SOCIALE ACTUALITEITEN
SOCIALE ACTUALITEITEN
JUNI 2019
1/10DE OUDERSCHAPSVERLOF EN FLEXIBELE OPNAME THEMAVERLOF VOORTAAN MOGELIJK
Werknemers kunnen, vanaf 1 juni 2019, een aanvraag bij hun werkgever doen voor opname van:
• 1/10de ouderschapsverlof
Dit kan enkel voor werknemers die voltijds werken.
Met deze maatregel kunnen ouders gedurende 40 maanden ouderschapsverlof opnemen ten belope van:
• een halve dag per week
• of een volledige dag om de twee weken;
• voltijds ouderschapsverlof en verlof voor medische bijstand in weken Vier weken schorsing staat hierbij gelijk aan 1 maand schorsing;
• halftijds ouderschapsverlof per maand.
Let op! Akkoord werkgever vereist
Deze nieuwe mogelijkheden kunnen enkel mits akkoord van de werkgever. Dit in tegenstelling tot de andere opnamevormen. Bij weigering moet de werkgever deze beslissing schriftelijk meedelen aan betrokkene. Hij doet dit:
• binnen de maand na de schriftelijke kennisgeving bij ouderschapsverlof;
• binnen de twee werkdagen na de schriftelijke kennisgeving bij verlof voor medische bijstand.
Uitkeringen?
De wetgever past ook de RVA-uitkeringen verhoudingsgewijs aan.
Vanaf wanneer?
Deze bijkomende mogelijkheden tot opname van een thematisch verlof treden in werking op 1 juni 2019. Vóór deze datum kan een werknemer het 1/10de ouderschapsverlof of de flexibele opname van het ouderschapsverlof of de medische bijstand nog niet aanvragen bij de werkgever.
Bron: Koninklijk besluit van 5 mei 2019 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de thematische verloven
LANDINGSBAAN MET AFWIJKENDE LEEFTIJDSVOORWAARDE - UITKERINGEN RETROACTIEF TOEKENNEN VANAF 1 JANUARI 2019?
Werknemers die op basis van de afwijkende voorwaarden vóór de leeftijd van 60 jaar uitkeringen bij een landingsbaan willen ontvangen vanaf 1 januari 2019, moeten verplicht een nieuw aanvraagformulier bij de RVA indienen.
Deze mogelijkheid tot retroactieve toekenning van uitkeringen bestaat enkel voor werknemers die al een aanvraag bij de RVA hadden ingediend vóór de ondertekening van cao nr. 137.
Voorbeeld
Een werknemer van 55 jaar heeft een beroepsverleden als loontrekkende van ten minste 35 jaar. Hij vraagt in januari bij de RVA uitkeringen aan in het kader van een 1/5 tijdskrediet landingsbaan voor de periode van 01.02.2019 tot 30.06.2031. Hoewel hij aan de afwijkende voorwaarde van 35 jaar beroepsverleden voldoet, kent de RVA hem het tijdskrediet zonder uitkeringen toe. Hij is immers geen 60 jaar en de cao's die het mogelijk maken de uitkeringen te bekomen vanaf een lagere leeftijdsgrens zijn nog niet gesloten.
Xxxxxxxxxxx xxxx xx xxxxx-xxx xx. 000 gesloten voor de periode 2019-2020 en is er een sectorale cao (met terugwerkende kracht gesloten vanaf 01.01.2019) die de bepalingen van die kader-cao toepast.
De werknemer dient op 17.05.2019 een nieuw, volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier in en vraagt een 1/5 tijdskrediet landingsbaan met uitkeringen aan vanaf 01.02.2019.
In dit geval zal de RVA retroactief uitkeringen toekennen vanaf 01.02.2019 (als de betrokkene ook aan de andere toekenningsvoorwaarden voldoet om uitkeringen te bekomen).
