INHOUD
INHOUD
DEEL II: TECHNISCHE BEPALINGEN - BESCHRIJVING DER WERKEN 2
HOOFDSTUK ELEKTROTECHNISCHE UITRUSTING 2
Artikel E.1: Uitvoering van de overeenkomst en omschrijving der werken 2
1.1. Uitvoering van de overeenkomst 2
1.2. De opdracht “Levering en Werken“ 5
1.3. Onderhoud tijdens de waarborgperiode 5
1.4. Zijn eveneens vervat in het totaal van de opdracht 6
Artikel E.2: Werktekeningen - andere documenten - berekeningsnota’s - plaatsbeschrijving 7
2.1. Algemeenheden 7
2.2. Documenten en uitvoeringsplannen 8
2.3. As-built - dossier 8
Artikel E.3: Algemene organisatie van de werken 8
Artikel E.4: Algemene voorzorgen voor plaatsen van de leidingen 9
4.1. Algemeen 9
4.2. Bescherming der buizen 9
4.3. Dichten van doorboringen in compartimenten en lokalen 9
4.4. Vasthechtingsmiddelen 10
4.5. Loop der leidingen 10
Artikel E.5: Algemene beschrijving der werken 11
5.1. Algemene opmerkingen 11
5.2. Algemeenheden 11
5.3. Elektrische installatie 12
5.4. Inbraakinstallatie 12
5.5. Camerabewaking 12
5.6. Opmerking 12
Artikel E.6: Technische beschrijving van de elektrische installatie 13
6.1. Algemeenheden 13
6.2. Aansluiting, grenzen van de aanneming, voorbereidende werken en fasering der werken 13
6.3. Aarding 13
6.4. Beveiligingsapparatuur 14
6.5. Kastborden 20
6.7. Leidingen in de gebouwen 22
6.8. Elektrische toebehoren 26
6.9. Verlichtingstoestellen met fluorescentielampen 28
6.10. Verlichtingstoestellen met gloeilampen, halogeenlampen en ontladingslampen 32
6.11. Verlichtingstoestellen voor buitenopstelling 33
6.12. Veiligheidsverlichting 34
6.13. Recyclagebijdrage voor verlichtingstoestellen 35
6.14. Onvoorziene werken en omleidingen 35
Artikel E.7: Diverse zwakstroominstallaties 35
7.1. Installatie voor inbraakbeveiliging 35
7.2. Camerabewakingsinstallatie 39
Artikel E.8: Voorlopige aanvaarding 40
DEEL II: TECHNISCHE BEPALINGEN - BESCHRIJVING DER WERKEN HOOFDSTUK ELEKTROTECHNISCHE UITRUSTING
Artikel E.1: Uitvoering van de overeenkomst en omschrijving der werken 1.1. Uitvoering van de overeenkomst
1.1.1. Algemeen
Buiten de reeds vermelde administratieve en contractuele bepalingen in het hoofdstuk - algemene voorwaarden van dit bestek, zijn in het bijzonder ook van toepassing, de voorschriften van onderhavig hoofdstuk en het typebestek 105 van de Regie der Gebouwen, uitgave 1990, hetwelk hier integraal deel van uitmaakt.
Bovendien zijn van toepassing:
1. De voorschriften van onderhavig bijzonder bestek.
2. De hiervoor opgesomde wetten, besluiten en verwijzingen.
3. De aanduidingen van de hierna vermelde plannen:
Sanitaire uitrusting
Plan nr 400 Gelijkvloers Schaal 1/50
Plan nr 401 Bordenschema’s Schaal 1/50
4.1. Het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, Ministerie van Arbeid van 11 februari 1946 en 27 september 1947 en KB dd 2 september 1983 betreffende hefwerktuigen; en latere aanvullingen en wijzigingen;
4.2. De Codex over het welzijn op het werk;
4.3. De wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij uitvoering van hun werk (BS 18 september 1996), gewijzigd bij de wetten van 13 februari 1998 (BS 19 februari 1998), 28 februari 1999 en 5 maart 1999 (BS 18 maart 1999) en haar uitvoeringsbesluiten.
5. Het sanitair reglement: 5.1. Technische informatienota nr. 114 van het WTCB.
5.2. Technische informatienota nr. 120 van het WTCB.
5.3. Technische informatienota nr. 200 van het WTCB.
5.4. De Belgaqua voorschriften.
6. Het algemeen reglement betreffende de elektrische installaties, KB van 01 april 2006 tot wijziging van het KB van 10 maart 1981 (BS 20 april 2006), aangevuld met de latere uitvoeringsbesluiten.
7. De volgende typebestekken, verwijzingsbestekken en afleveringen van het algemeen bestek van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, voor zover zij werken bevatten die het voorwerp van de aanneming uitmaken:
B. Technische installaties:
7.7. Standaardbestek 240 van 2004.
Bijlage bij de bijzondere bestekken betreffende de mechanische en elektrische installaties en constructies: Algemene administratieve en contractuele bepalingen.
7.8. Typebestek nr 105 van 1990.
Centrale verwarming, verluchting en klimaatregeling.
7.9. Typebestek nr 400.
Aanneming van mechanische en elektrische installaties en constructies, omvattende:
7.9.1. Deel 400-0.01 van 1968: Inleiding.
7.9.2. Delen 400-A.01: Mechanica in het algemeen:
7.9.2.1. Deel 400-A.01 van 1954: Hoofdstukken a tot en met i.
7.9.2.2. Deel 400-A.01 van 1980: Hoofdstukken j, k en l.
7.9.3. Delen 400-B.01: Elektriciteit in het algemeen:
7.9.3.1. Deel 400-B.03 van 1978: Hoofdstukken a en b.
7.9.3.2. Deel 400-B.02 van 1972: Hoofdstukken c tot en met f.
7.9.3.3. Deel 400-B.01 van 1981: Hoofdstukken g tot en met n.
7.9.4. Deel 400-C.02 van 1981: Liften en roltrappen.
7.9.5 Delen 400-D.02.: Installaties voor verlichting en contactdozen in gebouwen:
7.9.5.1. Deel 400-D.01 van 1974.
7.9.5.2. Addendum van 1979 aan deel 400-D.01 van 1974.
7.9.6. Deel 400-E.01 van 1975: Diverse zwakstroominstallaties in gebouwen.
7.9.7. Deel 400-F.01 van 1954: Bliksemafleiderinstallaties.
7.9.8. Deel 400-I.01 van 1976: Wegverlichting.
7.9.9. Deel 400-J.03 van 1980: Teletechniek - Hoofdstuk a.
7.9.10. Deel 400-L.02 van 1954: Hydraulica. 7.9.11.Deel 400-M.01: Oleohydraulica.
7.10. Verwijzingsbestek nr 902: Centrale verwarming, verluchting en klimaatregeling, omvattende:
7.10.1. Verwijzingsbestek nr 902 van 1974.
7.10.2. Addendum 1 van 1976.
7.10.3. Addendum 2 van 1978.
7.10.4. Addendum 3 van 1980.
8. Volgende documenten, voor zover toepasselijk op onderhavige aanneming:
8.1. Eengemaakte technische specificaties (STS).
8.2. De Europese NEN-normen en de NBN- normen van het Belgisch Instituut voor Normalisatie.
8.3. Documentatiebladen betreffende de normalisatie der gebouwen uitgegeven door het Bestuur der Gebouwen.
8.4. Documentatiebladen van het Ministerie van Openbare Werken, reeks nr 32, betreffende de modulaire normalisatie der gebouwen toegankelijk voor het publiek.
8.5. Normalisatie van luchtkanalen, uitgegeven door de Regie der Gebouwen.
8.6. Het KB van 4 april 2003 tot wijziging van het KB van 19 december 1997 (BS 30 december 1997) tot wijziging van het KB van 07 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen (BS 05 mei 2003) (met bijlagen).
8.7. NBN 713.020 en S21-201-202 + addendum 1 - 203: Weerstand tegen brand van bouwelementen.
8.8. Richtlijnen inzake brandbeveiliging overeenkomstig het KB van 12/04/1974 met aanvullingen (BS van 24/05/1974).
8.9. De gemeentelijke verordeningen op het bouwen met inbegrip van voorschriften van de plaatselijke brandweer.
8.10. De voorschriften van de plaatselijke Distributiemaatschappijen van Water, Elektriciteit en Gas.
8.11. EN 793 – de Europese veiligheidsnorm.
8.12. Het besluit van de Vlaamse Regering dd 2002-11-22 betreffende de primaire preventie van legionellose (BS van 31 december 2002), aangevuld met het Besluit van de Vlaamse Regering dd 2007-02-09 betreffende de primaire preventie van de veteranenziekte op publiek toegankelijke plaatsen
8.13. De omzendbrief van de Federale Overheidsdienst van Binnenlandse Zaken van de hoge raad in verband met brandwerende doorvoeringen dd 15/04/2004.
8.14. De Technische Voorlichtingsnota's (TV), uitgegeven door het WTCB.
8.15. De laatste uitgaven van het Technisch Reglement, uitgegeven door de Unie der Elektriciteitsbedrijven.
8.16. De richtlijn 92/57/EEG van de raad van 24/06/1992 betreffende de minimum voorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen.
8.17. Het KB betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen dd 22 maart 2006 tot wijziging van het KB dd 25 januari 2001 (BS 12 april 2006) is volledig van toepassing. Een veiligheidsplan moet worden opgesteld en een veiligheidsdeskundige aangeduid binnen de veertien dagen volgend op bevel van aanvang.
9. De bepalingen van Vlarem I en II.
10. De bepalingen van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering (VLAREBO).
11. Het Besluit van de Vlaamse Regering dd 2005-03-11 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
Tenzij ze uit hun aard dwingend op een andere datum in voege treden, zijn alle wijzigingen of aanvullingen van voormelde voorschriften, normen, specificaties, omzendbrieven enz. van toepassing indien ze minimum dertig (30) kalenderdagen voor de datum der aanbesteding gepubliceerd werden.
Algemene Opmerking
In geval van tegenstrijdigheden tussen voornoemde documenten is de orde van voorrang de volgende:
1. Bijzonder Bestek.
2. Wet van 24/12/93 en het KB van 08/01/96 3. KB van 26/09/1996.
4. Typebestek VL 100.
5. Algemeen reglement betreffende de elektrische installaties en het Arab.
6. Typebestekken:
6.2. Elektriciteit:
- Standaardbestek 240;
- Typebestek nr 400;
7. De Europese en Belgische normen.
8. Afleveringen van het algemeen bestek van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur.
9. Documentatiebladen van het MOW.
1.1.2. RSZ, erkenning en registratie
Op de delen van deze aanneming, zijn voor de betrokken installateurs, dezelfde wetten van toepassing, zoals vermeld in de algemene voorwaarden van onderhavig bestek.
Erkenning: kunnen tot de uitvoering van de werken worden toegelaten, al de aannemers die op het erkenningsrepertorium voorkomen in de categorie P1- klasse 1 of hoger.
