Aanvullende Voorwaarden RNB Groen Gas Invoeders
Aanvullende Voorwaarden RNB Groen Gas Invoeders
2019-6006
15 januari 2009, versie D14.0
Aanvullende Voorwaarden RNB Groen Gas Invoeders 1
xxxxxxxxxxxxxxx.xx
Inhoud
1 Algemeen 3
2 Definities 3
3 Invoedingsinstallatie 5
4 De RNB Meet- en regelinrichting 5
5 Zakelijk recht aansluitleiding en RNB meet- en regelinrichting 6
6 Afname van het in te voeden Groen gas 6
7 Maximale capaciteit invoeding. 6
8 Aansprakelijkheid 7
9 Kwaliteit van het in te voeden gas 7
10 Meetprotocol 8
11 Rapportage 9
bijlage 1 Kwaliteitseisen Groen gas 10
bijlage 2 Meetprotocol Groen gas 11
1 Algemeen
1.1 Deze Aanvullende Voorwaarden RNB Groen Gas Invoeders zijn aanvullende voor- waarden op de Aansluit- en transportvoor- waarden Gas RNB zoals bedoeld in art 12b
Gaswet. Deze voorwaarden maken onderdeel uit van de Aansluit- en Transportovereen- komst Gas van de regionale netbeheerder en de afnemer indien de afnemer een invoeder is van Groen gas en vullen de van toepassing verklaarde Algemene Voorwaarden Aansluit en Transport Gas van de regionale netbe- heerde aan.
1.2 In deze Aanvullende Voorwaarden wordt hierna met de netbeheerder de regionale netbeheerder bedoeld.
1.3 De netbeheerder is gerechtigd alle aange- slotenen op haar gastransportnet, die op enig moment Groen gas fysiek zouden kun- nen ontvangen, te informeren omtrent de identiteit van de invoeder van dit Xxxxx xxx.
1.4 De netbeheerder heeft het recht op basis van voortschrijdend inzicht wijzigingen in
de Aanvullende Voorwaarden RNB Groen Gas Invoeders aan te brengen. Wijzigingen
op deze voorwaarden worden ook van toe- passing op reeds gesloten
overeenkomsten waarop deze voorwaarden van toepassing zijn verklaard.
2 Definities*
Aardgas: Gas dat zich binnen de definitie van gas in de Begrippenlijst Gas onderscheidt doordat het is gewonnen uit aardgasvelden, voornamelijk CH4 bevat en door Gas Trans-
port Services B.V. (GTS) wordt afgeleverd op een gasontvangststation.
Aardgaskwaliteit: De kwaliteit die het aardgas heeft, zoals dat gas door Gas Trans- port Services B.V. (GTS) op ieder afzonderlijk gasontvangststation wordt aangeboden voor verder transport op het gastransportnet van de netbeheerder.
Biogas: Gas dat zich binnen de definitie van gas in de Begrippenlijst Gas onderscheidt door- dat het een product is uit een vergistingspro- ces. Het bevat voornamelijk CH4 en CO2.
Stortgas: Gas dat zich binnen de definitie van gas in de Begrippenlijst Gas onderschei doordat het een product is van een stortplaats. De samenstelling is vergelijkbaar met Biogas.
SNG: Synthetic Natural Gas, Gas dat een product is van vergassing van bijvoorbeeld kolen of biomassa, gevolgd door methanise- ring. Het bevat voornamelijk CH4.
Bio-SNG: SNG dat geproduceerd wordt uit uitsluitend biomassa.
Groen gas: Bio-SNG, Biogas of Stortgas dat tot aardgaskwaliteit is opgewerkt.
Invoeder: Partij die Groen gas op het transportnet invoedt op grond van een over- eenkomst met de netbeheerder.
Invoedingsinstallatie: De installatie, waarin zowel de productie-eenheid als de opwerkingseenheid zijn opgenomen, inclusief apparatuur die is bestemd voor het vaststel- len van de kwaliteit van het Groen gas.
RNB Meet- en regelinrichting: De appara- tuur van de netbeheerder die is bestemd voor het vaststellen van de kwaliteit van het gas en het regelen en beveiligen van de gasdruk, inclusief een of meer noodzakelijke toebeho- ren, ten behoeve van een individuele invoeder.