De RVA past dit standpunt niet toe indien de werknemer nog geen aanvraag bij hen had ingediend.
In deze situatie geldt de algemene regel. Als de aanvraag om uitkeringen de RVA dus pas bereikt na de termijn van 2 maanden die volgt op de aanvangsdatum van de landingsbaan, gaat het recht op uitkeringen pas in vanaf de datum waarop het gedeelte ‘werknemer’ online werd ingediend of waarop het formulier werd verstuurd.
1. Werknemers dienden reeds een aanvraag in bij de RVA
De werknemers die op basis van de afwijkende voorwaarden reeds een aanvraag hadden ingediend bij de RVA vóór de leeftijd van 60 jaar kunnen retroactief uitkeringen ontvangen.
Het gaat dus om werknemers die al een aanvraag hebben ingediend bij de RVA:
• ofwel zonder uitkeringen;
• ofwel met uitkeringen op basis van de afwijkende voorwaarden maar dit zonder uitkeringen te hebben gekregen omdat daartoe nog niet aan alle voorwaarden voldaan was (nieuwe kader-cao + bestaan van een sectorale of ondernemings-cao).
Om uitkeringen te kunnen bekomen, moeten de werknemers verplicht een nieuw aanvraagformulier
indienen.
2. Werknemers dienden nog geen aanvraag in bij de RVA
De RVA past voormeld standpunt niet toe indien de werknemer nog geen aanvraag bij hen had ingediend.
In die situatie geldt de algemene regel. Als de aanvraag om uitkeringen de RVA dus pas bereikt na de termijn van 2 maanden die volgt op de aanvangsdatum van de landingsbaan, gaat het recht op uitkeringen pas in vanaf de datum waarop het gedeelte ‘werknemer’ online werd ingediend of waarop het formulier werd verstuurd.
Voorbeeld
Een werknemer van 55 jaar oefent een zwaar beroep uit. Hij vraagt bij de RVA een 1/5 tijdskrediet landingsbaan met uitkeringen voor de periode van 01.02.2019 tot 30.06.2031. Voordien diende hij geen
aanvraag tijdskrediet landingsbaan 1/5 in. Hij verstuurt die aanvraag op 17.05.2019, dus buiten de termijn van 2 maanden voorzien door het KB.
Het paritair comité heeft een sectorale cao gesloten in toepassing van de cao nr. 137 met terugwerkende kracht vanaf 01.01.2019. In dat geval zal de RVA de uitkeringen pas kunnen toekennen vanaf de datum van indiening van het formulier, namelijk vanaf 17.05.2019 (als betrokkene ook voldoet aan de andere voorwaarden voor de toekenning van de uitkeringen).
Bron: RVA Tech, RioDoc nr. 161031/3
STUDENTENARBEID: MET WIE KAN JE EEN STUDENTENOVEREENKOMST SLUITEN?
Tijdens de zomervakantie gaan heel wat studenten aan de slag met een studentenovereenkomst.
Onder bepaalde voorwaarden zijn op de prestaties van de student geen gewone sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd, maar enkel een beperkte solidariteitsbijdrage (5,42% ten laste van de werkgever en 2,71% ten laste van de werknemer/student).
Volgende voorwaarden gelden hierbij:
• hij heeft een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor studenten;
• hij werkt maximum 475 uren per kalenderjaar;
• studentenarbeid kan enkel tijdens periodes, waarin hij niet verplicht aanwezig moet zijn in de onderwijsinstellingen.
Maar opgelet want niet iedereen kan met een studentenovereenkomst werken. Het is dus van belang om na te gaan onder welke categorie de leerling valt.
We zoomen in op het begrip student zodat je weet wie in aanmerking komt voor studentenarbeid.
1. Begrip student
De wet voorziet geen definitie van het begrip student.
In het algemeen moeten we het begrip student ruim interpreteren: iedereen die regelmatig is ingeschreven in een onderwijsinstelling met volledig leerplan. Een student heeft als hoofdstatuut onderwijs volgen.
