Draagkrachtnormen Keurmerk Private Lease per 1-11-2022
Draagkrachtnormen Keurmerk Private Lease per 1-11-2022
2079356335-149 / versie 2.1
1 november 2022
Om te toetsen of de lasten van een private leasecontract door de consument gedragen kunnen worden, hanteert de Deelnemer bij de beoordeling van de financiële positie van de consument de Draagkrachtnormen Keurmerk Private Lease. Deze draagkrachtnormen zijn op een aantal essentiële punten gewijzigd ten opzichte van de eerdere versies. Deze versie is geldig vanaf 1 november 2022.
De draagkrachtnorm is het bedrag dat de consument, na aftrek van vaste lasten, te allen tijde voor levensonderhoud beschikbaar moet hebben. Nieuw hierbij is dat er onderscheid wordt gemaakt op basis van de woonsituatie (huurwoning versus eigen woning).
Bij de vaststelling van de normbedragen en de bijbehorende berekeningen wordt uitgegaan van het netto inkomen inclusief toeslagen en vakantiegeld. Voor de bepaling van deze toeslagen en het vakantiegeld is een forfaitaire benadering toegestaan.
De basisnormen en de minimumnormen die gehanteerd moeten worden voor de hogere inkomens, zijn opgenomen in de onderstaande tabel. De te hanteren normbedragen zijn afhankelijk van de woon-/leefsituatie en worden jaarlijks aangepast.
Basisnormen per 1 november 2022 (alle bedragen per maand):
Huurwoning
Alleenstaand Alleenstaand
met kinderen
Paar Paar met kinderen
Basisnormbedrag | € | 958 | € | 1.596 | € | 1.412 | € | 1.948 |
Variabele opslag bij netto maandinkomen > € 1.523 | 15,0% | 12,5% | 12,5% | 10,0% | ||||
Aftoppingsgrens bij netto maandinkomen > € 2.822 | € | 1.153 | € | 1.758 | € | 1.574 | € | 2.078 |
Eigen woning
Basisnormbedrag | € | 1.090 | € | 1.744 | € | 1.559 | € | 2.096 |
Variabele opslag bij netto maandinkomen > € 1.523 | 15,0% | 12,5% | 12,5% | 10,0% | ||||
Aftoppingsgrens bij netto maandinkomen > € 2.822 | € | 1.285 | € | 1.906 | € | 1.721 | € | 2.226 |
Draagkrachtnorm = basisnormbedrag + variabele opslag-% * (netto inkomen – € 1.523)
Voor de hogere inkomens (netto maandinkomen exclusief toeslagen > € 2.822) zijn per woon-
/leefsituatie minimaal te hanteren normbedragen vastgesteld (zie tabel, regel aftoppingsgrens)
Netto inkomen
Onder netto maandinkomen wordt verstaan het netto maandelijkse inkomen op basis van een kalendermaand. Als extra inkomen mogen – voor zover van toepassing – de volgende toeslagen en heffingskortingen hierin worden meegenomen:
- Vakantietoeslag
- Zorgtoeslag
- Huurtoeslag
- Kinderbijslag
- Kindgebonden budget
- Inkomensafhankelijke combinatiekorting
Overige componenten:
- Algemene heffingskorting minstverdienende partner mag worden meegerekend indien geboortedatum < 1-1-1962
- Voor zover de bestendigheid gedurende de looptijd van de leaseovereenkomst kan worden aangetoond mogen de volgende componenten worden meegenomen in de berekening:
o Kinder- en partneralimentatie
o Onregelmatigheidstoeslagen, provisies en overwerkvergoeding
o Inkomsten uit verhuur van onroerend goed
o Uitkering uit levensverzekering.
Vaste lasten
Onder vaste lasten worden ten minste verstaan de werkelijke woonlasten (de werkelijke maandlast voor huurders en de netto maandlast op basis van de uitgewerkte fictie in het geval van huiseigenaren), overige lasten en lopende financieringslasten (inclusief studiefinanciering).
