Pensioenreglement PME
Pensioenreglement PME
Pensioenreglement PME 1
geldend vanaf 1 januari 2023
Pensioenreglement en verplichte regeling
In deze uitgave is het pensioenreglement voor de Verplichte pensioenregeling opgenomen en worden de verschillende onderdelen van de regeling beschreven.
Dit is een uitgave van PME pensioenfonds. Dit fonds kent een bestuur dat bestaat uit uitvoerende bestuursleden, niet-uitvoerende bestuursleden en een onafhankelijk voorzitter. De niet-uitvoerend bestuursleden zijn benoemd door werkgevers- en werknemersorganisaties en vertegenwoordigers namens pensioengerechtigden uit de bedrijfstak Metalektro. De taken en bevoegdheden van het bestuur staan omschreven in de statuten van het fonds.
Het pensioenreglement bevat definities van alle begrippen die in het reglement met een hoofdletter zijn geschreven (begrippen).
De eerste artikelen hebben betrekking op de Verplichte regeling tot de Salarisgrens (in 2023 € 86.202). Dit is de pensioenregeling die voor iedere werkgever en zijn werknemers geldt. De belangrijkste onderdelen zijn een ouderdomspensioen, een pensioenregeling voor nabestaanden (Partners en Kinderen) en
een regeling voor arbeidsongeschikte deelnemers waarbij het Fonds de premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid (deels) kan overnemen. Ook wordt beschreven hoe de pensioenregeling wordt betaald door de werkgevers en werknemers in de bedrijfstak. In de daarop volgende artikelen worden verschillende pensioensituaties beschreven.
In aparte artikelen zijn de vrijwillige ANW-hiaatpensioenregeling en Overgangsbepalingen opgenomen, waarin elementen uit eerdere pensioenreglementen die voor sommige (gewezen) deelnemers of pensioengerechtigden nog van belang zijn staan beschreven. De overige aanvullende regelingen zijn beschreven in aparte reglementen.
Aanvullende reglementen en Beleidsregels zijn te vinden op de website van het Fonds. In de Beleidsregels zijn ook de diverse overgangsregelingen opgenomen.
Pensioenreglement PME 2
Met werknemer en deelnemer worden in de regelingen zowel vrouwelijke als mannelijke werknemers/ deelnemers bedoeld.
Artikel 2 Deelname aan de pensioenregeling 11
Artikel 3 Karakter pensioenregeling 11
Pensioengrondslag en Pensioenaanspraken 12
Artikel 5 Pensioengrondslag 12
Artikel 6 Ouderdomspensioen 13
Pensioen voor nabestaanden: Pensioen voor Partners en Kinderen van de
overleden (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde 14
Verhoging en verlaging van pensioenen 17
Artikel 9 Voorwaardelijke toeslagverlening 17
Artikel 10 Verlaging van pensioen 18
Artikel 11 Pensioenaanspraken bij einde deelname 19
Individuele voortzetting van deelname 20
Artikel 12 Voortzetting van deelname bij Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 13 Vrijwillige Voortzetting van de deelname tijdens werkloosheid 22
Artikel 14 Vrijwillige Voortzetting van de deelname 23
Afkoop klein pensioen en waardeoverdracht 24
Artikel 15 Afkoop kleine pensioenen 24
Artikel 16 Individuele waardeoverdracht 25
Bijzondere situaties: Pensioenopbouw tijdens Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxx 00
Financiering: Hoogte van de premie en de eigen bijdrage voor de Deelnemer 30
Artikel 19 Financiering Verplichte pensioenregeling 30
Artikel 20 Premiebetaling in bijzondere omstandigheden 31
Als het pensioen ingaat: de pensioenuitkering aanvragen
en keuzemogelijkheden bij pensioneren 32
Artikel 21 Pensioenuitkeringen aanvragen en uitbetalen 32
Artikel 22 Keuzemogelijkheden bij pensioeningang 32
Artikel 23 Deeltijdpensionering 33
Artikel 24 Uitruil van pensioenaanspraken 33
Artikel 25 Vervroeging van ouderdomspensioen 34
Artikel 26 Uitstellen van Pensioen 34
Artikel 27 Variatie in de hoogte van de pensioenuitkering: (Hoog/laag- en laag/hoog) 35
Wettelijke vrijstellingsregelingen 36
Artikel 28 Vrijstelling op wettelijke gronden 36
Artikel 29 Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren 36
Artikel 30 Informatieverstrekking 38
Collectieve en individuele aanvullende regelingen 39
Artikel 31 Collectieve en individuele aanvullende regelingen 39
Artikel 32 ANW-hiaatpensioen 40
Artikel 33 Overgangsbepalingen 45
Artikel 34 Juridische bepalingen 47
Artikel 35 Wijziging pensioenreglement 47
Artikel 36 Klachten- en geschillenprocedure 47
Artikel 37 Hardheidsbepaling 47
Artikel 38 Inwerkingtreding 47
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
1.1 Aanspraakgerechtigde
De (Gewezen) Deelnemer, de (Ex-)Partner en het Kind die recht hebben op een nog niet ingegane pensioenuitkering van het Fonds.
1.2 Afkoopgrens
Het bedrag waaronder kleine pensioenen mogen worden afgekocht volgens artikel 66 van de Pensioenwet.
1.3 ANW-hiaatpensioen
ANW-hiaatpensioen is een vrijwillige verzekering voor extra tijdelijk partnerpensioen.
1.4 AOW-datum
De eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of de Aanspraakgerechtigde de voor hem geldende AOW-gerechtigde leeftijd volgens de Algemene Ouderdomswet bereikt.
1.5 AOW-uitkering
De AOW-uitkering inclusief vakantietoeslag voor de gehuwde persoon.
1.6 Arbeidsongeschikt
De persoon die door het UWV als geheel of gedeeltelijk Arbeidsongeschikt is aangemerkt én een WIA-, of WAO-uitkering ontvangt.
1.7 Beleidsregels
De regels die het Bestuur bij dit Pensioenreglement maakt om in detail te beschrijven hoe bepaalde onderdelen worden uitgevoerd. De Beleidsregels worden gepubliceerd. De Beleidsregels maken onderdeel uit van het Pensioenreglement.
1.8 Belanghebbende
De persoon die een recht heeft op een ingegane pensioenuitkering bij het Fonds of een aanspraak op een nog niet ingegane pensioenuitkering heeft bij het Fonds en een verplicht of vrijwillig aangesloten werkgever.
1.9 Bestuur
Het Bestuur van het Fonds.
1.10 Bijzonder partnerpensioen
Het deel van het opgebouwde partnerpensioen dat bij een Scheiding wordt afgesplitst voor de Ex-partner van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde. Dit Bijzonder partnerpensioen wordt betaald aan de Ex- partner als de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt.
1.11 CAO
De Collectieve Arbeidsovereenkomst die van toepassing is voor de Metalektro.
1.12 Conversie
De handeling waarbij partijen na een echtscheiding overeenkomen dat het Bijzonder partnerpensioen samen met het vereveningsdeel van het ouderdomspensioen waarop de Ex-partner een recht op uitbetaling heeft, wordt omgezet in een eigen en zelfstandig recht op ouderdomspensioen voor de Ex- partner. Conversie is niet mogelijk bij beëindiging van de Gezamenlijke huishouding.
De persoon die pensioen opbouwt en/of verwerft.
1.14 Deelnemingsjaren
Het aantal jaren tussen het begin en het einde van de deelname. De bepaling van het aantal Deelnemingsjaren gebeurt in dagen nauwkeurig. Dit aantal wordt verhoogd met de extra Deelnemingsjaren die uit een eventuele inkomende waardeoverdracht worden verkregen.
1.15 Deeltijdfactor
De Deeltijdfactor is de verhouding tussen het overeengekomen aantal arbeidsuren van de Deelnemer per week en het gebruikelijke aantal arbeidsuren per week bij zijn Werkgever. De op deze manier bepaalde factor wordt gemaximeerd op één. De Deeltijdfactor bij het gebruik maken van het Generatiepact is de Deeltijdfactor zoals die direct voorafgaand aan het Generatiepact gold.
1.16 Dienstbetrekking
De rechtsbetrekking tussen Werkgever en Werknemer op basis van een arbeidsovereenkomst.
1.17 Eerste ziektedag
De Eerste ziektedag is de eerste dag van de 104 weken uit de Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte.
1.18 Ex-partner
De persoon die voorafgaand aan de Scheiding als Partner werd aangemerkt.
1.19 Fonds
Stichting PME pensioenfonds
1.20 Franchise
Het deel van het Pensioengevend salaris waarover de Deelnemer geen pensioen opbouwt en waarvoor geen premie wordt betaald. De Franchise bedraagt voor de periode 2015 tot en met 2023:
Jaar | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 |
Franchise | € 15.304 | € 15.104 | € 14.904 | € 14.704 | € 14.554 | € 14.554 | € 14.554 | € 14.802 | € 16.322 |
De Franchise is tenminste gelijk aan 100/75 maal de AOW-uitkering voor een gehuwde in dat jaar.
1.21 Gedempte kostendekkende premie
Gedempte kostendekkende premie: dit betreft de kostendekkende premie zoals bepaald op basis van het in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) neergelegde beleid van het Fonds.
1.22 Generatiepact
Een set afspraken die zijn gemaakt door sociale partners in de Metalektro in het kader van de CAO. Voor het vaststellen van het pensioengevend salaris wordt het oorspronkelijke salaris gehandhaafd terwijl het feitelijke salaris vanwege deelname aan het generatiepact lager ligt.
Een nadere uitwerking staat in de Beleidsregels.
1.23 Gepensioneerde
De (Gewezen) Deelnemer die de Pensioeningangsdatum heeft bereikt en voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan.
De persoon van wie de deelname is beëindigd, anders dan door het bereiken van de Pensioeningangsdatum of door overlijden en die aanspraken kan ontlenen aan het Pensioenreglement.
1.25 Gezamenlijke huishouding
Van een Gezamenlijke huishouding is sprake wanneer een (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en een ander persoon onafgebroken op hetzelfde adres ingeschreven staan in de Basisregistratie personen (BRP) en voldoen aan de volgende eisen:
a. vóór de Pensioeningangsdatum is tussen deze personen, die beiden ongehuwd zijn en geen
geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, een notarieel verleden (officieel door de notaris vastgestelde) samenlevingscontract gesloten, waaruit een verzorgingskarakter blijkt; of
b. vóór de Pensioeningangsdatum is een notariële samenlevingsverklaring afgegeven waaruit blijkt dat
deze personen een Gezamenlijke huishouding voeren en waaruit een verzorgingskarakter blijkt.
Als het verzorgingskarakter niet duidelijk blijkt uit het notarieel verleden samenlevingscontract of de samenlevingsverklaring dan kan de Gezamenlijke huishouding alsnog door de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en/of deze andere persoon worden aangetoond door middel van aanvullende bewijsstukken. Een opsomming van deze aanvullende documenten is opgenomen in de Beleidsregels. Ook eventuele aanvullende voorwaarden zijn vastgelegd in deze Beleidsregels.
1.26 Kind/Kinderen
Onder Kind/Kinderen van de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde wordt in deze pensioenregeling verstaan:
x. xx xxxxxxx, gewettigde, wettig erkende of geadopteerde kinderen beneden de leeftijd van 25 jaar van
de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde.
b. de stief- en pleegkinderen beneden de leeftijd van 25 jaar die door de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde worden opgevoed en verzorgd. Onder stiefkind wordt verstaan het Kind dat de Partner al had bij het aangaan van het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de Gezamenlijke huishouding met de (Gewezen) Deelnemer. Onder pleegkind wordt verstaan een kind zoals gedefinieerd in de Algemene Kinderbijslagwet;
Een Kind (Kinderen) moet voor de Pensioeningangsdatum zijn geboren, gewettigd, erkend, geadopteerd respectievelijk al worden opgevoed en verzorgd om als Kind (Kinderen) te worden gekwalificeerd in deze pensioenregeling. Een verdere toelichting staat in de Beleidsregels.
1.27 Klacht
Onder een Klacht wordt verstaan een uiting van ongenoegen over de uitvoering van de pensioenregeling van PME;
over de bejegening door PME
1.28 Klein pensioen
Een klein pensioen is een pensioen dat lager is dan de Afkoopgrens, maar gelijk of hoger is dan € 2,00 bruto per jaar.
1.29 Loonindex Metalektro
Het peil van de lonen op 1 januari van enig jaar ten opzichte van 1 januari van het jaar daarvoor. Deze index wordt gebaseerd op de in de CAO vastgelegde algemene loonontwikkelingen. Afronding vindt plaats op twee decimalen nauwkeurig.
1.30 Loonindex Techniek
Het peil van de lonen op 1 januari van enig jaar ten opzichte van 1 januari van het jaar daarvoor. De Loonindex Techniek is gebaseerd op het gemiddelde van de in de CAO vastgelegde loonontwikkeling in de
1.31 Metalektro
De bedrijfstak die bestaat uit alle ondernemingen die zich in hoofdzaak bezighouden met werkzaamheden in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie. Een uitgebreide definitie staat omschreven in de Verplichtstellingsbeschikking van het Fonds.
1.32 Opbouwjaren
De perioden vanaf 1 januari 2015 binnen de Opbouwperiode, waarin een persoon Deelnemer is aan de pensioenregeling van het Fonds.
1.33 Opbouwperiode
Pensioen wordt opgebouwd vanaf toetreding tot het Fonds maar op zijn vroegst vanaf de eerste dag van de maand waarin de 18-jarige leeftijd wordt bereikt, tot uiterlijk de AOW-datum.
1.34 Overgangsregeling VPL PME
De Overgangsregeling VPL PME is per 31 december 2020 beëindigd.
1.35 Partner
De persoon met wie de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde voorafgaand aan de Pensioeningangsdatum:
a. is gehuwd; of
b. een geregistreerd partnerschap heeft gesloten; of
c. een Gezamenlijke huishouding voert en die geen bloed- of aanverwant is in de rechte lijn. Aanvullende voorwaarden zijn uitgewerkt en vastgelegd in de Beleidsregels.
1.36 Pensioengerechtigde
De Gepensioneerde, de (Ex-)Partner en het Kind die recht hebben op een pensioenuitkering van het Fonds.
1.37 Pensioengevend salaris
Het Pensioengevend salaris is het in dat kalenderjaar vaste jaarsalaris van de Werknemer dat de Werknemer ook daadwerkelijk heeft genoten.
Tot dit Pensioengevend salaris behoren de volgende salarisbestanddelen:
a. de vakantietoeslag;
b. de met de Werkgever schriftelijk overeengekomen vaste jaarlijkse uitkeringen (zoals 13e maand, gegarandeerd tantième);
c. een percentage van het vaste jaarsalaris dat de Werknemer als oververdienste in de zin van de CAO ontvangt. Dit percentage wordt jaarlijks door de Werkgever vastgesteld;
x. xxxxxxxx, zijnde de over het voorgaande jaar ontvangen provisie. Wanneer de gemiddeld over het afgelopen jaar ontvangen provisie niet vast te stellen is, wordt het gemiddelde van een vergelijkbare Werknemer gehanteerd.
Het Pensioengevend salaris wordt berekend op basis van een voltijds dienstverband.
Welke Vaste of Incidentele variabele salarisbestanddelen en/of vaste jaarlijkse uitkeringen behoren tot het Pensioengevend salaris –en welke bestanddelen niet hierboven worden genoemd- wordt bepaald door een aanvullende pensioenovereenkomst tussen Werkgever en Werknemer. Deze aanvullende
pensioenovereenkomst moet zijn vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst tussen Werkgever en het Fonds. Tot de Vaste variabele salarisbestanddelen kunnen de ploegentoeslag, vergoeding voor afwijkende werktijden, SAO-toeslag en dergelijke behoren; tot de Incidentele variabele salarisbestanddelen kunnen een bonus, winstdeling, niet gegarandeerd tantième of gratificatie behoren.
1.38 Pensioengrondslag
De Pensioengrondslag is het bedrag waarover pensioen wordt opgebouwd.
De Pensioengrondslag is het Pensioengevend salaris tot de Salarisgrens, verminderd met de Franchise. De Salarisgrens is in 2023 € 86.202.
