INHOUD:
2® JAARGANG — Nr 37 ZONDAG, 28 MEI 1933
R E D A C T I E : I t al i xx xx , 00, Xxxxxxxxx " , ■ BEH EER : Xxxxx Xxxxxxxxxx, 00, Xxxxxxxxx
Vereeniging zonder winstgevend doel _ , ,
Abonnement : 100 fr. per jaar - ■- ■ ... — : — ....... Postchecknummer : 3 1 8 5 * 2 2
INHOUD:
XXXX XXXXXX. — H xxx Xxxxxx en de intellectueele vrijheid.
RECHTSPRAAK.
Hof van Beroep te Brussel. — 7e Kamer. —
25 Januari ’28. — Strafvordering. — Valsche eed. — A anstelling als burgerlijke partij. — O ntvankelijkheid.
Boetstraffelijke Rechtbank te Antwerpen. — 7 April 1933. — Strafvordering. — Valsche eed.
— B urgerlijke 'partij. — O nontvankelijkheid.
Hof van Beroep te Brussel. — 9e Kamer. —
21 Maart 1933. — Strafvordering. — Xxx en hang. — N a tuur van vonnis dat samenhang uitspreekt. — Voorbereidend o f tusschenvonnis.
Burgerlijke Rechtbank Antwerpen. — 3e Kamer.
— 10 Mei 1933. — Onecht kind. — Onderzoek naar vaderschap. — Onderhoudspensioen. — Toepasselijkheid van art. 1S82. — Aansprake lijkheid der ouders van gewaanden vader.
VLAAMSCH RECHTSGENOOTSCHAP TE LEU
VEN. — Jaarlijksche algemeene vergadering van 21 Mei. — H et afbetalingsstelsel op den studie dag van het Vlaamsch Rechtsgenootschap. — Verslag door X x X. Xxxxx.
WETGEVING. — W etsontw erp tot wijziging der w et van 24 October 1908 op het spel.
BALIELEVEN. RECHTERLIJK LEVEN.
635
beteekenis en den logischen samenhang op te sporen. De methode die hiervoor in aanmer king komt kan volgens hem in geen geval de natuurwetenschappelijke methode zijn,die geen ander doel heeft dan oorzaken met gevolgen te verbinden en te zoeken naar algemeene na tuurwetten die met volstrekte noodzakelijkheid de feitelijke verschijnselen beheerschen. Het recht is uitsluitend een ordening, een geheel van normen die uitdrukken op welke wijze de menschelijke gedragingen zich onderling dienen te verhouden en waarvan de overtre ding een dwanggevolg (uitvoering of straf) dient aan te voeren. Er bestaat dus in het recht
een eigen wetmatigheid, onafhankelijk van de
636
een oneindig arbeidsveld overblijft dat met an dere methoden kan bewerkt worden. W at hij slechts wenscht te betoogen is dat dergelijke methoden niet leiden tot rechtswetenschap, doch wel tot rechtspolitiek en dat het niet het verstand is dat ons kan dienstig zijn op dit gebied, doch wel de wil of talrijke andere psychische gegevens die echter steeds irratio neel zullen blijven. Voor Xxxxxx is elke rechts wetenschap die zich laat leiden door een ander richtsnoer dan het zuiver verstand gedoemd om te blijven ankeren in de willekeur van het subjectivisme en hij besluit daaruit dat elke andere methode dan deze van de reine rechts
leer in de onmogelijkheid verkeert een werke
XXXX XXXXXX en de
INTELLECTUEELE VRIJHEID
natuurwet. Elke rechtsregel is een logisch oordeel waardoor een mogelijke handeling verbonden wordt met een rechtsgevolg.
In de plaats van de oude leer van het rechts- bevel komt bij Kelsen de leer van het hypo thetisch rechtsoordeel dat een eigen logische
lijk objectief en zuiver wetenschappelijk on derzoek mogelijk te maken. Juist nu op de objectiviteit, op de volstrekt algemeene geldig heid, los van elke individueele en subjectieve willekeur, komt het in de wetenschap aan. Of nu deze methode het gebied der rechtsphilo-
Onder de talrijke verrassende berichten die ons in de laatste weken vanuit Duïtschland
toekwamen bevond zich de mededeeling dat
om te staren in de oneindige verten van het reine begrip. Het is een buitengewoon sym
pathieke figuur w aarvan een zonnige warmte
xxxxxx heeft en een eigen zin. Deze eigenschap pen welke de waarde van den rechtsregel vor men worden afgeleid uit en verklaard door de
xxxxxx al zeer beperkt, of zij voor wat de prak
tische rechtstoepassing betreft al zeer onbevre digend zijn moge, zij geeft ons niettemin juist
Xxxx Xxxxxx afgesteld was a ls hoogleeraar aan
uitgaat. Zijn u^-Xxx/etting van de gewichtig
omstandigheid dat de rechteregel niet een op j datgene w at wij rationeel met onze verstan
de Universiteit te Xxxxxx.Xx willekeurige m aat regelen die door de Duitsche machthebbers onlangs werden genomen tegen tal van be roemde geleerden, hadden stellig onze veront waardiging gewekt en ons tevens medelijden ingeboezemd wegens zooveel onbegrip,doch nu ook een der geniaalste beoefenaars onzer rechtswetenschap wordt getroffen en Kelsen, die misschien de grootste jurist is van dezen tijd, uit den leerstoel wordt geweerd, beseffen wij des te dieper welke oneindige kloof er gaapt tusschen de rede en de machtspolitiek en slaat ons het gebeurde met stomme verba zing.
Zooals zoovele groote geleerden tijdens alle beroerde tijdperken der geschiedenis heeft Xxxxxx zich aangetrokken gevoeld door de rus tige en wetenschappelijke atmosfeer van het gastvrije Nederland en hij bevindt zich thans tijdelijk te Utrecht, w aar hij in den loop dezer week een paar rechtsphilosophische voordrach ten hield. Ik had vorigen Xxxxxx het groot geluk hem aldaar te ontmoeten en hem te hoo- ren tijdens een zitting van het « Genootschap voor kritische philosophie»» waarop hij eene lezing hield over « Begriff und Methode einer reinen Rechtslehre».
Er heerschte een innige en voorname stem ming in het gele zaaltje van het Jaarbeurs gebouw, dat slechts een dertigtal personen kan bevatten, doch w aar we de aanwezigheid opmerkten van de meest vooraanstaande pro fessoren der Utrechtsche rechtsfaculteit, als mede van talrijke bekende figuren uit de w e reld der Nederlandsche wijsbegeerte.
Bij Xxxxxxx verschijning zou men volstrekt niet denken dat men voor zich den schrijver ziet van de subtiele denkmonumenten w aar mede hij de rechtswetenschap heeft verrijkt, noch den staatsrecht-beoefenaar die geniet van een wereldfaam zooals weinig juristen vóór hem. Xxxxxx heeft niets van het uiterlijk van den Duitschen geleerde, niets van het droge, het stugge en levenlooze voorkomen van zoovele zijner collegas. Zijn persoon is heel en al beminnelijkheid. De zoete sierlijk heid der taal en de geraffineerde eenvoud van houding en geste zijn heel en al Weensche bekoorlijkheid, en achter de brilglazen schit teren de oogen tintelend van intelligentie ter
ste methodologische en wijsgeerige vraagstuk ken is bronhelder ; in de discussie is hij schit terend slagvaardig en gevat, zijn scherpe geest bemeestert onmiddellijk de subtielste onder scheidingen en de abstracte theorie wordt voortdurend verlevendigd door treffende gre pen uit de werkelijkheid. Nooit wordt hij droog of pezerig. W at kan hij integendeel hartelijk lachen om een kwinkslag !
Het w as over de «reine rechtsleer», die het doel geweest is van heel zijn gedachten-leven, dat Xxxxxx te Utrecht sprak en het waren de uitkomsten van zijn uitgebreid wetenschappe lijk werk die hij samenvatte en met klem ver dedigde tegen de talrijke aanvallen waaraan zijn leer heeft blootgestaan.
In de wereld der juristen vindt men eerst en vooral het overgroot getal dergenen die het positieve recht bestudeeren om zuiver prac- tische doeleinden, zonder zich in het minst te bekommeren om zijn geestelijken inhoud of zijn theoretische waarde ; zij blijven natuur lijk volkomen vreemd aan alle wetenschappe lijke bezinning. Doch bij degenen die naden ken over het eigen wezen van het recht en trachten tot het klaar besef te komen van de juridische normenwereld bestaat de grootste verwarring in de aan te wenden middelen en in het na te streven doel. Ofwel gaan ze dog matisch te werk, ofwel laten ze zich verleiden door de bonte fantasie van natuurrechtelijke droombeelden, wat in beide gevallen hun po gen voor de wetenschap waardeloos maakt. Doch Xxxxxx wenscht vooral aan te toonen dat diegenen die het recht wel wetenschappe lijk bestudeeren en het trachten te verklaren door middel van de natuurwetenschappelijke methode zooals psychologen en sociologen het beproeven, nooit kunnen komen tot een zuiver redelijke, werkelijk objectieve kennis van het wezen en den zin van het recht. Hun pogin gen zullen slechts leiden tot uitkomsten op het gebied der rechtspolitiek, die uiterst belang rijk kunnen zijn, doch die het zuiver logisch, het rein-verstandelijk kennen niet kunnen be vorderen, doch integendeel ten zeerste kunnen verhinderen.
Kelsen beperkt dan ook zeer streng het ge bied dat hij aan zijn onderzoek onderwerpt : het is uitsluitend het gebied van het positieve
zichzelf staand oordeel is doch dat hij vooral zijn waarde put uit den samenhang waarin hij staat met de andere rechtsregelen. Op de sys tematiek komt het vooral aan bij Kelsen ; hij beschouwt de rechtsordening als een volmaakt geheel van regelen die door hun onderlinge verbinding de staatsorde uitmaken.