Registratie: de installateur elektrotechnische uitrusting moet voorkomen op de lijst der geregistreerde aannemers, categorie 26.
1.1.3. Uitvoeringstermijn, coördinatie en fasering
De leiding der werken ligt bij de architect en de verdere bepalingen bij de contractuele verbintenis. De coördinatie van de werken en het opmaken van de planning, ligt bij de algemene aannemer, volgens de opgelegde richtlijnen ter zake. De installateur van de technische delen, dient zich naar zijn schikking te regelen.
Uitvoeringstermijn: zie lot algemene voorwaarden Aanvangsdatum: zie lot algemene voorwaarden
1.1.4. Aanbestedingsplannen
Indien de plannen van de delen van de technische installaties verschillen vertonen ten opzichte van de architectuurplannen van lot 1 - hebben deze laatste voorrang. De installateur inschrijver wordt geacht deze plannen vergeleken te hebben met de zijne en na de inschrijving zal noch door de algemene aannemer, noch door de installateur elektrotechnische uitrusting dit aanleiding kunnen geven tot het verzoek van enige verrekening of prijsaanpassing.
Op dit hoofdstuk zijn van toepassing:
- Plan 400: Elektrotechnische uitrusting - nieuwe toestand
- Plan 401: Bordenschema’s en zwakstroom
1.2. De opdracht “Levering en Werken“
- Voor alle bijkomende inlichtingen moet men zich wenden tot:
- het ingenieursbureau BOTEC nv, Xxxxxxxxxxx 00-00, 0000 Xxxxxxxxx, tel: 00 000 00 00, fax: 00 000 00 00.
- Bijzondere aandacht wordt verzocht in verband met het feit dat onderstaande werken dienen uitgevoerd te worden in een sportcomplex in gebruik. De werking ervan, samen met al haar activiteiten en nevenactiviteiten, mogen niet verstoord worden. Iedere onderbreking, noodzakelijk voor het uitvoeren van de werken zal tot een minimum herleid moeten zijn en eventueel uit te voeren buiten de normale diensturen. De nodige kosten hiervoor worden verondersteld vervat te zijn in de eenheidsprijs van de verschillende artikelen.
De opdracht omvat ondermeer:
het stroomloos plaatsen van de installaties waar werken dienen aangepast te worden overeenkomstig de aanduidingen der werken.
de afbraak van de bestaande installatie in de aan te passen bouwdelen;
het aanleggen van de verdeelstroomkringen voor verlichting en contactdozen met inbegrip van de verdeelborden, krachtverdeelstroomkringen, voedingskolommen, aardingen, beschermingsgeleiders, equipotentiale verbindingen;
het aanpassen van de bestaande verdeelborden en dit overeenkomstig de aanduidingen op de plannen en/of de meetstaat;
het leveren, plaatsen en aansluiten van de verlichtingsarmaturen en bijhorende lampen; het instandhouden van de bestaande installaties zoals:
de sterkstroominstallaties, het bestaande telefonienet,
de bestaande omroepinstallatie;
de uitbreiding van een inbraakbeveiliging de aanleg van een camerabewaking
Tevens zijn inbegrepen het leveren, uitvoeren, ed van verschillende bijkomende prestaties, zoals:
- kap- en metselwerken van niet voorziene openingen, enz;
- het aansluiten van de installatie aan de stroomleverende maatschappij.
1.3. Onderhoud tijdens de waarborgperiode
omvat:
- het nazicht en onderhoud gedurende een waarborgperiode van één jaar (12 maal per jaar) van alle elektrische en mechanische onderdelen van de installatie door bevoegd personeel zodat de installatie in een onberispelijke staat van onderhoud gehouden wordt;
- de levering van kleine wisselstukken zoals spoelen, relais, veiligheidscontacten, smeltveiligheden, seinlampen, drukknoppen, schroeven, lamellen en dergelijke, met uitsluiting van lampen;
- alle arbeidsprestaties met betrekking tot het vervangen van wisselstukken, vermeld onder het punt hiervoor;
- de herstellingswerken met inbegrip van het vervangen van wisselstukken dienen binnen de 24 uur na de opvordering (eventueel mondeling) begonnen te worden en dienen ononderbroken voortgezet; het overmaken aan de onderhoudsdienst van de opmerkingen, vermeld in de verslagen van het organisme belast met het wettelijk toezicht, geldt als opvordering; een mondelinge opvordering wordt schriftelijk bevestigd;
- het herstellen van beschadigingen, aangebracht aan het gebouw door het personeel van de onderhoudsdienst;
- het onderzoek naar de kundigheid van de personeelsleden, aangeduid door de gebruiker van de installatie, die in geval van defect moeten tussenkomen.
NOOT
Alle arbeidsprestaties, zowel voor onderhoud als herstellingen en ontstoringen, worden uitgevoerd op de werkdagen gedurende de normale diensturen, behalve voor dringende ontstoringen. Indien op verzoek van het Opdrachtgevend Bestuur prestaties nodig zijn buiten de hierboven vermelde uren, dan zal de onderhoudsdienst deze uren aan het normaal uurloon ten laste nemen, terwijl de gebruiker het supplement voor de buitengewone prestaties op zich zal nemen.
1.4. Zijn eveneens vervat in het totaal van de opdracht
1.4.1. Onkosten
- de onkosten voor verzekering en vrijwaring van het materiaal tot aan de voorlopige aanvaarding;
- de verzekeringskosten voor lichamelijke ongevallen veroorzaakt aan derden, gedurende de waarborgtermijn (verzekering met onbeperkte waarborg);
- alle kosten tot aansluiting van de nutsvoorzieningen en verbruik, nodig voor de uitvoering van de werken en keuringen;
- het leveren van de materialen en mankracht voor het nazicht en de proeven bij opleveringen en indienststelling;
- het naleven van de verplichtingen aangaande de waarborg en het onderhoud tijdens de waarborgperiode;
- indien gewenst door het Bestuur en dit op eenvoudig verzoek en zoveel maal als het Bestuur dit nodig acht, zal men bevoegd technisch personeel ter plaatse sturen, teneinde onderricht te verstrekken aan personeel voor het aanleren van het behandelen van de installatie.
1.4.2. Herstellingen
In huidige opdracht zijn alle nodige herstellingswerken, te wijten aan de uitvoering van vermelde werken, vervat.
Deze omvatten ondermeer het dichten van gemaakte openingen met aangepaste mortel en het in oorspronkelijke toestand brengen van de beschadigingen.
1.4.3. Elementen begrepen in de prijs
1.4.3.1. De hoeveelheid ingewerkte buisleidingen en de nodige prestaties voor het inwerken van de buisleidingen.
1.4.3.2. Zijn inbegrepen in de eenheidsprijs van de artikelen:
- voor de draden: de verbindingen, enz;
- voor de buizen: houvasten, trek- en aftakdozen, lasdozen met ophanghaak, doorbrekingen van muren, beschotten en plafonds, enz;
- voor de XVB-, EVAVB- en alle zwakstroomkabels: pakkingsbussen, kabelschoenen, verbindingen, aftakdozen, beschermbuizen en hun bevestigingen, doorbreken van muren, openen en sluiten van plafonds, enz;
- voor de verlichtingstoestellen:
- de lampen en ophanging evenals de bijkomende onafhankelijke ophanging van de toestellen ten opzichte van de verlaagde plafonds;
- de eventuele inbouwcassettes voor in de lamellenplafonds;
- alle nodige constructies voor het perfect ophangen van de toestellen.
- voor de borden:
- de bijhorende klemmenstroken;
- de eventuele wegneembare verbinding van de aarding;
- de din-rails en het opvangen van de bestaande bedradingen.
1.4.4. Onderhoud van de werf
1.4.4.1. Algemeen
De werf is steeds perfect ordelijk en volledig rein te houden. Dit omvat:
- het treffen van alle maatregelen, nodig opdat de toegangswegen tot de bouwplaats en de lokalen voortdurend goed onderhouden zouden blijven;
- alle maatregelen nodig voor de veiligheid van alle personen;
- alle maatregelen nodig ter bescherming van de door derden reeds uitgevoerde werken;
- het verstrekken van de nodige materialen, leveringen en personeel aan het leidend personeel om al de door hen nodig geachte controles uit te voeren;
- alle herstellingen van schade door de aannemer toegebracht aan het werk van derden.
1.4.4.2. Tussentijds opruimen en reinigen
Tot aan de voorlopige aanvaarding zal de aannemer:
- de werf wekelijks reinigen en telkenmale het Bestuur der Werken erom verzoekt;
- de werf opruimen en alle overschotten van materialen en afval verwijderen en dit zeker vóór de aanvang van de werken van een volgende aannemer;
- alle lokalen reinigen en alle toestellen bruikbaar maken vóór de voorlopige oplevering.
1.4.4.3. Stapelen van materialen
Het stapelen van materialen gebeurt op volledige verantwoordelijkheid van de aannemer.
Hij heeft daarenboven de verplichting de bergruimten af te sluiten, de gestapelde voorwerpen te beschutten, ze te beschermen tegen hitte, koude, vochtigheid, alsmede tegen brandgevaar.
Hij zal een verzekering tegen brand en diefstal nemen. Enkel gekeurde materialen mogen opgestapeld worden.
Noch het Openbaar Bestuur, noch de Opdrachtgever, noch het Bestuur der Werken kunnen verantwoordelijk gesteld worden bij diefstal of beschadiging van de gestapelde materialen.
Artikel E.2: Werktekeningen - andere documenten - berekeningsnota’s - plaatsbeschrijving
De inschrijver zal overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 § 3 van het typebestek nr 240 van 2004 de nodige werktekeningen en berekeningsnota’s opmaken en ter goedkeuring voorleggen en dit overeenkomstig de bijkomende bepalingen vermeld onder artikel 4 § 2 van de aanvullende bepalingen bij de bijlage aan het KB van 26/09/1996.
Tevens gelden volgende bepalingen.
2.1. Algemeenheden
Al de ter goedkeuring voorgelegde documenten zullen ondertekend en gedagtekend zijn door een industrieel of burgerlijk ingenieur.
2.2. Documenten en uitvoeringsplannen
De aannemer bezorgt tijdig, na bestelling en vóór uitvoering:
- een volledige technische documentatie van al het materieel dat hij wenst aan te wenden;
- alle uitvoerings- en detailplannen van de installaties, overeenkomstig de hiervoor vermelde bepalingen.
Op de werf dient steeds een exemplaar van een volledig goedgekeurd stel plannen en technische documentatie ter beschikking te zijn van het Bestuur.
- de aannemer mag in geen geval werken uitvoeren vóór de definitieve beoordeling van de desbetreffende documenten door het Bestuur.
De werfdirectie behoudt zich het recht om het even welke levering of uitvoering te weigeren, waarvoor geen voorafgaandelijk akkoord werd gegeven.
2.3. As-built - dossier
De aannemer zal bij de voorlopige aanvaarding het as-built - dossier in drie exemplaren overhandigen.