Woonlasten
In geval van een koopwoning met een hypothecaire financiering wordt bij de vaststelling van de fictieve netto woonlasten uitgegaan van een fictieve belastingteruggaaf die afhankelijk is van de hoogte van het (gezamenlijke) bruto inkomen van de aanvrager(s).
- bij (gezamenlijke) inkomens vanaf 1,5 x modaal mag worden gerekend met een belastingvoordeel van 15% op de bruto woonlasten.
- bij de lagere inkomens wordt uitgegaan van een belastingvoordeel van 10%.
De forfaitair gecorrigeerde woonlast dient minimaal € 350 per maand te bedragen. Bij een bruto
woonlast tot en met € 350 wordt de werkelijke bruto last als woonlast gehanteerd (‘bruto = netto’).
De Deelnemer mag bij het vaststellen van de woonlasten van een huiseigenaar ook uitgaan van de werkelijke netto lasten per maand, waarbij de grens van € 350 zoals hierboven toegelicht, in acht wordt genomen. Als hiervoor wordt gekozen, dan dient op adequate wijze rekening te worden gehouden met (mogelijk) stijgende netto hypotheeklasten gedurende de looptijd van het private leasecontract.
Onder bruto woonlasten van een woningfinanciering worden verstaan:
- te betalen rente;
- contractuele aflossingen;
- contractuele betalingen van premie/inleg voor (een) aan de woningfinanciering gekoppelde kapitaalverzekering(en), dan wel spaar- en/of beleggingsrekening(en);
- erfpachtcanon/retributie/liggelden bij woonboten.
De eventuele premie voor een overlijdensrisicoverzekering behoeft niet in aanmerking te worden genomen als onderdeel van de bruto maandlasten.
Voorbeelden
⮚ Een consument met een inkomen > 1,5* modaal heeft een maandelijkse bruto hypotheeklast van
€ 800. Voor deze consument mag met een belastingvoordeel van 15% worden gerekend. De fictieve netto hypotheeklast bedraagt € 680.
⮚ Een consument met een inkomen < 1,5* modaal heeft een maandelijkse bruto hypotheeklast van
€ 360. Op basis van een fictief belastingvoordeel van 10% zou een netto maandlast van € 324, hetgeen lager is dan de minimale fictieve netto maandlast van € 350. In deze situatie dient een bedrag van € 350 te worden gehanteerd.
⮚ Een consument met een inkomen > 1,5* modaal heeft een bruto hypotheeklast van € 320. In
deze situatie dient een bedrag van € 320 als fictieve netto woonlast te worden gehanteerd.
Inwonenden
Bij het vaststellen van woonlasten van inwonende klanten, dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat de klant gedurende de looptijd niet langer inwonend zal zijn. De woonlasten voor een inwonende klant worden vastgesteld door 30% van het netto inkomen als woonlast mee te nemen met een maximum van €750. In die gevallen waar het aannemelijk is dat de inwonende- situatie bestendig is gedurende de looptijd van de leaseovereenkomst én de klant een leeftijd van 30 jaar heeft bereikt, dan zijn er twee opties voor vaststelling van de woonlasten, waarbij geldt dat de strengste optie wordt meegenomen middels een explain:
• Eventueel opgegeven lasten (zoals kostgeld, kamerhuur); of
• 150% van de norm woonlast van het Nibud (thans € 233).
