschappen door welke partijen naar welke doelgroepen en met welke middelen worden gecommuniceerd en legt dit ter besluit- vorming voor aan de Stuurgroep.
2. Partijen afzonderlijk zullen, rekening houdend met elkaars gerechtvaardigde belangen, de communicatieboodschap van de andere partijen ondersteunen met betrekking tot het Project.
3. Het communicatieplan wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Stuurgroep inclusief een inschatting van de kosten.
Artikel 12 Duur overeenkomst
Deze samenwerkingsovereenkomst treedt in werking na ondertekening ervan door alle partijen en eindigt als het Projectresultaat is gerealiseerd, het opleverdocument als bedoeld in artikel 10 door de Stuurgroep is goedgekeurd, het Project financieel is afgewikkeld en de Stuurgroep een beëindigings- besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 7 lid 6 of zoveel eerder als deze samenwerkingsovereen- komst tussentijds op grond van het bepaalde in artikel 13 wordt beëindigd.
Artikel 13 Tussentijdse beëindiging en financiële gevolgen voor het projectbudget
1. Tussentijdse beëindiging van de samenwerking door een partij is slechts mogelijk op basis van een unanieme beslissing van alle partijen die deelnemen in de samenwerkingsovereenkomst of op grond van het bepaalde in dit artikel. Partijen sluiten de mogelijkheid van opzegging nadrukkelijk uit.
2. Elke partij is gerechtigd om de overeenkomst te ontbinden voor wat betreft haar aandeel in de samenwerking indien ten gevolge van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6: 258 BW voortzetting van de samenwerking naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de betreffende partij verwacht kan worden. Ontbinding dient overeengekomen te worden en bij gebreke van overeenstemming in rechte gevorderd te worden. Partijen sluiten de mogelijkheid van buitengerechtelijke ontbinding op grond van het in dit lid bepaalde uit. Onder een onvoorziene omstandigheid verstaan partijen (ook doch niet uitsluitend) wets- of beleidswijzigingen van zwaarwegende aard (besluiten tot stand gekomen na democratische besluitvorming of besluiten om te voorzien in een noodsituatie) die in de weg staan aan voortzetting van de samenwerking, ook als deze wets- of beleidswijziging is geïnitieerd door (de organen) van een der partijen.
3. Indien een der partijen tekortschiet in de nakoming van deze samenwerkingsovereenkomst en deze partij in verzuim verkeert, zijn de overige partijen gerechtigd om op basis van een unaniem besluit de samenwerkingsovereenkomst met die partij (gerechtelijk of buitengerechtelijk) te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbin- ding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4. Indien de ontbinding jegens een of meer partijen met zich brengt dat voortzetting van de samen- werking door de overige partijen van een of meer van die overige partijen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet gevergd kan worden, kan die partij of kunnen die overige partijen eveneens overgaan tot ontbinding voor hun aandeel in de samenwerking. De regeling van lid 2, uitgezonderd de laatste volzin van dat lid, is op deze ontbindingsmogelijkheid van toepassing.
5. Bij tussentijds ontbinding op grond van het bepaalde in lid 2 en/of lid 4 kan de meest gerede partij, indien partijen daaromtrent geen overeenstemming bereiken, de rechter verzoeken om, onvermin- derd het bepaalde in lid 9, de financiële gevolgen van de ontbinding voor het resterende Project- budget vast te stellen.
6. Bij tussentijdse ontbinding op grond van het bepaalde in lid 3 blijven, tenzij de rechter op vordering van de tekortschietende partij anders oordeelt, de door de tekortschietende partij in het Projectbudget ingebrachte middelen beschikbaar voor het Project indien het Project door een of meer van de overige partijen wordt voortgezet. Indien de overeenkomst op grond van lid 3 door alle partijen wordt ontbonden, is het bepaalde in lid 5 van overeenkomstige toepassing.