De Pensioengrondslag gaat uit van een voltijd salaris. Wanneer de Deelnemer in deeltijd werkt en/of deelneemt aan de pensioenregeling, wordt bij berekening van de pensioenopbouw de Pensioengrondslag vermenigvuldigd met de Deeltijdfactor.
Als de Franchise gelijk is aan of hoger dan het Pensioengevend jaarsalaris dan wordt de Pensioengrondslag op nul gezet.
1.39 Pensioeningangsdatum
De datum waarop het ouderdomspensioen van het Fonds daadwerkelijk ingaat.
1.40 Pensioenreglement
Het pensioenreglement van het Fonds voor Werknemers geboren na 1949 dat geldt vanaf 1 januari 2015 inclusief de laatste wijzigingen.
1.41 Pensioenrichtdatum
De eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer 68 jaar wordt.
1.42 Prijsindex
Het peil van de prijzen in de maand juli van een jaar ten opzichte van de maand juli van het jaar daarvoor. Deze index wordt jaarlijks door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgesteld als “Consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens (afgeleid)”. Afronding vindt plaats op twee decimalen nauwkeurig.
1.43 ROM
Stichting Raad van overleg in de Metalektro. De ROM is het overlegorgaan van CAO-partijen in de Metalektro, waarbinnen de onderhandelingen plaatsvinden over de CAO Metalektro.
1.44 Salarisgrens
De Salarisgrens is per 1 januari 2023 € 86.202. Over (pensioengevend) salaris boven deze salarisgrens wordt geen pensioen opgebouwd volgens het Pensioenreglement. De Salarisgrens wordt jaarlijks per 1 januari aangepast met de voor dat jaar geldende Loonindex Techniek. Als de Franchise in dat jaar wordt verlaagd, dan wordt de Salarisgrens verminderd met het bedrag van de franchiseverlaging. De Salarisgrens wordt naar beneden afgerond op de hele euro. De franchiseverlaging is het verschil tussen de Franchise in het voorgaand jaar ten opzichte van de Franchise in het lopende jaar.
1.45 Scheiding
Hieronder wordt verstaan:
beëindiging van het huwelijk door echtscheiding; ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; beëindiging van het geregistreerd partnerschap; beëindiging van de Gezamenlijke huishouding.
Als scheidingsdatum geldt bij gehuwden en geregistreerde partners de inschrijvingsdatum van de Scheiding in de registers van de Burgerlijke Stand.
1.46 Stichting PAWW
Stichting PAWW keert de PAWW uit. De PAWW is de private uitkering die ingaat na afloop van de wettelijke WW- of loongerelateerde WGA-uitkering. Deelname aan de PAWW is via de CAO bepaald.
1.47 Structurele salarisverhogingen
De verhogingspercentages en (minimale) nominale verhogingen van de in de CAO overeengekomen salarissen op 1 januari van enig jaar ten opzichte van 1 januari van het jaar daarvoor.
1.48 Uitvoeringsreglement
Het reglement dat de relatie regelt tussen de Werkgevers en het Fonds.
1.49 Verevening van pensioenrechten
Verevening van pensioenrechten bij scheiding is de verdeling van het ouderdomspensioen. Het gaat om het ouderdomspensioen dat is opgebouwd tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap. Verevening is niet van toepassing bij beëindiging van de Gezamenlijke huishouding.
1.50 Verplichtstellingsbeschikking
Het officiële document waarin geregeld is welke bedrijfstakken, ondernemingen en in die ondernemingen werkzame Werknemers of daarmee gelijkgestelde personen verplicht zijn deel te nemen aan de pensioenregeling van Metalektro. De Verplichtstellingsbeschikking is op grond van de Wet Bpf namens de Minister van Sociale Zaken afgegeven.
1.51 Verplichte pensioenregeling
De Verplichte pensioenregeling is de pensioenregeling tot aan de Salarisgrens zoals beschreven in het Pensioenreglement. Vrijwillige aanvullende regelingen vallen hier niet onder.
1.52 WAO
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
1.53 Werkgever
De onderneming die valt onder de verplichtstelling tot deelname aan het Fonds en de onderneming die vrijwillig bij het Fonds is aangesloten.
1.54 Werknemer
De persoon die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek met een Werkgever heeft.
1.55 Wet Bpf
Wet betreffende verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.
1.56 WIA
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
1.57 WW
Werkloosheidswet
1.58 ZW
Ziektewet
Artikel 2 Deelname aan de pensioenregeling
2.1 Deelnemer
Als Deelnemer in de pensioenregeling wordt aangemerkt:
a. de Werknemer vanaf 18 jaar die werkzaam is bij een Werkgever die onder de Verplichtstelling valt;
b. de Werknemer vanaf 18 jaar die werkzaam is bij een Werkgever die op vrijwillige basis is aangesloten bij het Fonds;
c. de Werknemer of de ex Werknemer waarvoor de pensioenopbouw wordt voortgezet gedurende (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid;
x. xxxxxx die de deelname voortzet tijdens perioden van xxxxxx;
e. degene die de deelname vrijwillig voortzet, al dan niet tijdens werkloosheid;
f. de Directeur-Bestuurder van een aangesloten Werkgever die op vrijwillige basis deelneemt aan de regeling van het Fonds.
Het Bestuur besluit over vrijwillige aansluiting van een Werkgever zoals genoemd onder b.
2.2 Begin deelname
De deelname start op de dag waarop een persoon Deelnemer wordt.
2.3 Einde deelname
De deelname eindigt:
op de dag direct voorafgaand aan de AOW-datum;
op de dag waarop de Dienstbetrekking van de Werknemer met de Werkgever wordt beëindigd, tenzij de Deelnemer de deelname voortzet;
op de dag waarop de voortzetting van de deelname wordt beëindigd; op de dag van overlijden van de Deelnemer.
Karakter pensioenregeling
Artikel 3 Karakter pensioenregeling
3.1 Uitkeringsovereenkomst
De pensioenregeling heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. De pensioenregeling is een middelloonregeling. Als in een jaar de vooraf
bepaalde pensioenpremie niet voldoende is voor de beoogde opbouw in dat jaar, dan kan de opbouw voor dat jaar naar rato worden beperkt. De Werkgever heeft na het betalen van de premie geen bijstortingsverplichting ten aanzien van de in dat jaar op te bouwen pensioenaanspraken.
3.2 Classificatie jaarverslaglegging Werkgevers
Voor de jaarverslaglegging van de Werkgevers wordt de pensioenregeling geclassificeerd als een Defined Contribution-regeling. Werkgevers hebben geen verplichting tot het betalen van aanvullende bijdragen, maar alleen tot het betalen van de vooraf vastgestelde doorsneepremie.
Pensioengrondslag en Pensioenaanspraken
Artikel 4 Aanspraken
4.1 Aanspraken voor de Deelnemer, Partner, Ex partner en Kind
Als aan de voorwaarden uit het Pensioenreglement wordt voldaan heeft:
x. xx Xxxxxxxxx aanspraak op een levenslang ouderdomspensioen voor zichzelf vanaf de Pensioeningangsdatum;
b. de Partner bij overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde aanspraak op:
• een levenslang partnerpensioen;
• een tijdelijk ANW-hiaatpensioen, als de Deelnemer heeft gekozen voor deelname aan het vrijwillige ANW-hiaatpensioen.
c. het Kind bij overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde aanspraak op tijdelijk
wezenpensioen;
d. de Ex-partner bij overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde aanspraak op een levenslang Bijzonder partnerpensioen;
e. de Ex-partner vanaf de Pensioeningangsdatum een aanspraak op een verevend deel van het ouderdomspensioen.
De hoogte van de aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen uit de Verplichte pensioenregeling wordt berekend op basis van de Pensioengrondslag van de Deelnemer.
4.2 Omstandigheden of gebeurtenissen die de hoogte van de pensioenen kunnen beïnvloeden
a. De verleende indexaties en toegepaste verlagingen van de Pensioenaanspraken of Pensioenrechten;
b. De tot en met 31 december 2017 opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken met een pensioenleeftijd van 67 jaar zijn per 1 januari 2018 omgezet naar aanspraken met een pensioenleeftijd van 68 jaar. Deze omzetting is geregeld in artikel 33.3.
c. Het gebruik van keuzemogelijkheden zoals uitruilen van partnerpensioen en ouderdomspensioen,
vervroegen of uitstellen van pensioen en/of hoog-laag.
d. Het voortzetten van de opbouw van het ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen op basis van Voorzetting van het deelnemerschap bij Arbeidsongeschiktheid (artikel 12). Voor
Deelnemers die al vóór 1 januari 2015 Arbeidsongeschikt waren, kunnen afwijkende regels gelden. Dit is in de overgangsbepaling ‘op 31 december 2015 bestaande arbeidsongeschikten’ verder uitgewerkt.
e. Een inkomende waardeoverdracht.
f. Het inkopen van pensioen op grond van de regeling Optimaal Pensioen Inkoop.
Artikel 5 Pensioengrondslag
5.1 Vaststellen van de Pensioengrondslag
De Pensioengrondslag wordt (opnieuw) vastgesteld per 1 januari van elk jaar.
Daarnaast wordt de pensioengrondslag opnieuw vastgesteld:
a. per de begindatum van het (hernieuwd) Deelnemerschap;
b. per de indiensttredingdatum bij een andere Werkgever binnen de Metalektro;
c. per de datum dat aan de Werknemer een variabel salarisbestanddeel wordt uitgekeerd, maar alleen voor zover dit het variabel salarisbestanddeel betreft;
d. per de datum dat de Deelnemer een nieuwe functie aanvaardt.
Het bepaalde onder c) geldt alleen als het variabele salarisbestanddeel behoort tot het Pensioengevend salaris. Als de Deelnemer pensioen opbouwt over een Incidenteel variabel salarisbestanddeel, dan wordt voor de pensioenopbouw het variabel salarisbestanddeel geacht te zijn uitgekeerd per 1 januari van het jaar volgend op het uitkeren.
5.2 Vanuit deelnemerschap overlijden en Incidentele variabele salarisbestanddelen Overlijdt een Deelnemer tijdens deelnemerschap en ontving deze Deelnemer incidentele variabele salarisbestanddelen? Dan is voor de laatste Pensioengrondslag het Variabele salarisbestanddeel het gemiddelde van de Variabele salarisbestanddelen van de laatste 5 jaren vóór het overlijden.
Artikel 6 Ouderdomspensioen
6.1 Hoogte van het ouderdomspensioen
Vanaf het Opbouwjaar 2023 wordt gestreefd 1,815% van de Pensioengrondslag in dat jaar aan ouderdomspensioen op te bouwen.
Als in een Opbouwjaar de vooraf afgesproken premie lager is dan de Gedempte kostendekkende premie die benodigd is om de opbouw voor dat jaar in te kopen, dan wordt de pensioenopbouw voor dat jaar naar rato van het tekort lager vastgesteld.
voor 2023 is het opbouwpercentage vastgesteld op 1,815%.
De totale hoogte van het ouderdomspensioen is de som van de in de totale Opbouwperiode opgebouwde aanspraken.
6.2 Uitkeringsperiode ouderdomspensioen
Het ouderdomspensioen gaat in op de Pensioeningangsdatum. Het ouderdomspensioen stopt op de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt.
6.3 Deeltijdwerken en pensioenopbouw
Voor de Deelnemer die gedurende de deelname in deeltijd werkt, wordt de vaststelling van het ouderdomspensioen als volgt bepaald:
De Pensioengrondslag wordt eerst berekend op basis van het voltijd Pensioengevend salaris. Vervolgens wordt bij de berekening van het ouderdomspensioen:
de Pensioengrondslag vermenigvuldigd met de Deeltijdfactor;
voor het toekomstige pensioen het aantal toekomstige opbouwjaren vermenigvuldigd met de Deeltijdfactor. Dit toekomstige pensioen is alleen relevant voor het partnerpensioen en het wezenpensioen.
6.4 Wijziging deeltijdpercentage werkt direct door in berekening pensioen
Wanneer voor de Deelnemer tijdens deelname het deeltijdpercentage wijzigt, dan wordt per de datum dat de Deelnemer meer of minder uren gaat werken het gewijzigde deeltijdpercentage direct verwerkt in de berekening van het ouderdomspensioen.
Xxxxxxxx voor (ex-) Partner en Kinderen van de overleden
(Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde
Artikel 7 Partnerpensioen
7.1 Wat is partnerpensioen?
Partnerpensioen is een pensioenuitkering voor de Partner als de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt.
7.2 Partnerpensioen op opbouwbasis en risicobasis
Het partnerpensioen wordt vanaf 2015 gedeeltelijk gefinancierd op opbouwbasis en gedeeltelijk verzekerd op risicobasis.
Opbouwbasis betekent dat er een pensioenaanspraak wordt opgebouwd. Deze opbouw heeft
waarde. Na het beëindigen van de deelname aan de pensioenregeling blijft deze pensioenaanspraak bestaan. Het opgebouwde partnerpensioen kan bij pensioeningang worden ingeruild voor een hoger ouderdomspensioen (zie artikel 22 en verder).
Risicobasis betekent dat bij overlijden van de Deelnemer tijdens de deelname, de Partner in
aanmerking komt voor een partnerpensioen. Het risicopartnerpensioen vervalt bij het einde van de deelname. Het kan dus niet worden overgedragen en kan niet worden uitgeruild voor een hoger ouderdomspensioen.
7.3 Hoogte van het partnerpensioen bij overlijden van de Deelnemer vóór de Pensioeningangsdatum
Het partnerpensioen bij overlijden van een Deelnemer is gelijk aan de som van de volgende onderdelen:
a. het opgebouwde partnerpensioen; dit is per Opbouwjaar 50% van het opbouwpercentage van ouderdomspensioen van de Pensioengrondslag in dat jaar; en
b. het risicopartnerpensioen; dit is per Opbouwjaar tijdens de laatste Dienstbetrekking 20% van het opbouwpercentage van ouderdomspensioen van de Pensioengrondslag in dat jaar; en
c. het toekomstige partnerpensioen: dit is 70% van het ouderdomspensioen dat de Deelnemer tot de AOW-datum op basis van de laatste Pensioengrondslag en Deeltijdfactor nog had kunnen opbouwen als hij niet was overleden waarbij de Pensioengrondslag wordt vastgesteld volgens artikel 5; en
d. het tot 1 januari 2015 opgebouwde partnerpensioen.
7.4 Risicopartnerpensioen bij werkloosheid
Gedurende de periode dat de Deelnemer na einde van de deelname recht heeft op een WW-uitkering of een PAWW-uitkering blijft het risicopartnerpensioen gedeeltelijk in stand. Bij de bepaling van de hoogte van het risicopartnerpensioen wordt de periode van het begin van de deelname tot aan het einde van de deelname aan de pensioenregeling in aanmerking genomen. Er is in dat geval geen aanspraak op verdere opbouw van partnerpensioen of een toekomstig partnerpensioen, tenzij de Deelnemer kiest voor voortzetting tijdens werkloosheid.
Wanneer de Deelnemer bij einde deelname gebruik heeft gemaakt van de herschikmogelijkheid bedoeld in artikel 11, lid 2 (uitruil opgebouwd ouderdomspensioen voor hoger opgebouwd partnerpensioen) zal het bedrag waarmee het opgebouwde partnerpensioen na de uitruil is verhoogd, in mindering worden gebracht op het risicopartnerpensioen.
7.5 Hoogte van partnerpensioen na einde deelname aan de pensioenregeling
Wanneer de deelname aan de pensioenregeling eindigt, bedraagt de hoogte van het partnerpensioen bij overlijden van een Gewezen Deelnemer:
per Opbouwjaar 50% van het opbouwpercentage van ouderdomspensioen van de Pensioengrondslag in dat jaar; en
het tot 1 januari 2015 opgebouwde partnerpensioen.
Het risicopartnerpensioen en het toekomstige partnerpensioen komen per de datum van beëindiging van de deelname te vervallen.
De Gewezen Deelnemer kan de hoogte van het partnerpensioen na beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling aanpassen volgens de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 11.2.