Kinderopvangkosten
Kinderopvangkosten worden niet specifiek gebudgetteerd in de minimum- en voorbeeldbegrotingen van het Nibud. In de nieuwe draagkrachtnorm methodiek worden kinderopvangkosten op de volgende wijze gebudgetteerd:
1. Kinderen die naar de (dag)opvang gaan zijn jonger dan kinderen in de voorbeeldbegroting die als basis dient voor de basisnorm (twee kinderen van 6 en 14 jaar). Met dit gegeven moet rekening worden gehouden in de draagkrachtnormmethodiek. ‘Oudere’ kinderen brengen namelijk hogere kosten met zich mee dan jongere kinderen. Voor de kinderopvangkosten is er een vergelijking gemaakt tussen de gehanteerde voorbeeldbegroting in de basisnorm en een voorbeeldbegroting die uit gaat van kinderen in de leeftijd van 3 en 5 jaar. Hieruit blijkt dat voor een paar met kinderen in de leeftijd van 3 en 5 jaar, de maandelijkse kosten 212 euro lager uitvallen. Voor een alleenstaande met kinderen vallen de kosten 200 euro lager uit. Deze
bedragen kunnen dus ‘ingezet ‘worden ter (gedeeltelijke) financiering van opvangkosten.
2. Het saldo bedrag aan netto kinderopvangkosten, na verrekening van 212 euro /200 euro, komt als surplus bedrag bovenop de draagkrachtnorm en telt dus mee in de inkomens- en lastentoetsing.
In formule:
Bruto kinderopvangkosten kinderopvangtoeslag (-) 212 euro / 200 euro (-)
Surplus kinderopvangkosten2
De bruto kinderopvangkosten en kinderopvangtoeslagen worden uitgevraagd bij de klant en geverifieerd op het bankafschrift of via een uitdraai van de kinderopvang.
2 Bij een negatief bedrag vindt er geen correctie plaats op de draagkrachtnorm.
Overige lasten
De overige vaste lasten maken doorgaans deel uit van het pakket voor levensonderhoud dat het Nibud hanteert. Lasten die daarin niet zijn opgenomen en niet bij elke consument voorkomen, zijn bijvoorbeeld extra ziektekosten, hoge energielasten, kinderopvang of pensioenverplichtingen en kinder- of partneralimentatie. Het is aan de Deelnemer om daar invulling aan te geven.
Financieringslasten
Bij de beoordeling van de lopende financieringslasten van de consument gaat de Deelnemer uit van een maandelijkse last van ten minste 2% van het totale kredietbedrag bij lopende Doorlopende Kredieten of bij Roodstanden op betaalrekeningen. Bij Aflopende Kredieten kan de Deelnemer uitgaan van een maandelijkse last van 2% van de kredietsom. Bij Private Lease wordt uitgegaan van de werkelijke lasten op basis van 100%.
Duo-lening
Bij het vaststellen van de lasten dient er gekeken te worden of er sprake is van een structurele DUO- lening. Zo ja, dan dienen de werkelijke lasten meegenomen te worden. Structureel betekent dat aannemelijk is dat deze lasten langer dan 6 maanden zullen voortduren. Indien er sprake is van een door de klant opgegeven lening die nog niet wordt betaald, dan dient 0,45% of 0,75% (als de lening onder het oude leenstelsel valt van voor 1 juli 2015), van de hoofdsom als last te worden meegenomen.
Rekenvoorbeeld:
Een studieschuld van 10.000 euro uit 2019. Het maandbedrag is € 100.
Bij maandelijkse aflossing: Er dient € 100 als last gehanteerd te worden.
Als er niet wordt afgelost : € 45 (0,45% van 10.000 euro).
Registratie van private lease
Tot 1-4-2022 werd de verplichting uit hoofde van een private leaseovereenkomst in het Centraal Krediet Informatiesysteem van Stichting BKR (CKI) geregistreerd op basis van 65% van de som van de maandtermijnen. Nieuwe overeenkomsten vanaf 1-4-2022 worden geregistreerd op basis van 100%. Bij de toepassing van deze draagkrachtnormen wordt gerekend met 100% van het termijnbedrag.
Verificatie
De Deelnemer dient de hoogte van het inkomen, de woonlasten en de DUO-lening te verifiëren.