De opvatting van den staat zooals ze bij Kelsen voorkomt is dus volstrekt anders dan diegene der klassieke leerstellingen. De staat is allerminst een enkele machtsverhouding ver mits we er niets anders in kunnen vinden, bij logisch doordenken, dan een geheel van me thodisch samengeweven rechtsregelen. Hij is ook geen willekeurige schepping van een w et gever vermits deze laatste zijn juridische func tie uitsluitend ontleent aan de rechtsordening zelve welke het wezen van den staat is. De nationale staat, zooals hij in de natuurwerke- lijkheid zich voordoet, is slechts een moment in de logische evolutie van de rechtsordening, van het oogenblik af dat het systeem van rechtsregelen zich uitbreidt, dat de onderlinge rechtsverhoudingen groeien buiten de beperk te grenzen van bepaalde rechtsgemeenschap pen, wordt zonder eenige denkbare tegen spraak het begrip der rechtsordening, dus van den staat, uitgebreid en aldus komt Kelsen tot de zoo uiterst belangrijke vooruitzetting van het prim aat van het volkenrecht boven het nationale recht en tot de mogelijke logische eenheid der rechtsordening in heel de men schelijke gemeenschap.
Het was vooral de grondslag zelf van zijn reine rechtsleer, het goed recht van hare me thode en de zuiverheid van hare stellingen wel ke Kelsen in zijn rede te Utrecht verdedigde tegenover psychologisme en sociologisme, bei de methoden welke staat en recht slechts wil len kennen en onderzoeken als natuurgegeven werkelijkheid. Hij drukte er vooral op, — en dit is van aard om zeer talrijke misverstanden uit den weg te ruimen, — dat de reine rechts leer zich uitsluitend ten doel stelt de vraag stukken van staat en recht te onderzoeken met de gegevens van het logische verstand, dat ze geen andere behoefte heeft dan te komen tot het klaar begrip en tot de verstandelijke ont hulling van het wezen van het recht ; doch Xxxxxx ontkent geenszins dat naast dit terrein
delijke gegevens kunnen beheerschen ; zij lijnt streng de grenzen af van ons kenvermogen op het gebied van recht en staat, doch binnen de sfeer van haar onderzoek staat ze volstrekt zuiver, ontleent ze geen enkel gegeven aan vreemde metarechtelijke elementen, ze blijft uitsluitend bij w at het verstand ons kan leeren en sluit ongenadig uit haar domein alle psy chische drijfveeren, hoe belangrijk ze voor de praktijk ook wezen mogen doch w aaraan we geen verstandelijk houvast hebben en die en kel berusten op irrationeele gronden.
Men moge het ook niet eens zijn met de methode van Xxxxxx, toch kan niemand ont kennen dat zelden ons inzicht in het wezen van recht en staat meer verscherpt en verdiept is geworden dan door zijn arbeid. Men moge ook de behoefte gevoelen om tevens de socio logische beschouwingswijze toe te passen op de rechtsverschijnselen, toch blijft voor elk ju rist die nadenkt over de laatste gronden van het recht de sfeer van het zuiver rationeele een van die geheimzinige ongenaakbare ge bieden waarover niemand ooit klaarder licht heeft ontstoken dan Xxxx Xxxxxx. Hij verdient daarom te recht de eerbiedige bewondering van alle denkende juristen.
Hoe komt het, zou men zich afvragen, dat deze leer, welke zoo zuiver wetenschappelijk is aanleiding heeft kunnen geven tot zoo ge- passionneerde debatten als diegene welke plaats hebben gehad omtrent het werk van dezen schrijver. Hij, die de wereld der rechts normen zuiver verstandelijk wil onderzoeken, zooals de wiskundige het doet in de wereld der mathematische verhoudingen, is, vooral in Duitschland, besproken en gecriticeerd gewor den op het forum, als ware hij een politieker. Men heeft zijn reine rechtsleer gevaarlijk ge noemd en het is misschien de hoofdreden om dewelke hij thans in ongenade is gevallen en getroffen is geworden. W aar hij zich slechts voorstelde voor de rechtswetenschap te doen w at Pythagoras gedaan heeft voor de meet kunde, het is te zeggen, het oplossen der laat ste vraagstukken bij middel der zuivere rede, acht de politiek van den dag hem ongewenscht en staatsgevaarlijk en wordt hem het geeste lijk onderricht der Duitsche jeugd ontzegd.
Men kan het, in Duitschland, niet billijken
wijl ze tijdens het betoog nu en dan afdwalen
recht en van dit positieve recht zoekt hij de
dat hij uitsluitend wenscht te onderzoeken er |I dat, in tijden van materieelen nood, zooals
637
thans, een geleerde zich beperkt bij het zuiver beoefenen der wetenschap en dat hij meent ook thans te kunnen blijven beschikken over zijn geheele intellectueele vrijheid.
In het land waar de staatsgedachte van He gel die den staat beschouwt als «ein irdischer Gott» levend is gebleven in vele geesten kan men het niet dulden dat de staat van zijn ver heven standbeeld zou gerukt worden en dat er niets anders zou van overblijven dan eeri systeem der rechtsordening dat enkel voor? xxxx zou zijn van verstandelijke kennis, doch dat niet njeer van aard zou kunnen wezen om de harten te verhitten en de gemoederen te ontvlammen. Men kan het niet aanvaarden dat de wetenschap ons zou leeren dat de nationale staatsordening geen hoogte en absoluut gege ven zou zijn en dat de internationale rechts ordening volgens den logischen samenhang van het rechtssysteem den voorrang moet heb ben op de nationale. Dergelijke verklaringen van het nuchter verstand op grond van diep gaande logische onderzoekingen zijn in het tegenwoordige Duitschland onbruikbaar en ge* vaarlijk. Daarom moest dan ook Xxxx Xxxxxx er verdwijnen.
Vóór drie jaar deed men het onmogelijke om hem van uit Weenen, waar hij een gansche 'chool staatsrechtgeleerden en rechtsphiloso- phen gevormd had, te doen komen naar de jonge Universiteit van Keulen aan xxxxxxx z ijn . leerstoel een ongekenden luister bijzettè. Thans verdwijnt zijn geestelijke waarde in het oog der ontketende nationale hartstochten.
Hoe heerlijk-berustend beschouwt Xxxx Xxx-
638
xxx zelf deze toestand. Hem hoorde ik zeggen dat hij als hardnekkig voorstander der weten schappelijke objectiviteit wel zoo objectief is dat hij best begrijpt.dat de passie thans zoo luid spreekt dat voor de intellectueélé vrijheid en bijgevolg voor het doceeren der reine rechtsleer geen mogelijkheid meer overblijft. En naar aanleiding hiervan werd in het uitge lezen gezelschap dat te Utrecht Xxxx Xxxxxx ontving sereen gidiscuteerd over de hartstoch ten des volks vroeger en nu, over de verhou ding der leer van Xxxxxxxx tegenover het volk van Athene en over de houding van Xxxxxxx, die den leerstoel der wijsbegeerte aan de Hei- delbergsche Universiteit weigerde om reden de Paltsgraaf, in hoe geringe mate ook, zijn gees telijke vrijheid wilde beperken.
Het was een hartversterkend gevoel met Xxxx Xxxxxx in deze dagen te kunnen spreken. Hij behoort, tot de lijn van die grooten die niet alleen gekomen zijn tot de hoogste toppen der wetenschappelijke beschouwing, doch die daarbij de zielekracht hebben van deh waren wijsgeer eh, door hun objectief denken, zich hoog verheffen boven de tijdelijke wisselval ligheden en deze,ook wanneer ze er het slacht offer: van worden, begrijpen en .beoordeelen met de sereene zielesterkte van Xxxxxxxx^
Al wie erkent dat de intellectueele vrijheid in ons leven het hoogste goed is zal jn deze dagen voor. Xxxx Xxxxxx de innigste sympa thie gevoelen. Dit bewustzijn zal hem zeker sterkén in de tegenwoordige beproeving en in den toekomstigeh strijd. .
Xxxx XXXXXX.
639
een vaischen eed, welken hem opgedragen of teruggewezen was, in burgerlijke zaken afge legd te hebben.
Aangezien de weduwe S.-V. G. akte ge vraagd heeft van hare aanstelling als burger lijke partij ;
Aangezien zij door deze vraag haar inzicht te kénnen geeft van zich bij de vordering van het Openbaar Ministerie aan te sluiten, ten einde eene vergoeding te bekomen voor de schade die zij geleden heeft tengevolge van eenen beweerde vaischen eèd afgelegd door betichte op 2 Maart 1932 ;
Aangezien de betichte de ontvankelijkheid van de aanstelling als burgerlijke partij van de weduwe S. betwist ;
Aangezien de burgerlijke partij, door het opdragen van eenen eindbesiissenden eed aan betichte, een transactie gesloten heeft waar door een einde gesteld werd aan het geschil dat yoor de burgerlijke Rechtbank aanhangig was ; ;
Aangezien het: uit artikel 1363 van het B.W. blijkt, dat de partij die den eed opgedragen of teruggewezen heeft niet meer toegelaten wordt te bewijzen dat dezen eed valsch is ;
Aangezien, bijgevolg, het inspannen van een burgerlijk geding om schadeloosstelling te be komen na het afleggen van een eindbesiissen den eed, hetzij voor de Burgerlijke Rechtban ken, hetzij als burgerlijke parjij voor de Boet straffelijke Rechtbanken, opmogelijk gewor den, is ;
Aangezien het Verbrekingshof in zijn arrest van 16 November 1915 (Pas. h blz. 487) beslist heeft dat voor eenen. vaischen eindbe siissenden eed het Openbar Ministerie niet verplicht is de bepalingen te volgen van het
B.W. aangaande het bewijs van de verbin-, tenissen, juist omdat er geen enkel verhaal meer mogelijk is tegen een vonnis geveld na het afleggen van dezen eed en er onherroe
pelijk rechterlijk gewijsde is ;
mm
640
van aard is om aan de belanghebbenden een onmiddellijk nadeel te berokkenen, en dat diensvolgens het beroep er tegen ontvanke-f lijk is ; ;
Aangezien er aanleiding bestond voor den eersten rechter den grond der zaken te onder-; zoeken vooraleer de samenvoeging uit .te spre ken ;
Om deze beweegredenen: i Het Hof,
Ontvangt de beroepen, doet het bestreden ! xxxxxx te niet, en wederbeslissende, gezien ar tikel 215 van het wetboek van strafvorderingJ trekt de zaken tot xxxxx en stelt ze onbepaald^ uit voor verder onderzoek, kosten voorbehou-1 den.