Artikel E.3: Algemene organisatie van de werken
De inschrijver is verplicht voor het opmaken van zijn bieding de installatie grondig te onderzoeken en kan zich later niet beroepen op onvoldoende kennis van de bestaande toestand.
De aannemer zal ervoor zorgen dat zijn personeel slechts op die plaatsen komt waar de werken moeten worden uitgevoerd.
De bevelen, gegeven door het Bestuur der Werken, dienen strikt te worden opgevolgd.
Iedere werkman die deze voorschriften overtreedt, zal onmiddellijk van de werkplaatsen worden weggestuurd.
Andere aannemingen dienen gelijktijdig uitgevoerd in hetzelfde gebouw. De aannemer dient er rekening mee te houden dat het Opdrachtgevend Bestuur gelijktijdig andere werken laat uitvoeren op de werf. Hij mag zich hiertegen niet verzetten en geen klachten indienen, noch een vergoeding eisen wegens doorgang of bezetting van de werf door andere aannemers, in zoverre dat het Opdrachtgevend Bestuur deze toelaat en beveelt.
De inschrijver zal er tevens over waken de andere werken niet te hinderen. Daarom zal hij aan het Opdrachtgevend Bestuur de noodzakelijkheid signaleren van de door andere aannemers uit te voeren werken, om hem toe te laten zonder onderbreking zijn activiteiten voort te zetten. Bij gebrek zal hij verantwoordelijk worden gesteld voor de vertraging voortvloeiend uit zijn nalatigheid. Bovendien dient hij het Opdrachtgevend Bestuur tijdig te verwittigen van al wat door de aanverwante aannemingen van aard zou kunnen zijn om de vlotte vooruitgang der werken te verhinderen.
Teneinde de regelmatige uitvoering der werken te verzekeren, dient de aannemer op de werf aanwezig te zijn op de werfvergaderingen met de medeaannemers, telkens het Bestuur der Werken dit nodig acht.
De inschrijver zal zich op zijn kosten voorzien van de nodige elektriciteit, water enz die hij voor de uitvoering van zijn aanneming nodig heeft.
Artikel E.4: Algemene voorzorgen voor plaatsen van de leidingen 4.1. Algemeen
De installateur van de elektrische installatie neemt op eigen risico en gevaar alle maatregelen opdat de inbouwingswerken en het doorboren van kolommen, muren en plafonds en het uithollen van groeven, volgens de regels van het vak zouden gebeuren.
In ieder geval mag de mechanische stabiliteit van de bouw niet in het gedrang gebracht worden. De schade aan de bouwconstructie, veroorzaakt door de inschrijver (of zijn personeel) zal door zijn zorgen en op zijn kosten hersteld worden.
De gaten, groeven enz zullen steeds gemaakt worden met het daartoe geschikte gereedschap en zullen zo min mogelijk schade veroorzaken.
De afwerking moet steeds zuiver zijn.
Alle gaten worden geboord. Daarbij is enkel het gebruik van diamantboren toegelaten. Boren in plafonds moet gebeuren van onder naar boven.
Gleuven enz worden gemaakt door het gebruik van een sleuvenfreesmachine.
Voor het maken van grote openingen dient voorafgaandelijk het advies gevraagd van de raadgevende ingenieur-architect.
Het is in ieder geval verboden openingen of boringen te maken in de keldervloer en in de buitenwanden van de kelderverdiepingen.
Het maken van al de openingen en gleuven moet telkens in de eenheidsprijzen begrepen zijn.
4.2. Bescherming der buizen
Alle buizen op de vloeren en in de gleuven moeten over hun volledige lengte beschermd worden door een cementspecie.
Deze cementspecie moet samengesteld zijn uit 1/3 cement en 2/3 rijnzand. Het aanbrengen van deze cementspecie is volledig ten laste van de inschrijver en moet volgens de regels van het vak geschieden. Zowel de aannemers van de muurbezetting als deze der chape-werken moeten hun werken zonder moeilijkheden kunnen uitvoeren.
Alle buizen moeten vóór plaatsing geschilderd worden met roestwerende verf of van roestvrij materiaal zijn. De verf moet een andere kleur hebben dan deze aangebracht door de fabrikant.
Na plaatsing moeten alle bevestigingsmiddelen eveneens geschilderd worden met dezelfde roestwerende verf.
Alle buizen geplaatst vóór de schildering zullen over hun ganse lengte verwijderd moeten worden.
4.3. Dichten van doorboringen in compartimenten en lokalen
4.3.1. Algemeen
Met een compartiment wordt bedoeld:
het gedeelte van een gebouw begrensd door wanden of vloeren, die de brandvoortplanting naar het (de) naast- of bovenliggend compartiment(en) dienen te beletten gedurende twee uur.
Een compartiment is onderverdeeld in lokalen.
Deze lokalen zijn begrensd door wanden die de brandvoortplanting naar het naastliggend lokaal dienen te beletten gedurende 1/2 uur.
4.3.2. Dichten van doorboringen tussen lokalen
De doorboringen tussen lokalen moeten degelijk en volgens de regels van het vak afgedicht worden met een cementspecie (samenstelling zie 4.2.).
Papier, plaaster ed zijn ten strengste verboden.
4.3.3. Dichten van doorboringen tussen compartimenten
Zijn als afzonderlijke compartimenten te beschouwen:
- de kelder
- de sporthal
- de nevenlokalen
Gedurende de werken zal de juiste onderverdeling van deze compartimenten aangeduid worden.
Alle doorboringen tussen deze compartimenten en alle doorboringen in de technische kokers voor de sterk- en zwakstroomleidingen, zowel door de wanden als vloeren, moeten afgedicht worden na het voltooien van de installatie, met een product dat de brandveiligheid terug waarborgt.
Dit product moet voldoen aan:
- een vuurbestendigheid van twee uur volgens de norm NBN 713-020,
- een waterdichtheid ook bij bespuiting,
- een mogelijkheid om later kabels bij te plaatsen,
- een belangrijke mechanische weerstand zonder speciale bewapeningen,
- weerstaan aan zuren en basen,
- de kabels moeten niet ingestreken worden,
- het product verandert niet,
- kan bepleisterd of geschilderd worden,
- een gas en rookdichtheid van 120 minuten.
Het bereiden en verwerken van dit product moet geschieden volgens de voorschriften van de leverancier van dit product.
De inschrijver is hiervoor volledig verantwoordelijk opdat de brandveiligheid van het gebouw niet geschaad wordt.
Alle opmerkingen dienaangaande zullen onmiddellijk tot volledige voldoening moeten aangepast worden, zonder meerprijs.
4.4. Vasthechtingsmiddelen
Alle vasthechtingsmiddelen van buizen, lichttoestellen ed zullen uiterst verzorgd en tegen loskomen, bevestigd worden.
De te gebruiken pluggen worden ter goedkeuring voorgelegd aan het Bestuur der Werken vooraleer enige plaatsing mag uitgevoerd worden.
De inschrijver vraagt het advies van het Bestuur der Werken voor alle andere bevestigingsmethodes die hij wil toepassen. Als het Bestuur der Werken over de efficiëntie van de voorgestelde oplossing twijfelt, kan deze worden geweigerd.
Alle bevestigingsmiddelen moeten in de eenheidsprijs begrepen zijn.
4.5. Loop der leidingen
De inschrijver zal er zorg voor dragen dat alle kabelgoten, leidingen ea doeltreffend en esthetisch aangelegd worden, met ander woorden hij volgt steeds de hoofdlijnen van het gebouw.
Tevens zal hij er zorg voor dragen dat alles goed overzichtelijk en bereikbaar zal gemonteerd worden.
De installateur zal voorafgaandelijk de nodige uitvoeringstekeningen van zijn installatie voorleggen en bovendien alle noodzakelijke informatie verstrekken aan het Bestuur teneinde een perfecte coördinatie tussen zijn en andere gelijktijdig uit te voeren werken mogelijk te maken.
Ieder tracé zal voorafgaandelijk vastgelegd worden in overleg met het Bestuur der Werken. Het aanleggen van leidingen zonder voorafgaandelijk akkoord zal zonder enige discussie het verwijderen tot gevolg hebben.
De tracering van de nieuwe netten dient te gebeuren overeenkomstig de bestaande logica.
Artikel E.5: Algemene beschrijving der werken 5.1. Algemene opmerkingen
In de eenheidsprijzen vermeld in de samenvattende opmeting, zijn onder meer begrepen:
- voor de buizen:
houvasten, beugels en andere bevestigingsmiddelen, trek- en aftakdozen, doorbrekingen van muren, beschotten, plafonds, enz, steun- en beschermbuizen, schildering, cementbescherming;
- voor de kabelbanen:
ophang- en bevestigingsmiddelen, alle mogelijke hoek- en andere verbindingsstukken;
- voor de draden en kabels:
alle verbindingen, kabelschoenen, pakkingsbussen, aftakdozen, steun- en beschermbuizen, bevestigingsmiddelen, doorbreken van muren, beschotten, plafonds enz;
- voor de borden:
gemetselde sokkel, bijhorende klemmenstrook, rails, bevestigingsmiddelen, automaten, bekabeling enz;
- voor de verlichtingstoestellen:
lampen, hulpapparatuur, bevestigingsmiddelen, ophangsysteem in combinatie met de verlaagde plafonds en de individuele ophanging van de toestellen aan de bouwkundige constructie door middel van staaldraad enz;
5.2. Algemeenheden
De werken vangen aan met het ter plaatse uittekenen van het tracé der leidingen (sterk- en alle zwakstroominstallaties) in de wanden en op de plafonds van de lokalen.
Dit tracé heeft tot doel de plaats te bepalen van de leidingen, doorbrekingen, borden en toestellen, die schematisch op de plannen aangeduid zijn.
Alle werken of te plaatsen toestellen zijn op het plan te vinden of eruit af te leiden. Zij zijn steeds zo benaderend mogelijk getekend.
De opstelling, plaatsbepaling en tracé der leidingen en toestellen zal in gemeen overleg moeten geschieden met het Bestuur der Werken en de installateurs van de andere technieken (bv sanitair, verwarming enz).
Alle doorboringen en het verplaatsen van de leidingen van andere installaties moeten onmiddellijk hersteld of uitgevoerd worden volgens de regels van het vak.
Alle onkosten hieraan verbonden kunnen niet verhaald worden op de bouwheer en moeten onderling door de installateurs opgelost worden.
In geval hierbij mocht blijken dat bepaalde toestellen een plaatswijziging zouden ondergaan ten opzichte van de aanduidingen op het plan, mag dit geen aanleiding geven tot prijswijzigingen.
Er mag geen enkele maat genomen worden op de plannen. De producten mogen niet verwerkt worden vooraleer zij door het Bestuur der Werken of zijn gemachtigde werden goedgekeurd teneinde na te gaan of zij aan de voorschriften van het bestek en de stalen beantwoorden.
