RVDL/191003
ALGEMEEN POLITIEREGLEMENT VAN DE GEMEENTE BRASSCHAAT
(gecoördineerde versie - actualisatie GR 30 september 2019)
RVDL/191003
Inhoud
Titel I: Bepalingen onderworpen aan administratieve sancties 5
Hoofdstuk 1 - OPENBARE VERMAKELIJKHEDEN, VERTONINGEN EN DANSPARTIJEN 6
Hoofdstuk 2 - GELDOMHALINGEN, INZAMELINGEN, COLLECTES 6
Hoofdstuk 3 - OPENBARE WEGEN 6
Hoofdstuk 4 - VEILIGHEIDSMAATREGELEN BIJ VORST 10
Hoofdstuk 5 – RIOOL- EN AFVALWATERS, BAANGRACHTEN EN WATERLOPEN. 11
Hoofdstuk 6 - ALGEMENE MAATREGELEN VOOR VEILIGHEID EN ORDE. 11
Hoofdstuk 7 – BEPERKING GELUIDSHINDER 12
Afdeling 2 - hinderen van duiven op dagen van wedstrijdvluchten 15
Afdeling 3 - bestrijding van de processierups 15
Afdeling 4 - hondenloopzones 16
Hoofdstuk 9 – OPHALEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK 16
Afdeling 1 – algemene bepalingen 16
Afdeling 2 – inzameling van huisvuil 18
Afdeling 3 – inzameling van grofvuil 19
Afdeling 4 - selectieve inzameling van glas 19
Afdeling 5 - selectieve inzameling van papier en karton 20
Afdeling 6 - selectieve inzameling van klein gevaarlijk afval 20
Afdeling 7 - selectieve inzameling van groente- en fruitafval 21
Afdeling 8 - selectieve inzameling van tuinafval 22
Afdeling 9 - selectieve inzameling van plasticverpakkingen en metalen verpakkingen en drankkartons 22
Afdeling 10 - het containerpark 23
Hoofdstuk 10 – GROENDOMEINEN 24
Afdeling 1 – algemene bepalingen 24
Afdeling 2 - bepalingen inzake het vissen in de vijvers. 26
Afdeling 3 - bepalingen inzake het gebruik van speeltuigen. 26
Afdeling 4 - bepalingen inzake verkeer 26
Hoofdstuk 11 - ORGANISATIE VAN KERMISACTIVITEITEN EN AMBULANTE ACTIVITEITEN IN KERMISGASTRONOMIE 28
Afdeling 1 - organisatie van kermisactiviteiten en ambulante activiteiten in kermisgastronomie op openbare kermissen 28
Afdeling 2 - organisatie van kermisactiviteiten op het openbaar domein buiten openbare kermissen. 40
Afdeling 3 - organisatie van kermisactiviteiten op privédomein buiten openbare kermissen. 40
Afdeling 4 - slotbepalingen 41
Hoofdstuk 12 - HUISNUMMERS EN STRAATNAAMBORDEN. 41
Hoofdstuk 13 – VERHURING VAN EEN GOED BESTEMD VOOR BEWONING 42
Hoofdstuk 14 - ORGANISEREN VAN EVENEMENTEN 43
Afdeling 1 – algemene bepalingen 43
Afdeling 2 - organiseren van een evenement 44
Afdeling 3 - algemene bepalingen opgelegd door de hulpdiensten 47
Hoofdstuk 15 - STRAFFEN en BEMIDDELING 54
Afdeling 1 - lokale bemiddeling 55
Afdeling 2 - gemeenschapsdienst 55
Afdeling 3 - tijdelijk plaatsverbod 56
Afdeling 4 - ouderlijke betrokkenheid 56
Afdeling 5 - bevel van de burgemeester 56
Titel II: Bepalingen onderworpen aan strafsancties 57
Afdeling 1 – algemene bepalingen 57
Afdeling 2 - begraafplaatsen 58
Afdeling 3 - openingsuren en uurregelingen op de begraafplaatsen 58
Afdeling 4 - bestemmelingen 58
Afdeling 5 - inwoners/niet-inwoners 58
Afdeling 7 - niet geconcedeerde percelen 61
Afdeling 8 - geconcedeerde percelen 61
Afdeling 9 - sluiting van een begraafplaats 61
Afdeling 11 - hernieuwen van concessies 62
Afdeling 12 - voortijdige intrekkingen 62
Afdeling 13 - verwaarlozingen 63
Afdeling 14 - Grafmonumenten, graftekens, inschriften en beplantingen 63
Afdeling 15 - herdenkingszuilen 65
Afdeling 18 - retroactieve thuisbewaring 67
Afdeling 19 - ordemaatregelen 67
Afdeling 19 - strafbepalingen 68
Afdeling 20 - slotbepalingen 68
Hoofdstuk 2 - DRANKGELEGENHEDEN 69
Hoofdstuk 3 – POLITIETOEZICHT IN HET XXXXXXXXX 00
Titel III: Bepalingen onderworpen aan een strafsanctie of een administratieve sanctie 69
Titel IV: Bepalingen onderworpen aan administratieve maatregelen 70
Hoofdstuk 1 - BRANDVOORKOMINGSMAATREGELEN IN INRICHTINGEN TOEGANKELIJK VOOR HET PUBLIEK 70
Afdeling 2 – toepassingsgebied 70
Afdeling 4 – bouwelementen en versieringen 72
Afdeling 5 – uitgangen, trappen en ontruiming 72
Afdeling 6 – verlichting en elektrische installaties 73
Afdeling 7 – verwarming en brandstof 73
Afdeling 8 – brandbestrijdingsmiddelen 74
Afdeling 10 – controle, vrijstellingen, administratieve maatregelen 75
Hoofdstuk 2 – ORGANISEREN AFVALARME EVENEMENTEN 76
Afdeling 1 – algemene bepalingen 76
Afdeling 2 – preventie van afvalstoffen 77
Afdeling 3 - selectieve inzameling van afvalstoffen 77
Afdeling 4 - opruimen van het terrein van een evenement 78
Hoofdstuk 3 - BEPALINGEN INZAKE HET GEBRUIK VAN SPORTTERREINEN, SPORTINSTALLATIES EN KLEEDLOKALEN 78
Hoofdstuk 4 - VOERTUIGDELEN 80
Afdeling 2 – fiets- of stepdelen 81
afdeling 3 - bromfiets- en motorfietsdelen 81
Titel VII: bijzondere reglementen 82
Hoofdstuk 1 – REGLEMENT BETREFFENDE MOTORBENDES 82
Afdeling 1 - begrippenkader 82
Afdeling 2 - toepassingsgebied 82
Afdeling 3 - aanvraagprocedure 82
Afdeling 6 – administratieve sancties 84
Afdeling 7 – administratieve maatregelen 85
Hoofdstuk 2 – REGLEMENT VOOR INRICHTINGEN WAARVOOR EEN UITBATINGSVERGUNNING VEREIST IS 85
Afdeling 1 - begripsomschrijving 85
Afdeling 2 - toepassingsgebied 86
Afdeling 4 - weigeringsgronden 89
Afdeling 5 – geldigheid toelating 89
Afdeling 6 - uitbatingsvoorwaarden 89
Afdeling 7 – administratieve sancties en maatregelen 92
Afdeling 8 – verval van rechtswege 92
Afdeling 9 - overgangsbepalingen 93
Hoofdstuk 3 - REGLEMENT OP HET BRASSCHAATST WINTERDORP 94
Afdeling 1 – gebruik recipiënten 94
Afdeling 2 – activiteit op de standplaats 94
Afdeling 3 - produceren van elektronisch versterkt geluid 95
Afdeling 4 – administratieve sancties en maatregelen 97
Hoofdstuk 4 – REGLEMENT OP DE DORPSDAG IN BRASSCHAAT 98
Afdeling 1 - begripsomschrijvingen 98
Afdeling 2 – datum en duurtijd 98
Afdeling 3 – wijze van deelnemen 98
Afdeling 5 – tarieven deelname 99
Afdeling 6 – annulatie van de inschrijving 99
Afdeling 7 - activiteit op de standplaats 100
Afdeling 8 – wettelijke vereisten, vergunningen, verzekeringen, 101
Afdeling 9 – rollend materiaal 101
Afdeling 10 – opbouw van de standplaats 101
Afdeling 11 – veiligheid 102
Afdeling 12 – afbraak van de standplaats 102
Afdeling 14 – algemene bepalingen 103
Afdeling 15 - sancties 104
Afdeling 16 - werking 104
Hoofdstuk 5 - REGLEMENT BETREFFENDE NACHTWINKELS 105
Afdeling 1 - begripsomschrijving 105
Afdeling 2 - toepassingsgebied 105
Afdeling 3 - sluitingsuren van nachtwinkels 105
Afdeling 5 - uitbatingsvergunning 106
Afdeling 6 - politiemaatregelen en strafbepalingen 107
Hoofdstuk 6 - VERORDENING OP DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES VOOR DE OVERTREDINGEN BETREFFENDE HET STILSTAAN EN HET PARKEREN EN VOOR DE OVERTREDINGEN BETREFFENDE DE VERKEERSBORDEN C3 EN F103, VASTGESTELD MET AUTOMATISCHE WERKENDE TOESTELLEN. 108
Afdeling 1 - algemene bepalingen 108
Afdeling 2 - overtredingen van de eerste categorie volgens KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie op het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
.......................................................................................................................................................111
Afdeling 3 - overtredingen van de tweede categorie volgens KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie op het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
.......................................................................................................................................................114
Afdeling 4 - overtredingen van de vierde categorie volgens KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie op het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
.......................................................................................................................................................115
Afdeling 5 - sancties, procedure- en slotbepalingen. 115
Titel I: Bepalingen onderworpen aan administratieve sancties
(actualisatie GR 30 september 2019)
- Openbare ruimte:
✓ De openbare weg: wegen of pleinen die openstaan voor weggebruikers zoals voetgangers, fietsers, voertuigen of ander verkeer;
✓ Nabijheid van de openbare weg: elke plaats of ruimte van waaruit gevaar kan ontstaan voor de gebruikers van de openbare weg;
✓ De groene ruimtes: de openbare plantsoenen, wandelpaden, parken, tuinen, pleinen, speelterreinen, en alle stukken van de openbare ruimte buiten de openbare weg, die openstaan voor het verkeer van personen en in de eerste plaats bedoeld zijn voor wandelen en ontspanning.
- Inrichtingen toegankelijk voor publiek: elke plaats waar andere personen dan de beheerder en de personen die er werkzaam zijn toegang hebben ofwel omdat ze geacht worden gewoonlijk toegang te hebben tot die plaats, ofwel inrichtingen waar het publiek al dan niet tegen betaling toegang heeft. Met het publiek bedoelen we andere personen dan wie een persoonlijke uitnodiging op naam (nominatief) kreeg, om in die inrichting te zijn. Een publieke oproep om zich nominatief te laten uitnodigen, maakt de bijeenkomst publiek toegankelijk.
- Openbare overlast: het individuele of collectieve gedrag dat het harmonieuze verloop van activiteiten van mensen kan verstoren en de levenskwaliteit van de inwoners van een gemeente, een wijk of een straat op een manier die de normale druk van het sociale leven overschrijdt.
- Openbare rust: is de afwezigheid van onrust, verstoring en wanorde.
- Openbare veiligheid: is de afwezigheid van ongevallen of gevaar voor ongevallen of de afwezigheid van gevaarlijke situaties die schade kunnen berokkenen aan personen en goederen of onveilige situaties kunnen veroorzaken.
- Openbare gezondheid en reinheid:
a) de openbare gezondheid: betreffen de door het bestuur uitgevaardigde maatregelen inzake de gezondheid van personen en de openbare gezondheid, meer bepaald het voorkomen van ziekten door handhaving van de hygiëne en door het vrijwaren van het leefmilieu;
b) de openbare reinheid: betreffen de door het bestuur uitgevaardigde maatregelen inzake afval om tegelijk een gezond beheer alsook een diep respect voor het milieu te waarborgen.
- Openbare plaats: dat gedeelte van het gemeentelijk grondgebied dat in hoofdorde bestemd is voor het verkeer van personen of voertuigen en voor iedereen toegankelijk is binnen de bij de wetten, decreten, besluiten en verordeningen bepaalde perken, zonder evenwel afbreuk te doen aan de beheersbevoegdheden van de andere wegbeheerders. Hij omvat tevens, binnen dezelfde perken van wetten, decreten, besluiten en verordeningen, de installaties voor het vervoer en de bedeling van goederen, energie en signalen. Hij omvat onder andere:
✓ de verkeerswegen, met inbegrip van bermen, pleinen, voetpaden en fietspaden;
✓ de openbare ruimten, aangelegd als aanhorigheden van de verkeerswegen en voornamelijk bestemd voor het parkeren van voertuigen, voor tuinen, wandelingen en markten;
✓ de niet openbare plaatsen en wegen waarvan de toegang niet verboden is door eigenaars, en die door hun aard en ligging voor iedereen toegankelijk zijn.
✓ de groene ruimte, te weten de openbare plantsoenen, wandelplaatsen, parken, tuinen, speelterreinen en alle stukken van de openbare ruimte buiten de rijbaan, die
openstaan voor het verkeer van personen en in hoofdorde bestemd zijn voor wandelen en ontspanning.
✓ Aan "bebouwde kom" en "parkeren" wordt de betekenis gegeven die wordt voorzien bij het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer. Het college van burgemeester en schepenen kan in een aanvullend besluit de zones, die expliciet onder het toepassingsgebied van dit reglement ressorteren, nominatief vaststellen.
Hoofdstuk 1 - OPENBARE VERMAKELIJKHEDEN, VERTONINGEN EN DANSPARTIJEN
Art.1.1. Danspartijen, vertoningen en vermakelijkheden op het openbare domein mogen slechts plaatsvinden mits voorafgaande machtiging vanwege de burgemeester.
Art.1.2. Het dragen van maskers op de openbare weg is verboden.
Het dragen van maskers in lokalen waar het publiek toegang heeft, is enkel geoorloofd tijdens de karnavaldagen. Bij voorafgaande aanvraag kan de burgemeester schriftelijk een afwijking toestaan op het verbod voor het dragen van maskers. De gemaskerden moeten steeds bij de eerste aanmaning vanwege de politie het masker afnemen.
Hoofdstuk 2 - GELDOMHALINGEN, INZAMELINGEN, COLLECTES.
Art.2.1. Het bedelen op de openbare weg of aan de huizen is verboden.
Art.2.2. Onverminderd het Koninklijk Besluit van 22.09.1823 betreffende de huis-aan-huis collectes moet voor geldinzamelingen op de openbare weg de voorafgaande en schriftelijke machtiging van de burgemeester verkregen worden.
Art.3.1. Buiten de van overheidswege toegestane gevallen is het verboden een wapen te gebruiken of gebruiksklaar te dragen op de openbare weg of in de nabijheid ervan.
Als wapen wordt beschouwd: een voorwerp bestemd om iemand letsel toe te brengen ofwel er zich mee te verdedigen.
Art.3.2. Alle soort van geldspel op de openbare weg is verboden.
Art.3.3. Het is verboden, tenzij mits voorafgaande en schriftelijke machtiging van de burgemeester, op de openbare weg:
a) bijeenkomsten, betogingen of optochten te houden of te organiseren;
b) op welke wijze ook samenscholingen te veroorzaken waardoor de doorgang versperd of gehinderd wordt.
Art.3.4. Onverminderd hetgeen bepaald is in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, is het verboden op of nabij de openbare weg derwijze te spelen of dergelijke spelen te organiseren dat het verkeer of de voorbijgangers erdoor kunnen gehinderd worden.
Art.3.5. Het is verboden op of boven openbare plaatsen of met gebruikmaking van installaties van de openbare weg publiciteit, aanplakbiljetten, opschriften, aankondigingen, pamfletten, zelfklevers, fotokopieën enz. aan te brengen, tenzij mits voorafgaande en schriftelijke vergunning van de beheerder van de weg en op de plaatsen en onder de voorwaarden in die vergunning bepaald. Het aanbrengen van aanplakbiljetten op de openbare weg voor initiatieven van organisaties zonder winstoogmerk, is echter geoorloofd op de plaatsen, welke hiervoor door het gemeentebestuur zijn aangewezen. Het is verboden de wettig aangebrachte aanplakbiljetten onleesbaar te maken door ze te vernielen of te besmeuren, deze aanplakbiljetten te overplakken vooraleer ze nutteloos geworden zijn of deze kwaadwillig af te trekken of te scheuren. Bij overtreding van dit artikel zijn de aanbrengers van de aanplakkingen, de verantwoordelijke uitgever van de aanplakkingen en de organisator van de activiteit waarvoor reclame wordt gemaakt, hoofdelijk aansprakelijk.
Art.3.6. Het is onder alle omstandigheden verboden de openbare gebouwen, de openbare weg en de inrichtingen op de openbare weg, met inbegrip van bomen en aanplantingen, te beschilderen, te
besmeuren of er om het even welke vermeldingen, opschriften, beeld- en fotografische voorstellingen of aanplakbiljetten op aan te brengen. Bij overtreding van dit artikel zijn de aanbrengers van de aanplakkingen, de verantwoordelijke uitgever van de aanplakkingen en de organisator van de activiteit waarvoor reclame wordt gemaakt, hoofdelijk aansprakelijk.
Art.3.7. Het is verboden het zicht van op de openbare weg naar de uitstalramen van winkels en handelshuizen te hinderen alsook het uitzicht vanuit de vensters van woningen en gebouwen op de openbare weg. Het is eveneens verboden de vrije en ongestoorde toegang te versperren of te belemmeren van op de openbare weg naar de woningen en andere gebouwen en vanuit deze gebouwen naar de openbare weg.
Art.3.8. Het gebruik van pesticiden op het openbaar domein en plaatsen bepaald in artikel 3 van het Besluit Duurzaam Pesticidengebruik van de Vlaamse regering behalve in geval van een afwijking zoals bepaald in artikel 5 van het Besluit Duurzaam Pesticidengebruik van de Vlaamse regering is verboden.
Art.3.9. Elders dan in daartoe bestemde plaatsen is wildplassen of zijn behoefte doen (op de openbare weg) tegen of in publieke gebouwen en hun aanhorigheden, woningen en hun aanhorigheden, vaste constructies of voertuigen, verboden. Braken op het openbaar domein of op privé-eigendom toebehorend aan derden is eveneens verboden. Met behoud van de toepassing van een administratieve boete moet de overtreder de bevuilde plaats onmiddellijk reinigen. Als de overtreder dit nalaat, kan de gemeente zich het recht voorbehouden de plaats re reinigen op kosten en op risico van de overtreder.
Art.3.10. Het plaatsen op de openbare weg en inzonderheid op de voetpaden (trottoirs), van terrassen, toonbanken, banken, tafels, stoelen, kramen, niet-bestendige verkoopspunten, boompjes, koopwaren en alle andere voorwerpen en stoffen, al of niet dienstig voor een handels- of nijverheidsexploitatie, is verboden, behoudens uitdrukkelijke en voorafgaande machtiging van de burgemeester, nadat het advies is ingewonnen van de korpschef en onder hierna vermelde voorwaarden:
a) in ieder geval zal aan de rand van het voetpad een vrije en onbedekte doorgang moeten blijven van minstens 1,5 meter breed, gemeten vanuit de rand van het voetpad of van het fietspad, indien dit geïntegreerd is in het voetpad.
b) de voorwerpen zullen niet aan de muur van het gebouw noch aan de openbare weg mogen vastgehecht worden.
c) de voorwerpen zullen moeten aangebracht worden op minstens één meter afstand van de zijdelingse perceelsgrens van de aanpalende eigendommen. Dit verbod is eveneens toepasselijk op braakliggende gronden, op landbouwgronden en in het algemeen op alle terreinen gelegen langs de openbare weg, indien de weggebruikers door het opstellen van de kramen, verkoopspunten e.d. rechtstreeks of onrechtstreeks in gevaar worden gebracht. Onverminderd de toepassing van de voorziene straffen, kunnen de kramen, verkoopspunten
e.d. die in strijd met deze bepalingen worden opgesteld, ambtshalve worden verwijderd door de burgemeester.
Art.3.11. Het is verboden, buiten noodzaak of zonder toelating van de bevoegde overheid, straten, pleinen of enig ander deel van de openbare weg te belemmeren, hetzij door materialen, steigers of om het even welke andere voorwerpen achter te laten, hetzij door er uitgravingen te doen. Het is verplicht te zorgen voor de verlichting van de materialen, steigers of om het even welke andere voorwerpen, die op de straten, pleinen of andere delen van de openbare weg werden neergelegd of werden achtergelaten, of van de uitgravingen die daar werden gedaan. Bij het uitvoeren van bouw- of herstellingswerken op een eigendom, palend aan de openbare weg, zal de uitvoerder van deze werken een afsluiting in stevige materialen moeten plaatsen met een hoogte van minstens twee meter om de voorbijgangers te beveiligen tegen vallende stenen enz. Deze afsluiting moet nochtans, indien daartoe enige mogelijkheid bestaat, op het voet- of rijwielpad een ruimte vrijlaten van één meter breed, gemeten van de buitenkant van de boordsteen. Het bestaan van deze hindernis moet behoorlijk gesignaleerd worden, onverminderd de bepalingen dienaangaande van het Algemeen Reglement op de Politie van het Wegverkeer. Bij overtredingen van dit artikel zal de houder van de
vergunning aansprakelijk worden gesteld. Is er geen vergunninghouder gekend dan zal de eigenaar van het gebouw/eigendom aansprakelijk zijn.
Art.3.12. Het is verboden, zonder daartoe behoorlijk te zijn gemachtigd, graszoden, aarde, stenen of materialen weg te nemen op plaatsen die tot het openbaar domein behoren.
Art.3.13. Het is verboden:
✓ voorwerpen op de openbare weg neer te zetten, te plaatsen of achter te laten, die door hun val of door ongezonde uitwasemingen kunnen schaden;
✓ op de openbare straten, wegen, pleinen of plaatsen, werktuigen, gereedschappen of wapens achter te laten, waarvan misbruik gemaakt kan worden voor het plegen van criminele feiten;
✓ op enigerlei wijze voorwerpen op iemand te werpen die hem kunnen hinderen of bevuilen;
✓ stenen of andere harde lichamen, en voorwerpen die kunnen bevuilen of beschadigen, tegen voertuigen, huizen, gebouwen en afsluitingen van een ander te werpen, of in tuinen en besloten erven.
Art.3.14. De bewoners, of bij ontstentenis hiervan, de eigenaars van een eigendom zijn ertoe gehouden ervoor te zorgen dat:
✓ de afsluitingen, hagen en andere beplantingen, welke de bebouwde of braakliggende eigendommen afsluiten, niet van die aard zijn dat ze de weggebruiker hinderen. Bovendien dient voldoende zichtbaarheid voor veilig verkeer te allen tijde te worden gegarandeerd. Hiertoe dienen de hagen en beplantingen op tijd en stond te worden ingekort. Bij het in gebreke blijven na schriftelijke aanmaning, wordt dit van ambtswege gedaan door de gemeentelijke diensten op kosten van de betrokkenen en dit onverminderd de straffen door dit reglement bepaald.
✓ Planten dienen zodanig te worden gesnoeid dat geen enkele tak ervan:
• op minder dan 4,00 m van de grond boven de rijbaan hangt;
• op minder dan 2,50 m van de grond boven de gelijkgrondse berm of boven het voet- en/of fietspad hangt;
• de voldoende zichtbaarheid van verkeerstekens in het gedrang brengt.
Iedere inwoner van de gemeente staat in voor de reinheid van de aangelegde berm of het voet- en fietspad voor zijn eigendom of woonst. Langs onbewoonde huizen, andere bebouwde eigendommen of onbebouwde bouwpercelen moeten de eigenaars, huurders of hun vertegenwoordigers hiervoor instaan.
Art.3.15. Op het grondgebied van de gemeente wordt het gebruik van een inrichting die met vaste of bewegende lichtsignalen lichtbundels in openlucht uitzendt of projecteert, zij het met gewoon kunstlicht, gebundelde lichtstralen, lichtspel of laserlicht, 20° of meer boven het horizontale vlak, niet toegelaten.
Art.3.16.
§1. Het college van burgemeester en schepenen kan, nà advies van de korpschef, tijdelijk een perimeter vaststellen, waar het verboden is, wegens gevaar voor openbare orde en veiligheid, om:
✓ in het bezit te zijn van glazen, blikken, stenen en/of soortgelijke recipiënten en/of
✓ alcoholhoudende dranken te verbruiken;
Het bezit van geopende verpakkingen die alcoholhoudende dranken bevatten, wordt gelijkgesteld met het verbruik van deze dranken.
§2. De politie kan de alcoholhoudende dranken en/of verboden recipiënten binnen deze perimeter in beslag nemen. Deze zullen onmiddellijk worden vernietigd.
§3. De toepassing van deze tijdelijke maatregel wordt geafficheerd bij het betreden van de perimeter.
Art.3.17.
§1. Behoudens gevallen voorzien voor kermisinrichtingen en festiviteiten, is het verboden in de gemeente in geparkeerde woonwagens, zwerfwagens en bijhorigheden op de openbare weg binnen de bebouwde kom te verblijven;
§2. Buiten de bebouwde kom van de gemeente mogen voornoemde wagens en bijhorigheden op de openbare weg geplaatst worden gedurende maximum 24 uur.
art.3.18.
Het is verboden op de openbare ruimte voertuigen te smeren en er, behoudens geval van overmacht, onderhouds- of andere werken aan uit te voeren.
Ongeacht de voorschriften van de wegcode en van de lokale reglementering op het stilstaan en parkeren van voertuigen, mogen het wassen en het reinigen slechts gebeuren vóór het gebouw, waar de eigenaar van het voertuig woont, of vóór zijn eigen garage.
Het is verboden daartoe sproeislangen te gebruiken of water te gieten, zo anderen hierdoor gehinderd worden. De openbare ruimte mag door het wassen of reinigen niet bevuild worden.
Alle overblijfselen en ingrediënten, voortspruitende uit het wassen of reinigen, zoals modder, aarde, vet, zeep of zeeppoeder en onderhoudsproducten, moeten zorgvuldig verzameld en van de openbare ruimte weggenomen worden.
Hij die materiaal, bouwstoffen, brandstoffen of andere voorwerpen zal laden of ontladen, is verplicht de openbare ruimte, voetpad en goot te reinigen, onmiddellijk na de lading of ontlading, en alle resten weg te ruimen. Na uitvoering van de werkzaamheden dienen alle bouwmaterialen opgeruimd te worden.
Bij het uitvoeren van allerhande bouwwerken is het iedereen verboden cement, mortel of andere bouwmaterialen op de weg of op het voetpad langs de weg of op enig ander deel van het openbaar domein klaar te maken of achter te laten.
Indien de overtreder verzaakt aan bovenstaande maatregelen, kan de gemeente de openbare ruimte reinigen of laten reinigen op kosten en risico van de overtreder.
art.3.19.
§1. Het uitdelen van stalen van gebruiks- of verbruiksproducten op het openbaar domein is slechts toegelaten mits voorafgaande en schriftelijke toestemming van de burgemeester. De toelating dient minstens 15 kalenderdagen vóór de geplande bedeling te worden aangevraagd. In de toestemming kunnen modaliteiten worden opgelegd met betrekking tot de bedeling. "
§2. Bij het uitdelen van drukwerk (bv. flyers, pamfletten, reclamefolders, ...), stalen of andere voorwerpen, is het verboden de voorbijgangers en/of het verkeer te hinderen. Bovendien moet iedere uitdeler zelf of via een helper instaan voor het oprapen van de door het publiek in de omgeving (binnen een straal van 50 meter) weggeworpen exemplaren of voorwerpen. Dit geldt niet op het terrein van manifestaties waar de organisator het engagement aangegaan heeft om het ganse terrein van de manifestatie op te ruimen na het beëindigen ervan. "
§3. Het is verboden drukwerk, stalen of voorwerpen, andere dan processen-verbaal en preventiedrukwerken van de politie, preventiedrukwerk van gemeentediensten of parkeerretributiebonnen, op geparkeerde voertuigen te plaatsen.
§4. Bij overtreding van de bepalingen van deze artikelen zal de uitdeler vooreerst als mogelijke overtreder worden aangeduid. Is de uitdeler niet gekend, dan zal de verantwoordelijke uitgever als mogelijke overtreder worden weerhouden. Is er geen verantwoordelijke uitgever vermeld, dan is de organisator van de reclamestunt en/of de activiteit, waarvoor reclame wordt gemaakt, de mogelijke overtreder.
§5. Indien de door het publiek in de omgeving weggeworpen exemplaren of voorwerpen niet opgeraapt worden door de verdeler of zijn helper, zal de stad de exemplaren of voorwerpen ambtshalve laten verwijderen en het risico en de kosten voor reiniging van het openbaar domein verhalen op de overtreder.
art.3.20.
§1. Het is verboden uit het verkeer genomen voertuigen of gedeelten ervan te laten staan, zelfs op privé-eigendommen, indien deze zichtbaar zijn in of vanuit de openbare ruimte.
Dit verbod geldt niet voor de eigenaars of gebruikers van gronden die daarvoor de nodige vergunning kregen.
Naast de toepassing van een administratieve boete moet de overtreder de zaken onmiddellijk op orde brengen, zo niet houdt de gemeente zich het recht voor dit te doen op risico en kosten, onder meer de kosten van het takelen (slepen en stallen), van de overtreder.
§2. Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de verkeersreglementering, moeten fietsen indien mogelijk in de daartoe voorziene fietsenstallingen worden gestald.
Wrakken, achtergelaten fietsen, hinderlijk gestalde fietsen en/of gevaarlijk gestalde fietsen zijn verboden op de openbare ruimte en kunnen verwijderd worden door de bevoegde diensten. De gemaakte kosten kunnen op de overtreder worden verhaald.
art.3.21.
§1. Het is verboden de openbare ruimte te bevuilen op gelijk welke manier door eigen toedoen of door toedoen van de personen waarop men toezicht of waarover men zeggenschap heeft. Het is verboden de rioolputjes te bevuilen op gelijk welke manier (o.a. het weggooien van hondenpoepzakjes, huishoudelijk afval, frietvet, enz.), door eigen toedoen of door toedoen van de personen waarop men toezicht of waarover men het zeggenschap heeft."
§2. Het is verboden in straatvuilbakken ander afval dan van ter plekke geconsumeerde producten te werpen.
§3. Het is verboden huishoudelijk afval te werpen of achter te laten in en naast de straatvuilbakken, naast de glasbollen of glasbakken of naast afvalcontainers.
§4. Het is verboden ander afval te werpen in de openbare afvalcontainers dan waarvoor deze bestemd zijn.
§5. De bevoegde ambtenaar mag de nodige maatregelen nemen om het afval te laten opruimen op kosten en risico van de overtreder.
Art.3.22.
§1. De uitbaters van verkooppunten van eetwaren of dranken die zich lenen voor consumptie ter plaatse of in de onmiddellijke nabijheid (zoals frituren, nachtwinkels, snackbars, ijs- of gebakkramen, automaten voor eetwaren of dranken, automatenshops, …), zijn verplicht de openbare omgeving (binnen een straal van 10 meter) van hun verkooppunt net te houden door er de achtergelaten artikelen en resten weg te nemen en op te bergen. Zij dienen die zone zo nodig te reinigen, zodat er geen sporen van eetwaren of dranken achterblijven.
§2. Zij zijn verplicht ten behoeve van de klanten in de onmiddellijke nabijheid van het verkooppunt, op goed zichtbare plaatsen, afvalkorven te plaatsen van voldoende grootte en in voldoende aantal. Zij dienen de korven of andere recipiënten op behoorlijke wijze tijdig en geregeld te ledigen, en te onderhouden. Tijdens de sluitingsuren en -dagen dienen zij de korven of andere recipiënten te verwijderen uit het straatbeeld, tenzij deze vast bevestigd zijn aan de gevel of een kraam. Bij de plaatsing van de korven moet steeds een minimale doorgang van 1,50 meter vrijgelaten worden.
Enkel waar een doorgang van 1,50 meter onmogelijk is, is een minimale doorgang van 1,20 meter toegelaten.
Art.3.23.
§1. Het is niet toegelaten om losse stroomkabels over een fietspad, voetpad, wandelpad of weg te leggen.
§2. Op een parkeerplaats voor elektrisch laden mag uitsluitend een elektrisch voertuig parkeren dat correct is aangesloten en aan het laden is.
§3. Publiek toegankelijke laadpalen moeten voldoen aan de EVORA-code ‘publiek toegankelijk laden’]
Hoofdstuk 4 - VEILIGHEIDSMAATREGELEN BIJ VORST
Art.4.1. Het is verboden bij vorstweer water te storten of te laten afvloeien op de openbare weg. Art.4.2. Bij ijzelvorming op de wegen zijn de bewoners en/of eigenaars van een eigendom in de gemeente verplicht ervoor te zorgen dat zout, as of zand gestrooid wordt op de voet- en fietspad langsheen het door hen betrokken pand.
Art.4.3. Bij sneeuwval zijn de bewoners en/of eigenaars van een eigendom in de gemeente verplicht ervoor te zorgen dat de sneeuw en eventueel het gevormde ijs weggeruimd worden van de openbare weg het voet- en/of fietspad vóór het door hen betrokken pand en dat deze sneeuw en ijs op de uiterste rand van het betegelde voet-en fietspad aldaar gebracht worden, op zulke wijze dat het
verkeer op de rijweg hierdoor geen hinder ondervindt en voldoende ruimte wordt gelaten voor het afvloeien van het dooiwater.
Autobushaltes, rioolkolken en de deksels boven de brandkranen moeten hierbij vrij blijven. Sneeuw en ijs afkomstig van het privé-domein mogen niet op de openbare weg gebracht worden.
Art.4.4. Bij ijsvorming op de grachten, beken, waterlopen, vijvers enz. van het openbaar domein, mag niemand zich op het ijs begeven, tenzij de burgemeester hiervoor toestemming heeft gegeven; het ijs mag slechts betreden worden op de plaatsen en tijdens de uren die in de toestemming vermeld zijn.
Hoofdstuk 5 – RIOOL- EN AFVALWATERS, BAANGRACHTEN EN WATERLOPEN.
Art.5.1. Het is verboden riool- en afvalwaters, overloopwaters van aalputten en dergelijke op de openbare weg of in de baangrachten of waterlopen te laten vloeien. Bij de uitvoering van bouwwerken aan funderingen moet het grondwater, dat door middel van pompen aan de oppervlakte wordt gebracht, zodanig afgeleid worden dat dit respectievelijk in een aanwezige baangracht, waterloop of gescheiden riolering voor hemelwater stroomt. Enkel tenzij het technisch niet anders kan, mag het water naar de openbare riolering bestemd voor afvalwater worden afgeleid. De aannemers en uitvoerders van de bouwwerken moeten zorgen voor de goede afvloeiing van het water en dienen te verhinderen dat een waterplas gevormd wordt of enig ander ongemak ontstaat op de openbare weg of op de naburige eigendommen.
Art.5.2. In de riolen, baangrachten en waterlopen op het grondgebied van de gemeente mag niets geworpen, gestort of afgeleid worden waardoor verslijking of verstopping zou kunnen ontstaan. Indien zich een verstopping voordoet in de buizen waardoor huiswaters naar de gemeentelijke riool geleid worden, dan zal de eigenaar van het gebouw op zijn kosten het nodige moeten doen voor het openmaken van deze afleidingsbuizen mits voorafgaande machtiging van de burgemeester indien werken noodzakelijk zijn op of onder de openbare weg.
Art.5.3. Het ruimen van aalputten moet steeds geschieden door middel van zuigpompen en daaraan verbonden slangen, zodat de uitwasemingen en hinderlijke geuren tot een minimum beperkt worden. De exploitanten van ruimingsdiensten mogen de opgehaalde aal niet lozen op het grondgebied van Brasschaat.
Art.5.4. Het aanbrengen van overwelvingen en afdammingen in de baangrachten mag slechts geschieden mits machtiging van de bevoegde overheid en mits naleving van de voorwaarden, bepaald in deze machtiging. Het onderhoud en, zo nodig, de herstelling van deze overwelving of afdamming valt ten laste van degene die ze aangebracht heeft.
Hoofdstuk 6 - ALGEMENE MAATREGELEN VOOR VEILIGHEID EN ORDE.
Art.6.1. Elke uitgraving of inzinking op privé-terrein, gelegen op minder dan twintig meter afstand van de openbare weg en toegankelijk van de openbare weg, moet door de zorgen en op kosten van de eigenaar afgesloten worden door middel van een stevige afsluiting van minstens twee meter hoogte.
Art.6.2. Niemand mag mijten van graan, hooi of stro of stapels van andere brandbare stoffen, of hopen van mest, huis- en tuinafval aanleggen of doen.
aanbrengen op een afstand van minder dan twintig meter van de grens van de openbare weg en van alle gebouwen en hun aanhorigheden.
Art.6.3. Onverminderd de geldende regelgeving betreffende het onderhoud en het nazicht van stooktoestellen voor de verwarming van gebouwen of voor de aanmaak van warm verbruikswater, moeten door de zorgen en op kosten van de bewoner of gebruiker van iedere woning de nog in gebruik zijnde schoorstenen van centrale, open stooktoestellen en individuele stooktoestellen minstens éénmaal per jaar, namelijk in de loop van de zomerperiode, geveegd en/of gereinigd worden.
Art.6.4. Het is verboden met opzet brand te verwekken in schoorstenen bv. met het doel deze daardoor te kuisen.
Art.6.5.
Het is verboden om schadelijke middelen zoals lachgas, aanstekergas, …. Te verhandelen of te bezitten indien de handel of het bezit gericht is op het oneigenlijk gebruik van het middel met als doel het bekomen van een roeseffect.
art.6.6.
Elke grondeigenaar, huurder of gebruiker van een terrein, bebouwd of niet bebouwd, is ertoe gehouden het terrein zodanig te onderhouden zodat er geen overlast veroorzaakt wordt aan de omliggende terreinen, aan de buren of de openbaar ruimte.
Het is verboden vuilnis, puin of welke stoffen ook op de terreinen neer te leggen of te bewaren.] Art.6.7. drones
§1. Onder “drone” wordt verstaan elk op afstand bestuurd luchtvaartuig (RPA) of op afstand bestuurd luchtvaartuigsysteem (RPAS) zoals bepaald in het Koninklijk Besluit van 10 april 2016 met betrekking tot het gebruik van op afstand bestuurde luchtvaartuigen in het Belgische luchtruim.
§2. Onverminderd de verplichte naleving van de hogere en stedelijke regelgeving, moet de eigenaar of de piloot elke vluchtuitvoering klasse 1 en 266 boven het grondgebied van de gemeente horende vooraf melden aan de burgemeester via het daartoe bestemde formulier.
§3. De piloot moet de ontvangstbevestiging van de melding zoals voorzien in §2 tijdens de vlucht bij zich dragen en op eerste verzoek tonen aan de bevoegde politie- of gemeentediensten.
§4. De burgemeester kan te allen tijde voorwaarden opleggen of kan de vlucht verbieden wanneer de openbare orde in het gedrang komt.
Art.6.8. alarmtoestellen
Het is verboden alarmtoestellen van politie of andere openbare diensten na te bootsen. Art.6.9. Bestuurlijke aanhouding en vervoer naar huis
§1. Zij die bestuurlijk aangehouden en opgesloten worden, op grond van artikel 31 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt of op grond van artikel 9ter van de drugwet van 24 februari 1921, worden gesanctioneerd met een gemeentelijke administratieve geldboete.
De opsluiting kan gebeuren in een politiecel, maar ook in een celwagen, een aangepaste ruimte in een ziekenhuis of een ander geschikt lokaal. Voorwaarde is wel dat de persoon bestuurlijk opgesloten wordt en ingeschreven in het register aangehouden personen zoals bedoeld in artikel 33 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.
§2. Zij die feitelijke gedragingen stellen in de zin van artikel 31.2°, 3° en 4° van de wet op het politieambt of in de zin van artikel 9ter van de drugwet van 24 februari 1921 met als gevolg dat de politie beslist om de persoon te begeleiden naar huis worden gesanctioneerd met een gemeentelijke administratieve geldboete.
Art.6.10. Misbruik oproepen politie- en/of hulpdiensten
Onverminderd artikel 145, § 3 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, wordt iedere opzettelijk nodeloze oproep naar politie- en/of hulpdiensten op welke wijze of met welk communicatie middel ook, gestraft met een administratieve geldboete.
Hoofdstuk 7 – BEPERKING GELUIDSHINDER
Art.7.1. Onverminderd de wetten en besluiten betreffende de bestrijding van de geluidshinder gelden volgende bepalingen tot bestrijding van de geluidshinder voor het grondgebied van de gemeente Brasschaat.
Art.7.2. Elk gerucht of rumoer bij dag of nacht dat zonder noodzaak wordt veroorzaakt of dat te wijten is aan gebrek aan vooruitzicht of voorzorg en dat van aard is de rust der inwoners te verstoren, is verboden.
Art.7.3. Zonder vergunning van de burgemeester is het privaat gebruik van radio- en televisietoestellen, geluidswagens, elektronisch versterkte muziekinstrumenten en alle andere apparaten voor emissie van geluid, verboden op de openbare weg en op openbare plaatsen alsook binnen en buiten gebouwen wanneer de uitzending bestemd is om op de openbare weg gehoord te worden.
Dit geldt niet voor apparaten waarvan het geluid alleen door de gebruiker kan worden waargenomen.
De vergunning van de burgemeester kan bijzondere voorwaarden opleggen, zowel naar inhoud, als plaats, als tijdstip. De machtiging van de burgemeester dient steeds aanwezig te zijn in het voertuig. Het maximum geluidsniveau, bepaald in de vergunning van de burgemeester, mag evenwel de 90 dB(A) niet overschrijden.
Art.7.4. [opgeheven: gemeenteraadsbeslissing van 16 december 2013]
Art.7.5. Het gebruik van houtzagen of grasmaaiers en andere werktuigen aangedreven door ontploffings- of elektrische motoren is verboden tussen 21 uur en 8 uur indien het van die aard is dat het de rust verstoort. Op zondagen en wettelijke feestdagen is het gebruik van dergelijke toestellen volledig verboden, behalve voor elektrische grasmaaiers en elektrische haagscharen, waarvan het gebruik op zon- en feestdagen tussen 10 uur en 14 uur geoorloofd is.
Art.7.6. Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 juni 1976 houdende maatregelen tot inrichting van wedstrijden, test- en oefenritten met motorvoertuigen, is het verboden met ontploffingsmotoren aangedreven speeltuigen, experimenteertuigen en voertuigen te gebruiken om er oefeningen, vertoningen, persoonlijke of groepsvermakelijkheden of wedstrijden mee te houden of te organiseren in openlucht of op openbare of privé terreinen die gelegen zijn op minder dan 500 meter van woonwijken of woonkernen. Afwijkingen op voorgaande alinea kunnen door de burgemeester worden toegestaan ter gelegenheid van feesten of vieringen.
Art.7.7. Zonder afbreuk te doen aan de wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende de jacht is het verboden, behoudens voorafgaande en schriftelijke machtiging van de burgemeester, vuurwapens af te vuren op de openbare weg en op alle plaatsen palende aan de openbare weg. Deze verbodsbepaling is niet van toepassing op de schietstanden welke onderworpen zijn aan de bepalingen van het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming.
Art.7.8. Iedereen wordt geacht de nodige voorzorgen te nemen om te voorkomen dat zijn dieren abnormale geluidshinder aan de buurt veroorzaken door ondermeer aanhoudend geblaf, gehuil of gekraai, …
Het veroorzaken van deze overlast is op elk ogenblik verboden ongeacht of de dieren op dat ogenblik wel of niet onder toezicht staan.
De houders van dieren zijn verplicht deze op een degelijke wijze onderdak en verzorging te verlenen. Art.7.9. Het is verboden motoren te testen, te laten proefdraaien, warmdraaien, batterijen te laden, koelinstallaties in werking te houden wanneer de daardoor voortgebrachte geluidsterkte de rust van de omgeving verstoort.
Art.7.10. Het is verboden op de openbare weg en op de openbare plaatsen zoals parken en groene zone‟s, in openlucht radio‟s, televisietoestellen, juke-boxen, grammofonen, platendraaiers, registreerapparaten, luidsprekers en in het algemeen alle soorten ontvang- en zendtoestellen te laten functioneren, welke de rust van de omgeving verstoren. Afwijkingen op voorgaande alinea kunnen door de burgemeester worden toegestaan ter gelegenheid van feesten of vieringen.