NOTA: Zie vonnis a quo R.W. 2e Jaargang! Nr 20, kol. 359.
BURGERLIJKE RECHTBANK XX XXXXXXXXX
0x XXXXX — 10 MÉ1 1933..
Voorzitter : M- Xxxxxxxxxxxxxxx.
t): M. : M. StraJcmatis. . ’
Pl. : -Mrs Xxxxxx Xx Xxx en-X. -Xxxx:''
ONECHT KIND. — ONDERZOEK NAAR VA DERSCHAP, — ONDERHOÜDSPENSIÓEN. —| TOEPASSELIJKHEID VAN ART. 1382, — AAN SPRAKELIJKHEID DER OUDERS VAN GEWAAN- DEN VADER.'
I. De moeder die haar onecht kind erkend'heeft, kan namens dit kind de vraag tot betaling var. ; het onderhoudspensioen, -voorzien in art. 340b van het B.W.,.inspannen. Indien de moeder zelf J nog minderjarig Is kan de vader als wettige be- j
RECH TSPRAAK
Aangezien de burgerlijke partij te vergeefs inroept dat zij door hare .aanstelling het be twiste bedrag niet wil bekomen maar slechts eene vergoeding voor zedelijke schade ;
heerder zijner minderjarige dochter haar in rechte 'i
vertegenwoordigen.
II. Buiten de rechten toegekend door art. 340 b en c van het B.W. beschikt de moeder van, een onecht, doch door haar erkend, kind over een
HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL
7e KAMER — 25 JANUARI 1928.
Voorzitter : X. Xxxxxxx. • Raadsheeren : MM. Vermeer en Scheyven.
Adv. Gèn. : 'De Voöght.
Pl. : Mters Vliebergh, -Xxxxxx en Victor.
STRAFVORDERING. — VALSCHE EED. — BUR GERLIJKE PARTIJ. — ONONTVANKELIJKHEID.
In het geding voor vaischen gedingbeslissenden eed is de partij die den eed oplegde gerechtigd zich als burgeriijjke partij aan te stellen voor dé scha de die ze opliep, rekening houdende met de be palingen van art. 1363 B.W. ; in elk geval is ze gerechtigd een vergoeding voor moreele schade te eischen.
O. M. en M. S. t / G. P,
Beticht van te Antwerpen, den 20 of 31 De cember 1926, in burgerlijke zaken den volgen den eed hem opgedregen zijnde : « Je jure qu’il n'est pas vrai que j’ai emprunté par l’intermé diaire de mon épouse à la demanderesse une somme de trois mille cinq cents francs. Ainsi m’aident Dieu et tous tes Saints », eenen vai schen eed te hebben gedaan.
Gezien de beroepen ingediend op 3 Novem ber 1927 door den betichte, op 5 November 1927 door het Openbaar Ministerie eh op 9 No vember 1927 door de burgerlijke partijen te gen het vonnis uitgesproken (door 3 rechters) den 3 November 1927 door de Rechtbank van eersten aanleg van het arrondissement Ant werpen, dewelke, rechtdoende in boetstraffe lijke zaken, de betichting bewezen verklaart en voor de reden in het voormeld vonnis aan- gehaald, den betichte verwijst :
Xxx eene gevangenzitting van zes maanden en tot eene geldboete van 26 frank gebracht op 260 frank (W et van 8 Juni 1926) en tot de kosten van het proces beloopende in het geheel de som van 194,19 fr. ;
Beveelt dat de geldboete bij gebrek aan betaling binnen den wettelijken tijd zal mogen vervangen worden door een gevangzitting van acht dagen ;
Gehoord het verslag gedaan door den Heer Voorzitter ;
Gehoord de burgerlijke partij in hare schrif telijke besluiten ontwikkeld door Xxxxxxx Xxxxxx, advokaat ;
Gehoord het Openbaar Ministerie in zijnen ei8Ch ;
Gehoord den betichte in zijne middelen van verdediging ontwikkeld door Meesters Xxxx- xxxxx en Houben, advokaten ;
Aangezien het feit door den eersten rechter vastgesteld, en zich hebbende voorgedaan op
31 December 1926 bewezen is gebleven door het onderzoek vóór het Hof gedaan, dat er daarvoor een billijke toepassing der strafwet gedaan is geworden ;
Aangezien M. S. ongetwijfeld belang had
xxxx klacht voor het gerecht voor vai schen eed tegen P. gericht te staven ; dat de ontvankelijkheid harer aanstelling als burgerlijke partij dus niet kan betwist worden én dat overigens zij recht heeft nu dat de be tichting bewezen is, alle schadevergoeding te vragen voor de schade die zij door het opge
le g d feit heeft ondergaan rekening houdende Vàri de bepalingen van art. 13636 vari het
B.W. ;
Aangezien desaangaande het .niet te betwis ten is dat hierdoor minstens eene zedelijke schade aan S. is berokkend geworden en dat deze schade billijk mag geschat worden op de som van 1500 frank ;
Om deze beweegredenen : Het Hof,
Gezien de wetsbepalingen in het bestreden
xxxxxx aangehaald, bevestigt het vonnis waar over beroep voor wat den straftoestand van betichte aangaat ; vernietigt dit vonnis voor zooveel het de burgerlijke partij onontvanke lijk heeft verklaard in hare vraag ;
Wijzigende :
Verklaart de vraag der burgelrijke partij ontvankelijk en veroordeelt betichte op titel van schadeloosstelling tot eene som van 1500 frank met de wettelijke intresten en de kosten van het eerste geding zoowel tegenover de burgerlijke partij als de openbare partij ;
Verklaart de som als schadevergoeding toe gekend eischbaar met lijfsdwang. Stelt den duur ervan op eene maand en benoemt den deurwaarder Sels te Boom om het voorafgaan delijk bevel tot uitvoering van den lijfsdwang te beteekenen.
Veroordeelt daarenboven betichte in de be roepskosten tegenover beide partijen, kosten beloopende voor de openbare partij op 45,93 fr.
NOTA : Zie het vonnis van de Boetstraffelijke Rechtbank te Antwerpen^ d.d. 7 April 1933, hier navolgend.
BOETSTRAFFELIJKE RECHTBANK TE ANTWERPEN
7 APRIL 1933.
Voorzatter : M. de Cockƒ
Rechters : M.M. Mehauden en Van den .Hoveï Op. Minu : M. Le Paige.
Pl. : Xxxxx X. Xxxxxx en Xxxxxx Xx Xxx.
STRAFVORDERING. — VALSCHE EED. — BUR GERLIJKE PARTIJ. — ONONTVANKELIJKHEID.
y,
In een geding voor de strafrechtbank voor vaischen
: gedingsbeslissenden eed is de partij die den eed oplegde niet gerechtigd zich aan te sstellen als burgerlijke partij voor de schade die ze opliep, zelfs niet voor de moreele schade.
O. M. en S. t/ B. D.
Beticht van te Antwerpen op 2 Maart 1932, ter zitting der derde Burgerlijke Kamer der Rechtbank van eersten aanleg te Antwerpen,
Aangezien deze vraag ook niet ontvankelijk is daar de partij die den eed opgedragen of teruggewezen heeft, noch rechtstreeks noch onrechtstreeks een voordeeLkan verkrijgen bij middel van het bewijs aangevoerd door het Openbaar Ministerie in eene, vervolging ge richt tegen de andere partij wegens vaischen
eed.; .... ...„ . i
; ---* ' • • • " » -
Om deze beweegredenen :
Rechtdoende bij tegenspraak,
De Rechtbank, alle verdere tegenstrijdige besluitselen verwerpende, rechtdoende op de ontvankelijkheid van de aanstelling als bur gerlijke partij van de weduwe S., jzegt dat deze aanstelling niet ontvankelijk ia en veroordeelt haar tot de kosten van het tus- schengeschil en zegt dat er dient tot het on derzoek ten gronde over te gaan ;
Gelast het Openbaar Ministerie met de uit voering van het tegenwoordig vonnis.
NOTA :Vergeiijk het arrest van het Hof te Brus sel dd, 25 Januari 1928, hierboven afgedrukt.
HOF VAN BEROEP TË BRUSSEL 9e KAMER — 21 MAART 1933.
7 Voorzitter : M. de Liofitervelde.
Raadsheeren : MjM. Dujardin en Boucquey.
Adv. Gen. : X. Xxxxxxx.
Pl. : Mters Xxxxxxxx, Xxxxx en Sulzberger (van AntwerperO,
STRAFVORDERING. — SAMENHANG. — NATUUR VAN VONNIS DAT SAMENHANG UIT SPREEKT. — VOORBEREIDEND QF TUSSCHEN- VONNIS.