* voorzover niet al opgenomen in de Gaswet en/of de begrippenlijst Gas
Productie-eenheid: De installatie, waarin vergisting van organisch materiaal plaatsvindt en waar alle overige maatregelen worden ge- troffen om een veilige en betrouwbare levering van ruw gas te kunnen realiseren.
Opwerker: Partij die Biogas, Stortgas of Bio-SNG opwerkt tot Groen gas.
Opwerkingseenheid: De installatie, waarin ruw gas uit de productie-eenheid, wordt opgewerkt tot aardgaskwaliteit. In de opwerkingseenheid wordt met name de CO2 verwijderd tot het maximaal aanvaardbare niveau en worden de mogelijke sporen componenten, inclusief micro-organismen, verwijderd.
HEPA-filter: (High Efficiency Particulate Air filter) een technisch hulpmiddel dat dient tot het voorkomen van de aanwezigheid van micro-organismen in Groen gas.
Logboek: De registratie van alle gebruikte grondstof(fen) voor de productie van Groen gas alsmede de registratie op datum van sig- nificante wijziging(en) in de gebruikte grond- stof(fen) voor de productie van Groen gas, én de registratie op datum van significante wijzigingen in het opwerkingsproces.
3 Invoedingsinstallatie
4 De RNB Meet- en
regelinrichting
3.1 De productie-eenheid en de opwer-
kingseenheid moeten voldoen aan alle vige- rende technische normen, die van toepassing zijn op dit soort installaties.
3.2 In de invoedingsinstallatie is alle appa- ratuur aanwezig om ruw gas op aardgaskwa- liteit te brengen, de calorische waarde en de Wobbe-index te bepalen en de hoeveelheid op het transportnet ingevoed Groen gas te kunnen meten en te kunnen odoriseren. In de invoedingsinstallatie zijn monsterafnamepun- ten aanwezig voor de kwaliteitsmeting van Groen gas. De opwerkingsinstallatie is voor- zien van een bewaking, waarmee de invoeding automatisch wordt afgeschakeld indien de kwaliteit van het in te voeden gas niet over- eenstemt met de aardgaskwaliteit en overige voorgeschreven kwaliteitseisen.
3.3 De invoedingsinstallatie in voorzien van een HEPA-filter. Dit HEPA-filter is tenmin- ste in staat luchtpartikels te weerhouden van een diameter van 0,3 micrometer met een
doeltreffendheid van minimaal 99,995%. De netbeheerder kan de invoeder opleggen een aanwezig HEPA-filter binnen een door de net- beheerder aangegeven redelijke termijn aan te passen naar de laatste stand der techniek.
3.4 De invoedingsinstallatie is voorzien van een drukregeling, zodat het Groen gas op een met de netbeheerder overeengekomen druk wordt ingevoed.
3.5 De netbeheerder heeft de vrijheid om de tijdstippen en de frequentie te bepalen voor een monsterafname.
3.6 De invoeder garandeert dat op het overdrachtpunt het in te voeden Groen gas op comptabele wijze wordt gemeten door een erkend meetbedrijf.
De netbeheerder is gerechtigd een RNB
meet- en regelinrichting in zijn gastrans-
portnet op te nemen in verband met invoe- ding van Groen gas door de invoeder.
4.1 De RNB meet- en regelinrichting kan voorzien zijn van een op afstand bedienbare afsluitklep die wordt bediend door de netbe- heerder.
4.2 Indien niet of niet meer aan deze voorwaarden voor invoeders wordt voldaan, zodat de gaskwaliteit, de systeemintegriteit van het gastransportnet of de veiligheid in het geding zijn, heeft de netbeheerder het recht uit voorzorg de invoeding onmiddellijk af te schakelen of te blokkeren. De netbe- heerder stelt de invoeder daarvan onmiddel- lijk op de hoogte.
5 Zakelijk recht aan- sluitleiding en RNB meet en regelinrichting
5.1 De eigenaar van de onroerende zaak waarop zich een invoedingsinstallatie bevindt verleent om niet aan de netbeheerder, gelijk de netbeheerder van de eigenaar aanvaardt, het recht van opstal ten behoeve van het aan- leggen, in eigendom hebben, onderhouden, vervangen en zonodig verwijderen van een aansluitleiding en/of een RNB Meet- en rege- linrichting op die onroerende zaak. Dit recht van opstal zal worden vastgelegd in een af- zonderlijke overeenkomst tussen de eigenaar van de onroerende zaak en de netbeheerder.