7.6 Hoogte van partnerpensioen bij overlijden na pensioeningang
De (Gewezen) Deelnemer kan op de Pensioeningangsdatum kiezen om een deel van het partnerpensioen te ruilen voor een hoger ouderdomspensioen, of een deel van het ouderdomspensioen te ruilen voor een hoger partnerpensioen.
Zonder keuze is het partnerpensioen bij overlijden van een Gepensioneerde gelijk aan het tot de Pensioeningangsdatum opgebouwde partnerpensioen.
Dit opgebouwde partnerpensioen bedraagt:
per Opbouwjaar 50% van het opbouwpercentage van ouderdomspensioen van de Pensioengrondslag in dat jaar; en
het tot 1 januari 2015 opgebouwde Partnerpensioen.
Het risicopartnerpensioen komt per de Pensioeningangsdatum te vervallen. Als de Pensioeningangs- datum later is dan de AOW-datum, komt het risicopartnerpensioen per AOW-datum te vervallen.
7.7 Uitkeringsperiode partnerpensioen
Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt. Het partnerpensioen wordt aan de Partner uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Partner overlijdt.
7.8 Beperking van het recht op partnerpensioen
Als de Partner schuldig of medeplichtig is aan de levensberoving van de (Gewezen) Deelnemer dan bestaat het partnerpensioen uit het tot aan de dag voorafgaand aan het overlijden opgebouwde partnerpensioen. Als dit zich voordoet na pensioeningang blijft het partnerpensioen in stand.
7.9 Aspecten die van invloed zijn op de hoogte van het partnerpensioen
Bij de vaststelling van het partnerpensioen wordt er met de navolgende aspecten rekening gehouden:
a. (Echt)scheiding kan gevolgen hebben voor de hoogte van het partnerpensioen. Het partnerpensioen ten behoeve van de Partner van de (Gewezen) Xxxxxxxxx wordt dan verminderd met een (eventueel) vastgesteld Bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de Ex-partner;
b. Bij de vaststelling van de Pensioengrondslag voor de berekening van het partnerpensioen over
de toekomstige opbouwjaren wordt het Pensioengevend salaris gemaximeerd op 115% van het Pensioengevend salaris dat één jaar voor het overlijden gold.
c. Als in een Opbouwjaar de vooraf afgesproken premie lager is dan de Gedempte kostendekkende
premie die benodigd is om het partnerpensioen voor dat jaar in te kopen, dan wordt de pensioenverwerving voor dat jaar naar rato van het tekort lager vastgesteld;
d. De keuzes die de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde bij het einde van de deelname aan
de pensioenregeling en/of bij pensionering heeft gemaakt met betrekking tot de hoogte van het partnerpensioen.
8.1 Wat is Wezenpensioen?
Een wezenpensioen is het (tijdelijk) pensioen dat het Kind van een (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde ontvangt, wanneer de (Gewezen) Deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Om in aanmerking te komen voor wezenpensioen moet het Kind voldoen aan de voorwaarden uit dit reglement.
8.2 Hoogte van het wezenpensioen voor de Kinderen van een Deelnemer
Voor de Kinderen van een Deelnemer bestaat het wezenpensioen uit de volgende onderdelen:
a. het wezenpensioen: dit bedraagt per Opbouwjaar tijdens de laatste Dienstbetrekking 14% van het opbouwpercentage van ouderdomspensioen van de Pensioengrondslag in dat jaar; en
b. het tot 1 januari 2015 al meeverzekerd wezenpensioen; en
c. het toekomstige wezenpensioen: dit is 14% van het ouderdomspensioen dat de Deelnemer nog had kunnen opbouwen tot de voor hem geldende AOW-datum als hij niet was overleden. Hierbij wordt uitgegaan van de laatste Pensioengrondslag en Deeltijdfactor op het moment van overlijden van de Deelnemer, waarbij de Pensioengrondslag wordt vastgesteld volgens artikel 5.
8.3 Uitkeringsperiode wezenpensioen
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt.
Het wezenpensioen wordt aan de Kinderen uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand: waarin niet meer aan de begripsomschrijving Kind wordt voldaan; of
van het eventueel eerder overlijden van het Kind.
8.4 Hoogte van het wezenpensioen voor de Kinderen van een Gewezen Deelnemer
Voor de Kinderen van een Gewezen Deelnemer bestaat het wezenpensioen uit het tot de datum van de beëindiging van de deelname meeverzekerde wezenpensioen. Dit wezenpensioen bedraagt 14% van het vanaf 1 januari 2018 tot het einde van de deelname opgebouwde ouderdomspensioen en het tot 1 januari 2018 meeverzekerd wezenpensioen.
8.5 Hoogte van het wezenpensioen voor de Kinderen van een gepensioneerde
Voor de Kinderen van een gepensioneerde bestaat het wezenpensioen uit het tot het moment van pensioneren meeverzekerde wezenpensioen. Dit wezenpensioen bedraagt 14% van het vanaf 1 januari 2018 tot het einde van de deelname opgebouwde ouderdomspensioen en het tot 1 januari 2018 meeverzekerd wezenpensioen.
8.6 Verdubbeling van het wezenpensioen
Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het Kind ouderloos wordt.
8.7 Beperking van het recht op wezenpensioen
Als het Kind schuldig of medeplichtig is aan de levensberoving van de (Gewezen) Deelnemer dan bestaat het wezenpensioen uit het tot de dag voorafgaand aan het overlijden verworven wezenpensioen. Als dit zich voordoet na pensioeningang blijft het wezenpensioen in stand.
8.8 Aspecten die van invloed zijn op de hoogte van het wezenpensioen
Bij de vaststelling van het wezenpensioen wordt er met de navolgende aspecten rekening gehouden:
a. Bij de vaststelling van de Pensioengrondslag voor de berekening van het wezenpensioen over de toekomstige opbouwjaren wordt het Pensioengevend salaris gemaximeerd op 115% van het Pensioengevend salaris dat één jaar voor het overlijden gold.
b. Als in een Opbouwjaar de vooraf afgesproken premie lager is dan de Gedempte kostendekkende
premie die benodigd is om de verzekering van het wezenpensioen voor dat jaar dan wordt de verzekering voor dat jaar naar rato van het tekort lager vastgesteld.
c. Als gebruik wordt gemaakt van herschikking (Artikel 23 en verder) heeft geen gevolgen voor de
hoogte van het wezenpensioen.
Verhoging en verlaging van pensioenen
Artikel 9 Voorwaardelijke toeslagverlening
9.1. Voorwaarden voor de jaarlijkse toeslagverlening(verhoging)
Ieder jaar beslist het Bestuur of en zo ja, hoeveel de pensioenaanspraken en pensioenrechten worden verhoogd. Dit heet toeslagverlening. Toeslagverlening wordt ook wel indexatie genoemd.
Het besluit van het Bestuur is gebaseerd op het door het Fonds vastgestelde beleid.
De toeslagverlening is maximaal de Prijsindex. In geval de Prijsindex negatief is, wordt geen toeslag verleend. In het geval de Prijsindex positief is wordt een toeslag van maximaal de Prijsindex verleend. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er bestaat geen recht op de toeslagverlening. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening is afhankelijk van de financiële positie van het Fonds.
Toeslagverlening vindt altijd plaats per 1 januari van een jaar.
9.2. Toeslagverlening voor Deelnemers, Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden
De volgende pensioenaanspraken en pensioenrechten komen in aanmerking voor toeslagverlening: De aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen van Deelnemers, Gewezen Deelnemers en Ex-partners.
De ingegane rechten op ouderdomspensioen, verevend ouderdomspensioen, partnerpensioen, Bijzonder partnerpensioen en wezenpensioen.
De toeslagen die aan de Gewezen Deelnemers worden toegekend zijn altijd gelijk aan de toeslagen die aan Pensioengerechtigden worden toegekend.
9.3 Wijziging beleid met betrekking tot voorwaardelijke toeslagverlening
Het Bestuur kan het beleid met betrekking tot de voorwaardelijke toeslagverlening en/of de toepassing van dat beleid, wijzigen als de omstandigheden dit naar het oordeel van het Bestuur noodzakelijk maken. Deze aanpassing geldt dan zowel voor Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden, als voor rechthebbenden op een Bijzonder partnerpensioen en verevend ouderdomspensioen.
Artikel 10 Verlaging van pensioen
10.1 Bezittingen van het Fonds moeten voldoende zijn om verplichtingen te dekken De bezittingen van het Fonds moeten samen met de te verwachten inkomsten voldoende zijn om de pensioenuitkeringen nu en in de toekomst te kunnen dekken. Als dat niet het geval is en dit kan ook
niet binnen de wettelijke termijnen in voldoende mate worden gerealiseerd, dan kunnen de verworven pensioenrechten en pensioenaanspraken worden verlaagd. Hierop zijn wettelijke regels van toepassing. De belangrijkste regels zijn in artikel 10.2 weergegeven.
10.2 Verlaging pensioenen kan alleen als wordt voldaan aan wettelijke eisen
Het Fonds kan op grond van artikel 134 Pensioenwet de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten verlagen. Dit mag alleen als er wordt voldaan aan de navolgende wettelijke eisen:
het Fonds voldoet, gezien de hoogte van de beleidsdekkingsgraad, niet aan de in artikel 131 Pensioenwet gestelde eisen over het minimaal vereist eigen vermogen of de in artikel 132 Pensioenwet gestelde eisen over het vereist eigen vermogen; en
het Fonds is niet in staat binnen een wettelijke termijn te voldoen aan de wettelijke eis van het minimaal vereist eigen vermogen of de wettelijke eis van het vereist eigen vermogen zonder dat de belangen van Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden, andere Aanspraakgerechtigden of de aangesloten Werkgevers onevenredig worden geschaad; en
alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 en 139 Pensioenwet.
10.3 Informatieverplichting Fonds
Het Fonds informeert de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden en andere Aanspraakgerechtigden en de aangesloten Werkgevers schriftelijk over het besluit tot verlaging van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
De verlaging kan op zijn vroegst worden gerealiseerd een maand nadat de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, aangesloten Werkgevers en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn. Voor Pensioengerechtigden geldt dat de verlaging op zijn vroegst kan worden gerealiseerd drie maanden nadat zij hierover geïnformeerd zijn.
Artikel 11 Pensioenaanspraken bij einde deelname
11.1 Pensioenaanspraken bij einde deelname
Bij einde deelname behoudt de Gewezen Deelnemer de tot dan toe opgebouwde aanspraak op: Ouderdomspensioen ten behoeve van zichzelf;
Partnerpensioen ten behoeve van zijn (eventuele) Partner; Meeverzekerde wezenpensioen voor de (eventuele) Kinderen.
Op risicobasis verzekerde pensioenen komen te vervallen zonder waarde op de dag van het einde van de deelname. Dit geldt niet bij overlijden van de Deelnemer.
11.2 Keuzerecht voor hoger partnerpensioen door uitruil ouderdomspensioen
Bij einde deelname wordt de Gewezen Deelnemer de keuze geboden een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen voor een hoger opgebouwd partnerpensioen, waarbij de hoogte van het partnerpensioen maximaal 70% bedraagt van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert.
Indien de Gewezen Xxxxxxxxx niet binnen 3 maanden – na de datum waarop het Fonds de ‘informatie bij einde deelname’ als bedoeld in artikel 30.1 heeft verstrekt – te kennen geeft geen gebruik te
willen maken van deze uitruilmogelijkheid, dan wel niet binnen 3 maanden te kennen geeft andere uitruilkeuzes te willen maken, gaat het Fonds er vanuit dat de Gewezen Deelnemer er bij einde deelname voor heeft gekozen het ouderdomspensioen uit te ruilen voor partnerpensioen zodanig dat na de uitruil het partnerpensioen 70% van het resterende ouderdomspensioen bedraagt.
De hiervoor bedoelde andere uitruilkeuzes die de Gewezen Deelnemer kan maken, betreffen:
een keuze voor het uitruilen van het ouderdomspensioen in partnerpensioen zodanig dat de hoogte van het partnerpensioen na de uitruil ligt tussen het opgebouwde partnerpensioen bij einde deelname en 70% van het resterende ouderdomspensioen; of
een keuze om geen ouderdomspensioen uit te ruilen voor een hoger partnerpensioen.
11.3 Recht om waardeoverdracht aan te vragen
Bij einde deelname heeft de gewezen Deelnemer het recht om waardeoverdracht van zijn pensioen aan te vragen. Het bepaalde in artikel 16 (waardeoverdracht) is hierbij van toepassing.
11.4 Van rechtswege vervallen van zeer kleine aanspraken
Wanneer een deelname eindigt op of na 1 januari 2018 en de aanspraak is kleiner dan of gelijk aan € 2,00 op jaarbasis, dan vervalt de aanspraak van rechtswege aan het Fonds.
Individuele voortzetting van deelname
Bij individuele voortzetting van deelname wordt er onderscheid gemaakt tussen: Voortzetten van deelname bij arbeidsongeschiktheid, waarbij het Fonds de premie betaalt;
Vrijwillig individueel voortzetten van deelname tijdens WW-periode of PAWW-periode, waarbij het Fonds 50% van de premie betaalt;
Vrijwillig individueel voorzetten van deelname voor eigen rekening.
Artikel 12 Voortzetting van deelname bij Arbeidsongeschiktheid
12.1 Wat is premievrije voortzetting?
Premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid betekent dat de pensioenopbouw (deels) en het risicopartnerpensioen wordt voortgezet waarbij het Fonds de premie betaalt voor zover de Deelnemer Arbeidsongeschikt is.
Premievrije voortzetting bij Arbeidsongeschiktheid geldt voor:
de opbouw van pensioenaanspraken van ouderdomspensioen, het partner- en wezenpensioen; het risicopartnerpensioen;
het (vrijwillige) ANW-hiaatpensioen wanneer de Deelnemer al deelneemt aan de ANW- hiaatpensioenregeling op de Eerste ziektedag en deze regeling niet tussentijds door de Deelnemer is opgezegd. De premievrije voortzetting begint op het moment dat hij Arbeidsongeschikt is verklaard.
Een verdere toelichting staat in de Beleidsregels en in artikel 32.11.
12.2 Vaststelling van de mate van premievrije voortzetting
a. Het deel van de pensioenopbouw dat in aanmerking komt voor premievrije voortzetting is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. De mate van arbeidsongeschiktheid is het percentage waarvoor de Deelnemer op grond van de WIA Arbeidsongeschikt is verklaard door de uitvoeringsinstantie van de WIA.
b. Als het Pensioengevend Salaris van de Deelnemer tijdens de ziekteperiode in verband met de duur
van de ziekteperiode wordt verlaagd, dan wordt er bij de vaststelling van de Pensioengrondslag van uitgegaan, dat de verlaging niet heeft plaatsgehad. Premiebetaling en pensioenopbouw vinden tijdens ziekte plaats alsof de salarisverlaging niet heeft plaatsgehad.
c. Tijdens arbeidsongeschiktheid wordt premievrij opgebouwd over maximaal 70% van de Pensioengrondslag
die gold op de Eerste ziektedag. De wijze van vaststelling van de Pensioengrondslag volgt uit artikel 12.5.
d. Het percentage van de Pensioengrondslag dat in aanmerking komt voor premievrije voortzetting wordt vastgesteld op basis van onderstaande tabel:
Mate van arbeidsongeschiktheid volgens WIA | Percentage premievrije voortzetting in pensioenregeling |
80%-100% | 70% |
65%-80% | 50,75% |
55%-65% | 42% |
45%-55% | 35% |
35%-45% | 28% |
<35% | 0% |
e. Als bij het einde van de Dienstbetrekking met de Werkgever of de vrijwillige voortzetting bedoeld in de artikelen 13 en 14 de wachttijd in de zin van de WIA nog niet voorbij is, dan wordt de mate van premievrije voortzetting gemaximeerd op de mate die geldt bij de start van de WIA-uitkering na einde deelname.
f. Als na het einde van de Dienstbetrekking of de vrijwillige voortzetting bedoeld in de artikelen 13 en 14 de mate van arbeidsongeschiktheid daalt, dan daalt de mate van premievrije voortzetting zoals is weergeven in de bovengenoemde tabel. Als daarna de mate van arbeidsongeschiktheid weer hoger wordt, dan kan de mate van premievrije voortzetting nooit hoger worden dan de mate die gold bij het einde van de Dienstbetrekking met de Werkgever of de vrijwillige voortzetting bedoeld in de artikelen 13 en 14.
g. Indien direct voorafgaand aan de Pensioeningangsdatum met toepassing van het bepaalde in artikel
12.6 of 12.7 (samenloop) de premievrije voortzetting heeft plaatsgevonden op basis van een lager percentage, dan vindt de premievrije voortzetting vanaf de Pensioeningangsdatum plaats op basis van dat lagere percentage.