Een vonnis van de boetstraffelijke rechtbank, dat de samenhang uitspreekt van twee v00r deze Rechtbank hangende gedingen, is in princiep en kel voorbereidend.
Nochtans, wanneer de samenvoeging voor gevolg heeft het verhoor onntogelijk te maken der bij zonderste getuigen op dewelke de openbare actie Is gesteund, is een dergelijke beslissing van aard om aan de belanghebbenden een onmiddellijk nadeel te berokkenen^ en is dlensvolgens het be roep er tegen ontvankelijk.
O. M. t / De Bi : G. J. >t/ N. V, Pilette Autqs ;
H. M. y N. V. Pilettç Autos : N. V, Pilefte Autos
: t / G. J.
Aangezien de beroepen regelmatig zijn :
Aangezien, indien de beslissing twee zaken samen te voegen in princiep moet aanschouwd worden als hebbende slechts een voorberei dend karakter, nóchtans watnneer, zooals in het huidig geval, die samenvoeging voor uit werksel heeft het vérhoor onmogelijk te maken der bijzonderste getuigen op déwelke de" open bare actie is gesteund, dergelijke beslissing
recht tot schadevergoeding bij toepassing van
art. 1382 van het B. W. op grond van het feit dat het vroegtijdig en buitenhuwelijk moeder schap, een noodlottige en schadelijke weerslag ) op gansch hare toekomst zal uitoefenen.
Deze schadevergoeding dient vastgesteld te wor- ; den, niet volgens het xxxxxxx 'der moeder of deze van den vermoedelïjken vader, doch met inacht- ; neming der gewichtigheid der handelingen.
^Xxxxxxxxxxx den bij hem inwonende: minderja rigen zoon, 'kan Op grond van art 1384 Van het
B.W. niet aansprakefijk gesteld worden voor de schade veroorzaakt door zijn minderjarigen zoon die het kind verwekt heeft, indien hij kan béwij- zen dat hij de daad van zijn zoon niet heeft kun nen beletten.
Een vader van een 18-jarigen zoon, die evenals zijn zoon regelmatig den ganschen dag-van huis weg is voor de uitoefening van zijn beroep als vrachtvoerder, is niet bij machte de schuldige handelingèn van zijn zoon te voorkomen.
III. De verplichting tot onderhoud werd door art. 340b aan den gewaandeh vader niet opgcSegd als zijnde de hërsteIHng eener fout of de ver goeding eener onwettige daad.
De afstamming alleen, ter uitsluiting van alle schuld van burgerlijken of strafbaren aard, heeft aanleiding gegeven aan den wetgever om deze onderhoudsplicht op te leggen aan hem die be trekkingen heeft gehad met de moeder gedurende den tijd der bevruchting.
Het onderhoudspensioen kan dus niet, bij toepas sing van art. 1384 van het B. W., ten laste .ge legd worden op den vader als burgerlijk verant woordelijk voor de daden van zijnen minderja rigen zoon {He het kind verwekt heeft.-
A. V. tn V. V. t / j: M. en L. M. . Gehoord partijen in hunne middelen en be
sluiten ;
Gezien de inleidende dagvaarding van 7 Ja nuari 1933 en de stukken des gedings ;
Aangezien op 15 December 1931, de eerste verweerder J. M. door de boetstraffelijke rechtbank van Antwerpen, veroordéeld ' werd tot achttien maanden gevang om te Calmpt- hout in den loop der jaren 1928-1929, ver scheidene malen, een aanslag op de eerbaar heid, zonder geweld noch bedreigingen ge pleegd te hebben, op den persoon van V. V., minder dan zestien jaar ,dochter des aanleg- gers A, V. ;
Aangezien uit de betrekkingen tusschen ga meiden J. M. en V. V., op 8 Januari 1930 een kind geboren was, D. V., door zijne moe der erkend op 16 December 1931 ;
Aangezien de aanleggers, A. V., hande lende als vader en wettige beheerder der goe deren zijner nog minderjarige dochter en voor zooveel noodig als grootvader van D. V. en, ook voor zooveel noodig, gemelde V. V.» optredend, als moeder van het door haar er kend kind, voor deze rechtbank hebben doen dagvaarden lo) J. M., voornoemd en 2ó) zijp vader L. M., ten einde er zich solidairlijk te hooren veroordeelen de eerste als dader, de tweede als burgerlijk verantwoordelijke te be talen : A) voor de moeder V. V. lo) 350 fr. voor kosten van kinderbed ; 2o) 700 fr. voor onderhoud gedurende vier weken volgend op de verlossing en 25.000 fr. voor schadevergoe ding en B) voor het kind D. V., een onderstandsgeld van 300 fr. per maand, van af de geboorte tót zijn volledigen ouderdom van
18 jaar ;
641 642
W at betreft de ontvankelijkheid der vraag :
Aangezien A. V., ongetwijfeld het recht bezit, als vader en wettige beheerder der goe deren zijner minderjarige dochter, haar in rechte te vertegenwoordigen ;
Aangezien dë rechtspraak van het Verbre- kingshof. (Arrest van 3 Juni 1926 Pas. 1.5) aan de moeder die haar natuurlijk kind erkend heeft, de bekwaamheid verleent, om namens
met de moeder van gemeld kind gedurende den wettelijkën tijd der bevruchting, gehou den is, ingevolge art. 340b B.W. er voor op te brengen van af de geboorte tot op den dag dat het zijn achttiende jaar zal bereikt heb ben ;
Aangezien hij echter staande houdt dat ge zien de fouten en het plichtverzuim van vader
V. V. en zijn toestand van onvermogen deze
VLAAMSCH
RECHTSGENOOTSCHAP te LEUVEN.
Jaarlijksche Algemeene Vergadering van 21 Mei
dit kind de vraag tot betaling van het onder- : houdsgeld voorzien in artikel 340b van het
B.W., in te spannen ;
Dat de vordering dus in haar geheel ont vankelijk is ;
À. — W at betreft de sommen voor X. X. xxxxxxxx :
Aangezien art. 340c aan de moeder van een natuurlijk en door haar erkend kind, het recht verzekert van te eischen van den persoon uit wiens betrekkingen dit kind geboren is, de kosten van bevalling en hare onderhoudskos ten gedurende vier weken na de bevalling, on verminderd de vergoeding op dewelke zij zou aanspraak màken, bij toepassing van artikel 1382 van het gemeld wetboek ;
Aangezien het bewezen is dat V. V. be vallen is, niet in een moederhuis, w aar zij kosteloos verzorgd zou geworden zijn, doch te huis en ook dat zij aldaar na hare verlos sing verbleven heeft ;
Aangezien bijgevolg eerste verweerder de verplichting heeft de sommen van 350 en 700 frank, welke niet overdreven zijn, te betalen ;
Aangezien betreffende de vraag tot schade vergoeding, gegrond op het feit dat het vroeg-
' tijdig en buitenhuwelijk moederschap, een noodlottige en schadelijke weerslag op gansch hare toekomst zal uitoefenen, verweerder zich vergenoegt te doen opwerpen dat dergelijke vergoeding dient berekend te worden naar het respectievelijk fortuin der partijen en dat bo vendien er dient rekening gehouden te worden dat de ouders van V. V., en zij zelve even veel schuld hadden aan het voorval dan hij zelf ; ' làjji
Aangezien V. V. aanspraak kan maken op het gansche beloop der schade haar toe gebracht en dat deze moet vastgesteld wor-
~ den, niet volgens haar fortuin "of dit van ver weerder, doch met inachtneming der gewich tigheid der handelingen, w aar zij het slacht offer van gèweest is ;
Aangezien echter uit het boetstraffelijk on derzoek gebleken is dat inderdaad V. V. niet gansch vrij te pleiten is van eenige schuld, en, misbruik gemaakt heeft van de te groote
**iwijheid~“welke -hare ouders haar,--niettegen staande haren jeugdigen ouderdom, gelaten hebben om buiten toezicht met verweerder om te gaan ;
Aangezien aldus het aandeel van verweer der L. M., in de schade aan V. V., ex aequo et bono moet geschat worden op 5000
xxxxx ;
vraag moet afgewezen worden ;
Maar aangezien gemeld artikel toepasselijk is op dengene, die de betrekkingen met de moeder gehad heeft, in alle gevallen, zonder dat er dient onderzocht te: worden, wie de schuld geweest is van het ontstaan ervan, en of Zijn strafbaar of niet strafbaar zouden ge weest zijn ; dat in andere woorden deze be schikking afbreuk maakt op artikel 1382 B.W. dat steeds het bestaan eener fout vereischt ;
Aangezien men ook niet te onderzoeken heeft voor het vaststellen van het bedrag van het onderhoudsgeld welk het fortuin is van den persoon die het moet betalen, maar welke som vereischt wordt om in de benoodigdheden van het kind te voorzien, gezien den stand waartoe het behoort ;
Aangezien eerste verweerder ook niet kan volhouden het pensioen slechts te moeten be talen vanaf de inleidende dagvaarding daar gemeld artikel 340b het doet ingaan van af den dag der geboorte van het kind ;
Aangezien daarenboven, welke ook thans het beroep van verweerder is, voerman, haven- werkman of metser, hij zeker een veel hooger loon verdient dan hij opgeeft en dat zijn toe stand nog aanzienlijk zal verbeteren wanneer de toestanden meer normaal zullen worden ;
Aangezien het hem zeker mogelijk zal zijn bij te dragen tot den onderhoud zijner dochter tot het beloop van 200 fr. per maand ;
Aangezien dit beloop, gezien de nederige stand van D. V., voldoende schijnt om de kosten harer verpleging en onderhoud te dek xxx, alhoewel xxxx moeder slechts in staat is aan haar dochtertje iets anders dan xxxx zor gen te schenken ;
Aangezien het recht om zulkdanig onder houdsgeld te vorderen van gansch uitzonder lijke aard is, zoodanig zelf dat het niet over gaat op de erfgenamen of rechthebbenden van het kind ;
Aangezien er ook blijkt uit de verschillende bepalingen van artikel 340 in zijn geheel ge nomen, dat de verplichting tot onderhoud aan den gewaanden vader, niet Opgelegd gew or den is als zijnde de herstelling eener fout of de vergoeding eener onwettige daad ; dat het de afstamming alleen is, ter uitsluiting van alle schuld, van burgerlijken of strafbaren aard die aanleiding gegeven hebben aan den w et gever om deZèn onderhoudsplicht op te leggen aan hem die betrekkingen heeft gehad met de moeder gedurende den tijd der bevruchting ;
Aangezien deze beschouwingen volstaan om
HET AFBETALINOSSTELSEL OP DEN
STUDIEDAG VAN HET VLAAMSCH RECHTSOENOOTSCHAP. ---------------
Het Vlaamsch Rechtskundig Genootschap hield, op 21 Mei, zijn jaarlijksche vergadering in het Spoelberch-lnstituut, te Leuven. Onder de vrij talrijke toehoorders waren o. a. : X. Xxxx, voorzitter der rechtbank te Leuven ; Prof. Dabin, deken der Faculteit ; Prof. Xxx Xxxx ; Prof. Brusselmans ; Prof. Xxx Xxxxxxx.