7. Indien deze samenwerkingsovereenkomst niet of niet verder uitgevoerd kan of mag worden op grond van een rechterlijke uitspraak of beschikking van de Europese Commissie treden partijen in overleg om te bezien of deze samenwerkingsovereenkomst zodanig aangepast kan worden dat aan de uitspraak of de beschikking tegemoetgekomen kan worden. Indien partijen hierover geen overeenstemming bereiken, is het bepaalde in artikel 17 lid 2 en 3 van toepassing. Indien in rechte (een voorlopige voorziening in kort geding indien binnen een halfjaar na de uitspraak in eerste aanleg in die kortgedingprocedure geen bodemprocedure is gestart en in de andere gevallen een uitspraak in een bodemprocedure) onherroepelijk is vastgesteld dat deze samenwerkingsovereen- komst niet of niet verder uitgevoerd kan worden, is elk der partijen bevoegd om deze samenwer- kingsovereenkomst te ontbinden. Het bepaalde in lid 5 is op deze ontbinding van overeenkomstige toepassing.
8. Indien deze samenwerkingsovereenkomst wordt ontbonden, leidt dit voor de betreffende partij(en) ook tot ontbinding van de kaderovereenkomst en, indien een der partijen Natuurmonumenten of de Staat is, ontbinding van de uitvoeringsovereenkomst. Na ontbinding kan een partij, niet zijnde Natuurmonumenten of de Staat, jegens wie deze samenwerkingsovereenkomst is ontbonden geen aanspraken meer doen gelden die voortvloeien uit de uitvoeringsovereenkomst.
9. Het in dit artikel bepaalde laat het recht van partijen om schadevergoeding te vorderen van een andere partij voor de schade die een gevolg is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming door die andere partij, onverlet.
Artikel 14 Wijziging
1. Elke partij kan de andere partijen schriftelijk verzoeken de samenwerkingsovereenkomst te
wijzigen. De wijziging behoeft de voorafgaande schriftelijke instemming van alle partijen.
2. Partijen treden in overleg binnen 4 weken nadat een partij de wens daartoe aan de andere partijen schriftelijk heeft meegedeeld.
3. De wijziging en de verklaringen tot instemming worden als bijlage aan de samenwerkingsovereen- komst gehecht.
Artikel 15 Verzuim en overmacht
1. Tenzij nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is, treedt verzuim eerst in nadat een partij schriftelijk en bij aangetekend schrijven in gebreke is gesteld en een redelijke termijn is gegund om haar verplichtingen alsnog na te komen.
2. Onder overmacht wordt in ieder geval niet verstaan: gebrek aan personeel, stakingen, ziekte van personeel en tekortschieten van ingeschakelde derde partijen.
Artikel 16 Toetredingsregeling
1. Nieuwe partijen kunnen toetreden tot deze samenwerkingsovereenkomst na instemming van alle partijen die op dat moment in de samenwerkingsovereenkomst participeren. Een toetredende partij moet daarbij aan dezelfde voorwaarden voldoen als gesteld in de publicatie van 17 septem- ber 2013, zie bijlage 3.
2. Een toetredende partij maakt haar verzoek tot toetreding schriftelijk bekend aan de Stuurgroep. Zodra partijen schriftelijk hebben ingestemd met het verzoek tot toetreding en de toetredende partij zich, al dan niet onder nadere voorwaarden, schriftelijk jegens de overige partijen heeft verbonden aan deze samenwerkingsovereenkomst en de overige partijen dit schriftelijk hebben aanvaard, ontvangt de toetredende partij de status van partij bij de samenwerkingsovereenkomst en gelden voor die partij de voor haar uit deze samenwerkingsovereenkomst en eventueel de nadere voorwaarden voortvloeiende rechten en verplichtingen.
3. Het verzoek tot toetreding en de verklaring tot instemming worden als bijlage aan deze samenwer- kingsovereenkomst gehecht.
Artikel 17 Geschillen
1. Geschillen met betrekking tot deze samenwerkingsovereenkomst worden in eerste instantie in gezamenlijk overleg opgelost.