12.3 Wanneer begint premievrije voortzetting en wanneer eindigt deze?
a. Premievrije voortzetting begint op de eerste dag dat de Deelnemer Arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA en aan de overige voorwaarden uit dit reglement voldoet.
b. De premievrije voortzetting eindigt op de dag waarop de WIA-uitkering van de Deelnemer wordt gestopt, maar uiterlijk op de Pensioeningangsdatum.
c. Als de WIA-uitkering is gestopt omdat de Deelnemer minder dan 35% Arbeidsongeschikt was, maar weer wordt toegekend binnen 4 weken nadat deze was gestopt, dan wordt de premievrije voorzetting geacht niet te zijn geëindigd.
12.4 Voorwaarden premievrije voortzetting
a. Recht op premievrije voortzetting van de deelname bestaat als de Eerste ziektedag plaatsvindt tijdens de Dienstbetrekking of de vrijwillige voortzetting bedoeld in de artikelen 13 en 14.
b. Recht op premievrije voortzetting van de deelname kent het fonds in beginsel toe op basis van de WIA-beschikking van het UWV. De (Gewezen) Deelnemer moet zelf melding maken van een WIA- beschikking wanneer niet binnen één jaar de juiste informatie van UWV is ontvangen.
c. De (gewezen) Xxxxxxxxx heeft ook recht op premievrije voortzetting als hij aan het einde van de
wachttijd voor de WIA minder dan 35% Arbeidsongeschikt wordt verklaard en geen WIA-uitkering krijgt, maar binnen vier weken na het einde van de wachttijd voor de WIA alsnog meer dan 35% Arbeidsongeschikt wordt en alsnog recht op een WIA-uitkering krijgt. In dat geval geldt als eerste ziektedag de eerste ziektedag van de oorspronkelijke wachttijd.
d. Er bestaat geen recht op premievrije voortzetting bij het Fonds over de mate van
Arbeidsongeschiktheid die bij de aanvang van de deelname al bestond.
12.5 Pensioengrondslag die geldt als basis voor de premievrije voortzetting
a. De pensioengrondslag die geldt bij premievrije voortzetting wordt gebaseerd op het Pensioengevend salaris tot maximaal de Salarisgrens dat gold in het jaar waarin de Eerste ziektedag viel (voor 2023:
€ 86.202). Daarnaast geldt de Deeltijdfactor op de eerste ziektedag.
b. Dit salaris wordt jaarlijks per 1 januari aangepast conform de Structurele salarisverhogingen in de CAO.
c. De Pensioengrondslag voor de premievrije voortzetting wordt jaarlijks opnieuw berekend aan de hand van de nieuwe gegevens waaronder het salaris en de Franchise. De te hanteren Franchise is telkens de Franchise voor het desbetreffende jaar.
12.6 Samenloop van premievrije deelname en pensioenopbouw bij het Fonds
Als de Deelnemer naast zijn premievrije deelname ook nog pensioen opbouwt in de pensioenregeling van het Fonds, dan mag het totaal van de gelijktijdig op te bouwen pensioenaanspraken niet
meer bedragen dan 100/70 van de aanspraken die hij bij volledige premievrije deelname (Arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%) in het Fonds zou verkrijgen.
Het eventuele meerdere wordt in mindering gebracht op de aanspraken die op grond van premievrije deelname worden verworven.
12.7 Samenloop van premievrije deelname en pensioenopbouw elders
Als de Deelnemer naast zijn premievrije deelname ook pensioen opbouwt bij een andere pensioenuitvoerder dan bij het Fonds, dan is de Deelnemer verplicht dit aan het Fonds te melden.
Het Bestuur kan deze aanspraken in mindering brengen op de aanspraken die op grond van premievrije deelname worden verworven.
12.8 Pensioenverlies bij re-integratie
Als een Deelnemer aan wie voortzetting is toegekend, na gedeeltelijke revalidatie in een (andere) pensioenregeling dan die van het Fonds gaat deelnemen, geldt het volgende.
Als hierdoor de totale pensioenopbouw lager wordt dan de aanspraken die in de oude situatie bij het Fonds verzekerd zouden zijn, dan kan het Bestuur op verzoek van de Deelnemer extra
aanspraken toekennen. Indien de Deelnemer in de nieuwe Dienstbetrekking meer dan de resterende arbeidsgeschiktheid benut, moet de gedeeltelijke premievrije deelname naar rato van dit meerdere worden verminderd.
12.9 Voortzetting na beëindiging deelnemerschap tijdens ziekte
Het Bestuur kan aan de Partner en Kinderen van een Gewezen Deelnemer die vóór ingang van zijn WIA-uitkering overlijdt een Partner- en wezenpensioen toekennen. Dit Partner- en wezenpensioen wordt berekend alsof er voortzetting van het deelnemerschap was toegekend op basis van een
Arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Deze toekenning moet voldoen aan de geldende fiscale wet- en regelgeving.
Artikel 13 Vrijwillige Voortzetting van de deelname tijdens werkloosheid en ziekte
13.1 Algemene bepalingen
a. De Deelnemer die in aansluiting op de beëindiging van de Dienstbetrekking met een Werkgever een WW- en/of ZW-uitkering ontvangt, kan onder voorwaarden de pensioenopbouw voortzetten op basis van een aangepaste Pensioengrondslag en tegen gereduceerde premie.
b. De Deelnemer die in aansluiting op een WW-uitkering een uitkering uit de private aanvulling van
Stichting PAWW ontvangt, kan onder voorwaarden de pensioenopbouw voortzetten op basis van een aangepaste Pensioengrondslag en tegen gereduceerde premie.
c. Voortzetting van de deelname zoals benoemd in a. en b. houdt in dat zowel de opbouw wordt
voortgezet als de risicodekking van het partner- en wezenpensioen in stand blijft tot uiterlijk de AOW- datum op basis van de aangepaste Pensioengrondslag.
d. De Gewezen Deelnemer moet de voortzetting binnen 1 jaar na de uitdiensttreding schriftelijk bij het
Fonds aanvragen.
e. In de Beleidsregels zijn verdere bepalingen opgenomen voor de voortzetting.
13.2 Duur vrijwillige voortzetting
De vrijwillige voortzetting van de deelname begint op de dag nadat de Dienstbetrekking met de Werkgever is beëindigd en duurt zolang de Deelnemer een loongerelateerde WW- en/of ZW-uitkering en aansluitend een uitkering uit de private aanvulling van Stichting PAWW ontvangt. De voortzetting is altijd gemaximeerd op 36 maanden.
13.3 Pensioengrondslag tijdens voortzetting
a. De Deelnemer die de pensioenopbouw op grond van dit artikel voortzet, bouwt pensioen op op basis van 70% van de laatst vastgestelde Pensioengrondslag tijdens de verplichte deelname.
b. De Pensioengrondslag en het Pensioengevend salaris worden vervolgens jaarlijks per 1 januari opnieuw berekend aan de hand van de actuele gegevens. Het laatste Pensioengevend salaris van de Deelnemer wordt hierbij verhoogd conform de Structurele salarisverhogingen in de CAO. De te hanteren Franchise is telkens de Franchise van het desbetreffende jaar.
13.4 Premie bij voorzetting kan deels door Fonds worden gefinancierd
De Deelnemer die de pensioenopbouw voortzet op grond van dit artikel is de helft (50%) van de pensioenpremie verschuldigd. De premie wordt berekend over 70% van de Pensioengrondslag. Het Fonds neemt het resterende deel van de Premie voor zijn rekening.
13.5 Einde van de voortzetting
De voortzetting van de deelname eindigt op het moment dat:
de periode eindigt waarvoor de voortzetting is toegestaan;
de Deelnemer de voortzetting wenst te beëindigen. Dit moment kan alleen in de toekomst liggen; het ouderdomspensioen in gaat, maar uiterlijk op de AOW-datum;
xx Xxxxxxxxx komt te overlijden;
de Deelnemer verplicht gaat deelnemen aan een pensioenregeling. In dat geval eindigt de deelname voor dat deel waarvoor de Deelnemer verplicht gaat deelnemen aan een pensioenregeling;
de Deelnemer niet meer aan de gestelde voorwaarden of wettelijke eisen voldoet;
direct na het moment nadat de premie opeenvolgend twee maal niet te incasseren is; in dat geval vervalt de voortzetting vanaf de eerste dag van de maand waarover niet betaald is.
Artikel 14 Vrijwillige Voortzetting van de deelname
14.1 Algemene bepalingen bij voortzetting
a. Als de deelname anders dan door overlijden of pensionering volledig eindigt, dan kan de Deelnemer ervoor kiezen de deelname aansluitend aan de beëindiging van de Dienstbetrekking voor eigen rekening voort te zetten.
b. Voortzetting van de deelname houdt in dat de opbouw wordt voortgezet en de risicodekking van het
partner- en wezenpensioen in stand wordt gehouden tot uiterlijk de AOW-datum.
c. De Gewezen Deelnemer moet de voortzetting binnen 1 jaar na de uitdiensttreding schriftelijk bij het Fonds aanvragen.
d. In de Beleidsregels zijn verdere bepalingen opgenomen voor de voortzetting.
14.2 Duur vrijwillige voortzetting
De vrijwillige voortzetting van de deelname moet starten op de dag dat de Dienstbetrekking eindigt. De deelname kan maximaal drie jaar na ontslag worden voorgezet onder de volgende (cumulatieve) voorwaarden:
de regeling moet in beginsel ongewijzigd worden voortgezet. Verbetering van de pensioenregeling tijdens de vrijwillige voortzetting is slechts toegestaan voor zover het een collectieve verbetering betreft die primair bedoeld is voor de Werknemers van de voormalige Werkgever, niet zijnde de Partner van de voormalige Werknemer of bloed- en aanverwanten in de rechte lijn van de voormalige Werknemer of zijn Partner; vrijwillig voortzetten is niet mogelijk wanneer de Gewezen Deelnemer tegelijkertijd deelneemt in een pensioenregeling van een eventuele nieuwe werkgever of opbouwt in een beroeps- of bedrijfstakpensioenregeling;
de vrijwillige voortzetting mag niet beginnen binnen de periode van 3 jaar voor de Pensioenrichtdatum, tenzij de voortzetter daadwerkelijk inkomen uit tegenwoordige arbeid geniet of als hij aannemelijk maakt dat hij om medische redenen niet in staat is inkomen uit tegenwoordige arbeid te genereren.
De voortzettingsperiode kan verlengd worden tot maximaal tien jaar zolang aan de voorwaarden uit het Besluit van 11 december 2018, nr. 2018-28514 wordt voldaan.
14.3 Vaststelling Pensioengrondslag tijdens voortzetting
De deelname wordt voortgezet op basis van de laatst vastgestelde Pensioengrondslag en Deeltijdfactor tijdens de verplichte deelname aan de pensioenregeling.
De Pensioengrondslag en het Pensioengevend salaris worden vervolgens jaarlijks per 1 januari opnieuw berekend aan de hand van de actuele gegevens. Het laatste Pensioengevend salaris van de Deelnemer wordt hierbij verhoogd conform de Structurele salarisverhogingen in de CAO. De te hanteren Franchise is telkens de Franchise van het desbetreffende jaar.
Vanaf het vierde jaar van voortzetting wordt het Pensioengevend salaris vastgesteld aan de hand van de geldende fiscale voorwaarden.
14.4 Premie bij voortzetting
De Deelnemer die de pensioenopbouw voortzet is de volledige pensioenpremie verschuldigd. De premie wordt berekend over 100% van de laatst vastgestelde Pensioengrondslag voorafgaand aan de aanvang van de voortzetting Pensioengrondslag.
14.5 Einde van de voortzetting
De voortzetting van de deelname eindigt op het moment dat:
de periode eindigt waarvoor de voortzetting is toegestaan;
de Deelnemer de voortzetting wenst te beëindigen. Dit moment kan alleen in de toekomst liggen; het ouderdomspensioen in gaat, maar uiterlijk op de AOW-datum;
xx Xxxxxxxxx komt te overlijden;
de Deelnemer verplicht gaat deelnemen aan een pensioenregeling;
de Deelnemer niet meer aan de gestelde voorwaarden of wettelijke eisen voldoet;
bij voortzetting op basis van de voorwaarden uit het Besluit van 11 december 2018, nr. 2018-28514, een periode van voortzetting van 10 jaar is bereikt.
nadat de premie opeenvolgend twee maal niet te incasseren is; in dat geval vervalt de voortzetting vanaf de eerste dag van de maand waarover niet betaald is.
Afkoop Klein pensioen en waardeoverdracht
Artikel 15 Afkoop kleine pensioenen
15.1 Algemene bepalingen afkoop
Afkoop van kleine pensioenen is toegestaan indien het bedrag op jaarbasis op de Pensioenrichtdatum lager is dan de Afkoopgrens zoals bepaald in artikel 66 van de Pensioenwet.
Bij een afkoop van een pensioen wordt de opgebouwde aanspraak op pensioen herrekend naar één bedrag (de contante waarde). Na de uitkering van dit bedrag zijn er geen aanspraken meer bij het Fonds. Elke afspraak strijdig met de wettelijke afkoopmogelijkheden is nietig.
Voor de berekening van de uitkering ineens, wordt gebruik gemaakt van afkoopfactoren die voor alle Deelnemers en Gewezen Deelnemers hetzelfde zijn en waarbij sprake is van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. De afkoopfactoren zijn vermeld in de Beleidsregels. Bij het berekenen van de hoogte van de uitkering ineens wordt geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen.
15.2 Welke pensioenen komen in aanmerking voor afkoop?
Het Fonds heeft de mogelijkheid om na instemming van de aanspraakgerechtigde, kleine pensioenen af te kopen. Dit geldt voor:
x. xxxxx ouderdomspensioen en daar bijbehorende partner- en wezenpensioenen, wanneer de
pensioenuitvoerder minimaal vijf keer, gedurende ten minste vijf jaar na beëindiging van de deelname, tevergeefs heeft gepoogd de aanspraken over te dragen aan een nieuwe uitvoerder (artikel 66 lid 2 c).
b. Wanneer de deelname is geëindigd tussen 1 januari 2018 en 1 januari 2019, klein ouderdomspensioen
en overige pensioenen, wanneer de pensioenuitvoerder minimaal vijf keer, gedurende ten minste vijf jaar vanaf 2019, tevergeefs heeft gepoogd de aanspraken over te dragen aan een nieuwe uitvoerder (artikel 66 lid 2 c Pensioenwet);
x. xxxxx partnerpensioen bij overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde (artikel 67
Pensioenwet);
x. xxxxx wezenpensioen bij overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde (artikel 67 Pensioenwet);
x. xxxxx bijzonder partnerpensioen bij Scheiding dan wel bij overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde (artikel 68 Pensioenwet). De afkoopsom van het bijzonder partnerpensioen wordt aan de Ex-partner ter beschikking gesteld.
Na de uitkering van dit bedrag zijn er geen aanspraken meer bij het Fonds.
15.3 Afkoop meer dan twee jaar na einde deelname bij einde deelname voor 2018
Op verzoek van de Gewezen Deelnemer van wie de deelname is geëindigd vóór 1 januari 2018 kunnen bedragen onder de wettelijke afkoopgrens tussentijds worden afgekocht, ten minste twee jaar na einde deelname.
Als binnen de termijn van twee jaar de Pensioenrichtdatum wordt bereikt, dan kan de afkoop vóór het einde van de tweejaarstermijn plaatsvinden.
Als een ouderdomspensioenaanspraak wordt afgekocht, worden ook de bijbehorende aanspraken op partnerpensioen afgekocht. Het wezenpensioen vervalt.