Als onderwerp der bespreking was gekozen het afbetalingscontract in het Belgisch recht en de lex ferenda betreffende de afbetalingsover- eenkomst in Nederland.
Praeadviseurs voor het eerste punt waren Mrs Xxxxxxx en Vandeputte — deze laatste was het, die praeadvies op de zitting voor bracht —, voor het tweede was het Prof. Dr Xxxxxxxxxx, hoogleeraar te Nijmegen en te Leuven.
~ Het afbetalingsstelsel is een der meest ac- tueele vraagstukken uit de huidige juridische practijk. Hoewel het afbetalingscontract reeds sedert geruimen tijd bekend is, is de ruime verspreiding ervan evenwel vrij recent. Mede door deze is het een aangelegenheid van socia le wetgeving geworden. Vooral in de laatste jaren kan men in het credietverkeer bij de uit breiding die dit credietsysteem heeft verkregen van een probleem van het afbetalingsstelsel spreken. Niet het minst blijkt dit probleem hierom zoo acuut, daar door de heerschende economische crisis de afwikkeling der afbeta- lingscontracten noodzakelijk in het gedrang moest geraken. Wij staan dan ook hier, naast tegenover een sociaal, ook tegenover een cri- sis-probleem.
In ons land was zich een vaste jurispruden tie met betrekking tot het afbetalingscontract aan het vormen, toen plots een paar maanden geleden twee geruchtmakende, tegen deze ont wikkeling ingaande arresten door het Hof van Verbreking, beiden op 9 Februari 1933, werden gewezen, w aardoor het afbetaüngsstelset met éénslag in het brandpunt der juridische be handeling werd gerukt.
In Nederland is het de lex ferenda van de staatscommissie,over het afbetalingsstelsel oà- der het voorzitterschap van Prof. xxx xxx Xxx- den, die de aandacht trekt. Hier is over liet onderwerp een reeds uitgebreide litteratuur
Deze stelling lokte bij de discussie een ge-
dachtenwisseling uit, w aaraan vooral Prof. Fr. Xxxxxxxxxxx en Mr. J. Xxxxxxxx deelnamen.Niet alleen, aldus de bestrijders Xxx de stelling der praeadviseurs, voor w at aangaat het zuiver consumptief crediet, ook voor w at het produc tief crediet betreft, hield het afbetalingsstelsel ernstige gevaren in. Als typisch voorbeeld werd aangehaald de débâcle van het hotelbe- drijf aan de Vlaamsche kust, voor zoover de uitbreiding van sommige bedrijven werd mo gelijk gemaakt door het afbetalingsstelsel, waarin een der voornaamste oorzaken van haar rampspoedigen toestand te zoeken is. Betwij feld werd de gunstige invloed die het afbeta lingsstelsel zou uitoefenen op den algemeenen levensstandaard en gewezen werd op den on- gunstigen invloed die het noodzakelijk op den spaarzin had. Vandaar dat, al hadden ver scheidene landen de geldigheid der afbeta- lingscontracten uitdrukkelijk erkend, zij niette min tevens een strenge regeling hadden inge voerd om de misbruiken tegen te gaan.
II. — Vervolgens behandelt het praeadvies de toepassing op het afbetalingscontract van de hiervoor in aanmerking komende Belgische
wetsbepalingen en de rechtspraak in België. Onderzocht worden de regeling van de betrek kingen tusschen kooper en verkooper en de regeling van de betrekkingen met de aan de handeling vreemd gebleven derden, in het bij zonder de schuldeischers van den kooper.
Het praeadvies laat zien hoe de verkooper er naâr streeft om buiten de bescherming die de wetgever tegenover den kooper verleent, in bepaalde bedingen verdere waarborgen te vin den : de zoogenaamde vervalclausule ; het be ding dat bij niet-voldoening van één termijn de geheele koopprijs opeischbaar zal zijn ; de uitdrukkelijke ontbindingsclausule ; hij bouwt de rechtsconstructie van den huurkoop op of een koopovereenkomst met beding van eigen domsvoorbehoud.
Het laatste in het praeadvies behandelde punt betreft de betrekkingen tusschen verkoo per en schuldeischer van den kooper. Buiten het geval van faillissement, geniet de verkooper het voorrecht op den prijs van de door hem geleverde zaak, zooals bepaald in artikel 20, 5° van de wet van 16-December 1851, zoolang de zaak in het bezit is van den kooper en op voorwaarde dat ze niet onroerend werd ge maakt door aankleving of bestemming. Een speciaal recht van terugvordering bezit de ver kooper op crediet niet. In geval van faillisse
Aangezien aanleggers zich beroepende op
de vordering tegen den tweeden verweerder
ontstaan sedert de Nederlandsche Juristenver- 1 ment verliest de< verkooper, ingevolge artikel
art. 1384 van het B.W. hetwelk de vader aan sprakelijk stelt voor de schade veroorzaakt door hunne minderjarige kinderen die bij hen inwonen, vragen dat de tweede verweerder
L. M., als burgerlijk verantwoordelijk, solidair- lijk met zijnen zoon, veroordeeld worde, tot het betalen van gemelde sommen ;
Aangezien echter deze vermoedelijke verant woordelijkheid ophoudt, indien de vader kan bewijzen dat hij de daad voor dewelke men hem aansprakelijk wil stellen, niet heeft kun nen beletten ;
Aangezien zijn zoon geboren is op 21 Au gustus 1910, en dus bij het aanknoopen zijner eerste betrekkingen met V. V. bijna 18 jaar oud was, dat hij alsdan zijn vader, die voer man is, bijstond voor het vervoeren van koop waren van Calmpthout naar Stabroeck en dus soms gansche dagen op de baan was ; dat hij later gaan werken is aan de haven te Antwer pen, waarheen hij zich dagelijks begaf ;
- Aangezien, in die omstandigheden, het niet mogelijk w as aan vader L. M., die zelf als vrachtvoerder gansche dagen van huis was, het gedrag van zijnen zoon gestadig na te gaan ; dat daarenboven de ouderdom van zij nen zoon, achttien à negentien jaren, hem niet meer toeliet ,het uitgaan te verbieden en een wakend oog te houden op zijnen handel en wandel ;
Aangezien het wel voorkomt uit de verkla ringen afgelegd voor de rechterlijke politie dat hadde de moeder van V. V., die wist dat hare dochter verkeerde met J. M. (mis schien was zij daar wel van verwittigd door vader X., zooals deze bew eert), er voor ge
xxxxx had dat xxxx dochter die toch maar
als burgerlijk Verantwoordelijk, voor de daden van zijnen zoon, te doen afwijzen, dat xxxxxx daad noch artikel 1382 noch artikel 1384 kun nen hier hunne toepassing vinden (Leclercq Loi du 6> avril 1908 n. 30; Ulrix Loi du 6 avril 1908
n. 190 ; Appel Xxxxxxxxx- 00 janvier 1930, Rev. Gèn. Ass. 1930 n. 594) ;
Om deze redenen :
De rechtbank, gehoord in zijn eensluidend advies, in openbare zitting gegeven, den heer Xxxxxxxxxx, Substituut van den heer Xxxxxx reur des Konings, alle andere besluiten verwer pende ;
Verklaart den eisch ontvankelijk tegenover beide verweerders doch verklaart hem onge grond tegenover den tweeden verweerder L.M., vader ;
Zegt dat hij gegrond is tegen J. M. :
Bijgevolg verwijst hij J. M. te betalen :
A. — Voor V. V. :
1°) Drie honderd vijftig frank voor de kosten van kinderbed ;
2° Zeven honderd frank voor onderhoud ge durende de vier weken volgend op de verlos sing ;
3° Vijf duizend frank voor schadevergoeding. Dit alles met de gerechteüjke intresten.