Wanneer de aanneming meer dan tien stuks van hetzelfde type van elektrisch apparatuur of toestellen omvat, kan het Bestuur der Werken beslissen het ter goedkeuring voorgelegde toestel ter zijner beschikking te houden, tot er minstens vijf stuks van hetzelfde type als het goedgekeurde geïnstalleerd zijn.
5.3. Elektrische installatie
Netspanning 3 x 220V/380 V + N - TT De werken omvatten:
het slopen van de overbodige elektrische uitrusting in het kader van de reorganisatie om tot de inrichting te kunnen komen zoals aangeduid op de plannen
het aanpassen van het verdeelbord (nieuw vertrek in bestaand bord – cv lokaal)
de sloopwerken in de bestaande VIP-ruimte in het kader van de ontmanteling van de uitbreidingszone het nieuwe verdeelbord met inbegrip van alle toebehoren ( geplaatst in berging)
al de samenstellende delen van de voedingsleidingen (kabels, buizen, kabelgoten, aftakdozen, draden, enz) zoals beschreven vanaf de verdeelborden;
de aarding en al de beschermingsgeleiders zoals beschreven;
de nodige schakelaars, stopcontacten, drukknoppen, dimmers, aansluitdozen, lichtpunten, enz zoals beschreven;
de FL-verlichtingstoestellen, de buitenverlichtingstoestellen en noodverlichtingstoestellen zoals beschreven;
5.4. Inbraakinstallatie
De huidige aanneming omvat de uitbreiding van de bestaande inbraakbeveiligingsinstallaties met in hoofdzaak:
- de detectoren,
- de sirenes,
- de uitbreiding van de centrale en de doorkiezing,
- al de samenstellende delen van de voedingsleiding (kabels, buizen, verdeeldozen, enz) en het volledige zwakstroomnet zoals beschreven.
5.5. Camerabewaking
De huidige aanneming omvat de uitbreiding van de bestaande camerabewaking met in hoofdzaak:
- de 2 binnencamera’s,
- de multiplexers 9 kanaals ter vervanging van de bestaande 4 kanaals,
- de uitbreiding van de centrale,
- al de samenstellende delen van de voedingsleiding (kabels, buizen, verdeeldozen, enz) en het volledige zwakstroomnet zoals beschreven.
5.6. Opmerking
Het Opdrachtgevend Bestuur behoudt zich het recht bepaalde van de in dit artikel of haar subartikelen opgesomde werken niet te laten uitvoeren, en dit te beslissen na de aanbesteding.
Dit niet uitvoeren van bepaalde werken zal geen enkele aanleiding geven tot het eisen van om het even welke schadevergoeding noch enige prijsconsequentie door de inschrijver.
Artikel E.6: Technische beschrijving van de elektrische installatie 6.1. Algemeenheden
Voor zover er niet van afgeweken wordt in de hiernavolgende beschrijving, is het typelastenboek nr 400 van 1954 en de delen 400.B.01, 400.B.02, 400.D.1 en 400.I.01 van toepassing.
Het feit dat bepaalde artikels niet worden hernomen, betekent geenszins dat ze niet van toepassing zijn.
Binnen een termijn van drie kalenderweken, te rekenen vanaf de toewijzing en in ieder geval alvorens over te gaan tot fabricage en/of montage, levert de aannemer de volgende gedetailleerde uitvoeringstekeningen ter goedkeuring aan het Bestuur (in drievoud):
- bordenschema met kringverdeling,
- gedetailleerde werktekeningen van de borden,
- situatietekening van alle toestellen,
- volledig tracé van het kabelwerk met aanduiding van type bedrading of kabels en kabelgoten,
- berekeningsnota van de kortsluitstromen in elk bord, alsook de bepalingen en de waarden van de selectiviteit, overeenkomstig de bepalingen van artikel108-04 van het Arei,
- het algemeen gedeelte van artikel 3.3 van het typebestek nr 101 is van toepassing op deze aanneming.
6.2. Aansluiting, grenzen van de aanneming, voorbereidende werken en fasering der werken
6.2.1. Voorbereidende werken
Als voorbereidende werken wordt gesteld:
het openen en sluiten van verlaagde plafonds;
het toegankelijke maken van de verlaagde plafonds voor de aanleg van de diverse leidingen;
het demonteren van de bestaande elektrische installaties in die lokalen waar de installatie dient verbouwd te worden:
de oude VIP-ruimte : wordt volledig vernieuwd,
6.3. Aarding
6.3.1. Algemeen
Het bestaande aardverbindingsstelsel blijft gehandhaafd en is te respecteren.
6.3.2. Aansluiting
De aansluitingen van de te aarden installaties wordt uitgevoerd met een geelgroene VOB-geleider, beantwoordend aan NBN C.32-123 en addenda, met een doorsnede overeenkomstig de reglementeringen.
De aansluiting van de wegneembare verbinding is aangepast aan deze doorsneden en voorzien van de hoofdaardingsklemmen en de nodige aangepaste klemmen voor aansluiting van de hoofdequipotentiale verbindingen en 20 % reserve.
Binnen het gebouw worden de aardgeleiders beschermd door een buis van plastisch materiaal, in zicht op loodgietersdoken.
De beschermingsgeleiders van de verdeelstroomkringen worden uitgevoerd met geelgroen geïsoleerde geleiders met een doorsnede overeenkomstig de reglementeringen, hetzij verlopend in dezelfde buis als deze der stroombaangeleiders, hetzij deel uitmakend van dezelfde kabels als deze van de stroombanen, behalve bij VFVB-kabels, voorzien van het merkteken "aarding" op hun buitenmantel waar de kabeltres
mag gebruikt worden. Voor zover deze tres tot kabeldoorsneden van 16 mm² dezelfde doorsnede heeft als deze van de stroombaangeleider en bij kabeldoorsneden van 25 mm² een tresdoorsnede van 16 mm².
De hoofd- en bijkomende equipotentiale verbindingen worden uitgevoerd met geelgroene geleiders, beschermd door een buis van plastisch materiaal en aangelegd volgens de sterkstroomleidingen.
Alle verbindingen aan gas-, water-, centrale verwarmingsleidingen en klimaatregelingsinstallaties, enz zullen gebeuren met aangepaste klembeugels, terwijl alle klemmenblokken voorzien zijn van messingklemmen met aangepaste doorsnede, geplaatst op plastic houder met geelgroene functieaanduiding.
NOOT
Het gebruik van geelgroene VOB-draad als beschermingsgeleider van toestellen geeft geen aanleiding tot prijswijziging ten opzichte van geelgroene CRVB-draad, beantwoordend aan NBN C.32-123 en addenda.
6.3.3. Uitvoering
6.3.3.1. Aardlus
Niet van toepassing.
6.3.3.2. Verspreidingsweerstand
De verspreidingsweerstand bedraagt maximaal vijf (5) .
Zo de vereiste aardingsweerstand niet bekomen is, dienen aardelektrodes bijgeplaatst in een controleputje, in polyesterbeton met afneembaar deksel.
Opmerking
De aardelektrodes mogen vervangen worden door een koperen draad of koperen band, doch steeds eindigend in het vermeld controleputje.
6.3.4. Equipotentiale verbindingen
6.3.4.1. Hoofdbeschermingsgeleider: VOB 25 mm²
Niet van toepassing
6.3.4.2. Hoofdequipotentiale verbindingen (HEV)
(Cfr. artikel 86.05. en artikel van het Arei) Niet van toepassing.
6.3.4.3. Bijkomende equipotentiale verbindingen
(Cfr. artikel 73 van het Arei) Niet van toepassing
6.4. Beveiligingsapparatuur
6.4.1. Laagspanningsschakelaar
6.4.1.1. Algemeenheden
Tenzij anders vermeld worden vierpolige schakelaars geplaatst, geschikt voor een nominale stroomsterkte zoals aangegeven op de plannen met frontale bediening rechtstreeks op de schakelaar, en met betrouwbaar aangeduide schakeltoestand, met andere woorden: de stand van het hefboom duidt alléén de stand van de contacten aan.
Alle schakelaars moeten geschikt zijn om op de doorsneden aan te sluiten van de aankomende kabels. Is dit niet mogelijk, dan dient gebruik gemaakt van een aansluitblok, dat rechtstreeks onder en boven de schakelaar komt.
De aansluiting mag nooit meer dan één genormaliseerde waarde lager zijn dan de aankomende doorsneden van de kabel.
Het effectief afschakelvermogen wordt bepaald door de berekende kortsluitstroom op dit punt volgens norm IEC 157-cyclus P1 en rekening houdend met het opgegeven kortsluitvermogen van de stroomleverende maatschappij.
De onderbrekingskarakteristiek van elke vermogenautomaat zal bepaald worden aan de hand van de hiervoor vermelde berekende kortsluitstroom. De uitschakelkarakteristiek dient berekend te zijn door de inschrijver in functie van sectie en kabellengte. De inschrijver legt zijn berekeningsnota's ter goedkeuring voor.
De techniek van samenhang of filiatie tussen de apparatuur en alle automaten moet toegepast worden in functie van artikel 118-04 van het Arei, overeenstemmend met de gegevens en de toepassing van de fabrikant en dit alleen als de apparatuur van eenzelfde fabrikant is.
Bij toepassing van samenhang tussen de verschillende automaten moet dit kunnen aangetoond worden door de fabrikant.
Alle laagspanningsschakelaars moeten voldoen aan de thermische kortsluitstroom beschreven in respectievelijke borden.
Zij moeten een compacte bouw en kleine afmetingen hebben. Zij hebben geen extra uitblaasruimte nodig.
De leidingaansluiting kan zowel onder als boven geschieden met veilige klemmenafdekking. Zij moeten een in- en uitschakelmoment bezitten, onafhankelijk van de bedieningssnelheid.
Er moet een duidelijke schakelmarkering zijn door de stand van de schakelhefboom.
6.4.1.2. Lastschakelaars
Ze zijn drie- of vierpolig en hebben een directe draaibediening.
Te voldoen aan de beschrijving van artikel 6.4.1.1 en tevens aan onderstaande specificaties.
Zij hebben een betrouwbare aangeduide onderbreking en kunnen uitgerust worden met verschillende hulpcontacten.
Het houdvermogen van deze schakelaars moet minstens gelijk zijn aan de te verwachten en berekende kortsluitstroom ter plaatse en dit in combinatie met de stroomopwaartse beveiliging.
Zij hebben als hoofdtaak het koppelen van het net en het afzonderen van het deel van het net.
De lastschakelaars met gegoten omhulsel omvatten een directe draaibediening, die kan vergrendeld worden met hangsloten of cilinderslot.
Een verlengde draaibediening is eveneens mogelijk.
6.4.1.3. Thermische-magnetische vermogenautomaten
Dit zijn vierpolige schakelaars welke thermisch en magnetisch beveiligd zijn en worden voorzien:
- als hoofdschakelaar in het hoofdbord.
Zij moeten voldoen aan artikel 6.4.1.1.
