VEILIGHEID, GEZONDHEID EN MILIEU VOORWAARDEN VOOR OPDRACHTNEMER HOOFDSTUK I. ALGEMEEN
VEILIGHEID, GEZONDHEID EN MILIEU VOORWAARDEN VOOR OPDRACHTNEMER HOOFDSTUK I. ALGEMEEN
Artikel 1. Toepassingsbereik VGM-voorwaarden
1. Opdrachtgever is lid van de Governance Code voor Veiligheid in de bouw (GCVB) en werkt actief aan het ontwikkelen van de veiligheidscultuur op haar projecten. Veiligheid is een ketenverantwoordelijkheid, alle verplichtingen uit deze VGM- voorwaarden gelden ook indien u uw werkzaamheden aan een, door de Opdrachtgever goedgekeurde, Onderopdrachtnemer uitbesteed (AIV art. 18.5).
2. Aanvullend op deze VGM-voorwaarden kan separate veiligheidsdocumentatie van toepassing zijn die onderdeel uitmaken van het inkoopcontract.
Artikel 2. Algemene verplichtingen Opdrachtnemers in het kader van Veiligheid en Gezondheid
1. Kennis hebben van- en handelen naar de bepalingen in de A.I.V. met betrekking tot V&G;
2. Kennis hebben van- en handelen naar de geldende wet- en regelgeving en specifiek van de werkgeversverplichting zoals beschreven in de wetgeving (AIV art. 21.2);
3. Voorbeeld houding en gedrag stimuleren door middel van positieve feedback en conformeren aan onze slogan ‘Jouw Veiligheid is Mijn Veiligheid’, de 10 BAM veiligheidsregels en de uitgangspunten voor houding en gedrag (Veiligheid | (xxx.xxx)). Als de Medewerkers van de Opdrachtnemer zich niet houden aan de Veiligheidsgedragsregels heeft de Opdrachtgever het recht om de betreffende Medewerkers de toegang tot de bouwplaats te weigeren. (AIV art. 21.4)
4. In het bezit zijn van een VCA*/**-certificaat. Indien niet in bezit dan conform bijlage A VCA aantonen dat het veiligheidsmanagementsysteem gelijkwaardig is aan VCA*/** (AIV art. 36.1).
a. Uitzendorganisaties dienen in het bezit te zijn van een VCU-certificaat.
b. Operationele werknemers zijn in het bezit van een geldig B-VCA-diploma.
c. Operationeel leidinggevenden (ook indien ZZP) zijn in het bezit van een geldig VOL-VCA-diploma.
5. Relevante voorschriften uit de GCVB in acht nemen, tenzij anderszins met Opdrachtgever wordt overeengekomen (AIV art. 36.2).
6. Conformeren aan de specifieke bouwplaats regelgeving, het V&G-plan ontwerp- en uitvoeringsfase en alle vergunningsvoorschriften die van invloed kunnen zijn op zijn werkzaamheden (AIV art. 36.3).
7. Al het ingezet personeel dient vakbekwaam en bevoegd te zijn voor de uit te voeren werkzaamheden. De Opdrachtnemer verstrekt op verzoek van de Opdrachtgever bewijsstukken.
Artikel 3. Safety Culture Ladder – Veiligheidsladder certificering
1. Opdrachtnemer verklaart in het bezit te zijn en gedurende de periode dat de werkzaamheden uitgevoerd worden in het bezit te blijven van door Opdrachtnemer vereiste bewijsmiddel Safety Culture Ladder Veiligheid in Aanbestedingen (ViA) (AIV art. 36.2).
2. Bij heruitbesteding van werkzaamheden, met in achtneming van art. 2 lid 6d, zal Opdrachtnemer de ViA-verplichting doorleggen aan de Onderopdrachtnemer.
Artikel 4. Verplichtingen Opdrachtnemers m.b.t. V&G-deelplan
1. De Opdrachtnemer stelt een projectspecifiek V&G-deelplan of een projectspecifiek werkplan inclusief een V&G-paragraaf op. Dit V&G-deel- of werkplan wordt opgesteld in overleg met de daadwerkelijk uitvoerenden en beschouwt ook de werkzaamheden die door Opdrachtnemer verder uitbesteed worden (AIV art. 36.4).
2. De verplichting voor een projectspecifiek V&G-deelplan of een projectspecifiek werkplan inclusief een V&G-paragraaf kan vervallen wanneer in overleg met Opdrachtgever besloten wordt dat hiertoe geen (wettelijke) noodzaak aanwezig.