B. — Voor het kind D. V. :
Een onderhoudsgeld te betalen van af de geboorte, 8 januari 1930, tot haren volledigen ouderdom van achttien jaar, de som van twee
honderd frank per maand, betaalbaar op voor
eeniging de mogelijkheid eener wettelijke re geling in 1906 aan de hand van de uiteenzet tingen der praeadviseurs, de Hoogleeraren Xxxx Xxxxxxxx en Struycken, besprak. Zoo werd o.m. in een « Gids »-artikel in het nummer van Fe bruari 1930 en de « Economisch-Statische Be richten » van 29 Juli 1931. met nadruk gewezen op het « sociale kw aad » inzonderheid van het huurkoopstelsel, « economisch de meest onver
dedigbare zijde van het afbetalingscontract >1,
w aar dit stelsel, daar het een sterke onder schatting van toekomstige lasten in de hand werkt, voor de finantieele zeden van de menig te een gevaar beteekende en de volkskracht er door werd ondermijnd. Een voorstel w aar door een doelmatige bestrijding door den wet gever zou worden mogelijk gemaakt door mid del van het uitschakelen van het onderscheid tusschen juridische en feitelijke levering werd door den schrijver van deze artikelen, Xx X. xxx Xxxxxxxxx, in overweging gegeven. Een grondig samenvattende behandeling had reeds in 1930 het boek van Prof. Mr. Ghr. Zeven bergen, « Het Afbetalingscontract »», gebracht.
Bij ons heeft thans, met het oog op den stand van dit vraagstuk, het Vlaamsche Rechtsgenootschap te goeder stonde aanleiding gevonden om de jurisprudentieele regeling in België en de ontworpen wettelijke regeling in Nederland tot onderwerp van bespreking op zijn jaarlijkschen studiedag te maken.
«
Ht Ht
Het eerste praeadvies, het afbetalingscon tract in het Belgische recht, is van de hand van Xx. X. Xxxxxxx en Mr. X. xxx xx Xxxxx.
546 W. v. K., de bescherming die artikel 20, 5° van de wet van 1851 voorziet.
Het praeadvies toont aan hoe ook hier de verkooper door het inlasschen van zekere be palingen in de overeenkomst die hij met den kooper sloot, heeft getracht grootere w aarbor gen te bekomen.
Het eerste middel is geweest de huurkoop. Doorgaans wordt de gewone huurkoop be schouwd door de rechtbanken als een verdichte koop en verkoop. De verkooper kwam er dan toe aan den afnemer een eenvoudige optie toe te kennen om de zaak te koopen. De rechtban ken beschouwen dezen vorm van overeenkomst als een werkelijk huurcontract.
De meest verspreide rechtsconstructie is echter de koop en verkoop met beding van xxxxxxxxxxxxxxxxxxx.Xx jurisprudentie maak te, voor w at de gevolgen van deze clausule te genover de schuldeischers in geval van failisse- ment van den kooper aangaat, een typische evolutie door. Tot in 1928 werd algemeen aan genomen dat het eigendomsvoorbehoud tegen over de andere schuldeischers zonder uitwerk sel bleef : de verkooper werd beschouwd als een gewoon schuldeischer en niet als de eige naar van de door hem geleverde waren. In geval van faillissement kon hij derhalve geen aanspraak doen gelden op het voorrecht dat artikel 20, 5° aan den verkooper toekent. Twee arresten van het Hof van Bèroep, te Gent, ge wezen op het advies van den heer advocaat- generaal Xxxxxxx, op 27 April 1928, brachten een eerste ommekeer in de jurisprudentie te weeg : de verkooper met eigendomsvoorbe houd is, volgens deze arresten, gerechtigd de
nauwelijks de kinderjaren ontgroeid was, niet
hand, ten huize der aanleggers.
I. — De inleiding behelst een bepaling van geleverde zaak aan den faillissementboedel te
alleen gansche namiddagen en laat in den avond het ouderlijk huis kon verlaten, dan zouden de samenkomsten met X. nog tijdig afgebroken geweest zijn ;
Aangezien men dus moet aannemen dat de tweede verweerder niet bij machte is geweest de schuldige handelingen van zijnen zoon te voorkomen en dat hij er diensvolgens niet bur gerlijk verantwoordelijk voor kan gesteld worden.
B. — W at betreft het onderhoudsgeld voor
D. V. :
Aangezien eerste verweerder niet kan be twisten dat hij, betrekkingen gehad hebbende
Verwijst van nu af gemelden verweerder tot liet betalen der vervallen termijnen,er in begre pen deze op voorhand verschuldigd, den 8sten der loopende maand, de som van acht duizend twee honderd frank met de gerechtelijke inte resten.
Stelt verweerder L. M. buiten zaak zonder kosten ;
Veroordeelt verweerder L. M. tot al de kosten uitgenomen deze veroorzaakt door het in zake stellen van L. M. welke ten laste zullen blijven der aanleggers ;
Verklaart het vonnis uitvoerbaar niettegen staande beroep en zonder borgstellng.
het begrip en een omlijning van het econo misch belang van het afbetalingscontract. In de practijk vertoont dit contract twee geheel ver schillende vormen : de huurkoop en de koop en verkoop op afbetaling. De ontwikkelingsgang kan worden verdeeld over drie periodes : een wordingsperiode, samenvallend ongeveer met de 19de eeuw ; de periode der algemeene ver spreiding van het systeem, loopende van 1900 tot aan het begin van den wereldoorlog ; en van 1920 af, de periode van de vestiging der financeeringsmaatschappijen. Economisch en maatschappelijk is, volgens het paeadvies, het afbetalingsstelsel niet een kwaad, m aar inte gendeel een factor van vooruitgang.
onttrekken, vermits de rechtstoestand waarin partijen zich plaatsen bij het afsluiten der over eenkomst, niet is degene voorzien door artikel
546 W . v. K.. Deze nieuwe opvatting won langzamerhand veld, tot op 9 Februari 1933 het Hof van Verbreking, op advies van den heer Xxxxxxxxx-Generaal Xxxxxxxx, in de twee hierboven aangehaalde arresten de tegenover gestelde opvatting aanvaardde. Deze arresten beslissen dat de verkoop met de beding van eigendomsvoorbehoud is een gewone en een voudige verkoop met vaststelling van een ter mijn voor het afbetalen van een gedelte van den prijs en voor de overdracht van het eigen domsrecht. Artikel 20, 5° van de wet van 1851
645
en artikel 546 W. v. K. verschaffen in deze omstandigheden aan den verkooper geen bij zondere positie tegenover de overige schuld- eischers.
De bespreking van het praeadvies liep hoofdzakeiijk over deze beide arresten. Scherp opponeerden Prof. Xxx Xxxxxxx, Xxxx. Xxxxx en Mer Bernolet. De door opponenten verdedigde stelling kan samengevat worden als volgt : Artikel 20, 5° heeft niets met het afbetalings- contract met eigendomsvoorbehoud te maken. Staat de rechtsgeldigheid van het beding van eigendomsvoorbehoud vast, dan is de leveran cier ook eigenaar gebleven, de afnemer geen eigenaar geworden. In een faillissementsboedel bevinden zich slechts de goederen waarvan de gefailleerde eigenaar is, behoudens de gevallen w aar de wetgever uitdrukkelijk het tegenover gestelde verklaarde. Artikel 20, 5° en artikel
646
volgens hetwelk de overeengekomen of opge legde schadevergoeding door den rechter mag verminderd of zelfs geheel opgeheven worden, indien hij ze overdreven acht.
De wetgever heeft gewenscht dat de koo- pers meer beraad zouden plegen bij het sluiten van afbetalingsovereenkomsten. Het vereischen van de schriftelijke bevestiging van de bezw a rende bedingen is een eerste gevolg van deze bestreving. Het meest interessante gevolg er van is echter het vereischen van de tusschen komst van man en vrouw bij het sluiten van be paalde transacties op afbetaling. De vrouw, die met haar man een gemeenschappelijke huis houding heeft, zal voortaan voor deze huis houding huurkoopen enkel met uitdrukkelijke toestemming van haar echtgenoot mogen af sluiten en omgekeerd zal de man ten aanzien van zaken die kennelijk de behoeften der huis
647
Onze Minister van Justitie is gelast in Onzen Naam aan de Wetgevende Kamers net wetsontwerp aan te bieden, waarvan de inhoud volgt :
Eenig artikel.
lo De tweede alinea van het eerste artikel van de wet van 24 October 1902 op het spel wordt ge wijzigd als volgt :
«Worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met een boete van hon derd xxxxx tot vijf duizend frank of met slechts één van deze straffen, zij die, op welke plaats of onder welken vorm ook, voordeel trekken uit kansspelen, hetzij dat zij zelf ook door hun gelastigden daaraan deelnemen en te hunnen bate voorwaarden stellen, welke de kansen ongelijk maken, hetzij dat ze van de personen, wien het toegelaten wordt daaraan deel te nemen, een loon In geld of een geldelijke toelage naar aanleiding van de spelen ontvangen of iets afhouden van den inzet, hetzij dat ze zich rechtstreeks of onrechtstreeks eenig ander voordeel verschaffen door middel van die spelen ».
648
van artikel 2 van de wet, zijn, is gezegd geworden, die welke kunnen beschouwd worden als een voort zetting van de private woning, als « en tweede pri vate woning». (Zie den voorbereidenden arbeid in verband met deze wet, aangehaafld door den om zendbrief van het Ministerie van justitie van 2 Juni 1910. « Recueil des Circulaires », blz. 231).
Het is in overeenkomst met dat begrip dat de tweede alinea van het ontwerp artikel 2 van de wet wijzigt, waar zij uitdrukkelijk bepaalt dat een lo kaal moet aangezien worden als toegankelijk voor het pubïiek, zelfs als het dit slechts IS ONDER SOMMIGE BEPERKINGEN.