Het thermisch-magnetisch blok moet omwisselbaar zijn voor schakelaars vanaf 250 A. Een regeling moet mogelijk zijn op:
- thermisch element,
- magnetische uitschakeling.
Selectiviteit dient gegarandeerd met de opwaartse vermogens voor de hoofdautomaten.
De nominale stroomsterkte van de automaten is vermeld in de respectievelijke bordenschema's, alsmede minimum / maximum regeling van het thermische element.
De thermische instelling moet van buiten uit op het toestel gebeuren. De toestellen hebben een frontale bediening rechtstreeks op de schakelaar met een onvervalsbare en betrouwbare standaanduiding der contacten.
De schakelaars moeten geschikt zijn om op de doorsneden aan te sluiten van de aankomende kabels.
Is dit niet mogelijk, dan dient gebruik gemaakt van een aansluitblok, dat rechtstreeks onder en boven de schakelaar komt. De aansluitruimte voor kabels en aansluitblokken moet degelijk gerespecteerd blijven.
Het effectief uitschakelvermogen wordt bepaald door de berekende kortsluitstroom op dit punt volgens norm NBN-C61-898 of IEC cyclus P1 en rekening houdend met het IEC opgegeven kortsluitvermogen van de stroomleverende maatschappij. Er mag geen enkele vermogenautomaat geplaatst worden met een onderbrekingskarakteristiek lager dan 20 kA effectief. De techniek van samenhang of filiatie tussen de apparatuur moet toegepast worden in functie van artikel 118-04 van het Arei, overeenstemmend met de gegevens en toepassing van de fabrikant. Bij toepassing van samenhang tussen de verschillende automaten moet dit kunnen aangetoond worden door de fabrikant.
De inschrijver legt zijn berekeningsnota ter goedkeuring voor, samen met het bordenschema. De vermogensschakelaars hebben een gevormde behuizing uit kunststof met dubbele isolatie.
Het geheel is opgebouwd in één enkel blok en laat toe verschillende hulpelementen aan te bouwen. De nominale stroomsterkte van de schakelaars is vermeld in de respectievelijke bordenschema's.
De vermogensschakelaars vanaf 400 A zijn tevens uitgerust met geïntegreerde elektronische beveiligingsunits. Deze units worden gevoed door precisie-stroomopnemers, ingebouwd in de vermogensschakelaar zonder hulpbron.
Hierdoor worden die beveiligingsniveaus verzekerd.
De elektronische overstroomlosser heeft een regelbereik van 0,4 tot 1 maal het maximum van de in te stellen waarde (beveiliging met lange vertraging).
De beveiliging met korte vertraging is regelbaar.
Een ogenblikkelijke beveiliging met hoge drempel wordt gegarandeerd. De elektronische lossers zullen van het type B zijn volgens IEC 947.2.
6.4.2. Kleine automatische schakelaars
Zij zijn 2- of 4-polig en moeten een afschakelvermogen hebben dat beantwoordt aan de grootste ideële kortsluitstroom, welke kan optreden in de beveiligde kring.
Zij worden aangevoerd in alle verdeelborden voor de beveiliging der verschillende kringen. De verschillende stroomsterkten zijn vermeld op de bordenschema's.
De onderbreking gebeurt gelijktijdig op de twee of de vier polen. Op elke pool is een thermisch en een magnetisch beveiligingselement voorzien.
Het is niet toegelaten enkelpolige automaten samen te stellen tot meerpolige en dit door mechanische koppeling.
Deze schakelaars moeten geschikt zijn voor DIN-bevestiging.
Zij zullen beantwoorden aan de uitschakelcurve C of D naargelang de toepassing. De inschrijver zal bij de goed te keuren uitslagtekening de nodige gegevens hieromtrent verschaffen.
Zij zullen beantwoorden aan de NBN-61-898 of IEC-947-2.
De hoofdschakelaars van de borden “ Algemene Delen “ voldoen aan deze beschrijving.
6.4.3. Automaten met differentieelinrichting
De differentieelautomaat bestaat uit 2 delen:
1. automatische schakelaar welke thermo-magnetisch werkt
2. differentieelschakelaar, type A.
De differentieel moet een zichtbare melding weergeven, die de oorzaak van uitschakeling aanduidt. Deze aanduiding moet ook voorkomen wanneer de testdrukknop bediend wordt. Zij zijn 2- of 4-polig,
hebben een gevoeligheid van 300 mA, 100 mA of 30 mA en een kortsluitvermogen dat afgestemd is op de grootste ideële kortsluitstroom, welke kan optreden in de beveiligde kring.
Alle toestellen moeten geschikt zijn voor DIN-bevestiging.
Zij worden aangewend in die verdeelborden waar zij nodig zijn voor de beveiliging van vochtige lokalen en kringen met hoog risico voor de patiënten.
De verschillende stroomsterkten zijn vermeld op de bordenschema's.
Opmerking
Het is toegelaten de geïntegreerde differentieelautomaten met curve C te gebruiken indien:
- het toe te passen kaliber kleiner of gelijk is aan 32 A / 220 V;
- de gevoeligheid 300 mA, 100 mA of 30 mA bedraagt;
- Icc ter plaatse kleiner is dan 3 kA of overeenkomstig de aan te tonen filiatietechniek;
- de automaat van het type “beveiligd tegen ongewenst uitschakelen“ is;
- ze van het type A zijn.
- ze voldoen aan de norm IEC 157 (Icu = 4500 A) en artikel 128 van het Arei.
6.4.4. Afstandsschakelaars (teleruptor) en minuteries
Zij worden voornamelijk aangewend voor de ontsteking van de verlichting bij meer dan twee bedieningspunten.
Zij zijn tweepolig met bedieningsspoel 220 V / 16 A; 32 A indien nodig, omwille van het te schakelen vermogen, met gebruik van oa contacteurs.
De afstandsschakelaars zijn op afstand te bedienen relais, die toelaten een energieketen van op verschillende plaatsen achtereenvolgens in- en uit te schakelen, telkens door middel van één enkele drukknop.
De afstandsschakelaars worden in het verdeelbord geplaatst en sturen de verlichtingskringen welke geschakeld worden met de drukknoppen.
Zij moeten geschikt zijn voor DIN-bevestiging.
De minuteries zijn van het zelfde type en uitgerust met een contact 10 A / 220 V en met een instelbare werktijd van 3 tot 5 minuten.
6.4.5. Contactoren
De contactoren zijn van het type magneetschakelaar, 2- of 4-polig naargelang hun toepassing, uitgerust met alle nodige hulpelementen voor de realisatie van de gewenste sturingen.
De installateur zal, overeenkomstig de toepassing, het juiste type bepalen en dit in overleg met de fabrikant.
Voornaamste kenmerken:
- nominale isolatiespanning: 1.000 V volgens VDE 0110
- bedieningsgraad: aanrakingsveilig volgens VDE 0106
- tijdelijke maximum toelaatbare stromen gedurende 1 s/min: 900 A
- aansluiting min/max doorsnede: 2,5 / 25 mm²
- maximum aantal schakelingen per uur: 3,60
- warmtedissipatie: maximum 10 W
6.4.6. Schemerschakelaars
De schemerschakelaar is een elektronische aan/uit-schakelaar die vanaf een vooraf instelbaar lichtniveau verlichtingstoestellen tot 2300 W in en uit kan schakelen. Het in- en uitschakelmoment kan vertraagd worden tussen 1 seconde en 3 minuten.
De lichtwaarde waarop geschakeld wordt kan ingesteld worden tussen 5 en 1000 lux. De beide instelschroeven bevinden zich in een slagvaste behuizing.
Technische kenmerken:
geschikt voor gloeilampen, halogeenlampen en fluorescentielampen; schakelbaar: 10 A - 230 V - 50 Hz;
IP 44;
temperatuurbereik: - 20 °C tot + 40 °C.
6.4.7. Schakelklokken
Ten behoeve van de sturing van de buitenverlichting en de aanwezigheidsverlichting wordt in het bord een aantal schakelklokken voorzien.
De verlichting wordt overbrugd met een sleutelschakelaar, geplaatst volgens de aanduidingen op de plannen. De sleutelschakelaar is een drie-standen-sleutelschakelaar (aan - uit - automatisch).
De schakelklokken zijn modulair opgebouwde toestellen welke een digitale programmatie toelaten voor het sturen van één of meerdere stroomkringen en impulsschakelaars.
Het programma wordt in het geheugen van de schakelklok bewaard.
Kenmerken:
- tijdbasis: kwartsgestuurd;
- programmering:
a) 24 uur en 7 dagen met een minimum programmeringsinterval van 1 minuut,
b) 42 omschakelingen per week (21 "On" + 21 "Off");
- gangreserve: 250 uur;
- omschakeling zomer-/wintertijd door middel van één enkele bediening;
- klikbaar op DIN-rail;
- schakelbaar vermogen: 16 A / 220 V.
6.4.8. Naderingsschakelaars - Ruimtedetectors met dubbele technologie detectie (infrarood en radar)
Detector met spiegel, waarvan de elektronica volledig afgeschermd is tegen HF-storingen tot 15 V/m en 1 GHz. De detector wordt volledig gestuurd door een ingebouwde processor.
Toegelaten “spikes“ op de voeding: 40 µs, 25 Hz, 3 kV.
De behuizing heeft een beschermingsgraad IP 41. De detector dient BVVO-goedgekeurd te zijn.
Technische kenmerken:
- Voeding: 10 - 16 V DC
- Verbruik: 12 mA (bij 12 V DC - in rust)
- Bereik: 12 m
- Openingshoek: 85° (16 detectiezones in 4 niveaus)
- Uitgang: relaiscontact (NG): 16 V DC / 75 mA activeringstijd: 2 - 4 s
alarm/walk test led-uitschakelbaar
- Tampercontact: vermogen 30 V DC / 50 mA
- Werkingstemperatuur: - 20 °C tot + 50 °C
- Afmetingen: ± 142 x 55 x 45 mm (l x b x h)
Aansluiting detectors
Vooraleer de draad toekomt in de detector moeten er minstens twee omslagen met diameter van
± 4 cm voorzien worden en samengebundeld met 2 spanbandjes.
Indien een kabel met meer dan 8 draden gebruikt wordt, dient een beveiligde aftakdoos voorzien te worden, waarin de verbindingen gebeuren om verder te lopen naar de volgende detector.
De kabels moeten van het afgeschermde type zijn met een minimum diameter van 4 x 0,22 + 2 x 0,75 mm² . (kabel STP)
6.5. Kastborden
De aanpassingswerken aan de bestaande verdeelborden dienen te voldoen aan de onderstaande beschrijving in zoverre zij toepasbaar zijn.
6.5.1. Metalen kastborden
6.5.1.1. Constructie metalen kastborden (aanpassing aan bestaande)
Het bestaande borden zijn metalen kastborden. De aanpassingswerken dienen uitgevoerd te worden volgens de eisen van de norm NBN C63-439 en onderstaande voorschriften zijn te respecteren.