Art.7.11. Het lossen van de naar de markt aangebrachte koopwaren, groenten, kramen, bakken, dozen en dergelijke mag niet geschieden voor 6 uur.
Art.7.12. Het is verboden de openbare rust te verstoren door elk geluid, voortgebracht door een muziekinstallatie, geplaatst in een voertuig, waarbij het geen belang heeft of het voertuig open vensters of een open dak heeft; de overtreding wordt verondersteld door de bestuurder van het voertuig te zijn begaan. Indien de bestuurder niet gekend is, zal de eigenaar van het voertuig aansprakelijk worden gesteld.
Art.7.13. Wordt niet als hinderlijk beschouwd het geluid dat:
a) het gevolg is van werken aan de openbare weg of werken voor het aanleggen van openbare nutsvoorzieningen, uitgevoerd met machtiging of in opdracht van de bevoegde overheid en waarbij de nodige voorzorgen worden getroffen om overdreven of niet noodzakelijk lawaai te vermijden;
b) het gevolg is van werken of handelingen die bij hoogdringendheid en zonder verder uitstel dienen te geschieden ter bescherming van personen of eigendommen of ter voorkoming van rampen;
c) het gevolg is van met helikopters of vliegtuigen uitgevoerde vluchten boven het grondgebied van Brasschaat die geoorloofd zijn volgens de geldende onderrichtingen, of toegestaan zijn door de Regie der Luchtwegen;
d) het gevolg is van spelende kinderen tot 22 uur.
Art.7.14. Luidsprekers en dergelijke toestellen of apparaten die opgesteld zijn langs de openbare weg, in gebouwen, afgesloten ruimten of tuinen kunnen op ieder ogenblik tijdelijk verboden worden door de politie, indien dit geluid de openbare orde stoort of hinderlijk blijkt te zijn voor de buurtbewoners.
Art.7.15. Indien de openbare rust verstoord wordt door gelijk welk geluid veroorzaakt in en/of vanuit lokalen toegankelijk voor het publiek, met inbegrip van het daaraan palende terras, dan kan de
inrichting tijdelijk gesloten worden.”
Art.7.16. Het gebruik van eender welk toestel dat geluid met een frequentie boven 8.000 hertz produceert en als doel heeft personen te verjagen, is verboden.
art.7.17.
§1. Voor het hanteren, laden of lossen van materialen, toestellen of gelijk welke voorwerpen die geluiden kunnen voortbrengen, zoals platen, bladeren, staven, dozen, vaten of metalen recipiënten of andere, gelden de volgende principes:
1) deze voorwerpen dienen gedragen en niet gesleept te worden, op de grond geplaatst, en niet geworpen te worden;
2) als deze voorwerpen door hun afmetingen of hun gewicht niet gedragen kunnen worden, dienen ze uitgerust te zijn met een voorziening waardoor ze geluidsarm verplaatst kunnen worden of verplaatst te worden door middel van een (transport)hulpmiddel (vb. lift,
transpallet, heftruck,…).
3) laden en lossen is niet toegelaten tussen 22.00 uur en 7.00 uur, uitgezonderd voor openbare dienstverlening (hulpdiensten, openbare veiligheid,…) of mits schriftelijke toelating van de burgemeester;
§2. Geen verhuizing mag plaatshebben tussen 22.00 uur en 7.00 uur, behoudens een schriftelijke toelating van de burgemeester.
art.7.18.
Bouwwerven mogen pas opstarten vanaf 07.00 uur en dienen te eindigen om 19.00u. Een afwijking kan worden toegelaten mits schriftelijke toelating van de burgemeester.
art.7.19. Lawaai van motorvoertuigen
Onverminderd de bepalingen inzake geluidsoverlast opgenomen in de wegcode en de technische eisen inzake motorvoertuigen, motorfietsen en bromfietsen, mag geen enkel motorvoertuig noch ander verkeersmiddel abnormaal lawaai veroorzaken, hetzij door een ongewone wijze van sturen, hetzij door onoordeelkundig gebruik van de remmen, hetzij door het wegnemen of veranderen van de voorgeschreven knaldempers en dit zowel op openbaar als privaat terrein.
Afdeling 1 - algemeen
Art.8.1. Het is verboden:
✓ honden, paarden, vee en gevaarlijke dieren onbewaakt op de openbare weg te laten. Op de openbare weg in de bebouwde kommen en in de voor het publiek toegankelijke plaatsen moeten de eigenaars of houders van honden deze dieren aan de leiband houden;
✓ honden op te hitsen;
✓ een dier kwaadwillig te doden of zwaar te verwonden. Art.8.2. Eigenaars en houders van dieren zijn verplicht:
✓ hun dieren terug te houden wanneer deze de voorbijgangers aanvallen of vervolgen, zelfs als er geen kwaad of schade uit volgt;
✓ de uitwerpselen van het dier te verwijderen, ongeacht of de uitwerpselen zich bevinden op openbaar dan wel privaat domein.
Hiertoe is iedere eigenaar en houder van een hond verplicht bij het uitlaten van het dier minimum 2 zakjes bij zich te hebben.
Deze bepalingen zijn niet van toepassing op assistentiehonden.
Afdeling 2 - hinderen van duiven op dagen van wedstrijdvluchten
Art.8.3. Het is eenieder verboden alle soorten duiven, die niet aan prijskampen deelnemen, te laten uitvliegen tot één uur na het einde van de wedstrijd, op de dagen dat er vliegduivenwedstrijden worden gehouden, en dit van 1 april tot en met de laatste zondag van de maand oktober. Het vluchtprogramma dient door de inrichtende verenigingen kenbaar gemaakt te worden in de plaatselijke pers.
Art.8.4. Bij overmacht, slechte weersomstandigheden of andere oorzaken waardoor de vluchten niet op de gestelde dagen worden gehouden, geldt het verbod in artikel 8.3 vermeld voor de daaropvolgende dag en is de medekampende liefhebber verplicht kenbaar te maken dat de duiven niet op de gestelde datum konden gelost worden.
Art.8.5. Elke handeling die tot doel heeft de medekampende liefhebber schade te berokkenen is te allen tijde verboden. Hieronder wordt onder meer verstaan: opzettelijk lawaai maken, zwaaien met vaandels, vlaggen of andere voorwerpen, ophangen van allerlei voorwerpen die de duiven doen schrikken en elke daad die voor gevolg heeft dat de duiven worden op- of afgeschrikt.
Afdeling 3 - bestrijding van de processierups
Toepassing
Art.8.6. De eigenaars, huurders, bezetters of uitbaters van cultuurgronden, bossen of wouden, en alle eigenaars of gebruikers van terreinen, dienen de ontwikkeling en verspreiding van de zogenaamde processierupsvlinder (Thaumetopea processionea L.) en de bastaardsatijnvlinder (Euproctis chrysorrhoea L.) efficiënt te laten bestrijden. Daarom moeten zij het gemeentebestuur onmiddellijk in kennis stellen van de aanwezigheid van rupsen van genoemde vlindersoorten op bomen op de openbare weg, of op andere bomen die zodanig zijn gelegen dat de aanwezigheid van rupsen erop een gevaar vormt voor de gezondheid van de bevolking. Bovendien moeten zij alle medewerking verlenen aan de dienst(en) die het gemeentebestuur heeft aangeduid om bijstand te verlenen bij de bestrijding.
Art.8.7. Voor de bestrijding van de rupsen is enkel mechanische vernietiging en verwijdering toegelaten en/of het gebruik van de in België erkende gewasbeschermingsmiddelen op basis van Bacillus thuringiensis (d.i. een microbieel insecticide) of diflubenzuron (d.i. een insectengroeiregulator).
Art.8.8. Voormelde bepalingen zijn eveneens van toepassing op de bestrijding van de rupsen die zich bevinden op de bermen langs wegen, waterlopen en spoorwegen, beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen. In die gevallen gebeurt de bestrijding echter op de voor de bermfauna en -flora minst belastende of schadelijke wijze.
Afwijking
Art.8.9. De in artikel 8.6 vermelde bestrijdingsplicht geldt niet voor de eigenaars, huurders, bezetters, uitbaters of gebruikers van erkende natuurreservaten en natuurgebieden met wetenschappelijke waarde volgens het gewestplan. Zij moeten wel de aanwezigheid van rupsen van de processierupsvlinder en/of bastaardsatijnvlinder op die gronden onmiddellijk melden aan het gemeentebestuur, zodat kan worden nagegaan of alsnog tot de verdelging moet worden overgegaan. Art.8.10. Bij nalatigheid zal het gemeentebestuur bovendien (laten) overgaan tot de rupsenbestrijding, op kosten van de overtreder.
Afdeling 4 - hondenloopzones
Toepassingsgebied
Art.8.11. Alle hondenloopzones en - weides op het grondgebied van Brasschaat
Algemeen
Art.8.12. Een hond mag vrij rondlopen op de hondenweide en dient niet aangelijnd te zijn mits aan de volgende voorwaarden voldaan is:
✓ u dient steeds zicht te hebben op uw hond;
✓ bij een dreigend conflict tussen twee of meer honden, zorgt elke hondenbegeleider ervoor dat de conflictsituatie zo snel mogelijk stopt;
✓ indien een partij verzoekt om geen apporteerspeeltjes te gebruiken, dient hier gevolg aan gegeven te worden;
✓ u dient uw hond te allen tijde onder controle te hebben.
Art.8.13. Eigenaars en houders van honden zijn verplicht hondenuitwerpselen op te ruimen en te deponeren in de voorziene vuilbakken.
Afdeling 5 - algemeen
Art.8.14.
Het is verboden in de openbare ruimte dieren te voederen waardoor ongedierte aangetrokken zou kunnen worden.
Art.8.15. Agressieve, kwaadaardige of gevaarlijke dieren
§1. Onder agressieve, kwaadaardige of gevaarlijke dieren verstaan:
- elk dier dat wanneer hij vrij zou rondlopen, zonder enige provocatie op een duidelijke en onmiskenbare dreigende wijze naar iemand toeloopt;
- elk dier dat iemand aanvalt, bijt of verwondt zonder provocatie;
- elk dier dat een ander dier verwondt of aanvalt zonder provocatie.
§2. Het is verboden in de openbare ruimte:
- zijn hond op te winden om aan te vallen of agressief te worden, of hem voorbijgangers te laten of doen aanvallen of achtervolgen, ook al brengt dat geen enkel kwaad of geen enkele schade teweeg;
- agressieve, kwaadaardige of gevaarlijke dieren of dieren die personen of andere dieren kunnen bijten, of zieke dieren bij zich te hebben, als ze geen muilband dragen; deze bepaling is ook van toepassing in voor het publiek toegankelijke plaatsen;
- dieren bij zich te hebben waarvan het aantal of het gedrag de openbare veiligheid in het gedrang zouden kunnen brengen;
- dieren te laten of achter te laten in een geparkeerd voertuig als dat een gevaar of ongemak kan opleveren voor personen of voor de dieren zelf; deze bepaling is ook van toepassing in openbare parkings;
- eender welk dier en in het bijzonder agressieve, woeste, kwaadaardige of gevaarlijke dieren te laten rondzwerven.]
Hoofdstuk 9 – OPHALEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN HET GEBRUIK VAN HET CONTAINERPARK
Afdeling 1 – algemene bepalingen
Art.9.1. Huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en afvalstoffen die daarmee gelijkgesteld worden, zoals gedefinieerd in artikel 3, 17° van het materialendecreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen
Met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen: bedrijfsafvalstoffen van vergelijkbare aard, samenstelling en hoeveelheid als huishoudelijke afvalstoffen en die ontstaan ten gevolge van activiteiten die van dezelfde aard zijn als activiteiten van de normale werking van een particuliere huishouding, zoals gedefinieerd in artikel 1.2.1, 54° van de Vlarema betreffende de duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen.
Art.9.2.
§1. De volgende huishoudelijke afvalstoffen mogen niet worden aangeboden, noch bij om het even welke selectieve inzameling, noch op het containerpark:
✓ gashouders of andere ontplofbare voorwerpen;
✓ krengen van dieren en slachtafval.
De volgende huishoudelijke afvalstoffen mogen eveneens niet worden aangeboden op het containerpark:
✓ huisvuil (alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen die in de voorgeschreven recipiënt voor de huisvuilophaling kunnen geborgen worden, met uitzondering van papier, karton, textiel, glas, KGA (klein gevaarlijk afval), GFT of groenafval, PMD en andere selectief ingezamelde afvalstoffen).
§2. Tenzij anders bepaald, is het verboden afvalstoffen afkomstig uit andere gemeenten aan te bieden voor inzameling in de gemeente.
Art.9.3. Het is voor iedereen verboden om het even welke aangeboden afvalstof mee te nemen. Alleen de ophalers daartoe aangewezen door het college van burgemeester en schepenen of IGEAN intergemeentelijke samenwerking, zijn gerechtigd om afvalstoffen in te zamelen.
Art.9.4. Onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen is het verboden om het even welke huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen te verbranden, in open lucht behalve wanneer het gaat om afvalstoffen, afkomstig van het onderhoud van de eigen tuin of van eigen bedrijfslandbouwkundige werkzaamheden en rekening houdend met de bepalingen van artikel 89, 8° van het Veldwetboek dat het aansteken van vuur op minder dan 100 m afstand van huizen, bossen, heiden, boomgaarden, hagen, graan, stro, mijten of plaatsen waar vlas te drogen is gelegd, verbiedt.
Art.9.5.
§1. Het is verboden op de openbare weg, op de openbare ruimte of op aanpalende terreinen gelijk welke voorwerpen die schade kunnen toebrengen of bevuilen, daarin begrepen huishoudelijk afval, te werpen of achter te laten.
§2. Wanneer afval wordt achtergelaten op een wijze of een plaats in strijd met deze verordening, is de gemeente gemachtigd ambtshalve en op kosten van de daders, betrokken afvalstoffen op te ruimen of te laten opruimen overeenkomstig het belastingreglement op het illegaal storten van afvalstoffen.
§3. Het is verboden slijk, zand, tuinafval of vuilnis dat zich voor of nabij de woning bevindt op de straten, in de greppels of in de rioolputten te vegen. Het is tevens verboden via de rioolputten, of op enige andere wijze, afvalstoffen in de riolering te brengen die een verstopping kunnen veroorzaken of die schadelijk kunnen zijn voor de openbare gezondheid en het leefmilieu zoals bijvoorbeeld vetten en derivaten van petroleum.
Art.9.6.
§1. Huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen moeten worden aangeboden zoals voorzien in deze verordening. Huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen die worden aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van deze verordening worden niet aanvaard. De aanbieder dient dezelfde dag nog de niet aanvaarde afvalstoffen terug te nemen.
§2. Het toezicht op de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, wordt uitgevoerd door de ophalers die van het college van burgemeester en schepenen de toelating kregen afvalstoffen in te zamelen, door IGEAN intergemeentelijke samenwerking en door de parkwachter in geval van inzameling via het containerpark. Deze ophalers en de containerparkwachter zijn gemachtigd de aanbieders te wijzen op de foutieve aanbieding en de nodige richtlijnen te verstrekken.
§3. Onverminderd de bepalingen van dit artikel, zijn de officieren van de gerechtelijke politie, de leden van de lokale politie en de ambtenaren bedoeld in art. 68 en 69 van het materialendecreet
bevoegd voor het vaststellen van inbreuken op deze verordening en het opstellen van proces- verbaal.
Art.9.7.
§1. De huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen moeten vóór zeven uur 's ochtends en wat de Bredabaan betreft vóór zes uur ‟s ochtends van de dag waarop de huisvuilophaling plaatsvindt op de openbare weg geplaatst worden. Het is daarom toegelaten het huisvuil reeds vanaf 18 uur van de dag vóór de ophaling op de openbare weg te plaatsen. Containers dienen steeds te worden aangeboden met gesloten deksel.
De lege containers moeten zo spoedig mogelijk van de openbare weg verwijderd worden en zulks in ieder geval voor 20 uur. Het is verboden het huishoudelijk afval op de openbare weg te brengen of te laten staan op andere dagen dan die door het college van burgemeester en schepenen zijn vastgesteld voor de huisvuilophaling in de betrokken straat.
§2. De voorgeschreven recipiënt moet door de inwoners aangeboden worden aan de rand van de openbare weg en voor het betrokken perceel, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers te hinderen. De recipiënten moeten met de handgrepen naar de straatzijde worden geplaatst. De inwoners van wegen, plaatsen of stegen waar de wagens van de ophaaldienst niet door kunnen, of van woningen die afgelegen zijn van de openbare weg, moeten de voorgeschreven recipiënt neerzetten op de dichtst bij hun woning gelegen straathoek die wel bereikbaar is.
§3. De inwoners die de recipiënt buitenzetten zijn verantwoordelijk voor het eventueel uitspreiden van de inhoud ervan en staan zelf in voor het opruimen.
§4. Het is verboden de stickers van de langs de openbare weg staande recipiënten te verwijderen, de recipiënten te openen, de inhoud ervan te ledigen, een gedeelte van de inhoud eruit te halen en/of te doorzoeken, met uitzondering door het bevoegde personeel in de uitoefening van hun functie.
Art.9.8. De uitbaters van drankautomaten, snackbars, frituren, ijssalons en meer algemeen alle uitbaters van inrichtingen die voedingswaren of dranken verkopen bestemd om buiten hun inrichting te gebruiken, dienen ervoor te zorgen dat behoorlijk en goed bereikbare, voor selectieve afvalverzameling bestemde afvalrecipiënten duidelijk zichtbaar zijn geplaatst. Zij dienen de recipiënten zelf tijdig te ledigen en de recipiënt, de standplaats en de onmiddellijke omgeving van hun inrichting rein te houden.
Art.9.9. Indien een evenement plaatsvindt, dienen de organisatoren ervan in samenspraak met de gemeente de nodige acties te ondernemen om het afval te voorkomen en het afval selectief in te zamelen. De gemeente kan in dit verband een politieverordening opstellen.
Art.9.10.
§1. Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te bedelen in leegstaande panden of ze achter te laten op andere plaatsen dan in de brievenbus.
§2. Door de gemeente wordt een zelfklever ter beschikking gesteld met de tekst "geen reclamedrukwerk a.u.b." die op de brievenbus kan worden gekleefd. Het is verboden reclamedrukwerk te bedelen in de brievenbussen voorzien van klever waaruit blijkt dat geen reclamedrukwerk gewenst is.
Afdeling 2 – inzameling van huisvuil
Definitie
Art.9.11. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder huisvuil verstaan: alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen die in de voorgeschreven recipiënt voor de huisvuilophaling kunnen geborgen worden, met uitzondering van papier, karton, textiel, glas, klein gevaarlijk afval (KGA), groente-, fruit- en tuinafval (GFT-afval) of groenafval en plastiek, metaal en drankkartons en andere selectief ingezamelde afvalstoffen. Inzameling
Art.9.12.
§1. Het huisvuil wordt minstens tweewekelijks huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Indien straten, wegen en pleinen omwille van hun toestand of door
omstandigheden niet toegankelijk zijn voor het dienstverkeer van de ophaalwagens kan het gemeentebestuur hetzij tijdelijk de bewoners van deze weg verplichten hun afval aan een nabijgelegen weg te plaatsen, hetzij tijdelijk of blijvend de normale ophaling opheffen.
§2. Huisvuil mag niet worden meegegeven met het grofvuil of een andere inzameling, andere dan deze van huisvuil.
Wijze van aanbieding
Art.9.13.
§1. Het huisvuil en vergelijkbaar bedrijfsafval moet, tegen de geldende retributie, aangeboden worden in de voorgeschreven recipiënten die bij het gemeentebestuur kunnen gekocht worden. De containers met het huisvuil dienen te worden voorzien van stickers ten bewijze van de betaling van de retributie. De containers met vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen dienen te worden voorzien van een oranje sticker. Het huisvuil kan ook aangeboden worden in zalmroze zakken die bij het gemeentebestuur kunnen aangekocht worden. Vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen kunnen in een groene zak worden aangeboden die eveneens bij het gemeentebestuur kunnen aangekocht worden. Zowel de minicontainers als de huisvuilzakken en de groene zakken bestemd voor de vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen zijn voorzien van de opdruk van de gemeente Brasschaat. De recipiënten moeten zorgvuldig gesloten worden.
§2. Het gewicht van de aangeboden recipiënt mag niet hoger zijn dan 80 kg, wat de minicontainers betreft, en 15 kg wat de huisvuilzakken betreft en moeten volledig gesloten worden aangeboden.
§3. Scherpe voorwerpen moeten zodanig verpakt worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen.
Afdeling 3 – inzameling van grofvuil.
Definitie
Art.9.14. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder grofvuil verstaan: alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen die omwille van de omvang, de aard en/of het gewicht niet in de recipiënt voor de huisvuilophaling kunnen geborgen worden, met uitzondering van papier, karton, textiel, glas, KGA, GFT-afval of groenafval, plastiek, metaal en drankkarton, bouw- en sloopafval, autobanden en andere selectief ingezamelde afvalstoffen.
Inzameling
Art.9.15.
§1. Het grofvuil wordt tegen betaling en na oproep opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht. Het grofvuil kan ook worden aangeboden op het containerpark. Het herbruikbaar grofvuil kan worden aangeboden in de kringwinkel Antwerpen, sociale werkplaats WOTEPA vzw en in het OCMW Brasschaat.
§2. Grofvuil mag niet worden meegegeven met het huisvuil of een andere inzameling, andere dan deze van grofvuil.
Wijze van aanbieding
Art.9.16. Het grofvuil moet onverpakt aangeboden worden en op een zulkdanige wijze dat het geen gevaar kan opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen.
Afdeling 4 - selectieve inzameling van glas
Definitie
Art.9.17.
§1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder glas verstaan: holglas en vlakglas dat ontstaat door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen, met uitzondering van vuurvaste voorwerpen, gewapend glas, serreglas, kristal, opaal glas, rookglas, spiegelglas, autoruiten, plexiglas, gloeilampen, spaarlampen, TL-lampen, porselein, aardewerk en beeldbuizen en dergelijke.
§2. Holglas betreft alle flessen en bokalen.
§3. Vlakglas betreft alle glazen voorwerpen zoals ruiten, stolpen en schotels die geen holglas zijn.
Inzameling
Art.9.18.
§1. Holglas moet worden aangeboden op het containerpark of in de glascontainers die verspreid staan opgesteld in de gemeente. Het gebruik van de containers is uitsluitend voorbehouden aan de inwoners van de gemeente.
§2. Vlakglas moet worden aangeboden op het containerpark.
§3. Glas mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van glas.
Wijze van aanbieding
Art.9.19. Holglas dat naar de glascontainer gebracht wordt moet, afhankelijk van de kleur, in de daartoe voorziene opening van de glascontainers worden gedeponeerd. Holglas wordt bij de aanbieding ontdaan van deksels, stoppen en omwikkelingen. Het dient leeg en voldoende gereinigd te zijn.
Art.9.20.
§1. Het storten in glascontainers van om het even welke andere afvalstof dan glas, is verboden. Het is verboden om naast de glascontainers lege of volle dozen, kratten, zakken, glas of andere voorwerpen achter te laten.
§2. Het is verboden glas te storten in de glascontainers tussen 21 uur en 8 uur.
Afdeling 5 - selectieve inzameling van papier en karton
Definitie
Art.9.21.
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder papier en karton verstaan: alle kranten, reclamedrukwerk, tijdschriften, publicaties, schrijfpapier, kopieerpapier, computerpapier, boeken en papieren of kartonnen verpakkingen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen, met uitzondering van geolied papier of karton, papier met waslaag, carbonpapier, vervuild papier, vervuilde papieren en kartonnen verpakkingen, papieren voorwerpen waar kunststof of andere materialen in verwerkt zijn, kaarten met magneetbanden, behangpapier, cementzakken, meststofzakken en sproeistofzakken en dergelijke. Inzameling Art.9.22.
§1. Papier en karton wordt minstens éénmaal per maand huis-aan-huis opgehaald langs de straten wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Papier en karton kan ook worden aangeboden op het containerpark.
§2. Papier en karton mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van papier en karton.
Wijze van aanbieding
Art.9.23. Het papier en karton moet ofwel samengebonden met een touw ofwel in een blauwe container ofwel in een kartonnen doos aangeboden worden. Plastieken omslagen van tijdschriften en reclamefolders moeten eerst worden verwijderd.
Afdeling 6 - selectieve inzameling van klein gevaarlijk afval
Definitie
Art.9.24. Voor toepassing van dit verordening wordt onder Klein Gevaarlijk Afval, hierna KGA, genoemd verstaan, de afvalstoffen zoals opgesomd in artikel 5.5.2.1 van het VLAREMA. Eventuele latere wijzigingen van dit artikel zullen automatisch aangepast worden in dit reglement.
Inzameling
Art.9.25.
§1. Het KGA wordt via wijkinzamelingen opgehaald. De inzameling van KGA kan ook via het containerpark gebeuren.
§2. KGA mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van KGA.
Wijze van aanbieding
Art.9.26.
§1. Het KGA moet afzonderlijk van andere afvalstoffen aangeboden.
§2. Het achterlaten op de stoep of op de openbare weg van de milieubox, bijvoorbeeld in afwachting van de wijkinzameling, is verboden.
Art.9.27. Het aangeboden KGA wordt zoveel mogelijk in de oorspronkelijke verpakking, inclusief buitenverpakking, aangeboden om de identificatie te vereenvoudigen en indien nodig brengt de voortbrenger zelf de aanduiding(en) over de aard, de samenstelling en de eventuele gevaren van het KGA op de verpakking aan. Producten van verschillende aard mogen niet worden samengevoegd en tevens dient de verpakking van elk afzonderlijk product te worden aangepast om lekken of andere ongewenste effecten te voorkomen.
Art.9.28.
§1. Het KGA dat wordt aangeboden bij de wijkinzameling wordt door de begeleider van het ophaalvoertuig in de gepaste sorteer- of opslagrecipiënten gedeponeerd. De aanbieder van het KGA mag dit niet zelf doen.
§2. Het KGA dat wordt aangeboden op het containerpark wordt door de containerparkwachter in een inrichting aansluitend bij het containerpark gedeponeerd (KGA-kluis). De aanbieder van het KGA mag dit niet zelf doen.
§3. De afgifte van KGA gebeurt in aanwezigheid en onder toezicht van een aangestelde van de vergunninghouder.
Afdeling 7 - selectieve inzameling van groente- en fruitafval
Definitie
Art.9.29.
§1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder groente- en fruitafval verstaan: organisch composteerbaar afval zoals aardappelschillen, schillen van citrus- of andere vruchten, groenten- en fruitresten, doppen van noten, theebladeren en theezakjes, koffiedik en papieren koffiefilters, papier van keukenrol, kleine hoeveelheden etensresten, mest van kleine huisdieren, dat ontstaat door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen. §2. Andere afvalstoffen zoals bijvoorbeeld timmerhout, beenderen, mosselschelpen, resten van schaaldieren, kadavers, aarde en zand, sausen, vetten en oliën, stofzuigerzakken, asse, houtskool, kunststoffen, metalen, glazen bokalen en kattenbakvulling worden niet als groente- en fruitafval beschouwd.
Inzameling
Art.9.30.
§1. Het groente- en fruitafval wordt wekelijks huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen.
§2. Groente- en fruitafval mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van groente- en fruitafval.
Wijze van aanbieding
Art.9.31.
§1. Het groente- en fruitafval moet aangeboden worden in de voorgeschreven groene groente- en fruitcontainer van 40 liter die door het gemeentebestuur ter beschikking wordt gesteld en die voorzien is van de opdruk van de gemeente Brasschaat. De container dient steeds te worden aangeboden met gesloten deksel.
§2. Het gewicht van de recipiënt mag niet hoger zijn dan 25 kg.
Gebruik van de groente- en fruitcontainer
Art.9.32.
§1. De inwoners zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het deugdelijk gebruik en onderhoud van de groente- en fruitcontainer. Onder deugdelijk gebruik wordt begrepen dat de groente- en fruitcontainer uitsluitend mag gebruikt worden voor de opslag van groente- en fruitafval.
§2. In geval van schade, diefstal of verlies dient de inwoner de gemeente hiervan onverwijld in kennis te stellen met het oog op de herstelling of de vervanging door een nieuwe groente- en fruitcontainer. De kosten van herstelling of vervanging kunnen verhaald worden op de inwoner, in geval van oneigenlijk gebruik.
Afdeling 8 - selectieve inzameling van tuinafval
Definitie
Art.9.33.
§1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder tuinafval verstaan: organisch composteerbaar afval zoals verwelkte snijbloemen en kamerplanten, versnipperd en grof onversnipperd snoeihout, haagscheersel, zaagmeel en schaafkrullen, gazonmaaisel, wegbermmaaisel, bladeren, onkruid en resten uit groente- en siertuin, dat ontstaat door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen.
§2. Andere afvalstoffen zoals bijvoorbeeld timmerhout, beenderen, mosselschelpen, kadavers, aarde en zand, sausen, vetten en oliën, stofzuigerzakken, asse, houtskool, kunststoffen, metalen, glazen bokalen en kattenbakvulling worden niet als tuinafval beschouwd.
Inzameling
Art.9.34.
§1. Het tuinafval wordt minstens éénmaal om de twee weken huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen.
§2. Tuinafval mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van tuinafval.
Wijze van aanbieding
Art.9.35.
§1. Het tuinafval moet aangeboden worden in de voorgeschreven groene tuinafvalcontainer van 240 liter of 120 liter voorzien van de opdruk van de gemeente Brasschaat. De container dient steeds te worden aangeboden met gesloten deksel. Grote hoeveelheden tuinafval kunnen gestort worden in het containerpark.
§2. Het gewicht van de recipiënt mag niet hoger zijn dan 80 kg.
Gebruik van de tuinafvalcontainer
Art.9.36.
§1. De inwoners zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het deugdelijk gebruik en onderhoud van de tuinafvalcontainer. Onder deugdelijk gebruik wordt begrepen dat de tuinafvalcontainer uitsluitend mag gebruikt worden voor de opslag van tuinafval.
§2. In geval van schade, diefstal of verlies dient de inwoner de gemeente hiervan onverwijld in kennis te stellen met het oog op de herstelling of de vervanging door een nieuwe tuinafvalcontainer. De kosten van herstelling of vervanging kunnen verhaald worden op de inwoner, in geval van oneigenlijk gebruik.
Art.9.37. Inwoners die ten gevolge van een verhuizing binnen of naar de gemeente geen beschikking hebben over een tuinafvalcontainer kunnen bij de gemeente een tuinafvalcontainer kopen.
Afdeling 9 - selectieve inzameling van plasticverpakkingen en metalen verpakkingen en drankkartons
Definitie
Art.9.38.
§1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder "PMD-afval” verstaan: plasticflessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons.
§2. Het aangeboden PMD-afval mag geen KGA, glas, etensresten of andere afvalstoffen bevatten.
Inzameling
Art.9.41.
§1. Het PMD-afval wordt via de veertiendaagse huis-aan-huisinzameling opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Het PMD-afval kan ook worden aangeboden op het containerpark.
§2. PMD-afval mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van PMD-afval.
Wijze van aanbieding
Art.9.42.
§1. Het PMD-afval moet aangeboden worden in de daartoe ter door het gemeentebestuur te koop aangeboden blauwe zakken.
§2. De verschillende fracties van het PMD-afval mogen gemengd in de voorgeschreven recipiënt worden aangeboden.
§3. Het gewicht van één recipiënt mag niet hoger zijn dan 7 kg en moet volledig gesloten worden aangeboden.
Afdeling 10 - het containerpark
Onderafdeling 1 – Algemene bepalingen
Art.9.43. Het containerpark wordt geëxploiteerd door de opdrachthoudende vereniging IGEAN milieu & veiligheid. De gemeente heeft hiertoe beheersoverdracht gedaan aan IGEAN milieu & veiligheid.
Het gaat om een intergemeentelijke exploitatie waarbij het containerpark ter beschikking staat van alle inwoners die tot eenzelfde intergemeentelijke regio behoren voor de gescheiden inzameling van recycleerbare of herbruikbare huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen . De vergoeding die moet betaald worden voor de aanvoer van welbepaalde afvalstoffen op het containerpark, zal vastgelegd worden in een retributiereglement.
Art.9.44. Het containerpark is gelegen Xxxxxxxxxxx 000 te Brasschaat. Onderafdeling 2 – Gebruik van het containerpark
Art.9.45.
§1. Het containerpark is toegankelijk op voorlegging van hun identiteitskaart voor alle inwoners die tot eenzelfde intergemeentelijke regio behoren, voor personen die in deze regio een tweede verblijfplaats hebben en hiervoor belasting op tweede verblijven betalen, en voor zelfstandigen en kleine ondernemingen die op het grondgebied van deze regio gevestigd zijn in zoverre de door hen aangevoerde afvalstoffen vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen overeenkomstig de definitie in art. 9.1 van deze verordening. De voorwaarden waaronder huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen kunnen aangeboden worden op het containerpark worden vastgelegd in een administratief reglement.
§2. Het containerpark is geopend op de in het administratief reglement bepaalde uren en data. Buiten de openingsuren is het containerpark niet toegankelijk voor personen vreemd aan de dienst. Art.9.46.
§1. Het containerpark staat tijdens de openingsuren onder permanent toezicht van het door IGEAN milieu & veiligheid aangesteld toezichthoudend personeel, verder containerparkwachters genoemd. De bezoekers zijn verplicht om nauwgezet en onmiddellijk de richtlijnen van de containerparkwachters na te leven.
§2. De afvalstoffen mogen slechts na goedkeuring door de aanwezige containerparkwachter, enkel in de daartoe voorbestemde en van een vermelding voorziene container of opslagruimte gedeponeerd worden. De aangevoerde afvalstoffen worden door de aanbrengers zelf gedeponeerd in de voorziene containers of opslagplaats.
Onderafdeling 3 – Afvalstoffen op het containerpark Art.9.47.
§1. Enkel afvalstoffen afkomstig van het grondgebied van de gemeenten die tot eenzelfde intergemeentelijke regio behoren worden aanvaard op het containerpark. De aard en hoeveelheden afvalstoffen die aanvaard worden op het containerpark, worden verder gespecificeerd in het administratief reglement.
§2. De afvalstoffen moeten gesorteerd worden aangeboden en moeten in compacte vorm aangeboden worden. Onvoldoende zuiver materiaal of ongescheiden afval wordt niet aanvaard.
§3. Afvalstoffen die qua aard, samenstelling, grootte of omvang niet beantwoorden aan de voorwaarden zoals gesteld in deze verordening en het administratief reglement kunnen worden geweigerd door de containerparkwachters. De aanbrenger is verplicht de afvalstoffen terug mee te nemen, en staat zelf in voor de correcte verwijdering ervan. Bij achterlaten zal dit afval beschouwd worden als sluikstort.
§4. De containerparkwachters hebben het recht om de toegang tot het containerpark te ontzeggen aan iedereen die geen gevolg geeft aan de bepalingen in dit politiereglement of de gegeven richtlijnen, of indien plaatselijke of tijdelijke omstandigheden dit vereisen.
Art.9.48.
§1. Het is de containerparkwachters toegestaan de aanbrengers van afvalstoffen buiten de omheining te laten wachten indien er zich reeds teveel bezoekers in het containerpark bevinden, evenals in functie van een goede verkeersregeling in het containerpark.
§2. Kinderen jonger dan 12 jaar moeten vergezeld zijn door een volwassen begeleider.
§3. Het is verboden dieren te laten rondlopen op het containerpark.
Art.9.49. Op het containerpark wordt stapvoets gereden en wordt de verkeerssignalisatie gevolgd. De motor van het voertuig moet stilgelegd worden tijdens het lossen van afvalstoffen.
Art.9.50.
§1. De gebruikers van het containerpark moeten de omgeving van de containers en de overige ruimte van het terrein steeds zo rein mogelijk houden. Gemorste afvalstoffen moeten door de aanbrenger opgeruimd worden volgens de onderrichtingen van de containerparkwachters. Bij weigering zal de opruiming gebeuren op kosten van de vervuiler.
§2. Tijdens en buiten de openingsuren van het containerpark is het verboden om afval aan de toegangspoort of langs de afsluiting te deponeren of over de afsluiting te gooien. In voorkomend geval zal dit beschouwd worden als sluikstort.
Art.9.51. Op het containerpark is het verboden te roken of om op enige andere wijze vuur te maken. Het is verboden om enige beschadiging aan te brengen aan de omheining, containers, gebouwen, beplantingen of uitrusting.
Afdeling 1 – algemene bepalingen
Art.10.1.
§1. De bepalingen in dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle openbaar toegankelijke groendomeinen in eigendom en/of in beheer van de gemeente Brasschaat en/of het Agentschap voor Natuur en Bos.
§2. De gemeente beheert het terrein en wateroppervlak van de vroegere zandwinningsput nabij de E-19 autoweg te Brasschaat, en stelt dit ter beschikking van het publiek, onder de vorm van een passief recreatiedomein. Tenzij uitdrukkelijke toestemming van de burgemeester of het college van burgemeester en schepenen, is het verboden te zwemmen en het wateroppervlak te gebruiken voor elke vorm van sportbeoefening, ontspanning en recreatie.
Art.10.2. Het is verboden tenzij mits uitdrukkelijke … toestemming van de burgemeester of het college van burgemeester en schepenen voor de gemeentelijke groendomeinen of van het Agentschap voor Natuur en Bos voor de gewestelijke groendomeinen:
a) Dieren in de parken te laten loslopen. Dieren moeten steeds aan de leiband gehouden worden, tenzij in zones waarvoor hier uitdrukkelijk toelating voor wordt verleend. De eigenaars van de dieren zijn persoonlijk verantwoordelijk voor alle schade welke door deze dieren veroorzaakt wordt.
b) Bloemen, takken af te snijden, bomen te beschadigen, insnijdingen te maken in de bomen, gewassen uit te trekken, in bomen te klimmen, balustrades of afsluitingen te klimmen, op enigerlei wijze schade toe te brengen aan de grasbegroeiïngen van de grasperken, sport- en
spelterreinen, enz. In de decretaal erkende speelzones en in domein Kattekensberg is het geoorloofd zich in het bos te vertoeven of van de wegen te gaan. Deze zones worden aangeduid met een groen pictogram van een spelend kind op een witte achtergrond.
c) Xxxxxx te vangen, hun eieren of nesten te roven, klemmen te zetten of strikken te spannen om wild te vangen, wild op te jagen, zich plichtig te maken aan wild- of visstroperij.
d) Om het even welk gevaarlijk of hinderlijk voorwerp of gevaarlijke of hinderlijke stoffen binnen te brengen in de domeinen.
e) Papier, afval, vuilnis of om het even welke voorwerpen in de domeinen neer te leggen, weg te werpen of achter te laten, elders dan in de daartoe bestemde bakken en manden; in die bakken en manden mogen nochtans geen uitwerpselen, as, gruis of grote voorwerpen gelegd worden.
f) Andere publiciteit te voeren dan degene die door het gemeentebestuur of door het Agentschap voor Natuur en Bos werd aangebracht.
g) Geschriften, druksels of publiciteitsartikelen van welke aard ook neer te leggen, aan te plakken, te verkopen of uit te delen.
h) Om het even wat te verkopen of te koop aan te bieden tenzij met een uitdrukkelijke en voorafgaande machtiging vanwege het gemeentebestuur voor de gemeentelijke groendomeinen of het Agentschap voor Natuur en Bos voor de gewestelijke groendomeinen en onverminderd de reglementering op de leurhandel.
i) Vuur te maken in de domeinen.
j) Te baden in de vijvers of dieren te laten baden.
k) Schouwspelen te vertonen, feesten, vergaderingen, muziek- of zanguitvoeringen of vermakelijkheden in te richten. Deze bepaling slaat niet op de activiteiten als voormeld binnen de gebouwen en op jeugd- en sportterreinen die zich in de domeinen bevinden.
l) Sport- en spelactiviteiten in te richten of deel te nemen aan dergelijke activiteiten en onverminderd de bepalingen vermeld onder artikel 21 van onderhavige verordening inzake het gebruik van sportterreinen, sportinstallaties en kleedlokalen.
m) Op om het even welke manier en onder meer onder een tent of in een voertuig of in caravan of campingwagen in de domeinen van het Agentschap van Natuur en Bos te kamperen, er maaltijden te bereiden of zich daarin te ontkleden.
n) Een caravan- of campingwagen in de domeinen van het Agentschap van Natuur en Bos binnen te brengen, deze aldaar te plaatsen, zelfs op de aangeduide parkeerterreinen, er maaltijden in te bereiden, zich daarin te ontkleden.
o) Om het even waar in de parken een tent op te stellen, daarin te verblijven, er maaltijden te bereiden of zich daarin te ontkleden.
p) Zich in de domeinen te begeven of er te vertoeven buiten de openingsuren en zoals bepaald in de specifieke toegankelijkheidsreglementeringen van het Agentschap voor Natuur en Bos. Op om het even welke manier enige schade te veroorzaken aan de beplantingen, de wegen, de gebouwen, de afsluitingen, de installaties, de uitrustingen, enz.
q) Kinderen zonder enig toezicht te laten.
r) [opgeheven gemeenteraadsbeslissing 16 december 2013]
s) met een luchtballon op te stijgen vanuit het domein.
u) Bij ijsvorming op het wateroppervlak zich daarop te begeven zonder dat zulks uitdrukkelijk toegestaan is.
v) Dieren of planten uit te zetten
w) Wilde dieren te voederen
x) Het dode hout, op de grond liggend of nog aan de stam bevestigd, te verwijderen, strooiselroof te plegen, zwammen en paddenstoelen te vernietigen of te plukken.
y) te overnachten in de domeinen buiten het daarvoor aangeduide parkeerterrein onder toepassing van art. 10.21
Afdeling 2 - bepalingen inzake het vissen in de vijvers.
Art.10.3. Het vissen in de vijver van het gemeentepark van Brasschaat Centrum E10-plas en in de hofgracht van gemeentepark “ De Mik” is het vissen enkel toegelaten voor leden van de concessiehoudende vereniging door middel van een handlijn of een werpstok (lancé).
Op de E10-plas is tevens een bijkomend verlof nodig van het Vlaams Gewest en geldt de wet op de riviervisserij.
Art.10.4. Onder handlijn dient verstaan dat de visdraad dezelfde lengte heeft als de stok. Onder werpstok (lancé) dient verstaan te worden een stok, voorzien van een molen.
Art.10.6. Het vissen in de bootjesvijver van het gemeentepark van Brasschaat Centrum is toegestaan alle dagen van zonsopgang tot zonsondergang. Alle vissers hebben een klein verlof van het Vlaams Gewest nodig en er geldt de wet op de riviervisserij. Het vissen in de zone ter hoogte van het kasteel van Brasschaat is echter verboden.
Art.10.7. Het vissen in de hofgracht in het gemeentepark "De Mik" is toegestaan alle dagen van zonsopgang tot zonsondergang, met uitzondering van op het kleine stukje weide tussen de torenpoort en de Kerkedreef, waar op zon- en feestdagen niet mag gevist worden.
Art.10.8. Het vissen is enkel toegestaan van op de boord van het water. Art.10.9. Het is verboden:
a) putten in de oevers te graven;
b) bruggen, staketsels of gelijkwaardige constructies te bouwen;
c) op andere plaatsen te vissen dan deze door de gemeenteoverheden aangeduid;
d) gebruik te maken van een leefnet, uitgezonderd bij wedstrijden. Art.10.10. [opgeheven gemeenteraadsbeslissing 16 december 2013]
Art.10.11. Het gemeentebestuur is niet verantwoordelijk voor gebeurlijke ongevallen.
Art.10.12. Het vissen staat onder het toezicht van vaststellende ambtenaren en politie. Xxxx xxxxxx zal in elke omstandigheid diens instructies opvolgen.
Art.10.13. Elke plaats behoort hem die ze het eerst bezet. De laatste gekomenen zullen zich derwijze plaatsen dat ze hun buurman niet hinderen. Iedereen moet zich schikken naar de aanwijzingen en aanduidingen van vaststellende ambtenaren en/of de politie.
Art.10.14. De gemeente heeft het recht over de vijvers te beschikken voor het inrichten van feesten, werken van openbaar nut, enz. Tijdens deze periodes kan het vissen tijdelijk verboden worden.
Afdeling 3 - bepalingen inzake het gebruik van speeltuigen.
Art.10.15. [verwijderd bij GR 30 september 2019]
Art.10.16. Onder de woorden "vergezeld zijn" vermeld in voorgaand artikel dient verstaan te worden dat de personen of persoon zich op een plaats dienen te bevinden van waaruit het bedoelde kind steeds onder voldoende toezicht blijft.