Bij dezelfde tweede alinea van het ontwerp wordt, in artikel 2 van de wet, benevens het reeds voor ziene wanbedrijf, een nieuw wanbedrijf geschapen; in een voor het publiek zelfs onder sommige beper kingen toegankelijk lokaal TER BESCHIKKING VAN ANDEREN EEN KANSSPEL INGERICHT
HEBBEN, dan zelfs wanneer het geen aanleiding zou geven tot overdreven inzetten (n weddenschap pen. Aldus worden, voor de spélen waarop het eer ste artikel van de wet van 24 October 1902 van
456 W. v. K., waaruit voor den verkooper het
houding betreffen, geen huurkoop kunnen aan
2o Artikel 2 van dezelfde wet wordt gewijzigd als toepassing is, tot wanbedrijf opgevoerd feiten die
verlies van zijn voorrecht voortvloeit, gelden niet in de hypothese van het eigendomsvoorbe houd. De leverancier beroept zich op zijn eigendomsrecht en niet op een voorrecht dat hij trouwens niet kan bezitten op een zaak waarvan hij eigenaar is.
gaan zonder de schriftelijke toestemming van zijne vrouw of zonder haar medewerking bij de acte.
Voor w at de rechten van derden aangaat is in het ontwerp o.a. aan te stippen dat het in zekere gevallen toelaat, b.v.b. aan den herstel
volgt :
« Worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met een boete van zes-en-twintig xxxxx tot twee duizend frank of met slechts één van deze straffen, zelfs dan wanneer zij hoegenaamd geen toegangsprijs heffen noch eenig voordeel aanbrengend feit bedrijven, zij die een
voor het publiek zelfs onder sommige beperkingen
thans slechts zouden gelden als de overtreding be straft bij artikel 557, 3®, van het Strafwetboek, voor zoover men aanneemt dat laatsbedoelde bepalin gen op de bij de wet van 24 October 1902 gere gelde kansspelen toepasselijk zou zijn.
De aldus aan artikel 2 van die wet toegevoegde bepaüing zal zeer doeltreffend zijn : in den huldigen stand van de wetgeving, is het dikwijls eerst na
* * *
. . . . i
ler van een door huurkoop verworven goed,
een retentie recht in te roepen ook tegenover
toegankelijk lokaal houden en er hetzij wetens en
willens en gewoonlijk spelen toelaten die aanleiding
verschillende maanden exploitatie mogelijk vast te stellen dat de kansspelhouder, door middel van het
Het tweede praeadvies is van de hand van Prof. Mr. H. D. Hermesdorf en gaat over de lex ferenda betreffende het afbetalingscontract in Nederland. Het afbetalingsstelsel heeft in Nederland, evenals elders, zeer aanzienlijke af metingen aangenomen. De meeningsverschillen
den verkooper-eigenaar. Deze retentiegerech- tigde moet in dit geval bewijzen dat hij bij de handeling waaruit zijn recht ontstond te goeder trouw de bezitter als eigenaar mocht aanschouwen.
Ingeval van faillissement van den kooper
geven tot overdreven inzetten of weddenschappen, hetzij er ter beschikking van anderen een kansspel ingericht hebben ».
3° De volgende bepaling wordt als artikel 9 aan dezelfde wet toegevoegd :
« De Regeering kan voor één of.meer jaren aan de gemeentebesturen van Oostende en Spa mach
spel, een winst gemaakt heeft en dus, « voordeel getrokken heeft » uit het spel, in den zin van artikel één.
Van den anderen kant, is het niet gemakkelijk te bewijzen dat de inzetten overdreven zijn, wanneer het toezicht op de spelen slechts bij gelegenheid uitgeoefend wordt.
die zich voordeden waren zeer talrijk en men was het zelfs niet eens over het rechtskarakter
kan zoowel de curator als de verkooper, in dien de gefailleerde huurkooper is, ontbinding
tiging verleenen om van 1 Juli tot 30 September *
* *
bijzondere lokalen, waar sommige kansspelen beoe
van de overeenkomst. Sommige rechters zagen in de afbetalingsovereenkomst, althans in den huurkoop, de rechtsfiguur van de huurovereen komst, terwijl de meesten er een vorm van koop in zagen.
Op 31 Januari 1930 werd dan ook een com missie ingesteld met als opdracht te onderzoe ken in hoeverre een wettelijke regeling van het afbetalingscontract wenschelijk zou zijn en dan eventueel concrete voorstellen vast te leggen.
Deze commissie, onder voorzitterschap van Prof. xxx xxx Xxxxxx, heeft haar arbeid in 1932 voltooid. Naast haar verslag bereidde zij twee ontwerpen voor, houdend het eerste, re geling van de overeenkomst van koop en ver koop op afbetaling, het tweede wettelijke be palingen omtrent het afbetalingsbedrijf.
Aan de voornaamste leidende gedachte van het eerste der beide ontwerpen, is de praead
in rechte vragen ; eventueel zal er in dit geval een verrekening moeten plaats hebben indien de verkooper door deze ontbinding in een bete re vermogenstoestand zou geraken, dan bij normale afrekening.
Tot debat gaf deze heldere belichting door den Nijmeegschen hoogleeraar van den wet- gevenden voorarbeid op het gebied van het af betalingscontract in Nederland geen aanlei ding. Maar toen wij dezen geleerde in dit hem trouwens vertrouwde Vlaamsch milieu aan het woord hoorden, moesten wij denken aan den vooruitgang die in de laatste zestig jaar de be trekkingen tusschen Nederlandsche en Vlaam- sche juristen op zoo verheugende wijze ken merkt. Met de eerste Belgische taalw et op het gebruik van het Nederelandsch bij de recht spraak is het begonnen in ’t begin van de jaren zeventig, toen onder den impuls van Xx. Xxxxxx
xxxx worden, voor het publiek toegankelijk te stel
len, onder voorbehoud dat er ten behoeve van de inrichters of pachters geen voorwaarde bedongen wordt waarvan het gevolg is de kansen ongelijk te maken.
» De machtiging wordt verleend na onderzoek, en op grond van een door den gemeenteraad opge- maakt lastkohier.
» Het besluit tot machtiging stelt den duur er van vast ; het bepaalt den aard der toegelaten kans spelen, de wijze waarop zij zullen {Maats hebben, de maatregelen tot toezicht en controle door de agenten van het gezag, de voorwaarden tot toela ting in de speelzalen, de opening- en sluitingsuren, alsmede al de modaliteiten en voorschriften, be stemd om in de lokalen orde en fatsoen te doen heerschen.
» De machtiging kan, wegens niet inachtneming van het lastkohier of van ae bepalingen van het besluit, ingetrokken worden, zonder dat in eenig geval die intrekking tot een vergoeding aanleiding kan geven».
Gegeven te Brussel, den 27n Maart 1933.
De Regeering is nochtans van meening dat het
wenschelijk voorkomt van de gestrengheid van de beteugeling in sommige gevallen eenigszins af te wijken.
De hoop om door de strafwet volledig te zege vieren over de speeldrift, moet er niet toe leiden den voorspoed in gevaar te brengen van onze voor naamste badsteden, Oostende en Spa, die onmiddel- lijk door hunne rijke vreemde kliënten zouden wor den verlaten, indien deze daar niet meer de uit spanning zouden vipden, die de badsteden der na burige landen hun kwistig aanbieden. Daarom stelt de Regeering U te hunnen behoeve een afwijking van de wet voor.
| Deze idee is verre van nieuw : bij het opstellers van de wet van 24 October 1902, diende de Re geering bij den Senaat een amendement in, waar- ibij toegelaten werd sommige gemeenten machtiging
|te verleenen om op hun grondgebied een club te Svestigen, waarvoor sommige bepalingen van de wet
|op het spel niet zouden geiden (zitting 1896-1897,
|Senaat, «Bescheid», nr 78). De Regeering sloot
|zich vervolgens aan bij een subamendement van "jden heer Xxxxxxxxxx, waarbij de uitzondering tot
vies van Prof. Hermesdorf gewijd. Het ontwerp x Xxxxxxxxx, de rechtsgeleerden op het te Mid ziet in de afbetalingsovereenkomst een gequa- ] delburg gehouden taal- en letterkundig Con
lificeerde overeenkomst van koop en verkoop. gres, zich een « droit de regard » op het ont
XXXXXX.
Van ’s Konings wege:
sde gemeentebesturen van Oostende en Spa beperkt
dwerd en dat op 5 Mei 1897 door den Senaat aan genomen werd (« Handelingen », blz. 418).
De Kamer verwierp het op het verslag van den
Dit is, eene overeenkomst die in de groote lijn de structuur vertoont van de gewone koop overeenkomst, m aar daarnaast zekere bijzon derheden vertoont w aardoor ze zich van het algemeen type onderscheidt. Het behandelt eerst de koop en verkoop op afbetaling in het algemeen en dan de huurkoop in het bijzonder. Onder koop en verkoop op afbetaling wordt volgens het ontwerp verstaan, een koop en verkoop waarbij partijen overeenkomen dat de koopprijs w ordt betaald in termijnen waarvan er twee of meer verschijnen na de overdracht van het verkochte, ook al is deze overdracht geen overdracht van eigendom.
Onder huurkoop verstaat het ontwerp een zoodanigen koop en verkoop op afbetaling waarbij partijen overeenkomen dat de ver kochte zaak niet door enkele overdracht over gaat in eigendom van den kooper ; bij huur koop heeft de wisseling van eigenaar pas later plaats, in den regel bij de betaling van den laatsten huurkooptermijn.
Het ontwerp gaat uit van het standpunt dat met de belangen van beide partijen moet re kening gehouden worden. Het belang van den kooper mag niet ondergeschikt zijn aan dat van den verkooper noch omgekeerd.