2. Indien het gezamenlijk overleg niet tot overeenstemming leidt, wordt mediation ingezet overeen- komstig het reglement van het Nederlands Mediation Instituut te Rotterdam.
3. Indien het onmogelijk is gebleken een geschil met behulp van mediation op te lossen, wordt het geschil beslecht door de bevoegde rechter te ’s-Gravenhage.
Artikel 18 Slotbepalingen en overige zaken
1. Het overdragen van rechten of verplichtingen of bezwaren van rechten (waaronder doch niet uitsluitend het vestigen van bijvoorbeeld stil pandrecht) uit deze samenwerkingsovereenkomst is slechts mogelijk na voorafgaande schriftelijke instemming van alle partijen.
2. De eigendom van en het intellectueel eigendomsrecht en/of het auteursrecht op producten, producties, processen, werkwijzen en andere zaken die in het kader van deze samenwerking tot stand zijn gekomen berust indien en voor zover dat niet berust bij derden bij partijen gezamenlijk. Nadat de samenwerking is beëindigd, komen de hier bedoelde eigendommen/rechten te berusten bij de partijen die in redelijkheid als daartoe de meest gerede kunnen worden beschouwd. Partijen zullen medewerking verlenen aan eventueel benodigde rechtshandelingen om de eigendom en/of de rechten over te dragen.
Artikel 19 Uitbreiding Project
Natuurmonumenten wil het Project stapsgewijs uitbreiden tot de Marker Wadden, zodanig dat op termijn het totale Plangebied wordt aangewend voor natuurbehoud en natuurcreatie. In verband daarmee zal de Staat (RVOB) zich, behoudens wets- of beleidswijzigingen van zwaarwegende aard (besluiten tot stand gekomen na democratische besluitvorming of besluiten om te voorzien in een
noodsituatie) die daaraan in de weg staan, ook als deze wets- of beleidswijziging is geïnitieerd door (de organen van) een der partijen, inspannen om, naast het Projectgebied ook de rest van het Plangebied aan Natuurmonumenten in erfpacht uit te geven. De Staat (RWS) zal aan voornoemde uitgifte medewerking verlenen, indien naar het oordeel van de Staat:
• het waterstaatkundig beheer dit toelaat,
• de kansen voldoende potentie hebben, én
• de financiering op orde is.
Voormelde verplichting geldt voor de duur van deze samenwerkingsovereenkomst en na vestiging van het erfpachtrecht als bedoeld in artikel 7 lid 3, voor de duur van dit erfpachtrecht en eindigt derhalve na vestiging van het erfpachtrecht en niet na beëindiging van deze samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 lid 6.
Artikel 20 Volgorde overeenkomsten en inwerkingtreding
1. De hoofdlijnen van de afspraken over het Project zijn verankerd in de Samenwerkingsovereen- komst. Een nadere uitwerking van verschillende onderdelen van de Samenwerkingsovereenkomst heeft plaatsgevonden in de Uitvoeringsovereenkomst, Kaderovereenkomst en Erfpachtovereen- komst. Bij tegenstrijdigheden tussen de voornoemde overeenkomsten is het bepaalde in de overeenkomsten in de volgende volgorde leidend:
a. Samenwerkingsovereenkomst;
b. Uitvoeringsovereenkomst;
c. Xxxxxxxxxxxxxxxxx;
d. Erfpachtovereenkomst, uitgezonderd hetgeen daarin tussen de Staat en Natuurmonumenten is overeengekomen omtrent de vergoeding voor Natuurmonumenten bij voortijdige beëindiging van de erfpacht of de erfpachtovereenkomst. Deze afspraken prevaleren tussen de Staat en Natuurmonumenten boven de voornoemde overeenkomsten.
2. Deze overeenkomst treedt in werking na ondertekening door alle partijen doch niet eerder dan dat de Uitvoeringsovereenkomst, Kaderovereenkomst en de Erfpachtovereenkomst door alle bij die overeenkomsten betrokken partijen zijn getekend.