Art.10.17. Alle schade die aan de speeltuigen wordt toegebracht moet vergoed worden door de verantwoordelijken, ongeacht het feit of de betrokkenen al dan niet gerechtigd waren de speeltuigen te gebruiken.
Art.10.18. De gebruikers van de speeltuigen dienen de nodige voorzichtigheid in acht te nemen om mogelijke ongevallen te voorkomen en om gebeurlijke diefstallen en beschadigingen van persoonlijke voorwerpen te vermijden. Het enkele feit van het gebruik van de speeltuigen houdt verzaking in aan ieder verhaal tegenover de gemeente Brasschaat, haar organen en aangestelden. Art.10.19.
Personen die de in dit hoofdstuk opgenomen bepalingen niet naleven, zich onbetamelijk gedragen of geen gevolg geven aan de bevelen en/of aanwijzingen die hun gegeven worden door het politie-, park- of toezichtpersoneel, zullen verplicht worden het park te verlaten, onverminderd de toepassing van de straffen die door de sanctionerend ambtenaar bepaald worden.
Afdeling 4 - bepalingen inzake verkeer
Art.10.20.
§1. Tenzij anders bepaald, is de toegang verboden voor alle motorvoertuigen, behoudens voertuigen van openbare diensten en aangelanden.
§2. In de gemeenteparken van Brasschaat is het verboden voor motorvoertuigen, op de voor hen bestemde wegen een snelheid te voeren hoger dan 30 km per uur.
Art.10.21. In het gemeentepark van Brasschaat Centrum is het verboden elders dan op de daartoe bestemde wegen en plaatsen of met miskenning van de gestelde voorwaarden, zich met motorvoertuigen, uitgezonderd bromfietsen via de voor hen voorziene doorgang met aanwijzingsborden, voort te bewegen of te parkeren. Fietsers en voetgangers hebben steeds voorrang op het andere verkeer.
In het gemeentepark Brasschaat Centrum is het verkeer van motorvoertuigen verboden, uitgezonderd de voertuigen van openbare diensten en aangestelden, bromfietsen en de motorvoertuigen met bestemming parking, dit langs de daartoe bestemde wegen. In het gemeentepark Brasschaat Centrum is de toegang tot navermelde wegen verboden voor iedere bestuurder, met uitzondering van de voertuigen van openbare diensten, fietsers en bromfieters:
✓ Hemelhoevedreef, vanaf toegangsweg naar het parkeerterrein;
✓ Graaf Reusensdreef;
✓ Molenzichtdreef, vanaf toegangsweg naar het parkeerterrein;
In het gemeentepark Brasschaat-Centrum geldt een volledig parkeerverbod buiten de aangeduide parkeerplaatsen, behoudens de voertuigen van openbare diensten. In het gemeentepark Brasschaat- Centrum is het verboden om, komende van de Miksebaan, de links van de Hemelhoevedreef gelegen parking te verlaten via de uitrit leidende naar het kasteel, met uitzondering van ceremoniewagens. In het gemeentepark Brasschaat-Centrum is het verboden te parkeren op en langs de toegangsweg naar de sporthal en het sporthotel, namelijk het gedeelte tussen de twee aangelegde parkeerterreinen, behoudens voertuigen van openbare diensten.
Op de parkeergelegenheid ter hoogte van de Remise in het gemeentepark van Brasschaat-Centrum worden twee parkeerplaatsen voorbehouden voor de voertuigen die gebruikt worden door mindervaliden. Op elk van de twee parkeergelegenheden in de Hemeldreef in het gemeentepark van Brasschaat Centrum wordt één parkeerplaats voorbehouden voor de voertuigen die gebruikt worden door mindervaliden.
In het gemeentepark Brasschaat Centrum op de parking aan de overzijde van de sporthal wordt een mobilehomeparking voorzien, die wordt ingericht met een sanizuil voor waterinneming en –lozing (aan de sporthal Centrum) en aansluitingspunten voor elektriciteit. Een gebruiker kan maximaal voor een aaneengesloten periode van 72 uur verblijven op de mobilehomeparking.
Art.10.22. In het gemeentepark de Mik Echter is alle verkeer toegelaten op de verbindingsweg vanaf de Kerkedreef naar het rondpunt en in Domein Peerdsbos vanaf de Bredabaan tot de parking aan de Melkerij.
Art.10.23. Voor de domeinen waar ruiterij toegelaten is, geldt:
a) op de daartoe bestemde ruiterpaden aangeduid met een pictogram van een groene ruiterfiguur op een witte achtergrond.
b) op de kruising van ruiterpaden met andere wegen
c) op de gedeelten van wegen waarvan men noodzakelijk gebruik moet maken om de ruiterpaden te bereiken.
Elke ruiter moet volledig in staat zijn het rijdier met de nodige kennis en bedrevenheid te bereiden. De ruiter mag het paard niet alleen laten.
Ruiters zijn verplicht hun paarden enkel stapvoets te laten voortbewegen, mits het in acht nemen van de nodige veiligheidsmaatregelen ten opzichte van voetgangers en fietsers.
Ruiterij is niet toegestaan in gemeentepark de Mik.
Er wordt een uitzondering gemaakt voor de Federale Politiediensten te paard.
Afdeling 5 – toezicht
Art.10.24. De bevoegde overheden kunnen te allen tijde het bos of delen ervan afsluiten voor het publiek om reden van brandgevaar, bosherstel, bosexploitatie of andere voor het bosbehoud dwingende redenen.
Art.10.25. Controle op de groendomeinen, gelegen op het grondgebied Brasschaat, gebeurt door:
a) Ambtenaren en wachters van de administratie van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap – Agentschap voor Natuur en Bos indien zij door de gemeenteraad worden aangewezen voor desbetreffende gebieden.
b) Vaststellende ambtenaren van de gemeente
c) Leden van de Lokale en Federale Politiediensten
Het toezicht maakt voorwerp uit van een protocolovereenkomst tussen de bevoegde overheden. Art.10.26. Op de groendomeinen blijven de regels, zoals gesteld in het milieuhandhavingsdecreet en haar uitvoeringsbesluiten, onverminderd van kracht.
Hoofdstuk 11 - ORGANISATIE VAN KERMISACTIVITEITEN EN AMBULANTE ACTIVITEITEN IN KERMISGASTRONOMIE
Afdeling 1 - organisatie van kermisactiviteiten en ambulante activiteiten in kermisgastronomie op openbare kermissen
Toepassingsgebied (wet art. 1 5°, art. 2 §2)
Art.11.1. Als kermis wordt beschouwd elke manifestatie ingericht of vooraf toegelaten door de gemeente om, op vastgestelde plaatsen en tijdstippen, de uitbaters van kermisattracties of van vestigingen van kermisgastronomie, die er producten of diensten aan de consument verkopen, samen te brengen.
Als kermisactiviteit wordt beschouwd elke verkoop, te koop aanbieding of uitstalling met het oog op de verkoop van diensten aan de consument in het kader van de uitbating van kermisattracties of vestigingen van kermisgastronomie.
Dit reglement is niet van toepassing op pretparken, noch op vaste kermisattracties.
Het college van burgemeester en schepenen stelt een verantwoordelijke van de kermis aan die belast is met de praktische organisatie van de openbare kermissen, evenals zijn plaatsvervanger. De verantwoordelijke van de kermis houdt toezicht op de naleving van het kermisreglement.
Het is zijn plicht de kermisuitbaters die hun verplichtingen niet nakomen, daarop te wijzen.
De kermisverantwoordelijke is daarnaast bevoegd om de documenten met betrekking tot de kermis te controleren. Hij heeft steeds toegang tot de kermiskramen, overeenkomstig artikel 24 van het KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante handel.
Wanneer de verantwoordelijke van de kermis herhaalde tekortkomingen vaststelt van een kermisuitbater, meldt hij dit aan het college van burgemeester en schepenen. Tegelijkertijd brengt hij de betrokken kermisuitbater van dat feit op de hoogte. Het kermisreglement zal aan de betrokken partijen kenbaar gemaakt worden via de kermisverantwoordelijke.
Gegevens van openbare kermissen (wet art. 8 §2)
Art.11.2. Op het grondgebied van de gemeente Brasschaat worden kermissen georganiseerd op navermelde data en plaatsen:
✓ Paasfoor: park van Brasschaat-centrum, van paaszaterdag tot en met maandag na Beloken Pasen;
✓ Mariaburg: Sint-Antoniuslei, zaterdag voor Pinksteren tot en met pinkstermaandag;
✓ Kaart: Kaartseplein op 29 juni of de zondag erop volgend, de zaterdag eraan voorafgaand en de maandag erop volgend;
✓ Bethanië: parochieplein op de Lage Kaart, 1ste zondag van augustus, de zaterdag eraan voorafgaand en de maandag erop volgend;
✓ Xxxxx-ter-Heide: in de Kerkedreef, de 2de zondag van augustus, de zaterdag eraan voorafgaand en de maandag en dinsdag erop volgend; indien 15 augustus op een woensdag valt en aansluit op de dinsdag van de kermis wordt de kermis verlengd tot en met woensdag;
✓ Centrum: park Brasschaat Centrum, 1ste zondag van september, zaterdag eraan voorafgaand en maandag en dinsdag erop volgend;
En dit volgens de plans gevoegd bij onderhavige beslissing, indien nodig zal het schepencollege wijzigingen aanbrengen aan de plans. De standplaatsen ingenomen door de foorinrichtingen en kermiskramers ter gelegenheid van voornoemde kermissen mogen niet langer bezet worden dan
gedurende de in dit artikel vermelde procedure. In uitzonderlijke gevallen kan het college van Burgemeester en Schepenen enkel wat betreft de Paasfoor de foornijveraars machtigen om gedurende een bijkomende week gebruik te maken van hun standplaats mits betaling van een aanvullende prijs, zoals bepaald in het retributiereglement.
De standplaatsen ingenomen ter gelegenheid van voornoemde kermissen mogen niet langer bezet worden dan gedurende de in dit artikel vermelde periodes.
Voorwaarde inzake toewijzing standplaatsen (wet art.8 §2 en 10 §1 wet en KB art. 4 §2 en 10)
Art.11.3.
De standplaatsen op een openbare kermis worden toegewezen:
§1. Voor kermisattracties en vestigingen van kermisgastronomie met bediening aan tafel:
✓ houder zijn van een “machtiging als werkgever in kermisactiviteiten” voor eigen rekening
✓ aan rechtspersonen door tussenkomst van de persoon verantwoordelijk voor hun dagelijkse bestuur houder van de “machtiging als werkgever in kermisactiviteiten”
Bijkomende voorwaarden:
✓ uitbater dient behoorlijk gedekt te zijn door verzekeringspolissen inzake burgerlijke aansprakelijkheid en materiële schade en een onbeperkte dekking inzake lichamelijk letsel, de polis dient een indexatieclausule te voorzien, en tegen brandrisico’s. Deze documenten dienen jaarlijks aan het gemeentebestuur overhandigd te worden;
✓ wanneer het een kermisattractie met voortbeweging van personen, aangedreven door een niet-menselijke energiebron betreft, de attractie voldoet aan de bepalingen van artikel 10 van het KB van 18 juni 2003 betreffende de uitbating van kermistoestellen;
✓ het bewijs dat de uitbating van de kermisattractie met dieren voldoet aan de reglementaire voorschriften betreffende deze materie;
✓ het bewijs dat de vestiging van kermisgastronomie met bediening aan tafel en de personen die er werkzaam zijn voldoen aan de reglementaire voorwaarden inzake volksgezondheid.
§2. Voor vestigingen van kermisgastronomie zonder bediening aan tafel:
✓ houder zijn van een “machtiging als werkgever in ambulante activiteiten” voor eigen rekening;
✓ aan rechtspersonen door tussenkomst van de persoon verantwoordelijk voor hun dagelijks bestuur houder van de “machtiging als werkgever in ambulante activiteiten”.
Bijkomende voorwaarden:
✓ uitbater dient behoorlijk gedekt te zijn door verzekeringspolissen inzake burgerlijke aansprakelijkheid en tegen brandrisico’s, deze documenten dienen jaarlijks aan het gemeentebestuur overhandigd te worden;
✓ Jaarlijks dient de kermisuitbater volgende documenten aan de gemeente te overhandigen: Voor alle kermistoestellen:
• Attest brandverzekering
• Attest verzekering burgerlijke aansprakelijkheid
• Jaarlijkse keuring brandblussers
• Jaarlijkse keuring attractie Voor kermistoestellen type A:
• risicoanalyse (1 keer per 10 jaar)
• resultaten van deze risicoanalyse
• per kermis een opstellingsinspectie door een onafhankelijk organisme telkens nadat het kermistoestel werd gemonteerd en voor het kermistoestel opnieuw ter beschikking van de consumenten wordt gesteld. (art. 5 van het KB van 18-06- 2003);
• een onderhoudsinspectie (1 keer per jaar) op initiatief van de uitbater, uitgevoerd door een onafhankelijk organisme (art 5 van het KB van 18-06-2003)
• een periodiek nazicht op initiatief van de uitbater 1 keer per 3 jaar) uitgevoerd door een geaccrediteerd organisme (art 7, 8, 9 van het KB van 18-06-2003)
Voor kermistoestellen type B:
• risicoanalyse
• resultaten van deze risicoanalyse
• per kermis een opstellingsinspectie door de uitbater zelf telkens nadat het kermistoestel werd gemonteerd en voor het kermistoestel opnieuw ter beschikking van de consumenten wordt gesteld. (art. 5 van het KB van 18-06- 2003);
• een onderhoudsinspectie (1 keer per jaar) op initiatief van de uitbater, uitgevoerd door een technisch competent persoon (art 6 van het KB van 18-06- 2003)
• een periodiek nazicht op initiatief van de uitbater (1 keer per 10 jaar) uitgevoerd door een onafhankelijk organisme (art 7, 8, 9 van het KB van 18-06-2003)
Voor vestigingen in kermisgastronomie:
• een kopie van het aanvraagformuliergericht aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (bijlage 24kb 16-01-2006) volstaat.
Om een standplaats te kunnen toegewezen krijgen, mag de kermisuitbater niet:
✓ bij wijze van sanctie tijdelijk uitgesloten zijn van de desbetreffende kermis;
✓ bij vorige toewijzingen het reglement op de kermissen en de bepalingen van het Algemeen Politiereglement Brasschaat die in dit verband bestaan, overtreden hebben;
✓ enig bedrag aan de gemeente verschuldigd zijn, hetzij uit hoofde van achterstallig standgeld, hetzij wegens nog te betalen boeten of schadeloosstelling;
✓ tijdens voorgaande kermissen de openbare rust of orde verstoord hebben.
Teneinde de leefbaarheid van de kermis te verbeteren en enige diversiteit te brengen in de opgestelde kramen kan het schepencollege beslissen om het aantal plaatsen van bepaalde kramen te beperken. Indien ingevolge het uitvoeren van werken aan openbare of privé-gebouwen of ingevolge wijzigingen in de verkeerscirculatie, aanleg van nuts- of groenvoorzieningen, wegenwerken of renovatie van het openbaar domein standplaatsen tijdelijk, of definitief niet meer kunnen ingenomen worden, zal in zoverre de plaatselijke toestand het toelaat een andere standplaats ter beschikking gesteld worden. Dit zonder enig recht op schadevergoeding.
Verhouding abonnement – losse plaatsen (KB art. 8, 9 §1)
Art.11.4.
De standplaatsen op de openbare kermissen worden toegewezen hetzij voor de duur van de kermis hetzij per abonnement, het abonnement is de regel.
De toewijzing voor de duur van er kermis is mogelijk:
- in geval van absolute noodzaak;
- wanneer de verplichtingen onafscheidelijk zijn verbonden aan de hernieuwing van de kermis (bijvoorbeeld introductie van nieuwe attracties).
De standplaatsen per abonnement worden toegewezen onder de vorm van een abonnement van 5 jaar met stilzwijgende verlenging of aan de uitbater die een zelfde standplaats op een abonnementsplaats heeft verkregen gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde plaats met dezelfde attractie. Voor de berekening van de termijn, worden de opeenvolgende jaren van verkrijging van de standplaats door de overlater verrekend in het voordeel van de overnemer, op voorwaarde dat er geen onderbreking was bij de overname.
De kermisuitbaters of ambulante handelaars die bij de inwerkingtreding van het KB van 24 september 2006 voldoen aan de voorwaarden tot het verkrijgen van een abonnement of beschikken over een abonnement, bekomen op hun vraag een verlenging overeenkomstig artikel 12 van het KB van 24 september 2006. De regel van drie jaar geldt niet wanneer de standplaats werd verkregen naar aanleiding van opschorting van het abonnement. Deze beperking is echter niet van toepassing op de persoon die daarna de nieuwe overnemer is geworden van de standplaats.
Toewijzingsregels voor standplaatsen op de openbare kermissen (KB art. 13)
Art.11.5.
§1. Vacature en kandidatuurstelling standplaats (KB art. 13 en 14)
Wanneer een standplaats vrijkomt, zal de burgemeester, zijn afgevaardigde of de kermisverantwoordelijke deze vacature bekend maken door publicatie van een kennisgeving. Deze kennisgeving zal gebeuren via de gemeentelijke website xxx.xxxxxxxxxx.xx, de publicatie in het blad Hand in Hand en via de Vereniging van foornijveraars.
De kandidaturen worden ingediend op de wijze en mits bijvoeging van de benodigde attesten zoals voorzien in het koninklijk besluit van 24 september 2006 en zoals dit zou kunnen gewijzigd worden, en toegewezen overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van dit besluit na onderzoek en afweging conform het koninklijk besluit van 24 september 2006.
Kandidaturen die hieraan niet voldoen, worden niet weerhouden. Het indienen van de kandidaturen moet gebeuren:
✓ hetzij bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding
✓ hetzij bij persoonlijk overhandigde brief, tegen ontvangstbewijs
✓ hetzij per duurzame drager (fax of e-mail) tegen ontvangstbewijs.
§2. Onderzoek van de kandidaturen (KB art. 15)
Voor de vergelijking van de kandidaturen onderzoekt de kermisverantwoordelijke of voldaan is aan de voorwaarden inzake toewijzing vermeld in artikel 11.3.
De standplaatsen worden toegewezen op basis van één of meer van de volgende criteria:
a) de aard van de attractie of de vestiging
b) de technische specificaties van de attractie of van de vestiging
c) de graad van veiligheid van de attractie of van de vestiging
d) de aantrekkingskracht van de attractie of van de vestiging
e) de deskundigheid van de uitbater, van de “aangestelde verantwoordelijke” en van het tewerkgesteld personeel
f) desgevallend, de nuttige ervaring
g) de xxxxx en het zedelijk gedrag van de kandidaat.
Het openen van de kandidaturen, hun vergelijkend onderzoek, de controle van de voorwaarden en de gemotiveerde beslissing tot toewijzing van de standplaats worden opgenomen in een proces- verbaal.
§3. Bekendmaking van de toewijzing van de standplaats (KB art. 15 §5)
De gemeente deelt zowel aan de kandidaat die de standplaats toegewezen kreeg, als aan elke niet- weerhouden kandidaat de beslissing die hem aanbelangt mee:
✓ hetzij bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding
✓ hetzij bij persoonlijk overhandigde brief tegen ontvangstbewijs
✓ hetzij per duurzame drager (fax of e-mail) tegen ontvangstbewijs. Het register of plan van de toegewezen standplaatsen (KB art. 16) Art.11.6.
Een plan en register worden bijgehouden waarin voor elke toegewezen standplaats vermeld staat:
a) de situering van de standplaats;
b) de toewijzingsmodaliteiten van de standplaats;
c) de duur van het gebruiksrecht of het abonnement;
d) de naam, voornaam, adres van de persoon aan wie of door tussenkomst van wie de standplaats toegewezen werd;
e) desgevallend, het maatschappelijk doel van de rechtspersonen aan wie de standplaats toegewezen werd en het adres van haar maatschappelijke zetel;
f) het ondernemingsnummer;
g) de aard van de attractie of van de vestiging die de standplaats inneemt of die op de standplaats toegelaten is;
h) de prijs van de standplaats, behalve wanneer deze uniform werd vastgesteld;
i) desgevallend, de identificatie van de overlater en de datum van de overdracht.
Spoedprocedure (KB art. 17)
Art.11.7. Indien, in de 15 dagen voorafgaand aan de opening van de kermis, de standplaatsen vacant blijven,
✓ hetzij omdat zij niet konden worden toegewezen na afloop van de gewone procedure (cfr. art.11.5);
✓ hetzij omdat ze dit in die tussentijd zijn geworden;
✓ hetzij tengevolge van hun niet-bezetting resulterend uit de afwezigheid van hun houder; kan er worden voorzien in een spoedprocedure die als volgt is bepaald:
1) de gemeente of de kermisverantwoordelijke raadpleegt de door hem gekozen kandidaten. Hij richt zich, in de mate van het mogelijke, tot verscheidene kandidaten per voorziene standplaats;
2) de kandidaturen worden ingediend hetzij per duurzame drager tegen ontvangstbewijs, hetzij
3) schriftelijk tegen ontvangstbewijs;
4) het college van burgemeester en schepenen gaat over tot de toewijzing van de standplaats(en) overeenkomstig de bepalingen opgenomen in art. 11.5 §2, eerste en tweede lid;
5) hij stelt een proces-verbaal op dat per vacature of onbezette standplaats de kandidaten vermeldt die hun kandidatuur hebben ingediend;
6) indien meerdere kandidaten naar eenzelfde standplaats dingen, geeft de kermisverantwoordelijke in het proces-verbaal de motivatie van zijn keuze aan;
7) hij deelt aan iedere kandidaat, hetzij bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding, hetzij bij persoonlijk overhandigde brief tegen ontvangstmelding, hetzij per duurzame drager (bv. fax of e-mail) met ontvangstmelding, de beslissing mede die hem aanbelangt.
Het plaatsen van uitbaters van kermisattracties of vestigingen waaraan een standplaats werd toegewezen op basis van de spoedprocedure, kan leiden tot aanpassingen aan het plan van de kermis, voor zover deze beperkt blijven en nauwkeurig worden gemotiveerd door de technische noodzakelijkheden van de toevoeging van nieuwkomers op het kermisterrein.
De aanpassingen zullen onderworpen worden aan de goedkeuring van het college van burgemeester en schepenen tijdens een volgende vergadering.
Duur abonnement (KB art. 12 §1 en §2)
Art.11.8.
1) Het abonnement heeft een duur van vijf jaar. Na afloop wordt het stilzwijgend verlengd behalve in de gevallen bedoeld bij opschorting (cf. art.11.9) of het afstand doen van het abonnement (cf. art.11.10).
2) De houder van een abonnement kan op gemotiveerd verzoek een kortere duur verkrijgen. Deze aanvraag wordt ingewilligd bij de stopzetting van de activiteiten aan het einde van de loopbaan.
Indien zij omwille van andere motieven aangevraagd wordt, zal het college van burgemeester en schepenen hierover oordelen, op advies van de kermisverantwoordelijke.
Opschorten abonnement (KB art. 12 §3)
Art.11.9.
De houder van het abonnement kan het abonnement opschorten wanneer:
1) hij tijdelijk ongeschikt is om zijn activiteit uit te oefenen:
✓ door ziekte of ongeval op grond van een medisch attest;
✓ door overmacht, indien deze op een verantwoorde wijze wordt aangetoond.
De opschorting gaat onmiddellijk in na de bekendmaking van de ongeschiktheid en houdt op bij het einde van de kermis. Indien de opschorting één jaar overschrijdt, moet zij minstens 30 dagen vóór het begin van de kermis hernieuwd worden. De opschorting van het abonnement is eveneens mogelijk indien de houder over een abonnement beschikt voor een andere kermis die op hetzelfde ogenblik plaats heeft.
Deze opschorting moet worden bekend gemaakt tenminste 3 maanden vóór de begindatum van de kermis. Zij mag geen 3 opeenvolgende jaren overschrijden.
De opschorting impliceert het wegvallen van de wederzijdse verplichtingen die uit de overeenkomst voortkomen. Zij impliceert niet automatisch het verval van het abonnement.
De vraag tot opschorting dient te gebeuren:
✓ hetzij bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding
✓ hetzij bij persoonlijk overhandigde brief tegen ontvangstbewijs
✓ hetzij per duurzame drager (fax of e-mail) tegen ontvangstbewijs
Bovendien kan het bestuur beslissen de abonnementen tijdelijk op te schorten ingevolge het uitvoeren van werken of de wijziging van de verkeerssituatie, de aanleg van nutsvoorzieningen of welke ook op het openbaar domein. In de mate van het mogelijke zal tijdelijk of definitief een andere standplaats aangeboden worden.
Afstand van het abonnement (KB art. 12 §4)
Art.11.10. De houder van het abonnement kan van het abonnement afstand doen:
✓ bij de vervaldag van het abonnement, mits een opzegtermijn van tenminste 3 maanden;
✓ bij de stopzetting van zijn activiteiten, mits een opzegtermijn van tenminste 3 maanden;
✓ indien hij definitief ongeschikt is om zijn activiteit uit te oefenen omwille van redenen van ziekte, ongeval of overmacht, zoals vermeld in artikel 9 van dit reglement. De opzegging gaat in op de dertigste dag volgend op de bekendmaking van de ongeschiktheid;
✓ de houder kan een vervroegde beëindiging van zijn abonnement aanvragen voor andere motieven. Het college van burgemeester en schepenen zal hierover oordelen, op advies van de kermisverantwoordelijke;
✓ de rechthebbenden van de natuurlijke persoon die voor eigen rekening zijn activiteit uitoefent, kunnen bij zijn overlijden, zonder vooropzeg, afstand doen van het abonnement waarvan hij de houder was.
Schorsing en opzegging van het abonnement (KB art. 12 §6)
Art.11.11. Het college van burgemeester en schepenen kan, op advies van de kermisverantwoordelijke, het abonnement schorsen en intrekken:
1) omdat de titularis van de standplaats niet langer voldoet aan de wettelijke verplichtingen betreffende de uitoefening van kermisactiviteiten of aan deze die van toepassing zijn op de betrokken attractie of vestiging;
2) omdat het standgeld of stroomvoorziening niet betaald is vóór de aanvang van de kermis; de gemeente kan bij intrekking van het abonnement naar goeddunken beschikken over de plaats;
3) wegens ernstige verstoring van de openbare orde en rust;
4) in geval voertuigen en kermisinrichtingen en hun bijhorigheden niet voldoen aan de bepalingen van dit reglement. Zij kunnen door de gemeente worden verwijderd op kosten en risico van de eigenaar van het voertuig of de kermisinrichting, zonder enig recht op terugbetaling of schadevergoeding voor de eigenaar ervan;
5) wanneer door werken in of rondom de kermiszone de nodige vrije ruimte niet meer beschikbaar is waardoor de plaatsing van de kermisinrichting onmogelijk wordt;
6) wanneer de kermisuitbater een verplichting van dit reglement niet naleeft;
7) Indien de kermisuitbater weigert zich te gedragen naar de onderrichtingen van de kermisverantwoordelijke, of geen gevolg geeft aan alle bijkomende onderrichtingen en voorschriften van het college van burgemeester en schepenen;
8) bij vaststelling van overtredingen op de reglementaire voorwaarden inzake dierenwelzijn. De beslissing tot schorsing en intrekking wordt betekend bij een ter post aangetekend schrijven of per duurzame drager.
De gemeente kan in deze gevallen naar goeddunken beschikken over de plaats, overeenkomstig de regels van art.11.5. of art.11.7.
De betaalde standgelden zullen in deze gevallen definitief verworven zijn door de gemeente, onverminderd het recht van de gemeente om schadevergoeding te vorderen.
Bij opschorting en intrekking zal de kermisuitbater in geen geval aanspraak kunnen maken op een schadevergoeding, van welke aard ook.
Kosten ten gevolge van beschadigingen aan het patrimonium van de gemeente, aangebracht door de kermisuitbater, zullen verhaald worden op de kermisuitbater. De eventuele vervolging- en inningskosten zijn ten laste van de kermisuitbater. Elke kermisattractie kan op bevel van de kermisverantwoordelijke, een aangestelde van de lokale politie Brasschaat of de brandweercommandant, gesloten worden, tot afbraak verplicht worden en weggevoerd
worden op kosten en risico van de kermisuitbater, indien hij de van toepassing zijnde bepalingen van het kermisreglement en het Algemeen Politiereglement Brasschaat overtreedt.
Overdracht standplaats (KB art. 18)
Art.11.12.
De overdracht van een standplaats is toegelaten wanneer:
1) de houder van een standplaats op een openbare kermis de uitbating van zijn attractie(s) of zijn vestiging(en) stopzet;
2) de houder van een standplaats overlijdt. Zijn rechthebbenden kunnen zijn standplaats overlaten.
In beide gevallen is overdracht slechts mogelijk op voorwaarde dat:
- de overnemer(s) de attractie(s) of vestiging(en), uitgebaat op de overgedragen standplaatsen, overneemt;
- de overnemer voldoet aan de voorwaarden tot het toewijzen van een standplaats op de kermis (cfr. art. 11.3);
- het college van burgemeester en schepenen heeft vastgesteld dat de overnemer voldoet aan de voorwaarden tot overdracht.
Inname standplaatsen (KB art. 11)
Art.11.13.
§1. De standplaatsen voor een kermisattractie of een vestiging van kermisgastronomie mét bediening aan tafel kunnen ingenomen worden door:
1) de personen aan wie de standplaats is toegewezen (cf. art. 11.3) en de houders van een “machtiging als werkgever in kermisactiviteiten”;
2) de verantwoordelijke van het dagelijkse bestuur van een rechtspersoon aan wie de standplaats is toegewezen en houder van de “machtiging als werkgever in
kermisactiviteiten”;
3) de echtgenoot of echtgenote of wettelijk samenwonende van de natuurlijke persoon aan wie de standplaats werd toegewezen en houder van de “machtiging als werkgever in
kermisactiviteiten” voor de uitoefening van de kermisactiviteit voor eigen rekening;
4) de feitelijke vennoten van de natuurlijke persoon aan wie de standplaats werd toegewezen en houders van de “machtiging als werkgever in kermisactiviteiten” voor de uitoefening van de kermisactiviteit voor eigen rekening;
5) de personen die beschikken over een “machtiging als aangestelde-verantwoordelijke in kermisactiviteiten” die de kermisactiviteit uitoefenen voor rekening of in dienst van de persoon bedoeld in 1) tot en met 4);
6) aangestelden die de kermisactiviteit uitoefenen voor rekening of in dienst van de persoon bedoeld in 1) tot en met 4) onder het gezag en in aanwezigheid van deze of van een persoon bedoeld in 5)
De personen bedoeld in 2) tot en met 5) kunnen deze standplaatsen innemen voor zover hun machtiging geldig is voor de attractie of vestiging die erop uitgebaat wordt.
Zij kunnen deze standplaatsen innemen buiten de aanwezigheid van de personen aan wie of door middel van wie ze werden toegewezen.
§2. De standplaatsen voor een ambulante activiteit in kermisgastronomie zonder bediening aan tafel kunnen ingenomen worden door:
1) de personen aan wie de standplaats toegewezen is (cf. art.11.3) en houder van een “machtiging als werkgever in ambulante activiteiten”;
2) de verantwoordelijke voor het dagelijks bestuur van een rechtspersoon, aan wie de standplaats is toegewezen en houder van een “machtiging als werkgever in ambulante activiteiten”;
3) de feitelijke vennoten van de natuurlijke persoon aan wie de standplaats werd toegewezen en houder van een “machtiging als werkgever in ambulante activiteiten” voor de uitoefening van een ambulante activiteit voor eigen rekening;
4) de echtgenoot of echtgenote en wettelijk samenwonende van de natuurlijke persoon aan
wie de standplaats werd toegewezen en houder van een “machtiging als werkgever” voor de uitoefening van een ambulante activiteit voor eigen rekening;
5) door de personen die beschikken over een “machtiging als aangestelde A” of een
“machtiging als aangestelde B”, die een ambulante activiteit uitoefenen voor rekening of in dienst van de natuurlijke persoon of rechtspersoon bedoeld in 1) tot en met 4);
6) door de personen vrijgesteld van de machtiging tot het uitoefenen van ambulante activiteiten in een vestiging kermisgastronomie zonder bediening aan tafel, in aanwezigheid en onder het gezag van de houder van de “machtiging ambulante activiteiten als werkgever” of van de houder van de “machtiging ambulante activiteiten als aangestelde A of B”.
De personen opgesomd in 2) tot en met 5) kunnen de standplaatsen innemen buiten de aanwezigheid van de personen aan wie of door middel van wie ze werden toegewezen.
De termijn van het niet innemen van een standplaats mag in geen geval drie opeenvolgende jaren overschrijden wanneer de houder over een abonnement beschikt voor een andere kermis die op hetzelfde ogenblik plaats heeft, ongeacht het feit of hij standgeld betaalt of niet. De houder van het abonnement is verplicht de standplaats in te nemen indien bovenvermelde strikte voorwaarden niet door hem worden gerespecteerd, ongeacht het feit of hij het standgeld betaalt of niet.
Wanneer de houder van een abonnement onwettig zijn standplaats op een openbare kermis niet inneemt, voorziet de gemeente dat de standplaats wordt ingetrokken. Wanneer de gemeente een standplaats bij wijze maatregel intrekt, komt deze standplaats vrij en moet ze opnieuw toegewezen worden volgens de wettelijke voorziene criteria.
Standgeld
Art.11.14.
De bedragen van de plaatsrechten voor kermissen en foorinstellingen worden bij afzonderlijke beslissing door de gemeenteraad vastgesteld. Voor foorinrichtingen die opgesteld worden op privé- terreinen wordt een belasting geheven die gelijk is aan 50% van het staangeld van inrichtingen die op de openbare weg geplaatst zijn. Er zijn elektriciteitskasten geplaatst ten behoeve van de kermisuitaters tijdens de kermissen. Voor het gebruik van deze elektriciteitskasten dient een retributie betaald te worden.
Deze retributie wordt vastgesteld door de gemeenteraad in een afzonderlijk reglement. Enkel gebruikers die vóór de aanvang van de kermis een positief keuringsverslag met vermelding van het vermogen in kVA voorleggen, kunnen gebruik maken van een aansluiting op een elektriciteitskast. Het aantal aansluitingen aangeboden door het gemeentebestuur is beperkt.
De kermisuitbater kan in geen geval een vergoeding eisen, wanneer blijkt dat er geen elektriciteitsaansluiting beschikbaar is voor zijn kermisattractie. Het gemeentebestuur wijst de elektriciteitsaansluitingen toe.
De retributies en het standgeld moeten betaald zijn vóór de aanvang van de kermis.
De afmetingen die gelden voor het berekenen van de prijs zullen vastgesteld worden tussen de delen van de inrichting die het verst boven of tegen de grond uitsteken. Elk deel van een meter zal aangerekend worden voor een volle meter.
Voorwaarden inzake opstelling kermisinrichtingen en kermiswagens
Art.11.15.
1) De minimumgevellengte van een inrichting wordt vastgesteld op 3 m.
2) Op het kermisterrein mogen alleen die voertuigen geplaatst worden, die onmisbaar zijn voor de uitbating van de inrichtingen.
3) Het college van burgemeester en schepenen beslist over de gepastheid van de aanwezigheid
van elk voertuig en over de plaats dat deze zal innemen. Wanneer de eigenaar van het voertuig geen gevolg geeft aan deze bevelen, kunnen deze uitgevoerd worden door tussenkomst van het gemeentebestuur en op kosten en risico van de nalatige eigenaar van het voertuig.
4) De gemeente neemt geen bewaking op zich van de kermisinrichtingen en –wagens die op het kermisterrein of elders staan; de gemeente is evenmin verantwoordelijk in geval van beschadiging, verlies of diefstal van de inhoud ervan.
5) Alle kermisinrichtingen moeten op de aangeduide lijnrichtingen worden opgesteld, zodanig dat verhoogde treden vóór de inrichtingen slechts met een maximum van 1 m op de wandelwegen mogen uitsteken.
6) Het is verboden de wegbedekking te beschadigen op het foorterrein, de aanpalende wandel- en rijwegen en voetpaden, de parkeerterreinen waar dan ook.
De kermisuitbaters moeten hun inrichting(en) en toegelaten wagen(s) derwijze plaatsen en exploiteren dat er geen schade wordt toegebracht aan bomen en wandelwegen en tevens dat deze bomen niet blootgesteld worden aan uitwasemingen van schouwen of inwerking van schadelijke vochten of gassen. De kermisuitbaters moeten zich gedragen naar de onderrichtingen die hun in deze zullen verstrekt worden door de gemeentediensten. De beschadigingen welke de foorreizigers, niettegenstaande hetgeen voorgaat, zouden aangericht hebben, zullen door de zorgen van de gemeente geschat en door de betrokken foorreizigers onmiddellijk vergoed worden.
7) De kermisuitbater moet alle nodige maatregelen nemen om te voorkomen dat de bevloering bevuild wordt door vetten, oliën en dergelijke.
Het is verboden de kermisinrichting of onderdelen ervan op gelijk welke wijze in de grond te verankeren. Een kermisinrichting mag nooit vastgehecht worden aan bomen, afsluitingen, verhardingen, lichtinstallaties, verkeerstekens of andere openbare goederen.
8) In elke kermisinrichting moet, goed zichtbaar, een identificatiebord worden aangebracht met vermelding van de naam van de machtiginghouder en het ondernemingsnummer.
9) Door het aanvaarden van de toewijzing verzaakt de kermisuitbater aan elk verhaal tegen het gemeentebestuur. Het gemeentebestuur komt niet tussen in de kosten voor schade of voor de
nodige snoeiwerken aan bomen of verplaatsing van om het even welke palen, luchtkabels, banken, schakelkasten, enz. ….
10) Bij elke kermisattractie dient het tarief aangeduid te worden in “euro”. Deze tariefaanduiding moet duidelijk en ondubbelzinnig zijn; ze moet op een goed zichtbare plaats aangebracht worden en door het publiek vanop een redelijke afstand gelezen kunnen worden. De tarieven mogen tijdens de betreffende kermis niet gewijzigd worden.
11) Elke kermisuitbater beschikt enkel over zijn, in voorkomend geval op de grond aangeduide, toegewezen standplaats. Het is niet toegelaten de maximum afmetingen te overschrijden. De vrije ruimte tussen de toegewezen standplaatsen mag op geen enkel ogenblik worden versperd, en dit tijdens de gehele duur van de kermis.
12) De kermisuitbaters mogen de hen toegewezen plaatsen slechts in bezit nemen ten vroegste op woensdag voor de opening van de kermis vanaf 07.00 uur tot 22.00 uur, voor de kermis Mariaburg is dit ten vroegste woensdag voor de kermis vanaf 19.00 uur tot 22.00 uur, na betaling van het standgeld en de retributie voor nutsvoorzieningen.
13) Het terrein dient helemaal ontruimd te zijn uiterlijk 2 dagen na de laatste kermisdag om
12.00 uur.
14) De kermisuitbaters dragen de verantwoordelijkheid alle voorzorgen te nemen opdat het opstellen en afbreken van de kramen kan gebeuren zonder lawaai- of milieuhinder.
15) Bij het verlaten van de kermis dient elke foornijveraar maatregelen te nemen en de hem toegewezen plaats net achter te laten, papier en vuil dienen verzameld te worden. Uitbaters van frietkramen en van andere gelegenheden die waren verkopen bestemd om ter plaatse of in de onmiddellijke omgeving te worden gebruikt, zijn verplicht de omgeving van hun inrichting rein te houden.
16) Er worden vuilniscontainers ter beschikking gesteld. Hiervoor dient tevens een retributie betaald te worden, deze retributie wordt vastgesteld door de gemeenteraad in een afzonderlijk reglement.
17) Gedurende de kermisuren is het verboden om zich op de kermis te begeven met een
18) motorvoertuig en/of rijwiel, ook aan de hand geleid, uitgezonderd de voertuigen ten behoeve van andersvaliden, waarmee niet sneller dan stapvoets gereden mag worden.
19) Indien een plaats gepacht wordt waarvan de oppervlakte groter is dan deze door de
20) foorinstelling ingenomen, dan blijft het restant ter beschikking van het schepencollege zonder dat de betrokkene enig recht op vergoeding of terugbetaling kan doen gelden.
21) De foren zullen telkens de zaterdag van de kermis niet vóór 14 uur mogen geopend worden en dienen voor 23.30 uur gesloten te worden, tenzij anders bepaald door het college van burgemeester en schepenen.
22) Door plaatselijke omstandigheden kan er door de kermisverantwoordelijke van deze regeling inzake op- en afrijden worden afgeweken.
Indien de omstandigheden het vereisen, zoals in het geval van heirkracht, kan het college van burgemeester en schepenen, zelfs na het opstellen van de kermisinrichtingen, de toelating tot het houden van de kermis intrekken of de duur ervan wijzigen, zonder dat de kermisuitbaters hiervoor enige schadevergoeding kunnen eisen. De terugbetaling van de standgelden zal dan gebeuren in verhouding tot de duur van de kermis.
Voorwaarden inzake veiligheid
Art.11.16.
§1. Brandvoorkomingsmaatregelen en brandbestrijdingsmiddelen
1) Verlichting
Enkel elektrische verlichting is toegelaten, zowel in de kermisattracties als hun aanhorigheden. Deze installatie moet goedgekeurd worden door een erkend organisme. Deze keuring moet elk jaar hernieuwd worden. Bij elke wijziging van de installatie is een nieuwe keuring noodzakelijk.
2) Veiligheidsverlichting
In alle attracties waar publiek toegelaten wordt, moet veiligheidsverlichting voorzien worden. Deze moet voldoende zijn om een ordelijke ontruiming mogelijk te maken. Boven elke uitgang moet minstens een veiligheidsverlichting geplaatst worden. Deze moet, bij het uitvallen van de elektriciteit, minstens 30 minuten functioneren.
3) Verwarming
Voor de verwarming mogen enkel vast geplaatste toestellen gebruikt worden. Het gebruik van verplaatsbare toestellen is verboden. Alle toestellen moeten voorzien zijn van een stopthermostaat.
Als brandstof mogen enkel aardgas, vloeibaar gemaakte petroleumgassen (al dan niet in verplaatsbare recipiënten), gasolie of elektriciteit gebruikt worden.
De verbinding tussen de brandrecipiënten en de verwarmingstoestellen moet gebeuren met vaste verbindingen of soepele, gewapende verbindingsslangen. In beide gevallen moeten deze verbindingen gebeuren met materialen die aangepast zijn aan de gebruikte brandstof. Alle gebruikte verbindingsslangen moeten in perfecte staat zijn. De installatie moet goed onderhouden worden.
De wettelijke termijnen voor keuring van de vaste installaties moeten gerespecteerd worden; bovendien moet elke installatie om het jaar gekeurd worden.
De gebruikte verplaatsbare recipiënten voor vloeibaar gemaakte petroleumgassen moeten wettelijk gekeurd zijn en mogen slechts gevuld worden door een firma die in het bezit is van een vergunning zoals voorzien in het KB van 7 december 1999 betreffende het vullen, de distributie en de etikettering van flessen met vloeibaar gemaakt
petroleumgas. Bij elke aansluiting van een verplaatsbaar recipiënt moet een dichtheidstest (met zeepsop) uitgevoerd worden. Alle gastoestellen moeten voldoen aan het KB van 3 juli 1992
betreffende het op de markt brengen van gastoestellen.
4) Opslag verplaatsbare recipiënten voor vloeibaar gemaakte petroleumgassen
Deze moeten opgeslagen worden buiten de kermisattracties, op een goed verluchte plaats en beschermd tegen de directe inwerking van weerselementen. Enkel de voor gebruik noodzakelijke recipiënten en slechts 1 reserve mogen aanwezig zijn.
5) Blusmiddelen
De aanwezige blusmiddelen moeten aangepast zijn aan de aard en de grootte van de aanwezige risico´s. Bij twijfel raadpleegt de eigenaar de gemeentelijke brandweer. Deze blusmiddelen moeten op een goed zichtbare en gemakkelijk te bereiken plaats opgehangen worden. Zij moeten aangeduid worden zoals voorzien in het KB van 17 juni 1997 betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalisering op het werk.
6) Attracties voor bak- braad- en kookdoeleinden
Voor de verwarming van bak-, braad- en kooktoestellen zijn alle bepalingen vermeld onder 3) en 4) van toepassing.