Volgende IP graden dienen gerespecteerd:
- verdeelborden: IP 20-7.
Specifieke kenmerken:
- de verdeelkast moet worden uitgerust met:
* een gepast onderstel gelast op het achterpaneel (IP 30/40/43),
* standaardonderdelen die alle bouwtypes mogelijk maken (IP 30/40/43) oa
- montage van diverse verdeelkasten naast elkaar of verplicht boven elkaar,
- volledige toegang tussen 2 verdeelkasten, samengevoegd of gescheiden,
- standaard verzamelrailsteunen getest conform IEC 439-1;
- de verdeelkasten moeten:
* worden uitgerust met componenten die op monteerpanelen of DIN-rails bevestigd zijn,
* toegang bieden tot bedieningsknoppen van vermogenschakelaars of schakelaars, via modulaire frontpanelen,
* worden ingedeeld in modules met ten minste 15 % lege modules voor uitbreiding,
* typetests ondergaan conform IEC 439-1;
- elektrische kenmerken:
* toegekende bedrijfsspanning: 1000 V,
* toegekende isolatiespanning: 1000 V,
* toegekende stroomwaarde: 630 A,
* toegekende korte-duurstroom: 25 kA/1s (max),
* toegekende grensstroompiek: 53 kA (max).
In het algemeen worden de afmetingen van elk kastbord bepaald in functie van:
- de beschikbare plaats in het voorziene lokaal;
- de op te stellen apparatuur, railstellen, aansluitklemmen ea;
- de reserveruimte waarvan het volume overeenstemt met minstens 1/5 van het volume van het geheel van de voorziene apparatuur en dat toelaat eventuele bijkomende apparatuur op te stellen, voor zover de beschikbare plaats dit toelaat.
6.5.1.2. Algemene uitrusting
De inschrijver maakt een plan op van het bord met vooraanzicht zonder deuren, evenals het bedradings- en principeschema volgens XXX 000.
Hij mag de constructie van het bord niet laten aanvatten zonder dat de voorgestelde plannen en berekeningen zijn goedgekeurd door het Bestuur der Werken.
De verdeelborden zijn voorzien van een beschermplaat uit metaal, bevestigd met schroeven en hebben dezelfde kleur als de kast.
Alle voorziene apparatuur wordt opgesteld op een functioneel geraamte. Het railstelsel is vervaardigd uit elektrolytisch koper en moet de thermische en mechanische effecten van de maximum optredende kortsluitstroom kunnen verwerken.
De doorsnede van de rails is berekend op basis van de nominale stroomsterkte van de dichtstbijzijnde bovenstroomse beveiliging, met een minimum van 36 mm².
De doorsnede van de aardrail bedraagt minimum de helft van de doorsnede der faserails met een minimum van 36 mm².
De aansluiting van de apparatuur, met een nominale stroomsterkte van meer dan 63 A, aan het railstelsel en de onderlinge aansluiting van de apparatuur geschiedt door middel van soepel geïsoleerd koper.
Elke andere aansluiting geschiedt met een geïsoleerde pvc-draad of kabel van minimum 2,5 mm² doorsnede.
Het railstel en de apparatuur zullen verbonden worden door middel van vijzen of bouten klasse 8.8 en eveneens voorzien zijn van contactrondsels. Vlakke en Grower rondsel mogen niet gebruikt worden als rechtstreekse aansluiting op het contactoppervlakte van het railstelsel.
Het railstelsel en de aansluitklemmen moeten voorzien zijn van duidelijke aanduidingen betreffende de fasen, nulleider en aarde.
Alle kleine automatische schakelaars en andere modulaire apparaten worden in het bord gesteld en verbonden op een geïsoleerd verdeelblok van het type multiclips. Alle kleine automatische schakelaars ed worden in het bord aangesloten op klemmen. Deze aansluitklemmen zijn berekend voor geleiders met een doorsnede van 10 mm² of minder en worden bevestigd op rails DIN 46227, die op hun beurt verankerd worden op dezelfde draagelementen van het bord als deze van de apparatuur en bedrading.
Elk metalen deel van het bord waarop elektrische apparatuur is bevestigd, alsmede de opendraaiende deuren, moeten met de beveiligingsaarde verbonden zijn door middel van soepele koperdraad met minimum 4 mm² doorsnede. Er moet voldoende vloeite voorzien worden in elke aansluiting en alle draden moeten zuiver aangebracht worden volgens de regels van het vak.
Alle contactschroeven moeten degelijk vastgezet worden om inbrandingen en slechte contacten te vermijden.
De inschrijver is gehouden de aandacht van zijn werknemers hierop te vestigen en is volledig verantwoordelijk bij mogelijke tekortkomingen. In het verdeelbord moeten de kringen genummerd worden en dezelfde nummering moet terug te vinden zijn op de aansluitklemmen van het desbetreffende bord. De benaming van de kring moet op elke automaat vermeld worden door middel van vaste inklikbare markeringen.
Op het bord worden aanduidplaten voorzien, nl:
- nummering der kringen,
- spanning 3 x 380 V + N,
- algemene benaming bord.
De tekst, afmetingen, letters en cijfers worden bepaald gedurende de werken. Alle aanduidingsplaten worden uitgevoerd in witte resopal met zwarte letters en zijn zelfklevend. De aansluitklemmen worden voorzien van etiketten uit plastische stof met gegraveerde of gedrukte cijfers.
Een volledig bijgewerkte legende, met aanduiding en omschrijving van al de kringen, voorzien van een beschermingsfolie is op de binnenzijde van het verdeelbord aan te brengen.
6.5.1.3. Aanpassingswerken in de verdeelborden
Bestaand bord in stookplaats
Overeenkomstig de aanduidingen op de plannen dienen de nodige uitbreidingswerken uitgevoerd te worden. Deze werken houden in:
het spanningsloos plaatsen van het bord door middel van het stroomafwaarts afschakelen en dit zo vaak als noodzakelijk;
het in dienst houden van die lokalen die gevoed worden door dit bord tijdens de werken die niet aangepast worden;
het bijplaatsen van het nieuwe vertrek overeenkomstig de aanduidingen op de plannen, samen met de nodige verdeelklemmen en, de inwendige bekabeling;
het openen en sluiten van de kabelgoten en afbekledingen tussen vloer en plafond in de nabijheid van het bord om deze werken mogelijk te maken;
het terug in dienst stellen van het bord;
het maken van de aangepaste bordenschema’s.
6.5.2. Verdeelborden in kunststof
6.5.2.1. Constructie
De verdeelborden zijn vervaardigd uit een isolerende en zelfdovende kunststof en uitgerust met een doorzichtige deur. De verdeelkastjes zijn bestemd voor half inbouwmontage, hebben een beschermingsgraad IP40 en een totale isolatie.
De bordjes in de appartementen zijn van het type Bf.5 volgens het typebestek nr 400, CEBEC-keur en overeenkomstig de norm NBN C63-439 + addendum.
Ze zijn samengesteld uit volgende delen:
- de eigenlijke kast met de nodige verstevigingen om vervorming te voorkomen (dubbele wand of equivalent systeem),
- een montageraam,
- een afdekkader,
- een afschermplaat,
- een deur met sluitsysteem,
- klemmenstrook, kabel doorvoerplaten, aard- en nulrail.
De toestellen worden gemonteerd op DIN-rails van het uitneembare montageraam.
Elke stroomkring en toestel wordt duidelijk gemerkt door middel van gegraveerde pvc-plaatjes.
Het afdekkader is regelbaar en dicht de inbouwopening volledig af. In elk bord wordt een planhouder voorzien
Noot
De borden worden geplaatst in de vestiairekasten. De leidingen worden verticaal in opbouwmontage op DIN-rails geplaatst en zullen afgedekt worden door de vestiairekast. Naast de kastborden lopen de voedingskabels naar de hoger gelegen appartementen.
Afmetingen: in functie van toepassing en bordenschema - breedte maximum 40 cm.
6.5.2.2. Algemene uitrusting
De beschrijving van artikel 6.4. blijft van toepassing.
6.5.2.3. Toepassing
- Bord VIP-ruimte in de nieuwe berging
6.7. Leidingen in de gebouwen
6.7.1. Algemeen
Alle kap-, metsel- en herstellingswerken van welke aard ook, nodig voor de uitvoering van alle elektrische installaties, zijn in de eenheidsprijzen begrepen.
Bij doorbrekingen van een compartiment van het gebouw zal de brandwerendheid en stabiliteit terug hersteld worden volgens de voorschriften van artikel 4.3. van de technische bepalingen van onderhavig bijzonder bestek.
Volgende secties moeten aangehouden worden:
1) lichtkringen: 1,5 mm²
2) stopcontactkringen: 2,5 mm²
3) aansluitdozen: 4 mm²
4) andere: opgegeven op de bordenschema's
5) aardingsdraden volgens wettelijke bepalingen.
6.7.2. Kabelbanen
De kabelbanen worden geplaatst in overleg met de andere aannemers. De loop der kabelbanen wordt principieel weergegeven op de plannen, die deel uitmaken van dit lastenkohier. De exacte plaats en hoeveelheid zal bepaald worden tijdens de uitvoering der werken in overleg met het Bestuur der Werken.
De kabelbanen zijn vervaardigd uit volle U-vormig geperste verzinkte staalplaat met minimum plaatdikte van 1 mm. Ze vertonen een grote buigvastheid en worden afgedicht met aangepaste deksels van hetzelfde materiaal.
Al de elementen die gebruikt worden voor het afdichten, bouwen of samenvoegen, alle hoek- en T- stukken, ed zijn van dezelfde constructie van de kabelbanen.
De zijwanden en bodem hebben perforaties voor een natuurlijke verluchting van de kabels.
Alle op de bouwplaats uitgevoerde uitsnijdingen in de elementen van de kabelbaan worden onmiddellijk beschermd door middel van twee lagen roestwerende verf en een aluminiumkleurige afwerklaag.
De doorvoeringen voor de kabels door de wanden van de kabelbanen dienen zuiver uitgevoerd en moeten met isolatiemateriaal afgeschermd worden om insnijdingen te voorkomen.
De bevestiging en loop van kabelbanen geschiedt in functie van de aflopen der sanitaire installatie, centrale verwarming ea.
Zij moeten absoluut rechtlijnig liggen zonder de minste doorbuiging. De juiste ophanghoogte en plaats zal gedurende de werken bepaald worden in overleg met de andere aannemers en het Bestuur der Werken.
De ophanging geschiedt met stijve beugels die op hun beurt stevig verankerd zijn aan het plafond.
Deze consoles moeten op regelmatige afstand voorzien worden (maximum 1 m) en in voldoende aantal om elke vervorming te beletten.
De breedte der kabelbanen wordt bepaald door het voorziene aantal kabels + reserve 20 % met een minimumbreedte van 40 cm en met inachtneming dat de voedingen naast elkaar moeten liggen. Hoogte minimum 60 mm. Een model van de kabelbaan met ophangsteunen en alle onderdelen zal opgehangen worden. Vóór de verdere aanwerking zal het Bestuur der Werken hierover zijn goedkeuring moeten geven.