De afkoopsom van het bijzonder partnerpensioen wordt aan de Ex-partner ter beschikking gesteld. Na de uitkering van het afkoopbedrag zijn er geen aanspraken meer bij het Fonds.
15.4 Inhoudingen
Op het bruto afkoopbedrag worden de wettelijke premies en belastingen ingehouden. Het netto afkoopbedrag wordt in één keer aan de rechthebbende uitgekeerd.
15.5 Beleidsregels
De afkoopmogelijkheden zijn nader uitgewerkt in de Beleidsregels.
Artikel 16 Individuele waardeoverdracht
16.1 Individuele waardeoverdracht van een andere pensioenuitvoerder naar het Fonds Een Deelnemer die op basis van een Dienstbetrekking gaat werken bij een Werkgever heeft het recht om waardeoverdracht aan te vragen bij het Fonds van bij een andere pensioenuitvoerder opgebouwde pensioenaanspraken. Het overdragen van bij een andere pensioenuitvoerder opgebouwde pensioenaanspraken naar het Fonds wordt ‘inkomende waardeoverdracht’ genoemd.
Om een inkomende waardeoverdracht te kunnen aanvragen, moet er bij de Deelnemer sprake zijn geweest van een individuele beëindiging van de Dienstbetrekking of van een individuele beëindiging van de deelname aan een pensioenregeling. Verder moet aan de overige wettelijke voorwaarden worden voldaan, waaronder wettelijke reken- en procedureregels.
16.2 Individuele waardeoverdracht van het Fonds naar een andere pensioenuitvoerder Een Gewezen Deelnemer heeft het recht om waardeoverdracht aan te vragen bij zijn nieuwe pensioenuitvoerder van de tot aan de ontslagdatum opgebouwde pensioenaanspraken bij het
Fonds. Het overdragen van de bij het Fonds opgebouwde pensioenaanspraken aan een andere pensioenuitvoerder wordt ‘uitgaande waardeoverdracht’ genoemd.
Bij een uitgaande waardeoverdracht worden door de overnemende pensioenuitvoerder extra pensioenaanspraken toegekend. De Gewezen Deelnemer heeft na afronding van de uitgaande waardeoverdracht geen pensioenaanspraken meer bij het Fonds.
Om een uitgaande waardeoverdracht te kunnen aanvragen, moet er bij de Gewezen Deelnemer sprake zijn geweest van een individuele beëindiging van de Dienstbetrekking met de Werkgever of een individuele beëindiging van de deelname aan pensioenregeling bij het Fonds. Verder moet aan de overige wettelijke voorwaarden worden voldaan, waaronder wettelijke reken- en procedureregels.
16.3 Automatische waardeoverdracht Klein pensioen
Het Fonds draagt een Klein pensioen van iemand die op of na 1 januari 2018 Gewezen Deelnemer wordt automatisch over naar de nieuwe pensioenuitvoerder van de Gewezen Deelnemer.
Wanneer de pensioenuitvoerder minimaal vijf keer, gedurende ten minste vijf jaar, tevergeefs heeft gepoogd de aanspraken over te dragen aan een nieuwe uitvoerder (artikel 66 lid 2 c Pensioenwet), dan heeft het Fonds de mogelijkheid om de aanspraak alsnog na instemming van de Gewezen Deelnemer af te kopen.
16.4 Instemming Partner bij uitgaande waardeoverdracht
Als een Gewezen Deelnemer gebruik maakt van het recht op uitgaande waardeoverdracht, worden alle voor hem bij het Fonds opgebouwde pensioenaanspraken in de waardeoverdracht betrokken. De opgebouwde aanspraken op partnerpensioen worden alleen met instemming van de Partner mee overgedragen.
Bij automatische waardeoverdracht van een Klein pensioen is geen instemming vereist van de Partner.
16.5 Bijzonder partnerpensioen blijft achter
Een Bijzonder partnerpensioen blijft achter bij het Fonds en wordt niet in de uitgaande waardeoverdracht betrokken.
16.6 Individuele waardeoverdracht die niet onder het wettelijk recht valt
Bij een verzoek tot individuele inkomende of individuele uitgaande waardeoverdracht die niet onder het wettelijk recht valt, moeten alle betrokken partijen afzonderlijk instemmen met de waardeoverdracht.
Het Fonds verleent in principe medewerking aan dergelijke verzoeken, maar kan daaraan voorwaarden verbinden. De verdere afhandeling vindt plaats volgens de bepalingen die de Pensioenwet aan een dergelijke waardeoverdracht stelt.
Bijzondere situaties:
- Pensioenopbouw tijdens Verlof
- Echtscheiding
Artikel 17 Verlof
17.1 Algemeen
Bij onbetaald verlof vindt geen opbouw van pensioen plaats en is geen premie verschuldigd.
Bij betaalde vormen van verlof loopt de pensioenopbouw ongewijzigd door alsof er geen sprake is van verlof. Ook moet er premie betaald worden. De afdracht van de premie wordt dan gedaan door de Werkgever.
Tijdens alle vormen van onbetaald verlof is het arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico gedurende maximaal 18 maanden gedekt alsof geen verlof wordt genoten.
Het is niet mogelijk om gebruikmakend van het Generatiepact met verlof (betaald of onbetaald) te gaan. Deelname aan het Generatiepact houdt op bij aanvang van verlof. Een werknemer die reeds met verlof is kan geen gebruik maken van het Generatiepact.
17.2 Alleen mogelijk binnen wet- en regelgeving
Opbouw van pensioenaanspraken, respectievelijk risicodekking gedurende verlofperiodes, is uitsluitend mogelijk voor zover dit toegestaan is volgens de geldende (fiscale) wetgeving.
17.3 Onbetaald ouderschapsverlof
De Deelnemer kan kiezen om tijdens het onbetaald ouderschapsverlof de pensioenopbouw over het ouderschapsverlofdeel voort te zetten. Deze keuze moet bij aanvang van het onbetaalde ouderschapsverlof worden gemaakt. Bij onbetaald ouderschapsverlof betaalt het Fonds 50% van de
premie (zie artikel 20). Xxxxxxx ouderschapsverlof wordt aangemerkt als betaald verlof zoals bedoeld in artikel 17.1.
17.4 Keuze tijdens onbetaald verlof
De Deelnemer kan er bij aanvang van het onbetaald verlof eenmalig voor kiezen de pensioenopbouw tijdens het onbetaald verlof volledig voort te zetten. De pensioenopbouw kan niet gedeeltelijk worden voortgezet.
17.5 Beleidsregels
De nadere regels en uitwerking van verlof en pensioen is neergelegd in Beleidsregels.
Artikel 18 Scheiding
18.1 Verevening van ouderdomspensioen
a. Algemeen
Op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding heeft een Ex-partner recht op een deel van het ouderdomspensioen dat is opgebouwd tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap. Dit noemen we het verevend ouderdomspensioen.
Als de Verevening binnen een termijn van twee jaar is gemeld bij het Fonds, dan heeft de Ex-partner recht op uitbetaling van het verevend ouderdomspensioen door het Fonds.
scheiding van tafel en bed;
beëindiging geregistreerd partnerschap.
Als vereveningsdatum geldt de Scheidingsdatum.
Bij beëindiging van een Gezamenlijke huishouding bestaat geen recht op verevening van het ouderdomspensioen.
b. Het verevend ouderdomspensioen volgt de keuzes van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde
Het verevend ouderdomspensioen is een afhankelijk recht. Dit betekent dat het deel van het ouderdomspensioen waar de Ex-partner recht op heeft, afhankelijk is van het ouderdomspensioen van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde. Het verevend ouderdomspensioen volgt eventuele keuzes met betrekking tot het ouderdomspensioen die de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde kan maken op basis van het geldende pensioenreglement en/of de wet, zoals het moment van pensioeningang
of waardeoverdracht naar een andere pensioenuitvoerder. Het verevend ouderdomspensioen volgt de hoog/laag keuze (als bedoeld in artikel 27 a en b) van de (Gewezen) Deelnemer echter niet. Indien de verevening plaatsvindt na de pensioeningangsdatum wordt een reeds gemaakte hoog/laag keuze (als bedoeld in artikel 27 a en b) wel gevolgd.
c. Uitkeringsperiode
Het verevend ouderdomspensioen gaat in op de Pensioeningangsdatum van de Deelnemer en wordt uitgekeerd aan de Ex-partner tot de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt.
Wanneer de Ex-partner eerder overlijdt dan de Gepensioneerde, dan stopt de uitkering van het verevend ouderdomspensioen op de laatste dag van de maand waarin de Ex-partner overlijdt. Daarna wordt het verevend ouderdomspensioen aan de Gepensioneerde betaald.
d. Hoogte van het verevend ouderdomspensioen
De hoogte van het verevend ouderdomspensioen wordt vastgesteld volgens de standaardverevening uit de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Dit gebeurt op een andere wijze wanneer in
de huwelijkse voorwaarden of in een aparte schriftelijke overeenkomst over de Scheiding anders is overeengekomen.
e. Verevend ouderdomspensioen kan niet worden uitgeruild
Het verevend ouderdomspensioen kan niet worden uitgeruild voor een partnerpensioen voor een nieuwe Partner van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde.
f. Geen verevening als verevend pensioen kleiner is dan Afkoopgrens
Verevening is niet mogelijk als het pensioen waarop na verevening recht op uitbetaling zou ontstaan na de doorvoering van de verevening lager zou worden dan de Afkoopgrens.
g. Kosten voor Verevening
Het Fonds brengt geen kosten in rekening bij de (Gewezen) Deelnemer en Ex-partner voor de verevening.
a. Omzetting/Conversie van Bijzonder partnerpensioen en verevend ouderdomspensioen Op gezamenlijk verzoek van de Ex-partner én de (Gewezen) Deelnemer kan in plaats van Verevening het te verevenen deel van het ouderdomspensioen samen met het eventuele Bijzonder partnerpensioen omzetten (converteren) in een zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen voor de Ex-partner. Ook moet het Fonds schriftelijk toestemming geven voor de omzetting. Een omzetting is onherroepelijk.
b. Kosten voor Conversie
Het Fonds brengt geen kosten in rekening bij de (gewezen) Deelnemer en Ex-partner voor Conversie.
18.3 Bijzonder partnerpensioen
a. Algemeen
Bij Scheiding van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde heeft de Ex-partner recht op de tot het moment van de Scheiding opgebouwde aanspraak op partnerpensioen. Deze aanspraak heet “Bijzonder partnerpensioen”.
De Ex-partner heeft in de volgende gevallen recht op Bijzonder partnerpensioen: echtscheiding;
beëindiging geregistreerd partnerschap; beëindiging Gezamenlijke huishouding.
Bij scheiding van tafel en bed bestaat geen recht op Bijzonder partnerpensioen.
Wanneer een Gewezen deelnemer of Gepensioneerde gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van uitruil van ouderdomspensioen en partnerpensioen dan heeft dat gevolgen voor de aanspraak op een Bijzonder partnerpensioen bij Scheiding.
b. Uitkeringsperiode van het Bijzonder partnerpensioen
Het Bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt en wordt aan de Ex-partner uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Ex-partner overlijdt.
c. Hoogte van het Bijzonder partnerpensioen
Het Bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het tot het moment van Scheiding opgebouwde partnerpensioen. Bij meerdere scheidingen wordt met een eerder afgesplitst Bijzonder partnerpensioenen rekening gehouden.
d. Afstand doen van het Bijzonder partnerpensioen
De Ex-partner kan (geheel of gedeeltelijk) afstand doen van het Bijzonder partnerpensioen. Dit moet worden geregeld in de huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap, notariële akte in verband met de Gezamenlijke huishouding, een schriftelijke overeenkomst met het oog op het einde van de partnerrelatie. Daarnaast moet ook het Fonds schriftelijk toestemming geven voor het afstand doen van het Bijzonder partnerpensioen.
e. Het vervreemden van het Bijzonder partnerpensioen
Na overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerden kan de Ex-partner het Bijzonder partnerpensioen geheel of gedeeltelijk vervreemden (overdragen) aan een eerdere of latere Partner van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde. Dit moet vastgelegd worden in een notariële akte. Ook moet het Fonds schriftelijk toestemming geven voor de vervreemding. Een vervreemding is onherroepelijk.
Financiering: Hoogte van de premie en de eigen bijdrage voor de Deelnemer
Artikel 19 Financiering Verplichte pensioenregeling
19.1 Premie
a. voor periode 2015 tot en met 2019
De premie voor de Verplichte pensioenregeling tot de Salarisgrens is vastgesteld voor een periode van vijf jaar. Deze periode loopt van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019. Gedurende deze periode worden de vastgestelde premiepercentages niet verhoogd of verlaagd, ook niet als er overschotten of tekorten zijn.
b. voor 2020
Voor 2020 is de premie gelijk aan de premie van 2019.
c. voor 2021, 2022 en 2023
Voor 2021 en 2022 is een nieuwe premieafspraak gemaakt. Gedurende deze periode worden de vastgestelde premiepercentages niet verhoogd of verlaagd, ook niet als er overschotten of tekorten zijn. Voor 2023 is de premie gelijk aan de premie van 2022.
19.2 Hoogte van de premie
De premie wordt geheven over de Pensioengrondslag. De hoogte van de premie staat vast en blijkt voor ieder jaar uit de hierna opgenomen tabel:
Jaar | Premiepercentage van de Pensioengrondslag |
2015 | 23,6% |
2016 | 23,2% |
2017 | 22,9% |
2018 | 23,0% |
2019 | 22,7% |
2020 | 22,7% |
2021 | 27,59% |
2022 | 27,98% |
2023 | 27,98% |
De regels voor de financiering van de Verplichte pensioenregeling zijn opgenomen in het Uitvoeringsreglement van het Fonds.
19.3 Werken in deeltijd
Voor de Deelnemer die in deeltijd werkt, geldt dat de premie die aan het Fonds is verschuldigd wordt berekend over de Pensioengrondslag waarbij rekening is gehouden met de Deeltijdfactor. Dit geldt ook voor de berekening van de eigen bijdrage in de premie van de Deelnemer zelf.
19.4 Eigen bijdrage van de Deelnemer in de premie voor de Verplichte pensioenregeling
a. De premies zijn verschuldigd door de Werkgever.
b. De Werkgever mag een eigen bijdrage inhouden bij de Deelnemer.
c. De eigen bijdrage voor de Deelnemer is gemaximeerd. Deze bedraagt in 2023 maximaal 38,92% van de totale premie die de Werkgever betaalt.
De eigen bijdrage voor de Deelnemer over eventuele variabele salarisbestanddelen in de Pensioengrondslag wordt in overleg tussen Werkgever en Deelnemer vastgesteld.
Artikel 20 Premiebetaling in bijzondere omstandigheden
20.1 Premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid
Voor de deelnemer die (gedeeltelijk) Arbeidsongeschikt is en de pensioenregeling premievrij voortzet, neemt het Fonds de premiebetaling voor de Verplichte regeling over voor het deel dat de deelnemer Arbeidsongeschikt is. Dit geldt ook voor de aanvullende regeling variabel loon. De voorschriften uit artikel 12 zijn hierop van toepassing.
20.2 Bijdrage van de Deelnemer bij voortzetting tijdens onbetaald ouderschapsverlof Als de Deelnemer ervoor kiest de pensioenopbouw voort te zetten tijdens onbetaald ouderschapsverlof dan wordt voor het ouderschapsverlofgedeelte de pensioenopbouw, voortgezet alsof er geen verlof wordt genoten. De Werkgever draagt 50% van de premie af. De Werkgever heeft de bevoegdheid deze 50% aan de Deelnemer door te belasten.
20.3 Bijdrage van de Deelnemer bij voortzetting tijdens overige vormen van onbetaald verlof
Een deelnemer die tijdens onbetaald verlof kiest voor voortzetting van de pensioenregeling betaalt de premie die hoort bij het onbetaald verlofdeel in beginsel zelf. De Werkgever draagt de premie af. De Werkgever heeft de bevoegdheid deze premie aan de Deelnemer door te belasten.