5.2 Indien de invoeder niet tevens de eige- naar is van de onroerende zaak waarop zich de invoedingsinstallatie bevindt, dan dient
de invoeder er voor in te staan dat de net- beheerder ten behoeve van noodzakelijke
aansluitleiding en de gewenste RNB meet- en regelinrichting in dezelfde positie wordt ge- bracht als bedoeld in het voorgaande lid.
6 Afname van het in te voeden Groen gas
De invoeder van Groen gas staat er voor in dat de door hem gecontracteerde leverancier en shipper de netbeheerder garanderen dat het gehele volume aan gas dat door de invoeder op enig moment en gedurende daarvoor vast- gestelde tijdseenheden op het gastransportnet wordt ingevoed, binnen dat gedeelte van het
gastransportnet waarop de invoeder is aangeslo- ten op grond van één of meer leveringsovereen- komst(-en) wordt afgenomen door één of meer verbruikende afnemers. Invoeding en afname zijn zodanig op elkaar afgestemd dat er geen nega- tieve allocatie (op uurbasis) plaatsvindt.
7 Maximale capaciteit invoeding
De invoeder mag tot de overeengekomen beschikbare maximum transportcapaciteit invoeden op het gastransportnet van de netbeheerder. Indien de gasafname binnen het gedeelte van het gastransportnet waarop de invoeder is aangesloten vermindert, kan de netbeheerder een vermindering van de overeengekomen transportcapaciteit opleg-
gen. In dat geval zal de invoeder de invoeding aanpassen. De invoeder kan geen aanspraak maken op vergoeding van schade of inkom- stenderving als gevolg van deze beperking.
De netbeheerder is verplicht tot nader overleg met betrokken partijen wanneer de beschikbare transportcapaciteit lager is
geworden dan de eerder overeengekomen maximale transportcapaciteit.
8 Aansprakelijkheid
deert dat het in te voeden Groen gas voldoet
aan de kwaliteitseisen in bijlage 1. Aanvullende
8.1 De invoeder is verantwoordelijk voor en staat garant voor de kwaliteit van het door hem ingevoede gas. De invoeder is aanspra- kelijk voor alle schade die (rechts-) personen lijden in verband met het door hem ingevoe- de gas, daaronder begrepen alle schade die de netbeheerder lijdt aan de aansluiting, de hoofdleiding of andere bedrijfsmiddelen. Indien en voor zover de invoeder in verband met de productie en invoeding van gas scha- de heeft veroorzaakt bij een derde, voor welke schade deze derde de netbeheerder aansprakelijk heeft gesteld, is de invoeder verplicht de netbeheerder volledig te vrijwa- ren voor hetgeen de netbeheerder aan die derde gehouden is te vergoeden, alsmede voor hetgeen de netbeheerder aan kosten daartoe dient te maken.
De netbeheerder is gehouden met de invoe- der af te stemmen alvorens de netbeheerder claims van een derde ten gevolge van gas invoeding honoreert.
8.2 Met het oog op voornoemde aanspra- kelijkheid en vrijwaring, dient de invoeder van gas zich ten behoeve van te vergoeden schade en kosten aan de netbeheerder te verzekeren tot ten minste 1.000.000,- per gebeurtenis. Aan de netbeheerder dient op eerste verzoek de verzekeringspolis te worden overgelegd.
9 Kwaliteit van het in te voeden gas
9.1 De kwaliteitseisen waaraan Xxxxx gas op het moment van invoeden moet voldoen zijn geformuleerd in bijlage 1. Voortschrijdend inzicht kan leiden tot wijzigingen in de kwali- teitseisen van Groen gas. De invoeder garan-
eisen ten gevolge van een (blijvende of tijdelij- ke) bijzondere situatie bij een invoeder kunnen worden opgenomen in de Aansluit- en trans- portovereenkomst.
9.2 Aanvullend aan het bepaalde in art
3.3.7. van de Aansluit- en transportvoorwaar- den
Gas RNB, zorgt de invoeder er voor dat de opwerker aan de netbeheerder desgewenst inzicht verschaft in de online meetgegevens.