3. Het V&G-deelplan of werkplan omvat tenminste navolgende onderdelen:
a. Stapsgewijze beschrijving op welke wijze de risicovolle werkzaamheden veilig uitgevoerd gaan worden.
b. Inzichtelijk maken van de veiligheidsrisico’s en beheersmaatregelen, conform de arbeidshygiënische strategie, voor de eigen en ingehuurde operationele werknemers.
c. Duidelijke beschrijving van de raakvlakrisico’s die kunnen ontstaan voor andere werkgevers en daarmee V&G- coördinatie behoeven.
d. Duidelijk beschrijving hoe instructie van operationele werknemers en toezicht op de uitgevoerde werkzaamheden is georganiseerd door Opdrachtnemer.
e. Opdrachtnemer streeft naar zoveel mogelijk beperken van de inzet van CMR- en sensibiliserende stoffen (bronaanpak). Indien met gevaarlijke stoffen gewerkt wordt, worden deze opgenomen in het V&G-deelplan en dienen veiligheidsinformatiebladen in de Nederlandse taal voorhanden te zijn.
4. Het V&G-deelplan of werkplan dient tijdig ter toetsing ingediend te worden bij de V&G-coördinator uitvoeringsfase (VGCU) van Opdrachtgever. Uitsluitend na goedkeuring van het plan en de startwerkvergadering mag met de werkzaamheden worden aangevangen.
5. Opdrachtnemer draagt zorg voor uitvoering van de activiteiten zoals door Opdrachtnemer beschreven in het V&G- deelplan of werkplan.
6. Aanstellen V&G-contactpersoon welke aanspreekpunt is voor de VGCU op het project en bevoegd om afspraken te maken (AIV art. 36.5). De V&G-verantwoordelijke:
a. Beheerst de Nederlandse of Engelse taal in woord en geschrift.
b. Xxxxx actief deel aan de startwerkvergadering en het V&G-coördinatieoverleg.
c. De dagelijkse aanwezigheid van de VGM-verantwoordelijke op de bouwplaats wordt met de VGCU afgestemd. Wijziging van de VGM-verantwoordelijke wordt tijdig gemeld bij de VGCU.
Artikel 5. Aanmelden en toegang tot de bouwplaats
1. Op werklocaties van Opdrachtgever geldt een minimum leeftijd van 18 jaar. Een uitzondering geldt voor operationele werknemers van 16 en 17 jaar indien zij in het kader van een beroepsopleiding en onder toezicht van een leermeester of gelijkwaardig werkzaamheden uitvoeren. Inzet van operationele medewerkers van 16 en 17 jaar wordt door de Opdrachtnemer eerst ter acceptatie voorgelegd aan de Opdrachtgever.
2. Wanneer geen BAM Preventie Unit aanwezig is melden Operationele werknemers zich voorafgaand aan de werkzaamheden bij de VGCU en nemen deel aan de op het project verplichte projectintroductie en zijn in het bezit van een GPI-certificaat (Generieke Poort Instructie) (AIV art. 36.6).
3. Wanneer Xxxxxxx Registratiesysteem van toepassing is zorgt de Opdrachtnemer dat operationele werknemers minimaal twee werkdagen voorafgaand aan de werkzaamheden zijn geregistreerd in het Bouwpas Registratiesysteem. Hiervoor stuurt het projectteam van Opdrachtgever een uitnodiging per mail.
4. Bij heruitbesteding van werkzaamheden, met in achtneming van art. 2 lid 6d, zal Opdrachtnemer de Bouwpas verplichting doorleggen aan de Onderopdrachtnemer.
Artikel 6. (Bijna) ongevallen en gevaarlijke situaties
1. Navolgende verplichtingen gelden voor Opdrachtnemer:
a. Direct melden van (bijna-)ongevallen en gevaarlijke situaties bij de VGCU.
b. Bij een verzuimongeval wordt de verwachte verzuimduur (in kalenderdagen) opgegeven bij Opdrachtgever (AIV art. 36.8);
c. Meldingsplichtige arbeidsongevallen direct melden bij de Nederlandse Arbeidsinspectie en de melding doorgeven aan de Opdrachtgever.
d. Actief deelnemen aan interne onderzoeken / audits gericht op het verbeteren van het Veiligheidsbewustzijn en oorzaken van (bijna) ongevallen en gevaarlijke situaties (AIV art. 36.7).
HOOFDSTUK II. VEILIGE EN GEZONDE UITVOERING
Artikel 7. Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
1. Op alle locaties van de Opdrachtgever is het dragen van de onderstaande PBM verplicht. Het betreft (AIV art. 36.9):
a. een genormeerde veiligheidshelm conform EN397;
b. veiligheidsschoenen /-laarzen (S3) met hak;
c. veilige, schone, representatieve en herkenbare werkkleding geschikt voor de werkzaamheden (minimaal T-shirt en lange broek);
d. Voor alle grond-, weg-, waterbouw en railinfra werkzaamheden is het dragen van signaalkleding, conform NEN- EN 20471 verplicht:
i. Bij daglicht klasse II (minimaal een hesje, CROW Eis SKL-01-05)
ii. Bij duisternis en andere zichtbeperkende omstandigheden klasse III (minimaal een hesje en lange RWS uitvoering signalisatie veiligheidsbroek, CROW Eis SKL-01-06).
iii. Nabij en in de Railinfra geldt altijd klasse III (minimaal een hesje en lange RWS uitvoering signalisatie veiligheidsbroek, CROW Eis SKL-01-06).
2. In aanvulling op hetgeen gesteld in lid 1 kunnen voor de werklocatie aanvullende specifieke eisen gesteld worden.
3. De Opdrachtnemer specificeert aanvullende specifieke PBM, gerelateerd aan de risico’s van de uit te voeren werkzaamheden in zijn V&G-deelplan of werkplan (art. 4 lid 3a en b).
4. Opdrachtnemer houdt toezicht op correct gebruik, de staat en onderhoud van PBM volgens de instructies van de fabrikant.
Artikel 8. Verplichtingen arbeidsmiddelen
1. Het in te zetten materieel en uit te voeren werkzaamheden met dit materieel voldoen aan wettelijke, CAO en/of GCVB bepalingen en volgt zoveel als mogelijk de arbeidshygiënische strategie.
2. Opdrachtnemer draagt zorg voor de verstrekking van zichtbaar goedgekeurd materiaal c.q. gereedschappen. Dit omvat ook hulpmiddelen om stofvrij te kunnen werken (AIV art. 32.1).
3. Al het door de Opdrachtnemer ingezet personeel dient vakbekwaam te zijn voor de uit te voeren werkzaamheden en bediening van procesapparatuur, machines en/of voertuigen. De Opdrachtnemer verstrekt op verzoek van de Opdrachtgever bewijsstukken betreffende opleidingen van haar operationele werknemers.
Artikel 9. Verplichtingen aanrijdgevaar
1. Om dit risico tegen te gaan hanteert Opdrachtgever het beleid ter reductie aanrijdgevaar van GCVB. Opdrachtnemer is gehouden zich aan het beleid reductie aanrijdgevaar te conformeren bij transport van materialen door of namens Opdrachtnemer.
Artikel 10. Verplichtingen hijswerkzaamheden:
1. Indien de Opdrachtnemer hijswerkzaamheden verricht geschiedt dit in overleg met de VGCU en wordt in principe uitgevoerd door het aanwezige hijsteam.
2. Als de Opdrachtnemer hijsmiddelen op het project aanwezig heeft dienen deze gecertificeerd te zijn en een actuele keuringsstatus te hebben. Certificaten van hijsmiddelen en overige arbeidsmiddelen, voor zover vereist, zijn op de locatie aanwezig of direct voorhanden.
3. Indien medewerkers van de Opdrachtnemer zelf hijswerkzaamheden verrichten dienden deze daartoe opgeleid te zijn en als zodanig herkenbaar conform de projecteisen.
4. De manier van hijsen (en de hijsmiddelen) dient te worden opgenomen in het montageplan of hijsplan. De hijsmethode, gecertificeerde/gekeurde hijspunten en de toe te passen hijsmiddelen dienen per te hijsen onderdeel specifiek beschreven te worden. Het montageplan of hijsplan wordt vooraf doorgesproken met de VGCU c.q. (hoofd)uitvoerder, kraanmachinist en de rigger of aanpikkelateur.
Artikel 11. Verplichtingen alleen werken / werken buiten gestelde werktijden
1. Alleen werken dient voorkomen te worden. Voorwaarden waaronder alleen werk is toegestaan dient afgestemd te worden met de VGCU.
2. Werken buiten gestelde werktijden is alleen mogelijk na overleg en goedkeuring van de contactpersoon van de Opdrachtgever.
Artikel 12. Verplichtingen communicatie en taal
1. Op werklocaties van Opdrachtgever is Nederlands de voertaal. Alle informatie en communicatie op het gebied van veiligheid zal in de Nederlandse taal beschikbaar zijn en worden gecommuniceerd. Indien nodig zorgt de Opdrachtnemer voor het vertalen van relevante veiligheidsdocumenten, publicaties e.d..
2. Van leidinggevende vanaf voorman wordt verwacht dat zij de Nederlandse of Engelse taal beheerst in woord en geschrift. Operationele werknemers die geen Nederlands of Engels spreken of verstaan dienen van de leidinggevende instructies te ontvangen in de hun eigen taal.
HOOFDSTUK III. VERPLICHTINGEN OPDRACHTNEMERS IN HET KADER VAN MILIEU
Artikel 13 Algemeen
1. Opdrachtnemer voert een beleid van verbetering van de kwaliteit van producten en diensten waarbij zero emissie, reductie van CO2-uitstoot en afvalmanagement prioriteit hebben.
2. De Opdrachtnemer zal in overeenstemming met het levencyclusperspectief in haar ontwerp- en/of ontwikkelproces voor het product of dienst de milieueisen meenemen in elke fase van de levenscyclus van product of dienst.
3. Op eerste schriftelijk verzoek van de Opdrachtgever levert de Opdrachtnemer – voor zijn rekening – over het jaar waarin de Prestatie onder de Overeenkomst heeft plaatsgevonden en het daaraan voorafgaande jaar aan de Opdrachtgever de CO2-emissie-inventarisatie van zijn bedrijf aan, conform het ISO 14064-1. De CO2-emissie-inventarisatie dient voorzien te zijn van een verificatieverklaring van een certificerende instelling (CI). Deze verklaring van de CI dient minimaal te voldoen aan de eisen zoals gesteld in ISO 14064-3 onder ‘validation and verification statement’ (AIV art 23).
Artikel 14 (Milieu)gevaarlijke stoffen
1. Bij alle werkzaamheden waarbij milieugevaarlijke stoffen vrij kunnen komen, dienen vooraf maatregelen te worden genomen om eventuele verspreiding van deze stoffen te voorkomen.
2. Tenzij contractueel anders is overeengekomen, zorgt de Opdrachtnemer voor gepaste opslagvoorzieningen voor milieugevaarlijke stoffen overeenkomstig wettelijke voorschriften, PGS en veiligheids- c.q. productinformatie.
Artikel 15 Afval (AIV art. 34)
1. De Opdrachtgever en de Opdrachtnemer zullen hergebruik van materialen bevorderen en afvalhoeveelheden en afvalstromen zoveel mogelijk beperken.
2. De Opdrachtnemer moet de bouwplaats schoonhouden en schoon opleveren.
3. De Opdrachtnemer dient emballages, puin en afvalstoffen te verwerken conform het V&G-plan en wet en regelgeving, de Wet Milieubeheer en de Wet Bodembescherming.
4. In de in de Overeenkomst genoemde prijzen van de Opdrachtnemer zijn eveneens begrepen de kosten van gescheiden afvoer en/of verwerking, respectievelijk verwijdering en/of opslag van alle afvalstoffen die voortkomen uit de werkzaamheden van de Opdrachtnemer.
5. De Opdrachtnemer is verplicht om afvalstoffen samenhangende met de Prestatie tussentijds deugdelijk te verwijderen, tenzij een afwijking hierop schriftelijk met Opdrachtgever wordt overeengekomen.
6. De Opdrachtnemer is verplicht de Opdrachtgever afschriften te verstrekken van de meldingsformulieren in het kader van de Wet Milieubeheer. De Opdrachtgever is gerechtigd zijn betaling op te schorten totdat is voldaan aan de verplichtingen als voortvloeiend uit de Wet Milieubeheer en/of andere milieuwetten.
7. Als verwijdering van afval niet op eerste aanzegging van de Opdrachtgever geschiedt, heeft de Opdrachtgever het recht de betreffende afvalstoffen voor rekening en risico van de Opdrachtnemer te (laten) verwijderen.
HOOFDSTUK IV. SPOORWEGVEILIGHEID
Artikel 16. Toepassingsbereik
1. Dit hoofdstuk is van toepassing wanneer de Opdrachtnemer werkzaamheden uitvoert welke raakvlakken hebben met spoor binnen de Nederlandse grenzen. Hierbij moet worden gedacht aan werkzaamheden op, onder, naast een spoorse omgeving. Hiermee wordt bedoeld een (lokale) spoorbaan, station, emplacement, raccordement, spoorse installaties, etc.
2. De veiligheid in/nabij de railinfrastructuur wordt gedomineerd door twee gevaren:
a. Aanrijdgevaar door regulier treinverkeer, (spoorgebonden) materieel en regulier wegverkeer
b. Elektrocutiegevaar
Artikel 17. Uitzonderingen
1. Voor Opdrachtnemers die werkzaamheden uitvoeren betreffend vervoer per spoor, in het kader van het Veiligheidscertificaat A en B van Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) gelden andere specifieke eisen en uitzonderingen. Indien van toepassing dient er contact opgenomen te worden met de afdeling Spoorwegveiligheid van BAM Infra OV.
2. Voor Opdrachtnemers die werkzaamheden uitvoeren binnen een lokaalspoor omgeving (tram en/of metro) gelden andere eisen. Indien van toepassing dient er contact opgenomen te worden met de afdeling Spoorwegveiligheid van BAM Infra OV.
Artikel 18. Toegang tot het spoor
1. Voor de toegang tot spoorwegterreinen dient men in het bezit te zijn van een:
a. Geldig legitimatiebewijs;
b. Persoonsgebonden Digitaal Veiligheidspaspoort (DVP) of
c. Dagpas1 (maximaal 10 stuks per kalenderjaar, per persoon).
2. De DVP-pas (of een foto hiervan op de mobiele telefoon) of Dagpas is alleen geldig wanneer deze fysiek aanwezig is bij de pashouder in combinatie met een aantoonbare veiligheidsinstructie welke door een gecertificeerde Normkader Xxxxxx Werken-functionaris van een erkend werkplekbeveiligingsbedrijf is gegeven.
Artikel 19. Opleidingen
2. Voor sommige sporen gelden er extra trainingen / instructies, hieronder een tweetal voorbeelden:
a. Hogesnelheidslijn: xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx
b. Regiotram Utrecht: xxxxx://xxxx-xxx.xxxxxxxxx-xxxxxxx.xx/
Artikel 20. Verplichte Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
1. Operationele werknemers dienen buiten de standaard PBM te allen tijde in een spoorse omgeving een signaleringsvest conform VVW te dragen. Binnen het spoor is er specifieke regelgeving beschikbaar over het dragen van de juiste PBM in de spoorse omgeving, deze zijn terug te vinden in het:
a. Xxxxxxxxx Xxxxxx Werken (verkrijgbaar via de website van Stichting RailAlert)
b. Voorschrift Veilig Werken Trein (verkrijgbaar via de website van Stichting RailAlert)
c. Huis-reglement van ProRail (verkrijgbaar via de website van ProRail).
2. In aanvulling hierop dient te allen tijde een lange signalisatie veiligheidsbroek gedragen te worden. Signalisatie kleding is schoon, goed zichtbaar, voorzien van bedrijfsnaam of logo van de Opdrachtnemer.
Artikel 21. Eisen en besturen van voertuigen
1. De eisen van voertuigen in een buitendienststelling zijn terug te vinden in het VVW. Voertuigen op indienstzijnde sporen dienen te voldoen aan de Spoorwegwet en/of regelgeving van de infrabeheerder.
2. Voor het besturen en/of bedienen van spoor gebonden voertuigen of spoorwegvoertuigen dient de bedienaar in het bezit te zijn van het certificaat “Gereedschapsmachinist”. Voor meer informatie zie website van Stichting RailAlert.
Artikel 22. Materieel in nabijheid / onder spanningvoerende delen
1. Indien de Opdrachtnemer gebruik maakt van materieel wat zich binnen het valbereik van de bovenleiding of onder spanningvoerende delen bevindt dient een erkende Werkverantwoordelijke VVW-HS hiervoor beheersmaatregelen te nemen.
Artikel 23. Life Saving Rules
1. Onderstaande Live Saving Rules (LSR) zijn van toepassing wanneer de Opdrachtnemer binnen een spoorse omgeving werkzaamheden uitvoert:
a. Meldt u altijd aan en af bij de verantwoordelijke veiligheidsfunctionaris;
b. Ga alleen aan het werk met uw DVP en instructie van een veiligheidsfunctionaris;
c. Volg altijd de instructie;
d. Draag de voorgeschreven PBM;
e. Gebruik uw telefoon / tablet altijd op een veilige plek;
f. Begeef u niet onder hangende lasten;
g. Voer alleen taken en/of activiteiten die u mag uitvoeren;
h. Werk niet onder invloed van alcohol, drugs of bewustzijnsbeïnvloedende middelen;
i. Werk alleen met goedgekeurd gereedschap.
1 De combinatie van een dagpas en de instructie “Taak eigen Veiligheid” – TeV is bij BAM niet toegestaan.