De kabelbanen voor de elektrische installatie en zwakstroominstallaties zijn volledig afzonderlijk.
De kabelbaan voor zwakstroominstallaties wordt verdeeld volgens toepassing van minimum 12 cm breedte per mogelijke zwakstroominstallatie en 60 mm hoogte.
De verdeling van de zwakstroominstallaties over de kabelbaan moet als volgt gescheiden geschieden:
1. inbraak;
3. telefonie;
4. omroep.
De kabelbanen voor de elektrische installaties worden op de verdeelborden aangevat. De in het zicht blijvende kabelbanen worden afgedekt met een geperforeerd deksel.
Al de kabelbanen worden op afstandsrails geplaatst (maximum alle 50 cm). Deze afstandsrails worden degelijk bevestigd met keilbouten en de kabelbanen worden met aangepaste bouten hierop vastgezet.
De nodige gegraveerde aanduidingsplaatjes dienen aangebracht op de kabelbanen. Tekst te bepalen gedurende de werken.
6.7.3. Buizen
Al de aangewende buizen zijn van het type versterkte gegalvaniseerde TAL-buizen, TTH-buizen, of pvc- buis op rol.
Voor de bescherming der buizen zie artikel 4.2. Minimum doormeter 3/4".
Al de buizen worden ingewerkt, met uitzondering van:
- de lokalen waar een verlaagd plafond wordt voorzien en daar slechts in de ruimte tussen vals plafond en de bouwkundige structuur;
- de kelder en de technische lokalen, in uitzondering van de traphallen naar de kelder.
De buizen in inbouw worden vastgemaakt door middel van aangepaste beugels en dit zowel in de sleuven als op de betonnen vloeren.
De buizen gelegd in de chape zullen elkaar langs onder kruisen, dit wil zeggen dat de vloerplaat wordt ingekapt.
In de eenheidsprijzen voor het plaatsen van de buizen zijn alle koppelingsstukken, bevestigingsmaterialen, kapwerken, schilderwerken, bescherming met cement ea begrepen.
Voor wat de dakplaat betreft mag de inschrijver zijn buizen en inbouwdozen laten ingieten.
De inschrijver neemt alle voorzorgen om alle beschadigingen bij het gieten van de beton te voorkomen. De ingewerkte buizen worden uitgevoerd in pvc-buis, al of niet op rol met trekdraad.
Zij worden aangewend voor de bescherming van de:
- XVB-F2-kabel.
De draden en kabels dienen over gans hun lengte in de buis te zitten voor zover zij ingebouwd worden. De buizen, aangewend voor de bescherming van de XVB-F2-kabels of voorzien voor de VOB-draden, moeten aangepast zijn aan de doorsneden en aantal draden volgens de voorgeschreven reglementering.
Voor de opbouwinstallaties moeten al de kabels op hun rechte stukken beschermd worden door aangepaste gegalvaniseerde TAL-buizen. De uiteinden van deze buizen zijn met afgeronde isolerende kabelingangen uitgerust.
In de ruimte tussen het verlaagd plafond en de bouwkundige begrenzing zullen de buizen vastgemaakt worden aan de bouwkundige constructie, zoals onderkant van de dakplaat, de muren in metselwerk, enz. Deze buizen vertrekken in de toestellen en eindigen in de aansluitdozen of gaan van toestel naar toestel, zodat de leidingen over hun ganse lengte gevat zitten in de beschermbuizen.
De buizen in opbouw worden minimum alle 50 cm vastgehecht door middel van aangepaste afstandsklemmen volledig in kunststof.
De klemmen worden met aangepaste vijzen degelijk verankerd in de muren of bouwkundige constructie. In geen enkel geval zullen de leidingen vastgemaakt worden aan de ophangstructuur van het verlaagd plafond.
Al de buizen moeten degelijk van alle braam ontdaan worden om elke insnijding in de kabels of draden te voorkomen.
6.7.4. Wandgoten
6.7.4.1. Algemeen
De installatie voldoet aan de voorschriften van het Arei en aan deze van Belgacom.
De levering omvat een wandgootsysteem in standaardlengtes van 2,5 m, inclusief alle koppelingen, hulpstukken en afwerkingstoebehoren.
6.7.4.2. Pvc wandgoten
De wandgoten zijn vervaardigd uit kunststof – niet vlamverspreidend .
Ze hebben volgende afmetingen: minstens 100 x 50 mm, met 1 compartiment.
De hoogte van de wandgoot dient aangepast aan de hoeveelheid bekabeling en dient zodanig geselecteerd opdat de vrije beschikbare ruimte minstens 20 % van de totale doorsnede blijft.
De deksels klikken eenvoudig in de wandgoot, en kunnen naderhand, met behulp van een speciale dekselopener, zonder enige beschadiging geopend worden.
De deksels zijn vervaardigd uit dezelfde kunststof en dezelfde afwerking als de goot.
De binnenhoeken en vlakke hoeken worden voorzien van voorgevormde dekselstukken, die dezelfde oppervlakteafwerking hebben als de andere deksels.
De wandgoten worden voorzien van een scheidingsschot.
Deze scheidingsschotten hebben een lengte van 0,5 m en een aangepaste breedte. Ze worden voorzien van kabelgrendels, die het uitpuilen van de kabels bij geopend deksel vermijden. De scheidingsschotten zijn vervaardigd uit witte thermoplastische kunststof.
De montagedozen, geschikt voor inbouw van genormaliseerd installatiemateriaal, worden in de randen van de dekselopening geklikt. De ruimte tussen de montagedoos en de rug van de wandgoot blijft vrij voor het doorvoeren van kabels. De montagedozen zijn voorzien van schuine vlakken, die een gemakkelijke invoering van de kabels toelaten.
De kabels in de goten worden samengebundeld per techniek en door toepassing van colsonbandjes op ingeklikte voetstukjes in de achterwand van de kabelgoot.
Alle vormstukken zoals hoekstukken, T-stukken, eindplaten ed zijn van hetzelfde fabrikaat als de wandgoten en zullen verplichtend aangewend worden. Al deze onderdelen hebben dezelfde oppervlakteafwerking als de wandgoten.
Over opvallende naden tussen de wandgoten worden speciale overschuifprofielen geplaatst.
Bij wanddoorgangen wordt gebruik gemaakt van akoestisch dempingsmateriaal van dezelfde leverancier als de wandgoten. Voor de verticale kabeltoevoer naar de wandgoten worden aluminium voedingskanalen geplaatst.
De wandgoten worden rechtstreeks tegen de wand bevestigd. Het systeem voldoet aan het principe van de dubbele isolatie.
6.7.5. Kabels
De plaatsen waar kabels worden aangewend, zijn aangegeven op de bijgevoegde plannen en meetstaat. Indien nodig kan dit gewijzigd worden na overleg met het Bestuur der Werken.
Op de kabelbanen en van de kabelbaan naar het eerstvolgende toestel wordt steeds kabel aangewend, zo ook in elke ruimte boven de valse plafonds.
De aangewende kabels zijn:
6.7.5.1. NBN C32-124 - XVB
- alle verdeelkabels vanaf de meterkasten naar de verdeelborden en vanaf de verdeelborden naar de toestellen en alle opbouwinstallaties;
- alle opbouw- en inbouwinstallaties, overeenkomstig plannen en meetstaat;
- alle verdeelkabels onder TTH-beschermbuis al of niet op rol, vanaf alle verdeelborden naar de toestellen of tot aan het eerste toestel.
6.7.5.2. NBN C30-004
Niet van toepassing
6.7.6. Draden
Na het eerste toestel, schakelaar of stopcontact mag de netuitbouw verder gezet worden met draden.
De installatie is echter ontworpen in kabel. Indien nodig kan dit gewijzigd worden na overleg met het Bestuur der Werken.
Al de draden zijn van het type VOB (NBN C32-123) overeenkomstig de aanduidingen op de plannen.
De draden mogen slechts in de buizen getrokken worden nadat het volledige buizennet op de desbetreffende verdieping is afgewerkt en na het aanbrengen van de bepleisteringen en betegelingen.
Verder is de beschrijving gegeven onder artikel 6.7.5. van toepassing op draden.
De door te trekken draden zijn uit één stuk en zijn lang genoeg om voldoende aansluitingsvloeite te geven in elk aan te sluiten toestel.
De verbindingen geschieden met aangepaste universele schroeflasdoppen.
6.7.8. Beschermingsgeleiders
Alle aangewende beschermingsgeleiders moeten geïsoleerd zijn en voorzien van de voorgeschreven kleur geelgroen.
Alle beschermingsmaatregelen tegen elektrische schokken moeten uitgevoerd worden, zoals voorzien in het "Algemeen reglement op de elektrische installaties", verschenen in het Belgisch Staatsblad van 29.04.81.
De doorsnede van de beschermingsgeleiders moet minstens gelijk zijn aan de doorsnede der voedingsdraden of anders volgens berekening van de geldende formule terzake.
Alle stopcontacten, lichttoestellen, verdeelborden ea moeten geaard worden.
Voor de sanitaire- en verwarmingsinstallaties ea zullen de betrokken installateurs de nodige schikkingen moeten treffen, opdat hun installaties gescheiden worden van de rest van het gebouw.
De nodige onderrichtingen hiervoor zijn beschreven in de respectievelijke lastenkohiers. Gezien het belang voor de veiligheid van de gebruiker is de inschrijver gehouden de nodige controles hiervoor uit te voeren en alle tekortkomingen onmiddellijk te melden aan het Bestuur der Werken.
Voor de centrale verwarming kan geen galvanische scheiding bekomen worden en daarom zullen de radiatoren ongenaakbaar opgesteld worden.
De beschermingsgeleiders naar de borden, eventueel douches en mogelijk andere metalen toestellen zijn uit te voeren met geïsoleerde (geelgroen) geleiders van minimum 4 mm² , indien zij niet mechanisch beschermd zijn, of minimum 2,5 mm² indien zij over hun ganse lengte beschermd zijn met een beschermbuis TTh 5/8".
6.8. Elektrische toebehoren
6.8.1. Algemeen
Opstellingshoogte schakelaars, dimmers en drukknoppen: onderzijde 90 cm boven de pas van de afgewerkte vloer of overeenkomstig de afspraken tijdens de uitvoering der werken.
Opstellingshoogte stopcontacten en aansluitdozen: onderzijde 20 cm boven de pas van de afgewerkte vloer, behoudens afspraken tijdens de uitvoering der werken.
De inbouwdozen, nodig voor het plaatsen van de inbouwschakelaars, stopcontacten ea, zijn vervaardigd uit slagvaste kunststof, kunnen op eenvoudige wijze aan elkaar bevestigd worden en zijn van voldoende diepte, met een minimum van 6 cm.
Alle materialen zijn in de massa gekleurd.