Arbeid verrichten is ondergeschikt aan zijn studies.
Er bestaat geen maximum leeftijdsvoorwaarde voor het sluiten van een studentenovereenkomst.
Een minimale leeftijdsvoorwaarde is wel voorzien. Zo kan een jongere vanaf 15 jaar een studentenovereenkomst sluiten. Xxxx je iemand jonger dan 15 jaar te werk, dan is dit in principe kinderarbeid. Dit is verboden.
Deze student mag bovendien niet meer onderworpen zijn aan de voltijdse leerplicht. De voltijdse leerplicht stopt wanneer de jongere ten minste de eerste twee leerjaren van het secundair onderwijs met volledig leerplan heeft gevolgd. De voltijdse leerplicht eindigt in elk geval wanneer de student 16 jaar wordt, ongeacht of hij slaagde in deze twee leerjaren.
2. Toegelaten studenten
Met volgende werknemers kan er een studentenovereenkomst gesloten worden:
• studenten van 15 jaar en ouder die niet meer onderworpen zijn aan de voltijdse leerplicht en onderwijs volgen met volledig leerplan;
• studenten die enkel deeltijds onderwijs of een deeltijdse vorming volgen en aan volgende voorwaarden voldoen:
• niet verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst of stageovereenkomst;
• geen uitkeringen van de RVA ontvangen;
• enkel tijdens de schoolvakanties een studentenovereenkomst afsluiten.
• studenten van 15 jaar die alternerend leren onder bepaalde voorwaarden.
2.1. Studenten die alternerend leren
Leerlingen die alternerend leren kunnen maar een studentenovereenkomst sluiten wanneer aan volgende voorwaarden cumulatief is voldaan:
• studentenarbeid is enkel mogelijk wanneer zij geen onderwijs of opleiding moeten volgen of aanwezig moeten zijn op de werkplek;
• ze mogen geen werkloosheidsuitkering of inschakelingsuitkering ontvangen;
• in principe mag de studentenovereenkomst enkel gesloten worden met een andere werkgever dan de werkgever waar ze hun praktische opleiding volgen.
2.1.1. Definitie leerling
Om te bepalen of je met een leerling te maken hebt, brengen we de definitie hiervan nog even in herinnering.
Een leerling is elke persoon die in het kader van een alternerende opleiding door een overeenkomst verbonden is met een werkgever, met uitzondering van de leerovereenkomst voor mindervaliden of een arbeidsovereenkomst.
Om te bepalen of de leerling een alternerende opleiding volgt, moeten 6 voorwaarden voldaan zijn.
• De opleiding bestaat uit een deel dat uitgevoerd wordt op de werkvloer en een deel dat uitgevoerd wordt door een onderwijs- of opleidingsinstelling. Werken en leren zijn op elkaar afgestemd in een opleidingsplan en wisselen elkaar geregeld af.
• De opleiding leidt tot een beroepskwalificatie.
• Het leren op de werkvloer voorziet op jaarbasis een gemiddelde arbeidsduur van minstens 20 uren per week, zonder rekening te houden met de feest- en vakantiedagen.
• De opleiding bij een onderwijs- of opleidingsinstelling, omvat op jaarbasis:
• minstens 240 lesuren (inclusief vrijstellingen) voor de jongeren die onderworpen zijn aan de deeltijdse leerplicht;
• minstens 150 lesuren (inclusief vrijstellingen) voor de jongeren die niet onderworpen zijn aan de leerplicht.
Het aantal uren kan berekend worden naar rato van de totale duur van de opleiding.
• Eén enkele overeenkomst regelt de onderdelen opleiding op de werkvloer en bij de onderwijs- of opleidingsinstelling.
• De overeenkomst voorziet een financiële bezoldiging voor de leerling ten laste van de werkgever.