Aan de belangen van den verkooper is voor al tegemoet gekomen door een vereenvoudi ging van den rechtsgang. De kooper heeft de bevoegdheid tot vervroegde afbetaling, doch hij moet, volgens het ontwerp, indien hij ver vroegd wil afbetalen, het geheele nog ver schuldigd bedrag voldoen. Voorts heeft de kooper de bevoegdheid de zaak in te lossen indien wegens niet betaling van verschenen termijnen de in huurkoop overgedragen zaak is teruggenomen zonder voorafgaandelijke rechterlijke tusschenkomst. De kooper kan hiervan gebruik maken gedurende veertien da gen, m aar is dan verplicht de verschenen ter mijnen benevens renten, boeten, kosten, geheel te voldoen. W at de proceduur zelf betreft, heeft men de bevoegdheid van den kantonrechter uitgebreid. Zoo kan bvb. de verkooper den kantonrechter in een verzoekschrift een bevel van teruggave bij voorraad vragen.
De bescherming van de belangen van den kooper is in het ontwerp merkelijk verder doorgedreven. Vooreerst draagt het meeren- deel der ontworpen bepalingen het karakter van dwingend recht, zooals dit trouwens in al- gemeenen regel het geval is voor wetsbepalin gen met een sociale ondergrond. Verder moe ten bezwarende bedingen steeds in geschrift gesteld worden, geschrift dat niet probationis causa m aar als constitutief element in de re geling is opgenomen.
Een andere voor den kooper zeer belangrijke bepaling is het machtigingsrecht dat den kan tonrechter wordt toegekend, machtigingsrecht
staan van deze taalwet toeëigenden. Later is de verbreeding gekomen met de eerste rechts kundige congressen, waarbij de belangstelling werd uitgebreid tot de gansche sfeer van het Recht. Thans zou men met een oud beeld kunnen zeggen dat deze belangsteling is uit gegroeid tot een vollen boom met vele uitge- loopen fijne twijgen. W ant w at is de kwestie van het afbetalingscontract anders dan een daarvan ? Immers zooals Mr. X. X. xx Xxxxx in het hoofdstuk over de wettelijke regeling yan het afbetalingscontract in zijn dissertatie over de Scandinavische Samenwerking in zake W etgeving het uitdrukt : het afbetalingscon tract, hoe actueel het door de omstandigheden ook is, is een onderwerp van zeer specialen aard en van niet direct internationaal belang. Het initiatief van het Rechtsgenootschap is zoodoende ook voor w at de toenaderig tus schen Noord en Zuid aangaat, interressant.
Samenvattend, een zeer geslaagde vergade ring en een belangwekkende bespreking.
H. XXXXX.
Wetgeving.
WETSONTWERP
tot wijziging van de wet van 24 October 1902 op het spel.
MEMORIE VAN TOELICHTING
Mevrouw, Xxxxx Xxxxxx,
Een wetsontwerp tot wijziging van de wet van
24 October 1902, betreffende het spel, werd door de Regeering, op 11 Juni 1930, in de Kamer van Volksvertegenwoordigers ter tafel gelegd.
Ten gevolge van de Kamerontbinding van 28 October 1932, is dit ontwerp vervallen.
De Regeering heeft de eer het u opnieuw te be spreking voor te leggen en zij hoopt dat de goed keuring er van door de Kamer, niet zal uitblijven.
Tot rechtvaardiging van het ontwerp verwijst zij naar de beschouwingen uiteengezet in de Memorie van Toelichting, die Dij het vervallen ontweip ging en die als bijlage hierbij werd overgedrukt.
De Minister van Justitie, P.-X. XXXXXX.
WETSONTWERP
XXXXXX, Koning der Belgen,
Aan allen tegenwoordigen en toekomenden, Heil. Op voorstel van Onzen Minister van Justitie,
Wij hebben besloten en Wij besluiten :
De Minister van Justitie, P.-X. XXXXXX.
B I J L A G E WETSONTWERP
tot wijziging van de wet van 24 October 1902 op het spel.
MEMORIE VAN TOELICHTING
Mevrouw, Xxxxx Xxxxxx,
De wet van 24 October 1902 op het spel lijkt on toereikend om er al de vormen van exploitatie mede te treffen waarvan de beteugeling zich opdringt.
In haar eerste artikel, straft bedoelde wet dege nen die uit kansspelen op welke plaats of onder welken vorm ook, voordeel trekken onder meer
« doordat zij van de personen wien het toegelaten wordt daaraan deel te nemen, een loon in geld ontvangen of iets van den inzet afhouden» of
« doordat zij zich rechtstreeks of onrechtstreeks eenig ander voordeel verschaffen door middel van die spelen ».
Het komt er op aan niet alleen te verbieden dat een loon ontvangen wordt vanwege personen, wien het toegelaten is aan het spel deel te nemen, maar eveneens ELKE GELDELIJKE TOELAGE VANWE GE DEZELFDE PERSONEN NAAR AANLEIDING VAN DIE SPELEN.
De eerste alinea van dit wetsontwem vult in dien zin het eerste artikel van de wet van 24 October 1902 aan : de afschaffing van de zoogezegd niet verplichte fooien die het gevolg zal zijn van die be paling, zal de houders van speelzalen gevoelig tref fen.
Artikel 2 van de wet van 24 October 1902 straft degenen, die « EEN VOOR HET PUBLIEK TOE GANKELIJK LOKAAL houdende er willens en we tens en gewoonlijk spelen toelaten » — zij wezen al dan niet kansspelen — « die aanleiding geven tot overdreven inzetten of weddenschappen ».
Wordt niet als een « voor het publiek toegankelijk lokaal » aanzien de « private club ».
Tijdens de voorbereiding van die wet, trachtte de Senaat een bepaling te vinden voor de « private club ». De door den Senaat aangenomen bepaling werd echter door de Kamer verworpen en de Se naat zelf, zag er van af, omdat hij overtuigd was dat om het even welke bepaling het aan spitsvon dige geesten zou mogelijk maken clubs te stichten die aan al de wettelijke voorwaarden zouden vol doen, maar die alleen bij naam «private clubs» zouden zijn. De Minister van Justitie verklaarde dat
« de rechtbanken bij hunne uitspraak niet uit het oog zullen verliezen dat de Kamer, de Senaat en de Regeering eenparig van gevoelen zijn dat zij zich niet om de spitsvondigheden van het bedrog hoe ven te bekommeren : zij zullen zich dientengevolge niet laten weerhouden door het scherm van de fictieve private clubs. Hun vrijheid van oordeel is volledig : zij is door een enkelen beperkenden of hinderenden term aan banden gelegd ».
De private clubs, die met het privaat domicilie kunnen gelijk gesteld worden voor de toepassing i
heer Xxxxxx (zitting 1897-1898, « Bescheid », nr 121, blz. 15 tot 18).
Er dient opgemerkt dat bedoelde afwijking voor Oostende en Spa een gelijkaardigen wettelijken toe stand zou bekrachtigd hebben, zooals die lang te Spa bestaan heeft : openbare spelen waren in 1762 door den prins-bisscnop van Luik toegelaten ge worden en dat voorrecht, door de Regeering geëer biedigd, was slechts na een eeuw bij de wet van 21 October 1871 afgeschaft geworden.
Paragraaf 3o van dit ontwerp voorziet dat de Regeering aan de gemeentebesturen van Oostende en Spa een trouwens tijdelijke machtiging zal kun nen verleenen, om op de in het ontwerp vastgestel de tijdstippen en onder de daarbij bepaalde voor waarden speelzalen te openen.
De Minister van Justitie, P.-X. XXXXXX.
Balieleven
Vlaamsch pleitgenootschap der Brusselsche balie
Mter Xxx Xxxxxxxx, zat, op Vrijdag, 19 Mei, de laatste vergadering voor, in ’t Justitiepaleis, te Brus sel. Waren aanwezig : de heer Xxxxxxxxxx, Mter Soudan, de heer Hoyoit de Termicourt, Procureur des Konings ; Mter Xxxx Xxxxxx, voorzitter der Frân- sche Conferentie der Jonge Balie, en talrijke con fraters.
Mter X. Xxxxxxxxx handelde over : « het gerecht in Rusland ». De bijzondere kenmerken van het Russisch gerecht zijn volgens hem dat alle beslis singen, vonnissen en arresten, steeds en alleen op politieke beweegredenen gesteund zijn, wijl er voor rechtskundige regelen of princiepen geen spraak is. Het recht is hoofdzakeiijk en haast uitsluitend be stuurlijk en economisch recht. Ook de korte duur van een proces, — maximum 2 maanden — dient aangestipt.
De vooi'zitter deed terecht opmerken, dat het Russisch' gerecht, enkel steunde op pdlitieke prin ciepen, slechts zeer veranderlijk kan zijn, en dat het de stabiliteit mist van ons recht dat op eenige altijd gelijk blijvende juridische princiepen steunt en heel en al berust op de leuze : « het gerecht moet de uitdrukking zijn van de waarheid ».
Rechterlijk leven
Bij koninklijke besluiten van 8 Mei 1933, zijn benoemd :
Tot rechter in de rechtbank van eersten aartleg te Dendermonde, de xxxx Xxxxxxxxxxxxx (D.), ad vocaat te Gent, ter vervanging van den heer Xxx Xxxxxxx, die tot een ander ambt is beroepen ;
Tot vrederechter van het 0x xxxxxx Xxxxxxx, de heer Xxx (R.-V.), vrederechter van het 2e kanton Elsene, ter vervanging van den heer Xxxxxxxxxxx, die als zoodanig aftreedt.
Drukk, <Db V l i j t », uitgever X. X . Xxxxxx xxxxxxxxXx, 00, Xxxxxxxxx — Telefoon 300.03