Artikel 21 Publicatie in Staatscourant
1. Na ondertekening van deze samenwerkingsovereenkomst wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.
2. Bij wijzigingen in de samenwerkingsovereenkomst vindt het eerste lid overeenkomstige toepas- sing.
3. Van toetreden of ontbinden wordt melding gemaakt in de Staatscourant.
Aldus overeengekomen op 13 maart 2014 door:
X.X.X.X. xxx xxx Xxxxx,
Algemeen directeur Natuurmonumenten
M.H. Xxxxxxx xxx Xxxxxx,
De Minister van Infrastructuur en Milieu
X.X.X. Xxxxxxx,
Staatssecretaris van Economische Zaken
S.A. Blok,
De Minister voor Wonen en Rijksdienst
X. Xxxxxxxxx,
Gedeputeerde van de Provincie Flevoland
BIJLAGE 1 PROJECTGEBIED EERSTE FASE MARKER WADDEN EN HET GEHELE PLANGEBIED.
BIJLAGE 2 SCOPE EERSTE FASE MARKER WADDEN
Projectresultaten eerste fase
Het is de ambitie om met de eerste fase Marker Wadden, in de periode tot 2020, een zo groot mogelijk areaal moeraseiland te realiseren, alsmede een onderwaterlandschap dat slib invangt. Bij het nagestreefde projectbudget van M€ 75 kan naar verwachting ongeveer 500 ha natuureiland gereali- seerd worden, in samenhang met maatregelen gericht op het invangen en vastleggen van slib rond het eiland en in de luwte.
Met het beschikbare projectbudget van M€ 50 zal naar verwachting het volgende gerealiseerd kunnen worden op basis van het referentieontwerp:
• Een totaal oppervlak van het natuureiland van ongeveer 300 ha. Daarvan is 225 ha natuurgebied, 25 ha open depotruimte ten behoeve van ontvangen van slib en holoceen materiaal, 50 ha is rand. Het natuurgebied bestaat uit moeras; een combinatie van plasdras habitat en ondiep water. De rand kan ook natuurwaarde hebben, maar dat is afhankelijk van het ontwerp.
• Het eiland ligt grotendeels op een hoogte van +/- 20 cm rond het zomerpeil (NAP -20 cm).
• Het eiland heeft een zandplateau van 1 ha op 1,30 m +NAP (1,50 m +zomerpeil).
• Daarnaast worden slibgeulen van ongeveer 55 ha en zandwinputten van ongeveer 35 ha gemaakt.
• Circa 0,6 miljoen m3 slib1 dat in de eerste 5 jaren sedimenteert in de slibgeulen, wordt verwerkt in ongeveer 10 ha natuurgebied op het eiland.
• Recreatiehaven voor maximaal 25 plaatsen t.b.v. 22 plezierjachten, 3 Bruine-Vlootschepen en 1 rondvaartboot.
• Voetpad over het veilig begaanbare deel van het eiland.
• Civieltechnisch beheer en onderhoud van de rand van het natuureiland inclusief eventuele beschermingsstructuren tot 10 jaar na oplevering van het eiland.
• Creëren van een onderwaterlandschap rond het eiland.
• Monitoring van het proces van invangen en vastleggen van slib incl. evaluatie als onderdeel van de nader te maken afspraken volgens artikel 5.8 van de samenwerkingsovereenkomst.
• Projectgerelateerde monitoring van effecten op de natuur.
• Kennis over verwerken van slib en ander zacht materiaal voor volgende fasen.
Neveneffecten van het project
• Slib opgenomen c.q. afgedekt op de ontgravings- en verwerkingslocatie: 1 miljoen m3 als deel van de werkzaamheden.
• Slib geïmmobiliseerd in de luwte van het eiland aan de noordoostzijde na 5 jaar bij een eiland van 250 ha: 4 miljoen m3 (berekend met een slibmodel). Dit is een natuurlijk proces. Deze sedimentatie zet na oplevering nog geruime tijd door. Na 15 jaar is in totaal vanaf de start ca. 20 miljoen m3 geïmmobiliseerd door afdekking, sedimentatie in putten, geulen en in de luwte achter het eiland. Dit is aanvullend op het slib dat actief in het natuureiland verwerkt wordt.