Een deelnemer die tijdens onbetaald verlof niet kiest voor voortzetting van de pensioenregeling is premie verschuldigd voor aantal uren waarvoor geen verlof wordt opgenomen. Voor het onbetaald verlof gedeelte is de Deelnemer geen premie verschuldigd. Er is dan geen opbouw van pensioen over de uren waarvoor verlof is opgenomen.
20.4 Bijdrage van de Deelnemer bij vrijwillige voortzetting zonder WW
Als de Deelnemer de deelname vrijwillig voortzet, dan betaalt hij de gehele premie zelf. De voorwaarden uit artikel 14 zijn hierop van toepassing.
20.5 Bijdrage van de Deelnemer bij vrijwillige voortzetting tijdens WW, ZW of private aanvulling van Stichting PAWW
Voor de periode dat de Deelnemer tijdens werkloosheid voortzet en ook een WW-, ZW-uitkering dan wel een uitkering uit de private aanvulling van Stichting PAWW ontvangt, betaalt hij 50% van de premie over 70% van de Pensioengrondslag die gold voorafgaand aan de eerste dag dat hij werkloos werd.
Als het pensioen ingaat: de pensioenuitkering
aanvragen en keuzemogelijkheden bij pensioneren
Artikel 21 Pensioenuitkeringen aanvragen en uitbetalen
21.1 Aanvraag ouderdomspensioen
De (Gewezen) Deelnemer dient de uitkering ten minste 1 maand voor de gewenste ingangsdatum van het ouderdomspensioen schriftelijk bij het Fonds aan te vragen. Het Bestuur kan de uitkering afhankelijk stellen van door de (Gewezen) Deelnemer te overleggen stukken waaruit het recht op uitkering blijkt.
21.2 Uitbetaling pensioenuitkeringen
Het pensioen wordt - onder inhouding en afdracht van de wettelijke inhoudingen - uitgekeerd in maandelijkse termijnen aan het eind van iedere kalendermaand.
De maanduitkering bedraagt 1/12 van het jaarlijkse pensioen.
Pensioenaanspraken uit meerdere deelnemingsperioden worden op de Pensioeningangsdatum samengeteld. Vervolgens wordt het totale pensioen uitgekeerd.
De uitkeringen vinden plaats in euro’s op een door de Pensioengerechtigde opgegeven bankrekening.
21.3 Afkoop van pensioen onder Xxxxxxxxxxx
Als het pensioen op de Pensioenrichtdatum lager is dan de Afkoopgrens, dan zal het Fonds een voorstel doen om de periodieke uitkering om te zetten in een eenmalig bedrag, zoals beschreven in artikel 15. De Deelnemer behoudt indien gewenst een recht op een periodieke uitkering in plaats van een eenmalig bedrag.
21.4 Nadere uitwerking
De wijze van aanvraag en uitbetaling van pensioenen is nader vastgelegd in de Beleidsregels.
Artikel 22 Keuzemogelijkheden bij pensioeningang
22.1 Algemene bepalingen
Een (Gewezen) Deelnemer kan op de Pensioeningangsdatum een aantal keuzes maken. Dit heet herschikken.
De (Gewezen) Deelnemer heeft de volgende keuzemogelijkheden op de Pensioeningangsdatum: Deeltijdpensionering (het ouderdomspensioen gaat gedeeltelijk in);
Uitruil van aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen;
Vervroegen of uitstellen ten opzichte van de Pensioenrichtdatum (het ouderdomspensioen gaat eerder of later in);
Hoog/laag-uitkering ouderdomspensioen of Laag/hoog-uitkering ouderdomspensioen
Ook combinaties van deze keuzemogelijkheden zijn toegestaan. Eenmaal gemaakte keuzes kunnen vanaf de eerste Pensioeningangsdatum niet meer ongedaan gemaakt worden.
Deelname aan het Generatiepact eindigt bij (deeltijd) pensioeningang.
Van de op grond van het Reglement beschikbare keuzemogelijkheden kan uitsluitend gebruik worden gemaakt in de volgorde zoals hierna in de artikelen 23 tot en met 27 is beschreven.
22.2 Alleen opgebouwde pensioenaanspraken kunnen worden herschikt
Alleen pensioenaanspraken die (al) zijn opgebouwd komen in aanmerking voor herschikking. Pensioenaanspraken op risicobasis, zoals partnerpensioen op risicobasis of wezenpensioen komen niet in aanmerking voor herschikking.
22.3 Fiscale en reglementaire beperkingen
Voor het herschikken van pensioenaanspraken gelden fiscale beperkingen en reglementaire beperkingen. Het Fonds zal de (Gewezen) Deelnemer hierover informeren als zijn aanpassingsverzoek de fiscale en/of reglementaire grenzen overschrijdt.
De eventuele fiscale gevolgen in verband met de herschikking komen volledig voor rekening van de betreffende (Gewezen) Deelnemer.
22.4 Instemming van (eventuele) Partner is vereist
In alle gevallen waarin de herschikkeuze leidt tot een verlaagd partnerpensioen is de instemming van de eventuele Partner vereist.
22.5 Actuariële tabellen
Bij het herschikken van de pensioenaanspraken wordt gerekend op basis van door het Bestuur vast te stellen actuariële en sekseneutrale factoren. Deze factoren zijn vastgelegd in de Beleidsregels.
22.6 Uitwerking in Beleidsregels
De herschikmogelijkheden zijn verder uitgewerkt in Beleidsregels.
Artikel 23 Deeltijdpensionering
23.1 Deeltijdpensionering
De (Gewezen) Deelnemer kan kiezen het pensioen gedeeltelijk te laten ingaan. De percentages waarmee de (Gewezen) Deelnemer het pensioen gedeeltelijk kan laten ingaan en de nader geldende voorwaarden, zijn uitgewerkt in de Beleidsregels. Voor het deel van het pensioen dat al is ingegaan, kunnen eenmaal gemaakte keuzes vanaf de eerste Pensioeningangsdatum niet meer ongedaan gemaakt worden.
Voor het deel van de pensioenaanspraken dat nog niet is ingegaan, blijft de deeltijdgepensioneerde (Gewezen) Deelnemer. Voor dit deel van de pensioenaanspraken blijven de keuze- en herschikmogelijkheden zoals beschreven in de artikelen 24 tot en met 27 van toepassing
Wanneer de (Gewezen) Deelnemer die kiest voor deeltijdpensionering gebruik wil maken van de herschikmogelijkheid zoals beschreven in artikel 27 (hoog/laag of laag/hoog), geldt de volgende beperking:
Van de herschikmogelijkheid bedoeld in artikel 27a kan alleen gebruik worden gemaakt wanneer de (Gewezen) Deelnemer volledig met pensioen gaat (bij de laatste deeltijdpensionering).
Een deeltijd Gepensioneerde die nog een Dienstbetrekking heeft bij een bij het Fonds aangesloten werk- gever blijft voor het restant van de Dienstbetrekking pensioen opbouwen tot uiterlijk aan de AOW-datum.
Artikel 24 Uitruil van pensioenaanspraken
24.1 Uitruilen van pensioenaanspraken
Het uitruilen van pensioenaanspraken is het omzetten van (een gedeelte van) de opgebouwde ouderdomspensioen aanspraken voor partnerpensioenaanspraken, of andersom.
Het risicodeel van het partnerpensioen en het wezenpensioen komen niet in aanmerking voor uitruil. Het Bijzonder partnerpensioen ten behoeve van een Ex-partner komt niet voor uitruil in aanmerking.
De Aanspraak- of Pensioenrechtigde heeft het recht om binnen de regels van het Pensioenreglement voor uitruil te kiezen.
24.2 Uitruilmoment en keuzeperiode
De (Gewezen) Deelnemer dient bij de pensioenaanvraag zijn keuze aan het Fonds kenbaar te maken. In geval de (Gewezen) Deelnemer verzoekt om (vervroegde) pensioeningang kan hij gebruik maken van de diverse uitruilmogelijkheden.
24.3 Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen
Bij deze vorm van uitruil kan de (Gewezen) Deelnemer vanaf de Pensioeningangsdatum (een deel van) het ouderdomspensioen inwisselen voor een hoger partnerpensioen. Het ouderdomspensioen wordt hierdoor lager.
24.4 Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen
Door deze vorm van uitruil kan de (Gewezen) Deelnemer (een deel van) het partnerpensioen inwisselen voor extra ouderdomspensioen. Het opgebouwde partnerpensioen wordt dan verlaagd of komt te vervallen.
Artikel 25 Vervroeging van ouderdomspensioen
25.1 Vroegste Pensioeningangsdatum
De (Gewezen) Deelnemer kan zijn pensioen eerder dan de richtdatumlaten ingaan. Een (Gewezen) Deelnemer kan zijn pensioen laten ingaan vanaf de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer 55 jaar wordt.
25.2 Intentieverklaring bij vervroegen meer dan vijf jaar voor de voor de Deelnemer geldende AOW-leeftijd
Een deelnemer die zijn pensioen meer dan vijf jaar voor de voor hem geldende AOW-leeftijd in laat gaan, moet een intentieverklaring tekenen. Hierin verklaart hij dat hij zijn arbeidzame leven beëindigt en niet van plan is om na pensioeningang nog inkomengenererende werkzaamheden te verrichten voor het deel dat hij zijn pensioen in laat gaan.
25.3 Herrekenen pensioen bij vervroegen
Het totaal opgebouwde ouderdomspensioen wordt in verband met de vervroeging herrekend naar de nieuwe Pensioeningangsdatum. Door deze herrekening valt de aanspraak op ouderdomspensioen lager uit.
25.4 Aanvraag tot vervroeging
Een aanvraag tot vervroeging van de Pensioeningangsdatum moet uiterlijk 1 maand voor de gewenste Pensioeningangsdatum bij het Fonds zijn ingediend. Het pensioen gaat in op de gewenste Pensioeningangsdatum doch ten minste 1 maand nadat het verzoek tot vervroeging door het Fonds wordt ontvangen. Als ingangsdatum komt slechts de eerste dag van een kalendermaand in aanmerking.
25.5 Geen vervroeging tijdens WW/PAWW
De Deelnemer die de pensioenopbouw voortzet in verband met werkloosheid kan niet vervroegd met pensioen zolang hij een loongerelateerde uitkering ontvangt.
Wanneer hij tegenover het Fonds verklaart dat de beëindiging van de uitkering is aangevraagd bij het UWV
- met ingang van de vervroegde Pensioeningangsdatum – kan het pensioen op dat moment ingaan.
25.6 Vervroeging tijdens arbeidsongeschiktheid
De Deelnemer die de pensioenopbouw voortzet in verband met arbeidsongeschiktheid mag het pensioen vervroegen. In dat geval zal de premievrije voortzetting worden gestopt.
Artikel 26 Uitstellen van Pensioen
26.1 Uitstel tot maximaal 5 jaar na AOW-datum
De Deelnemer kan zijn pensioen later dan de Pensioenrichtdatum in laten gaan. Dit kan uiterlijk tot en met de eerste van de maand van de voor de (gewezen) Deelnemer geldende AOW-datum plus 5 jaar.
26.2 Herrekening pensioenen bij uitstel
Het totale vóór de Pensioenrichtdatum opgebouwde ouderdomspensioen wordt in verband met het uitstel herrekend naar de nieuwe Pensioeningangsdatum. Door deze herrekening zal de aanspraak op ouderdomspensioen hoger uitvallen.
Artikel 27 Variatie in de hoogte van de pensioenuitkering:
(Hoog/laag- en laag/hoog)
Hoog/laag-uitkering Ouderdomspensioen
De (Gewezen) Deelnemer kan eenmalig kiezen voor variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen.
In dat geval kan de (Gewezen) Deelnemer kiezen voor:
a. een Ouderdomspensioen waarvan de laagste uitkering niet minder is dan 75% van de hoogste uitkering en/of
b. een Ouderdomspensioen ter grootte van ten hoogste 2 maal de AOW voor gehuwde personen, vermeerderd met de vakantietoeslag dat wordt uitgekeerd tot de AOW-datum.
De perioden beginnen op de eerste dag van een kalendermaand.
De keuze voor hoog-laag of laag-hoog heeft geen invloed op de hoogte van het partner- en wezenpensioen.
Wettelijke vrijstellingsregelingen
Er zijn twee wettelijke regelingen voor vrijstelling. Dit betreft:
a) Vrijstelling van deelname voor de Werkgever en alle bij de Werkgever werkzame Werknemers
b) Vrijstelling van de Werkgever of de individuele Werknemer wegens gemoedsbezwaarden
Artikel 28 Vrijstelling op wettelijke gronden
28.1 Vrijstelling van de Werkgever op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000
De Werkgever kan het Fonds verzoeken om vrijstelling van verplichte deelname en premiebetaling voor diens Werknemers aan het Fonds.
In het Vrijstellings- en boetebesluit bij de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 staat vermeld:
in welke gevallen vrijstelling wordt verleend;
aan welke voorwaarden moet worden voldaan om vrijstelling te verkrijgen; welke voorschriften het Fonds aan de vrijstelling moet of mag verbinden;
in welke gevallen en onder welke voorwaarden het Fonds een verleende vrijstelling kan intrekken.
Artikel 29 Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
29.1 Vrijstelling Werkgever wegens gemoedsbezwaren
De Werkgever die, volgens de Wet financiering sociale verzekeringen, gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekering, kan vrijstelling verkrijgen van verplichte deelname en premiebetaling aan het Fonds. De verdere bepalingen voor vrijstelling op grond van gemoedsbezwaren zijn opgenomen in het Uitvoeringsreglement.
29.2 Vrijstelling Werknemer wegens gemoedsbezwaren
De Werknemer die, volgens de Wet financiering sociale verzekeringen, gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekering, kan vrijstelling verkrijgen van verplichte deelname en premiebetaling aan het Fonds. De Werknemer moet zijn gemoedsbezwaren aan het Bestuur aannemelijk maken. Dit gebeurt door invulling en ondertekening van een hiervoor door het Fonds opgestelde modelverklaring. Het Fonds kan aan de vrijstelling voorwaarden verbinden.
Wanneer de Xxxxxxxxx is gehuwd, of een geregistreerd partnerschap of een Gezamenlijke huishouding heeft, moet ook de Partner instemmen met de aanvraag om aangemerkt te worden als gemoedsbezwaarde.
29.3 Spaarbijdrage is verschuldigd
Voor de vrijgestelde Werknemer is een spaarbijdrage aan het Fonds verschuldigd. Deze spaarbijdrage is gelijk aan de premie die voor de Werknemer verschuldigd zou zijn als er geen vrijstelling was verleend. De spaarbijdrage wordt bij de Werkgever in rekening gebracht. De Werkgever mag een deel van deze spaarbijdrage op het salaris van de vrijgestelde Werknemer inhouden.
29.4 Spaarbijdrage op spaarrekening
De spaarbijdrage die het Fonds ontvangt voor een vrijgestelde Werknemer, wordt op een geblokkeerde spaarrekening geboekt, onder aftrek van vier procent van de spaarbijdrage voor administratiekosten.
Deze spaarrekening staat op naam van de vrijgestelde Werknemer. Jaarlijks per 1 januari wordt over het saldo op de spaarrekening interest bijgeschreven tot de Pensioenrichtdatum. Het interestpercentage
is het gemiddelde u-rendement van het voorgaande jaar. Wanneer het u-rendement negatief is, zal het
u-rendement op nul worden gesteld. Het u-rendement is een gemiddelde van de rente die betaald wordt door de overheid op staatsobligaties.
29.5 Uitkering van het spaarsaldo
De vrijgestelde Werknemer heeft geen vrije beschikking over het spaarsaldo.
Vanaf de Pensioenrichtdatum wordt het spaarsaldo gedurende 15 jaar, als maandelijkse gelijkblijvende uitkering aan de vrijgestelde Werknemer verstrekt. Bij het bepalen van de uitkering wordt gerekend met het u-rendement zoals in artikel 29.4 is omschreven, geldend per 1 januari van het jaar van pensioeningang. Wanneer het u-rendement negatief is, zal het u-rendement op nul worden gesteld.