Bijkomend zijn nog de volgende zaken van toepassing:
✓ alle dampkappen, filters en kokers moeten van metaal zijn, er mag geen enkele kunststof gebruikt worden;
✓ de filters moeten wekelijks en de kokers jaarlijks gereinigd worden;
✓ de schouw moet minstens 1 m boven het dak uitsteken;
✓ alle voorzorgen dienen te worden genomen om het uitlopen van vetten en oliën te verhinderen;
✓ als er een toestel, al is het op de waakvlam, aanstaat moet er steeds iemand aanwezig zijn;
✓ als bijkomende blusmiddelen moeten metalen deksels, die de gebruikte frituurtoestellen kunnen afdekken, aanwezig zijn; ook moeten voldoende grote branddekens en een snelblusapparaat met een minimale capaciteit van één bluseenheid opgehangen worden;
✓ de toestellen moeten aangeduid worden zoals voorzien in het voornoemde KB van 17 juni 1997.
7) Het is verboden om ballons of dergelijke gevuld met brandbaar of ontplofbaar gas te vullen, te verkopen, te verdelen of op te hangen.
8) Na sluiting moet de rondgang worden gemaakt in de kermisattractie. De elektriciteit en brandstoftoevoer moeten afgesloten worden.
9) Bij elk begin van brand moet de gemeentelijke brandweer onmiddellijk via nummer 112 opgeroepen worden.
§2. Beveiliging tegen risico´s
Kermisinrichtingen met uithangborden, uitspringende en openslaande luiken of zeilen mogen geen hinder veroorzaken voor het verkeer of het publiek. De hinderende delen moeten verwijderd worden.
Zwiermolens moeten voorzien zijn van een sluiting ter bescherming van de omstaanders.
Het gemeentebestuur is niet verantwoordelijk voor om het even welke schade of ongevallen veroorzaakt door de kermisinrichtingen, hun uitbaters of personeel, zowel binnen de inrichtingen als op de openbare weg.
§3. Het gemeentebestuur heeft steeds het recht om bijkomende verplichtingen inzake veiligheid aan de kermisuitbaters op te leggen.
Voorwaarden inzake milieu
Art.11.17.
§1. Afvalwater
Het is verboden de afloop van het water van de wegen naar de rioolmonden op enige wijze te stremmen. Daartoe dienen de greppels van de rijwegen en de rioolmonden volkomen vrijgelaten te worden. De afwaswaters en vuile waters moeten langs waterdichte leidingen van voldoende doorsnede tot aan de rioolmonden gevoerd worden.
§2. Lawaai
Het is verboden gebruik te maken van oorverdovende seinen. Werktuigen, motoren en generatoren zullen geen gedruis of gedreun, abnormaal hinderlijk voor de buurt, mogen veroorzaken. De wettelijke bepalingen in verband met geluidsnormen voor muziek in openbare en private inrichtingen, dienen stipt nageleefd te worden.
Een vergunning van het college van burgemeester en schepenen legt de grenswaarden per openbare kermis vast nà advies van de lokale politie en de gemeentelijke diensten. De vergunning kan bijzondere voorwaarden opleggen, zowel naar inhoud, plaats, als tijdstip.
Aan overtreders kan verbod worden opgelegd, vanaf het ogenblik van de overtreding tot aan het einde van de kermis, nog verder gebruik te maken van muziekinstrumenten, luidsprekers, hifi- apparatuur of enig ander geluidsapparaat. De luidsprekers mogen niet worden aangebracht aan de buitenkant van de inrichting, doch wel aan de binnenkant en de opening van deze luidsprekers moet binnenwaarts en naar de grond gericht zijn. De apparatuur, verantwoordelijk voor de geluidsemissie, zal bij overschrijding van het maximum toegelaten geluidsniveau, eventueel na een tweede verwittiging, door de politie worden weggenomen en in bewaring worden gehouden tot aan het einde van de kermis.
Het is verboden sirenes of claxons die het geluidssignaal van een hulpvoertuig benaderen, te plaatsen of te gebruiken. Deze toestellen zullen, indien zij toch zouden gebruikt worden, door de politie worden weggenomen en in bewaring worden gehouden tot aan het einde van de kermis.
§3. Afvalstoffen
Elke kermisuitbater moet de nodige voorzieningen treffen om vervuiling van de omgeving, door weggeworpen verpakkingen en dergelijke te voorkomen, er worden vuilniscontainers ter beschikking gesteld die rond de inrichtingen dienen geplaatst te worden, de prijs hiervan is vastgesteld in het retributiereglement.
Afvalstoffen van de inrichting zelf moeten doelmatig verzameld worden.
Bijzondere bepalingen
Art.11.18.
1) De inrichters die loten of tickets verkopen, mogen deze slechts aanbieden of verkopen in hun eigen inrichting. Zij mogen zich bij de verkoop ervan niet tussen de kermisbezoekers begeven.
2) Het is voor iedere kermisuitbater verboden enige vorm van vuurwerk, rook- of stinkbommen, lichte of zware explosieven, schiettuigen met losse bolletjes, te verkopen, als prijs te geven of op te slaan in de kermiswagen of woonwagen.
3) Kermisuitbaters mogen enkel alcoholhoudende van het type gegiste dranken verkopen of aanbieden in hun kermisinrichting. Deze dranken mogen enkel verkocht of aangeboden worden aan jongeren van minimum 16 jaar.
4) De kermisuitbaters zijn verplicht zich te gedragen naar de richtlijnen die worden verstrekt door de kermisverantwoordelijke. Bij niet-naleving van deze richtlijnen kunnen de kermisuitbaters ontzet worden uit hun standplaats, onverminderd een eventuele strafvervolging. Er kan in zulk geval geen sprake zijn van een gehele of gedeeltelijke terugbetaling van het standgeld.
5) De kermisuitbaters mogen onder geen voorwendsel of enige vorm ook activiteiten uitvoeren buiten hun inrichting.
6) Het is de kermisuitbater niet toegelaten om tijdens de openingsuren van de kermis veranderingen, schilder- of opfrissingwerken aan de kermisinrichtingen of bijhorigheden uit te voeren. Uitzondering wordt gemaakt voor noodzakelijke en dringende herstellingen, die nodig zijn om de veiligheid van de kermisbezoekers te garanderen.
7) Reclame voor de kermisattractie is enkel toegelaten op of in de kermisinrichting.
8) Het vermelden van de waarschuwing “Gebruik op eigen risico”, “Wij zijn niet
verantwoordelijk voor gebeurlijke ongevallen” of elke gelijkaardige mededeling is verboden.
9) Kans- of geldspelen, loterijen en tombola’s die in strijd zijn met de bestaande wetgeving daaromtrent, zijn verboden.
Afdeling 2 - organisatie van kermisactiviteiten op het openbaar domein buiten openbare kermissen.
Toepassingsgebied (KB art. 19 en 20)
Art.11.19
§1. Aanvraag van een kermisuitbater
Eenieder die een standplaats wenst in te nemen op een of meerdere plaatsen van het openbaar domein buiten de openbare kermissen om een kermisattractie of vestiging van kermisgastronomie met bediening aan tafel uit te baten dient dit voorafgaand aan te vragen bij de gemeente.
Wat betreft de modaliteiten van afdeling 2 wordt integraal overgenomen de bepalingen uit het KB van 24 september 2006 artikels 19 tot en met 23.
§2. Vanuit de Gemeente
Wanneer de gemeente een standplaats op het openbaar domein wenst toe te kennen, wordt de procedure zoals omschreven in art. 11.5 §1 gevolgd.
Voorwaarden inzake toewijzing en inname standplaats (KB art. 21)
Art.11.20.
De personen die voldoen aan de voorwaarden tot het verkrijgen (cf. supra) en innemen van de standplaatsen op de openbare markt (cf. supra art.11.3 §1) kunnen standplaatsen op het openbaar domein verkrijgen en innemen.
Duur machtiging (KB art. 22)
Art.11.21.
De machtiging wordt door de gemeente toegekend
✓ hetzij voor een bepaalde periode
✓ hetzij per abonnement
Een abonnement kan toegekend worden van zodra de kermisuitbater een zelfde standplaats heeft verkregen gedurende 3 opeenvolgende jaren.
Voor de berekening van de termijn, worden de opeenvolgende jaren van verkrijgen van de standplaats door de overlater verrekend in het voordeel van de overnemer, op voorwaarde dat er geen onderbreking was bij de overname.
De regel van drie jaar geldt niet wanneer de standplaats werd verkregen naar aanleiding van een opschorting van het abonnement. Deze beperking is echter niet van toepassing op de persoon die daarna de nieuwe overnemer is geworden van de standplaats.
Afdeling 3 - organisatie van kermisactiviteiten op privédomein buiten openbare kermissen.
Toewijzing van de standplaatsen
Art. 11.22.
De toewijzing van de standplaatsen vallen ten laste van de privéinitiatiefnemer.
Documenten
Art. 11.23.
De hierna vermelde documenten dienen door de privé-initiatiefnemer overgemaakt te worden aan de kermisverantwoordelijke van de gemeente.
De standplaatsen worden enkel toegewezen aan:
§1. Kermisattracties en vestigingen van kermisgastronomie mét bediening aan tafel, mits de uitbater in het bezit is van:
✓ een “machtiging als werkgever in kermisactiviteiten” voor eigen rekening of als rechtspersoon voor derden;
✓ het bewijs dat de verantwoordelijkheid van de uitbater gedekt is door verzekeringspolissen inzake burgerlijke aansprakelijkheid en tegen brandrisico‘s;
✓ wanneer het een kermisattractie met voortbeweging van personen, aangedreven door een niet-menselijke energiebron betreft, het bewijs dat de attractie voldoet aan de bepalingen van artikel 10 van het KB van 18 juni 2003 betreffende de uitbating van kermistoestellen;
✓ het bewijs dat de uitbating van de kermisattractie met levende dieren voldoet aan de reglementaire voorschriften betreffende deze materie (welzijn van dieren);
✓ het bewijs dat de vestiging van kermisgastronomie mét bediening aan tafel en de personen die er werkzaam zijn, voldoen aan de reglementaire voorwaarden inzake volksgezondheid.
§2. Vestigingen van gastronomie zonder bediening aan tafel, mits zij in het bezit zijn van:
✓ een “machtiging als werkgever in ambulante activiteiten” voor eigen rekening of als rechtspersoon voor derden;
✓ een bewijs dat de verantwoordelijkheid van de uitbater behoorlijk gedekt is door verzekeringspolissen inzake burgerlijke aansprakelijkheid en tegen brandrisico‘s;
✓ het bewijs dat de vestiging van gastronomie zonder bediening aan tafel en de personen die er werkzaam zijn, voldoen aan de reglementaire voorwaarden inzake volksgezondheid.
Afdeling 4 - slotbepalingen
Art. 11.24. De kermisuitbater machtigt het gemeentebestuur om op zijn kosten en verantwoordelijkheid te handelen, indien hij nalaat de hem opgelegde voorwaarden na te leven. De kermisuitbater verklaart uitdrukkelijk de bepalingen van het kermisreglement en het Algemeen Politiereglement Brasschaat te aanvaarden. De kermisverantwoordelijke is in de uitoefening van zijn opdracht bevoegd om de identiteit en de hoedanigheid te onderzoeken van de personen die een kermisactiviteit uitoefenen, en is ook bevoegd om de documenten te controleren nodig voor het uitoefenen van deze activiteit. De kermisuitbaters dienen hierbij hun medewerking te verlenen.
Art.11.25. Alle gevallen die niet voorzien zijn in het kermisreglement, zullen het voorwerp uitmaken van afzonderlijke beslissingen van het college van burgemeester en schepenen. In zoverre ze buiten de bevoegdheid van de gemeentebestuur vallen, worden de betwistingen en geschillen beslecht door de bevoegde rechtbank.
Art.11.26. (KB art. 24)
De personen belast met de praktische organisatie van de openbare kermissen en de kermisactiviteiten op het openbaar domein, hiertoe aangesteld door de Burgemeester, zijn afgevaardigde of de concessionaris, zijn gemachtigd om op het grondgebied van de gemeente waaronder zij ressorteren en in de uitoefening van hun opdracht, de documenten (vermeld in art.
11.3 §1. van dit reglement) die de personen die een kermisactiviteit of een ambulante activiteit uitoefenen op een kermis in het bezit moeten hebben, te controleren.
Art.11.27. De overtredingen op de bepalingen van artikels 15, 16, 17 en 18 van bovenstaand reglement zullen worden gestraft overeenkomstig artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet en de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, zoals bepaald in titel I, hoofdstuk 15 van het algemeen politiereglement van Brasschaat.
Hoofdstuk 12 - HUISNUMMERS EN STRAATNAAMBORDEN.
Art.12.1.
§1. Het college van burgemeester en schepenen stelt de nummering van de huizen vast alsook de wijzigingen xxxxxxx.Xx huurders en gebruikers, en bij ontstentenis hiervan, de eigenaars, van huizen en gebouwen ongeacht hun aard of functie, zijn gehouden deze huizen en gebouwen te
xxxxxxxx.Xx nummering moet gebeuren in Arabische cijfers (1, 2, 3, … in tegenstelling tot Romeinse cijfers I, II, III, …).
§2. Het door het gemeentebestuur toegekend nummer moet worden aangebracht op de naar de openbare weg gerichte gevel, op een hoogte tussen 1 m en 3 m boven de rijweg, en op een zodanige manier dat zij vanaf de openbare weg goed zichtbaar en leesbaar zijn. Zij moeten minstens 4 cm hoog zijn. Voor appartementsgebouwen moet het bijkomende (bus-)nummer ten minste 2 cm hoog zijn.
Op plaatsen waar de gevel van woning of gebouw niet aan de openbare weg paalt, moet het toegekende nummer op de postbus worden herhaald.
§3. In gebouwen waar meerdere woningen (bv. appartementen, studio‟s of verhuurde kamers) of andere afzonderlijke beschikbare ruimten voorhanden zijn, moeten de huurders en gebruikers, en bij ontstentenis hiervan, de eigenaars, ervoor instaan dat binnen het gebouw aan de toegang van elke afzonderlijke woning of ruimte de huisnummers en/of busnummers worden aangebracht.
§4. Het is verboden de nummering van huizen of andere gebouwen eigenhandig te wijzigen of te verwijderen.
§5. De huurders en gebruikers, en bij ontstentenis hiervan, de eigenaars, van huizen en gebouwen ongeacht hun aard of functie, moeten instaan voor het aanbrengen, het instandhouden en het vrijwaren van de leesbaarheid en de zichtbaarheid van het huisnummer en de kosten daarvan. In geval van een beslissing van het college van burgemeester en schepenen tot hernummering, gebeurt dit op kosten van het gemeentebestuur. De kosten van eventuele gevolgen van een hernummering zijn niet ten laste van het gemeentebestuur.
§6.Aan de verplichting een huisnummer aan te brengen moet worden voldaan binnen één maand. Deze termijn gaat in
✓ voor nieuwbouw: de dag waarop het aan te brengen huisnummer door het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde wordt meegedeeld;
✓ bij onderhouds- of herstellingswerken die de verwijdering van het nummer tot gevolg hadden: de dag van de beëindiging van de werken;
✓ bij onleesbare, niet voldoende zichtbare of ontbrekende huisnummers: de dag van het verzoek van het college om te voldoen aan de reglementering.
§7. Iedere eigenaar van een gebouw –bestemd voor huisvesting (één-of meergezinswoning), dienstverlening, administratief, cultureel, commercieel of industrieel gebruik- is gehouden de door de gemeente toegewezen huisnummers aan te brengen. De huisnummers moeten zichtbaar en leesbaar zijn vanop de openbare weg, mogen max. 8 meter van de openbare weg verwijderd zijn, en aangebracht worden overeenkomstig de algemene onderrichtingen van 1 juli 2010 betreffende het houden van de bevolkingsregisters. De eigenaar of de verantwoordelijke van een gebouw met meerdere appartementen moet de interne nummering op de brievenbussen en op of naast de particuliere toegangsdeuren van ieder appartement aanbrengen. Bijgebouwen zoals garages,
loodsen, bergplaatsen, ateliers, … worden als samenhangend bij het hoofdgebouw beschouwd, en hoeven niet genummerd te worden.
Art.12.2. Het is verboden de huisnummers, straatnaamborden of borden voor hydrantaanduiding weg te nemen of ze te wijzigen of er nieuwe aan te brengen met aanduidingen welke niet door de gemeenteraad of het college van burgemeester en schepenen werden vastgesteld. Het is eveneens verboden de vernieuwing of wijziging van de huisnummers en straatnaamborden of borden voor hydrantaanduiding te beletten of te hinderen.
Art.12.3. De eigenaars, de vruchtgebruikers en de bewoners van gebouwen zijn verplicht te gedogen, zonder de minste vergoeding, dat huisnummers, straatnaamborden en borden voor hydrantaanduiding op de gevels van het gebouw aangebracht worden.
Hoofdstuk 13 – VERHURING VAN EEN GOED BESTEMD VOOR BEWONING
Art.13.1. Wie goederen, bestemd voor bewoning, gelegen in Brasschaat verhuurt, dient de bepalingen vastgesteld bij wet na te leven. Een verhuurder van een woongelegenheid is wettelijk verplicht de gevraagde huurprijs te vermelden bij elke officiële of publieke mededeling.
Dat geldt voor het verhuren van een woning, appartement, kamer of studio. Zo streven we een gelijke behandeling van alle kandidaat-huurders na.
Huurprijs:
Een publicatie op het internet (bijvoorbeeld een immowebsite) of in een advertentieblad moet
steeds de prijs vermelden. Ook op de affiche ‘te huur’ die voor het raam hangt, of op borden aan de woongelegenheid, moet de prijs vermeld staan.
Gemeenschappelijke lasten:
Als er gemeenschappelijke lasten zijn, moeten die altijd vermeld worden, zowel online, in een advertentieblad als op de raamaffiches.
Art.13.2. In afwijking van hoofdstuk 15 van onderhavig reglement rechtvaardigt niet-naleving de betaling van een administratieve boete overeenkomstig de bepalingen van het artikel 1716 van Burgerlijk Wetboek.
Hoofdstuk 14 - ORGANISEREN VAN EVENEMENTEN
Afdeling 1 – algemene bepalingen
Toepassingsgebied
Art.14.1.
§1. De hiernavolgende bepalingen zijn, behoudens een schriftelijk gemotiveerde en toegestane afwijking van het college van burgemeester en schepenen, van toepassing op elk evenement dat een publieke toegankelijke manifestatie of gebeurtenis is met al dan niet betalende bezoekers en/of deelnemers op het gebied van feesten, kermis, sport, kunst, cultuur op de openbare weg en/of op openbaar terrein of op privaat terrein. Voorbeelden zijn fuiven, gemeente- of wijkfeesten,
muziekfestivals, kermissen, braderij, markten, sportmanifestaties,… Hierin zijn niet inbegrepen: privé- feesten of privé-evenementen zoals een tuinfeest, communiefeest, familiefeest, etc. Een privé- evenement is wanneer er een persoonlijke band bestaat tussen de organisator en de aanwezigen,
m.a.w. wanneer er wordt gewerkt met een persoonlijke uitnodiging.
§2. Definities
✓ Coördinatievergadering: een overleg dat voor het evenement plaatsvindt met organisator, gemeentelijke overheid, politie en eventueel andere betrokken partijen waarbij alle adviezen van de betrokken partijen m.b.t. de organisatie van het evenement en de veiligheidsaspecten hieromtrent worden gebundeld en overlopen met de organisatie met het oog op een zo goed mogelijke besluitvorming van de betrokken overheid. Het is de gemeentelijke overheid die de vergadering samenroept.
✓ Een dag: kalenderdag
✓ Evenement: een publieke toegankelijke manifestatie of gebeurtenis met al dan niet betalende bezoekers en/of deelnemers op het gebied van feesten, kermis, sport, kunst, cultuur op de openbare weg en/of op openbaar terrein of op privaat terrein. Voorbeelden zijn fuiven, gemeente- of wijkfeesten, muziekfestivals, kermissen, braderij, markten, sportmanifestaties, … Hierin zijn niet inbegrepen: privé-feesten of privé-evenementen zoals een tuinfeest, communiefeest, familiefeest, etc. Een evenement is een privé-evenement is wanneer een persoonlijke band bestaat tussen de organisator en de aanwezigen, m.a.w. wanneer er wordt gewerkt met een persoonlijke uitnodiging. Evenement (heel groot): een evenement met een bovengemeentelijke uitstraling of een capaciteit van 2000 of meer bezoekers/deelnemers per dag of evenement dat gespreid is over meerdere dagen en/of gekoppeld aan een kampeersite.
✓ Evenement (groot): een evenement met een capaciteit van 500 tot maximum 2000 bezoekers/deelnemers Evenement (middelgroot): een evenement met een louter lokaal karakter en een capaciteit van 150 tot maximum 500 bezoekers/deelnemers
✓ Evenement (klein): een evenement met een louter lokaal karakter en een maximum capaciteit van 150 bezoekers/deelnemers
✓ Evenemententerrein: het terrein waar het evenement plaatsvindt
✓ Exploitant: de exploitant van een vergunde inrichting waar een evenement wordt georganiseerd. Indien voor het terrein of gebouw waar een evenement plaatsvindt geen milieuvergunning vereist is, is de exploitant de eigenaar van het terrein of gebouw dat ter beschikking wordt gesteld aan de organisator van het evenement. Op het openbaar domein is dit het bevoegde openbaar bestuur. Melding/aanvraagformulier : Het document omvat de basisgegevens, die door elke organisator verplicht zijn in te vullen als kennisgeving of vraag voor toelating. Naar gelang de complexiteit van de activiteit zal de organisator nog binnen een af te spreken termijn extra info moeten bezorgen.
✓ Motorvoertuigen: elk voertuig uitgerust met een motor
✓ Muziekinstallatie: elk toestel of groep toestellen die elektronische versterkte muziek maakt Openbare plaats: de openbare weg met inbegrip van de bermen en voetpaden, de openbare
pleinen en terreinen en de niet-openbare terreinen op het ogenblik dat zij voor één of meerdere personen vrij toegankelijk zijn.
✓ Openbare weg: een openbare of private plaats, toegankelijk voor alle weggebruikers
✓ Organisator: de publieke of private rechtspersoon of natuurlijk persoon die een evenement organiseert
✓ Parkeerterrein: parkeerplaatsen specifiek voorzien bij het organiseren van het evenement. Dit kan op de openbare weg of op privéterrein.
✓ Steward: een begeleider die de organisator voorziet met het oog op de ordehandhaving voor, tijdens en na het evenement. Deze stewards hebben tot taak actief en zichtbaar sociale controle uit te oefenen. Hun kledij moet minimaal herkenbaar zijn. Stewards hebben geen politionele bevoegdheid. Voor stewards kan beroep gedaan worden op vrijwilligers of op een professionele bewakingsonderneming.
Afdeling 2 - organiseren van een evenement
Onderafdeling 1 - Voorafgaande toelating en/of kennisgeving Art. 14.2.
§1. Evenementen die op de openbare weg en/of openbare terreinen plaatsvinden, kunnen slechts plaatsvinden nà voorafgaande toelating van het college van burgemeester en schepenen
✓ voor evenementen tot 500 personen dient deze toelating, schriftelijk 60 dagen voor de datum van het evenement worden aangevraagd (via het meldings/aanvraagformulier en/of digitaal loket gemeente Brasschaat)
✓ voor evenementen vanaf 500 personen dient deze toelating, schriftelijk 90 dagen voor de datum van het evenement worden aangevraagd. (via het meldings/aanvraagformulier en/of digitaal loket gemeente Brasschaat)
§2. Indien de termijn van de aanvraag wordt overschreden, wordt het evenement ambtshalve geweigerd.
§3. De organisator van het evenement wordt op de hoogte gebracht van de beslissing:
✓ voor evenementen tot 500 personen 30 dagen (1 maand) nà het (volledig) indienen van het meldings/aanvraagformulier
✓ voor evenementen vanaf 500 personen 42 dagen (6 weken) nà het (volledig) indienen van het meldings/aanvraagformulier
Art.14.3.
§1. evenementen in open lucht of in tenten op privaat domein kunnen slechts plaatsvinden na voorafgaande toelating van de burgemeester
✓ voor evenementen tot 500 personen dient deze toelating, schriftelijk 60 dagen voor de datum van het evenement worden aangevraagd (via het meldings/aanvraagformulier en/of digitaal loket gemeente Brasschaat)
✓ voor evenementen vanaf 500 personen dient deze toelating, schriftelijk 90 dagen voor de datum van het evenement worden aangevraagd (via het meldings/aanvraagformulier en/of digitaal loket gemeente Brasschaat)
§2. Indien de termijn van de aanvraag wordt overschreden, wordt het evenement ambtshalve geweigerd.
§3. De organisator van het evenement wordt op de hoogte gebracht van de beslissing:
✓ voor evenementen tot 500 personen ten laatste 30 dagen (1 maand) nà het (volledig) indienen van het meldings/aanvraagformulier
✓ voor evenementen vanaf 500 personen ten laatste 42 dagen (6 weken) nà het (volledig) indienen van het meldings/aanvraagformulier
Art.14.4.
§1. evenementen die niet in open lucht plaatsvinden en plaatsvinden in gemeentelijke infrastructuur worden ter kennis gegeven (via het meldings/aanvraagformulier en/of digitaal loket gemeente Brasschaat)
§2. evenementen die niet plaatsvinden in openlucht en op privaat domein, en waarbij elektronisch versterkte muziek wordt gebruikt, zoals fuiven, kunnen slechts plaatsvinden nà voorafgaande kennisgeving aan de burgemeester (via het meldings/aanvraagformulier en/of digitaal loket gemeente Brasschaat)
✓ voor evenementen tot 150 personen dient deze kennisgeving, schriftelijk 30 dagen voor de datum van het evenement worden aangevraagd (via het meldings/aanvraagformulier en/of digitaal loket gemeente Brasschaat)
✓ voor evenementen vanaf 150 tot 2000 personen dient deze kennisgeving, schriftelijk 45 dagen voor de datum van het evenement worden aangevraagd (via het meldings/aanvraagformulier en/of digitaal loket gemeente Brasschaat)
✓ voor evenementen vanaf 2000 personen dient deze kennisgeving, schriftelijk 90 dagen voor de datum van het evenement worden aangevraagd. (via het meldings/aanvraagformulier en/of digitaal loket gemeente Brasschaat)
Onderafdeling 2 - veiligheid en ordelijk verloop van het evenement Art.14.5.
§1. voor evenementen vanaf 2000 personen dient de organisator bij schriftelijke aanvraag of kennisgeving, met name 90 dagen voor de datum van het evenement, een veiligheidsplan op te maken en in te dienen bij de gemeentelijke dienst integrale veiligheid, Xxxxxxxxx 000.
§2. een model van veiligheidsplan zal door het college van burgemeester en schepenen worden vastgesteld.
§3. organisatoren kunnen met hun vragen over de opmaak van het veiligheidsplan terecht bij de gemeentelijke dienst integrale veiligheid
§4. voor bijzondere evenementen tot 2000 personen (vb. activiteiten met een verhoogd veiligheidsrisico) kan de burgemeester na advies van de veiligheidsdiensten de opmaak van een veiligheidsplan eisen. In samenspraak met de organisator worden hiervoor op dat moment nieuwe termijnen bepaald.
§5. organisatoren van een evenement dat doorgaat in een permanente inrichting dienen er zich van te vergewissen dat de betrokken infrastructuur voldoet aan de veiligheidsvoorschriften van toepassing op dergelijke infrastructuur. Hij dient zich tevens te schikken naar deze veiligheidsvoorschriften.
Art.14.6.
§1. De organisatie houdt zich aan de begeleidende medische maatregelen bij risicomanifestaties (PRIMA), die worden opgelegd door de burgemeester op advies van de FOD volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu.
§2. Bij alle evenementen wordt bij de ingang van het evenement een parkeerplaats voor hulpdiensten voorzien.
§3. Er moet een gemakkelijke doorgang worden voorzien tussen de parkeerplaats voor de hulpdiensten en/of hulppost en de openbare weg zodat de ziekenwagen zonder probleem tot bij de ingang van het evenement of hulppost kan komen.
Art.14.7.
§1. Voor evenementen vanaf 2000 personen wordt ten laatste 60 dagen voor het evenement plaatsvindt een coördinatievergadering gehouden.
§2. voor bijzondere evenementen tot 2000 personen (vb. activiteiten met een verhoogd veiligheidsrisico) kan de burgemeester na advies van de veiligheidsdiensten een coördinatievergadering eisen. In samenspraak met de organisator wordt hiervoor een datum bepaald.
Art.14.8.
§1. De organisator van elk evenement heeft de plicht om al het mogelijke te doen opdat het ordelijk verloop van het evenement gehandhaafd kan blijven en dient zich te houden aan alle met het gemeentebestuur en de hulpdiensten gemaakte afspraken.
§2. Elke persoon die deelneemt aan een evenement op een openbare plaats dient zich te schikken naar iedere vordering of elk bevel van de bevoegde politiediensten die tot doel hebben de veiligheid of het gemak van doorgang te vrijwaren of te herstellen.
Art.14.9. De organisator van elk evenement is verplicht om een verzekering af te sluiten ter dekking van hun burgerlijke aansprakelijkheid.
Onderafdeling 3 - negatieve evaluatie
Art.14.10. Bij een negatieve evaluatie op vlak van de geluidsbepalingen kan het gebruik van een geluidsniveaubegrenzer door de burgemeester worden opgelegd bij de organisatie van een volgende editie.
Art.14.11. Wanneer een evenement negatief wordt geëvalueerd op vlak van voorwaarden opgelegd bij de aanvraag van het evenement en/of voorwaarden opgenomen in het veiligheidsplan kan voor het eerstvolgende aanvraag een sluitingsuur worden opgelegd of de toelating voor het organiseren van het evenement worden geweigerd.
Onderafdeling 4 - aanplakken en plaatsen van tijdelijke reclame- en bewegwijzeringsborden Art.14.12. Het college van burgemeester en schepenen stelt de plaatsen van het openbaar domein vast waar iedereen mag aanplakken. Het is verboden om op andere plaatsen aan te plakken, tenzij het uitdrukkelijk aanwijst.
Art.14.13. Het hangen van affiches op gemeentelijke aanplakborden is onderworpen aan volgende voorwaarden :
1) de initiatieven zijn van Brasschaatse en niet-Brasschaatse verenigingen en individuen of organisaties zonder winstoogmerk
2) op de affiche worden de naam, adres en telefoonnummer van de verantwoordelijke uitgever (VU) en van de inrichtende instantie vermeld.
3) op eenzelfde kant van de gemeentelijke aanplakborden mogen de aangebrachte affiches voor eenzelfde activiteit niet meer dan 1m² (A0-formaat) plaats innemen
4) het aanplakken van affiches mag gebeuren vanaf 21 dagen voor de datum van de activiteit of evenement
5) aanplakkers mogen de affiches die een activiteit of evenement op een vaste datum aankondigen niet overplakken vóór deze datum voorbij is. De affiches die geen aankondiging bevatten van een activiteit of evenement op een bepaald tijdstip zullen door de aanplakkers met een datumstempel worden bekleed en mogen niet worden overplakt, tenzij na het verstrijken van een termijn van vijf kalenderdagen na datum in datumstempel
6) het is verboden de affiches af te rukken, ze te bevuilen of onleesbaar te maken of er meldingen of tekeningen op aan te brengen
Art.14.14.
§1. Het plaatsen van tijdelijke reclame- en/of bewegwijzeringsborden op het openbaar domein langs gemeentewegen is mogelijk voor een activiteit of evenement dat plaatsvindt binnen de gemeente en nà goedkeuring van het college van burgemeester en schepenen.
§2. De reclame- en/of bewegwijzeringsborden die op het openbaar domein langs gemeentewegen worden geplaatst, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
1) de borden mogen niet groter zijn dan 0,5m²;
2) de plaatsing van de borden dient zodanig te gebeuren zodat dit geen belemmering vormt voor het verkeersoverzicht;
3) de plaatsing van de borden gebeuren van 14 dagen voor de datum van de activiteit of het evenement;
4) de borden dienen ten laatste 1 week na de activiteit verwijderd te worden.
Art.14.15. Het plaatsen van tijdelijke reclame- en/of bewegwijzeringsborden op het openbaar domein langs gewestwegen dient te worden aangevraagd bij de provinciale afdeling Wegen en Verkeer van het Vlaams Gewest en onder de voorwaarden zoals door hen opgelegd.
Art.14.16.
§1. Het plaatsen van tijdelijke reclame- en/of bewegwijzeringsborden op privéterrein dient te worden afgesproken met de betreffende eigenaar.
§2. Het plaatsen van tijdelijke reclame- en/of bewegwijzeringsborden op privéterrein is onderworpen aan de volgende voorwaarden:
1) de plaatsing van de borden dient zodanig te gebeuren zodat dit geen belemmering vormt voor het verkeersoverzicht
2) de borden dienen ten laatste 1 week na de activiteit verwijderd te worden
Art.14.17. Affiches die niet in overeenstemming met bovenstaande artikelen aangebracht worden, zullen door de zorgen van de gemeente en op kosten van de overtreders verwijderd worden. Dit geldt eveneens voor borden, panelen en dergelijke die verkeerdelijk of zonder toelating langs of op de openbare weg staan.
Afdeling 3 - algemene bepalingen opgelegd door de hulpdiensten
Onderafdeling 1 - met de brandweer gerelateerde bepalingen
Inname op (of over) de openbare weg, openbaar domein of publiek toegankelijk terrein
Art.14.18
§1. Het plaatsen van materialen of tijdelijke opstellingen op (of over) de openbare weg, openbaar domein of een publiek toegankelijk terrein is slechts toegestaan indien men rekening houdt met volgende bepalingen:
a) de opstelling en activiteiten mogen geen hinder vormen voor een vlotte en veilige ontruiming van het evenement; noch van de achterliggende en nabij gelegen gebouwen; geen gevaar opleveren voor personen, gebouwen en andere particuliere eigendommen en ze mogen de hulpdiensten tijdens het uitvoeren van hun taak niet hinderen;
b) in functie van de bereikbaarheid van de gebouwen moet er te allen tijde een toegangsweg of vrije doorgang van minimaal 4 m hoogte en 4 m breedte gewaarborgd zijn voor de voertuigen van de brandweer en de overige hulpdiensten; deze vrije doorgang mag niet doodlopend zijn en moet draaistralen van minimaal 11 m aan de binnenkant en 15 m aan de buitenkant hebben zodat de voertuigen van de brandweer en de overige hulpdiensten kunnen in- en uitdraaien en de nodige manoeuvres kunnen uitvoeren;
c) deze vrije doorgang mag niet verder dan 10 m verwijderd zijn van de gevellijn van een gebouw met meer dan een gelijkvloers niveau; gebouwen met slechts een gelijkvloers niveau moeten bereikbaar zijn tot op minder dan 60 m;
d) alle opstellingen moeten op minimum 100 cm van de gevel van bewoonde of uitgebate panden worden opgesteld, opdat in geval van hulpbieding de werkzaamheden van de brandweer niet zouden worden gehinderd;
e) De opstelling en activiteiten mogen de goede opstelling van de autoladder van de brandweer niet nadelig beïnvloeden, met andere woorden dienen de gebouwen die normaliter bereikbaar zijn voor de autoladder van de brandweer dit te allen tijde te blijven tijdens evenementen of activiteiten op de openbare weg.
§2. Alle nodige maatregelen dienen te worden genomen opdat de toegangswegen voor de brandweervoertuigen te allen tijde vrij blijven van geparkeerde voertuigen, fietsen, bromfietsen, e.d. De eventuele aanwezige bakens dienen snel en eenvoudig verwijderd te kunnen worden door de hulpdiensten. Het terrein dient vlot bereikbaar te zijn voor de voertuigen van de brandweer.
§3. De inplanting van de kramen, borden, voertuigen, e.d. mag het gebruik van aanwezige hydranten en gasafsluiters niet verhinderen.
§4. De hydranten en gasafsluiters moeten steeds vrijgehouden worden en voor de brandweer gemakkelijk bereikbaar zijn.
§5. Het evenement dient op een egaal terrein plaats te vinden. Eventuele putten en obstakels op het terreinoppervlak dienen te worden weggewerkt.
§6. Op het volledige evenemententerrein dient veiligheidsverlichting voorzien te worden die een veilige evacuatie van alle aanwezige bezoekers permanent waarborgt. Een goed werkende en afdoende openbare verlichting kan een goed alternatief bieden voor open ruimten.
§7. Er dienen voldoende middelen aanwezig te zijn die een evacuatie van het terrein onmiddellijk en zonder verwarring kunnen bevelen. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan een krachtige megafoon met sirene.
§8. Er dienen draagbare blustoestellen met 6 kg ABC-poeder aanwezig te zijn op het terrein en oordeelkundig verspreid (kramen, podium, enz.). Deze snelblustoestellen moeten jaarlijks door een bevoegde firma nagezien en op deugdelijkheid beproefd worden.
§9. De uitgangen en nooduitgangen dienen voldoende zichtbaar gesignaleerd te worden met pictogrammen conform het K.B. van 17 juni 1997 betreffende de veiligheidssignaleringen op het werk. De pictogrammen dienen voldoende groot te zijn en waarneembaar voor alle aanwezigen.
§10. Er dient minimaal één verantwoordelijke belast te worden met de veiligheid van het evenement inzonderheid het goed gebruik van de blustoestellen alsook hulp bij een eventuele evacuatie.
§11. In geval van brand of ongeval moeten vanuit het evenement de hulpdiensten telefonisch kunnen verwittigd worden. Bij het toestel moeten de oproepnummers van brandweer, politie en andere hulpdiensten aangegeven zijn.
§12. De inrichter moet 2 gedetailleerde inplantingsplannen van dit evenement (formaat A3 of A4) bezorgen aan de brandweer Brasschaat, en dit minimum een week voor aanvang van dit evenement. Op deze inplantingsplannen moeten de obstakels, tenten, parking, e.d. worden aangeduid, alsook de plaatsing van gasflessen en andere risicohoudende toestellen. Een telefoonlijst van bereikbare personen bij eventuele calamiteit dient eveneens bijgevoegd te worden.
Installatie voor bak-, braad- en kookdoeleinden
Art.14.19.
§1. De installatie voor bak-, braad- en kookdoeleinden moet zijn uitgevoerd volgens de wettelijke voorschriften en de regels van goed vakmanschap zodat haar werking geen hinder veroorzaakt, geen gevaar oplevert voor brand en degelijk is beschermd ter voorkoming van ongevallen.
§2. De verwarmingsinstallaties en kooktoestellen dienen derwijze opgesteld dat zij alle waarborgen van veiligheid tegen brand bieden. Zij moeten op een stenen vloerplaat of op een plaat van onbrandbaar en de slecht warmtegeleidend materiaal zijn aangebracht, op een gemakkelijk bereikbare, tot in de buitenlucht verluchte veilige plaats.
§3. Het gebruik van verwarmings- of kooktoestellen gestookt met alcohol, benzine of petroleum is streng verboden.
§4. In het geval vloeibaar gemaakte petroleumgassen gebruikt worden, zijn de flessen en houders te plaatsen op een voor de hulpdiensten gemakkelijk bereikbare, goed verluchtbare veilige en
reglementaire plaats buiten de “inrichtingen”. De verbinding met de toestellen zal uitgevoerd worden met buizen in roodkoper, aan elkaar gesoldeerd met een zilverlegering. Een technisch evenwaardige oplossing kan aanvaard worden.
§5. Gasinstallaties met flexibele verbindingen zijn toegestaan wanneer volgende zaken in acht genomen worden:
1) slangen voor ontspannen gas zijn oranje, maximaal 2 m lang, mogen niet ouder zijn dan 2 jaar en moeten een fabricagedatum vermelden; deze slangen worden vervangen zodra er scheurtjes, barsten of enige andere abnormale vervormingen zichtbaar zijn,
2) de slangen voor ontspannen gas worden steeds vastgemaakt met slangenklemmen op een slangenpilaar,
3) slangen voor niet-ontspannen gas (voor onderling verbinden van de gasflessen) zijn zwart, maximaal 1 m lang en beschikt over voorgemonteerde koppelstukken; deze slangen mogen niet ouder zijn dan 5 jaar en dienen een vervaldatum te vermelden.
§6. De voorraad gasflessen aanwezig nabij de installatie mag maximaal een dagvoorraad zijn (maximum 2 gasflessen per verkoopseenheid).
§7. Het gebruik van verwarmingstoestellen voor bak-, braad- of kookdoeleinden evenals deze voor demonstratiedoeleinden is slechts toegestaan in de "inrichtingen" en stands die daarvoor speciaal zijn uitgerust. Nabij deze verwarmings- of kooktoestellen zullen, bijkomend, één of meerdere geschikte en bedrijfsklare draagbare blustoestellen worden opgesteld.
§8. Indien gebruik wordt gemaakt van een mobiel ingerichte wagen voor de verdeling van warme snacks zal deze in overleg met de brandweer Brasschaat op het evenementterrein een plaats toegewezen krijgen.
§9. De afvoerkokers voor verbrandingsgassen dienen grondig te worden geïsoleerd zodat zij geen brandgevaar opleveren.
Inrichtingen van tijdelijke aard
Art.14.20.
§1. Toepassingsgebied
De maatregelen zijn van toepassing op:
✓ inrichtingen van tijdelijke aard, zoals de tenten en getimmerten voor het organiseren van vermakelijkheden en het geven van vertoningen;
✓ de jaarbeurzen en tentoonstellingen, die niet plaatsgrijpen in zalen van permanente inrichtingen; die voor ten hoogste drie maanden op eenzelfde plaats zijn gevestigd en die een totaal grondoppervlak hebben dat groter is dan 60 m². De inrichtingen waarop deze maatregelen van toepassing zijn zullen hieronder kortweg "inrichtingen" genoemd worden. Deze maatregelen zijn van toepassing, onafhankelijk van de wettelijke en reglementaire voorschriften aan dewelke de gevaarlijke, hinderlijke en ongezonde inrichtingen onderworpen zijn, zelfs indien zij van tijdelijke aard zijn, alsmede op de installaties en apparaten geviseerd door het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (A.R.A.B.). Zij zullen gebruikt worden net als de na te leven voorschriften die opgelegd worden bij het verlenen van de vergunning tot oprichten van tenten of getimmerten voor het houden van vermakelijkheden, vertoningen, jaarbeurzen en tentoonstellingen.
§2. Inplanting en toegangswegen
a) De horizontale vrije afstand, rond de "inrichtingen" moet ten minste 6 m bedragen. Dit impliceert dat een parkeerverbod in deze zone rondom de "inrichtingen" dient te worden ingesteld en dat verkooppunten van snacks e.d. niet toegelaten worden in deze zone rondom de "inrichtingen".
b) In deze zone mogen echter wel spantouwen en hun bevestigingspunten aangebracht worden indien deze de evacuatie niet hinderen. De bevestigingspunten van de spantouwen in de grond dienen degelijk beschermd te zijn ter voorkoming van ongevallen.
c) De "inrichtingen" moeten zodanig opgericht worden ten opzichte van andere gebouwen dat door de inplanting ervan noch de evacuatie, noch de veiligheid van de gebruikers, noch de actie van de brandweer ten overstaan van deze gebouwen in het gedrang komen.
d) De "inrichtingen" moeten steeds bereikbaar blijven voor brandweervoertuigen via wegen die onderstaande karakteristieken vertonen:
✓ minimale vrije breedte: 4 m;
✓ minimale vrije hoogte: 4 m;
✓ minimale draaistraal: 11 m aan de binnenkant en 15 m aan de buitenkant.
Deze toegangswegen mogen niet gehinderd worden door geparkeerde voertuigen die een vrije beweging van de brandweerwagens zouden kunnen beletten.