Voorbeelden van alternerende opleiding zijn:
• industriële leerlingen;
• leerlingen met een inschakelingsovereenkomst;
• de overeenkomst 'contrat de formation en alternance' (Franstalige Gemeenschap);
• de 'overeenkomst van alternerende opleiding' (Vlaamse Gemeenschap).
2.1.2. Studentenovereenkomst met andere werkgever
In principe mag de studentenovereenkomst enkel gesloten worden met een andere werkgever dan de werkgever waar ze de praktische opleiding volgen.
Over deze voorwaarde bestaat er momenteel enige onduidelijkheid.
In het verleden stond de RSZ toe dat de leerling toch een studentenovereenkomst sloot met zijn stagegever tijdens de zomervakantie. Dit werd ook zo vermeld in de administratieve instructies op de website van de RSZ.
Recent heeft de RSZ zijn instructies aangepast en wordt deze voorwaarde opnieuw strikt toegepast. Hierdoor kan een leerling in de zomermaanden enkel bij een andere werkgever dan zijn stagegever met een studentenovereenkomst aan de slag.
Naar verluidt wil men toch opnieuw toestaan dat een leerling ook bij zijn stagegever als jobstudent kan werken. De sociale partners en de bevoegde overheidsdiensten plannen hierover een overleg.
Uiterlijk midden juni plant de RSZ hierover uitsluitsel te kunnen geven. We houden je op de hoogte.
2.2. Buitenlandse studenten
Voor de buitenlandse studenten maken we een onderscheid tussen studenten met de nationaliteit van één van de landen van de Europese Economische Ruimte (EER) of de Zwitserse nationaliteit en studenten met een andere nationaliteit.
Studenten met een EER-nationaliteit of de Zwitserse nationaliteit hebben dezelfde rechten en verplichtingen als de Belgische studenten.
Bovendien moeten ze zelfs geen onderwijs in België volgen of hier verblijven.
Voor studenten met een andere nationaliteit zijn de regels strenger. Zij kunnen niet zomaar in België met een studentenovereenkomst werken.
Zo moeten ze over een geldige Belgische verblijfsvergunning met vermelding 'beperkt' of 'onbeperkt' toegang tot de arbeidsmarkt beschikken. Dit betekent dat de studenten legaal in België moeten verblijven.
Met een verblijfsvergunning van een andere EER-lidstaat of een Zwitserse verblijfsvergunning mogen ze niet in België als student werken.
Verder moeten zij ook aan de voormelde voorwaarden voldoen die van toepassing zijn op de Belgische studenten.
Ten slotte voorziet de wet beperkingen in de tijd voor buitenlandse studenten die in België ingeschreven zijn voor studiedoeleinden. Dit betekent dat hun Belgische verblijfsvergunning gelinkt is aan hun studies op ons grondgebied.
Buiten de schoolvakanties mag de tewerkstelling 20 uur per week niet overschrijden. Tijdens de schoolvakanties geldt deze regel niet.
3. Uitgesloten studenten
Een aantal categorieën kunnen geen studentenovereenkomsten sluiten:
• studenten jonger dan 15 jaar;
• studenten die langer dan 12 maanden met een arbeidsovereenkomst met dezelfde werkgever verbonden zijn;
• studenten die alleen avondonderwijs volgen;
• studenten die onderwijs volgen met beperkt leerplan;
• studenten die deeltijds werken en deeltijds leren tenzij in een stelsel van alternerend leren;
• studenten die een schoolstage volgen bij een werkgever voor de prestaties in het kader van deze schoolstage;
• buitenlandse studenten met een verblijfsvergunning waarop "neen" staat voor toegang tot de arbeidsmarkt.
Bron : Koninklijk besluit van 14 juli 1995 waarbij sommige categorieën studenten uit het toepassingsgebied van Titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten worden gesloten ; Artikel 1bis van het Koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de
maatschappelijke zekerheid der arbeiders.