Bij overlijden voor de Pensioenrichtdatum wordt het spaarsaldo gedurende 15 jaar als maandelijkse gelijkblijvende uitkering aan de Partner van de vrijgestelde Werknemer verstrekt. Indien er geen Partner is, wordt de uitkering verstrekt aan de Kinderen. De uitkering aan hen eindigt uiterlijk op hetzelfde moment als een wezenpensioen zou eindigen of zoveel eerder als de termijn van vijftien jaar afloopt.
Bij overlijden na de Pensioenrichtdatum wordt het resterende deel van het saldo in maandelijkse gelijkblijvende termijnen gedurende de resterende periode aan de Partner uitgekeerd. Indien er geen Partner is, wordt de uitkering verstrekt aan de Kinderen. De uitkering aan hen eindigt uiterlijk op hetzelfde moment als een wezenpensioen zou eindigen of zoveel eerder als de termijn van vijftien jaar afloopt.
Als er geen Partner of Kinderen (meer) zijn, wordt het volledige (resterende) saldo aan de erfgenamen uitgekeerd.
29.6 Beëindiging van de vrijstelling
De aan een Werknemer verleende vrijstelling wordt in de volgende situaties beëindigd: Op verzoek van de vrijgestelde Werknemer.
Als naar oordeel van het Bestuur de gemoedsbezwaren niet meer aanwezig zijn.
Als de door het Fonds gestelde voorwaarden niet door de vrijgestelde Werknemer worden nageleefd.
Na beëindiging van de vrijstelling wordt voor de vrijgestelde Werknemer alsnog de pensioenregeling volledig van kracht. De voor en door hem betaalde spaarbijdragen worden dan als betaalde premies beschouwd.
Informatieverstrekking
Artikel 30 Informatieverstrekking
30.1 Informatie door het Fonds aan de Aanspraakgerechtigden en Pensioengerechtigden
a. Het Fonds informeert de (Gewezen) Deelnemers, andere Aanspraakgerechtigden en Pensioengerechtigden op de manier die het Fonds van belang vindt om goed inzicht te geven in hun pensioensituatie. Hierbij zal het Fonds minimaal de wettelijke voorschriften naleven.
b. Een verdere uitwerking van de wijze van informatieverstrekking door het Fonds is te vinden in de
Beleidsregels. In de Beleidsregels is onder meer te vinden Informatie bij aanvang deelname
Informatie bij einde deelname
Informatie aan Aanspraakgerechtigden en Pensioengerechtigden periodiek Informatie aan Ex-partners bij Scheiding
Informatie voorafgaand aan Pensioeningang Informatie over vrijwillige regelingen
30.2 Informatieplicht van de (Gewezen) Deelnemer, andere Aanspraakgerechtigde en Pensioengerechtigde
a. Elke (Gewezen) Deelnemer, andere Aanspraakgerechtigde en Pensioengerechtigde is verplicht tijdig alle gegevens en bewijsstukken te verstrekken aan het Fonds waarvan het Fonds vindt dat deze gegevens of stukken nodig zijn voor de uitvoering van het Pensioenreglement.
b. Elke (Gewezen) Deelnemer, andere Aanspraakgerechtigde en Pensioengerechtigde is verplicht
elke voor hem kenbare (vermoedelijke) onjuistheid of onvolledigheid in pensioenopgaven en/of correspondentie van het Fonds, zo spoedig mogelijk aan het Fonds te melden.
c. Als (salaris-)opgaven en/of andere gegevens niet, niet juist, niet tijdig of niet volledig aan het Fonds
zijn verstrekt, is het Bestuur met inachtneming van de betreffende wet- en regelgeving bevoegd de daaruit voortvloeiende wijzigingen in aanspraken, rechten en/ of premieheffing - al dan niet met terugwerkende kracht - aan te brengen.
Collectieve en individuele aanvullende regelingen
Artikel 31 Collectieve en individuele aanvullende regelingen
31.1 Uitleg Mogelijkheden
Werkgevers en Deelnemers hebben in gezamenlijk overleg de mogelijkheid om naast de Verplichte pensioenregeling collectieve en individuele aanvullende pensioenregelingen bij het Fonds te verzekeren.
31.2 De Werkgever kan de volgende collectieve aanvullende regelingen verzekeren:
Pensioenopbouw boven Salarisgrens, laag Pensioenopbouw boven Salarisgrens, hoog WIA-excedentpensioen.
Optimaal Pensioen Inkoop. Pensioenopbouw over Variabel loon
Wanneer een Werkgever één of meer van deze collectieve aanvullende regelingen verzekert, dan geldt verplichte deelname aan deze aanvullende regeling(en). De verplichte deelname geldt voor alle Deelnemers die bij de Werkgever in dienst zijn.
Voor deze collectieve aanvullende regelingen bestaan aparte reglementen als aanvulling op dit reglement.
De collectieve aanvullende regelingen worden hierna toegelicht.
31.3 Pensioenopbouw boven Salarisgrens
Deze collectieve aanvullende regeling bouwt pensioen op over het gedeelte van het salaris dat uitstijgt boven de Salarisgrens (Pensioenopbouw boven Salarisgrens). De opbouw, dekking en uitbetaling van de pensioenen over het gedeelte van het Pensioengevend salaris boven de Salarisgrens vindt plaats conform de desbetreffende Pensioenregeling.
De Werkgever kan de volgende collectieve aanvullende regelingen verzekeren:
a. Pensioenopbouw boven Salarisgrens, laag;
b. Pensioenopbouw boven Salarisgrens, hoog.
Voor deze collectieve aanvullende regeling wordt een premie bij de Werkgever in rekening gebracht. De Werkgever mag een bijdrage in deze premie bij de Werknemer in rekening brengen.
31.4 WIA-excedentpensioen
Deze collectieve aanvullende regeling verzekert een aanvulling op de WIA-uitkering. De Werknemer die meer verdient dan het maximum WIA-loon, ontvangt bij arbeidsongeschiktheid geen WIA-uitkering over het Pensioengevend salaris boven het maximum WIA-loon. Met deze collectieve aanvullende regeling ontvangt de arbeidsongeschikte Deelnemer naast zijn WIA-uitkering een aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen boven het maximum WIA-loon.
Voor deze collectieve aanvullende regeling wordt een premie bij de Werkgever in rekening gebracht. De Werkgever mag een bijdrage in deze premie bij de Werknemer in rekening te brengen.
De exacte invulling van deze collectieve aanvullende regeling (70%, 75% of 80% van het Pensioengevend salaris boven het maximum WIA-loon) gebeurt op het moment van sluiten in overleg tussen het Fonds en de Werkgever en is opgenomen in het reglement WIA-excedent pensioen 2015.
31.5 Optimaal Pensioen Inkoop
In deze collectieve aanvullende regeling kan binnen de voor dat kalenderjaar geldende fiscale grenzen extra pensioen worden opgebouwd. Deze regeling is niet bestemd voor Deelnemers voor wie extra pensioenaanspraken als bedoeld in de Overgangsregeling VPL PME zijn ingekocht.
Voor deze collectieve aanvullende regeling wordt een actuariële premie dan wel een koopsom in rekening gebracht. De Werkgever mag een bijdrage in de premie bij de Werknemer in rekening brengen. De exacte invulling van deze collectieve aanvullende regeling gebeurt op het moment van sluiten tussen het Fonds en de Werkgever.
31.6 Pensioenopbouw over Variabel loon
De variabele loonbestanddelen met de eventueel daarover verleende vakantietoeslag behoren slechts tot het Pensioengevend salaris indien zulks is overeengekomen in een tussen de Werkgever en Werknemers gesloten collectieve (aanvullende) pensioenovereenkomst.
Welke variabele loonbestanddelen behoren tot het Pensioengevend salaris wordt bepaald door de pensioenovereenkomst tussen Werkgever en Werknemer. Tot de vaste variabele loonbestanddelen kunnen onder meer behoren:
ploegentoeslag
vergoeding voor afwijkende werktijden SAO-toeslag
Voorts kunnen tot het Pensioengevend salaris behoren Incidentele variabele loonbestanddelen zoals: niet gegarandeerd tantième
winstdeling bonus gratificatie
31.7 De Deelnemer kan in overleg met zijn Werkgever de volgende individuele aanvullende regeling verzekeren:
ANW-hiaatpensioen.
De Deelnemer kan alleen een individuele aanvullende regeling verzekeren als zijn Werkgever deze verzekering niet collectief heeft verzekerd. Wanneer een Deelnemer een ANW- hiaatpensioen wil verzekeren, is de Werkgever verplicht hieraan zijn medewerking te verlenen.
Artikel 32 ANW-hiaatpensioen
32.1 Wat is ANW-hiaatpensioen?
ANW-hiaatpensioen is een vrijwillige aanvullende regeling voor extra tijdelijk partnerpensioen. Een deelnemer heeft de mogelijkheid ten behoeve van de Partner een aanspraak op ANW-hiaatpensioen te verzekeren. ANW-hiaatpensioen als individuele aanvullende regeling kan alleen als een Werkgever deze verzekering elders niet collectief heeft verzekerd.
De algemene bepalingen uit het Pensioenreglement zijn onverkort van toepassing op de het ANW- hiaatpensioen.
32.2 Begripsomschrijvingen
In aanvulling op dan wel in afwijking van de definities in de Verplichte pensioenregeling gelden voor het ANW-hiaatpensioen de volgende begripsomschrijvingen:
a. AOW-datum:
Voor ANW-uitkeringen ingegaan vóór 2018 is dit voor de Belanghebbende de geldende AOW-datum op het ingangsmoment van deze uitkering.
Voor ANW-uitkeringen ingegaan in 2020, 2021 en 2022 is dit voor de Belanghebbende de geldende AOW-datum gemaximeerd op 69 jaar en 6 maanden. Voor ANW-uitkeringen ingegaan in 2023 of later is dit voor de Belanghebbende de geldende AOW-datum gemaximeerd op 70 jaar.
b. Deelnemer: de Werknemer die Deelnemer is aan de Verplichte pensioenregeling van het Fonds en die
gekozen heeft voor deelneming aan deze Aanvullende regeling.
32.3 Ingang deelname en verzekering ANW-hiaatpensioen
De deelname aan en verzekering van ANW-hiaatpensioen gaat in per de datum waarop de Deelnemer kiest voor deelname aan het ANW-hiaatpensioen. De keuze van de Deelnemer voor deelname aan het ANW-hiaatpensioen blijkt uit een door de Deelnemer ondertekende offerte. De Deelnemer ontvangt in ieder geval een offerte aan het begin van de deelname aan de Verplichte pensioenregeling. Daarnaast kan de Deelnemer op ieder moment een offerte voor het ANW-hiaatpensioen aanvragen bij het Fonds.
De deelname aan en verzekering van het ANW-hiaatpensioen kan niet eerder ingaan dan het moment dat de Deelnemer voldoet aan de volgende voorwaarden:
de Deelnemer neemt op basis van een Dienstbetrekking deel aan de Verplichte pensioenregeling; en de Deelnemer heeft een Partner.
32.4 Einde deelname en verzekering van ANW-hiaatpensioen
De deelname aan en verzekering van ANW-hiaatpensioen eindigt op het vroegste van de volgende tijdstippen:
a. bij het einde van de Dienstbetrekking tussen Werkgever en Deelnemer, tenzij de Deelnemer tijdig
kiest voor vrijwillige voortzetting op grond artikel 32.10 of recht heeft op (gedeeltelijke) premievrije voortzetting op grond van 32.11;
b. op de Pensioeningangsdatum, tenzij de Gepensioneerde - voor wie het ANW-hiaatpensioen
onmiddellijk voorafgaand aan de Pensioeningangsdatum was verzekerd – tijdig kiest voor vrijwillige voortzetting op grond van artikel 32.10;
c. op een door het Fonds te bepalen tijdstip indien de premie niet tijdig is voldaan;
d. per de eerste van een kalenderkwartaal indien de Deelnemer of Gepensioneerde voor de eerste van de daaraan voorafgaande maand deze verzekering heeft opgezegd
x. xxxxx xx Xxxxxxxxx geen Partner meer heeft;
f. op de eerste dag van de maand voorafgaand aan de maand waarop de Partner de AOW-datum bereik.
De Gewezen Deelnemer die na beëindiging van de deelneming recht heeft op een WW-uitkering of uitkering uit private aanvulling van Stichting PAWW, behoudt gedurende de periode dat hij deze
uitkering ontvangt, aanspraak op ANW-hiaatpensioen ten behoeve van de Partner. De aanspraak op ANW-hiaatpensioen bedraagt het verzekerde bedrag bij het einde van de Dienstbetrekking.
32.5 Verzekerde ANW-hiaat pensioenbedragen
a. De Deelnemer heeft bij de aanvang van de verzekering en per 1 januari van enig daaropvolgend jaar de keuze uit drie standaard te verzekeren ANW-hiaatpensioenbedragen. De hoogte van de te verzekeren standaard ANW-hiaatpensioenbedragen wordt jaarlijks door het Bestuur vastgesteld.
b. De Deelnemer die volledig onbetaald verlof geniet dan wel het ANW-hiaatpensioen voortzet op grond
van artikel 32.10 kan het verzekerde ANW-hiaatpensioenbedrag niet verhogen.
c. De Deelnemer voor wie het ANW-hiaatpensioen (gedeeltelijk) premievrij wordt voortgezet in verband met Arbeidsongeschiktheid op grond van artikel 32.11 kan het verzekerde ANW-hiaatpensioenbedrag niet verhogen.
d. Een verzoek om per 1 januari van enig jaar een ander pensioenbedrag dan voorheen te verzekeren,
dient vóór de eerste december daaraan voorafgaande door het Fonds te zijn ontvangen.
e. De verzekerde Deelnemer wordt jaarlijks schriftelijk op de hoogte gesteld van het gekozen verzekerd bedrag.
f. Het verzekerde bedrag wordt jaarlijks aangepast met het percentage van de verhoging van de wettelijke ANW-uitkering en naar boven afgerond op € 100. De afronding mag er niet toe leiden dat het verzekerd ANW-hiaatpensioen het fiscaal maximaal toegestane ANW-hiaatpensioen als bedoeld in artikel 18f Wet op de loonbelasting 1964 overstijgt. Als er geen verhoging plaatsvindt, dan blijven de verzekerde bedragen ongewijzigd.
32.6 De voorwaardelijke toeslagverlening (Indexatie)
De toeslagverlening van het ingegane ANW-hiaatpensioen is gelijk aan de toeslagverlening voor in het ingegane Partnerpensioen. Als het Fonds besluit tot verlaging van het ingegane Partnerpensioen, dan zal het ingegane ANW-hiaatpensioen op dezelfde wijze worden verlaagd. Het ingegane ANW-hiaatpensioen mag na de toeslagverlening echter nooit meer bedragen dan op grond van artikel 18f Wet op de loonbelasting 1964 is toegestaan.
32.7 Uitsluitingen / Geen recht op uitkering
Geen recht op ANW-hiaatpensioen bestaat:
a. indien een Deelnemer binnen een half jaar na de aanvang van de verzekering van een ANW-hiaat- pensioen overlijdt én indien uit een verklaring van een door het Fonds aan te wijzen medisch adviseur blijkt dat de gezondheidstoestand van de Deelnemer bij de aanvang van de verzekering dusdanig was dat het spoedig overlijden redelijkerwijs was te verwachten.
b. voor een Partner die de Deelnemer van het leven heeft beroofd of daaraan medeplichtig/medepleger
was.
c. bij deelname van de Deelnemer aan enige niet-Nederlandse gewapende dienst; gewapende conflict, burgeroorlog, opstand, binnenlandse onlusten, oproer of muiterij, tenzij de Partner bewijst dat het overlijden hierdoor noch direct, noch indirect heeft plaatsgehad. De zes genoemde vormen van molest, alsmede de definities daarvan vormen een onderdeel van de tekst die door het Verbond van Verzekeraars in Nederland is gedeponeerd op 2 november 1981 ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage onder nummer 136/1981;
d. bij atoomkernreacties of radioactiviteit, tenzij toegepast bij medische behandeling van de Deelnemer;
e. als het overlijden het gevolg is van het Terrorismerisico.