§3. Opbouw en evacuatie
a) Het zeil en de eventuele harde zijwanden van de "inrichtingen" moeten uit materialen gemaakt zijn met een reactie bij brand min. klasse A2 of M2 cfr. bijlage 5 van het KB van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
b) De materialen nodig voor de inwendige inrichting, omvattende de banken en vloeren dienen steeds in goede staat van deugdelijkheid en onderhoud te zijn. Banken en stoelen moeten stevig op de vloer bevestigd zijn, met uitzondering nochtans voor de stoelen in een verbruiksalon.
c) De versieringen moeten uit materialen gemaakt zijn met een reactie bij brand min. klasse A2 of M2 cfr. bijlage 5 van het KB van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
Materialen die bij lage temperatuur smelten zijn verboden. Versieringen die de evacuatie kunnen hinderen zoals o.a. netten, losse doeken e.d. zijn niet toegelaten.
d) Spantouwen moeten goed aangespannen zijn en hun bevestigingspunten moeten stevig vastzitten.
e) Elke "inrichting" moet minstens twee afzonderlijke uitgangen bezitten. De uitgangen mogen maximaal een doorgangsbreedte verschillen en moeten zich in tegenovergestelde zones van de "inrichtingen" bevinden. Ze moeten uitgeven op een veilige plaats waarvan de oppervlakte in verhouding staat tot de maximale capaciteit van de "inrichtingen".
f) Indien de bezetting per "inrichting" meer dan 500 personen bedraagt dienen minimaal 2 + n uitgangen te worden voorzien waarbij n het geheel getal is onmiddellijk groter dan de deling door 1000 van de maximale bezetting van de "inrichtingen".
g) De uitgangen moeten verder zodanig over de "inrichtingen" verdeeld zijn dat er vanuit gelijk welke plaats in de "inrichtingen" nooit meer dan 20 m moet afgelegd worden om een rechtstreekse buitenuitgang te bereiken.
h) Iedere uitgang moet minstens 80 cm breed zijn. De totale breedte van de uitgangen is minstens gelijk aan, in centimeter uitgedrukt, het maximaal aantal gelijktijdige gebruikers van de "inrichtingen".
i) Het aantal gelijktijdige gebruikers van de "inrichtingen" wordt door de uitbater bepaald met een maximum van 1 persoon per m2 oppervlakte van de "inrichtingen" gemeten tussen de "wanden".
j) De uitgangen moeten over hun ganse breedte en over een hoogte van min. 2 m volledig vrijblijven (voor een uitgang via een opening met schuin weghangend deel van een tentzeil wordt enkel dat deel van de uitgang in rekening gebracht dat min. 2 m hoog is). Spantouwen en hun bevestigingspunten mogen de evacuatie niet hinderen.
k) De uitgangsdeuren dienen te openen in de richting van de ontruiming.
l) Kas- en controleloketten dienen stevig vastgehecht, derwijze dat zij de vereiste nuttige breedte en hoogte der gangen en uitgangen niet verminderen.
m) Gangen, met een minimale breedte die gelijk is aan de breedte van de uitgang of nooduitgang waarop ze uitgeven, moeten steeds geheel vrij gehouden worden van belemmeringen en moeten een snelle ontruiming mogelijk maken; zij moeten rechtstreeks naar de uitgangen en nooduitgangen leiden en mogen hiervoor in geen geval andere bezette ruimten doorlopen.
n) De plaats van elke uitgang of nooduitgang moet aangegeven zijn door het opschrift "UITGANG" of "NOODUITGANG" en door een reglementair pictogram dat voldoet aan de bepalingen van artikel 54 quinquies van het A.R.A.B. Deze opschriften zijn groen op een witte achtergrond of wit op een groene achtergrond. Hun verlichting wordt zowel door de normale elektrische verlichting als door de veiligheidsverlichting verzekerd.
§4. Elektrische installaties
a) Voor het verlichten van de "inrichtingen" en de stands wordt enkel elektrisch licht toegelaten. Bovendien moeten de "inrichtingen" uitgerust zijn met een veiligheidsverlichting die voldoet aan de geldende Belgische normen terzake en die voldoende lichtsterkte geeft om hindernissen zichtbaar te stellen en om een ordelijke ontruiming te verzekeren (minimaal op te hangen boven elke uitgang en nooduitgang en verder in de gangen indien dit nodig is voor een veilige evacuatie). Deze verlichting treedt onmiddellijk en automatisch in werking bij het uitvallen van de gewone verlichting en bezit een autonomie van minstens een half uur.
b) Alle verlichting moet op een veilige wijze worden opgehangen (voldoende afstand ten opzichte van o.a. het tentzeil of lichte wanden, eventuele versieringen, enz. - stabiele ophangpunten – enz.) zodat geen brand of ander gevaar kan ontstaan.
c) Indien de openbare verlichting onvoldoende is, moet buiten de "inrichtingen" gezorgd worden voor verlichtingspunten nabij de uitgangen en nooduitgangen.
d) De gehele elektrische installatie dient te voldoen aan de voorschriften van de geldende wettelijke en reglementaire teksten, evenals aan het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (A.R.E.I.).
§5. Verwarmingsinstallaties
a) De verwarmingsinstallaties en kooktoestellen dienen derwijze opgesteld dat zij alle waarborgen van veiligheid tegen brand bieden. Zij moeten op een stenen vloerplaat of op een plaat van onbrandbaar en de warmte slecht geleidend materiaal zijn aangebracht, op een gemakkelijk bereikbare, tot in de buitenlucht verluchte veilige plaats.
b) Inwendige verbrandingsmotoren, warmeluchtgeneratoren evenals de brandstofvoorraad (in metalen recipiënten) moeten op een veilige plaats ondergebracht worden, buiten de
“inrichting” op een afstand van ten minste 1 m.
c) De aanwezigheid in de "inrichting" van verplaatsbare verwarmingstoestellen, flessen met vloeibaar gemaakte brandbare, brandbevorderende of giftige gassen, brandbare vloeistoffen en licht brandbare vaste stoffen is verboden.
d) Het gebruik van verwarmings- of kooktoestellen gestookt met alcohol, benzine of petroleum is streng verboden.
e) In het geval vloeibaar gemaakte petroleumgassen gebruikt worden, zijn de flessen en houders te plaatsen op een voor de hulpdiensten gemakkelijk bereikbare, goed verluchtbare veilige en reglementaire plaats buiten de "inrichting".
f) De verbinding met de toestellen zal uitgevoerd worden met buizen in roodkoper, aan elkaar gesoldeerd met een zilverlegering. Een technisch evenwaardige oplossing kan aanvaard worden.
g) Het gebruik van verwarmingstoestellen voor bak-, braad- of kookdoeleinden evenals deze voor demonstratiedoeleinden is slechts toegestaan in de "inrichtingen" en stands die daarvoor speciaal zijn uitgerust.
h) Nabij deze verwarmings- of kooktoestellen zullen, bijkomend, één of meerdere geschikte en bedrijfsklare draagbare blustoestellen worden opgesteld.
i) De afvoerkokers voor verbrandingsgassen dienen grondig te worden geïsoleerd zodat zij geen brandgevaar opleveren.
§6. Energiebronnen
Alle energiebronnen, zowel deze die een vaste plaats innemen op een daartoe ingerichte wagen of als toestel verplaatsbaar zijn, dienen te voldoen aan de wettelijke voorschriften, derwijze dat hun werking niemand hindert, zij geen gevaren opleveren voor brand en degelijk beschermd en afgeschermd zijn ter voorkoming van ongevallen.
§7. Rookverbod
Het rookverbod wordt opgelegd en reglementair aangeduid met wettelijke pictogrammen. Aan de ingang van deze "inrichtingen" zullen met zand gevulde onbrandbare bakjes geplaatst worden voor het inwerpen van smeulende tabaksresten.
§8. Brandbeveiligingsmiddelen en andere voorzorgsmaatregelen
a) De inplanting van de "inrichtingen" mag het gebruik van aanwezige hydranten en gasafsluiters niet verhinderen. De hydranten, gelegen nabij de toegangswegen, moeten steeds vrijgehouden worden en voor de brandweer gemakkelijk bereikbaar zijn.
b) Papierresten, leeg brandbaar verpakkingsmateriaal en brandbare afval moeten terstond verwijderd worden en mogen niet onder de vloeren van de barakken, getimmerten en stands geborgen of weggeworpen worden.
c) In alle "inrichtingen" moeten draagbare snelblustoestellen met min. 6 kg ABC-poeder ofwel andere specifieke snelblustoestellen, afhankelijk van het risico, aanwezig zijn (minstens 2 toestellen per 100 m2). Deze moeten op goed zichtbare en gemakkelijk bereikbare plaatsen aangebracht worden (nabij de uitgangen, nabij een podium of een toog, enz.).
d) Deze snelblustoestellen moeten jaarlijks door een bevoegde firma nagezien en op deugdelijkheid beproefd worden.
e) Ballonnetjes gevuld met een brandbaar en/of giftig gas mogen niet in de "inrichtingen" aanwezig zijn.
f) Ten minste één afgevaardigde moet met de veiligheid belast zijn om preventief toezicht te kunnen uitoefenen en onmiddellijk te kunnen ingrijpen in geval van brand of andere onregelmatigheid.
g) In geval van brand of ongeval moeten vanuit de "inrichtingen" of de nabije omgeving de hulpdiensten telefonisch kunnen verwittigd worden. Bij het toestel moeten de oproepnummers van brandweer, politie en andere hulpdiensten aangegeven zijn.
h) Bij elke sluitingstijd wordt door het personeel een rondgang binnen en buiten de "inrichting" uitgevoerd.
i) De inrichting dient een voldoende stabiliteit te hebben in normale omstandigheden. Bij gebrek aan een verklaring of attest, van een bevoegd ingenieur of organisme, inzake de stabiliteit van de "inrichting" bij een windsnelheid hoger dan 50 km per uur, dient de "inrichting" te worden gesloten en ontruimd gedurende de tijd dat deze windsnelheid overschreden wordt.
Kampvuur
Art. 14.21. Het houden van een kampvuur is toegestaan, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
1) Het kampvuur kan enkel plaatsvinden op minstens 100 m van bewoonde en/of uitgebate panden.
2) Tijdens brandfase geel, oranje of rood dient het kampvuur plaats te vinden op minstens 100 m van begroeiingen of bebossingen;
3) Rond het kampvuur dienen dranghekkens geplaatst op minstens 6 m van de brandhaard;
4) Het vuur dient bestendig onder controle gehouden te worden om uitbreiding te vermijden en de veilige afstand van 6 m te blijven behouden;
5) Een voldoende aantal poederblustoestellen (gevuld met min. 6 kg ABC poeder) dient bij de hand gehouden;
6) De verbrandingsresten dienen met zand te worden afgedekt om heropflakkering te vermijden.
Vuurkorven en -manden
Art. 14.22. Er mogen geen vuurmanden onbeheerd worden achtergelaten op de openbare weg.
1) Vuurmanden met een diameter groter dan 60 cm of hoger dan 90 cm - dit is groter dan een 208 liter of 55 gallon olievat - zijn niet toegestaan.
2) Een vuurmand moet zodanig worden opgesteld dat ze niet kan worden omgestoten. Ze moet op voldoende afstand - tenminste 120 cm - van brandbare materialen en gebouwen worden geplaatst of er zodanig van worden afgescheiden dat brandgevaar wordt voorkomen.
3) De ondergrond moet vrij zijn van brandbare materialen.
4) Een vuurmand moet zodanig worden opgesteld, of afgeschermd, dat onopzettelijk contact van personen - en in het bijzonder kinderen - met de vuurmand of het vuur onmogelijk is. Een vuurmand mag niet worden opgesteld in de vrije doorgang.
5) Een vuurmand is verboden in een tijdelijke inrichting (kraam, tent, container, wagen, kermisexploitatie, podium, tribune of gelijkaardig).
6) Als brandstof voor een vuurmand wordt slechts onbehandeld hout of een andere vaste natuurlijke brandstof, zoals steenkool of houtskool, toegestaan. De opslag van brandstof moet steeds buiten het bereik van het publiek gebeuren. Deze opslagplaatsen moeten vlot bereikbaar zijn voor de brandweer.
7) In de nabijheid van elke vuurmand moet tenminste één ABC-type (poeder of waterig schuim) snelblusser van 1 bluseenheid (conform de norm NBN S 21.014) beschikbaar zijn. In functie van het risico kan de brandweer bijkomende blusmiddelen opleggen. De blusmiddelen moeten bedrijfsklaar zijn, op een goed zichtbare en gemakkelijk bereikbare plaats worden opgesteld, en duidelijk worden gesignaleerd d.m.v. de juiste pictogrammen. Elke medewerker moet deze blusmiddelen kunnen gebruiken en moet ingrijpen bij het minste gevaar. De organisator moet op eenvoudige vraag een bewijs van nazicht van de blusmiddelen kunnen voorleggen dat niet ouder is dan 12 maanden. Elke dag en bij sluitingstijd wordt door de organisator een rondgang
uitgevoerd. Bij sluitingstijd moet elke vuurmand worden gedoofd met een overvloedige hoeveelheid water en moet de resterende brandstof worden verwijderd.
Het gebruik van springstoffen/vuurwerk
Art.14.23.
§1. Buiten de gevallen bij de wet toegestaan is het verboden om, zonder schriftelijke vergunning van de burgemeester, zowel op de openbare weg als op private plaatsen, vuurwerk te ontsteken, stoffen die rook ontwikkelen en die bovendien vallen onder het MB van 3 februari 2003 (BS 19/02/2000) te ontsteken, knalbussen of voetzoekers te doen ontploffen, buskruit af te steken of om automatische knalkanonnen of gelijkaardige apparaten te gebruiken. Het gebruik van wensballonnen of gelijkaardig is te allen tijde verboden.
§2. De vergunning bevat de maatregelen om het ontsteken van vuurwerk op een veilige en gecontroleerde manier te laten verlopen.
§3. Alle voorwerpen waarmee de overtreding in §1 werd begaan, zowel springstof als de apparaten kunnen in beslag worden genomen. In dit geval worden ze, op diens verzoek, teruggegeven aan de bezitter of eigenaar de eerstvolgende werkdag tijdens de kantooruren.
Onderafdeling 2 - met de politie gerelateerde bepalingen
geluidsbepalingen
Art.14.24.
Van toepassing met betrekking tot de geluidsbepalingen:
a) Koninklijk Besluit van 24 februari 1977 houdende vaststelling van geluidsnormen voor muziek in openbare en private instellingen
b) Algemeen politiereglement Brasschaat artikel 7.10
§1. Binnen het wettelijk kader m.b.t. elektronische versterkte muziek moeten door de organisator of uitbater maatregelen uitgewerkt worden om de overlast van muziek tot een minimum te herleiden.
1) Bewoners wonend in een straal van 250 m van het evenementgebeuren worden door de organisator vooraf schriftelijk geïnformeerd.
2) De opstelling van geluidsboxen moet zo zijn opgesteld dat het geluid wordt verstuurd naar het centrum van de zaal/tent en niet naar de uitgang of naar muren/zeilen toe. De geluidsboxen bevinden zich verspreid in de zaal/tent. Als elke bezoeker zich dichtbij een box bevindt, is er minder vermogen nodig en is er dus ook een lager geluidsniveau in de inrichting en in de omgeving van het evenement.
§2. Iedere verantwoordelijke van een openbare inrichting of organisator van een evenement of privé- evenement waarbij muziek wordt gespeeld of geluidsversterkende apparatuur wordt gebruikt, is verplicht:
1a) de bepalingen na te leven van Xxxxxx XX met de nieuwe geluidsnormen voor muziekactiviteiten dd 01/01/2013 en het daarin geïntegreerde KB van 24 februari 1977 houdende vaststelling van de geluidsnormen voor muziek in openbare en private inrichtingen, behoudens de afwijkende geluidsnormen toegestaan door het college van burgemeester en schepenen in uitvoering van artikel
6.7.2 en artikel 6.7.3 hoofdstuk 6.7 van Vlarem II IPV.
1b) de bepalingen na te leven van het onderhavig politiereglement
2) de aanvraag tot afwijking op de geluidsnorm moet samen met de aanvraag of kennisneming van het evenement worden ingediend.
§3. Iedere verantwoordelijke van een openbare inrichting of organisator van een evenement of privé- evenement waarbij muziek wordt gespeeld of geluidsversterkende apparatuur wordt gebruikt:
1) staat in voor de communicatie met politie en geluidstechnicus betreffende afstelling geluidsniveau muziek
2) is aansprakelijk inzake overtredingen geluidshinder
3) staat in voor (zelf)controle van het geluidsniveau
mobiliteitsplan
Art. 14.25. Bij een evenement vanaf 500 personen zal de organisator in overleg met de politie (de organisator doet een voorstel) een mobiliteitsplan opstellen. In dit mobiliteitsplan zullen volgende elementen aan bod komen:
§1. bereikbaarheid
De locatie van het evenement wordt gekozen in functie van de bereikbaarheid en het beoogde
bezoekersaantal. Met betrekking tot de bereikbaarheid wordt gekozen volgens het “STOP principe”. (stappers, trappers, openbaar vervoer, personen vervoer) Bij een sportmanifestatie zal een parcoursanalyse deel uitmaken van het mobiliteitsplan. Er wordt gestreefd naar een minimale impact op de verkeersstroom en de leefomgeving. Op gewestwegen dient tevens een toelating te worden aangevraagd bij afdeling wegen en verkeer Antwerpen.
§2. circulatieplan
Het circulatieplan heeft als doel: om zowel het bestemmingsverkeer als het doorgaand verkeer te beheersen, de doorstroming van het verkeer te verzekeren en de bereikbaarheid en de toegankelijkheid van de hulpdiensten te bepalen Een model van circulatieplan zal door het college van burgemeester en schepenen worden vastgesteld. De organisatie zal stimulerende initiatieven nemen voor het gebruik van het openbaar vervoer, carpooling en het gebruik van de fiets.
§3. parkeerplan
De organisator dient te zorgen voor een parkeerplan, met garantie voor de verkeersveiligheid, zowel voor het in- als uitgaand verkeer als voor de geparkeerde voertuigen. Een model van parkeerplan zal door het college van burgemeester en schepenen worden vastgesteld.
§4. communicatieplan Het communicatieplan heeft als doel: om de bezoekers, de niet bezoekers (doorgaand verkeer) en de omwonende (bewoners langsheen het evenement) in te lichten betreffende het evenement, het circulatieplan en het parkeerplan. Een model van communicatieplan zal door het college van burgemeester en schepenen worden vastgesteld. De organisatie staat voor een maximale verspreiding van de hierboven vermelde informatie. Deze informatie wordt gevalideerd door de hulpdiensten. De organisatie zal het communicatieplan schriftelijk informeren aan de bewoners langsheen het evenemententerrein.
het inzetten van signaalgevers
Art.14.26. Zij voldoen aan de wettelijke bepalingen inzake signaalgevers opgenomen in de wegcode KB 1/12/1975 onder de artikels 41.3.1 – 41.3.2 en 59.19 en zijn drager van een geel of oranje fluo vestje. De organisator bezorgt ten laatste een week op voorhand de lijst met seingevers aan de bevoegde politiediensten.
inzetten van camerabewaking
Art.14.27. Indien er gebruik wordt gemaakt van camerabewaking dient de organisatie te voldoen aan de camerawetgeving van 21 maart 2018. Afhankelijk van het evenement kan het college van burgemeester en schepenen op advies van de hulpdiensten de organisatie het gebruik van camerabewaking opleggen. De politiediensten worden nauw betrokken in de installatie en het gebruik van deze camerabewaking.
inzetten van een private bewakingsonderneming
Art.14.28. Indien een samenwerking wordt aangegaan met een private bewakingsonderneming dient dit conform de wet van 2 oktober 2017 op de private en bijzondere veiligheid te gebeuren.
§1. Binnen het wettelijk kader m.b.t. personen die slechts sporadisch bewakingsactiviteiten voor de eigen organiserende vereniging uitoefenen, moet de organisator ten laatste een week op voorhand de lijst overmaken van de personen die hij voorstelt om in te zetten voor bewakingsopdrachten. Deze lijst wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de burgemeester.
Hoofdstuk 15 - STRAFFEN en BEMIDDELING
Art.15.1.
§1. De overtredingen op de bepalingen van titel I van dit reglement zullen worden gestraft met een administratieve geldboete van maximum 350,00 euro, overeenkomstig artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet en de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.
Minderjarigen die de volle leeftijd van 16 jaar bereikt hebben op het tijdstip van de feiten, kunnen het voorwerp uitmaken van een administratieve geldboete opgelegd krijgen van maximum 175,00 euro.
§2. De administratieve sanctie is proportioneel in functie van de zwaarte van de feiten die haar verantwoorden en in functie van de eventuele herhaling. Herhaling bestaat wanneer de overtreder reeds werd gesanctioneerd voor eenzelfde inbreuk binnen de vierentwintig maanden voorafgaand aan de nieuwe vaststelling van de inbreuk.
§3. De vaststelling van meerdere samenlopende inbreuken op dezelfde reglementen of verordeningen, geeft aanleiding tot één enkele administratieve sanctie, in verhouding tot de ernst van het geheel van de feiten.
Afdeling 1 - lokale bemiddeling
Art.15.2.
§1. Overeenkomstig de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties kan de sanctionerend ambtenaar een aanbod van lokale bemiddeling voorstellen, zijnde een maatregel die het voor de overtreder mogelijk maakt om, door tussenkomst van een bemiddelaar, de veroorzaakte schade te herstellen of schadeloos te stellen of om het conflict te doen bedaren.
§2. De lokale bemiddeling wordt gevoerd door een bemiddelaar die beantwoordt aan de minimale voorwaarden die door de Koning worden bepaald, hierna genoemd de bemiddelaar, of door een gespecialiseerde en door de gemeente erkende bemiddelingsdienst, overeenkomstig de door de Koning bepaalde voorwaarden en nadere regels. De procedure en de nadere regels van deze lokale bemiddeling zijn als volgt:
✓ Voor de bemiddeling van start gaat, beschikken de partijen over een verweertijd van twee weken om de feiten te betwisten. Doen zij dit niet, dan worden de partijen door middel van een brief uitgenodigd voor een gesprek. Elke minderjarige heeft hierbij recht op een pro deo advocaat. Deze wordt op de hoogte gesteld van de datum van het gesprek.
✓ De benadeelde partij (gemeente zelf of een natuurlijk persoon) en de dader worden allebei afzonderlijk uitgenodigd voor een eerste kennismakend gesprek. Wanneer de gemeente benadeelde partij is, kan van deze procedure worden afgeweken. Het is immers niet nodig om telkens een eerste kennismakend gesprek te doen wanneer men reeds op de hoogte is van de werking van de bemiddeling.
✓ Als beide partijen op het aanbod van de bemiddeling wensen in te gaan dan volgt de eigenlijke bemiddeling. Deze bemiddeling kan rechtstreeks verlopen door effectief met dader en benadeelde samen aan tafel te gaan zitten of onrechtstreeks met de bemiddelaar als tussenpersoon.
✓ Als beide partijen hierbij tot een overeenkomst komen, wordt een protocolovereenkomst opgesteld. Deze wordt eerst ter goedkeuring naar de advocaat van de jongere gestuurd en moet door alle partijen ondertekend worden. Komen de partijen niet tot een overeenkomst, dan wordt het dossier bij de bemiddelaar afgesloten en terug naar de sanctionerend ambtenaar gestuurd. De partijen beschikken dan wel nog via een standpuntenbrief over de mogelijkheid om hun kant van het verhaal aan de sanctionerend ambtenaar te doen.
§3. Deze bemiddeling is verplicht voor minderjarigen die de volle leeftijd van 16 jaar hebben bereikt op het ogenblik van de feiten en facultatief voor meerderjarigen.
§4. In geval van een geslaagde bemiddelingsprocedure wordt er geen administratieve geldboete meer opgelegd.
Afdeling 2 - gemeenschapsdienst
Art.15.3.
§1. Overeenkomstig de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sanctie kan de sanctionerend ambtenaar een gemeenschapsdienst voorstellen.
§2. De sanctionerend ambtenaar kan in geval van een minderjarige beslissen de gemeenschapsdienst toe te vertrouwen aan een bemiddelaar of een bemiddelingsdienst. Voor meerderjarigen wordt de gemeenschapsdienst omkaderd door een door de gemeente erkende dienst of door een rechtspersoon die door de gemeente wordt aangewezen.
§3. De gemeenschapsdienst mag ten aanzien van de meerderjarige niet meer bedragen dan 30 uur en ten aanzien van de minderjarige niet meer dan 15 uur en dient uitgevoerd te worden binnen de termijn van 6 maanden vanaf de datum van kennisgeving van de beslissing van de sanctionerend ambtenaar.
Afdeling 3 - tijdelijk plaatsverbod
Art.15.4.
§1. In geval van verstoring van de openbare orde veroorzaakt door individuele of collectieve gedragingen, of in geval van herhaaldelijke inbreuken op de reglementen en verordeningen van de gemeenteraad gepleegd op eenzelfde plaats of ter gelegenheid van gelijkaardige gebeurtenissen en die een verstoring van de openbare orde of een overlast met zich meebrengen, kan de burgemeester beslissing om overeenkomstig artikel 134 sexies Nieuwe Gemeentewet, over te gaan tot het opleggen van een tijdelijk plaatsverbod van een maand, tweemaal hernieuwbaar
§2. Onder tijdelijk plaatsverbod wordt verstaan het verbod binnen te treden in een of meerdere plaatsen die als toegankelijk voor het publiek worden bepaald, gelegen binnen een gemeente, zonder evenwel het geheel van het grondgebied te beslaan.
§3. In geval van niet naleving van het tijdelijk plaatsverbod, kan worden overgegaan tot het opleggen van een administratieve geldboete zoals voorzien door de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.
Afdeling 4 - ouderlijke betrokkenheid
Art.15.5. Overeenkomstig artikel 17 van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties kan de sanctionerend ambtenaar aan de minderjarige een procedure tot ouderlijke betrokkenheid voorstellen.
Afdeling 5 - bevel van de burgemeester
Art.15.6.
§1. Onverminderd de in het Algemeen Politiereglement van Brasschaat voorziene maatregelen, kan de burgemeester telkens wanneer de openbare gezondheid, veiligheid en rust in gevaar zijn, maatregelen bevelen om het gevaar te doen ophouden. Indien deze bevelen niet worden uitgevoerd, kan de burgemeester van ambtswege op kosten en op risico van degene die in gebreke gebleven is, tot uitvoering laten overgaan.
§2. Het niet naleven van het bevel van de burgemeester wordt bovendien bestraft met de in art.15.1. voorziene administratieve sancties.
Afdeling 6 – houder van de kentekenplaat
Art.15.7
§1.Wanneer een overtreding van deze verordening is begaan met een motorvoertuig, ingeschreven op naam van een natuurlijke persoon, en de bestuurder bij de vaststelling van de overtreding niet geïdentificeerd werd, wordt vermoed dat deze is begaan door de titularis van de nummerplaat van het voertuig. Het vermoeden van schuld kan worden weerlegd met elk middel.
§2. Wanneer een overtreding van deze verordening is begaan met een motorvoertuig, ingeschreven op naam van een rechtspersoon, zijn de natuurlijke personen die de rechtspersoon in rechte vertegenwoordigen ertoe gehouden de identiteit van de bestuurder op het ogenblik van de feiten mee te delen of, indien zij die niet kennen, de identiteit van de persoon die het voertuig onder zich heeft.
De mededeling moet gebeuren binnen een termijn van 15 dagen te rekenen vanaf de datum waarop de vraag om inlichtingen werd verstuurd.
Indien de persoon die het voertuig onder zich heeft niet de bestuurder was op het ogenblik van de feiten moet hij eveneens, op de wijze hierboven vermeld, de identiteit van de bestuurder meedelen.
De natuurlijke personen die de rechtspersoon in rechte vertegenwoordigen als titularis van de nummerplaat of als houder van het voertuig, zijn ertoe gehouden de nodige maatregelen te nemen om aan deze verplichting te voldoen.
Zij die overeenkomstig artikel 1384 van het Burgerlijk wetboek burgerrechtelijk aansprakelijk zijn voor de vergoeding en kosten, zijn insgelijks aansprakelijk voor de geldboete.
Titel II: Bepalingen onderworpen aan strafsancties
[opgeheven bij gemeenteraadsbeslissing van 24 juni 2019 en vervangen door onderhavig reglement]
Afdeling 1 – algemene bepalingen
Art.16.1. verklarende woordenlijst
✓ Afdekplaat: plaat ter afdekking van een columbarium nis, een urnenkelder in het urnenveld of nis in graf.
✓ Begraafplaats: gemeentelijke grond voor begravingen, bijzettingen en asverstrooiingen.
✓ Begraving: begraven van stoffelijke overschotten of asurnen in volle grond.
✓ Bijzetting: plaatsing van een urne in het urnenveld, nis in graf of de columbariummuur.
✓ Columbariummuur: bovengrondse verzameling nissen voor plaatsing van urnen.
✓ Concessie: graf of nis tegen betaling voorbehouden voor een vastgestelde termijn.
✓ Eeuwigdurende concessie: concessie toegestaan vóór 21 april 1955.
✓ Grafmonument: zerk of omboording op het grafperceel.
✓ Grafrust: periode dat het stoffelijk overschot niet mag verwijderd worden.
✓ Grafteken: symbool dat op een grafmonument of afdekplaat wordt geplaatst.
✓ Herbegraving: begraven na ontgraving.
✓ Herdenkingszuil: muur voor naamplaatjes.
✓ Herdenkingsmonument: monument voor naamplaatjes op de kinderbegraafplaatsen;
✓ Hernieuwing: verlenging van de concessietermijn.
✓ Niet-geconcedeerd: gewone lijn, graf of nis voor kosteloze begraving, dit is geen concessie.
✓ Nis in graf: bestemd voor het begraven van urnen in een ondergrondse nis, geplaatst in vervallen of ingetrokken grondconcessie, gelegen tussen de nog bestaande concessies. Op het perceel wordt door de gemeente een lage beplanting voorzien. Aan de achterzijde wordt een taxushaag aangeplant. Het onderhoud van de beplantingen gebeurt door de gemeente.
✓ Ontruiming: verwijderen van grafmonumenten of urnen.
✓ Ontgraving: opgraven stoffelijke resten of urnen.
✓ Perceel: grond waar het grafmonument opstaat, nis in het urnenveld, nis in graf of nis in de columbariummuur.
✓ Perk: terrein op begraafplaats voorbehouden voor begravingen.
✓ Sterrenweide: perk op de begraafplaats Kaart/Rustoord voor de naamloze begraving van foetussen.
✓ Op dit perk worden geen concessies, toelatingen tot opgravingen, graftekens, grafkelders, inschriften en beplantingen toegestaan.
✓ Strooiweide: weide voor het verstrooien van de as van gecremeerde lichamen.
✓ Urnenveld: weide met afzonderlijke kleine kelders voor plaatsing van urnen.
✓ Urnenbos: een ecologische gedenkvorm, zone voor anonieme bijzettingen van composteerbare asurnen in volle grond begraven in niet geconcedeerde percelen op begraafplaats Kaart/Rustoord. Om het natuurlijk proces te respecteren worden er in deze
zone geen concessies, geen gedenktekens, beplantingen of verwijzingen naar overledenen, toegelaten in het bos.
✓ Verstrooien: verspreiden van de as op de strooiweide.
✓ Volle grond: begraven in de aarde.
✓ Wilsbeschikking: schriftelijke kennisgeving aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van de overledene met betrekking tot de wijze van teraardebestelling en uitvaartritueel.
Afdeling 2 - begraafplaatsen
Art. 16.2.
(Decreet – art.2)
De gemeente beschikt over 4 begraafplaatsen:
✓ begraafplaats Centrum: Xxxxxxxxx 00
✓ begraafplaats Kaart/Rustoord: Max Hermanlei 193
✓ begraafplaats Xxxxx-ter-Heide : Xxxxxxxxxxxx 00
✓ begraafplaats Mariaburg: Alfredlei
Afdeling 3 - openingsuren en uurregelingen op de begraafplaatsen
Art.16.3.
§1. De begraafplaatsen zijn iedere dag voor het publiek toegankelijk, behoudens afwijkingen vastgesteld door
de burgemeester, als volgt:
✓ van 1 april tot 30 september van 8.30 uur tot 20.00 uur
✓ van 1 oktober tot 31 maart van 8.30 uur tot 16.30 uur
§2. De diensten tot begravingen in volle grond, asverstrooiingen en de bijzettingen in de urnenvelden, nissen in graf en de columbaria kunnen slechts plaatsvinden/aanvangen op :
✓ werkdagen van 09.00 uur tot uiterlijk 15.30 uur
✓ zaterdagen van 09.00 uur tot uiterlijk 13.30 uur
§3. Het is niet toegelaten te begraven, bij te zetten of te verstrooien op zon- en feestdagen.
§4.Ter gelegenheid van Allerheiligen en Allerzielen worden volgende schikkingen toegepast.
✓ Er zijn geen begravingen of werken toegelaten op 1 en 2 november.
✓ Tot en met de laatste werkdag van de maand oktober is het opsmukken en reinigen van graven geoorloofd.
✓ Tot en met vrijdag van de voorlaatste week van oktober is het geoorloofd grote werkzaamheden zoals het aanvoeren en plaatsen van gedenktekens toegestaan.
Afdeling 4 - bestemmelingen
Art.16.4.
De begraafplaatsen zijn bestemd voor:
✓ Personen ingeschreven in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van de gemeente. De begraving is kosteloos indien er geen concessie aangevraagd wordt.
✓ Personen die effectief in Brasschaat verblijven maar die volgens wettelijke bepalingen en/of internationale overeenkomsten vrijgesteld zijn van inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister.
✓ Personen niet ingeschreven in de gemeente, mits voldaan wordt aan het gemeentelijk belastingreglement op de begravingen.
✓ Personen overleden op het grondgebied Brasschaat.
✓ Personen die een grafconcessie bezitten op de begraafplaats, ook als niet-inwoner.
Afdeling 5 - inwoners/niet-inwoners
Art.16.5.
§1. Het begrip “inwoner” omvat:
✓ Personen die op de datum van hun overlijden ingeschreven zijn in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van Brasschaat.
✓ Personen die effectief in Brasschaat verblijven maar die volgens wettelijke bepalingen en/of internationale overeenkomsten vrijgesteld zijn van inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister.
✓ Personen die inwoner van de gemeente Brasschaat geweest zijn, doch verbleven in een rustoord voor bejaarden, een serviceflat, een zorgflat, een psychiatrische inrichting of enig andere instelling buiten de gemeente of als zorgbehoevende bij familieleden werden ondergebracht. Zij moeten gedurende een onderbroken periode van tien jaar ingeschreven geweest zijn in het bevolkings- of vreemdelingenregister van Brasschaat en mogen op het ogenblik van overlijden niet langer dan tien jaar om voorgaande redenen uitgeschreven zijn uit de bevolkingsregister van Brasschaat.
§.2. Het begrip “niet-inwoner” omvat:
✓ Personen die niet ingeschreven zijn in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van de gemeente Brasschaat. In deze gevallen wordt een inkomtaks geheven aan de tarieven van het op dat ogenblik geldend belastingreglement op de begravingen.
Afdeling 6 - modaliteiten MODALITEITEN BEGRAAFPLAATSEN Art.16.6.
(Vlaams decreet – art.2, 3 en 5)
§1. De begravingen of asuitstrooiingen van de stoffelijke resten hebben plaats op een van de gemeentelijke begraafplaatsen.
§2. De burgemeester bepaalt per begraafplaats op welke plaatsen en in welke volgorde de begravingen plaats vinden. Dit gebeurt per park en aansluitend in de rij.
§3. Het begraven van overledenen in volle grond is mogelijk op de begraafplaatsen Centrum, Kaart/Rustoord en Xxxxx-ter-Heide. Op de begraafplaats Mariaburg gebeuren enkel nog bijzettingen in bestaande grafconcessies.
Het aanleggen van nieuwe grafkelders is enkel nog toegelaten op de begraafplaats Kaart/Rustoord en slechts tegen een weg waarvan de breedte minimum 2,50 m bedraagt. Op de andere begraafplaatsen gebeuren enkel nog bijzettingen in bestaande kelders.
§4. De as van gecremeerde lichamen kunnen:
✓ Bijgezet worden in volle grond op de begraafplaatsen Centrum, Kaart/Rustoord en Xxxxx-ter- Heide. Op de begraafplaats Mariaburg gebeuren enkel bijzettingen in volle grond in bestaande grafconcessies.
✓ Bijgezet worden op alle begraafplaatsen in het columbarium, de urnenvelden of nis in graf.
✓ Bijgezet worden op begraafplaats Kaart/Rustoord in het urnenbos.
✓ De as van het gecremeerde lichaam kan uitgestrooid worden op de daartoe bestemde percelen.
✓ De asurn kan ter beschikking gesteld worden van de nabestaanden om te worden bewaard op een andere plaats dan de begraafplaats. Dit kan ook retroactief gebeuren.
§5. Op de gemeentelijke begraafplaatsen Brasschaat zijn ereperken ingericht.
Enkel op de begraafplaats Mariaburg worden nog begravingen in het ere perk toegepast.
Het ere perk is bestemd voor het begraven van het stoffelijk overschot van oud-strijders, weerstanders en politieke gevangenen van de oorlogen 1914-1918 en 1940-1945 die ooit ingeschreven waren in het bevolkings- of vreemdelingenregister van Brasschaat. De bewijslast hiervan ligt bij de nabestaanden.
De grond hiervoor wordt kosteloos ter beschikking gesteld. De nabestaanden plaatsen op hun kosten een eenvormig monument. Het is niet toegelaten om op deze plaatsen aanplantingen te doen.
§6. Xxxxxxxxx tot 26 weken zwangerschap (dit is vóór de wettelijke levensvatbaarheidsgrens) kunnen begraven worden op de Sterrenweide. De begraving gebeurt naamloos en zonder graftekens, beplantingen of andere objecten.
Aan de rustbank op de Sterrenweide is een plaats voorzien om bloemen neer te leggen. De foetussen worden begraven op een diepte van minstens 0,60 m.
§7. Op de begraafplaatsen zijn kinderperken voorzien voor de lijkbezorging van overleden of levenloos geboren kinderen tot 10 jaar.
De nabestaanden kunnen kiezen voor een geconcedeerd- of een niet-geconcedeerd graf. Concessies kunnen hernieuwd worden.
Niet-geconcedeerde kindergraven worden om de 10 jaar ontruimd.
§8. Geen van de begraafplaatsen beschikt over een mortuarium of dodenhuisje. MODALITEITEN VASTSTELLING EN AANGIFTE VAN EEN OVERLIJDEN
Art. 16.7.
§1. Elk overlijden in de gemeente en elke ontdekking van een menselijk lijk op het grondgebied van de gemeente moet zonder uitstel aangegeven worden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Het overlijden wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand vastgesteld op basis van een getuigschrift dat wordt afgeleverd door de behandelende geneesheer.
§2. Voor crematie is een toestemming vereist. Deze toestemming wordt verleend door:
✓ de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar het overlijden vastgesteld werd als dit overlijden in een gemeente van het Vlaamse Gewest heeft plaatsgehad.
✓ de procureur des Konings van het arrondissement waar de overledene zijn hoofdverblijf heeft of de gemeente waar zich het crematorium bevindt, als het overlijden heeft plaatsgehad buiten een gemeente van het Vlaamse Gewest.
De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels volgens dewelke de crematie verloopt.
§3. Er moet vooraf een toelating tot begraving bekomen zijn van het gemeentebestuur. Bij aflevering van de toelating tot begraving houdt de ambtenaar van de burgerlijke stand in voorkomend geval rekening met de wilsbeschikking van de overledene.
§4. De persoon die instaat voor de begraving, regelt met het gemeentebestuur alle formaliteiten voor de begrafenis. Bij ontstentenis daaraan doet het gemeentebestuur het nodige. De kosten zullen verhaald worden op de nabestaanden.
Voor de begraving worden minstens 3 werkdagen van tevoren afspraken over plaats en tijdstip gemaakt. Het gemeentebestuur beslist over de plaats, de datum en het uur van begraving op de begraafplaats.
§5. Bij aankomst op de begraafplaats overhandigt de begrafenisondernemer of een lid van de familie de
toelating tot begraving aan de grafmaker.
§6. De grafmaker brengt voor de begraving het volgnummer aan op de kist of omhulsel.
MODALITEITEN LIJKBEZORGING-KISTING-LIJKSTOETEN Art. 16.8.
(decreet artikel 11, 12,14 en 15-§1)
De gemeente voorziet in een behoorlijke begraving van behoeftigen die ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters, het vreemdelingenregister of het wachtregister van de gemeente Brasschaat.
Art. 16.9.
§1. Alle stoffelijke overschotten moeten in een doodskist of ander lijkomhulsel geplaatst worden dat voldoet aan de hierover geldende wettelijke bepalingen. Het gebruik van doodskisten, foedralen, lijkwaden, producten en procedés die de natuurlijke ontbinding van het lijk of de crematie beletten, zijn verboden.
§2. Er mag slechts overgegaan worden tot de vormneming, balseming of kisting nadat de ambtenaar van de burgerlijke stand het overlijden vastgesteld heeft. Behalve om te voldoen aan een gerechtelijke beslissing mag de kist na de kisting niet meer geopend worden.
Een balseming of andere conserverende behandeling kan enkel in de door de Vlaamse regering bepaalde gevallen toegestaan worden.
§3. De burgemeester kan beslissen dat hij of zijn gemachtigde de kisting zal bijwonen. Art. 16.10.
§1. Het toezicht op rouwstoeten berust bij de gemeente die ervoor zorgt dat ze ordelijk en met de aan de doden verschuldigde eerbied verlopen. Rouwstoeten gebruiken de hoofdingang van de begraafplaats. Niet gecremeerde stoffelijke overschotten moeten individueel met een lijkwagen worden vervoerd.
§2. De rouwenden mogen bij het hele verloop van de begrafenis aanwezig zijn mits ze daartoe op voorhand afspraken hebben gemaakt met de bevoegde ambtenaar.
Art. 16.11.
Iedereen kan tijdens zijn leven vrijwillig een schriftelijke kennisgeving van zijn laatste wilsbeschikking bezorgen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn gemeente. Deze laatste wilsbeschikking kan handelen over de wijze van lijkbezorging, de as bestemming, het uitvaartritueel, evenals over de gemeente waar men begraven wil worden of de gemeente waar de as begraven, bijgezet of uitgestrooid moet worden, evenals over de vermelding van het bestaan van een uitvaartcontract.
Afdeling 7 - niet geconcedeerde percelen (decreet van toepassing art.15, 18, 24, 26§2) Art. 16.12.
§1. Begraving in een niet-geconcedeerd perceel is kosteloos. Deze manier van begraving is ook mogelijk voor niet-inwoners mits voldaan wordt aan het gemeentelijk belastingreglement op de begravingen.
§2. Bij een begraving in een niet-geconcedeerd graf wordt een grafrust van tien jaar gerespecteerd. Het grafteken mag binnen deze periode niet weggenomen worden. De burgemeester kan om ernstige redenen toelating geven om af te wijken van deze termijn.
§3. Ontruimingen van niet-geconcedeerde percelen vinden plaats na tien jaar en volgens de geldende regelgeving.
§4. De mogelijkheid bestaat om een niet-geconcedeerd perceel om te zetten naar een geconcedeerde begraving, mits betaling van de op dat ogenblik geldende tarieven van het belasting- en retributiereglement. Deze omzetting gaat gepaard met een ontgraving naar een ander perceel. De aanvangsdatum van de concessie is de datum van de beslissing van het college van burgemeester en schepenen.
Afdeling 8 - geconcedeerde percelen
(decreet artikel 6, 7, 8, 9 en 15)
Art. 16.13.
§1. De gemeenteraad machtigt het college van burgemeester en schepenen om de concessies te verlenen volgens de modaliteiten van dit reglement.
§2. Zolang de inrichting van de begraafplaatsen het toelaat, kunnen concessies verleend worden voor het begraven of bijzetten van stoffelijke overschotten. Door het toekennen van een concessie verleent het gemeentebestuur een genot en gebruiksrecht met een speciale tijdelijke en nominatieve bestemming. In geen geval betekent het concessierecht de vervreemding van de grond, columbarium nis of urnenkelder.
§3. De concessies worden op het ogenblik van het eerste overlijden, onmiddellijk, in verhouding tot het toegelaten aantal, nominatief toegekend.
De concessietermijn wordt verleend voor 25 jaar per perceel. Een concessieperceel is bestemd voor 2 personen.
§4. De concessieaanvraag vermeldt de identiteit van de aanvrager en van de begunstigde(n). Eenzelfde concessie kan dienen voor de aanvrager, zijn echtgenoot, zijn bloed- of aanverwanten. Wanneer iemand overlijdt terwijl hij op dat ogenblik een feitelijk gezin vormde, kan de overlevende een concessie aanvragen. In voorkomend geval kan een concessie ook dienen voor allen die daartoe aangewezen zijn door de concessiehouder en die daartoe bij de gemeente hun wil te kennen hebben gegeven.
§5. De tarieven voor de verschillende concessies worden opgenomen in het retributiereglement op de gemeentelijke begraafplaatsen. Na ontvangst van de concessieaanvraag wordt door de gemeente een factuur bezorgd, te betalen binnen de dertig dagen.
§6. Door de aankoop van een concessie verplicht men zich ertoe een grafmonument, zerk of omboording op het grafperceel aan te brengen twaalf maanden na het overlijden van de eerste begunstigde.