Uitgangspunten
• Het Project wordt zo vormgegeven dat het, binnen de gegeven (financiële) randvoorwaarden, een optimale bijdrage levert aan de N2000-doelstellingen voor het Markermeer.
• Locatie van natuureiland ligt vast in het bestemmingsplan, er is wel ruimte voor optimalisatie (honderden meters).
• Gegadigden wordt gevraagd een plan te maken voor een zo groot mogelijk aan te leggen areaal bij een gegeven opdrachtsom.
• Natuurmonumenten is vanaf de oplevering verantwoordelijk voor het natuurbeheer van dat gebied.
• Het realisatiecontract is beoogd zó te worden vormgegeven dat het totale budget voor het Project (dus niet alleen het budget t.b.v. het realisatiecontract) kan worden opgehoogd tot M € 75.
• Het realisatiecontract is beoogd zó te worden vormgegeven dat bij het optreden van onvoorziene risico’s kan worden gekozen voor een kleinere omvang van het project om overschrijding van het projectbudget te voorkomen.
• Partijen streven ernaar dat een deel van het gebied spoedig toegankelijk is voor het publiek. Daarom wordt een mijlpaal opgenomen voor 100 ha natuureiland binnen 3 jaar na gunning. Daarvan is beoogd een klein deel te voet begaanbaar te laten zijn en een haven te realiseren met afmeergelegenheid voor gelijktijdig gebruik door 1 rondvaartboot (passagiers moeten van de
1 Omdat slib beweeglijk is, en op sedimentatielocaties zoals in zandwinputten na verloop van tijd consolideert (verdicht) onder druk van de bovenliggende lagen, is het werkelijke volume moeilijk te bepalen. Bij de genoemde volumes is de dichtheid 1.200 kg/m3.
rondvaartboot te voet en met droge voeten aan land kunnen gaan) en afmeergelegenheid voor 3 Bruine-Vlootschepen en 22 recreatieschepen.
• Beoogd is om op het begaanbare deel 3 jaar na gunning een bezoekerscentrum te kunnen realiseren door Natuurmonumenten.
• Het streven is om van de eerste 100 ha natuureiland circa 2 ha aan te leggen met slib dat is ingevangen in de slibgeulen en/of de zandwinput.
• Het streven is om het totale natuureiland uiterlijk 31 december 2020 op te leveren. Van dit totale areaal is beoogd minimaal 10 ha met slib uit de slibgeulen en zandwinputten aan te leggen.
• De sedimentatie ten noordoosten van het natuureiland is een natuurlijk proces. Bij de aanleg van Marker Wadden worden daarom eisen gesteld aan de lengte- en breedteverhouding waardoor een voldoende groot luwtegebied ontstaat.
• Direct na start van het project, al tijdens de 5 jaar aanlegperiode, is beoogd dat het Project een interessant en uitnodigend project is voor recreanten met daarop gerichte voorzieningen.
Randvoorwaarden
• De totale uitgaven voor het Project mogen het beschikbare Projectbudget van M€ 50 niet overschrijden.
Project Afbakening
Tot het project behoren onder meer niet:
• De realisatie van een bezoekerscentrum op het publiek toegankelijke terrein.
• De aanleg van voorzieningen in de haven, zoals elektriciteit, drinkwater en afvalinname.
• Het natuurbeheer voor het natuureiland. Dit is de verantwoordelijkheid van Natuurmonumenten.
• De fondsenwerving voor het bijeenbrengen van het beoogde budget van M€ 50 tot M€ 75.
• De onderlinge afstemming over het natuur- en waterbeleid rond het Markermeer en daarbuiten.
BIJLAGE 3 PUBLICATIE 17 SEPTEMBER
Staatscourant nummer 25889 van 17 september 2013.