9.3 De calorische waarde van het in te voeden Groen gas dient gelijk of hoger te zijn aan/dan de calorische waarde van het door GTS via het gasontvangststation op het betreffende gastransportnet ingevoede aardgas. De netbeheerder stelt in de Aan- sluit- en transportovereenkomst vast welke
calorische waarde het in te voeden Groen gas ten minste moet hebben. Eventuele verliezen doordat het in te voeden gas op enig moment een hogere calorische waarde heeft dan het door GTS ingevoede gas komen voor rekening van de invoeder.
10 Meetprotocol
gas (bijlage 1). De invoeder voert de contro-
lemetingen (continu/discontinu) uit nadat de
opstartfase is afgesloten. De aansluiting van
10.1 De invoeder dient door middel van metingen (continu en discontinu) aan te tonen dat het door hem in te voeden Groen gas voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen, zoals deze zijn vermeld in bijlage 1 van deze voorwaarden. Continu-metingen dienen te worden verricht met behulp van on-line me- tingen.
10.2 In bijlage 2 is opgenomen welke com- ponenten van Groen gas tenminste continu op
kwaliteit gemeten dienen te worden. Indien en zodra het Groen gas niet meer voldoet aan de in bijlage 1 vermelde grenswaarden dient de invoeder de invoeding van het gas
onmiddellijk en automatisch te staken. De in- voeder maakt daarvan eveneens onmiddellijk melding aan de netbeheerder.
10.3 De invoeder dient ten minste twee keer per jaar een discontinue controlemeting te
laten uitvoeren door een onafhankelijke gekwalificeerde instantie voor de in bijlage 2 opgenomen componenten van Groen gas. Uit deze controlemetingen moet blijken dat het Groen gas voor de betreffende componen- ten voldoet aan de voorgeschreven waarden. Indien niet aan de voorgeschreven waarden wordt voldaan, dient de invoeder de invoe- ding van het gas onmiddellijk te staken. De invoeder maakt daarvan eveneens onmiddel- lijk melding aan de netbeheerder.
10.4 De opstartfase voor de productie van Groen gas wordt afgesloten nadat de
invoeder heeft aangetoond, door middel van controlemetingen door een onafhankelijke gekwalificeerde instantie, dat het in te voeden gas voldoet aan alle kwaliteitseisen voor Groen
de invoeder wordt niet eerder geactiveerd dan nadat de opstartfase is afgerond en de eerste volledige controlemeting met positief resultaat is afgerond.
10.5 Bij wijzigingen in het vergistings- of op- werkingsproces wordt dezelfde procedure doorlopen als bij de opstartfase. Hiervan kan uitsluitend afgeweken worden indien de in- voeder met redenen omkleed motiveert, dat bij de wijziging(-en) geen verandering van de kwaliteit van het in te voeden Groen gas is te verwachten.
10.6 De invoeder dient de goede werking van de odoriseerinrichting continu te bewaken (odorant-injectie). Optredende storingen die- nen onmiddellijk door de invoeder te worden verholpen en direct en automatisch gemeld te worden aan de netbeheerder.
10.7 De meetgegevens dienen tenminste 5 jaar door de invoeder bewaard te worden en desgewenst overhandigd te worden aan de netbeheerder.
11 Rapportage
11.1 In het kader van certificering van Groen gas dient te zijn voldaan aan de eisen die hieromtrent gesteld gaan worden door de Issuing Body voor certificering (conform
de methodiek die nu voor groene stroom uit biomassa wordt gehanteerd).
11.2 De invoeder van Groen gas dient een logboek bij te houden. De invoeder is verant- woordelijk voor de logboeken en dient deze gedurende tenminste zeven jaar na datum van opmaak beschikbaar te houden, ook indien de invoeding van Groen gas is gestaakt. De invoeder verstrekt de netbeheerder één maal per jaar een gewaarmerkte kopie van de log- boeken.
11.3 Bij een significante wijziging van de grondstoffen of van het opwerkingsproces dient de invoeder dit van te voren schriftelijk te melden aan de netbeheerder.