§7. Een concessie kan hernieuwd worden.
Afdeling 9 - sluiting van een begraafplaats
Art.16.14.
(Decreet artikel 5)
§1. Omwille van openbaar belang kan een begraafplaats volledig of gedeeltelijk gesloten worden.
§2. Enkel de gemeenteraad is bevoegd om een beslissing tot sluiting volledig of gedeeltelijk te nemen.
§3. Een afschrift van de beslissing wordt afgekondigd aan de ingang van de begraafplaats.
Bijkomende manieren van bekendmaking zijn mogelijk.
§4. De concessiehouder kan om de overbrenging van een geconcedeerde begraving of bijzetting verzoeken. De gemeente stelt een perceel van dezelfde grootte te beschikking.
§5. De kosten voor het verplaatsen van het stoffelijk overschot zijn ten laste van het gemeentebestuur.
Afdeling 10 - ontruimingen (Decreet artikel 18) Art.16.15.
§1. Ontruimingen kunnen plaatsvinden naargelang de dienstnoodwendigheden.
§2. Vooraleer tot ontruiming wordt overgegaan worden de belanghebbenden op de hoogte gebracht. Een afschrift maakt de beslissing tot ontruiming gedurende één jaar voor het vervallen van de begravingstermijn bekend aan het betrokken graf, aan de ingang van de begraafplaats, in het gemeentelijk infoblad en de website van Brasschaat.
§3. De belanghebbenden zullen, te rekenen vanaf de datum van bekendmaking, beschikken over een termijn van één jaar om de graftekens weg te nemen. Na die termijn worden de graftekens van ambtswege verwijderd en worden ze eigendom van de gemeente.
Afdeling 11 - hernieuwen van concessies
Artikel 16.16.
(Decreet artikel 7, 8, 9)
§1. Het hernieuwen van een concessie kan enkel na de schriftelijke aanvraag vóór het verstrijken van de concessietermijn. De hernieuwing wordt toegekend tegen de prijs en de voorwaarden die gelden op het ogenblik van de aanvraag van de verlenging en volgens de categorie van de oorspronkelijke concessieaanvraag.
§2. Grafconcessies aangegaan vóór 21 april 1955.
De eeuwigdurende grafconcessies werden ambtshalve teruggebracht naar een concessie van 50 jaar. De hernieuwing is een recht voor de belanghebbenden. Deze concessies kunnen om de vijftig jaar, en zonder retributie, op aanvraag van elke belanghebbende hernieuwd worden. Deze hernieuwing kan geweigerd worden als op het moment van de aanvraag de concessie verwaarloosd is.
§3. De looptijd van de andere concessies toegekend vóór 1 januari 2008 blijft behouden op 50 jaar. Na het verstrijken van de concessietermijn kan een verlenging aangevraagd tegen de op dat ogenblik geldende tarieven en periode. De hernieuwing kan geweigerd worden als op het moment van de aanvraag de concessie verwaarloosd is.
§4. Alle soorten concessies, aangegaan vanaf 1 januari 2008, worden verleend voor een periode van 25 jaar en gaan in op de dag van het besluit van het college van burgemeester en schepenen, die de vergunning toekent. Na het verstrijken van de concessietermijn kan een verlenging aangevraagd tegen de op dat ogenblik geldende tarieven en periode. De hernieuwing kan geweigerd worden als op het moment van de aanvraag de concessie verwaarloosd is.
Afdeling 12 - voortijdige intrekkingen
Art. 16.17.
§1. De gemeenteraad machtigt het college van burgemeester en schepenen om de voortijdige intrekkingen van concessies te verlenen volgens de modaliteiten van dit reglement.
§2. Op schriftelijk verzoek van de concessiehouder, zijn erfgenamen en rechthebbenden of op schriftelijk verzoek van iedere belanghebbende kan het college van burgemeester en schepenen een concessie voortijdig beëindigen. Bij de beëindiging kan de betaalde concessieprijs noch geheel, noch gedeeltelijk teruggevorderd worden.
Vooraleer het college van burgemeester en schepenen tot beëindiging overgaat, zal de aanvraag gedurende twaalf maanden aan de ingang van de begraafplaats en aan het betrokken graf aangeplakt worden.
Indien de aanvraag tot voortijdige beëindiging niet wordt ingediend door de concessiehouder, zal deze, indien gekend, schriftelijk op de hoogte gesteld worden van de aanvraag.
§3. Bezwaren tegen de aanvraag tot voortijdige beëindiging moeten schriftelijk ingediend worden bij het college van burgemeester en schepenen. De indiener van het bezwaar kan aangeduid worden als nieuwe belanghebbende en is verder verantwoordelijk voor het onderhoud van het betrokken grafmonument. Er worden geen nieuwe begravingen toegelaten.
§4. Indien er geen bezwaren tegen de voortijdige beëindiging worden ingediend, en de concessie werd door het college van burgemeester en schepenen ambtshalve beëindigd, wordt het grafmonument eigendom van de gemeente. Het college van burgemeester bepaalt de bestemming ervan.
De concessiehouder, zijn erfgenamen of zijn nabestaanden kunnen echter ook beslissen om het grafmonument of de voorwerpen erop, na de procedure, zelf te verwijderen.
Afdeling 13 - verwaarlozingen
(decreet artikel 10) Art.16.18.
§1. De gemeenteraad machtigt het college van burgemeester en schepenen om de verwaarloosde concessies te verlenen volgens de modaliteiten van dit reglement.
§2. De geconcedeerde graven moeten onderhouden worden door de nabestaanden van de overledene of andere belanghebbenden. Verwaarlozing staat vast als het graf doorlopend onzindelijk, door plantengroei overwoekerd, vervallen, ingestort of bouwvallig is of de namen niet meer leesbaar zijn.
Ook bij slecht onderhouden kindergraven wordt een ‘procedure van verwaarlozing’ gestart.
§3. Wanneer een geconcedeerd graf verwaarloosd is, wordt hiervan akte genomen door de burgemeester of zijn gemachtigde. Een afschrift wordt een jaar lang uitgehangen bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats. In het gemeentelijk informatieblad verschijnt een artikel betreffende de lopende procedure van verwaarlozing.
Na het verstrijken van deze termijn en bij niet-herstelling, kan het college van burgemeester en schepenen een einde maken aan de concessie. Er wordt overgegaan tot het van ambtswege verwijderen van het grafmonument. De weggenomen materialen worden eigendom van de gemeente.
Een uitzondering op deze regel wordt voorzien voor de graven die in aanmerking komen voor de lijst van grafmonumenten van lokaal historisch belang.
Afdeling 14 - Grafmonumenten, graftekens, inschriften en beplantingen
(decreet artikel 4, 10, 25 en 26)
Art. 16.19.
§1. Eenieder heeft een recht om een grafteken of grafmonument te plaatsen, tenzij door de overledene anders werd aangegeven.
§2. Een grafmonument kan niet in strijd zijn met de aan de dood verschuldigde eerbied.
§3. Op geconcedeerde graven is men verplicht een grafteken of grafmonument te plaatsen binnen de twaalf maanden na begraving. Op niet-geconcedeerde graven rust deze verplichting niet.
§4. Grafmonumenten op een geconcedeerd perceel moeten onderhouden worden. Er kan een procedure van verwaarlozing toegepast worden.
§5. Bij grafmonumenten op de begraafplaatsen wordt gestreefd naar een maximum hoogte van 1,45 m.
De aard van de te gebruiken materialen is vrij, behalve stoffen die een snel verval zouden kunnen hebben of veroorzaken.
Een nieuw te plaatsen monument volgt de achterlijn van de reeds eerder geplaatste grafmonumenten. De werken mogen pas aanvangen na machtiging van de burgemeester.
Het college van burgemeester en schepenen kan, indien dit vereist is voor de goede aanleg en inrichting van de begraafplaatsen, individueel afwijkingen aan de buitenafmetingen van grafmonumenten toestaan.
Grafmonumenten, graftekens en grafkelders moeten aangebracht worden op de door de bevoegde ambtenaar aangegeven lijnrichting en niveau.
§6. Voor het aanbrengen van een grafteken, grafmonument of grafkelder volstaat het een kennisgeving aan de burgemeester te richten. Bij deze kennisgeving moet, op straf van
nietigheid, een plan in tweevoud toegevoegd zijn van het ontworpen grafteken, grafzerk en/of - kelder, met tekst van het inschrift, evenals van de eventuele veranderingswerken hieraan op schaal 1/20ste. De plannen moeten duidelijk lengte-, breedte- en hoogtematen opgeven.
§7. De plaatsing van grafmonumenten op een geconcedeerd perceel gebeuren op een fundering. Bij niet- geconcedeerde percelen wordt geen fundering gebruikt.
§8. Alle bouw-, aanaardings-, reinigings-, en aanplantingswerken zijn verboden op zon- en feestdagen. Rond Allerheiligen en Allerzielen geldt een speciale dienstregeling.
§9. Al wie op de begraafplaats gelijk welke werkzaamheden verricht, is verplicht de werkplek dagelijks, bij sluiting van de begraafplaats en na het beëindiging van de werken, terug in een ordelijke en nette staat te brengen.
§10. Bij beëindiging van geconcedeerde of niet-concedeerde graven regelt het college van burgemeester en schepenen de bestemming van het aan de gemeente toevallende materiaal. Er wordt rekening gehouden met grafmonumenten die in aanmerking komen voor de lijst van grafmonumenten van lokaal historisch belang.
Artikel 16.20.
De grafmonumenten voor begravingen in volle grond of kelders dienen de volgende maximum buitenafmetingen hebben:
Begraafplaats | Centrum | Kaart/Rustoord | Xxxxx-ter-Heide | Mariaburg |
Volwassenen | B x L | B x L | B x L | B x L |
Gewone lijn Geen fundering | 0,96 m x 2,21 m | 0,90 m x 2,00 m | 0,96 m x 2,21 m | NVT |
Concessies: 1. concessie 2 personen boven elkaar 2. concessie 2 personen naast elkaar 3. concessie 3 personen naast elkaar Fundering diepte Min.2,20 m | 0,96 m x 2,21 m 1,96 m x 2,21 m 2,96 m x 2,21 m | 0,90 m x 2,25 m 1,95 m x 2,25 m 3,00 m x 2,25 m | 0,96 m x 2,21 m 1,96 m x 2,21 m 2,96m x 2,21 m | NVT |
Erepark oudstrijders Eenvormig Geen fundering | NVT | NVT | NVT | 0,75 m x 1,75 m x 1 m |
Kinderen | B x L | B x L | B x L | B x L |
gewone lijn Geen fundering | 0,60 m x 1,00 m | 0,60 m x 1,00 m | 0,60 m x 1,00 m | 0,60 m x 1,00 m |
Concessies Fundering diepte min.1,50 m | 0,60 m x 1,20 m | 0,60 m x 1,30 m | 0,60 m x 1,20 m | 0,60 m x 1,20 m |
Art. 16.21.
§1. De afmetingen van de nissen in de nieuwe columbariummuren, urnenvelden of nis in graf zijn gelijk. Op de begraafplaats Kaart/Rustoord gebeuren de bijzettingen in het columbarium met honingraatstructuur. Hiervoor gelden de volgende binnen- en buitenafmetingen:
Begraafplaats | Centrum | Kaart/Rustoord | Xxxxx-ter-Heide | Mariaburg |
L x B x H | L x B x H | L x B x H | L x B x H | |
Nis in urnenveld of nis in graf Kubus Buitenafmeting Binnenafmeting Afdekplaat blauwe hardstenen plaat | 0,434 m x 0,434 m x 0,455 m 0,324 m x 0,324 m x 0,400 m 0,434 m x 0,434 m x 0,003 m | Idem | Idem | Idem |
Nis in columbarium – nieuwe muur Buitenafmeting Binnenafmeting Afdekplaat blauwe hardstenen plaat | 0,434 m x 0,434 m x 0,455 m 0,324 m x 0,324 m x 0,400 m 0,434 m x 0,434 m x 0.003 m | nvt | Idem | Idem |
Nis in columbarium oude muur Honingraatstructuur: minimum lengte en hoogte maximum lengte en hoogte diepte | nvt | 0,25 m 0,45 m 0,31 m | nvt | nvt |
§2. Voor de bijzetting van de as van gecremeerde lichamen in een nis in het urnenveld, een nis in graf of een nis in het columbarium, stelt het gemeentebestuur een nis met afdekplaat of afdeksteen met naamplaat ter beschikking.
Op de begraafplaats Kaart/Rustoord worden op het oude columbarium messingplaatjes geplaatst.
Zowel het messing naamplaatje als het graveren van de andere afdekplaten worden door de gemeente geleverd en gegraveerd.
Omwille van de gelijkvormigheid worden op dit plaatje gegraveerd:
✓ Eventueel een geloofssymbool.
✓ Voornaam, naam.
✓ Geboortejaar en overlijdensjaar, met uitsluiting van elke andere vermelding.
De kosten zijn ten laste van de aanvragers. De tarieven zijn vastgelegd in het retributiereglement.
§3. De gegevens worden schriftelijk met het daarvoor bestemde aanvraagformulier aan de betrokken dienst doorgegeven. Het naamplaatje wordt door de gemachtigde van de begraafplaats bevestigd. Andere plaatjes dan die door het gemeentebestuur geleverd, worden ambtshalve verwijderd.
§4. Het is niet toegelaten om op de afdekplaten van het columbarium foto’s of andere versierselen aan te brengen. Deze zullen ambtshalve verwijderd worden door onze diensten, bij beschadigingen zijn de kosten voor belanghebbenden.
§5. Het is niet toegelaten op de afdekplaten van het urnenveld foto’s of andere versierselen vast te kleven.
Het plaatsen van losse voorwerpen gebeurt op eigen verantwoordelijkheid, de gemeente kan bij verlies of beschadiging hiervoor niet aansprakelijk gesteld worden. Bij beschadigingen zijn de kosten voor de belanghebbenden.
Afdeling 15 - herdenkingszuilen
Art.16.22.
Op de verschillende gemeentelijke begraafplaatsen worden door de zorgen van de gemeente herdenkingszuilen voorzien. Voor de nabestaanden bestaat de mogelijkheid om op deze herdenkingszuilen, gedurende een minimum termijn van drie jaar vanaf de asverstrooiing of bijzetting in het urnenbos, een plaatje met de naam van de overledene te laten aanbrengen door de zorgen van de gemeente, ter herinnering aan de overleden personen.
Dit naamplaatje vervaardigd uit matte aluminium met afmetingen van 200mm breedte, 50mm hoogte
en 4mm dikte zal enkel de naam van de overledene, het geboortejaar en het jaar van overlijden vermelden, met uitsluiting van elke andere vermelding.
De te betalen retributie voor het leveren en plaatsen van het naamplaatje op de herdenkingszuil wordt vastgesteld door een afzonderlijk besluit van de gemeenteraad; deze kosten vallen volledig ten laste van de aanvrager.
Het onderhoud van deze herdenkingszuilen, het leveren en plaatsen van de naamplaatjes en het verwijderen van de naamplaatjes na het verstrijken van de vastgestelde termijn gebeurt door de gemeente.
Afdeling 16 - beplantingen
Art. 16.23.
Voor een efficiënt onderhoud op de begraafplaats dienen volgende regels nageleefd te worden.
§1. Bloemen, planten en andere voorwerpen bij grafzerken.
Het is verboden beplanting in potten of in volle grond, of gelijk welke verharding of steenslag aan te brengen buiten de perceelgrens. De beplantingen op de zerken moeten regelmatig onderhouden worden zodat ze de buitenafmetingen van het grafmonument niet overschrijden. De beplanting mag niet hoger groeien dan 0,50 m. Deze mag het zicht op de identificatiegegevens niet belemmeren. Het aanplanten van bomen is verboden. Niet reglementair geplaatste beplanting of beplanting die verwelkt is of de doorgang of het uitzicht verhindert, wordt zonder verwittiging verwijderd.
§2. Bloemen, planten en andere voorwerpen bij een nis in het urnenveld.
Het is verboden private tuintjes aan te leggen rondom de urnenkelders. Er mogen geen voorwerpen vastgemaakt worden op de afdekplaat van de nissen. De identificatiegegevens dienen zichtbaar te blijven.
§3. Bloemen, planten en andere voorwerpen bij het columbarium.
De anders gekleurde strook onderaan een columbariummuur is bestemd voor het plaatsen van bloemen of kransen voor de daar bijgezette overledenen. De beplantingen mogen niet ingegraven worden.
§4. Bloemen, planten en andere voorwerpen op de strooiweiden
Er mogen geen bloemen, planten of andere voorwerpen op de strooiweide zelf geplaatst worden. Aan de strooiweide is een herdenkingsplaats voorzien voor het neerleggen van bloemen of kransen voor de daar verstrooide overledenen.
§5. Niet-blijvende beplanting op een graf, losse bloemen, kransen en dergelijke worden wanneer ze verwelkt zijn of in een verwaarloosde staat verkeren, verwijderd. Bij niet opvolging zal dit gebeuren door onze diensten zonder dat aanspraak gemaakt kan worden op schadevergoeding.
§6. Het gemeentebestuur zal optreden bij niet naleving van de voorgaande bepalingen over planten en bloemen. Eventuele kosten zullen verhaald worden op de belanghebbenden.
Afdeling 17 - ontgravingen
(decreet artikel 4, 26en 26 bis)
Art. 16.24.
§1. Met ontgravingen wordt bedoeld, het uit het graf halen van een stoffelijk overschot of een asurn met de bedoeling deze te herbegraven, een thuisbewaring te regelen of, in geval van een stoffelijk overschot te cremeren.
§2. Ontgravingen zijn mogelijk:
✓ op bevel van de gerechtelijke overheid.
✓ bij terugneming van het geconcedeerd perceel of nis wegens openbaar belang of dienstnoodwendigheden.
✓ bij wijziging van de bestemming van de begraafplaats.
✓ op verzoek van de overlevende echtgeno(o)te of samenwonende partner en de bloedverwanten van de 1ste graad en mits voorafgaande machtiging van de burgemeester.
§3. Voor een ontgraving wordt een vergoeding gevraagd tegen de opdat ogenblik geldende tarief van het belastingreglement.
§4. Het verlenen van de toestemming door de burgemeester voor opgraving kan enkel om ernstige redenen.
Ontgravingen uit concessies houden een afstandsverklaring van de concessie en het grafmonument in.
§4. Resten die aangetroffen worden binnen de omheining van de begraafplaats of na ontruiming van graven worden overgebracht naar de knekelput of afgevoerd naar het crematorium en daarna verstrooid op de strooiweide volgens de op dat ogenblik geldende wettelijke bepalingen. De laatste wilsbeschikking inzake de wijze van lijkbezorging moet echter te allen tijde nageleefd worden.
Afdeling 18 - retroactieve thuisbewaring
(decreet 24 en 24 bis) Art.16.25.
§1. Een retroactieve thuisbewaring van asurnen kan aangevraagd worden voor zowel niet- geconcedeerde als voor geconcedeerde percelen. Voor de ontgraving wordt het tarief aangerekend van de op dat ogenblik geldend belastingreglement.
§2. Voor de niet-geconcedeerde nissen is geen bewaringstermijn voorzien bij een retroactieve thuisbewaring.
De asurn kan teruggebracht worden om te verstrooien op de strooiweide op één van de begraafplaatsen of om bij te zetten in een geconcedeerd perceel, tegen de prijs en de voorwaarden die gelden op het ogenblik van de aanvraag.
§3. Naar aanleiding van een aanvraag tot retroactieve thuisbewaring, moet een geconcedeerd perceel of geconcedeerde nis, nog twee jaar bewaard worden. Tijdens deze termijn kan de concessie hernieuwd of door de nabestaanden voortijdig ingetrokken worden. Bij verwaarlozing kan een procedure van verwaarlozing gestart worden.
Terugbezorgen van de asurn kan binnen de bewaringstermijn van twee jaar naar de bestaande concessie.
Terugbezorgen na deze datum kan enkel naar een nieuwe concessie, tegen de prijs en de voorwaarden die gelden op het ogenblik van de aanvraag.
§4. Wanneer de bewaarders van de asurn tijdens de bewaringstermijn van twee jaar reeds afstand willen doen van de concessie moet een voortijdige beëindiging van een concessie worden aangevraagd. De aanvrager geeft toelating tot verwijdering van het grafmonument of afdekplaat en doet afstand van de concessie.
Afdeling 19 - ordemaatregelen
Art.16.26.
De gemeentelijke grafmakers zijn verantwoordelijk voor de goede orde op de begraafplaatsen.
Zij zorgen voor het zindelijk houden van de begraafplaatsen. Het is verboden aan de personeelsleden van de gemeente hun diensten aan te bieden aan de bezoekers, voorwerpen te verkopen of ermee te leuren.
Art.16.27.
Voor dienstnoodwendigheden kunnen de begraafplaatsen, tijdens de openingsuren, op bevel van de burgemeester tijdelijk voor het publiek gesloten worden.
Art.16.28.
De begraafplaatsen mogen enkel betreden worden door voetgangers, vervoermiddelen van gehandicapte personen, lijkwagens of daarmee gelijkgestelde wagens ter gelegenheid van begrafenissen, andere voertuigen enkel mits machtiging van de burgemeester.
Art.16.29.
Wie op de begraafplaats stoffelijke resten opgraaft, dient onmiddellijk de grafmaker of het personeel op de begraafplaats op de hoogte te stellen.
Art.16.30.
Het gemeentebestuur is niet verantwoordelijk voor diefstallen en vandalisme op de begraafplaats ten nadelen van particulieren.
Gevonden voorwerpen worden ter bewaring aan de politie overgemaakt, waar er nota van genomen wordt.
Art.16.31.
Bloemen en bloemstukken op de begraafplaats moeten wanneer ze verwelkt zijn, verwijderd worden. Zo niet zullen ze door de gemeentediensten zonder verwittiging worden verwijderd. Art. 16.32.
Het is verboden:
a) de begraafplaats te betreden met dieren, uitgezonderd assistentiehonden.
b) op de begraafplaatsen en op de openbare weg gelijk welke daad te stellen, een houding aan te nemen of een manifestatie op touw te zetten die de welvoeglijkheid, de orde en de eerbied voor de doden stoort of kan storen.
c) de strooiweiden te betreden.
d) bloemen, struiken, kruisen of andere voorwerpen te verplaatsen of weg te nemen van de begraafplaats, zonder de toelating van de rechthebbende.
e) de doorgang te verhinderen, de wegen op de begraafplaats moeten steeds vrijgehouden worden.
f) elke aanplakking, reclame, opschriften en voorwerpen die niet voorzien zijn in de wet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging aan te brengen.
g) te leuren, gelijk welke producten uit te stallen of te verkopen of zijn diensten aan te bieden tegen betaling.
h) papier, verpakkingsmiddelen, en soortgelijk of ander afval op de begraafplaatsen achter te laten. Afvalmaterialen kunnen in de daarvoor bedoelde afvalbakken gedeponeerd worden.
Art. 16.33.
Buiten de straffen bepaald door dit reglement of door de wet, heeft de burgemeester het recht de toegang tijdelijk te verbieden aan personen die zich niet houden aan de reglementering.
Art.16.34.
Alle niet in dit reglement voorziene gevallen worden beslist door de burgemeester, uitgezonderd de aangelegenheden waarvoor uitsluitend het college van burgemeester en schepenen bevoegd is en in zoverre zij niet door een wet, besluit of decreet aan een andere overheid worden toegewezen en niet in strijd zijn met het gelijkheidsprincipe.
Afdeling 19 - strafbepalingen
Voor zover wetten, besluiten, decreten, algemene en provinciale reglementen of verordeningen in geen andere straffen voorzien en voor zover de artikelen 315, 340 en 453 van het Strafwetboek niet van toepassing zijn, worden inbreuken op deze verordening bestraft met politiestraffen.
Art.16.35.
Schending van de bepalingen in onderhavig politiereglement kunnen aanleiding geven tot een administratieve sanctie.
Art.16.36.
Dit politiereglement doet geenszins afbreuk aan het politiereglement voor de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties.
Afdeling 20 - slotbepalingen
Art.16.37.
De gemeenteraad draagt bij deze, de bevoegdheden over aan het college van burgemeester en schepenen ten aanzien van:
✓ het verlenen van concessies;
✓ het beëindigen van concessies ten gevolge van verwaarlozing;
✓ voortijdige intrekkingen van concessies; Art.16.38.
Voor zover niet uitdrukkelijk geregeld in dit reglement of bij interpretatieproblemen gelden de bepalingen van het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 tot organisatie, inrichting en beheer van begraafplaatsen en crematoria en hun wijzigingen en uitvoeringsbesluiten.
Hoofdstuk 2 - DRANKGELEGENHEDEN
Art.17.1. Voor de drankgelegenheden en openbare plaatsen waar drank verkocht wordt, geldt geen sluitingsuur.
Art.17.2. De exploitanten van drankgelegenheden en van openbare plaatsen waar drank verkocht wordt, alsook hun aangestelden, zullen steeds toegang moeten verlenen tot de lokalen van de exploitatie, aan de burgemeester en aan de politiebeambten, op het eerste verzoek daartoe.
Art.17.3. Overeenkomstig artikel 21, §2 en artikel 26, §1, 3° van de wet van 28 december 1983 betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank wordt de weigering van toegang bestraft met een geldboete van 125,00 euro tot 625,00 euro.
Hoofdstuk 3 – POLITIETOEZICHT IN HET PEERDSBOS
[opgeheven gemeenteraadsbeslissing 16 december 2013 – opgenomen in hoofdstuk 10 : groendomeinen]
Titel III: Bepalingen onderworpen aan een strafsanctie of een administratieve sanctie
(laatste aanpassing – GR 30 september 2019)
Art.18. De overtredingen van volgende artikels van het strafwetboek worden eveneens bestraft met een administratieve geldboete van maximum 350,00 euro, voor zover de misdrijven niet strafrechtelijk vervolgd worden.
✓ art.398, 1°: opzettelijke verwondingen of slagen toebrengen
✓ art.521, 3de lid: gehele of gedeeltelijke vernieling of onbruikbaarmaking , met het oogmerk om te schaden van rijtuigen, wagons en motorvoertuigen
✓ artikel 526: vernieling of beschadiging van grafstenen, monumenten, standbeelden en voorwerpen tot openbare versiering bestemd.
✓ artikel 537: kwaadwillig omhakken van bomen
✓ artikel 534 bis: zonder toestemming aanbrengen van graffiti op roerende en onroerende eigendommen
✓ artikel 534 ter: opzettelijk beschadigen van andermans onroerende eigendommen
✓ artikel 545: grachten dempen, hagen afhakken of uitrukken, afsluitingen vernielen en verplaatsing of verwijdering van grenspalen en hoekbomen
✓ artikel 559,1°: opzettelijk beschadigen of vernielen van andermans roerende eigendommen
✓ artikel 561,1°: zich schuldig maken aan nachtgerucht of nachtrumoer waardoor de rust van de inwoners kan worden verstoord
✓ artikel 563,2°: opzettelijke beschadigingen van stedelijke of landelijke afsluitingen
✓ artikel 563,3°: feitelijkheden of lichte gewelddaden
✓ artikel 563bis: zich in de voor het publiek toegankelijke plaatsen begeven met het gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt of verborgen zodat men niet herkenbaar is,
Titel IV: Bepalingen onderworpen aan administratieve maatregelen
Hoofdstuk 1 - BRANDVOORKOMINGSMAATREGELEN IN INRICHTINGEN TOEGANKELIJK VOOR HET PUBLIEK
Afdeling 1 – algemeenheden
Art.19.1. Dit hoofdstuk bevat maatregelen ter bescherming van het publiek en heeft inzonderheid tot doel de voorwaarden te bepalen, waaraan de inrichtingen toegankelijk voor het publiek moeten voldoen om:
brand te voorkomen;
ieder begin van brand snel en doeltreffend te bestrijden;
een veilige en snelle ontruiming van de aanwezige personen te verzekeren.
Afdeling 2 – toepassingsgebied
Art.19.2. De hiernavolgende bepalingen van deze verordening zijn toepasselijk op de inrichtingen waar het publiek toegang heeft en waar het maximum aantal aanwezige personen 50 of meer bedraagt. Een inrichting verdeeld over twee of meer niveau‟s waarvan ieder niveau minder dan 50 aanwezige personen kan bevatten, doch samen meer dan 50, valt onder de toepassing van de politieverordening. Zij geldt niet voor:
installaties in openlucht en tijdelijke inrichtingen zoals tenten, kermisinrichtingen; scholen;
ziekenhuizen;
rustoorden voor bejaarden;
publiek toegankelijke inrichtingen in gebouwen die vallen binnen het toepassingsgebied van de
N.B.N. 713.010 (KB 04.04.1972) en N.B.N. S21.202 van zodra deze van toepassing wordt (bekrachtigd door het koninklijk besluit van 22 december 1980);
bibliotheken; musea; kantoren;
plaatsen voor erediensten.
Art.19.3. De politieverordening geldt uitsluitend voor die lokalen en hun uitgangen waar het publiek toegang heeft, met uitzondering van de in deze verordening expliciet vernoemde lokalen (vb. stookplaats, enz.)
Art.19.4. Voor inrichtingen met een gemengd karakter, deels bestaand voor privé, deels toegankelijk voor het publiek, is de verordening slechts toepasselijk op die gedeelten van de inrichting die ook voor het publiek toegankelijk zijn, en wanneer de onderlinge scheidingswanden en deuren tussen privé en publiek toegankelijke gedeelten voldoen aan onderafdeling 19.14.
Art.19.5. De uitbater stelt op eigen verantwoordelijkheid het maximum aantal aanwezige personen vast, binnen de hieronder aangegeven verhoudingen:
- in winkels:
voor de ondergrondse verdiepingen: 1 per 6 m² verkoopsoppervlakte; voor de gelijkvloerse verdieping: 1 per 3 m² verkoopsoppervlakte; voor de bovenverdiepingen: 1 per 4 m² verkoopsoppervlakte;
- in zaken waar uitsluitend vaste zitplaatsen zijn aangebracht: het aantal vaste zitplaatsen;
- in de andere inrichtingen toegankelijk voor het publiek: 1 per m² oppervlakte van de inrichting. Art.19.6. Het maximum aantal personen moet in elke inrichting worden aangeduid op een bordje dat, duidelijk leesbaar en goed zichtbaar, bij de ingangen wordt aangebracht door de zorgen van de uitbater, die maatregelen neemt om overschrijding van dit aantal te voorkomen. Indien de uitbater het maximum aantal aanwezige personen beneden de 50 handhaaft, ondanks de mogelijkheid meer personen toe te laten op grond van de aangegeven criteria, dient hij een schriftelijke en
ondertekende verklaring in die zin te leveren; zo hij dit nalaat, wordt “de facto” verondersteld dat 50 of meer personen worden toegelaten.
Afdeling 3 – terminologie
A.R.A.B.: Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming.
De verschillende binnenlandse en buitenlandse normen (N.B.N., B.S., enz.) waarnaar verder in onderhavige politieverordening wordt verwezen, zijn te verkrijgen bij het Belgisch Instituut voor Normalisatie (B.I.N.), Brabançonnelaan 29, 104 Brussel, tel. 02/000.00.00.
Art.19.7. Behoudens uitdrukkelijke afwijking wordt aan de in deze verordening gebruikte terminologie zoals bouwmateriaal, bouwelement, wand, veiligheidsverlichting, zelfsluitende deur, waarschuwing, alarm, plafond, vals plafond, de betekenis toegekend die eraan gegeven wordt in de
N.B.N. S 21-201 “Brandveiligheid in de gebouwen – Terminologie”.
Art.19.8. Aan de termijn “Weerstand tegen brand van een bouwelement (RF), ontvlambaarheid van een bouwmateriaal, voortplantingssnelheid van de vlammen aan het oppervlak van een
bouwmateriaal, optrede, aantrede en looplijn”, wordt de volgende betekenis toegekend: Weerstand tegen brand van bouwelementen (RF) Is de tijd gedurende dewelke een bouwelement gelijktijdig voldoet aan de eisen van stabiliteit, vlamdichtheid en thermische isolatie wanneer het getest is volgens de NBN 713 020. Ontvlambaarheid van een bouwmateriaal Neiging van een bouwmateriaal om tijdens een genormaliseerde proef, waarbij het aan een voorgeschreven verhitting blootgesteld is, gassen af te geven, waarvan de aard en de hoeveelheid een verbranding in gasfase, dit wil zeggen vlammen, kunnen teweeg brengen. Deze proef wordt uitgevoerd op het materiaal in zijn normale gebruikstoestand. Bij gebrek aan een overeenstemmende Belgische norm wordt de graad van ontvlambaarheid bepaald overeenkomstig het Frans ministerieel besluit van 4 juni 1973; dit besluit heeft betrekking op de rangschikking van bouwmaterialen en bouwelementen per categorie volgens hun gedrag bij brand en bepaalt de proefmethode (Journal officiel van 26 juli 1973). Wat de graden van ontvlambaarheid betreft, wordt de overeenstemming tussen de categorie, waarvan sprake in het voornoemde besluit en de terminologie van onderhavige reglementering als volgt vastgesteld: Categorie M 1 – niet ontvlambaar
Categorie M 2 – moeilijk ontvlambaar Categorie M 3 – gemiddeld ontvlambaar Categorie M 4 – gemakkelijk ontvlambaar Categorie M 5 – zeer gemakkelijk ontvlambaar.
De attesten, verleend overeenkomstig de ontvlambaarheidsproeven uitgevoerd volgens het Frans ministerieel besluit van 9 december 1957 – vóór de datum van het in werking treden van onderhavige politieverordening - blijven geldig. Voortplantingssnelheid van de vlammen aan het oppervlak van een bouwmateriaal De snelheid waarmede de vlammen voortkomende van het beproefde bouwmateriaal, zich voortplanten langs zijn oppervlak, tijdens een genormaliseerde proef gedurende dewelke het bouwmateriaal blootgesteld is aan een voorgeschreven verhitting. Deze proef wordt uitgevoerd op het materiaal in zijn normale gebruikstoestand. Bij gebrek aan een overeenstemmende Belgische norm, wordt de voortplantingssnelheid van de vlammen bepaald overeenkomstig de Britse norm BS 476, part. 7, Edition 1971. De overeenstemming tussen de klasse, waarvan sprake in de voornoemde vorm en de terminologie van onderhavige reglementering wordt als volgt vastgesteld:
Klasse 1 – oppervlak met zeer trage vlamvoortplanting; Klasse 2 – oppervlak met trage vlamvoortplanting; Klasse 3 – oppervlak met gemiddelde vlamvoortplanting; Klasse 4 – oppervlak met snelle vlamvoortplanting.
De attesten, verleend overeenkomstig de proeven uitgevoerd volgens de Britse norm BSD 476, Part. 1, Edition 1953 vóór de datum van het in werking treden van onderhavige politieverordening blijven geldig. Optrede: is de horizontale projectie van de afstand tussen twee opeenvolgende trapneuzen. Looplijn: is de lijn die zich bevindt op 40 cm van de binnenzijde van de draaitrap.
Afdeling 4 – bouwelementen en versieringen
Art.19.9. De muren, balken en kolommen die tot de algemene stabiliteit van het gebouw bijdragen, moeten uit onbrandbare materialen zijn samengesteld. De graad van weerstand tegen brand zal minstens één uur zijn.
Art.19.10. Gemakkelijk brandbare materialen als rietmatten, stro, karton, boomschors, papier, alsmede gemakkelijk brandbare textiel en kunststoffen, mogen niet als versiering noch als bouwmateriaal voor wanden, plafond en valse plafonds aangewend worden. Onder “versiering” dient niet verstaan te worden de normale, functionele stoffering (gordijnen en overgordijnen aan de ramen, vaste muurbekleding, tafellinnen, vloerbekleding, e.d.).
Art.19.11. Brandbare stoffen die een brandvertragende behandeling hebben ondergaan zijn uitzonderlijk toe te laten, indien hun graad van weerstand tegen brand minstens een half uur bedraagt, en ze in hun geheel gemakkelijk te verwijderen zijn voor eventuele hernieuwing van de brandvertragende behandeling. Een attest betreffende de geldigheidsduur van de graad van weerstand tegen brand, en de hernieuwing van de behandeling dient telkens aan de brandweerdienst te worden voorgelegd.
Art.19.12. De versieringen, luifels en tochtportalen moeten zodanig worden aangebracht dat zij geen verzamelplaats worden voor vuil, afval en dergelijke.
Afdeling 5 – uitgangen, trappen en ontruiming
Art.19.13. De trappen, gangen en deuren evenals de wegen die er naartoe leiden, hierna met de term “uitgang” aangeduid, moeten een snelle en gemakkelijke ontruiming van de inrichting mogelijk maken. Inrichtingen of gedeelten van inrichtingen, waar het maximum aantal personen honderd of meer bedraagt, moeten over tenminste 2 afzonderlijke uitgangen beschikken. Drie afzonderlijke uitgangen zijn vereist voor inrichtingen of gedeelten van inrichtingen waar het maximum aantal personen vijfhonderd of meer bedraagt. De uitgangen dienen aangeduid tot wanneer zij uitkomen op de openbare weg of een gelijkgestelde weg (galerij, e.d.) of een voldoende veilige ruimte. De personen die toegang hebben tot het privé-gedeelte (niet woongedeelte) en over geen andere uitgang beschikken dan de openbare inrichting, moeten voor de berekening van het aantal en van de breedte van de uitgangen gevoegd worden bij het vastgestelde aantal personen van het openbaar lokaal. Al de aldus vereiste uitgangen moeten tevens voldoen aan al de overige bepalingen betreffende uitgangen.
Art.19.14. De uitgangswegen en -deuren moeten een totaal breedte hebben die tenminste gelijk is – in centimeters – aan het aantal personen, die ze moeten gebruiken om de inrichting te ontruimen. Elke uitgang moet evenwel een vrije breedte hebben van minimum 0,80 m. De voorafgaande bepaling is niet toepasselijk op de doorgangen tussen de kassa‟s van de winkels voor kleinhandel van het type zelfbediening. Wanneer de inrichting op de bovenverdiepingen of in de kelderverdiepingen lokalen omvat die voor het publiek toegankelijk zijn, moeten deze lokalen door vaste trappen bediend worden. De trappen moeten een totale breedte hebben die tenminste gelijk is – in centimeters – aan het aantal personen door wie zij moeten gebruikt worden om de toegangen van de inrichting te bereiken, vermenigvuldigd met 1,25 indien het om dalende trappen gaat; voor stijgende trappen zal 2 als vermenigvuldiger dienen toegepast te worden. Het berekenen van deze breedte moet gesteund zijn op de onderstelling dat bij het verlaten van het gebouw, alle personen van een bepaalde verdieping zich samen naar de naburige verdieping begeven en dat deze pas ontruimd is als zij er aankomen.
Art.19.15. Om aan de eisen van art.19.2. te voldoen:
komen rol- en spiltrappen evenals hellende vlakken met helling van meer dan 10% niet in aanmerking;
moeten de trappen uit rechte delen bestaan en een aantrede hebben van minimum 25 centimeter. Draaitrappen kunnen toegestaan worden mits de aantreden op de looplijn minimum 25 centimeter bedraagt. Dit artikel is slechts toepasselijk op de werkelijke vluchtwegen voor het publiek; het geldt dus o.a. niet voor trappen naar toiletten. Dergelijke trappen moeten evenwel goed bruikbaar zijn en mogen geen gevaar opleveren.
Art.19.16. Aan trappen dienen zich op de gepaste plaatsen stevige leuningen te bevinden die doorlopen op de bordessen. De treden moeten slipvrij zijn. Roltrappen moeten aan ieder uiteinde kunnen stilgelegd worden.
Art.19.17. In winkels, warenhuizen en soortgelijke inrichtingen mogen de verkoops- en uitstalstands geen hinder vormen voor de vlotte doorgang van het publiek. Het is verboden tussen de verkoopstands of tegen de boord ervan, waren te plaatsen, die een vlotte evacuatie kunnen in gevaar brengen of vertragen. De uitbater zorgt ervoor dat de aankoopwagentjes en draagmandjes, die ter beschikking van de klanten worden gesteld, zo geplaatst worden dat zij een snelle ontruiming van de inrichting niet hinderen.
Art.19.18. De deuren in de uitgangswegen moeten ofwel in beide richtingen ofwel in de vluchtzin opendraaien. Tijdens de openingsuren van de inrichting mogen zij in geen geval vergrendeld of met een sleutel gesloten worden. Uitgangsdeuren, die zich op minder dan hun breedte van de rooilijn bevinden, draaien naar binnen open en moeten tijdens de openingsuren van de inrichting permanent en vergrendeld open blijven. De deuren in de uitgangswegen die twee uitgangen verbinden moeten in beide richtingen opendraaien. Draaideuren en draaipaaltjes in de uitgangen zijn verboden.
Automatisch werkende deuren mogen gebruikt worden, mits zij, bij het uitvallen van de elektrische stroom of een ander defect, automatisch in open stand worden gebracht.
Art.19.19. Het is verboden om het even welke voorwerpen die de doorgang kunnen belemmeren, te plaatsen in de uitgangen en wegen die er naartoe leiden of de nuttige breedte ervan verminderen. Art.19.20. De plaats van elke uitgang evenals de richting van de wegen, uitgangswegen en trappen die naar deze uitgang leiden, worden aangeduid door de voorgeschreven reddingstekens. De zichtbaarheid van de reddingstekens wordt verzekerd zowel door de normale verlichting als door de veiligheidsverlichting. Zij moeten vanuit alle delen van de voor het publiek toegankelijke lokalen goed waarneembaar zijn.
Art.19.21. Glazen wanden en de vleugels van glazen deuren moeten op zichthoogte een opvallend merkteken dragen.
Art.19.22. De tweede of derde uitgang mag evenwel aangeduid worden met reddingsteken “nooduitgang”.
Afdeling 6 – verlichting en elektrische installaties
Art.19.23. De lokalen moeten behoorlijk verlicht zijn. Voor kunstmatige verlichting mag alleen elektriciteit aangewend worden.
Art.19.24. In de inrichting moet een veiligheidsverlichting worden aangebracht met een voldoende lichtsterkte om een veilige ontruiming te verzekeren. Deze veiligheidsverlichting moet automatisch en onmiddellijk in werking treden bij het uitvallen van de gewone verlichting; zij moet ten minste één uur zonder onderbreking kunnen functioneren.
Afdeling 7 – verwarming en brandstof
Art.19.25. In verband met de verwarmingsinstallatie moeten alle nodige veiligheidsmaatregelen worden genomen om oververhitting, ontploffing en brand te voorkomen.
Art.19.26. De verwarmingstoestellen, die niet op elektriciteit werken, moeten op een schoorsteen aangesloten zijn of op een speciale inrichting voor de afvoer van de verbrandingsproducten. Geen verplaatsbare verwarmingstoestellen voor stralingswarmte, noch recipiënten met vloeibare brandstoffen mogen aangewend worden in lokalen die voor het publiek toegankelijk zijn.
Art.19.27. De stookinstallatie van de centrale verwarming en de brandstoffenvoorraad moeten geïnstalleerd worden elk in een afzonderlijk en goed verlucht lokaal, dat niet rechtstreeks in verbinding staat met de lokalen, toegankelijk voor het publiek. De binnenwanden moeten een RF hebben van tenminste één uur en de deuren in deze wanden moeten zelfsluitend zijn met een RF van tenminste een half uur.
Art.19.28. De toevoerleiding tussen het lokaal waarin zich de brandstoffenvoorraad bevindt en de stookplaats, moet stevig bevestigd en uit metaal vervaardigd zijn; zij moet tenminste één afsluitkraan hebben op een veilig en gemakkelijk bereikbare plaats, buiten de stookplaats.
Art.19.29. De gasmeters zijn opgesteld in een veilige ruimte, die goed verlucht is, waarin alles wat het brandrisico verhoogt wordt geweerd, en die gelegen is buiten de voor het publiek toegankelijke delen van de inrichting.
Art.19.30. Indien op de gastoevoerleiding buiten het gebouw geen afsluiting is aangebracht, zal de uitbater de gasmaatschappij om de plaatsing daarvan verzoeken. De afsluiter moet op de voorgevel goed zichtbaar worden aangeduid.
Art.19.31. Recipiënten voor een vloeibaar gemaakt petroleumgas, mogen niet in een kelderverdieping worden geplaatst; zij moeten ofwel in openlucht, ofwel in een daartoe bestemd en behoorlijk verlucht lokaal ondergebracht worden.