Toelichting:
De beoordeling van de draagkracht van de consument is als volgt:
Rekenvoorbeeld 1:
Woon-/Leefsituatie | : | Huur/Alleenstaand | 🡪 | Basisnorm € 958* |
Netto inkomen | : | € 2.675 | (waarvan vakantiegeld € 175) | |
Woonlasten | : | € 800 | ||
Kredietlimiet | : | € 15.000 | 🡪 | financieringslasten € 300 (obv 2%) |
Overige lasten | : | geen |
(* uitgaande van inkomen inclusief toeslagen en vakantiegeld)
Zoals eerder vastgesteld, bedraagt de basisnorm voor deze aanvrager € 958. De basisnorm wordt aangevuld met: 15% * (Netto Inkomen – € 1.523),
oftewel 15%*(€ 2.675 – € 1.523) = € 173.
De draagkrachtnorm – dus de minimaal benodigde ruimte - voor deze aanvrager bedraagt: € 1.131
(€ 958 + € 173).
Netto inkomen Woonlasten Financieringslasten Draagkrachtnorm (t.b.v. levensonderhoud) Vrije ruimte | € 800 € 300 € 1.131 | € 2.675 € 2.231 -/- € 444 |
De ruimte voor aanvullende verplichtingen van de aanvrager wordt bepaald door op het netto-
inkomen (€ 2.675) de woonlasten (€ 800), de financieringslasten (€ 300) en de draagkrachtnorm
(€ 1.131) in mindering te brengen. Deze aanvrager heeft derhalve een ruimte van € 444 per maand
om nieuwe (lease-)verplichtingen aan te gaan
De leasetermijn (incl. BTW) mag maximaal € 444 per maand bedragen.
Rekenvoorbeeld 2:
Woon-/Leefsituatie | : | Eigen woning/ 🡪 Basisnorm € 2.096* Gehuwd met kinderen | ||
Netto inkomen | : | € 3.469 | (waarvan vakantiegeld en toeslagen € 469) | |
Netto woonlasten | : | € 800 | ||
Kredietlimiet | : | € 5.000 | 🡪 | financieringslasten € 100 (obv 2%) |
Overige lasten | : | geen |
(* uitgaande van inkomen inclusief toeslagen en vakantiegeld)
Zoals eerder vastgesteld, bedraagt de basisnorm voor deze aanvrager € 2.096. De basisnorm wordt aangevuld met: 10% * (Netto Inkomen – € 1.523),
oftewel 10% * (€ 3.469 – € 1.523) = € 195.
De draagkrachtnorm – dus de minimaal benodigde ruimte - voor deze aanvrager bedraagt: € 2.291 (€ 2.096 + € 195). Echter op basis van het inkomen (> € 2.822) wordt de draagkrachtnorm afgetopt op € 2.226
Netto inkomen Woonlasten Financieringslasten Draagkrachtnorm (t.b.v. levensonderhoud) Vrije ruimte | € 800 € 100 € 2.226 | € 3.469 € 3.126 -/- € 343 |
Op basis van de draagkrachttoets kan een contract worden aangeboden met een termijnbedrag tot maximaal € 343 per maand.
Bijlage 1
Formules toeslagen
Voor de vier gezinssituaties kan een benadering gemaakt worden van de toeslagen op basis van het inkomen op de loonstrook. Die benadering is hieronder weergegeven. Bij de
gezinssituatie met kinderen wordt uitgegaan van 2 kinderen van respectievelijk 6 en 14 jaar oud.
ALLEENSTAAND
Inkomen = Inkomen zonder toeslagen
+ Vakantietoeslag = ( inkomen / 0,95 ) * 0,05
+ Zorgtoeslag = 104 – 0,24 * ( inkomen – 1560 ) { minimaal 0 } {maximaal 104}
= Inkomen met toeslagen
⮚ in het geval van AOW
Inkomen = Inkomen zonder toeslagen
+ Vakantietoeslag = 68
+ Zorgtoeslag = 104 - 0,19 * (inkomen - 1630) { minimaal 0 } {maximaal 104}
= Inkomen met toeslagen
⮚ in het geval van een uitkering
Inkomen = Inkomen zonder toeslagen
+ Vakantietoeslag = ( inkomen / 0,95 ) * 0,05
+ Zorgtoeslag = 104 - 0,26 * (inkomen - 1280) { minimaal 0 } {maximaal 104}
= Inkomen met toeslagen
ALLEENSTAAND met kinderen
Inkomen = Inkomen zonder toeslagen
+ Vakantietoeslag = ( inkomen / 0,95 ) * 0,05
+ Zorgtoeslag = 104 – 0,24 * ( inkomen – 1560 ) { minimaal 0 } {maximaal 104}
+ Kinderbijslag = 195
+ Kindgebonden budget = 469 – 0,14 * ( inkomen – 1560) { minimaal 0 } {maximaal 469}
= Inkomen met toeslagen
⮚ in het geval van AOW
Inkomen = Inkomen zonder toeslagen
+ Vakantietoeslag = 68
+ Zorgtoeslag = 104 - 0,19 * (inkomen - 1630) { minimaal 0 } {maximaal 104}
+ Kinderbijslag = 195
+ Kindgebonden budget = 469 – 0,13 * (inkomen – 1280) {minimaal 0} {maximaal 469}
= Inkomen met toeslagen
⮚ in het geval van een uitkering
Inkomen = Inkomen zonder toeslagen
+ Vakantietoeslag = ( inkomen / 0,95 ) * 0,05
+ Zorgtoeslag = 104 - 0,26 * (inkomen - 1280) { minimaal 0 } {maximaal 104}
+ Kinderbijslag = 195
+ Kindgebonden budget = 469 - 0,13 * (inkomen - 1280) { minimaal 0 } {maximaal 469}
= Inkomen met toeslagen
PAAR
Inkomen = Inkomen zonder toeslagen
+ Vakantietoeslag = ( inkomen / 0,95 ) * 0,05
+ Zorgtoeslag = 200 – 0,25 * ( inkomen – 1560 ) { minimaal 0 } {maximaal 200}
= Inkomen met toeslagen
⮚ in het geval van AOW
Inkomen = Inkomen zonder toeslagen
+ Vakantietoeslag = 97
+ Zorgtoeslag = 200 - 0,16 * (inkomen - 1690) { minimaal 0 } {maximaal 200}
= Inkomen met toeslagen
⮚ in het geval van een uitkering
Inkomen = Inkomen zonder toeslagen
+ Vakantietoeslag = ( inkomen / 0,95 ) * 0,05
+ Zorgtoeslag = 200 - 0,26 * (inkomen - 1280) { minimaal 0 } {maximaal 200}
= Inkomen met toeslagen
PAAR met kinderen
Inkomen = Inkomen zonder toeslagen
+ Vakantietoeslag = ( inkomen / 0,95 ) * 0,05
+ Zorgtoeslag = 200 – 0,25 * ( inkomen – 1560 ) { minimaal 0 } {maximaal 200}
+ Kinderbijslag = 195
+ Kindgebonden budget = 203 – 0,14 * ( inkomen – 2320 ) { minimaal 0 } {maximaal 203}
= Inkomen met toeslagen
⮚ in het geval van AOW
Inkomen = Inkomen zonder toeslagen
+ Vakantietoeslag = 97
+ Zorgtoeslag = 200 - 0,16 * (inkomen - 1690) { minimaal 0 } {maximaal 200}
+ Kinderbijslag = 195
+ Kindgebonden budget = 203 – 0,13 * (inkomen – 2027) {minimaal 0} {maximaal 203}
= Inkomen met toeslagen
⮚ in het geval van een uitkering
Inkomen = Inkomen zonder toeslagen
+ Vakantietoeslag = ( inkomen / 0,95 ) * 0,05
+ Zorgtoeslag = 200 - 0,26 * (inkomen - 1280) { minimaal 0 } {maximaal 200}
+ Kinderbijslag = 195
+ Kindgebonden budget = 203 - 0,13 * (inkomen - 2027) { minimaal 0 } {maximaal 203}
= Inkomen met toeslagen