Onder Terrorismerisico wordt verstaan: (handelingen of gedragingen ter voorbereiding van) terrorisme, kwaadwillige besmetting of preventieve maatregelen. Deze omschrijvingen zijn ontleend aan het clausuleblad terrorismedekking bij de NHT en zijn in de Beleidsregels bij dit reglement opgenomen.
Voor de Deelnemer waarvoor bij het Fonds reeds een ANW-hiaatpensioen is of was verzekerd onder verzwarende omstandigheden zoals uitsluitingen of verhoging van verschuldigde premies, blijven deze verzwarende omstandigheden van toepassing ook indien de Deelnemer wordt aangemeld voor de verzekering van ANW-hiaatpensioen conform dit hoofdstuk c.q. een bestaande verzekering verhoogt.
32.8 Toekenning en uitbetaling
a. Het recht op ANW-hiaatpensioen ontstaat op het moment van overlijden van de Deelnemer.
b. De uitkering gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Deelnemer overlijdt, mits de Partner alsdan in leven is.
32.9 Beëindiging van de uitkering
Het ANW-hiaatpensioen eindigt:
a. op de laatste dag van de maand waarin de Partner overlijdt;
b. op de laatste dag van de maand voorafgaande aan de maand waarin de Partner de voor hem geldende AOW-datum bereikt.
32.10. Voortzetting na einde Dienstbetrekking of pensionering
a. Een bestaande deelname aan en verzekering van het ANW-hiaatpensioen kan vrijwillig worden voortgezet:
- na het einde van de Dienstbetrekking tenzij de Deelnemer Arbeidsongeschikt is; en
- vanaf de Pensioeningangsdatum.
Voor vrijwillige voortzetting na het einde van de Dienstbetrekking is vereist dat ook de Verplichte pensioenregeling wordt voortgezet. De Deelnemer is tijdens de voortzetting zelf de premie voor het ANW-hiaatpensioen verschuldigd aan het Fonds.
b. De vrijwillige voortzetting eindigt:
- zodra de voortzetting van de Verplichte pensioenregeling stopt;
- op de dag waarop de Partner de AOW-datum bereikt;
- zodra de Deelnemer of Gepensioneerde de vrijwillige voortzetting zelf beëindigt.
De voortzetting moet binnen één jaar na einde Dienstbetrekking dan wel drie maanden voorafgaand aan Pensioeningangsdatum worden aangevraagd.
32.11 Arbeidsongeschiktheid
a. Indien een Deelnemer aan het ANW-hiaatpensioen Arbeidsongeschikt wordt, betaalt het Fonds (een deel van) de voor de verzekering verschuldigde premie. De (gedeeltelijke) premievrijstelling wordt vastgesteld op grond van de onderstaande tabel:
Mate van Arbeidsongeschiktheid (UWV) | Percentage premievrijstelling door Fonds |
80 tot en met 100% | 100% |
65 tot 80% | 72,5% |
55 tot 65% | 60% |
45 tot 55% | 50% |
35 tot 45% | 40% |
<35% | 0% |
Zolang de Dienstbetrekking van de (gedeeltelijk) Arbeidsongeschikte Deelnemer in stand blijft, blijft de verzekering van het ANW-hiaatpensioen in stand op basis van het voor de betreffende Deelnemer verzekerde ANW-hiaatpensioenbedrag.
b. Wanneer de Dienstbetrekking van de arbeidsongeschikte Deelnemer is beëindigd dan wordt de deelname aan en verzekering van het ANW-hiaatpensioen voortgezet op basis van de mate van Arbeidsongeschiktheid. Het verzekerde ANW-hiaatpensioenbedrag wordt aangepast naar rato van het percentage van de premievrijstelling door het Fonds, overeenkomstig de tabel hierboven.
c. De artikelen 12.2 lid e, 12,2 lid g, 12.3, 12.4, 12.6 en 12.7 zijn van overeenkomstige toepassing.
d. Als na het einde van de Dienstbetrekking de mate van arbeidsongeschiktheid daalt, dan daalt de mate van premievrije voortzetting (en dus het verzekerde ANW-hiaatpensioenbedrag) zoals is weergeven in de bovengenoemde tabel. Als daarna de mate van arbeidsongeschiktheid weer hoger wordt, dan kan de mate van premievrije voortzetting (en dus het verzekerde ANW-hiaatpensioenbedrag) nooit hoger worden dan de mate die gold bij het einde van de Dienstbetrekking met de Werkgever.
32.12 Ouderschapsverlof
Tijdens ouderschapsverlof blijft de dekking van het ANW-hiaatpensioen ongewijzigd in stand.
32.13 Financiering
a. De premie voor het ANW-hiaatpensioen wordt jaarlijks vastgesteld. Deze premie wordt berekend met inachtneming van de leeftijd op 1 januari van de Deelnemer en de Partner. De Werkgever draagt de premie af aan het Fonds. De Werkgever kan (een deel van) de premie doorbelasten aan de Deelnemer door inhouding daarvan op zijn salaris.
b. Een Deelnemer of Gepensioneerde die het ANW-hiaatpensioen vrijwillig voortzet, moet de premie zelf betalen.
c. Een Deelnemer die de pensioenopbouw vrijwillig voortzet én een WW-uitkering of PAWW-uitkering ontvangt, is gedurende de WW-uitkering en PAWW-uitkering geen premie verschuldigd voor het ANW-hiaatpensioen. Het Fonds neemt gedurende de WW-uitkering en PAWW- uitkering de premie voor zijn rekening.
d. Voor de Deelnemer die (gedeeltelijk) Arbeidsongeschikt is en die recht heeft op premievrijstelling,
neemt het Fonds de premiebetaling van de ANW-hiaatpensioenverzekering over voor het deel dat de deelnemer Arbeidsongeschikt is volgens de tabel in 32.11.
e. Een Deelnemer die gedeeltelijk onbetaald verlof opneemt, is de volledige premie voor het ANW-
hiaatpensioen verschuldigd.
32.14 Gezondheidswaarborgen
Bij het sluiten van de verzekering van een ANW-hiaatpensioen worden geen gezondheidswaarborgen gevraagd. Wel kunnen gezondheidswaarborgen worden gevraagd
als de keuze voor deelname aan het ANW-hiaatpensioen wordt gemaakt op een tijdstip dat is gelegen later dan drie maanden na:
a. voor de Deelnemer die is gehuwd of een geregistreerd partnerschap heeft
de datum waarop het Fonds de offerte bij het begin van de deelname aan de Verplichte pensioenregeling aan de Deelnemer heeft verstuurd; dan wel
b. voor de Deelnemer die een Gezamenlijke huishouding heeft
de datum waarop het Fonds de informatie bij het begin van de deelname aan de Verplichte pensioenregeling aan de Deelnemer heeft verstuurd; dan wel
c. de datum waarop de Deelnemer een Partner heeft,
of
als het te verzekeren ANW-hiaatpensioenbedrag op verzoek van de Deelnemer wordt verhoogd.
Indien het Fonds op basis van de medische beoordeling besluit dat het verzoek om verzekering van ANW- hiaatpensioen niet gehonoreerd wordt, dan wordt de verzekering, of de aangevraagde verhoging van het verzekerd bedrag, geacht nooit tot stand te zijn gekomen.
32.15 Overige bepalingen
Het Fonds is bevoegd de tarieven en overige condities van het ANW-hiaatpensioen en bloc aan te passen. Indien de Deelnemer niet akkoord gaat met de aanpassing heeft de Deelnemer het recht de deelneming binnen drie maanden na kennisgeving van de wijziging schriftelijk te beëindigen door opzegging tegen het einde van de vermelde driemaands periode.
Artikel 33 Overgangsbepalingen
33.1 Op 31 december 2015 bestaande arbeidsongeschikten
Vaststelling extra aanspraken
1. Alleen voor Deelnemers voor wie de mate van arbeidsongeschiktheid op 31 december 2015 80% tot 100% bedraagt, wordt een extra aanspraak op ouderdomspensioen plus partnerpensioen bepaald.
2. De extra aanspraak ouderdomspensioen bedraagt 5% van de Pensioengrondslag per 31 december 2015 vermenigvuldigd met 1,875% maal het aantal jaren tot de AOW-datum van de Deelnemer.
3. De extra aanspraak op partnerpensioen bedraagt 50% van de extra aanspraak op ouderdomspensioen.
4. De vaststelling van de extra aanspraken vindt alleen plaats voor die Deelnemers waarvoor ultimo 2015 al premievrijstelling op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% tot 100% is toegekend.
33.2 ANW-hiaatpensioen
Als de deelname aan het ANW-hiaatpensioen vóór 2017 is gestart, blijft dit ongewijzigd in stand. De keuzes conform het Pensioenreglement geldend per 1 januari 2016 blijven van toepassing.
Dit betekent dat:
de destijds gekozen verzekerde bedragen blijven gelden tenzij de deelnemer kiest of heeft gekozen voor de huidig verzekerde bedragen. Als het verzekerde bedrag wordt verhoogd kunnen gezondheidswaarborgen worden gevraagd; en
de vóór 2017 ingegane ANW-uitkering loopt door tot de geldende AOW-datum bij aanvang van de ANW-uitkering.
33.3 Omzetting van aanspraken met pensioenrichtleeftijd 67 jaar naar aanspraken op pensioenrichtleeftijd 68 jaar
1. De per 31 december 2017 opgebouwde aanspraak van de (Gewezen) Deelnemer op ouderdomspensioen uit de Pensioenregeling 2015 inclusief de verleende indexaties wordt per 31 december 2017 mede met inachtneming van het bepaalde in artikel 18d, lid 1 en 2, van de Wet op de loonbelasting 1964, omgezet in een aanspraak op ouderdomspensioen met een pensioenrichtleeftijd van 68 jaar.
De omzettingsfactor hiervoor is vastgesteld op 1,06291.
2. Omzetting vindt plaats op basis van collectief actuariële gelijkwaardigheid. De factoren zijn voor Deelnemers en Gewezen Deelnemers gelijk.
3. De op 31 december 2017 bestaande rechten op verevende pensioenaanspraken worden gewijzigd. Het recht op verevening van pensioenaanspraken die vóór 1 januari 2018 bij het Fonds zijn verkregen blijft ook na de omzetting bestaan.
4. De op 31 december 2017 bestaande aanspraken op bijzonder partnerpensioen worden niet omgezet.
De vanaf 1 januari 2018 geldende bepalingen inzake indexatie van pensioenen en aanspraken zijn wel van toepassing.
5. De per 31 december 2017 opgebouwde aanspraken op partnerpensioen van de (Gewezen)
Deelnemer respectievelijk de verworven aanspraak op risicopartnerpensioen van de Deelnemer worden per 31 december 2017 niet omgezet.
6. De per 31 december 2017 opgebouwde aanspraken op wezenpensioen van de (Gewezen) Deelnemer
worden per 31 december 2017 niet omgezet.
33.4 Overgangsregeling voor en op 1 januari 2022 uitkerende wezenpensioenen
Een voor 1 januari 2022 reeds toegekend en op 1 januari 2022 uitkerend wezenpensioen wordt door het Fonds uitgekeerd tot het einde van de maand dat het Kind de leeftijd van 25 jaar bereikt.
Als het Kind na dat moment voor werkzaamheden beschikbare tijd hoofdzakelijk aan een studie of beroepsopleiding besteedt, kan de uitkeringsduur van het wezenpensioen worden verlengd het einde van de maand dat het Kind de leeftijd van 27 jaar bereikt. “Hoofdzakelijk” betekent hier het volgen van een voltijdsopleiding of voltijdstudie. Het Kind wordt gevraagd hiervoor bewijsstukken te overleggen. De eisen hiervoor kunnen worden vastgelegd in de Beleidsregels. Wanneer het Kind zijn voltijdsopleiding
of –studie onderbreekt en daarna weer hervat voor het moment dat hij de leeftijd van 27 jaar bereikt, herleeft het recht op wezenpensioen niet.
Wanneer een Kind – zoals gedefinieerd in de pensioenreglementen die golden voor 1 januari 2022 - op of na 1 januari 2022 (weer) voldoet aan de voorwaarden van de per die datum herziene definitie Kind, herleeft een vóór 1 januari 2022 geëindigd recht op wezenpensioen niet.
33.5 Keuze tijdens onbetaald verlof
Vanaf 1 januari 2022 kan een Deelnemer er op grond van artikel 17.4 niet meer voor kiezen de pensioenopbouw voor 50% voort te zetten tijdens onbetaald verlof dat op of na die datum begint. Wanneer de voortzetting is begonnen voor 1 januari 2022 en de Deelnemer er toen voor koos de pensioenopbouw voor 50% voort te zetten, wordt die keuze voor de betreffende periode van onbetaald verlof geëerbiedigd.
33.6 Overgangsregeling: het verevend ouderdomspensioen volgt de keuzes van de Gepensioneerde
Wanneer de uitkering van een verevend ouderdomspensioen aan de Ex-partner voor 1 januari 2022 is gestart, volgt het verevend ouderdomspensioen alle keuzes die de Gepensioneerde op grond van de artikelen 23 tot en met 27 heeft gemaakt.
33.7 Overgangsregeling deeltijdpensionering
De (Gewezen) Deelnemer die op of na 1 januari 2022 met pensioen gaat en op grond van artikel 23 kiest voor deeltijdpensionering kan de in artikel 27.a beschreven variatiemogelijkheid uitsluitend toepassen bij de laatste deeltijdpensionering (volledige pensionering). Wanneer een (Gewezen) Deelnemer voor 1 januari 2022 met pensioen is gegaan en daarbij koos voor deeltijdpensionering, mag hij de in artikel 27.a beschreven variatiemogelijkheid toepassen bij alle daarop volgende deeltijdpensioneringen.
Artikel 34 Juridische bepalingen
34.1 Fiscale maxima
Bij de vaststelling van pensioenaanspraken en ingegane pensioenen worden de op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 en het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 aangegeven maxima en begrenzingen in aanmerking genomen en nageleefd.
34.2 Verbod op afkoop
Pensioenaanspraken en ingegane pensioenen kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, behalve in die gevallen die zijn aangegeven in of krachtens de Pensioenwet.
Artikel 35 Wijziging pensioenreglement
35.1 Wijziging van dekkingen, aanspraken en regelingen
Het Bestuur is bevoegd om dekkingen, aanspraken en regelingen zoals omschreven in dit reglement te wijzigen of te verminderen. Als het Bestuur daartoe besluit, dan moeten de bepalingen uit de statuten, reglementen en de wet in acht worden genomen.
35.2 Glijclausule fiscaal
Als op grond van artikel 19c Wet LB wordt beslist, dat onderdelen van het pensioenreglement zoals geldend vanaf 1 januari 2015, leiden tot een onzuivere pensioenregeling, is het pensioenfonds bevoegd zonder uitstel de regeling met terugwerkende kracht tot de inwerkingtreding van de betreffende onderdelen zodanig aan te passen dat alsnog sprake is van een zuivere pensioenregeling.
Artikel 36 Klachten- en geschillenprocedure
36.1 Klacht voorleggen
De Belanghebbende die bezwaar heeft tegen een beslissing op grond van dit Pensioenreglement of een Aanvullend reglement van het Fonds, kan zijn bezwaar schriftelijk, per mail of telefonisch voorleggen aan PME. Als een Belanghebbende een Klacht heeft over de bejegening door het Fonds, kan de Belanghebbende zijn Klacht schriftelijk, per mail of telefonisch indienen bij de klachtencoördinator voor PME.
36.2 Klachten- en geschillenregeling
Het Bestuur heeft de klachten- en geschillenprocedure neergelegd in een Klachten- en geschillenreglement.
Artikel 37 Hardheidsbepaling
Het Bestuur heeft de bevoegdheid om op verzoek van een Belanghebbende in bijzondere gevallen in het voordeel van de Belanghebbende af te wijken van toepassing van het reglement, wanneer toepassing van het reglement naar het oordeel van het Bestuur leidt tot een onredelijke uitkomst.
Artikel 38 Inwerkingtreding
Het Pensioenreglement is in werking getreden per 1 januari 2015 en voor het laatst gewijzigd met ingang van 1 januari 2023.
Mail of bel gerust. Wij helpen u graag: PME pensioenfonds
via het contactformulier op xxx.xxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxx 088 - 0000 000