Afdeling 8 – brandbestrijdingsmiddelen
Art.19.32. Voor de beveiliging tegen brand moeten de passende brandblusmiddelen aanwezig zijn. Die uitrusting moet vastgesteld worden in akkoord met de bevoegde brandweerdienst. Bij frituurketels dient steeds een goed sluitend metalen deksel of een vuurdekentje in de onmiddellijke nabijheid voorhanden te zijn.
Art.19.33. Het brandbestrijdingsmateriaal moet goed onderhouden worden, beschermd zijn tegen vorst, op doeltreffende wijze gesignaleerd worden, gemakkelijk bereikbaar en oordeelkundig verdeeld zijn.
Art.19.34. Het is verboden gebruik te maken van blustoestellen met broommethyl, tetrachloorkoolstof of andere producten, waardoor giftige uitwasemingen kunnen ontstaan. Art.19.35. De inrichting moet op het openbaar telefoonnet aangesloten zijn. In de onmiddellijke nabijheid van het telefoontoestel, dat rechtstreeks te bereiken en te gebruiken is, moeten oproepnummers van de hulpdiensten goed zichtbaar aangeduid worden.
Art.19.36. Al het personeel moet omtrent de gevaren van brand in de inrichting ingelicht worden. Sommige personeelsleden, vooraf aangeduid omwille van de permanentie en de aard van hun functies, moeten geoefend worden in het hanteren van de brandbestrijdingsmiddelen en de ontruiming van de inrichting.
Art.19.37. Alle maatregelen dienen getroffen om brandrisico’s verwekt door het roken, te weren. Asbakken moeten in voldoende getal en op nuttige plaatsen aanwezig zijn; zij dienen geledigd te worden in een metalen recipiënt, voorzien van een goed sluitend metalen deksel of in een metalen recipiënt van het type “vlamdovend”.
Art.19.38. In de lokalen toegankelijk voor het publiek mogen geen vuilnis afval, afgedankte voorwerpen of producten vergaard worden. Afdeling 9 – Bijkomende voorschriften inzake het inrichten en weder inrichten van lokalen toegankelijk voor het publiek en inzake het oprichten van deze lokalen.
Art.19.39. Onder het toepassingsgebied van dit artikel vallen:
1. Inrichten:
a) in een pas opgericht gebouw een lokaal een openbare bestemming geven.
b) een lokaal dat niet onderworpen is aan onderhavig reglement van bestemming en/of van aard wijzigen zodanig dat het onderworpen wordt aan de politieverordening.
2. Weder inrichten:
Dit is een bestaand lokaal dat onderworpen is aan onderhavig reglement zodanig wijzigen dat van de oude inrichting weinig of niets overblijft.
3. Vernieuwen: Een bestaande zaak een nieuw kleedje geven zonder grondige wijzigingen dient niet beschouwd te worden als weder inrichten
4. Oprichten: Een lokaal bouwen met het doel er een openbare bestemming aan te geven
5. Uitbreiden: Dit is een lokaal dat toegankelijk is voor het publiek in oppervlakte vergroten Wanneer een uitbreiding gebeurt buiten het lokaal toegankelijk voor het publiek, bv. het bijbouwen van een uitgang, dient slechts dit gedeelte aan art.19.39. te voldoen.
Art.19.39.1. De binnenwanden, die de scheiding vormen van de voor het publiek toegankelijke lokalen – met inbegrip van aanhorigheden zoals aanrechtkeukens, muurkasten, lokalen die als drankopslagplaats gebruikt worden – en hun uitgangen, met de overige delen van het gebouw,
dienen een RF van tenminste één uur te hebben. Plafonds bestaande uit houten roosteringen, bekleed en eventueel geïsoleerd op een wijze die analoog is aan degene die beschreven is voor een getest plafond met een RF van tenminste één uur, kunnen toegestaan worden. De deuren in deze binnenwanden dienen een RF van tenminste een half uur te hebben. Muren, balken en kolommen
e.a. die tot de algemene stabiliteit van het gebouw bijdragen moeten een RF van tenminste twee uur hebben.
Art.19.39.2. De valse plafonds dienen, alleen wat het criterium van stabiliteit bij brand betreft, een RF van tenminste een half uur te hebben.
Art.19.39.3. De plafonds, valse plafonds en hun bekleding gebouwd na het in werking treden van onderhavige politieverordening moeten vervaardigd zijn uit niet ontvlambare materialen.
Art.19.39.4. De trap- en vloerbekleding en de bekledingsmaterialen van de verticale wanden van alle voor het publiek toegankelijke lokalen, moeten van het type zijn met trage vlamvoortplantingssnelheid.
Art.19.39.5. De trappen gebouwd na het in werking treden van onderhavige politieverordening, dienen gemaakt te worden uit niet brandbare materialen. Zij zullen een aantrede hebben van tenminste 25 cm. De optrede mag niet meer dan 17 cm bedragen. De trappen moeten uit rechte delen bestaan. Dit artikel is slechts toepasselijk op de werkelijke vluchtwegen voor het publiek; het geldt dus o.a. niet voor trappen naar toiletten. Dergelijke trappen moeten evenwel goed bruikbaar zijn en mogen geen gevaar opleveren.
Art.19.39.6. Rookevacuatie: desgevallend kunnen, na overleg met de bevoegde brandweerdienst, ventilatiekoepels of rookluiken voorgeschreven worden, door de burgemeester. Art.19.39.7. Bij het inrichten, weder inrichten en oprichten van lokalen toegankelijk voor het publiek dienen de bepalingen van dit artikel integraal te worden nageleefd. Wanneer uitbreidingswerken worden uitgevoerd aan een bestaande inrichting moet de ganse inrichting voldoen aan de bepalingen van artikel 19.39.
Art.19.39.8. De bepalingen van dit artikel wordt in de mate van het mogelijke toegepast bij de vernieuwing van een gebouw.
Art.19.39.9. De bepalingen van dit artikel zijn niet toepasselijk indien voor het oprichten en/of inrichten van lokalen toegankelijk voor het publiek bouwvergunning werd verleend vóór de datum van inwerkingtreding van onderhavige politieverordening.
Afdeling 10 – controle, vrijstellingen, administratieve maatregelen
Art.19.40. De elektrische installatie(s), met inbegrip van de veiligheidsverlichting alsmede de gasinstallatie(s), personen- en goederenliften, enz. moeten periodiek overeenkomstig de hierop van toepassing zijnde reglementeringen aan een grondige controle onderworpen worden. De controles zullen, in zoverre door de bevoegde overheid agenten of organismen erkend werden, aan één of verscheidene van hen worden toevertrouwd. Bij ontstentenis van erkende agenten of organismen zal een beroep gedaan worden op bevoegde technici. De data van controles en de gedane vaststellingen worden genoteerd in een register en wat de blustoestellen betreft, ook op een controlekaart, die aan de toestellen wordt vastgemaakt. Het register en de controlekaart moeten steeds ter beschikking van de burgemeester en van de bevoegde ambtenaren worden gehouden. Iedere vermelding in het register wordt gedateerd en ondertekend. Aan de opmerkingen gemaakt tijdens de controle moet de uitbater onmiddellijk het passend gevolg geven.
Art.19.41. De uitbater zal het publiek niet tot de inrichting toelaten dan na er zich telkens van vergewist te hebben dat aan de voorschriften van deze verordening voldaan is. 46.-
Art.19.42. De uitbater zal te allen tijde toegang tot de inrichting verlenen aan de burgemeester en de bevoegde ambtenaren. Op hun verzoek is hij verplicht het bewijs te leveren dat de voorschriften 19.10, 19.26, 19.27, 19.39.1, 19.39.2, 19.39.3, 19.39.4, en 19.39.5. van onderhavige verordening zijn nageleefd, wat betreft de reactie bij brand van de bouwmaterialen en de weerstand tegen brand van de bouwelementen.
Art.19.43. De uitbater is ertoe gehouden, zo haast mogelijk en tenminste een maand vooraf, aan de burgemeester schriftelijk kennis te geven van de opening van een inrichting, die onder toepassing valt van onderhavige verordening.
Art.19.44. In verband met de voorschriften van onderhavige verordening kan de burgemeester een afwijking verlenen, wanneer zulks noodzakelijk blijkt. De aanvraag tot het verkrijgen van een afwijking moet ingediend worden aan de hand van een gedetailleerd verslag, dat de reden vermeldt, waarom een afwijking als noodzakelijk voorkomt. Bij het verlenen van een afwijking is de uitbater ertoe gehouden de aanvullende voorzorgsmaatregelen, die eventueel door de burgemeester worden opgelegd, uit te voeren.
Art.19.45. Onverminderd de voorschriften van onderhavige verordening neemt de uitbater de nodige maatregelen door de omstandigheden aangewezen om:
brand te voorkomen;
ieder begin van brand snel en doeltreffende te bestrijden;
xxxxxxx xxx xxxxx een veilige en snelle ontruiming van de aanwezige personen te waarboren en de hulp van de bevoegde brandweerdienst onmiddellijk in te roepen.
Art.19.46. De burgemeester kan steeds bijkomende maatregelen opleggen.
Art.19.47. De burgemeester kan tevens, ter vrijwaring van de openbare veiligheid, tot sluiting van de inrichting doen overgaan.
Hoofdstuk 2 – ORGANISEREN AFVALARME EVENEMENTEN.
Afdeling 1 – algemene bepalingen
Definities en toepassingsgebied.
Art.20.1. De begrippen en definities zoals gedefinieerd in artikel 3, 17° van het materialendecreet betreffende betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen zijn steeds van toepassing op deze politieverordening.
Art.20.2. Voor de toepassing van deze politieverordening gelden bijkomend de hierna opgenomen definities:
Evenement: publieke gebeurtenis met al dan niet betalende bezoekers op het gebied van kunst, cultuur, sport, feesten, kermis op publiek of op privaat terrein. Voorbeelden zijn kermissen, braderijen, muziekfestivals, stad-, gemeente-, dorp- of wijkfeesten, markten, sportmanifestaties,… Herbruikbare beker: beker uit kunststof al dan niet voorzien met logo en/of tekstopdruk die ontworpen is om een maximum aantal omlopen te maken, en telkens opnieuw wordt gevuld met drank. Hierbij kan al dan niet gewerkt worden met een statiegeldsysteem.
Exploitant: de exploitant van een vergunde inrichting waar een evenement wordt georganiseerd. Indien voor het terrein of gebouw waar een evenement plaatsvindt geen milieuvergunning vereist is, is de exploitant de eigenaar van het terrein of gebouw dat ter beschikking wordt gesteld aan de organisator van het evenement. Op het openbare domein is dit het bevoegde openbare bestuur.
Organisator: de publieke of private rechtspersoon die een evenement organiseert. Afvalarme evenementen.
Art.20.3. Elke exploitant van een inrichting, terrein of gebouw waar een evenement wordt georganiseerd, is verplicht, voor zover hijzelf geen organisator is, om de organisatoren van evenementen op zijn inrichting, terrein of gebouw de bepalingen van deze politieverordening te laten naleven. Deze verplichting zorgt dat de exploitant/organisator een goed afvalbeleid uitwerkt, met de nadruk op afvalpreventie, de selectieve inzameling van recycleerbaar afval en het vermijden van zwerfvuil.
Evenementenwaarborg
Art.20.4. [opgeheven gemeenteraadsbeslissing 16 december 2013]
Afvalplan voor grote evenementen.
Art.20.5. [opgeheven gemeenteraadsbeslissing 16 december 2013]
Afdeling 2 – preventie van afvalstoffen
Algemene preventiebepalingen
Art.20.6. Het verkopen van verbruiksgoederen en andere koopwaar gebeurt steeds met een minimale verpakking. Afval kan voorkomen worden door het aantal aangeboden verpakkingen te beperken, door te schenken uit vaten of grootverpakkingen, door gebruik te maken van consumentverpakkingen die herbruikbaar, eetbaar of composteerbaar zijn. Wegwerpverpakkingen dienen maximaal vermeden te worden.
Art.20.7. Op het evenement mogen geen wegwerpgadgets en –sponsormateriaal verspreid worden.
Verspreiden van reclamedrukwerk en gratis publicaties
Art.20.8.
§1. Bij de ingang(en) van een evenement kunnen bakjes voorzien worden waarin reclamedrukwerk en gratis publicaties worden aangeboden aan geïnteresseerden en het actief verspreiden van reclamedrukwerk is verboden.
§2. De gemeente stelt aanplakborden ter beschikking waarop aankondigingen van eenieder kunnen gebeuren aan de ingang van de evenementen of op het evenement zelf.
Art.20.9. Reclameborden, affiches en andere reclamemiddelen die in strijd met deze verordening worden gebruikt, aangewend of geplaatst, kunnen worden verwijderd door de gemeentelijke diensten op kosten of risico van de overtreder die ze plaatste of gebruikte en onverminderd de voorziene strafsanctie.
Gebruik van herbruikbare consumptiematerialen
Art.20.10.
§1. De exploitant van een inrichting, gebouw of locatie waar een evenement doorgaat zorgt ervoor dat voor consumptie de ter plaatse aangeboden drank in herbruikbare glazen, indien de veiligheid van het evenement dit toelaat, of in herbruikbare bekers wordt verbruikt. Deze herbruikbare bekers worden met het oog op verder gebruik steeds opnieuw ingezameld. In geen geval mogen wegwerpbekers, dewelke bijvoorbeeld uit polypropyleen bestaan, gebruikt worden. Gratis bedeling van drank in eenmalige verpakking is eveneens verboden, behoudens voorafgaande machtiging van het college van burgemeester en schepenen of door hulpverleningsdiensten.
§2. Niet-herbruikbare recipiënten voor drank mogen enkel gebruikt worden op evenementen waar de verdeling van drank in handen is van meerdere organisaties of organisatoren. Bv.: braderijen, jaarmarkten, kermissen,… Evenementen waarbij slechts één organisatie of groep instaat voor de verdeling van drank, dient aldus gebruik te maken van glas of herbruikbare bekers uit polycarbonaat.
§3. Indien de organisator kan aantonen dat het om praktische redenen niet haalbaar is gebruik te maken van herbruikbare recipiënten, kan afwijking worden toegestaan mits degelijke motivatie. De vraag om afwijking en de motivatie dienen schriftelijk te worden ingediend bij het gemeentebestuur van Brasschaat. Het treffen van een milieuvriendelijke maatregel van welke aard dan ook tijdens het evenement, kan een beslissing in gunstige zin beïnvloeden.
§4. Organisatoren of exploitanten die de druk op het milieu willen reduceren worden aangemoedigd om gebruik te maken van herbruikbare of composteerbare borden en bestekken.
Art.20.12.
§1. Herbruikbare bekers kunnen ter beschikking gesteld worden door een uitleendienst die binnen de gemeente gelegen is.
Afdeling 3 - selectieve inzameling van afvalstoffen
Art.20.13.
§1. Papier- en kartonafval alsook glasafval moeten selectief op evenementen worden ingezameld door de exploitant, door de organisator of door de standhouders.
§2. Indien in afwijking van de bepalingen van art.20.11. toch eenmalige drankverpakkingen in kunststof, metaal of drankkarton worden aangeboden op een evenement, dient het pmd-afval gescheiden te worden ingezameld.
§3. Bijkomend aan de verplichting van §1 geldt eveneens de plicht op het sorteren van papier- en kartonafval, glasafval en pmd-afvalstoffen op de tijdelijke parkeerterreinen en tijdelijke campings die ter gelegenheid van een evenement worden ingericht.
Afdeling 4 - opruimen van het terrein van een evenement
Art.20.14.
§1. Alle standhouders op een evenement zijn ertoe gehouden de hun toegewezen standplaats te reinigen en hun afvalstoffen dagelijks mee te nemen tijdens de duur van het evenement of er zich van te ontdoen op een reglementaire wijze. In geval gebruik gemaakt wordt van door de gemeente opgelegde recipiënten, worden deze op de door de gemeente bepaalde tijdstippen aangeboden voor ophaling.
§2. Voor de afvalstoffen niet vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 3 moet elke standhouder met een drank- en/of eetgelegenheid (frituur, hotdogkraam, escargotskraam, pitakraam, drankenstand…) zorgen om minimaal om de 5 meter een voldoende groot zelfsluitend recipiënt voor restafval te plaatsen op een voor het publiek gemakkelijk bereikbare plaats, en deze tijdig te ledigen.
Art.20.15. De organisator of exploitant van een evenement op een privaat terrein of op een publiek terrein moet ten laatste 24 uur na het beëindigen van het evenement het terrein volledig hebben vrijgemaakt van afvalstoffen en dit in samenspraak met de exploitant van het terrein.
Art.20.16. Indien het publiek of privaat terrein waarop een evenement heeft plaatsgevonden niet werd opgeruimd zoals bepaald in art.20.14 en art.20.15, dan zal de gemeente ambtshalve de opruiming laten uitvoeren en de factuur voor de opruimkosten, vermeerderd met administratieve kosten verhalen op de exploitant, dan wel de organisator.
Hoofdstuk 3 - BEPALINGEN INZAKE HET GEBRUIK VAN SPORTTERREINEN, SPORTINSTALLATIES EN KLEEDLOKALEN
Art.21.1. Onderhavig hoofdstuk geldt voor alle sportterreinen, sportinstallaties en kleedlokalen in het gemeentepark van Brasschaat-Centrum, met uitzondering van terreinen, installaties en lokalen van de gemeentelijke sporthal centrum in het gemeentepark van Brasschaat Centrum. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn nochtans toepasselijk gedurende de periode van het toegestaan gebruik, voor wat de terreinen en installaties betreft die door hun specifieke aanleg niet het karakter van sportterrein of sportinstallatie bezitten en die occasioneel door het schepencollege voor sportbeoefening ter beschikking worden gesteld.
Art.21.2. De sportterreinen, sportinstallaties en kleedlokalen in het gemeentepark van Brasschaat Centrum mogen slechts betreden en gebruikt worden nadat het schepencollege van de gemeente hiervoor voorafgaandelijk een uitdrukkelijke en schriftelijke machtiging heeft afgeleverd. Deze machtiging zal slechts verleend worden voor een beperkte periode, met een maximumduur van één jaar. De machtiging geldt uitsluitend voor het terrein of de terreinen, de sportinstallatie of de sportinstallaties, het lokaal of de lokalen die in de machtiging uitdrukkelijk vermeld zijn, voor de tijdsduur die daarin bepaald is en onder de modaliteiten welke door het schepencollege opgelegd worden. De terreinen en lokalen mogen enkel betreden en gebruikt worden voor de sport en/of de andere aard van gebruik die in de machtiging beoogd is, met uitsluiting van elk ander gebruik.
Afwijking hiervan is slechts mogelijk mits een nieuwe machtiging, verleend overeenkomstig hetgeen in dit artikel bepaald is. Het is de gebruikers verboden hun rechten op het gebruik van de terreinen, installaties en lokalen geheel of gedeeltelijk aan derden af te staan of over te dragen. De machtiging tot het gebruik van sportterreinen, sportinstallaties en kleedlokalen kan nochtans ook voortvloeien uit een schriftelijke overeenkomst met het gemeentebestuur van Brasschaat; in dit geval gelden onverminderd de bepalingen van deze overeenkomst.
Art.21.3. Het is verboden:
in de lokalen andere apparaten of toestellen te installeren dan diegene welke daar door de gemeente aangebracht zijn; bestaande apparaten en toestellen te beschadigen of ze voor andere dan hun oorspronkelijke doeleinden aan te wenden;
veranderingswerken uit te voeren aan de terreinen, installaties en lokalen; met motorvoertuigen op de terreinen te komen.
Art.21.4. De personen die zich op de terreinen en installaties of in de lokalen bevinden, leden van de gebruikende vereniging of anderen, moeten onmiddellijk gevolg geven aan de bevelen of aanwijzingen die hun gegeven worden door het park- en politiepersoneel. Personen die de bepalingen van de art.21.2 tot en met art.21.4 van dit reglement niet naleven of geen gevolg geven aan de aanwijzingen van het park- en politiepersoneel zullen verplicht worden de terreinen, installaties en lokalen te verlaten, onverminderd de toepassing van andere straffen.
Art.21.5. Iedere vereniging, groep of club die gebruik maakt van een sportterrein, sportinstallatie en/of kleedkamer in het gemeentepark van Brasschaat Centrum, zal een persoon moeten aanwijzen, die bereid is de verantwoordelijkheid op te nemen voor het toegestane gebruik en voor de toestand waarin de terreinen, installaties en lokalen terug afgeleverd worden.
Vooraleer het gebruik een aanvang neemt zal deze verantwoordelijke kennis moeten nemen van de art. 10.2, 21.2 tot en met 21.12 van onderhavige verordening, en een afschrift ervan eigenhandig moeten ondertekenen, nadat er volgende tekst werd op vermeld: "Ondergetekende verklaart kennis genomen te hebben van de volledige tekst van bovenstaand reglement en onvoorwaardelijk en onherroepelijk in te stemmen met al de bepalingen ervan. De (datum) ".
Art.21.6. Wanneer bij het betreden van de terreinen, installaties en/of lokalen enige beschadiging en/of gebrek wordt vastgesteld, dient zulks door de gebruiker onmiddellijk gesignaleerd aan de parkwachter of, bij afwezigheid van deze laatste, aan de lokale politie. In aanwezigheid van de parkwachter of van een ander politiebeambte zal een verslag opgesteld worden, dat onmiddellijk aan het gemeentebestuur van Brasschaat zal overgemaakt worden. Tenzij aangifte werd gedaan op de wijze zoals vermeld in de eerste alinea van dit artikel zal de gebruiker iedere schade moeten vergoeden, welke na zijn gebruik van de terreinen, installaties en lokalen wordt vastgesteld. Zonder afwijking van hetgeen hierboven vermeld is zal iedere schade welke door de gebruiker wordt toegebracht onmiddellijk en op initiatief van de gebruiker aan het gemeentebestuur van Brasschaat moeten gesignaleerd worden. Geen herstelling van schade mag geschieden dan door de zorgen van de gemeente Brasschaat of met haar uitdrukkelijke en voorafgaande instemming. De gebruiker zal de verantwoordelijkheid voor de schade en de te betalen vergoeding niet kunnen afwentelen op de afzonderlijke deelnemers aan de sportbeoefening, vertoning, enz. welke door hem wordt georganiseerd noch op het aanwezige publiek; de gebruiker zal integendeel tegenover de gemeente Brasschaat moeten opkomen voor iedere schade die tijdens of na zijn gebruik van de terreinen, installaties en/of lokalen zal vastgesteld worden, op de wijze zoals hierboven bepaald. De terreinen, installaties en lokalen dienen na het gebruik afgeleverd te worden in dezelfde goede toestand waarin ze zich bevonden vóór het gebruik ervan.
Art.21.7. Onverminderd de vergoeding voor het enkele gebruik welke door het schepencollege vastgesteld wordt en onverminderd de schadevergoeding waarvan sprake in voorgaand artikel zal de gebruiker aan het gemeentebestuur van Brasschaat de kosten moeten terugbetalen van het verbruik van elektriciteit, gas en water alsook de kosten van de werken welke door het gemeentebestuur van Brasschaat uitgevoerd worden in verband met het gebruik dat de betrokkene maakt van de terreinen, installaties en lokalen, zoals het in orde brengen daarvan, de schoonmaak, de opruimings- en herstellingswerken, reparatie, enz. Deze opsomming is exemplatief en niet limitatief. Deze kosten voor werken omvatten zowel de uitgaven voor materialen en goederen als de personeelsuitgaven, deze laatste met inbegrip van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid, pensioenen, geneeskundige verzorging, enz.
Art.21.8. Alle kosten van verzekeringen inzake de burgerlijke verantwoordelijkheid van de gebruikende clubs en verenigingen, haar organen en aangestelden en inzake de sportbeoefeningen vallen ten laste van de gebruikers.
Art.21.9. In afwijking van hetgeen bepaald is in art.10.2 g) van onderhavige verordening mogen de verenigingen of clubs, die gebruik maken van sportterreinen en -installaties ingevolge een uitdrukkelijke en voorafgaande machtiging van het college van burgemeester en schepenen, eigen uitgaven (bvb. clubtijdschrift of mededelingsblad) van de club of vereniging die het gebruik van het
terrein heeft verkregen aldaar uitdelen of verkopen, zonder dat evenwel papier op de grond mag geworpen of achtergelaten worden.
Art.21.10. Alle politiereglementen en voorschriften, zullen stipt moeten nageleefd worden vóór, tijdens en na het gebruik van de terreinen, installaties en lokalen.
Art.21.11. Ingeval van niet naleving van één of meer bepalingen van art.10.2 en van de art.20.4 tot en met art.20.12 van onderhavige verordening door de gebruikers, kan de machtiging tot het gebruik van de terreinen, installaties en/of lokalen ingetrokken worden of, indien het gebruik reeds een aanvang heeft genomen, kan hieraan onmiddellijk en zonder vooropzeg een einde gesteld worden, zonder dat de gebruiker uit dien hoofde enig recht op vergoeding zal kunnen laten gelden en onverminderd de mogelijke vordering van schade door de gemeente en de toepassing van straffen.
Art.21.12. De lokalen van het gemeentelijk cultureel centrum in het gemeentepark van Brasschaat Centrum mogen slechts voor fuiven, risicoactiviteiten of uitzonderlijke activiteiten in gebruik genomen worden door verenigingen of privé-personen nadat hiervoor een regelmatige machtiging is afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen en de vereiste retributie werd betaald. De cultuurdienst verleent toestemming voor ingebruikname voor overige activiteiten. De lokalen moeten uiterlijk tegen 3 uur 's ochtends ontruimd worden.
Afdeling 1 - voertuigdelen
Art.22.1. Definities voertuigdelen:
✓ voertuigdelen: wanneer meerdere burgers gebruik maken van één voertuig, vaak zonder dat het voertuig hun eigendom is maar wel met toestemming van de eigenaar.
✓ particulier voertuigdelen: Een vorm van voertuigdelen waarbij particulieren hun eigen voertuig delen met anderen.
✓ privaat voertuigdelen: Een vorm van voertuigdelen waarbij een privaat bedrijf één of meerdere voertuigen, die niet in particuliere eigendom zijn, ter beschikking stelt van het publiek.
1) 1° privaat voertuigdelen door een voertuigdeelbedrijf: Het deelvoertuig werd specifiek aangeschaft met als hoofddoel het voertuigdelen en het genereren van inkomsten uit verhuur.
2) 2° privaat voertuigdelen door een voertuigverkoopbedrijf: Het deelvoertuig werd specifiek aangeschaft met als hoofddoel de verkoop en het genereren van inkomsten uit verkoop.
3) 3° privaat voertuigdelen door een bedrijf: Het deelvoertuig werd specifiek aangeschaft met als hoofddoel het transport van de eigen medewerkers.
✓ coöperatief autodelen: Dit is een vorm van autodelen waarbij meerdere burgers samen voertuigen aankopen om deze onderling te delen met elkaar.
✓ autodeelplatform: Dit is een platform, vaak digitaal, waarop burgers hun eigen wagen ter beschikking stellen aan anderen om deze zo te kunnen delen.
Art.22.2.
Er bestaan verschillende vormen van voertuigdelen met elk hun eigen kenmerken.
§1. Station based delen: Het voertuig heeft een vaste standplaats als thuisbasis. Het gebruik van het voertuig kan niet worden beëindigd tot het voertuig terug op deze plaats staat.
1) Back-2-one station based delen: Het voertuig heeft één standplaats als thuisbasis.
2) Back-2-many station based delen: Het voertuig heeft meerdere standplaatsen als thuisbasis.
§2. Zone based delen: Het voertuig heeft een zone als thuisbasis. Een zone kan bijvoorbeeld een bepaalde wijk beslaan. Het gebruik van het voertuig kan niet worden beëindigd tot de wagen terug in deze zone staat.
1) Back-2-one zone based delen: Het voertuig heeft één zone als thuisbasis.
2) Back-2-many zone based delen: Het voertuig heeft meerdere zones als thuisbasis.
§3. Free floating delen: Het voertuig heeft geen thuisbasis of een zeer ruime zone als thuisbasis. De zone kan bijvoorbeeld een volledige gemeente beslaan. Het gebruik van het voertuig kan overal worden afgesloten of zolang het zich binnen deze ruime zone bevindt.
Art.22.3.
Een privaat voertuigdeelbedrijf dat in Brasschaat voertuigen wil delen moet dit minstens digitaal aanbieden met een toekomstige mogelijkheid tot integratie in MaaS-technologie (Mobility as a Service)
Art.22.4.
Een privaat bedrijf dat één of meerdere wagens, die niet in particuliere eigendom zijn, in Brasschaat wil delen moet hiervoor per wagen een vergunning aanvragen bij de gemeente.
§1. De vergunning moet te allen tijde zichtbaar en leesbaar aan de voorruit van de betreffende deelwagen worden bevestigd.
Art.22.5.
Een Autodeelplatform dat particulier autodelen mogelijk maakt in Brasschaat wordt gevraagd om wagens, ingeschreven in Brasschaat, die niet voldoen aan Euronorm 2, voor wagens op benzine, aardgas(CNG) of LPG, en Euronorm 4, voor dieselwagens, niet toe te laten op het platform teneinde de burger te demotiveren om met vervuilende oude wagens aan autodelen te doen. (Vanaf 2020 zullen deze normen verstrengd worden)"
Art.22.6.
Een autodeelbedrijf dat één of meerdere wagens, die niet in particuliere eigendom zijn, in Brasschaat wil delen mag dit enkel indien het 100% elektrische wagens betreft."
Art.22.7.
Een autoverkoopbedrijf dat meerdere wagens, die niet in particuliere eigendom zijn, in Brasschaat wil delen mag dit enkel indien het, buiten de eerste deelwagen, 100% elektrische wagens betreft."
Afdeling 2 – fiets- of stepdelen
Art.22.8.
Een privaat bedrijf dat meerdere fietsen of meerdere stepdelen, die niet in individuele particuliere eigendom zijn, in Brasschaat wil delen moet hiervoor een vergunning aanvragen bij de gemeente."
afdeling 3 - bromfiets- en motorfietsdelen
Art.22.9.
Een privaat bedrijf dat meerdere bromfietsen en/of motorfietsen, die niet in individuele particuliere eigendom zijn, in Brasschaat wil delen moet hiervoor een vergunning aanvragen bij de gemeente" Art.22.10.
Een privaat bedrijf dat meerdere bromfietsen en/of motorfietsen, die niet individuele particuliere eigendom zijn, in Brasschaat wil delen mag dit enkel indien het, buiten de eerste bromfiets of motorfiets, 100% elektrische bromfietsen en/of motorfietsen betreft.]
Titel VI: slotbepalingen
Art.23. Dit besluit zal bekendgemaakt worden overeenkomstig art. 286 van decreet van het lokaal bestuur van 22 december 2017 en treedt in werking de vijfde dag na de bekendmaking ervan.
Art.24. Op de dag van het van kracht worden van dit reglement worden alle vorige reglementen terzake opgeheven.
Art.25. Een eensluidend afschrift van dit reglement zal overgemaakt worden aan het parket bevoegd voor politiezaken, aan de hoofdgriffier van de rechtbank van eerste aanleg en aan de hoofdgriffier bij de politierechtbank.
Titel VII: bijzondere reglementen
Hoofdstuk 1 – REGLEMENT BETREFFENDE MOTORBENDES
(Bij gemeenteraadsbelissing van 30 september 2019)
Afdeling 1 - begrippenkader
Art.1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder volgende begrippen verstaan:
✓ motorclub: een hiërarchisch gestructureerde groep van twee of meer personen gekenmerkt door een gemeenschappelijke ideologie of groepscultuur die naar de buitenwereld wordt veruitwendigd door het gebruik van gemeenschappelijke kenmerken, zoals symbolen,
clubemblemen, colors, tatoeages, materialen, voertuigen, kledij, foto’s en ongeacht het effectieve bezit of gebruik van een motor;
✓ clubhuis: een ruimte of locatie waar een bijeenkomst van een motorclub plaatsvindt.
✓ exploitant: de natuurlijke persoon of personen, de feitelijke vereniging of de rechtspersoon, die een bijeenkomst van een motorclub in feite of in rechte faciliteert of uitbaat.
✓ organisator: de natuurlijke persoon of personen, de feitelijke vereniging, of de rechtspersoon, die een bijeenkomst van een motorclub in feite of in rechte organiseert.
✓ deelnemer: de natuurlijke persoon die aanwezig is op een bijeenkomst van een motorclub.
Afdeling 2 - toepassingsgebied
Art.2. Het is verboden om op het grondgebied van de gemeente zonder vergunning een clubhuis te vestigen of bijeenkomsten van clubhuizen voor motorclubs te faciliteren .
Afdeling 3 - aanvraagprocedure
De aanvraag
Art.3.1.
§1. Voor het verkrijgen van een clubhuisvergunning dient de exploitant een digitale aanvraag in bij de burgemeester, aan de hand van een daartoe voorzien aanvraagformulier.
De aanvraag bestaat minstens uit:
✓ een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
✓ een uittreksel strafregister volgens artikel 596, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (vroeger: model 2) van de exploitant en de organisator en van de organen en/of vertegenwoordigers van de rechtspersoon;
✓ een uittreksel van alle gegevens uit het UBO-register van de rechtspersoon exploitant en organisator.
§2. De burgemeester kan bepalen dat nader te bepalen documenten overhandigd moeten worden.
§3. De aanvraag is onvolledig wanneer de documenten vermeld in het aanvraagformulier ontbreken. De aanvrager beschikt over een termijn van 30 kalenderdagen na mededeling van dit feit, om de ontbrekende documenten in te dienen.
De ontvankelijkheidsvoorwaarden
Art.3.2.
§1. De aanvraag van een clubhuisvergunning is slechts ontvankelijk wanneer voldaan is aan volgende voorwaarden:
1° De aanvraag moet volledig zijn.
§2. Een nieuwe aanvraag van dezelfde exploitant of dezelfde organisator, voor dezelfde plaats én voor dezelfde bestemming, volgend op een onontvankelijke of geweigerde aanvraag, kan ten vroegste zes maanden na de datum vermeld in de weigerings- of onontvankelijkheidsbeslissing worden ingediend, op straffe van onontvankelijkheid.
Deze nieuwe aanvraag dient vergezeld te zijn van de bevestiging ondertekend door de exploitant en de organisator, dat alle voorwaarden vermeld in dit reglement vervuld zijn.
Procedure ten gronde
Art.3.3.
§1. Na de datum van de melding van een ontvankelijke aanvraag, volgen controles van de voorwaarden zoals vermeld in artikel 4 van dit reglement.
§2. Bij negatieve controles wordt een hoorzitting georganiseerd die aanleiding kan geven tot een regularisatietermijn.
§3. Binnen een termijn van 90 kalenderdagen, na de melding van een ontvankelijke aanvraag, wordt een beslissing genomen. Indien gerechtvaardigd door de complexiteit van het dossier, mag deze termijn éénmaal met maximaal dezelfde duur worden verlengd.
§4. Om dwingende redenen van algemeen belang, met name de openbare orde en veiligheid, bescherming van consumenten, eerlijkheid van handelstransacties, fraudebestrijding, bescherming van het milieu en stedelijk milieu, wordt bij het uitblijven van een beslissing binnen de vastgestelde of verlengde termijn, de vergunning geacht te zijn geweigerd.
Afdeling 4 - voorwaarden
Art.4. De organisatie of de exploitatie van een clubhuis of de deelname aan een bijeenkomst van een motorclub is verboden, tenzij aan de hiernavolgende voorwaarden is voldaan:
Met betrekking tot de inrichting
§1.
1)Het clubhuis voldoet aan de geldende regelgeving met betrekking tot stedenbouw, milieu en omgeving.
2)Het clubhuis voldoet aan de brandveiligheidsvereisten zoals nader omschreven in een verslag van de hulpverleningszone Rand of van een door de burgemeester aangestelde toezichter.
Deze voorwaarden worden gecontroleerd door de gemeente en de politie. De gemeente en politie kunnen hiervoor bijkomende inlichtingen inwinnen bij andere diensten.
De politie stelt de burgemeester in kennis van de resultaten van deze controle.
Voorwaarden ten aanzien van de persoon
§2.
Er wordt een politioneel en/of administratief onderzoek gevoerd naar vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, eenvoudige schuldverklaring voor inbreuken op feiten zoals omschreven in:
a) het Strafwetboek, met uitzondering van de overtredingen in Titel X
b) de Drugswet
c) de Wapenwet
d) de Wet Private Militie
e) de Vreemdelingenwet
f) de fiscale en sociale wetgeving
g) de camerawetgeving;
h) vestigingsvoorwaarden;
i) de wet op racisme of xenofobie ingegeven daden;
j) voorwaarden verbonden aan de exploitatie van een inrichting of clubhuis De hiernavolgende personen moeten aan een gunstig onderzoek voldoen:
✓ De organisator
✓ De deelnemer
✓ De exploitant
✓ De organen en /of de vertegenwoordigers van de exploitant of de organisator
✓ andere personen die in welke hoedanigheid ook deelnemen aan een motorclub of de exploitatie van een clubhuis.
Als in dit onderzoek wordt vastgesteld dat er verschillende vaststellingen en/of veroordelingen zijn, kan het onderzoek als ongunstig worden beschouwd.
Deze voorwaarden worden gecontroleerd door de gemeente en de politie. Hiervoor kunnen bijkomende inlichtingen bij andere diensten worden ingewonnen.
Afdeling 5 - modaliteiten
Art.5.1.
§1. Voor elke bijeenkomst van een motorclub dient de organisator, bij gebreke hieraan de exploitant, een deelnemerslijst op te maken met vermelding van naam, voornaam, roepnaam of alias, geboortedatum, rijksregisternummer, woonplaats en kentekenplaat van het voertuig.
§2. Op eerste verzoek van de lokale politie of de gemeente dient de organisator, bij gebreke hieraan de exploitant, de volledige en actuele deelnemerslijsten van de bijeenkomsten van de motorclub gedurende de laatste zes maanden te overhandigen.
Art.5.2.
§1. Het clubhuis moet tijdens de bijeenkomst onmiddellijk zowel van binnen als van buiten zonder tussenkomst van een derde toegankelijk zijn met het oog op de toegang van controle- en hulpverleningsdiensten.
§2. Het is verboden om de ramen van een clubhuis tijdens de bijeenkomsten van de motorclub op enige wijze ondoorzichtig te maken (bijvoorbeeld: door er voorwerpen te plaatsen, of de ramen met folie te bekleden).
§3. Iedere aanwezige in het clubhuis dient te allen tijde toegang te verlenen aan controle- en hulpverleningsdiensten.
Art.5.3.
Het is verboden een bijeenkomst van een motorclub die niet voldoet aan de bepalingen van dit reglement te faciliteren.
Art.5.4.
Er mogen geen bijeenkomsten van de motorclub plaats vinden voor 7.00 uur en na 22.00 uur.
Afdeling 6 – administratieve sancties
Art.6.1.
§1. Elke overtreding van dit politiereglement wordt bestraft met:
✓ een administratieve geldboete tot maximaal 175,00 of 350,00 euro, naargelang het een minderjarige dan wel een meerderjarige overtreder betreft; en/of
✓ een tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van de inrichting. en/of
✓ een tijdelijke of definitieve schorsing van de vergunning; en/of
✓ een tijdelijke of definitieve intrekking van de vergunning;
§2. Meer bepaald kan het college van burgemeester en schepenen het clubhuis tijdelijk of definitief sluiten:
✓ indien de exploitatie van een inrichting aanleiding geeft tot openbare ordeverstoring met inbegrip van overlast, wat zal blijken uit een door de politie samengesteld dossier;
✓ indien geen opgave werd gedaan van gegevens of opgave werd gedaan van onjuiste gegevens in de aanvraag of bij wijzigingen van de gegevens in de aanvraag waardoor de veiligheid in het gedrang kan komen;
✓ in geval van verschillende en/of herhaalde vaststellingen waaruit blijkt dat niet meer voldaan is aan de voorwaarden vermeld in dit reglement.
✓ In geval het onderzoek in art.4.§2 ongunstig is.
De sancties opgelegd door het college worden door de politie betekend of met een aangetekende brief ter kennis gebracht aan de overtreder. Het niet naleven van een administratieve sanctie van het college wordt bovendien bestraft met één van de hierboven voorziene administratieve sancties.
§3. In alle gevallen waarbij een administratieve sanctie van schorsing of intrekking van de clubvergunning werd opgelegd kan de burgemeester bijkomende voorwaarden opleggen vooraleer over te gaan tot het verlenen van een clubvergunning.
§4. Onverminderd het voorgaande, kan de politie bij vaststelling van uitbating zonder clubvergunning de inrichting onmiddellijk en ter plaatse sluiten.
Art.6.2.
Het opleggen van administratieve sanctie gebeurt volgens de bepalingen en op grond van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties (BS 1 juli 2013).
De procedure voor minderjarigen, bemiddeling en gemeenschapsdienst zoals bepaald in hoofdstuk 15 straffen en bemiddeling van huidig algemeen politiereglement van Brasschaat.
Afdeling 7 – administratieve maatregelen
Art.7.1.
§1. Telkens wanneer de openbare orde (met inbegrip van overlast) in gevaar is, kan de burgemeester maatregelen nemen om dit gevaar of het risico erop, te doen ophouden. Indien deze maatregelen niet worden uitgevoerd, kan de burgemeester van ambtswege op kosten en risico van diegene die in gebreke is gebleven, tot uitvoering laten overgaan.
§2. Het niet naleven van de maatregelen van de burgemeester wordt bovendien bestraft met de in artikel 6 voorziene administratieve sancties.
Hoofdstuk 2 – REGLEMENT VOOR INRICHTINGEN WAARVOOR EEN UITBATINGSVERGUNNING VEREIST IS
[Bij gemeenteraadsbelissing van 30 september 2019]
Afdeling 1 - begripsomschrijving
Art.1.1.
Voor de toepassing van het politiereglement wordt verstaan onder:
✓ uitbater: de natuurlijke persoon of personen, de feitelijke vereniging, of de rechtspersoon, ongeacht hun eventuele hoedanigheid van handelaar, voor wiens rekening en risico de inrichting, die hij huurt of waarvan hij eigenaar is, wordt uitgebaat.
✓ uitbatingsvergunning: een toelating die aan de uitbater het recht verleent om op het aangeduide adres de betrokken inrichting uit te baten.
✓ publiek toegankelijke inrichting: elke inrichting waar andere personen dan de uitbater en de personen die er werken, toegang hebben.
✓ seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimten waarin vertoningen, voorstellingen en vermakelijkheden van pornografische aard plaatsvinden al dan niet tegen betaling, onder welke vorm ook.
Onder seksinrichting waarin pornografische vertoningen of voorstellingen plaatsvinden wordt onder meer verstaan: seksbioscoop, sekstheater, peepshows, erotische vertoningen en paaldans vertoningen al dan niet in combinatie met kleinhandel en/of andere dienstverlening van welke aard dan ook.
Een seksshop, een winkel waar hoofdzakelijk erotische producten worden verkocht, valt eveneens onder de definitie van een seksinrichting.
✓ shishabar: publiek toegankelijke inrichting, onder meer bestemd om waterpijpen te roken, ook al is dit slechts af en toe. Onder waterpijp wordt verstaan een apparaat om te roken via een vloeistofreservoir.
✓ massagesalon: publiek toegankelijke inrichting waar de uitbater massages aanbiedt en die hiervoor uitgerust, kenbaar en /of zichtbaar gemaakt is.
✓ massage: het toedienen van lichaamsmanipulatie door een ander persoon, hoofdzakelijk door aanraking (bijvoorbeeld: relaxatiemassage, hot stone massage, Indiase massage, shiatsu, Thaïse massage, triggerpointmassage, e.a.), andere dan cosmetische massage.
✓ CBD-winkels: Een publiek toegankelijke inrichting waar producten op basis van Cannabis worden verkocht.
✓ handcarwash: een vestigingseenheid zonder vaste inrichting met industriële wastechnieken, waar motorvoertuigen van derden manueel worden gewassen/gepoetst en/of worden behandeld met beschermingsmiddelen zoals waxen e.d..
✓ videotheek: een handelszaak die videobanden en/of dvd’s uitleent of verhuurt;
✓ automatenshop: iedere vestigingseenheid die 24/24u vrij toegankelijk is en waar geen andere activiteit wordt uitgeoefend dan de verkoop van algemene voedingswaren door middel van één of meerdere toestellen die na het inwerpen van een geldstuk, penning of het invoeren van een elektronisch betaalmiddel, de producten overmaken zonder tussenkomst van een persoon.