11.4 De invoeder draagt er zorg voor dat de meetresultaten van de discontinue
controlemetingen en de frequentie van deze controlemetingen (die tenminste tweemaal per jaar zullen plaatsvinden), zoals deze zijn afgesproken met de netbeheerder, worden vastgelegd in een keuringsrapport.
11.5 Keuringsrapporten worden volledig overhandigd aan de netbeheerder.
bijlage 1 Kwaliteitseisen Groen gas
FYSISCHE EIGENSCHAPPEN | BANDBREEDTE | EENHEID |
Calorische bovenwaarde | 34,5 | 36,0 MJ/m3 (n) |
Wobbe-index | 43,46 | 44,41* MJ/m3 (n) |
Hoedanigheden | Grenswaarde | Eenheid |
Waterdauwpunt (8 bar) | -10* | oC |
Temperatuur (in te voeden gas) | 0 -20* | oC |
Zwavel (totaal) | 45* | mg/m3 (n) |
Anorganisch gebonden zwavel H2S | 5 | mg/m3 (n) |
Mercaptanen | 10* | mg/m3 (n) |
Odorantgehalte (THT) | > 10, nom 18 < 40 | mg/m3 (n) |
Ammoniak | 3* | mg/m3 (n) |
Chloorhoudende verbindingen | 50* | mg/m3 (n) |
Fluorhoudende verbindingen | 25* | mg/m3 (n) |
Waterstof Chloride | 1* | ppm |
Waterstof cyanide | 10* | ppm |
Koolmonoxide (CO) | 1* | mol % |
Kooldioxide in droge gasnetten CO2 | < 10,3† | mol % |
BTX (benzeen, tolueen, xyleen | 500* | ppm |
Aromatische koolwaterstoffen | 1* | mol % |
Zuurstof in droge gasnetten | 0,5 | mol % |
Waterstof | 12* | vol %/ m3 |
Methaangetal | > 80 | - |
Stof | technisch vrij | - |
Siloxanen | 5* | mg/m3 (n) |
Ruikbaarheid | voldoende | - |
Fosfine technisch vrij - Pathogenen / corrosieve micro-organismen | technisch vrij* | - |
* De minimale waarde dient gelijk of hoger te zijn aan de calorische waarde van het door GTS op het betreffende netvlak ingevoede aardgas, zie 9.3
† Het percentage CO2, afhankelijk van de Wobbe-index en samenstelling van het gas, mag maximaal 10,3 % zijn.
* Er wordt onderzoek gedaan naar de onderbouwing van deze specificaties. Dit onderzoek kan leiden tot aanpassingen van deze specificaties.
bijlage 2 Meetprotocol Groen gas
CONTINU METEN
Fysische eigenschappen | t.b.v RNB t.b.v shipper | Discontinu | meten |
Calorische bovenwaarde Wobbe-index | x | x x | 2x per jaar 2x per jaar |
Hoedanigheden CH4 | x | x | 2x per jaar |
H2S | x | x | 2x per jaar |
CO2 | x | x | 2x per jaar |
O2 | x | x | 2x per jaar |
N2 | x | x | 2x per jaar |
Temperatuur | x | x | 2x per jaar |
Druk | x | x | 2x per jaar |
Waterdauwpunt Zwavel (totaal) Mercaptanen Odorantgehalte (THT) Ammoniak Chloorhoudende verbindingen Fluorhoudende verbindingen Waterstof Chloride (HCl) Waterstof cyanide (HCN) Koolmonoxide (CO) BTX (benzeen, tolueen, xyleen) Aromatische koolwaterstoffen Waterstof Siloxanen Stof Fosfine Micro-organismen | x | x x x x x x x x x x x x x x x x x | 2x per jaar 2x per jaar 2x per jaar 2x per jaar 2x per jaar 2x per jaar 2x per jaar 2x per jaar 2x per jaar 2x per jaar 2x per jaar 2x per jaar 2x per jaar 2x per jaar 2x per jaar 2x per jaar 2x per jaar |
Volume / dichtheid | |||
m3 invoedingsgas | x | x | 2x per jaar |
m3/h invoedingsgas Soortelijke massa | x | x x | 2x per jaar 2x per jaar |
Privacy: De verwerking van persoonsgegevens vindt plaats in overeenkomstig de privacyverklaring van Enexis Netbeheer. Zie xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx