Contract
5.1 Wettelijke inkomensvoorzieningen
Tabel 25: overzicht wettelijke inkomensvoorzieningen
Inkomensvoorziening op basis van | Voor wie bedoeld |
5.1.1 AOW, Algemene Ouderdomswet Heffingskortingen Specifieke zorgkosten Doorwerken met AOW Doorwerken op basis arbeidsovereenkomst Start eigen bedrijf of beroep vanuit AOW AIO | AOW-gerechtigden AOW-gerechtigden met een te klein inkomen |
5.1.2 ANW, Algemene Nabestaanden Wet | Nabestaanden |
5.1.3 WW, Werkloosheidswet IOW; IOAW, IOAZ | Werklozen Werkloze oudere (deels) arbeidsongeschikte werkne- mers of zelfstandigen |
5.1.4 ZW, Ziektewet | Zieken |
5.1.5 WIA, Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsver- mogen (WGA, Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsonges- chikten en IVA, Inkomensvoorziening Volledig Arbe- idsongeschikten) Wet BeZaVa Vangnetverzekering | Arbeidsongeschikte werknemers Vangnetters |
5.1.6 Vrijwillige deelname werknemersverzekeringen | Ex-WW; ex-WIA en ex-ZW |
5.1.7 Start eigen bedrijf en beroep vanuit sociale verzekeringen WW, WIA ,WAO, Wajong; WAZ, ZW, Participatiewet (bijstand) | Ex-uitkeringsgerechtigden sociale verzekeringen |
5.1.8 Overige wettelijke voorzieningen | Zie tabel 35 |
Tabel 26 : Overzicht uitkeringen op basis van de wettelijke inkomensvoorzieningen
Een overzicht van de uitkeringen per 1 januari 2020 vanwege:
- de Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx (AOW) (paragraaf 5.1.1),
- de Algemene Nabestaandenwet (ANW) (paragraaf 5.1.2),
- de Werkloosheidswet (WW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) (paragraaf 5.1.3),
- de Ziektewet (ZW) (paragraaf 5.1.4),
- de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) (paragraaf 5.1.5), alsmede
- de Participatiewet, Wet werken arbeidsondersteuning Jonggehandicapten (Wajong) en de Toeslagenwet (TW) (paragraaf 5.1.8)
zijn in onderstaande tabel opgenomen (plus het minimumloon per 1 juli 2020).
Deze bedragen zijn per 1 juli 2020 weer aangepast, omdat deze uitkeringen gekoppeld zijn aan het wettelijk minimumloon, dat elk halfjaar wordt aangepast (de meest recente uitkeringen op xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx)
Wet of regeling | Naam uitkering per 1.1.20 | Bruto in € | opmerkingen |
Wet minimumloon en minimum- vakantietoeslag | Minimumloon vanaf 21 jaar | 1653,60 per maand 1680,- per maand per 1.7.2020 | Excl. 8% vakantietoeslag € 132,29 Excl, 8% vakantietoeslag ‘ € 134,40 |
AOW | Uitkering gehuwde ouder dan AOW-leeftijd | 833,92 per maand | Excl. vakantie-uitkering € 51,46 p.m. |
Uitkering gehuwden AOW-leeftijd per echtpaar | 1.667,84 per maand | Excl. vakantie-uitkering € 102,92 p.m. | |
Uitkering ongehuwde per persoon | 1.230,24 per maand | Excl. vakantie-uitkering € 72.04 p.m. | |
AIO | |||
ANW | Uitkering Nabestaanden | 1.230,49 per maand | Excl. vakantie-uitkering € 87,39 p.m. |
Ministeriële regeling | Maximumdagloon (mdl) werknemersverzekeringen (WW; ZW; WIA/WAO) | 219,28 per dag | |
Maximummaandloon werkne- mersverzekeringen (WW; ZW; WIA/WAO) Maximumjaarloon (WW; ZW; WIA/WAO) | 4.769,34 per maand € 57,232 per jaar | Is maximumdagloon x €21,75 dagen per maand. Xxxx telt 12 maanden of 261 dagen. | |
WW | WW-uitkering* | Eerste 2 maanden: 75% dagloon** Na 2 maanden: 70% dagloon** | Duur WW-uitkering max. 36 maanden |
Maximum uitkering WW | 3.577,00 per maand 3.338,54 per maand | Eerste 2 maanden 75 % maximumdagloon Na 2 maanden: 70% Maximumdagloon | |
IOW/IOAW/XXXX | Xxxxxxxxx* Gehuwden/samenwonenden Uitkering ongehuwden | 1551,88 per maand € 1.219,05 per maand | Excl. vak. uitk. 124,14 p.m. Excl. vak. uitk. 97,52 p.m. |
ZW | Uitkering ZW* | 70% dagloon** | |
Maximum uitkering Ziektewet | 3.338,54 per maand | ||
WIA/WGA (WAO) | Maximum WGA/LGU* | 3.577,00 per maand 3.338,54 per maand | Eerste 2 maanden 75 % maximumdagloon Na 2 maanden: 70% Maximumdagloon |
Maximum WGA/LAU* | 3.577,00 per maand 3.338,54 per maand | Eerste 2 maanden 75 % maximumdagloon Na 2 maanden: 70% Maximumdagloon | |
Maximum WGA/VVU* | 839,20 per maand | 50,75% van het minimumloon | |
WIA/IVA | Maximum IVA* | 3.577,00 per maand | 75% maximumdagloon |
Participatiewet | Bijstand gehuwden en samen- wonenden AOW-leeftijd en ouder | 1.514,70 netto | Excl. vakantie-uitkering € 79,72 p.m |
Bijstand alleenstaande (ouder) AOW-leeftijd en ouder | 1.117,44 netto | Excl. vakantie-uitkering € 58,81 p.m | |
Bijstand gehuwden en samen- wonenden vanaf 21 jaar tot AOW | 1.428,14 netto | Excl. Vakantie-uitkering € 75,17 p. m. | |
Bijstand alleenstaande (ouder) | 999,70 netto | Excl. vakantie-uitkering 52,62 p.m. | |
Sociaal minimum gehuwden/gelijkgestelden Sociaal minimum alleenstaan- de van 21 jaar en ouder | 1.653,65 per maand 1.219,09 per maand | Excl. vakantie-uitkering | |
Wajong | Uitkering vanaf 21 jaar | 76,03 per dag | Excl. vakantie-uitkering |
Toeslagenwet | Aanvulling (op WW,WIA, Wajong, ZW, WAZ en WAZO) tot het sociaal minimum Gehuwden/samenwonenden Alleenstaanden vanaf 21 laar | 76,03 per dag 56,03 per dag | Excl. vakantietoeslag* Excl. vakantietoeslag* |
Wet op de huur- toeslag | Huurtoeslag | Afhankelijk van huursom, inkomen en vermogen | |
Algemene Kinder- bijslagwet (AKW) | Kinderbijslag | 0 t/m 5: 221,49 6 t/m11: 268,95 12 t/’m 17: 316,41 |
5
Besluit kinder- opvangtoeslag | Kinderopvangtoeslag | Afhankelijk van inkomen, aantal kin- deren en soort opvang | Maximaal te vergoeden uurtarief per soort opvang: -dagopvang € 8.17, - buitenschoolse opvang (BSO) € 7,02 -gastouderopvang € 6,27 |
Wet op het kind- gebonden budget | Kindgebonden budget | Afhankelijk van aantal kin- deren, inkomen en vermogen | |
Wet op de zorgtoeslag 2005 | Maximum zorgtoeslag | € 199 per maand | Afhankelijk van inkomen en vermogen |
Wet Arbeid en Zorg | Maximum uitkering Zelfstan- dig en zwanger (ZeZ)| | 1.653,60 per maand | Tijdens bevallingsverlof (max. 16 weken) |
* Vakantie-uitkering is 8% van de bruto-uitkering, te betalen in mei. Uitzonderingen vormen de ZW en WAZO, waarvan de maandelijkse uitkeringen incl. vakantiegeld zijn.
**dagloon: zie toelichting in bijlage 6.1.1
5.1.1 AOW, Algemene ouderdomswet
Gehuwden of samenwonende partners hebben elk een zelfstandig recht op een AOW- pensioen. De AOW wordt uitgekeerd vanaf het moment, dat hij of zij de AOW-leeftijd heeft bereikt (zie tabel 27). Het in 2019 in de SER afgesloten pensioenakkoord (zie paragraaf 4.1.1) heeft eerdere wettelijke afspraken doen wijzigen. De AOW-leeftijd was in 2019 66 jaar en 4 maanden en blijft dat tot 1 september 2022 (eerder tot 1 september 2020) en loopt op naar 67 jaar vanaf 1 maart 2024 tot 1 januari 2028 (was 1 januari 2022).
PS: Wie wil weten welke AOW-leeftijd van toepassing is, kan zijn of haar geboortedatum invullen op het scherm xxx.xx/xxxxxxxxxxx, waarna de AOW-leeftijd verschijnt
Tabel 27: AOW-leeftijd 2019-2025
Wetgeving vóór pensioen- akkoord | Wetgeving vanaf pen- sioenakkoord | |||
In het jaar | Geldt als AOW-leeftijd | Voor mensen die geboren zijn | Voor mensen die geboren zijn | Geldt als AOW-leeft- ijd |
2019 | 66 jaar en 4 maanden | Vanaf 01/01/1953 en vóór 01/09/1953 | Vanaf 01/01/1953 en vóór 01/09/1955 | 66 jaar en 4 maanden |
2020 | 66 jaar en 8 maanden | Vanaf 01/09/1953 en vóór 01/05/1954 | Vanaf 01/09/1953 en vóór 01/09/1954 | 66 jaar en 4 maanden |
2021 | 67 jaar | Vanaf 01/05/1954 en vóór 01/01/1955 | Vanaf 01/09/1954 en vóór 01/09/1955 | 66 jaar en 4 maanden |
2022 | 67 jaar en 3 maanden | Vanaf 01/01/1955 en vóór 01/10/1955 | Vanaf 01/09/1955 en vóór 01/06/1956 | 66 jaar en 7 maanden |
2023 | 67 jaar en 3 maanden | Vanaf 01/10/1955 en vóór 01/10/1956 | Vanaf 01/06/1956 en vóór 01/03/1957 | 66 jaar en 10 maan- den |
2024 | 67 jaar en 3 maanden | Vanaf 01/10/1956 en vóór 01/10/1958 | Vanaf 01/03/1957 en vóór 01/01/1961 | 67 |
2025* | 67 jaar en 3 maanden | Vanaf 01/10/1956 en vóór 01/10/1958 | Vanaf 01/03/1957 en vóór 01/01/1961 | 67 |
*Jaarlijks wordt bekeken of de ontwikkeling van de levensverwachting aanleiding geeft de AOW-leeftijd verder te verhogen. In oktober 2019 werd vastgesteld, dat er geen reden was de AOW-leeftijd in 2025 te
verhogen, waardoor deze 67 jaar bleef.
Zolang de partner nog niet de AOW-leeftijd heeft bereikt, bestond er recht op een toeslag. De uiteindelijke hoogte van deze toeslag is afhankelijk van het inkomen uit werk (salaris; winst uit onderneming) van de partner, jonger dan de AOW-leeftijd.
Tabel 28: AOW per 1 januari 2020 in Euro’s
(De AOW wordt twee keer per jaar, op 1 januari en op 1 juli, aangepast; xxx.xxx.xx)
AOW-brutobedragen en vakantiegeld per maand per 1 januari 2020 in € | Per maand | Vakantie-uitkering per maand** |
Getrouwd/samenwonend; beiden > AOW-leeftijd; AOW-bedrag per persoon | 833,92* | 51.46 |
Getrouwd/samenwonend; partner < AOW-leeftijd; met recht op volle- dige partnertoeslag | 1.667,84* | 102,92 |
Getrouwd/samenwonend; partner < AOW-leeftijd zonder volledige partnertoeslag | 1.230,24* | 72,04 |
Alleenwonend en AOW-leeftijd | 1.230,24* | 72,04 |
*excl. inkomensondersteuning AOW van € 25,63; dit is een extra bedrag boven op het AOW-pensioen.
De hoogte van de inkomensondersteuning hangt af van het aantal jaren dat er AOW-pensioen is opgebouwd.
** vakantie-uitkering wordt in de maand mei uitbetaald
De partnertoeslag geldt alleen nog voor AOW-gerechtigden die vóór 1 januari 2015 al recht op partnertoeslag hadden en aan de volgende voorwaarden voldoen:
- vóór 1 januari 2015 xxxxxx, geregistreerd partner of samenwonend
- partner heeft nog niet de AOW-leeftijd
- woonachtig in Nederland of in een land waarmee Nederland afspraken heeft over de controle op uitkeringen
- geen inkomen partner of inkomen minder dan € 1.411,13 bruto per maand bij inkomsten uit arbeid (zoals salaris of winst uit een bedrijf) of inkomen minder dan € 782,95 bruto per maand bij overige inkomsten (zoals een pensioen of uitkering).
Fiscale voor- en nadelen van de AOW-leeftijd Heffingskortingen inkomstenbelasting
De AOW-er betaalt over de eerste twee belastingschijven in de inkomstenbelasting een
belangrijk lager tarief dan vóór het bereiken van de AOW-leeftijd en de ontvangst van de AOW-uitkering: zie hoofdstuk 1, tabellen 4A en 4B.
In het belastingstelsel is een aantal kortingen op de inkomstenbelasting, waarop partners allebei recht hebben en voor mensen boven of onder de AOW-leeftijd fors verschillen. De heffingskortingen dalen naar nihil naarmate het belastbare inkomen uit werk en woning stijgt.
5
Tabel 29: heffingskortingen 2020 voor AOW-leeftijd en ouder
Heffingskortingen | 2020 (in €) |
Maximale algemene heffingskorting (AHK) bij inkomen inkomen < € 20.711 | 1.413 |
Afbouw algemene heffingskorting tot nul bij inkomen | 68.507 |
Afbouwpercentage algemene heffingskorting boven AOW-leeftijd | 2,954% |
Maximale arbeidskorting* bij inkomen < € 34.954 | 1.989 |
Afbouw arbeidskorting tot nul bij inkomen van | 98.604 |
Afbouwpercentage arbeidskorting boven AOW-leeftijd | 3.124% |
Maximale arbeidskorting hogere inkomens > € 34.954) | afbouw tot nil |
Ouderenkorting bij inkomen < € 37.372; | 1.622 |
Afbouw ouderenkorting tot nul bij inkomen | 48.185 |
Alleenstaande ouderenkorting | 436 |
Maximale algemene heffingskorting jonger dan AOW-leeftijd | 2.711 |
Afbouwpercentage algemene heffingskorting jonger dan AOW-leeftijd | 5,672% |
Xxxxxxxx arbeidskorting bij inkomen < € 34.954 jonger AOW-leeftijd | 3.819 |
Afbouwpercentage arbeidskorting jonger dan AOW-leeftijd | 6,0% |
*Er is recht op arbeidskorting als er sprake is van een van de volgende inkomsten: loon (uit dienstbetrekking), winst uit onderneming of resultaat overige werkzaamheden. De hoogte van de arbeidskorting is afhankelijk van het gezamenlijk bedrag van die inkomsten uit tegenwoordige arbeid (het arbeidsinkomen).
!
Let op: de ouderenkorting is maximaal bij een belastbaar inkomen van minder dan
€ 37.372 in 2020 per partner. Gebruik de fiscale faciliteiten om dit inkomen (bv. via lagere uitkeringen door langere looptijd lijfrente; verdeling vermogen tussen fiscale partners) niet te overschrijden om de maximale ouderenkorting te verkrijgen.
En wie een AOW-uitkering voor alleenstaanden geniet, krijgt in 2020 (onafhankelijk van zijn of haar inkomen) nog eens een alleenstaande ouderenkorting van € 436 .
Er bestaat ook een overbruggingsregeling AOW (OBR) voor mensen, die niet altijd in Nederland hebben gewoond, om welke reden de AOW voor elk jaar in het buitenland met is 2% gekort. Zie xxx.xxx.xx
Inkomensafhankelijke combinatiekorting(IACK)
Er is een inkomensafhankelijke combinatiekorting voor een ouder of co-ouder met een kind dat op 1 januari 2020 jonger is dan 12 jaar en minstens 6 maanden in het jaar bij de gemeente op het woonadres van die ouder staat ingeschreven. Om voor de IACK in
aanmerking te komen moet het arbeidsinkomen van de ouder, alleenstaand en werkend, in 2020 is hoger zijn dan € 5.072. Dat geldt ook, als de ouder wel een (fiscale) partner heeft die ook werkt en het laagste arbeidsinkomen verdient. Als de arbeidsinkomens van beide fiscale partners even hoog zijn, dan krijgt alleen de oudste van de partners de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Is het arbeidsinkomen van de ouder tussen de € 5.072 en € 30.233, dan is de IACK 11,45 % x (arbeidsinkomen minus € 5.072). Bij een inkomen van € 30.233 of hoger wordt de maximum korting van € 2.881 bereikt. Voor ouder of co-ouder, die de AOW-leeftijd heeft bereikt, is het percentage niet 11,45%, maar 5,963% en de maximumkorting € 1.502
Indien er van co-ouderschap sprake is en het kind, dat op het adres van een van de ouders staat ingeschreven verblijft afwisselend bij de ene en dan bij de andere ouder, dan komen beide co-ouders in aanmerking voor de IACK, als zij de zorg voor het kind gelijk verdelen (bv. de ene week bij de een, de andere week bij de ander, maar ook als er een tijdschema wordt gehanteerd, waarbij van gelijke tijdsverdeling – gelijk verdelen in een duurzaam ritme- sprake is (ECLI:NL:HR: 2020:415).
!
Let op: het kabinet overweegt de IACK af te schaffen, als het plan de kinderopvangtoeslag geheel door de overheid te doen financieren wordt uitgevoerd (zie paragraaf 5.1.8)
Specifieke zorgkosten
Het is mogelijk het deel van de zorguitgaven, (die niet door de verzekeraar worden gedekt), dat uitkomt boven een bepaalde drempel, af te trekken. De hoogte van deze drempel hangt af van het drempelinkomen (= het totaal van de inkomsten en aftrekposten in box 1, 2 en 3 zonder de persoonsgebonden aftrek). Wie een inkomen verdient tussen € 7.863 en € 41.765 kan specifieke zorgkosten aftrekken tot 1,65% van het inkomen met een minimum van € 136.
Wie meer verdient dan € 41.765 kan de specifieke zorgkosten aftrekken tot 1,65% van€ 41.765 vermeerderd met 5.75% van het bedrag dat hoger is dan € 41.765.
Specifieke zorgkosten zijn uitgaven voor geneeskundige en heelkundige hulp, reiskosten voor ziekenbezoek, uitgaven van door een arts voorgeschreven medicijnen, een aantal
hulpmiddelen, aanpassingen aan bv. een auto, dieetkosten (vast bedrag), extra gezinshulp (zie voor de volledige lijst, vaste bedragen en aanvullende voorwaarden: xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx)
Als het drempelinkomen lager is dan € 35.375 is er recht op de verhoging van specifieke zorgkosten. Er mag dan meer worden afgetrokken dan daadwerkelijk is betaald. Deze specifieke zorgkosten - met uitzondering van de uitgaven voor geneeskundige en heelkundige hulp en reiskosten voor ziekenbezoek- mogen dan met 40% worden verhoogd.
Wie uiterlijk op 1 januari 2020 de AOW-leeftijd heeft bereikt mag zelfs de kosten met 113% verhogen.
!
Let op: de aftrekbare uitgaven specifieke zorgkosten worden in stappen verlaagd van 51,75% (2019) naar het basistarief van 37,05% in 2023. Dit betekent dat deze aftrekpost in de toekomst alleen tegen het tarief van 37,05% kunnen worden afgetrokken.
De percentages aftrektarief vanaf 2019 zijn: 2019: 51,75; 2020: 46,00; 2021: 43,00;2022:
40,00; 2023: 37,05
Doorwerken na de AOW-leeftijd
Wie een AOW-uitkering ontvangt kan zijn ondernemingsactiviteiten als ondernemer voortzetten, weer een herstart als ondernemer maken of doorwerken op basis van een arbeidsovereenkomst.
Medisch specialisten die zijn gestopt met werken en (deels) genieten van een oudedagsvoorziening en/of pensioen, vinden vaak werk als adviseur bij de “oude” praktijk, bij een andere zorginstelling, bij organisaties in het bedrijfsleven of in de non-profitsector. Ze worden commissaris, toezichthouder of bestuurslid bij een organisatie waarin zij hun kwaliteiten, ervaringen, deskundigheid en hun interesses aan elkaar kunnen koppelen.
In Nederland is er een aantal instellingen dat deze herstarters behulpzaam is bij het zoeken van een nieuwe verantwoordelijkheid (bv. het Nationaal Register, ingesteld door werkgevers en werknemers; xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx).
Starten van een nieuw bedrijf vanuit de AOW
Ondernemers in de AOW-leeftijd die een IB-onderneming (zie paragraaf 1.2) vanuit de AOW willen starten, kunnen in aanmerking komen voor een aantal financiële en fiscale faciliteiten
w.o. 50 % van de zelfstandigenaftrek (= € 3.515 in 2020), 50% van de starteraftrek en ook mogelijkheden van subsidies voor startups etc. Voor de startersaftrek geldt dat die alleen van toepassing indien in de 5 jaar voorafgaand aan het betrokken startjaar niet vaker dan 2
keer van de zelfstandigenaftrek gebruik is gemaakt en in die periode tenminste één jaar geen ondernemer is geweest (paragraaf 2.2.1). Wie in een BV (VPB-ondernemer; paragraaf 1.3) werkzaam was en een IB-onderneming wil beginnen, kan ook een beroep die faciliteiten doen.
5
Zie voor alle informatie over het starten of hervatten van een bedrijf als IB- of VPB- ondernemer en de daarbij behorende financiële en fiscale faciliteiten: hoofdstuk 2 en bijlage 6.4 checklist startende ondernemer.
Doorwerken op basis van arbeidsovereenkomst (zie ook hoofdstuk 4, paragrafen 4.2 en 4.3). AOW’ers zullen ook sneller werk kunnen vinden in loondienst op basis van een arbeidsovereenkomst omdat de wetgever (Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd) het voor werkgevers aantrekkelijker heeft gemaakt AOW’ers in dienst te nemen, waarbij de opzegtermijn van de arbeidsovereenkomst met de AOW’er tot één maand en de loonbetaling bij ziekte is teruggebracht van twee jaar naar 13 weken in plaats van twee jaar. Zij hebben recht op tenminste het minimumloon. (Per 1.7.2020: € 1.680,- per maand plus vakantietoeslag van 8%). Werkgever hoeft geen premies werknemersverzekeringen ZW; WW en WIA/WGA + de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet) af te dragen. Bij ontslag hoeft geen transitievergoeding te worden betaald.
Indien volgens de cao of arbeidsovereenkomst het dienstverband eindigt bij het bereiken van de AOW-leeftijd wordt het contract van rechtswege ontbonden. Er behoeft geen transitievergoeding
te worden betaald. De werkgever kan een nieuw (tijdelijk) contract aanbieden.
Indien hierover niets is bepaald, kan de arbeidsovereenkomst na het bereiken van de AOW- leeftijd doorlopen.
Tabel 30: overzicht AOW’er in dienstverband bij doorlopen huidig contract en/of nieuw contract
Gevolgen bij doorlopen huidig contract of nieuw contract | |
vast of tijdelijk contract | Bij tijdelijk contract geldt ketenbepaling: max. 6 (in plaats van 3) contract- en in 4 jaar met tussenperioden van 6 maanden of korter |
loon | In ieder geval het minimumloon (per 1.7.2020: € 1.680,- per maand + vakantietoeslag van 8%) |
loonbelasting | Ja, maar geen premies WW, ZW,WIA (en AOW) en ink, afh, bijdrage Zvw |
ziekte | Doorbetalen 13 weken (in plaats van 2 jaar); indien geen recht op door- betalen*: uitkering van max. 13 weken uit Ziektewet |
duur | Aanpassen mag, maar werkgever is niet verplicht mee te werken |
re-integratie-inspanning werkgever | Alleen bij het eigen bedrijf met passend werk, niet bij ander bedrijf; geen plicht tot re-integratieplan |
opzeggen | Door werkgever met een opzegtermijn van een maand; geen weg naar UWV of rechter mogelijk; geen recht op transitievergoeding |
*geen recht op doorbetaling, indien wordt gewerkt op basis van een uitzendovereenkomst met een uitzendbureau
!
Let op: inkomsten (loon; pensioenfonds; lijfrente) naast de AOW-uitkering worden niet verrekend met de AOW-uitkering. Bij het verwerven van nieuw inkomen naast de AOW kan de herstarter uiteindelijk op een inkomensniveau komen, waardoor hij of zij niet meer in aanmerking komt voor een aantal toeslagen (zorg- en huurtoeslag) (zie paragraaf 5.1.8).
!
Let op: naast bovenstaande mogelijkheden die de wet de AOW’er biedt, is er in dezelfde wet de bepaling opgenomen dat bij reorganisatie de werkgever de AOW’er als eerste mag ontslaan.
Aanvullende Inkomensverzekering ouderen, AIO
AOW-gerechtigden die naast hun AOW geen of weinig inkomsten hebben, hebben onder voorwaarden recht op een AIO-aanvulling als (aanvullende) bijstandsuitkering.
De hoogte van de uitkering hangt af van
- de hoogte van de (gezamenlijke) inkomsten zoals AOW, loon of een uitkering is minder dan
€ 1.465,52 netto per maand (zie onderstaande tabel)
- woonsituatie: alleen, met een partner of met iemand anders van 21 jaar of ouder
- vermogen: per 1 januari 2020 maximaal € 6.020 bij alleenwonenden en€ 12.040 bij samenwonen met partner of kind jonger dan 18 jaar
Onder het eigen vermogen valt overwaarde eigen huis (WOZ-waarde minus hypotheek is hoger dan € 50.800) , spaargeld, maar bijvoorbeeld ook het bezit van een auto en sieraden. Maar de normale gebruiksgoederen als een wasmachine, koelkast of televisie tellen niet mee. Is er meer vermogen dan deze bedragen, dan moeten deze gelden eerst worden aangesproken.
Tabel 31: normbedragen minimuminkomen AIO in € per 1 januari 2020
Situatie | AIO | vakantietoeslag | totaal |
Paar | 1.465,52 | 76,66 | 1.533,18 |
Alleenstaande | 1.065,36 | 57,07 | 1.121,43 |
Voor degene die woont met iemand anders van 21 jaar of ouder, stelt de SVB de AIO- uitkering vast aan de hand van de zogenaamde kostendelersnorm. De kostendelersnorm betekent dat als een woning wordt gedeeld met meer volwassenen, de uitkering daarop
wordt aangepast. De reden hiervoor is dat als er meer personen in de woning wonen, de woonkosten kunnen worden gedeeld.
Bij het bereiken van de AOW-leeftijd berekent de SVB hoeveel AOW men krijgt. Als blijkt dat er waarschijnlijk te weinig inkomen is, komt er een brief van de SVB aan de hand waarvan kan worden nagegaan of men in aanmerking komt voor AIO.
5.1.2 ANW, Algemene nabestaandenwet
Als iemand overlijdt, wil de overheid dat nabestaanden verzekerd zijn van een basisinkomen. Daarom kunnen zij aanspraak maken op een uitkering via de Algemene nabestaandenwet (ANW). Elke nabestaande die met een vaste partner een gezamenlijk huishouden voerde op het moment van het overlijden, kan recht hebben op een uitkering. Dus ook wie niet gehuwd samenwoont of samenwoont met een broer of zus.
De overledene moet wel verzekerd zijn voor een ANW-uitkering. Als de overledene op de dag van overlijden in Nederland woonde of werkte, is hij of zij verzekerd voor een ANW- uitkering.
Voor een ANW-uitkering geldt dat degene, die overleden is, nog geen recht had op AOW. Daarnaast voldoet de overgebleven partner aan minimaal één van de volgende voorwaarden:
- nog geen AOW-uitkering
- een kind of kinderen hebben, die jonger is of zijn dan 18 jaar
- voor meer dan 45 % arbeidsongeschikt zijn.
Ook als de ex-partner overlijdt, is er voor de overgebleven partner recht op een ANW- uitkering, als die alimentatie kreeg. Daarnaast gelden bovenstaande voorwaarden.
De uitkering is nooit hoger dan het bedrag aan alimentatie.
Bij het overlijden van de partner ontvangt de overgebleven partner, met de overledene getrouwd of geregistreerd, een brief van de SVB, aan wie de gemeente het overlijden heeft doorgegeven, over de nabestaandenuitkering (ANW-uitkering). Bij deze brief zit een formulier om de nabestaandenuitkering aan te vragen.
Een niet getrouwde of geregistreerde partner, die wel met de overledene samenwoonde, moet zelf de ANW-uitkering aanvragen bv. via de website van de SVB.
5
Het aanvraagformulier is ook te krijgen bij de gemeente of bij de uitvaartondernemer.
De hoogte van de uiteindelijke ANW-uitkering is afhankelijk van het soort uitkering (zie onderstaande tabel 32) en eventueel ook van het inkomen. De ANW kent een inkomenstoets. Inkomsten bv. uit loondienst of uitkeringen, zoals WW of WIA, worden (deels) afgetrokken van de nabestaandenuitkering.
Voor het vaststellen van de definitieve ANW-uitkering tellen de volgende inkomsten niet mee
- vermogen; spaartegoed
- inkomen uit vermogen (bijvoorbeeld kamerverhuur)
- een uitkering uit verzekeringspolissen, bv. een kapitaalverzekering bij overlijden
- een uitkering uit een particulier of collectief afgesloten nabestaandenpensioen
- rente-inkomsten, dividend
Voor de ANW uitkering geldt de kostendelersnorm. Hierbij wordt ervan uitgegaan, dat (meerderjarige) mensen, die samenwonen, kosten voor levensonderhoud kunnen delen.
Dit betekent dat de ANW-uitkering in een aantal jaarlijkse stappen omlaag gaat tot 50% van het minimumloon (per 1.7.2020: € 1.680,- per maand + 8% vakantiegeld). Is er geen kostendeler meer woonachtig, dan gaat de uitkering weer naar 70% van het minimumloon. Inkomen van kinderen van 21 jaar of ouder, die een opleiding volgen, telt niet mee.
Als de uitkering wordt gekort, kan een ANW- hiaatverzekering (met aftrekbare premie!) deze uitkering aanvullen.
Tabel 32: bruto maandbedragen ANW per 1 januari 2020
Aanpassing hiervan elk halfjaar (xxx.xxx.xx)
Soort uitkering | Per maand | Vakantie-uitkering** |
Ontvangen eerst na 1.7.96 ANW | 1.230,49* | 87,39 |
Ontvingen vóór 1.7.96 AWW*** | 496,08* | 39,69 |
Verzorgingsrelaties**** of kostdelersnorm | 773,97* | 62,42 |
Wezen tot 10 jaar | 393,76* | 27,96 |
Wezen van 10 tot 16 jaar | 590,64* | 41,95 |
Wezen van 16 tot 21 jaar | 787,51* | 55,93 |
*excl. tegemoetkoming van €17,39
**Wordt in de maand mei uitbetaald
***Algemene weduwe- en wezenwet
****Er is sprake van een verzorgingsrelatie, indien de ANW-aanvrager samenwoont met iemand, die intensieve zorg nodig heeft of zelf intensieve zorg nodig heeft.
5.1.3 WW, werkloosheidswet
De WW geldt alleen voor werknemers en dus niet voor dga’s (met meer dan 50% van de aandelen in de BV, die immers zowel werkgever als werknemers is). Maar wel voor medisch specialisten/aandeelhouders van een BV met minder dan 50% van de aandelen die in dienst zijn van de BV. Een dga kan vanwege de aandelenverhouding nooit tegen zijn zin worden ontslagen.
Als een werknemer geheel of gedeeltelijk werkloos wordt, kan hij een Werkloosheidsuitkering (WW-uitkering) aanvragen via xxxx.xx (de gezamenlijke website van UWV en de gemeente). De WW is een tijdelijke uitkering om het verlies aan inkomen tussen twee banen op te vangen.
Er is recht op een WW-uitkering op basis van de volgende voorwaarden:
- verzekerd voor werkloosheid (via werkgever of vrijwillig verzekerd voor WW, zie paragraaf 5.1.6)
- verlies van 5 uur of meer van het werk per week (ook als de werknemer een deel van het werk kwijtraakt)
- direct beschikbaar voor betaald werk
- in laatste 36 weken minstens 26 weken gewerkt
- geen schuld aan werkloosheid
De hoogte van de WW-uitkering wordt bepaald door het sv-loon (sociale verzekeringsloon) (zie toelichting in bijlage 6.1.1).
Op basis van het sv-loon wordt het dagloon (zie toelichting in paragraaf 6.1.1) berekend, En op basis van het dagloon wordt het WW-maandloon berekend. Het WW-maandloon is 21,75 (het gemiddelde aantal werkdagen per maand) maal het dagloon van de werknemer. Het is exclusief 8% vakantiegeld.
Indien er naast de WW-uitkering andere inkomsten zijn, dan worden die van het WW- maandloon afgetrokken
De (bruto) WW-uitkering is tijdens de eerste 2 maanden: 75% van het WW-maandloon. Vanaf de derde maand: 70% van het WW-maandloon.
De WW-uitkering is gemaximeerd tot 75% of 70% van het maximumdagloon: per 1 januari 2020 is dit bedrag € 219,28.en het maximummaandloon is € 4.769,34 De WW- gerechtigde ontvangt dus nooit meer dan € 3.577,= (75% gedurende de eerste twee maanden) en
€ 3.338,54 (70% na twee maanden) per maand.
De duur van WW-uitkering hangt sinds 1 januari 2016 af van het totale arbeidsverleden en het moment waarop men werkloos is geworden. De WW-gerechtigde heeft minimaal 3 maanden recht op een WW-uitkering.
De maximale duur van de WW-uitkering is meestal 38 maanden : 24 maanden via de WW en 12 maanden via de cao, als deze aanvulling (PAWW: private aanvulling op de WW
en WGA) in die cao is vastgelegd. PAWW is de door vakbonden en werkgevers geregelde reparatie van de oude werkloosheidsuitkering en loongerelateerde WGA-uitkering.
De werknemer betaalt een bijdrage – in 2020 0,4% van het loon- voor de deelname aan de PAWW-regeling
Mensen met een WW-uitkering zijn verplicht (ook tijdens ziekte!) te solliciteren (minimaal 4 keer per 4 weken, tenzij werkzaam geweest bij de overheid of in het onderwijs, dan is het 1 keer per week). Het UWV vraagt regelmatig bewijzen van de sollicitatie-activiteiten.
Wie binnen het jaar de AOW-leeftijd bereikt behoeft niet te solliciteren.
Er bestaat een (tijdelijke) ontheffing van de sollicitatieplicht
- indien met toestemming van het UWV wordt geprobeerd een eigen bedrijf te starten (zie paragraaf 5.1.7) en er gebruik wordt gemaakt van de startperiode.
- indien een opleiding (noodzakelijk voor de re-integratie) wordt gevolgd
- bij het verrichten van intensieve mantelzorg en/of een crisissituatie in de privésfeer (max. 6 maanden vrijstelling)
- indien op vakantie na melding hiervan aan het UWV (men heeft recht op maximaal 20 vakantiedagen per kalenderjaar).
Het UWV helpt bij het zoeken en vinden van werk. (xxx.xxxx.xx)
5
Als een baan wordt gevonden en die baan telt minder uren dan het aantal uren waarvoor de uitkering werd ontvangen, kan men de uitkering behouden voor het verschil in uren. Zolang men een (gedeeltelijke) WW-uitkering heeft, heeft men de plicht te solliciteren.
Wie nog geen baan heeft gevonden na afloop van de WW-uitkering, kan een bijstandsuitkering aanvragen (zie paragraaf 5.1.8).
IOW, Inkomensvoorziening voor oudere werklozen IOW
De IOW is een tijdelijke regeling voor een uitkering op bijstandsniveau, die na afloop
van een WW-uitkering voor personen, die na 60 jaar en 4 maanden (of ouder) werkloos werden of na afloop van een loongerelateerde WGA-uitkering voor persomen, die na 60 jaar (of ouder) een WGA-uitkering ontvingen. Bij het vaststellen van de uitkering tellen de inkomsten van de partner en vermogen niet mee. Wie een IOW-uitkering ontvangt, heeft een sollicitatieplicht en dient aangeboden werk te accepteren, ook als dat niet aansluit op de opleiding en werkervaring. De partner van de IOW-gerechtigde heeft geen sollicitatieplicht. Degenen met een IOW-uitkering, die na minder dan 1 jaar de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, behoeft niet te solliciteren. De IOW blijft tot 1 januari 2027 bestaan.
IOAW, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte en werkloze werknemers (IOAW)
Een IOAW-uitkering is mogelijk voor personen, die vóór 1 januari 1965 zijn geboren en na hun 50e jaar werkloos zijn geworden. De IOAW-uitkering zorgt voor een inkomen op (tenminste) het bijstandsniveau. Bij het vaststellen van de uitkering tellen de eigen
inkomsten en die van de partner mee, maar het vermogen zoals spaargeld of een eigen huis telt niet mee. De partner is ook verplicht te solliciteren.
IOAZ, Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Een IOZA-uitkering is mogelijk voor de oudere zelfstandig ondernemer van 55 jaar of ouder, die zijn eigen bedrijf of beroep heeft gestaakt, omdat er te weinig inkomsten uit dit bedrijf zijn. De IOAZ–uitkering vult uw inkomen en dat van uw eventuele partner aan tot bijstandsniveau.
Bij de berekening van de IOAZ-uitkering wordt niet alleen rekening gehouden met andere inkomsten, maar ook met een deel van het eigen vermogen en pensioenvoorziening. Het eigen vermogen is vrijgesteld tot een bedrag van € 136.848. Het bedrijfspensioen is vrijgesteld tot een bedrag van € 130.517 (Dit bedrag geldt alleen als er een pensioentekort is. Het geld hoeft niet vast te liggen in een pensioenregeling. Het mag ook op een spaarrekening staan of in het bedrijf zitten)
De hoogte van de maximum bruto IOW-uitkering per 1 januari 2020 voor gehuwden en samenwonenden € 1.551,88 (excl. de vakantie-uitkering van € 124,14) en voor alleenstaanden of alleenstaande ouders € 1.219,05 (excl. € 97,52 vakantie-uitkering).
De kostendelersnorm is van toepassing op de uitkering, als er met meerdere personen in een woning wordt gewoond (zie de betrokken alinea’s bij paragraaf 5.1.1 bij de AIO en paragraaf 5.1.8 Participatiewet). Alleenstaanden en alleenstaande ouders met een of meer meerderjarige medebewoners ontvangen € 775.94 (excl. € 62,07) vakantie-uitkering.
Een IOW-uitkering, IOAW-uitkering of IOAZ-uitkering wordt aangevraagd bij de gemeente, waar de aanvrager woont.
5.1.4 Ziektewet (ZW)
De Wet Uitbreiding Loondoorbetalingsverplichting bij Ziekte (WULBZ), die werd ingevoerd in 1996, verplicht de werkgever om bij ziekte van een werknemer gedurende twee jaar loon door te betalen. Deze nieuwe wet maakte de toenmaals geldende Ziektewet voor
een groot deel overbodig. Maar die bleef wel gelden voor mensen zonder werkgever als uitzendkrachten, oproepkrachten, thuiswerkers en stagiaires, muzikanten en artiesten en uitkeringsgerechtigden van de WW (paragraaf 5.1.3), van de WAO (Wet
Arbeidsongeschiktheid, die nog geldt voor uitkeringsgerechtigden, die vóór 1 januari 2004 een ziekte of handicap hebben gekregen ) en de WAZO (Wet Arbeid en Zorg, paragraaf 5.1.8)
Ook mensen in loondienst, die ziek zijn als gevolg van bv. een zwangerschap of orgaandonatie, komen in aanmerking voor een uitkering ZW. Xxxxxxx van ziekte van deze werknemers kan de werkgever een beroep doen op de no-riskpolis. De werkgever krijgt dan het ziekengeld van het UWV om het loon aan de zieke werknemer door te betalen.
Oudere werknemer en ZW
Een oudere werknemer (voor 8 juli 1954 of voor 1 januari 1962 geboren; nog geen AOW), die langer dan 1 jaar werkloos met WW-uitkering zijn geweest en vanuit de WW bij de werkgever in dienst zijn gekomen en op de eerste ziektedag niet langer dan 5 jaar bij hem
in dienst was en ziek zijn, krijgt de eerste 13 weken van de ziekte het loon doorbetaald. Daarna betaalt UWV soms een Ziektewetuitkering, aan de werkgever, die dit met het loon verrekent. Deze regeling heet de Compensatieregeling voor oudere en voormalig langdurig werklozen. (meer informatie: xxx.xxx.xx)
5.1.5 WIA/WGA/IVA
De medisch specialist, die een dienstverband heeft (met uitzondering van de dga) krijgt bij arbeidsongeschiktheid te maken met de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA).
Uitgangspunt van de WIA is dat een ieder, die arbeidsongeschikt is geworden zijn of haar resterende arbeidsmogelijkheden zo volledig mogelijk benut. De WIA is de wettelijke opvolger van de WAO, Wet Arbeidsongeschiktheid, die nog geldt voor
uitkeringsgerechtigden, die vóór 1 januari 2004 een ziekte of handicap hebben gekregen. Omdat de huidige wetgeving de werkgever verplicht om bij ziekte van een werknemer gedurende twee jaar (minimaal 70% van het) loon door te betalen, is eerst na twee jaar, zicht op een WIA/WGA/IVA-uitkering.
Er is een wet in voorbereiding om kleine werkgevers een lagere Aof-premie te laten betalen. De Aof is het Arbeidsongeschiktheidsfonds, dat de premiegelden van de WIA beheert.
Kleine werkgevers kunnen deze tegemoetkoming in een lagere Aof-premie aanwenden om zich te verzekeren via een MKB-verzuim-ontzorgverzekering, die per 1 januari 2020 door verzekeraars wordt aangeboden. Deze dekt het financiële risico van loondoorbetaling bij ziekte af en helpt de kleine werkgever bij de verplichtingen en taken rondom loondoorbetaling bij ziekte.
WGA en IVA
Wie twee jaar (104 dagen) ziek is en voor wie de uitkering Ziektewet stopt, kan een aanvraag voor een WIA-uitkering bij het UWV indienen. Er zijn twee soorten WIA- uitkeringen:
1. wie niet of bijna niet meer kunt werken en het uitzicht op herstel minimaal is krijgt te maken met de IVA Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten
2. wie nu of in de toekomst nog wel (deels ) kan werken (en dus in dienst van de werkgever
–wellicht in een andere functie- blijft of gaat werken bij een andere werkgever), kan een uitkering WGA Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten krijgen.
Aan wie niet meer kan werken bv. door een ernstige ziekte of een ongeval, kan de bedrijfsarts of arbodienst adviseren om vervroegd een WIA-uitkering aan te vragen.
5
Bij de beoordeling van het recht op uitkering kijkt UWV naar wat de aanvrager met zijn of haar beperkingen door ziekte of handicap nog wél kan én wat hij of zij daarmee kan verdienen.
Voorafgaande aan de beoordeling van het recht op uitkering doet UWV de RIV-toets (RIV= re-integratie-verslag) of poortwachterstoets. UWV beoordeelt in overleg met een arbeidsdeskundige en verzekeringsarts allereerst of er voldoende re-integratieresultaat is bereikt. Als dat niet zo is, beoordeelt UWV of de werkgever en werknemer samen
voldoende inspanningen hebben gedaan om de functionele mogelijkheden zo veel mogelijk te vergroten en de bestaande arbeidsmogelijkheden, in het eigen bedrijf of bij een ander bedrijf zo goed mogelijk worden benut.
!
Let op: er is een wetsvoorstel ingediend, waarin wordt bepaald, dat vanaf 1 januari 2021 het oordeel van de bedrijfsarts in plaats van die van de UWV-verzekeringsarts voortaan leidend is bij de RIV-toets. Bij de toets wordt dan alleen gekeken naar het re-integratie- verslag. Een arbeidsdeskundige beoordeelt of de re-integratie-inspanningen passend zijn bij de medische beoordeling en het advies van de bedrijfsarts. De verzekeringsarts doet
een sociaal-medische inschatting rond het recht van uitkering, niet van de re-integratie- inspanningen.
Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten: 3 soorten uitkeringen
Er zijn drie soorten WGA-uitkering: de loongerelateerde uitkering (LGU), de loonaanvullingsuitkering (LAU) en de vervolguitkering (VVU).
1. De LGU wordt verstrekt aan personen, die in 26 van de laatste 36 weken tot zijn ziekte nog hebben gewerkt (of een WW-uitkering kreeg, voordat hij ziek werd).
2. Is dit niet het geval en verdient hij 50% of meer van wat hij nog kan verdienen dan krijgt een loonaanvullingsuitkering (LAU). Het gaat dan niet alleen om het eigen werk, maar om al het (aangepaste) werk waartoe de betrokkene volgens een arbeidsdeskundige nog in staat is.
3. Mocht dit niet het geval zijn (en verdient hij dus minder dan 50% van wat hij nog kan verdienen), dan krijgt hij een vervolguitkering (VVU).
4. Indien hij in het laatste geval wel maximaal 20% (en in de toekomst waarschijnlijk meer) van het loon verdient dat hij voorheen (toen hij nog arbeidsgeschikt was) kreeg, dan krijgt hij ook een LAU. Is het waarschijnlijk, dat door de ziekte er nooit meer dan 20% van het “oude” loon kan worden verdiend en blijft de kans op herstel gering of afwezig, dan is er de IVA
Tabel 33: type WIA-uitkering na 2 jaar ziekte (104 dagen)
Type WIA-uitkering | WGA LGU | WGA LAU | WGA VVU | IVA |
Had u een WW uitkering, voordat u ziek werd | x | |||
Heeft u, voordat u ziek werd, minder dan 26 weken (half jaar) van de laatste 36 weken gewerkt? | x | |||
Heeft u, voordat u ziek werd, meer dan 26 weken (half jaar) van de laatste 36 weken gewerkt? En Is uw huidig loon* 50% of meer dan uw potentieel loon**? | x | |||
Heeft u, voordat u ziek werd, meer dan 26 weken (half jaar) van de laatste 36 weken gewerkt? En is uw huidig loon minder dan 50% van uw poten- tieel loon? | x | |||
Kunt u nu maximaal 20% van uw “oude” loon*** verdienen, maar in de toekomst waarschijnlijk meer | x | |||
Kunt u waarschijnlijk nooit meer dan 20% van uw “oude” loon verdienen en blijft de kans op herstel gering of afwezig | x | |||
Let op: Indien de WIA- uitkering lager is dan het sociaal minimum (zie paragraaf 5.1.8, tabel 38), dan kan een toeslag worden aangevraagd. |
* huidig loon: loon, als u nu niet of slechts deels werkt
**potentieel loon: loon, dat u volgende de UWV-arbeidsdeskundige zou kunnen verdienen
*** ”oude” loon: loon, dat u verdiende in het jaar, voordat u ziek werd
Hoogte LGU
De LGU is gedurende de eerste twee maanden 75 % van het WIA-maandloon van de werknemer, te berekenen door zijn SV-loon (zie bijlage 6.1.1), dat werd verdiend in het jaar, voordat hij ziek werd, te delen door het aantal werkdagen per jaar (261) en te
vermenigvuldigen met het aantal werkdagen (21,75) per maand) met een (in 2020 geldend) maximum van € 3.577 bruto per maand (= 75% van € 4.769,34, het maximummaandloon per 1 januari 2020 (zie toelichting in bijlage 6.1.1).
Vanaf de derde maand is de uitkering 70% van het WIA-maandloon (tot een maximum van
€ 3.338 bruto per maand).
Bij wie nog deels werkt en daaruit inkomsten geniet, wordt 75% c.q. 70% van deze inkomsten met het LGU verrekend.
Zie rekenhulp: xxx.xxx.xx/xxxxxxxxxxxxx/ rekenhulpen
Duur van de LGU is afhankelijk van het arbeidsverleden (maar minimaal 3 maanden en maximaal 2 jaar)
Hoogte LAU
De LAU is afhankelijk van wat het huidige loon is en wat volgends de arbeidsdeskundige van de UWV kan worden verdiend
- huidig loon tussen 50% en 100% van wat kan worden verdiend: dan is de LAU 70% van het WIA-maandloon minus 70% van wat kan worden verdiend
- huidig loon is 100% van wat kan worden verdiend of zelfs meer: 70% WIA maandloon minus 70% van het huidig loon
Zie rekenhulp: xxx.xxx.xx/xxxxxxxxxxxxx/ rekenhulpen
Na afloop van de LGU bepaalt het UWV of en hoe lang er een LAU (of VVU) mogelijk is
Hoogte VVU
DE VVU is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid , dat wordt vastgesteld door de arbeidsdeskundige van het UWV
- 35% tot 45%: 28% van het minimumloon (per 1 juli 2020 is het minimumloon
€ 1.680,- excl. 8% vakantietoeslag)
- 45% tot 55%: 35% van het minimumloon
- 55% tot 65%: 42% van het minimumloon
- 65% tot 80%: 50,75 van het minimumloon
Zie rekenhulp: xxx.xxx.xx/xxxxxxxxxxxxx/ rekenhulpen
De VVU is een forse teruggang in inkomen, die kan worden aangevuld vanuit de collectieve WGA-hiaatverzekering, als zijn werkgever deze heeft afgesloten.
Na afloop van de LGU bepaalt het UWV of en hoe lang er een VVU (of LAU) mogelijk is
Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten
De werknemer met een verloren looncapaciteit van 80 % of meer en geen of een geringe kans op herstel, komt in de regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA).
Deze werknemer krijgt een uitkering van 75 % van zijn WIA-maandloon (zie bij de LGU) en kan doorlopen tot de AOW-leeftijd. IVA-uitkeringsgerechtigden worden om de vijf jaar herkeurd.
5
Wet BeZaVa
De werkgever draagt het financiële risico van ziekte en arbeidsongeschiktheid van werknemers, die ziek uit dienst gaan of zich binnen 28 dagen na uitdiensttreding alsnog ziek melden.
Dit staat in de Wet Beperking Ziekteverzuim en Arbeidsongeschiktheid Vangnetters (BeZaVa),die is bedoeld om het ziekteverzuim onder vangnetters terug te dringen. Vangnetters zijn vaste én tijdelijke werknemers, die geen werkgever meer hebben en na uitdiensttreding ziek geworden zijn en dan ook in de Ziektewet (of de WIA) belanden.
De Wet BeZaVa wil via prikkels naar werkgevers en vangnetters het beroep op de Ziektewet en WIA verminderen.
Zie voor meer informatie: xxx.xxx.xx/xxxxxxxxxxxx
Vangnetverzekering
Naast de vrijwillige voortzetting van de WIA (zie paragraaf 5.1.6) is er de private vangnetverzekering. Een particuliere verzekeraar is niet verplicht iedere zelfstandige ondernemer te accepteren voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Als een
verzekeraar een startende ondernemer niet accepteert als verzekerde of er worden beperkende bepalingen gesteld, dan kan er een beroep worden gedaan op de zogenaamde vangnetverzekering AOV.
De verzekering wordt door de meeste verzekeraars in Nederland aangeboden.
De verzekeraar is verplicht de ondernemer, die een beroep doet op de verzekering en aan de gestelde voorwaarden voldoet, te accepteren. De verzekeraar kan de verzekering
alleen opzeggen bij wanbetaling, verandering van baan of beroep, buitenlandse vestiging, faillissement van het bedrijf, niet voldoen aan de mededelingsplicht en overlijden.
Ontslag na ziekte
De werkgever kan, indien hij geen mogelijkheid heeft voor ander werk of herplaatsing binnen of buiten zijn bedrijf of bij het ontbreken van uitzicht op herstel na toestemming UWV aan de zieke werknemer ontslag verlenen en de transitievergoeding betalen. (zie bijlage 6.1.1)
Dan is er alleen nog recht op WW of bijstand.
De werkgever, die na 2 jaar ziekte geen ontslag verleent met het oog geen transitievergoeding te hoeven uitkeren, terwijl na die 2 jaar de verplichting tot loonuitbetaling wel vervalt, kan (niet: moet) wegens het ontbreken van goed werkgeverschap worden verplicht alsnog de werknemer te ontslaan en de transitievergoeding uit te betalen.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet compensatie transitievergoeding (april 2020) wordt op aanvraag van de werkgever de door hem betaalde transitievergoeding bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid uit het Algemeen werkloosheidsfonds gecompenseerd. Dit geldt voor transitievergoedingen die op of na 1 juli 2015 zijn betaald.
5.1.6 Vrijwillige deelname aan werknemersverzekeringen (WW; WIA en ZW)
Het is mogelijk voor niet-werknemers zich vrijwillig te verzekeren voor een aantal werknemersverzekeringen namelijk de WW, WIA(WAO) en ZW.
Wie zich vrijwillig verzekert voor de WW, WIA(WAO) of ZW, mag zelf bepalen voor hoeveel dagen en voor welk bedrag men zich wil verzekeren, maar dat bedrag mag niet hoger zijn dan het maximumdagloon (per 1 januari 2020: € 219,28. en € 4.769,34 per maand: het maximumdagloon vermenigvuldigd met 21,75, het gemiddeld aantal uitkeringsdagen in een maand; op jaarbasis € 57.232).
Aanvragen voor een vrijwillige WW, WIA of ZW dienen binnen 13 weken nadat men uit loondienst is gegaan of de uitkering is verlaagd of beëindigd, bij het UWV te worden ingediend.
De verzekering kan (door schriftelijke opzegging) worden beëindigd zonder opzegtermijn, maar niet met terugwerkende kracht. De vrijwillige verzekering eindigt ook, als door werk of uitkering men weer verplicht verzekerd is, als er een premiebetalingsachterstand van 2 maanden of langer is; als de AOW-leeftijd bereikt is bereikt of bij overlijden.
Tabel 34: overzicht premies vrijwillige deelname werknemersverzekeringen per 1 januari 2020
Wet | Premiepercentages vrijwillige verzekeringen |
ZW | 8,25 % |
ZW voor alfahulpen | 7,4 % |
WIA | 7,53 % |
WAO* | 6,77% |
WW | 1,85 % |
* Wet Arbeidsongeschiktheid (WAO) geldt nog voor uitkeringsgerechtigden, die vóór 1 januari 2004 een ziekte of handicap hebben gekregen
WW, werkloosheidswet
Er is de mogelijkheid zich vrijwillig aan te melden voor de WW voor startende ondernemers die als werknemer uit loondienst zijn gegaan of een uitkering ontvangen en voor mensen zonder arbeidsovereenkomst of in het buitenland gaan werken.
Vanaf de AOW-leeftijd kan er geen vrijwillige verzekering meer worden afgesloten. De WW-verzekering moet bijna altijd worden gecombineerd met een vrijwillige ziektewetverzekering.
Heeft u een (vrijwillige) WW-uitkering en bent u langer dan 13 weken ziek, dan stopt de WW-uitkering en ontvangt u een Ziektewetuitkering.
Is uw Ziektewetuitkering minder dan het sociaal minimum, dan kunt u een toeslag aanvragen op grond van de Toeslagenwet (zie paragraaf 5.1.8).
ZW, Ziektewet
Er is de mogelijkheid zich vrijwillig aan te melden voor de Ziektewet voor startende ondernemers die als werknemer uit loondienst zijn gegaan of een uitkering ontvangen,. Het UWV geeft na de ziektemelding aan of de aanmelder voor een ziektewetuitkering in aanmerking komt. Het UWV is ook verantwoordelijk voor de verzuimbegeleiding en re- integratie.
De duur van de ziektewetuitkering is maximaal twee jaar.
!
Let op: Voor een dga is het niet nodig een vrijwillige ziektewetverzekering af te sluiten, omdat zijn BV (werkgever) verplicht is, op basis van de Wet WULBZ het loon door te betalen. De loonbetalingsplicht geldt niet tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof, om welke reden de vrouwelijke dga voor die 16 weken een vrijwillige ZW bij het UWV kan afsluiten.
De zelfstandige, vrouwelijk IB-ondernemer, die verzekerd is voor de ZW krijgt ook bij bevallings- en zwangerschapsverlof een uitkering vanuit de ZW. Indien niet of te laag verzekerd, dan kan een ZEZ-uitkering (zie paragraaf 5.1.8) uitkomst bieden.
WIA, Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen
Er is de mogelijkheid zich vrijwillig aan te melden voor de WIA voor dga’s, die als werknemer uit loondienst zijn gegaan of een uitkering ontvangen en
- startende ondernemers die al 3 jaar of langer 2 dagen in de week werken als ondernemer en daarnaast een inkomen uit loondienst of een uitkering hebben of
- startende ondernemers die binnen 13 weken nadat zij uit loondienst zijn gegaan of nadat hun WW, WAO of WIA is beëindigd of verlaagd.
5
Wie nu een WAO-uitkering heeft van minder dan 45 % is niet verzekerd voor arbeidsongeschiktheid voor het deel dat er wel kan worden gewerkt. Het is mogelijk dat u een vrijwillige WIA afsluit voor het deel dat u werkt.
5.1.7 Start eigen bedrijf of beroep vanuit werknemersverzekeringen en participatiewet (bijstand)
De Nederlandse wetgeving biedt de mogelijkheid een eigen bedrijf of beroep te starten vanuit een van de sociale verzekeringen namelijk de WW (IOW, OAW,IOAZ) , de WIA (WAO; Wajong, WAZ of ZW)of vanuit bijstandsuitkering (Participatiewet).
De mogelijkheid eigen en nieuwe activiteiten te ondernemen vanuit de AOW (volksverzekering) wordt beschreven in paragraaf 5.1.1
Start eigen bedrijf of beroep vanuit WW (IOW,IOAW,IOAZ)
Vanuit de WW (en verwante wetten IOW, IOAW,IOAZ wetten, zie paragraaf 5.1.3) kan worden gestart als zelfstandige (fulltime; op freelancebasis; dga), waarbij de uitkering behouden blijft.
Voorafgaand aan de start wordt eerst in overleg met de werkcoach van het UWV onderzocht of het ondernemingsplan haalbaar is. Er is een verplichte online-training Zelfstandig ondernemen met een WW-uitkering. Na de training kan de onderzoeksperiode van maximaal 6 weken starten, waarvoor door het UWV toestemming moet worden gegeven. Tijdens de onderzoekperiode wordt ook naar de financiële haalbaarheid en financieringsmogelijkheden gekeken. Als het onderzoek uitwijst, dat het plan haalbaar is, dan kan het UWV toestemming geven voor de startperiode, die maximaal 26 weken mag duren. Tijdens de startperiode is het voor het UWV onbelangrijk, hoeveel geld het werk oplevert en hoeveel uur daaraan wordt besteed. De WW-uitkering wordt wel in die periode met 29% gekort.
Wordt er na de startperiode met het bedrijf doorgegaan, dan moeten de directe en indirecte uren aan het UWV worden doorgegeven, die de kosten hiervan verrekent met de WW- uitkering.
Het is ook mogelijk na de onderzoeksperiode zonder startperiode een bedrijf te beginnen. Dan wordt de WW-uitkering verrekend met het zogenoemd “fictief inkomen”, dat wordt vastgesteld op basis van het dagloon, dat vroeger in loondienst werd verdiend.
Voor degene die tijdens of na de startperiode tot de conclusie komt dat het bedrijf toch niet levensvatbaar is, kan de eerdere WW-uitkering (wellicht) worden voortgezet. Maar niet eerder dan na afloop van de startperiode van 26 weken.
Degene, van wie de WW-uitkering is gestopt, omdat hij volledig als zelfstandige is gaan werken, kan weer de “oude” WW-uitkering aanvragen, als hij moet besluiten met het bedrijf te stoppen.
Starters met een werkloosheidsuitkering kunnen ook een beroep doen op het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen (Bbz) (zie verderop in deze paragraaf)
Wie toch zijn recht op een WW-uitkering heeft verloren, kan wellicht nog een bijstandsuitkering krijgen (zie paragraaf 5.1.8).
Start eigen bedrijf vanuit de WIA ,Wajong, Ziektewet, WAO of WAZ
Starten met een eigen bedrijf of beroep is mogelijk vanuit de WIA (maar ook vanuit de
- Wajong, zie paragraaf 5.1.8,
- Ziektewet, zie paragraaf 5.1.4,
- WAO (Wet arbeidsongeschiktheid, per 1 januari 2004 vervangen door de WIA, geldt nog voor uitkeringsgerechtigden die vóór 1 januari 2004 een ziekte of handicap hebben gekregen).
- WAZ (Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen is per 1 augustus 2004 vervallen, maar geldt nog voor uitkeringsgerechtigden die vóór 1 augustus 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden) kunnen een eigen onderneming starten, waarbij de uitkering vooralsnog wordt behouden.
Uitkeringsgerechtigden van de WIA en de andere wetten kunnen starten als zelfstandige, nadat een gesprek over en toestemming van de plannen met de arbeidsdeskundige van de UWV tot de start van het betrokken ondernemingsplan heeft geïnspireerd.
Als het plan na een onderzoeksperiode toch niet haalbaar blijkt, blijft de uitkering behouden. Als na de onderzoeksperiode de start wel lukt, worden de inkomsten tijdens de startperiode en daarna verrekend met de uitkering en/of de uitkering bij winst zo nodig aangepast.
Wordt het besluit genomen toch te stoppen, dan kan afhankelijk van het arbeidsongeschiktheidspercentage de oorspronkelijke uitkering weer worden verkregen of aangepast.
Het UWV helpt de startende ondernemer met mogelijk een geldlening en/of vergoeding voor een benodigd hulpmiddel of voorziening. Het UWV vergoedt voorzieningen voor mensen die
volgens het UWV een structureel functionele beperking SFB) hebben.
De normbedragen voor de voorzieningen zijn te vinden op www/xxx.xx. Er zijn werkvoorzieningen (voorzieningen, benodigd om het werk te kunnen doen), onderwijs- voorzieningen (voorzieningen, die belemmeringen bij het volgen van onderwijs verminderen of wegnemen) en voorzieningen op het terrein van dienstverlening en jobcoaching.
Voor een geldlening kan de ondernemer natuurlijk naar een reguliere bank, maar er is ook een UWV-krediet mogelijk: het voorbereidingskrediet en het starterskrediet.
Het voorbereidingskrediet is niet het betalen van een bedrag ineens, maar kunnen de kosten dekken om de start van de onderneming voor te bereiden worden gedeclareerd.
Het starterskrediet (in 2020: max. € 37.398 ) is mogelijk ingeval een commerciële bank geen lening geeft. Over de lening moet 8% rente worden betaald en de maximale termijn van terugbetalen is 10 jaar. Zie verder de algemene voorwaarden op xxx.xxx.xx
Start eigen bedrijf met een bijstandsuitkering; Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) Het is mogelijk met een bijstandsuitkering een eigen bedrijf te beginnen. Er is maximaal 1 jaar ter voorbereiding op de start van het bedrijf (afhankelijk van de regels van de gemeente). Tijdens de voorbereidingsperiode wordt de uitkering behouden. Voor de voorbereidings- kosten kan een renteloze lening worden verstrekt. De gemeente bekijkt daarna of het bedrijf levensvatbaar is. Als de gemeente het bedrijf levensvatbaar vindt, kan de zelfstandige op basis van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) een starterskrediet van max. € 37.398 aanvragen en wordt de bijstandsuitkering stopgezet.
P.S. Een zelfstandige is 18 jaar en ouder (tot de AOW-gerechtigde leeftijd) die als noodzakelijke inkomensvoorziening een eigen bedrijf heeft of een zelfstandig beroep uitoefent voldoet en voldoet aan het urencriterium (zie paragraaf 2.2.2).
Op deze regeling Bbz kunnen ook een beroep doen (zie xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx):
- gevestigde zelfstandige ondernemers in tijdelijke financiële problemen. De Bbz-uitkering is een lening of gift. Wie een gift krijgt, kan niet lenen. De gift is maximaal € 10.157 als het eigen vermogen minder is dan € 195.457 en het inkomen langdurig onder bijstandsniveau ligt.
Wie leent, kan maximaal € 203.135 lenen tegen 8% en moet binnen 10 jaar terugbetalen.
- oudere zelfstandigen (55+) met een niet-levensvatbaar bedrijf. De uitkering is een lening of gift. De gift is max. € 10.157 als vermogen minder is dan € 136.848. Als het eigen vermogen meer is, dan is er de mogelijkheid van lenen tot maximaal € 10.157.
5
!
Let op: vanaf 1 maart 2020 (tot 1 oktober 2020) geldt - vanwege de coronacrisis (zie bijlage 6.1.1) - een tijdelijke, versoepelde regeling van de Bbz, waarbij zzp’ers (ook dga’s, die alleen of samen met werknemers in de bv meer dan 50% van de aandelen bezit) een inkomensondersteuning voor levensonderhoud kunnen krijgen tot het bijstandsniveau (voor
gehuwden/samenwonenden netto € 1504,31 incl. vakantietoeslag; voor een alleenstaande netto
€ 1.052,32 incl. vakantietoeslag: zie tabel 37), welk bedrag niet behoeft te worden terugbetaald. Aanvragen bij de gemeente. Deze regeling is tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo). Voorwaarde in deze regeling is wel, dat de zelfstandige (alleen vanaf 18 jaar en ouder tot de AOW-leeftijd !) gemiddeld minimaal 23.5 uur per week aan zijn/haar onderneming of zelfstandig beroep (ingeschreven bij de Kamer van Koophandel) besteedt en moet verklaren, dat zijn of haar inkomen door de crisis lager zal zijn dan het sociaal minimum (zie tabel 38). De hoogte van de steun is afhankelijk van het inkomen en de samenstelling
van het huishouden. De toets op levensvatbaarheid van beroep/bedrijf en de vermogens- en partnertoets (kunnen terugvallen op het inkomen van de partner) worden in deze regeling niet toegepast. Dat laatste geldt ook voor de lening van maximaal € 10.157 (zie hierboven), waarbij een looptijd van 4 jaar, een rente van 2% en een aflossingsverplichting eerst ná 1 januari 2021 gelden. De partnertoets in deze regeling is overigens per 1 juni 2020 weer ingevoerd!
Dit betekent, dat er geen recht op steun is ,als het inkomen van de partner boven het sociaal minimum (tabel 38) ligt.
!
Let op: naast bovenstaande was er vanaf 1 maart 2020 de regeling Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS) bestemd voor ondernemers (ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met maximaal 250 werknemers; geen overheidsbedrijf) in een aantal door de overheid aangewezen sectoren (bv. organiseren van congressen, denksport, musea, horeca etc, maar ook tandartsen/tandheelkundig specialisten, fysiotherapeuten, ggz- psychiaters, psychologen en psychotherapeuten), die het hardst door de coronacrisis (bijlage 6.1.1) zijn getroffen. De eenmalige tegemoetkoming was € 4000 per onderneming. De aanvrager (xxx.xxx.xx/xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx) diende te verklaren, dat in de periode van 16 maart t/m 15 juni 2020 tenminste € 4000 omzetverlies te verwachten en/of al geleden is en in diezelfde periode tenminste € 4000 aan vaste lasten is te verwachten en/of al uitgegeven is.. Controle is er achteraf. Mocht dan blijken, dat de tegemoetkoming ten onrechte is betaald, dan kan 5 jaar na uitbetaling het bedrag worden teruggevorderd.
Vanaf 1 juni 2020 (tot 1 oktober 2020) is deze regeling aangepast door een nieuwe regeling Tegemoetkoming Vaste Lasten mkb (TVL), waarbij afhankelijk van de omzet de tegemoetkoming kan oplopen tot € 50.000 per 4 maanden (ca € 12.500 per maand). Het omzetverlies moet in deze nieuwe regeling minimaal 30% zijn.
5.1.8 Andere wettelijk inkomensvoorzieningen
Tabel 35 : overzicht andere wettelijke inkomensvoorzieningen
Inkomensvoorziening op basis van | Voor wie bedoeld |
Participatiewet | Mensen, die te weinig inkomsten hebben om van te leven en die geen recht (meer) hebben op andere inkomsten |
Toeslagenwet | Mensen, die een (gezins)inkomen hebben aanvult onder het sociaal minimum van personen (18 jaar en ouder) |
Toeslagen op basis van andere wetten | - Wet op de zorgtoeslag 2005 (Wzt), - Wet op de huurtoeslag - Algemene kinderbijslagwet (AKW) - Wet op het kindgebonden budget (2007 - Besluit kinderopvangtoeslag |
Wet werk en arbeidsondersteuning jong gehandicapten (Wajong) | Mensen, die op jonge leeftijd een langdurige ziekte of handi- cap hebben gekregen |
Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering militairen (Wamil) | Arbeidsongeschikten vanwege militaire oefening(en) |
Wet arbeid en zorg (WAZO) | Zwangere werknemers; werknemers bij adoptieverlof en plee- gzorgverlof |
Zelfstandig en zwanger (ZeZ) | Zwangere, zelfstandige ondernemers of zwangere, meew- erkende partners van zelfstandige ondernemers |
Participatiewet
De Participatiewet is in 2015 in de plaats gekomen van de Wet Werk en Bijstand (WWB) (en de Wet Sociale werkvoorziening, WSw en een groot deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jong gehandicapten, Wajong).
De Participatiewet regelt een uitkering (bijstand) voor mensen die te weinig inkomsten hebben om van te leven en die geen recht (meer) hebben op andere uitkeringen. Een bijstandsuitkering moet worden aangevraagd bij de gemeente.
Als er niet genoeg inkomen is om in het levensonderhoud te voorzien en/of op of boven het sociaal minimum uit te komen kan er aanvullende bijstandsuitkering of bijzondere bijstand bij de gemeente worden aangevraagd via xxx.xxxx.xx. De voorwaarden voor bijzondere bijstand verschillen per gemeente.
!
Let op: voor gehuwden en alleenstaanden van 21 jaar of ouder, die samenwonen met één of meer meerderjarige personen, met wie kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostdelersnorm een lager bedrag (kostdelersnorm).
Om te bepalen of er recht is op bijstand, bekijkt de gemeente of er niet te veel vermogen aanwezig is. Een eigen huis wordt gezien als een onderdeel van het vermogen. Bij meer vermogen dan toegestaan, is er pas recht op bijstand totdat dit geld op is.
Tabel 36: Vermogensgrens bijstand 2020
leefsituatie | maximaal toegestaan vermogen |
Gezamenlijke huishouding en alleenstaanden | € 12.450 |
Alleenstaande | € 6.225 |
Voor bijstandontvangers en in een eigen huis wonen, geldt een extra vrijstelling van maximaal € 52.500
Er is een verplichting alles te doen om zo snel mogelijk werk en inkomen te vinden. Gemeenten mogen tijdens de uitkeringsperiode een tegenprestatie vragen zoals bijvoorbeeld het doen van vrijwilligerswerk, het volgen van opleidingen of gesubsidieerd werk, die wel moeten aansluiten bij de persoonlijke situatie. De hulp van de gemeente bij het vinden van werk is vastgelegd in een zogenoemde re-integratieverordening (art.10 Participatiewet)
De hoogte van de bijstandsuitkering hangt af van inkomen, leeftijd en leefsituatie. De gemeente bepaalt dus de hoogte van de uitkering . Ook kan de gemeente de uitkering voor een deel betalen in natura (bijvoorbeeld de huur betalen).
Tabel 37: bijstandsuitkeringen per 1 januari 2020 (netto bedragen in €)
(De uitkeringen wordt twee keer per jaar, op 1 januari en op 1 juli, aangepast)
Leefsituatie 21 jaar tot AOW-leeftijd | Per maand | Vakantietoeslag | Totaal |
Gehuwden/samenwonenden | 1.428,14 | 75,17 | 1.503,31 |
Alleenstaande en alleenstaande ouder | 999,70 | 52,62 | 1.052,32 |
Leefsituatie vanaf AOW-leeftijd | |||
Gehuwden/samenwonenden | 1.514,70 | 79,22 | 1.594,42 |
Alleenstaande en alleenstaande ouder | 1.117,44 | 58,81 | 1.176,25 |
Mensen in een inrichting, zoals verpleeg- en verzorgingshuizen | |||
Gehuwden/samenwonenden | 492,36 | 25,91 | 518,27 |
Alleenstaanden en alleenstaande ouders | 316,54 | 16.66 | 333,20 |
5
Toeslagenwet
De Toeslagenwet is een wet, uitgevoerd door het UWV, die het (gezins)inkomen aanvult tot het sociaal minimum van personen (18 jaar en ouder), die via het UWV een uitkering ontvangen krachtens de WW, ZW(ook via de werkgever) ,WIA(WAO), Wajong, WAZ, Wamil, WAZO of IOW. Het sociaal minimum is het bedrag, dat nodig om in het levensonderhoud te kunnen voorzien.
Tabel 38: Bruto bedrag sociaal minimum (excl. vakantietoeslag) per maand per 1 januari 2020
Leefsituatie | Bedrag per maand in € |
Gehuwden/gelijkgestelden | 1.653,65 |
Alleenstaande van 21 jaar en ouder | 1.219,09 |
Alleenstaand-woningdeler van 21 jaar en ouder | 776,04 |
Alleenstaande van 20 jaar | 907,85 |
Bij de berekening van de hoogte van de toeslag door het UWV wordt gekeken naar het totale (gezins)inkomen). Het vermogen telt niet mee als inkomen voor het bepalen van de hoogte. Vanaf 1 juli 2016 geldt de kostendelersnorm in de Toeslagenwet.
Toeslagen op basis van andere wetten (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xxx; xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx/ toeslagen)
De Nederlandse belastingwetgeving kent een aantal wetten die zorgen voor toeslagen op het inkomen, te weten:
- Wet op de zorgtoeslag 2005 (Wzt) die regels bevat over de aanspraak op een financiële tegemoetkoming in de premie van de zorgverzekering vanwege een (te) laag inkomen.
De toeslag stijgt in 2020 van € 6 tot € 199 per maand (waarbij de aanwezigheid van een toeslagpartner een rol speelt) al naargelang het inkomen van € 39.000 daalt naar een inkomen tot € 21.000. Het vermogen lager dan € 116.613 (met toeslagpartner lager dan € 147.459) zijn.
- Wet op de huurtoeslag of huursubsidiewet 1997, die regels bevat over het verstrekken van huursubsidies aan zelfstandige woonruimten (m.u.v. woonboot en recreatiewoning). In deze per 1 januari 2020 gewijzigde wet zijn de maximale inkomensgrenzen vervallen, waardoor de huurtoeslag bij een stijging van het inkomen geleidelijk en over een langer inkomenstraject wordt afgebouwd. Hoe hoog uw inkomen mag zijn, hangt af van uw huur, uw leeftijd en de samenstelling van uw huishouden. De huur mag in 2020 niet hoger zijn dan € 737,14. Het vermogen mag max. € 30.846 (partners: € 61.692) zijn.
- Algemene kinderbijslagwet (AKW), die de kinderbijslag regelt (xxx.xxx.xx) voor ouders en verzorgers van kinderen tot 18 jaar. De toeslag is afhankelijk van de leeftijd en bedraagt per 1 januari 2020 € 316,41 per kwartaal voor kinderen vanaf 12 t/m 17 jaar, € 268,95 (6 t/m 11), en
€ 221,49 (0 t/m 5). Extra kinderbijslag voor ouders met thuiswonende zorg intensieve kinderen
€ 2.200,64 per jaar.
- Wet op het kindgebonden budget (2007), die het kindgebonden budget (KGB) regelt. Dit is naast de kinderbijslag een bijdrage in de kosten voor kinderen tot 18 jaar voor alleenstaande ouders of ouders, van wie het (gezamenlijk) inkomen niet hoog is. Het KGB is afhankelijk van het aantal kinderen, inkomen en vermogensgrens. Voor inkomens hoger dan € 21.000 (2020) wordt het KGB tot nul afgebouwd. Vermogensgrens is € 116.613 met toeslagpartner, €
147.459 zonder toeslagpartner. Een kindgebonden budget hoeft meestal niet zelf aangevraagd te worden De belastingdienst stuurt xxxxxxx bericht als er volgens de belastingdienst recht
op is. Bij geen bericht, kan deze alsnog bij de belastingdienst worden aangevraagd (www. xxxxxxxxxxxxxxxx.xx).
!
Let op: het kabinet werkt aan een plan om bovenvermelde toeslagen (met uitzondering van de kinderbijslag en incl. de kinderopvangtoeslag) vanwege de complexe uitvoering ervan af te schaffen of te hervormen
Besluit kinderopvangtoeslag
Op basis van het Besluit kinderopvangtoeslag kan bij de belastingdienst (xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx) door werkende of studerende ouder(s) een bijdrage worden gevraagd in de kosten van kinderopvang. De toeslag in de vorm van een tegemoetkoming van een percentage (variërend van 96% tot 33,3%) van de kosten is afhankelijk van de hoogte van het (verzamel)inkomen (max. € 126.832), het aantal kinderen en het soort opvang.
Per kind is voor maximaal 230 uur per maand kinderopvangtoeslag mogelijk. Dit is afhankelijk van het aantal door de ouder(s) gewerkte uren.
Hoe lager het inkomen (< € 126.832), hoe hoger de bijdrage.
De vergoeding voor het eerste kind is lager dan voor de tweede en volgende kinderen.
Er geldt een maximaal te vergoeden uurtarief per soort opvang: voor dagopvang € 8.17, voor de buitenschoolse opvang (BSO) € 7,02 en voor gastouderopvang € 6,27 (cijfers 2020).
De kinderopvang (moet geregistreerd zijn in het Landelijk Register Kinderopvang) is vrij
om een uurtarief vast te stellen. Zijn de kosten hoger dan het maximumuurtarief dan wordt tot het maximumbedrag vergoed. Is het uurtarief van de kinderopvang goedkoper dan de maximumvergoeding? Dan wordt het goedkopere tarief vergoed.
De kabinet is van plan, per 1 januari 2021 de kinderopvangtoeslag uit te breiden voor huishoudens met één werkende partner en een partner met een indicatie volgens de Wet langdurige Zorg.
!
Let op: ouders, die hun kind of kinderen vanwege het coronacrisis (zie bijlage 6.1) niet naar de kinderopvang kunnen laten gaan, maar wel de rekening al hebben betaald, krijgen het betaalde geld (tot het maximale uurtarief) automatisch terug. Dit is een tijdelijke maatregel!
!
Let op: het kabinet wil op de lagere termijn toe naar een landelijke voorziening kinderopvang, direct door de overheid te financieren, waarbij de mogelijkheid wordt onderzocht toch een kleine bijdrage van de ouders te vragen
Wet werk en arbeidsondersteuning jong gehandicapten (Wajong)
Er is recht op een Wajong-uitkering als men vóór zijn 18e of tijdens de studie een langdurige ziekte of handicap heeft gekregen en geen toekomstig arbeidsvermogen heeft.
Wie op jonge leeftijd een ziekte of handicap heeft gekregen, maar nog mogelijkheden heeft om te werken, is er sinds 2015 geen recht meer op Wajong, maar mogelijk wel recht op bijstand (zie onder Participatiewet in deze paragraaf 5.1.8).
Gehandicapten die vóór 2015 al een Wajong-uitkering hadden, blijven de uitkering ontvangen. Deze uitkeringsgerechtigden mogen bijverdienen naast de Wajong-uitkering of kunnen een eigen onderneming starten, waarbij de uitkering vooralsnog wordt behouden: zie paragraaf
5.1.7 start eigenbedrijf vanuit WIA/WGA, WW of Wajong.
De bruto-uitkering (excl. vakantietoeslag) bedraagt per 1 januari 2020 voor gehandicapten vanaf 21 jaar € 76,03 per dag.
Het kabinet werkt aan een vereenvoudiging van de huidige Wajong-wet- en regelgeving, die eind 2019 in de Tweede Kamer is aangenomen en in 2020 door de Eerste Kamer wordt behandeld (wetsvoorstel 35213).
Er bestaat voor Wajongers een jonggehandicaptenkorting als belastingvoordeel. Neemt een werkgever een jonggehandicapte werknemer met een Wajonguitkering in dienst, dan kan hij de jonggehandicaptenkorting verrekenen met zijn loon. De jonggehandicaptenkorting in de inkomstenbelasting bedraagt in 2020 € 749 (in 2019: € 737; 2021: € 758)
Wamil
5
De Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering militairen (Wamil) is een
uitkering, waarbij mensen die arbeidsongeschikt zijn geraakt tijdens militaire werkzaamheden, recht hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, een (verhoogd of aanvullend) arbeidsongeschiktheidspensioen, een invaliditeitspensioen en de suppletie.
De UWV is met de uitvoering van deze wet belast.
Wazo
Rond de bevalling heeft een werkneemster recht op zwangerschapsverlof en een zwangerschaps- en bevallingsuitkering van UWV. Dit is geregeld in de Wet Arbeid en Zorg (WAZO).De werkgever vraagt deze uitkering voor haar aan. Deze ontvangt de uitkering van UWV en betaalt tijdens het verlof gewoon het loon aan de werkneemster door.
Een speciale regeling voor zelfstandige, zwangere vrouwen is verderop vermeld in de paragraaf Xxxx en Zwanger, ZeZ.
Werknemers die een adoptiekind of een pleegkind in huis nemen, hebben recht op verlof en een uitkering tijdens het verlof. De Wazo zorgt ook voor uitkeringen bij adoptieverlof en pleegzorgverlof.
Zelfstandig en zwanger (ZEZ)
Een vrouwelijke werknemer heeft recht op zwangerschapsverlof van 4 tot 6 weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum. Een vrouwelijke werknemer heeft daarnaast recht op tenminste 10 aaneengesloten weken bevallingsverlof, die ingaat ná de dag, waarop de bevalling heeft plaatsgevonden. De periode wordt verlengd met het aantal dagen, dat het zwangerschapsverlof korter heeft geduurd dan 6 weken. De totale periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof is dan ook tenminste 16 weken.
Vrouwelijke DGA’s kunnen zich voor een uitkering tijdens het zwangerschaps- en bevallingsverlof verzekeren door het afsluiten van een vrijwillige verzekering Ziektewet bij het UWV (zie paragraaf 5.1.6).
Vrouwen, die werken als zelfstandig ondernemer of meewerkend echtgenote zijn van een zelfstandige kunnen op basis van de ZEZ (Zelfstandig en Zwanger)-regeling (op basis wet Arbeid en Zorg) ook een uitkering van minimaal 16 weken lang ontvangen. Zelfstandigen, die in het jaar voorafgaande aan de bevalling tenminste 1225 uur hebben gewerkt, krijgen een uitkering van het wettelijk minimumloon: per 1.7.2020: € 1.680,- per maand + 8% vakantiegeld. Voor zelfstandigen, die minder dan 1225 uur werkten, hangt de uitkering af van de winst in het jaar voorafgaande aan de bevalling. Dat geldt ook als u meewerkend echtgenote bent. De uitkering gaat in 6 tot 4 weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum. Er is altijd recht op minstens 10 weken ZEZ-uitkering na de bevalling.
De voorwaarden om in aanmerking te komen voor een uitkering ZEZ zijn:
- zelfstandig ondernemer van een bedrijf met of zonder vast personeel
- zelfstandige beroepsuitoefening
- meewerkend echtgenote/partner van een zelfstandige onderneming.