✓ telecomwinkel: iedere voor het publiek toegankelijke vestigingseenheid, met uitzondering van een vestiging van een winkelketen, waar in hoofd- of nevenactiviteit simkaarten en/of herlaadkaarten aangeboden worden die uitgegeven zijn door een telecomoperator die uitsluitend op voorafbetaalde basis mobiele elektronische communicatiediensten aanbiedt, in combinatie met de verkoop van telecommunicatiemiddelen (zoals smartphone, gsm,
tablet, …) en/of -accessoires (zoals hoofdtelefoon, hoesjes, …) en/of dienstverlening m.b.t. telecommunicatiemiddelen (zoals herstel van onderdelen, installeren van applicaties, activiteiten als belwinkel, …).
vestiging van een winkelketen: een publiek toegankelijke inrichting die wordt geëxploiteerd door een filiaalhouder van een middelgrote of grote onderneming of een franchisenemer waar de franchisegever een middelgrote of grote onderneming is zoals voorzien in bijlage I van de Europese Verordening van 17 juni 2014 met nummer 651/2014;
Afdeling 2 - toepassingsgebied
Inrichtingen
Art.2.1.
§1. De bepalingen van dit deel zijn van toepassing op volgende inrichtingen:
✓ seksinrichtingen
✓ shishabars
✓ massagesalons
✓ handcarwashes
✓ videotheken
✓ CBD-winkels
✓ telecomwinkels
✓ automatenshops
§2. Onverminderd andere regelgeving moet de uitbater van de inrichtingen vermeld in §1 in het bezit zijn van een uitbatingsvergunning afgeleverd door de burgemeester.
Vrijstellingen
Art.2.2.
De uitbatingsvergunning is NIET vereist voor:
1) massagesalons, uitgebaat op tentoonstellingen en op jaarbeurzen voor de gehele duur van de tentoonstelling of jaarbeurs, ongeacht de hoedanigheid van de exploitant;
2) huis-aan-huis massages: massages uitgevoerd in de verblijfplaats van de gemasseerde persoon en op diens uitnodiging;
3) massages uitgevoerd in een mobiele, tijdelijke inrichting, duidelijk afgebakend in de ruimte, die wordt geëxploiteerd ter gelegenheid, voor de duur en op de plaats van een evenement, sportwedstrijd of sportcompetitie;
4) massagesalons waar alle werkzame masseurs/masseuses aangesloten zijn bij de BMF en/of de BEVO;
5) plaats waar enkel massages worden uitgevoerd door professionele zorgverleners of instellingen, die geneeskundige verzorging verlenen, en die hiervoor een visum hebben,
afgeleverd door de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid (vb. artsen, kinesisten, diëtisten, ….);
6) plaats waar massages worden verstrekt die behoren tot activiteiten met betrekking tot de menselijke gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening volgens de sectie Q van de NACE-BEL codering (afdelingen 86 t.e.m. 88 NACE-BEL codering) behalve de NACE-BEL- code 86909 (overige menselijke gezondheidszorg);
7) plaats waar massages uitgevoerd worden door niet-conventionele geneeskundigen (vb. chiropractor, acupuncturist, osteopaat, homeopaat ) erkend door een bij Koninklijk Besluit erkende beroepsvereniging,
8) Massages aangeboden op een vestigingsplaats van ondernemingen die kunnen aantonen dat ze voldoen aan de bepalingen van het decreet van 5.02.2016 houdende toeristische logies (in werking getreden op 1.04.2017) of beschikken over een omgevingsvergunning voor rubriek
32.8 (baden en waterrecreatie) van de indelingslijst opgenomen in bijlage 1 van VLAREM II (klasse 3 of 2).
Afdeling 3 - procedure Onderafdeling 1 - aanvraagprocedure Aanvraag
Art.3.1.
§1. Voor het verkrijgen van een uitbatingsvergunning dient de uitbater een schriftelijke aanvraag in bij de burgemeester, aan de hand van een daartoe voorzien aanvraagformulier.
§2. Bij de aanvraag moet gevoegd worden:
✓ een uittreksel uit het strafregister volgens artikel 596, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (vroeger: model 2) van de organen en/of vertegenwoordigers van de exploitant en van de natuurlijke personen die in feite belast zijn met de exploitatie of een gelijkaardig uittreksel uit het strafregister indien de exploitant niet de Belgische nationaliteit heeft.
✓ een bewijs van aansluiting van de vennootschap bij een sociaal verzekeringsfonds;
✓ een kopie van het geldende UBO-register met alle wettelijk verplicht te vermelden gegevens;
✓ een attest van de FOD Financiën inzake de al dan niet betaling van alle vaststaande en onbetwiste belastingschulden door de uitbater, de zaakvoerder(s) en/of de bestuurder(s), dat op de dag van de aanvraag niet ouder is dan één maand;
§3. Bij de aanvraag voor inrichtingen die reeds in exploitatie zijn moet bovendien gevoegd worden:
✓ een overzicht van alle personen die in welke hoedanigheid ook en ongeacht het arbeidsstatuut betrokken zijn bij de uitbating van de inrichting, met opgave van de naam, de voornaam, de nationaliteit en het arbeidsstatuut (werknemer/zelfstandige/vrijwilliger) evenals een kopie van de identiteitskaart en een bewijs van sociale verzekering van al deze personen indien dit wettelijk verplicht is;
✓ het bewijs van de dekking van de burgerlijke en professionele aansprakelijkheid van alle personen die, ongeacht hun arbeidsstatuut, werken in de inrichting, waarvoor een verzekeringsmaatschappij instaat die gerechtigd is om verzekeringspraktijken te voeren in België
§4. De burgemeester kan bepalen dat bijkomende documenten overhandigd moeten worden.
ontvankelijkheid
Art.3.2.
§1. Binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag oordeelt de burgemeester of zijn afgevaardigde over de (on)volledigheid of (on)ontvankelijkheid van de aanvraag en brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van het resultaat hiervan.
§2. De aanvraag is onvolledig wanneer de documenten en gegevens, zoals hierboven vermeld, ontbreken. De aanvrager beschikt over een termijn van 30 kalenderdagen na mededeling van dit feit, om de ontbrekende documenten in te dienen.
§3. De aanvraag is onontvankelijk, wanneer op de plaats van aanvraag de functie stedenbouwkundig onverenigbaar is met de bestemmingszone.
§4. Een nieuwe aanvraag van dezelfde uitbater, voor dezelfde plaats én voor dezelfde bestemming, volgend op een onontvankelijke of geweigerde aanvraag, kan ten vroegste zes maanden na de datum vermeld in de weigerings- of onontvankelijkheidsbeslissing worden ingediend, op straffe van onontvankelijkheid.
Deze nieuwe aanvraag dient vergezeld te zijn van een verklaring ondertekend door de uitbater, dat alle voorwaarden vermeld in dit reglement vervuld zijn.
Onderafdeling 2 - onderzoek Administratief onderzoek Art.3.3.
De uitbatingsvergunning kan enkel worden toegekend na een voorafgaandelijk administratief onderzoek.
Dit voorafgaandelijk administratief onderzoek omvat:
✓ een brandveiligheidsonderzoek: dit is een onderzoek naar de brandveiligheid zoals verricht door de brandweerzone van de plaats van de vestiging.
✓ een financieel onderzoek: dit is een onderzoek naar de betaling van alle verschuldigde gemeentelijke facturen, van welke aard ook, die betrekking hebben op de uitbater;
✓ een onderzoek naar de vestigingsformaliteiten: dit is een onderzoek naar de vestigingsformaliteiten als ondernemer (inclusief beroepskaart) of enige andere toelating die wettelijk voorgeschreven is;
✓ een moraliteitsonderzoek;
✓ een onderzoek op vlak van omgeving.
Het resultaat van deze onderzoeken wordt overgemaakt aan de burgemeester.
Het moraliteitsonderzoek
Art.3.4.
§1. Het moraliteitsonderzoek bestaat uit:
✓ een onderzoek inzake de zedelijkheid;
✓ een onderzoek of er ernstige aanwijzingen zijn van mensenhandel;
✓ een onderzoek naar de gerechtelijke, administratieve en politionele antecedenten;
§2. Het moraliteitsonderzoek wordt uitgevoerd met inachtname van de beginselen van behoorlijk bestuur.
§3. Het moraliteitsonderzoek wordt, al naar gelang het geval, uitgevoerd op de private doch voor het publiek toegankelijke plaats(en), op de uitbater, op de organen en/of vertegenwoordigers van de uitbater en op de natuurlijke personen die in feite belast zijn met de uitbater, alsook op de aangestelde(n) van de uitbating en op de personen die werken voor de exploitant. Deze personen dienen meerderjarig te zijn en een bewijs van goed gedrag en zeden voor te leggen of een uittreksel uit het strafregister van het land van de woonplaats of een hieraan gelijkwaardig document desgevallend behoorlijk vertaald door een beëdigd vertaler.
§4. Voor andere personen die in welke hoedanigheid ook deelnemen of zullen deelnemen aan de uitbating van de inrichting, dient de uitbater een kopie van het identiteitsbewijs over te maken aan de politie, dit met het oog op een moraliteitsonderzoek.
§5. Het moraliteitsonderzoek wordt gevraagd aan en verricht door de politie of de daartoe bevoegde diensten.
§6. De burgemeester kan steeds alle nuttige inlichtingen inwinnen bij de politie of andere bevoegde diensten en beslist discretionair of het resultaat van het moraliteitsonderzoek zwaarwichtig genoeg is om de toelating al dan niet te weigeren en/of in te trekken waarbij hij steeds het gevaar voor de openbare orde voor ogen zal houden.
Modaliteiten voor de beoordeling
Art.3.5.
§1. De vereiste van de positieve beoordeling van dit artikel geldt gedurende de ganse duur van de exploitatie.
§2. Bij negatieve controles wordt een hoorzitting georganiseerd die aanleiding kan geven tot een regularisatietermijn.
§3. Binnen een termijn van 90 kalenderdagen na de melding van een ontvankelijke en volledige aanvraag, wordt een beslissing genomen. Indien gerechtvaardigd door de complexiteit van het dossier, mag deze termijn éénmaal worden verlengd met maximaal dezelfde duur.
§4. Om dwingende redenen van algemeen belang, met name de openbare orde en veiligheid, bescherming van consumenten, eerlijkheid van handelstransacties, fraudebestrijding, bescherming van het milieu en stedelijk milieu, wordt bij het uitblijven van een beslissing binnen de vastgestelde of verlengde termijn, de toelating geacht te zijn geweigerd.
Afdeling 4 - weigeringsgronden
Art.4.
§1. De burgemeester weigert de uitbatingsvergunning:
✓ als niet voldaan is aan de wettelijke of reglementaire bepalingen en voorwaarden van toepassing op de inrichting;
✓ indien minstens één van de onderzoeken die voorafgaan aan het verlenen van de toelating negatief werd geadviseerd.
✓ als de openbare orde, de openbare rust en/of de openbare gezondheid gevaar loopt;
✓ als controle door de ambtenaar van de stad of gemeente en/of de politie wordt verhinderd;
✓ als de aanvraag onjuiste gegevens bevat;
§2. Een nieuwe aanvraag van dezelfde uitbater, voor dezelfde plaats én voor dezelfde bestemming, volgend op een geweigerde aanvraag, kan ten vroegste zes maanden na de datum vermeld in de weigeringssbeslissing worden ingediend, op straffe van onontvankelijkheid.
Deze nieuwe aanvraag dient vergezeld te zijn van een verklaring ondertekend door de uitbater, dat alle voorwaarden vermeld in dit reglement vervuld zijn.
Afdeling 5 – geldigheid toelating
Art.5.
§1. De toelating is geldig te rekenen vanaf de ondertekening door de burgemeester.
§2. De uitbatingsvergunning moet zichtbaar aangebracht worden aan de inrichting, zodat ze leesbaar is vanop de openbare ruimte. De toelating moet bovendien steeds ter inzage liggen van de politie of een bevoegde controlerende ambtenaar.
§3. De uitbater is verplicht alle wijzigingen in de inrichting die een verandering uitmaken ten opzichte van de veiligheid, en alle wijzigingen van gegevens opgegeven in de aanvraag met inbegrip van elke bestemmingswijziging onmiddellijk te melden aan de burgemeester.
§4. De toelating wordt afgeleverd aan een exploitant voor een welbepaalde inrichting. De toelating kan dus niet worden overgedragen aan een ander uitbater noch kan zij worden overgedragen naar een andere locatie.
§5. De toelating kan worden geschorst of ingetrokken overeenkomstig hoofdstuk 7 van dit reglement met betrekking tot de administratieve sancties en maatregelen.
§6. De burgemeester kan beslissen om de toelating te beperken in de tijd en/of bijkomende voorwaarden te koppelen aan de toelating.
Afdeling 6 - uitbatingsvoorwaarden Onderafdeling 1 - algemene voorwaarden Art.6.1.
Inrichtingen die onderworpen zijn aan een uitbatingsvergunning moeten de in dit hoofdstuk vermelde exploitatievoorwaarden te allen tijde respecteren en naleven.
Hygiëne – reinheid
Art.6.2.
§1. Alle ruimtes, en de voorwerpen in de inrichting, moeten beantwoorden aan de in het dagelijks leven als normaal ervaren normen voor frisheid, netheid en hygiëne (bijvoorbeeld: proper vloeroppervlak, proper materiaal, regelmatig verwijderen van afval). De gezondheid van de gebruikers en de openbare gezondheid mogen nooit gevaar lopen.
§2. Er moeten voldoende hulpmiddelen en voorzieningen aanwezig zijn die de frisheid, netheid en hygiëne garanderen.
§3. Andere verplichte voorzieningen
In het bijzonder moet in de inrichting minstens aanwezig zijn:
✓ de mogelijkheid om elke ruimte te verwarmen: verwarmingsmiddelen moeten voldoende veilig zijn om elke ruimte te verwarmen tot minstens 24 graden Celsius;
✓ de mogelijkheid om elke ruimte te verlichten en te verluchten;
✓ afvalemmers in alle ruimtes;
✓ een verbanddoos met minimaal volgende inhoud: ontsmettingsmiddel voor open wonden – klaar voor gebruik; ontsmettingsmiddel voor materiaal (pincet, schaar, naald) of eigen handen; ontsmettingsalcohol 70%; individueel verpakte steriele kompressen; rolletje hypo allergische kleefpleister; individueel verpakte steriele wondpleister; elastische verbanden; fijn inox schaartje; fijn inox splinterpincet; neutrale zeep (vloeibaar) en zuivere handdoek en washandje; ijszakje in de diepvries of instant ice in de verbanddoos (voor eenmalig gebruik); één paar niet steriele latex handschoenen; 30 ml ontsmettingsmiddel op basis van chloorhexidine;
onderhoud
Art.6.3.
De inrichting moet altijd goed onderhouden zijn. De uitbater staat in voor alle herstellingen en onderhoudswerken, van welke aard of oorzaak ook, met inbegrip van diegenen ingegeven door overmacht, slijtage, ouderdom, normaal gebruik en verborgen gebreken.
nutsvoorzieningen
Art.6.4.
De ruimtes die betrokken zijn bij de exploitatie van de inrichting, de technische installaties voor nutsvoorzieningen en andere inrichtingselementen:
✓ mogen geen gebreken vertonen waardoor ze gebruiksonveilig zijn of dreigen te worden;
✓ mogen geen vocht van welke aard ook doorlaten en/of schimmelvorming vertonen;
✓ mogen niet beschadigd of versleten zijn aan de afwerking zoals doorbuiging van plafonds, vervorming of scheurvorming van muren, gaten in vloeren, houtrot van ramen en deuren, versleten vloerbedekking, gescheurd behang, afbladderende verf, barsten in sanitair, enz
toegang tot de inrichting
Art.6.5.
§1. Tijdens de uitbating van de inrichting moet minstens één toegangsdeur van de inrichting en alle ruimtes in de inrichting onmiddellijk, zowel van binnen als van buiten, zonder tussenkomst van een derde geopend kunnen worden, met het oog op controle.
§2. Het is verboden om ramen van de inrichting, die zichtbaar zijn op de openbare weg, tijdens de uitbating ondoorzichtig te maken of voorwerpen te plaatsen zodat de inkijk ernstig bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt wordt (bijvoorbeeld door het gebruik van folie, gekleurd of ondoorzichtig glas, posters, schermen enz.).
§3. De uitbater verleent te allen tijde toegang aan reguliere hulpverlening (bijvoorbeeld: UZA, Instituut voor Tropisch Geneeskunde (ITG), Ghapro, Vaccinatieteam Provincie, …) die screening en vaccinatie aan het personeel aanbiedt, ter bestrijding van beroepsgebonden gezondheidsrisico’s (bijvoorbeeld: Hepatitis B).
aansprakelijkheidsverzekering
Art.6.6.
De uitbater van een inrichting is verplicht de burgerlijke en professionele aansprakelijkheid van alle personen die, ongeacht hun arbeidsstatuut, werken in de inrichting, te allen tijde te verzekeren door een verzekeringsmaatschappij, die gerechtigd is om verzekeringspraktijken te voeren in België.
Onderafdeling 2 - bijkomende uitbatingsvoorwaarden voor massagesalons Art. 6.7.
§1. De inrichting moet minstens bestaan uit de hierna genoemde ruimtes met de daarbij behorende uitrusting. Deze ruimtes kunnen alleen gebruikt worden voor de gedefinieerde bestemming:
✓ Een ontvangstruimte die dient voor het ontvangen van klanten die nadien een behandeling krijgen in een massageruimte.
✓ Een massageruimte die dient voor het uitvoeren van massages en beschikt over:
o een massagetafel/stoel/mat, met een bedekking die (af)wasbaar is ;
o een wasbak met koud en warm stromend water;
o vloeibare handzeep en wegwerpbare handdoekjes of een voorraad schone handdoeken;
o afsluitbare flesjes wanneer massageolie gebruikt wordt;
o proper linnen dat gewassen is op minimaal 60 graden Celsius, waarvan per klant gebruik gemaakt wordt;
o een toegangsdeur die van binnen met slot afsluitbaar mag zijn op voorwaarde dat het middel om deze deur van buitenaf te ontsluiten steeds aanwezig en bereikbaar is in het massagesalon (bijvoorbeeld: sleutel, passe-partout, codebediening)
o voldoende afvalbakjes.
§2. sanitair:
✓ de toiletten
o bestaan minimaal uit één toilet;
o moeten toegankelijk zijn voor bezoekers en masseurs/masseuses;
o hebben een goed werkende geurafsnijder en waterspoeling;
o hebben goed functionerende verluchting en verlichting;
o beschikken over toiletpapier en afvalbakjes.
✓ de wasbakken
o zijn aangesloten op een afvoerkanaal zonder geurhinder;
o beschikken over warm en koud stromend water.
§3. De ruimtes die deel uitmaken van of toegankelijk zijn vanuit de inrichting mogen niet gebruikt worden als huisvesting, logies of overnachtingplaats.
Openingsuren
Art.6.8.
De toegang van de klant tot de inrichting is verboden:
✓ vóór 5 uur en na 22 uur, op vrijdag en op de werkdagen die een wettelijke feestdag voorafgaan. Indien de wettelijke feestdag een maandag is, is de verlenging tot 22 uur op de zaterdag die voorafgaat, toegestaan;
✓ vóór 5 uur en na 21 uur, op de andere dagen.
De openingsuren moeten zichtbaar uithangen op de toegangsdeur van de inrichting.
Onderafdeling 3 - bijkomende uitbatingsvoorwaarden voor automatenshops Art.6.9.
§1. flankerende maatregelen Het is verboden om:
✓ goederen te laden en/of te lossen aan automatenshops tussen 22.00 uur en 07.00 uur;
✓ alcoholhoudende dranken te verbruiken in de vestigingseenheid
✓ tussen 22.00 uur en 07.00 uur in de nabije omgeving van de vestigingseenheid voertuigen of hun toebehoren (bijvoorbeeld koelinstallaties) draaiende te houden terwijl het voertuig stilstaat.
§0.Xx burgemeester kan beslissen om in de uitbatingsvergunning bijkomende flankerende maatregelen op te nemen afhankelijk van de specifieke omstandigheden, zoals de aard of de ligging van de inrichting.
De exploitant, of zijn aangestelde, is verplicht om deze bijkomende flankerende maatregelen na te leven. Deze bijzondere voorwaarden mogen betrekking hebben op:
✓ de verplichte installatie van één of meerdere bewakingscamera’s;
✓ het opleggen van infrastructurele maatregelen die tot doel hebben om de overlast in te perken of te voorkomen
✓ Het controleren van de leeftijdsgrens ingeval van het verbod van verkoop van alcohol.
Afdeling 7 – administratieve sancties en maatregelen
Administratieve sancties
Art.7.1.
§1. Elke overtreding van dit politiereglement, met uitzondering van de bepalingen vermeld in de artikelen 10 wordt bestraft met:
✓ een administratieve geldboete tot 350,00 EUR of
✓ een administratieve schorsing of intrekking van een afgeleverde toelating of vergunning of
✓ een tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een instelling.
§2. Meer bepaald kan het college van burgemeester en schepenen de vergunning tijdelijke of definitief schorsen of intrekken, de instelling tijdelijk of definitief sluiten:
✓ indien de exploitatie van een inrichting aanleiding geeft tot openbare ordeverstoring met inbegrip van overlast, wat zal blijken uit een door de politie samengesteld dossier;
✓ indien geen opgave werd gedaan van gegevens of opgave werd gedaan van onjuiste gegevens in de aanvraag of bij wijzigingen van de gegevens in de aanvraag waardoor de veiligheid in het gedrang kan komen;
✓ in geval van verschillende en/of herhaalde vaststellingen waaruit blijkt dat niet meer voldaan is aan de voorwaarden vermeld in dit reglement.
Aan de sancties opgelegd door het college gaat een waarschuwing van de overtreder vooraf.
De sancties opgelegd door het college worden door de politie betekend of met een aangetekende brief ter kennis gebracht aan de overtreder.
Het niet naleven van een administratieve sanctie van het college wordt bovendien bestraft met één van de hierboven voorziene administratieve sancties.
§3. In alle gevallen waarbij een administratieve sanctie van schorsing of intrekking van de vergunning werd opgelegd kan de burgemeester bijkomende voorwaarden opleggen vooraleer over te gaan tot het verlenen van een vergunning.
§4. Onverminderd het voorgaande, kan de politie bij vaststelling van uitbating zonder uitbatingsvergunning de inrichting onmiddellijk en ter plaatse sluiten.
§5. Het opleggen van administratieve sancties gebeurt volgens de bepalingen en op grond van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties (B.S. 1 juli 2013).
Administratieve maatregelen
Art.7.2.
§1. Telkens wanneer de openbare orde (met inbegrip van overlast) in gevaar is, kan de burgemeester maatregelen nemen om dit gevaar of het risico erop, te doen ophouden conform. Indien deze maatregelen niet worden uitgevoerd, kan de burgemeester van ambtswege op kosten en risico van degene die in gebreke gebleven is, tot uitvoering laten overgaan.
§2. Het niet naleven van de maatregelen van de burgemeester wordt bovendien bestraft met de in artikel 18 voorziene administratieve sancties.
Afdeling 8 – verval van rechtswege
Art.8.1.
De uitbatingsvergunning vervalt van rechtswege:
✓ op het moment dat de exploitatie van de inrichting voor een periode van langer dan zes maanden feitelijk is onderbroken;
✓ in geval van faillissement;
✓ in geval van veroordeling tot gerechtelijke sluiting;
✓ in geval van ontbinding van de rechtspersoon;
✓ in geval van wijziging van de organen van de rechtspersoon;
✓ in geval van schrapping van de exploitant of van de betrokken vestiging uit de kruispuntbank voor ondernemingen;
✓ in geval van een gerechtelijk beroepsverbod voor de exploitant, een rechtspersoon of één van zijn organen.
Afdeling 9 - overgangsbepalingen
Art.9.1.
§1. Bij wijze van overgangsmaatregel moeten de inrichtingen die reeds in exploitatie zijn bij de inwerkingtreding van dit deel van het politiereglement hun aanvraag ter verkrijging van een toelating indienen uiterlijk vijf maanden na de inwerkingtreding van dit deel van het politiereglement.
§2. De aanvraag tot toelating geldt als voorlopige toelating voor de inrichtingen die reeds in exploitatie zijn en dit tot zolang de toelatingsaanvraag niet expliciet is ingewilligd of geweigerd of de voorlopige toelating niet is ingetrokken.
Hoofdstuk 3 - REGLEMENT OP HET BRASSCHAATST WINTERDORP
(toegevoegd bij GR 26 oktober 2015)
Afdeling 1 – gebruik recipiënten
Art.1. Het is aan de chalethouders, de caféhouders en exploitanten ‘food trucks’ verboden om dranken aan te bieden, te schenken of op enigerlei wijze te verhandelen in glazen, blikken, stenen en/of soortgelijke recipiënten in de volgende perimeter:
✓ Gemeentepark;
✓ Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx;
✓ Hemelakkers en Oude Baan en tussenliggend grasveld op het stuk tussen de kerk en de Broomansakker;
✓ Miksebaan tot aan het gedeelte Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx (voormalig Gemeentestraatje);
✓ het gedeelte Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx (voormalig Gemeentestraatje).
✓ Xxxxxxxxx 000 – 407 (plein van het centrumcomplex).
Art.2. Het is éénieder, met uitzondering van de chalethouders, caféhouders en exploitanten ‘food
trucks’ (hierna ‘chalethouders’ genoemd), verboden op de plaatsen vermeld in artikel 1 in het bezit te zijn van glazen, blikken, stenen en/of soortgelijke recipiënten.
Art.3. Het is minderjarigen verboden gedistilleerde dranken en cocktails daarvan, met uitzondering van wijn en bier te verbruiken en/of in bezit te hebben op de plaatsen vermeld in artikel 1.
Art.4. De politie kan gedistilleerde dranken en cocktails daarvan, met uitzondering van wijn en bier, in bezit van minderjarigen, en verboden recipiënten in beslag nemen. Deze zullen onmiddellijk worden vernietigd.
Afdeling 2 – activiteit op de standplaats
Art.5. PROACTIO, de chalethouders, exploitanten ‘food trucks’ en de exploitanten van de winterfoor (verder “chalethouders” genoemd) moeten de volgende afspraken strikt naleven:
Een ‘food truck’ wordt gelijkgesteld met een chalet.
data & timing
§1.
Openingsuren van het winterdorp (inclusief winterfoor):
Op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en zondag van ten vroegste 09.00 uur tot ten laatste
22.00 uur.
Op vrijdag en zaterdag van ten vroegste 09.00 tot ten laatste 23.00 uur.
Het sluitingsuur wordt nauwkeurig gerespecteerd. Enige afwijking of uitzondering op deze regel wordt niet toegestaan. Een kwartier voor het sluitingsuur wordt er gestopt met het serveren van dranken en/of gerechten, zodat op het aangegeven sluitingsuur alle chalets hun luiken kunnen sluiten. Activiteiten die buiten de officiële openingsuren van het Brasschaatst Winterdorp vallen, worden een week vóóraf aangemeld aan het gemeentebestuur op het mailadres xxxxxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xx.
de inrichting van de chalet
§2.
✓ Het is niet toegestaan om met een voertuig op het grasveld te komen, ook niet om te laden of te lossen.
✓ Een terrasverwarmer dient op voldoende veilige afstand van de chalet opgesteld te worden. Deze dient elke avond in een chalet opgeborgen te worden. Vuurkorven worden niet toegestaan.
de exploitatie van de chalet
§3.
✓ De chalethouder is verantwoordelijk voor wat er rond zijn chalet gebeurt.
✓ Geen alcoholische dranken mogen worden verkocht aan min 16 jarigen.
✓ De chalethouders en de exploitanten van de winterfoor produceren geen eigen muziek, ook niet na sluiting van de ijspiste.
✓ Een chalethouder zorgt ervoor dat alle elektriciteitsaansluitingen bij buitenverlichting of decoratie ten behoeve van zijn chalet volledig afgedekt zijn tegen regen en sneeuw.
✓ De installatie voor bak-, braad- en kookdoeleinden moet zijn uitgevoerd volgens de wettelijke voorschriften en de regels van goed vakmanschap zodat haar werking geen hinder veroorzaakt, geen gevaar oplevert voor brand en degelijk is beschermd ter voorkoming van ongevallen.
✓ In de chalet is het gebruik van vloeibare brandstoffen verboden.
✓ De voorraad gasflessen aanwezig nabij de installatie mag maximaal een dagvoorraad zijn (maximum 2 gasflessen per chalet). Gasflessen dienen altijd in de chalet te staan.
✓ In elke chalet dient minstens één snelblustoestel aanwezig te zijn met een capaciteit van 1 bluseenheid; dit kan een toestel 6kg ABC poederblusser of een 6l AB waterschuimblusser zijn.
✓ De blusmiddelen moeten bedrijfsklaar zijn. Zij dienen goed zichtbaar en gemakkelijk bereikbaar te worden opgesteld, indien mogelijk opgehangen. De chalethouder moet op eenvoudig verzoek een bewijs van nazicht van de blusmiddelen kunnen voorleggen dat niet ouder is dan 12 maanden;
✓ Gasinstallaties met flexibele verbindingen zijn toegestaan wanneer volgende zaken in acht genomen worden:
* slangen voor ontspannen gas zijn oranje, maximaal 2 meter lang, mogen niet ouder zijn dan 2 jaar en moeten een fabricagedatum vermelden; deze slangen worden vervangen zodra er scheurtjes, barsten of enige andere abnormale vervormingen zichtbaar zijn;
* de slangen voor ontspannen gas worden steeds vastgemaakt met slangenklemmen op een slangenpilaar;
* slangen voor niet-ontspannen gas (voor onderling verbinden van de gasflessen) zijn zwart, maximaal 1 meter lang en beschikken over voorgemonteerde koppelstukken; deze slangen mogen niet ouder zijn dan 5 jaar en dienen een vervaldatum te vermelden.
afvalverwerking
§4.
✓ Chalethouders verwerken hun eigen afval, via hun eigen handelszaak.
✓ De vuilbakken die op het terras worden geplaatst, zijn enkel bestemd voor afval van de bezoekers, dus niet voor het afval van de chalethouders.
✓ De chalethouders hebben een afgebakende opbergzone naast de chalet. Er mag geen afval naast of achter de chalet worden geplaatst.
✓ Xx xxxxxxxxxxxx is verantwoordelijk voor de reinheid van de eigen terraszone en ruimte rondom de chalet.
Afdeling 3 - produceren van elektronisch versterkt geluid
Art.6.
afwijking
§1. Xxxxxxxxxxx door de burgemeester van afwijking:
✓ koninklijk besluit van 24 februari 1977 houdende vaststelling geluidsnormen : Artikel 3; Koninklijk besluit van 24 februari 1977, thans geïmplementeerd in Vlarem II artikel 6.7 : Sinds 1 mei 1999 kan er voor niet-ingedeelde muziekactiviteiten een afwijking worden toegestaan van de gangbare geluidsnormen wanneer er (elektronisch) versterkte muziek wordt geproduceerd ter gelegenheid van kermissen, carnavals, muziekfestivals, fuiven en andere bijzondere feesten of festiviteiten. De uitzondering op de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 februari 1977 kan op voorwaarde dat:
1° de muziekactiviteit vooraf is gemeld aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waarin de muziekactiviteit doorgaat;
2° het college, bedoeld in 1° akte heeft genomen van de melding.
✓ politiereglement Brasschaat artikel 7.10.
Art.7.10. Het is verboden op de openbare weg en op de openbare plaatsen zoals parken en groene zones, in openlucht radio’s, televisietoestellen, juke-boxen, grammofonen, platendraaiers, registreerapparaten, luidsprekers en in het algemeen alle soorten ontvang- en zendtoestellen te laten functioneren, welke de rust van de omgeving verstoren.
Afwijkingen op voorgaande alinea kunnen door de burgemeester worden toegestaan ter gelegenheid van feesten of vieringen.
aanstelling verantwoordelijke organisatie betreffende geluidshinder
§2. Aanstelling verantwoordelijke organisatie betreffende geluidshinder :
✓ verantwoordelijke PROACTIO staat in voor de communicatie met politie en geluidstechnicus betreffende afstelling geluidsniveau muziek;
✓ verantwoordelijke PROACTIO is aansprakelijk inzake overtredingen geluidshinder;
✓ verantwoordelijke PROACTIO staat in voor (zelf)controle geluidsniveau, indien nodig met gebruik geluidsmeter die voldoet aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 februari 1977 thans geïmplementeerd in Vlarem II artikel 6.7 ( meting d(B) A en karakteristiek Slow).
toegestane geluidsniveau
§3. Toegestane geluidsniveau
Er dient rekening gehouden te worden de wetgeving op de nieuwe geluidsnormen van 1 januari 2013.
Onder sfeermuziek wordt een maximumvolume van 85 db(A)Laeq,15 min verstaan, rekening houdend met het respecteren van de geldende omgevingsnormen.(zie verder punt 6.8)
Als er activiteiten georganiseerd worden waarbij het gewenste maximumvolume van de muziek luider is dan 85db(A) Laeq,15 min dan wordt voor iedere activiteit toestemming gevraagd aan het college van burgemeester en schepenen. Het geluidsniveau zal hierbij echter nooit het maximumvolume van de muziek van 90 db(A)Laeq,15min mogen overschrijden en blijft afhankelijk van de geldende omgevingsnormen (zie verder punt 6.8).
Gelet op de duur van het evenement dient geluidsoverlast voor omwonenden en gevestigde instellingen beperkt te blijven. Inbreuken zullen gesanctioneerd worden op basis van artikel 7.2 van het politiereglement (GAS) of kunnen resulteren in een tijdelijk of permanent verbod aangaande het produceren van muziek of gebruik omroepinstallatie.
Indien het geluidsniveau toch overlast veroorzaakt naar de omgeving toe wordt onmiddellijk gevolg gegeven aan de richtlijnen/bevelen van de politie hieromtrent en het geluidsniveau verlaagd tot een afgesproken geluidsniveau waarbij de verantwoordelijke ervoor zorgt dat dit door de technici wordt gerespecteerd.
begin/einduur geluid en plaatsing geluidsinstallatie
§4. Begin/einduur geluid en plaatsing geluidsinstallatie
Het gebruik van de geluidsinstallatie is alleen toegestaan tijdens de voorziene openingsuren van de ijspiste/winterdorp. Het dient beperkt te blijven tot het occasionele gebruik van de omroepinstallatie en het produceren van sfeermuziek (onder sfeermuziek wordt verstaan achtergrondmuziek, geen dansmuziek). De verantwoordelijke zorgt ervoor dat dit ook in die zin verloopt.
plaatsing geluidsinstallatie
§5. Plaatsing geluidsinstallatie
De geluidsinstallatie, en meer bepaald de klankkasten, worden opgesteld met als streefdoel dat de muziek alleen de doelgroep bereikt en geen nodeloze overlast veroorzaakt naar de omgeving. Er wordt gestreefd om te werken met een en dezelfde geluidsinstallatie en geluidstechnieker.
§6. Andere geluidsinstallaties/andere muziek
Andere geluidsinstallaties buiten deze van de organisatie PROACTIO zijn op geen enkel ogenblik toegelaten. Ook de kermiskramen welke worden opgenomen in de winterfoor zullen geen geluidsinstallaties gebruiken. Andere muziek dan de hierboven vermelde sfeermuziek wordt niet toegelaten.
het brasSCHAATST winterdorp LIVE/privé-happenings
§6. Het brasSCHAATST winterdorp LIVE/privé-happenings
Bij de activiteiten welke georganiseerd worden tijdens het brasSCHAATST winterdorp LIVE/privé- happenings zijn dezelfde bepalingen van toepassing welke worden omschreven onder rubriek 5 betreffende het produceren van elektronisch versterkte geluid met uitzondering van de bepaling
«sfeermuziek».
preventieve geluidsmetingen
§7. Preventieve geluidsmetingen
Voorafgaand aan de ingebruikname van de ijspiste en winterdorp zal een preventieve geluidsmeting worden uitgevoerd waarbij het toelaatbare geluidsniveau wordt vastgelegd. (contact: geluidsteam lokale politie).
geluidsoverlast algemeen
§8. Geluidsoverlast algemeen
De organisatie neemt de nodige maatregelen om algemene geluidsoverlast te voorkomen te beperken.
Afdeling 4 – administratieve sancties en maatregelen
Art.7. Voor de opening van het winterdorp zal een veiligheidsronde plaatsvinden met de gemeente en de hulpdiensten. Indien een chalethouder niet voldoet aan de voorwaarden, zoals omschreven in artikel 5 van dit reglement, kan de chalet niet voor exploitatie worden geopend totdat er een nieuwe controle heeft plaatsgevonden.
Art.8. Tenzij de overtreding reeds wordt bestraft door hogere wetgeving, wordt elke overtreding van het huidig politiereglement bestraft met:
- een administratieve geldboete tot 350 euro;
- een administratieve schorsing of intrekking van een afgeleverde vergunning of toelating;
- een tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een instelling.
De burgemeester kan steeds, telkens de openbare orde in gevaar is, alle maatregelen nemen om het gevaar te doen ophouden. Indien deze bevelen niet worden uitgevoerd kan de burgemeester ambtshalve op kosten van diegene die in gebreke is gebleven tot uitvoering laten overgaan.
Art.9. Dit politiereglement treedt in werking op de dag voorafgaand aan de officiële opening en is van kracht tot en met de dag nà de officiële sluiting. Dit reglement wordt via de gangbare kanalen gecommuniceerd en zichtbaar uitgehangen op het Brasschaatst Winterdorp.
Hoofdstuk 4 – REGLEMENT OP DE DORPSDAG IN BRASSCHAAT
(toegevoegd bij GR 27 maart 2017)
Afdeling 1 - begripsomschrijvingen
Art.1.
§1. Dorpsdag: de jaarlijkse happening in Brasschaat-Centrum ter bevordering van het gemeenschapsleven en de commerciële activiteiten.
§2. Dorpsdagcomité: Het dorpsdagcomité organiseert, in samenwerking met het gemeentebestuur van Brasschaat, de dorpsdag. Het comité is onder meer samengesteld uit vertegenwoordigers van het gemeentebestuur, vrijwilligers, de Winkeliersvereniging Brasschaat-Centrum, afgevaardigden van de gemeentelijke adviesraden en handelaars in eigen naam. Het dorpsdagcomité wordt voorgezeten door de bevoegde schepen, de ambtenaar lokale economie treedt op als
secretaris.
§3. Parcours: de straten en pleinen waarop de Dorpsdag georganiseerd wordt. Minstens volgende straten en pleinen behoren tot het parcours: Bredabaan Brasschaat (minstens tussen Hemelakkers en de Borrekenslei), Dr. Xxxxxxxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx, een deel van de Oude Baan, Broomansakker,
Augustijnslei, Leopoldslei, Door Verstraetelei, Van Hemelrijcklei, Bloemenlei, De Zwaan, Hofstraat en Veldstraat.
§4. Standplaats: de door het dorpsdagcomité aan de deelnemer ter beschikking gestelde plaats op het parcours. De oppervlakte wordt weergegeven in lopende meters of gevellengte berekend ten opzichte van de straat. De diepte van een standplaats wordt bepaald door de veiligheidsvoorschriften of feitelijke situatie.
§5. Deelnemer: Iedere handelaar, uitoefenaar van een vrij-beroep, particulier, hobbyist of vereniging die deelneemt, of wenst deel te nemen aan de Dorpsdag.
§6. Inschrijvingsgeld: Het totale bedrag dat de deelnemer dient te betalen om aan de Dorpsdag deel te nemen. Het inschrijvingsgeld bestaat minstens uit de standplaatsvergoeding, bepaald volgens dit reglement.
§7. Vereniging: een organisatie die leden kent, niet-commerciële en niet-politieke doelen nastreeft, rechtspersoonlijkheid heeft en waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is in Brasschaat of die een vestiging in Brasschaat heeft.
Afdeling 2 – datum en duurtijd
Art.2.
De Dorpsdag vindt plaats op de eerste zondag van september en is voor de bezoekers toegankelijk van 13.00 uur tot 19.00 uur. De deelnemers beperken hun op de bezoekers gerichte activiteiten, tot deze uren.
Afdeling 3 – wijze van deelnemen
Art.3.
§1. Iedere handelaar, onderneming, uitoefenaar van een vrij beroep of vereniging die het inschrijvingsgeld betaald heeft en die aanvaard wordt door het dorpsdagcomité, kan deelnemen aan de Dorpsdag.
§2. Handelaars, ondernemingen, uitoefenaars van een vrij-beroep of verenigingen die in Brasschaat gevestigd zijn, er een vast uitbatingspunt hebben of er hun maatschappelijke zetel hebben, kunnen bij voorrang deelnemen aan de Dorpsdag.
§3. Een deelnemer met een vast uitbatingspunt op het parcours kan, in zoverre hij ingeschreven is, door de burgemeester of het college van burgemeester en schepenen van deelname uitgesloten worden:
✓ wanneer deze deelnemer op de standplaats hoofdzakelijk een andere activiteit wil uitvoeren of andere producten wil verkopen dan wel schenken dan gebruikelijk in het betreffende uitbatingspunt;
✓ na uitdrukkelijk schriftelijk bezwaar van het dorpsdagcomité en de veiligheidsdiensten, waaronder brandweer en politiediensten, begrepen tegen de eventuele deelname;
✓ wanneer de deelnemer een andere locatie wenst dan de standplaats vóór zijn uitbatingspunt op het parcours;
✓ om redenen van openbare orde.
Afdeling 4 - inschrijving
Art.4.
§1. Om te kunnen deelnemen moet de deelnemer het digitaal inschrijvingsformulier, dat te vinden is op de website van de gemeente Brasschaat, volledig invullen en dit ten laatste op 15 juni. Pas na ontvangst door het dorpsdagcomité van het inschrijvingsformulier en het inschrijvingsgeld, is de vraag tot deelneming definitief.
§2. De deelnemer ontvangt ten laatste op 15 juli een bericht met de vermelding of hij al dan niet een standplaats toegewezen krijgt en half augustus de nodige deelnamedocumenten.
§3. Indien noodzakelijk voor veiligheidsredenen of voor de handhaving van de openbare orde, kan het dorpsdagcomité de toegewezen locatie nog wijzigen en dit zowel voor als tijdens de Dorpsdag.
§4. Het toekennen door het dorpsdagcomité van een standplaats heeft enkel betrekking op het ter beschikking stellen van de ruimte van de standplaats.
§5. De toekenning van een standplaats is slechts geldig voor betreffende editie van de Xxxxxxxx en geeft geen recht op een standplaats op de volgende editie. De deelnemer heeft geen recht op “een vaste plaats” met uitzondering van de ondernemingen gelegen op het parcours (eigen gevel).
§6. De toewijzing van de standplaats is persoonlijk en kan niet worden overgedragen op enigerlei wijze. De aanvrager op het inschrijvingsformulier is
verantwoordelijk voor alles wat aan en in de stand gebeurt.
Afdeling 5 – tarieven deelname
Art.5.
§1. Voor deelnemers bedraagt de standplaatsvergoeding 25,00 euro wanneer zij
de standplaats voor hun vast uitbatingspunt betrekken. Indien zij gebruik willen maken van een naastliggend pand, mits toestemming van de betreffende buur en het dorpsdagcomité, dient 10 euro extra betaald te worden per lopende meter.
§2. De deelnemers uit Brasschaat, anderen dan de handelaars met een uitbatingspunt op het parcours van de Dorpsdag, betalen 25 euro voor een standplaats met een lengte van minimaal 3 meter en maximaal 5 meter. De definitieve lengte wordt bepaald door het dorpsdagcomité. Indien zij extra ruimte willen, betalen zij hiervoor 10 euro per aangevraagde en toegekende bijkomende lopende meter.
§3. De deelname door de verenigingen uit Brasschaat is kosteloos, tenzij zij op hun standplaats dranken of eten verkopen of schenken of serveren (al dan niet kosteloos). In dat geval bedraagt de standplaatsvergoeding 25 euro per standplaats (5m). Indien zij extra ruimte willen, betalen zij hiervoor 10 euro per aangevraagde en toegekende bijkomende lopende meter.
§4. Voor andere deelnemers bedraagt de minimale standplaatsvergoeding 75 euro voor een standplaats van 5 meter, en 15 euro per aangevraagde en toegekende bijkomende lopende meter.
§6. Indien het inschrijvingsgeld niet tijdig werd overgemaakt en het Dorpsdagcomité beslist alsnog de standplaats toe te kennen, wordt het inschrijvingsgeld verdubbeld.
§7. Abonnementshouders van de wekelijkse markt vallen onder toepassing van artikel 6.1.
Afdeling 6 – annulatie van de inschrijving
Art.6.