De inwendige kunststof delen van de stopcontacten zijn in dezelfde kleur als de identificatie. Alle contacten en de V-aansluiting zijn verzilverd.
Na de plaatsing van de inbouwdoos en het aanwerken van de buis of buizen moet een aangepaste afschermplaat in kunststof voorzien worden om alle indringende steentjes en bepleistering te vermijden gedurende de bouwwerken.
Papier is ten strengste verboden.
De elektrische toebehoren, zoals schakelaars, stopcontacten, drukknoppen ed voor zover zij ingebouwd worden, zijn hagelwit van kleur.
Het hermetisch materiaal in opbouw is eveneens in het hagelwit.
Al de gebruikte elektrische toebehoren moeten het kenmerk CEBEC dragen.
Al de aangewende schakelaars, stopcontacten, dimmers en drukknoppen moeten uit een standaardserie bestaan.
Al de afdekplaten moeten schroefloos gemonteerd kunnen worden.
Een perfecte montage van meervoudige combinaties moet mogelijk zijn door middel van stelnokken in het frame.
Gegroepeerde schakelaars worden verticaal gegroepeerd. Gegroepeerde stopcontacten worden horizontaal gegroepeerd.
De afdekplaten zijn zodanig dat bij meervoudige combinaties eenzelfde afdekplaat gebruikt wordt, zowel voor horizontale als verticale montage.
Flinke schroefklemmen met beweegbaar draadklemplaatje voor het eenvoudig aansluiten of doorlussen van de bedrading.
Het waterdicht materiaal moet een beschermingsgraad IP 54 bezitten.
De inlegopeningen van de HWD-dozen zijn voorzien van één of meerdere kabelbuis- of PG-ingangen. De bevestiging geschiedt met twee diagonale bevestigingspunten.
Bij inbouw dienen aangepaste afwerkings- en verhogingskaders gebruikt te worden. In de kelder zijn alle materialen in opbouw-uitvoering.
6.8.2. Schakelaars
Voor de inbouwschakelaars moeten de bedieningstoetsen en centraalschijfjes volledig verzonken opgesteld zijn.
Het schakelen geschiedt met een onbreekbare wipper.
Volgens aanduiding op de plannen zijn zij enkelpolig, dubbelpolig, met dubbelaansteking, dubbelrichting of trekschakelaar.
Zij zijn geschikt voor 10 A / 250 V.
Indien schakelaars buiten het lokaal geplaatst worden, zullen deze uitgerust zijn met een getuigenlamp.
6.8.3. Het opbouw- en waterdicht materiaal
Het waterdicht materiaal moet aan dezelfde voorwaarden voldoen. De druktoets heeft praktisch de volledige oppervlakte van het deksel.
Alle bedieningstoetsen en afdekplaten zullen zodanig gebouwd zijn dat geen enkel deel ervan kan weggenomen worden met de hand zonder aangepast gereedschap.
Toepassing: voor de volledige installatie in de kelder.
6.8.4. Stopcontacten
Zij zijn alle van het "Kinderveilige type", dit betekent dat bij het uittrekken van de contactstop de contacthulzen van de stopcontacten afgeschermd worden. Het inbrengen van een puntig voorwerp in het stopcontact is onmogelijk.
Zij zijn alle 2-polig met aardpen en geschikt voor 16 A / 250 V.
Het waterdicht materiaal moet aan dezelfde voorwaarden voldoen.
Alle stopcontacten zijn voorzien van:
- een kunststof inlegstukje in functie van het voedingsnet. De stopcontacten zijn in de massa gekleurd.
6.8.5. Drukknoppen
Zij zijn van dezelfde uitvoering als het andere inbouwmateriaal.
De drukknoppen zijn geschikt voor 10 A / 220 V en uitgerust met een verlichtingseenheid en lampteken - neonlampje 220 V / 0,8 mA.
Het waterdicht materiaal moet aan dezelfde voorwaarden voldoen.
6.8.6. Bewegingsdetector
Infrarood bewegingsschakelaar die de gekoppelde verlichting in- en uitschakelt. De detector wordt volledig gestuurd door een ingebouwde processor.
De behuizing heeft een beschermingsgraad IP 55. De detector dient BVVO-goedgekeurd te zijn.
Technische kenmerken:
- Voeding: 230 V AC
- Bereik: 12 m
- Openingshoek: 180°
- Uitgang: relaiscontact: 230 V AC / 10 A
- instelbare activeringstijd: 6 s tot 10 min
- met schemersensor instelbaar van 5 tot 1000 lux
6.8.7. Aansluitdozen
Daar waar aansluitingen voorzien zijn voor elektrische toestellen, die niet in deze aanneming begrepen zijn, worden aansluitdozen van het type "vaste verbinding van huishoudelijke toestellen" aangewend.
Zij zijn vervaardigd uit kunststof, uitgerust met klemmenstrook. 3F + N + A / 6 mm² / 500 V - model inbouw.
Het deksel heeft een verhoging om de aansluitkabel van het toestel in te leiden en is verzegelbaar met twee schroeven.
6.8.8. Industriële stopcontacten
Een industrieel stopcontact 3P + N + A 32 A / 380 V voldoet aan de norm XXX X00-000.
Zij zijn vervaardigd uit hoogwaardig thermoplastisch materiaal dat zowel aan hoge als aan lage temperatuur weerstaat, zelfdovend en onbreekbaar is.
De spanning is herkenbaar aan de kleur van het omhulsel, in dit geval rood. Zij zijn voorzien van een wanddoos voor plaatsing van klemmenstrook en hebben een waterdichte uitvoering.
6.9. Verlichtingstoestellen met fluorescentielampen
6.9.1. Algemeen
De verlichtingstoestellen dienen volledig nieuw en recent van bouw te zijn.
Zij worden geplaatst volgens de gegevens op de plannen, de bijkomende richtlijnen hieronder en volgens de eisen ter plaatse kenbaar gemaakt door het Bestuur der Werken.
Alle verlichtingstoestellen zullen voorzien zijn van een aardingsklem voor de aansluiting van de beschermingsgeleider.
Alle verlichtingstoestellen zullen volledig geleverd worden met bevestigingsmiddelen, lampen met kleurindex warmwit, ballasten, ontstekers, ontstoringscondensators, hittebestendige bedrading; alles met CEBEC keuring.
Alle samenstellende delen van het toestel zijn geschroefd op de basis.
Een vakkundige en degelijke verankering moet gewaarborgd worden. In de lokalen met een vals plafond moet een onafhankelijke ophanging voorzien worden ten opzichte van het vals plafond.
De inbouwverlichtingstoestellen worden onafhankelijk van het verlaagd plafond geplaatst en dit desnoods met aangepaste beugels ter plaatse van de draagprofielen van het verlaagd plafond.
De maximum tolerantie van de hoogte van de lichttoestellen ten opzichte van de onderkant van het verlaagd plafond is +/- 0,1 mm.
De verlichtingstoestellen dienen volmaakt horizontaal geplaatst te worden. Alle hulpstukken, geleverd door de fabrikant van de toestellen, zijn begrepen in de prijs van het armatuur.
De uitsnijdingen in het verlaagd plafond, nodig voor de opstelling van de inbouwtoestellen zijn niet begrepen in onderhavige opdracht. Nochtans is de aannemer van de elektrotechnische uitrusting gehouden, tijdig alle nodige inlichtingen te verstrekken aan de uitvoerders van de verlaagde plafonds.
Alle twee- of meerlamps toestellen zijn zodanig gekableerd dat individuele aansteking per lamp mogelijk is.
De ballasten zijn van het elektronische type en zij beantwoorden aan de normen EN 60928 en EN 60929.
Deze ballasten kunnen door een aanpassingsautomaat zowel standaard, compact, als hoogfrequente lampen schakelen en dit met 100 % lichtstroom.
De ballasten zijn tevens geschikt voor gelijkstroom van 220 V / 310 Volt DC. De toelaatbare permanente bedrijfstemperatuur bedraagt minstens van - 10 °C tot + 60 °C voor vermogens kleiner dan 50 W en - 25
°C tot + 60 °C voor een vermogen vanaf 50 W, en dit voor elk lamptype.
De gemiddelde levensduur moet zowel voor de één- als de tweelampstoestellen minstens 50.000 uur bedragen. De lampen worden volgens het warmstartprincipe ontstoken. Bij filamentbreuk van één lamp
in een tweelampstoestel wordt de defecte lamp uitgeschakeld en brandt de tweede lamp op haar normaal vermogen verder.
Bij omwisselen van de defecte lamp ontsteekt de nieuwe lamp onmiddellijk zonder dat de netspanning moet onderbroken worden.
De ballasten zijn radio-ontstoord.
Rondstrooi-impulsen mogen niet op de lampen overgedragen worden, maar worden in de ballast gefilterd.
In zoverre een afstand van ca 0,60 m wordt behouden tussen de ballast en eventuele elektromedische toestellen (EEG, EKG) mogen deze door de ballast niet gestoord worden. De ballast is eveneens bruikbaar in verlichtingstoestellen met beschermklasse II.
Netspanning: 230 V / 240 V 50 Hz.
Lichtstroom: verandert met geleverde spanning; Argon-Krypton herkenning: automatisch; Ontstekingstijd: 1 seconde;
Compensatie: niet noodzakelijk daar cos fi ca 0,95 is.
Verbruiken van het voorschakelapparaat:
- Staafvormige lampen:
- 18 W 2,5 W
- 36 W 4 W
- 58 W 5 W
- Compactlampen:
- TC-D 18 W 2,5 W
- TC-L 24 W 3 W
- TC-L 36 W 4 W
De aangewende fluorescentielampen zijn voorzien om te werken met een ontsteker. Zij zijn van het type met voorverwarmde kathode. De uitwendige diameter bedraagt 26 mm type D volgens b. 5.2. van typebestek nr 400 D. 02 van het MOW.
De minimum lichtstroom van de lampen bedraagt voor 18 W: 1.400 lumen,
voor 36 W: 3.300 lumen,
voor 58 W: 5.300 lumen.
Kleurweergave: warm wit - index KWI minimum 80 en kleurtemperatuur 3000 K.
De lamphouders zijn in isolerende thermoplast met heldere tint. De afstand tussen de lamphouders past zich automatisch verend aan de lengte van de lamp aan.
De aannemer zal voor leveren, plaatsen en aansluiten een eenheidsprijs voorzien in zijn inschrijving, zodat de werken en leveringen conform zijn met het lastenkohier.
Bij de uitvoering kan de inschrijver gevraagd worden andere dan de ingeschreven modellen of types, die eveneens aan de beschrijving van het lastenkohier voldoen en die de ingeschreven eenheidsprijs benaderen, voor te stellen. Hieruit zal het Bestuur der Werken een keuze maken. Een verrekening met de werkelijke eenheidsprijs van de toestellen volgt dan.
De beschermingsfolies voor de reflectoren, refractoren en dergelijke zullen slechts verwijderd worden bij de voorlopige oplevering.
Bij de plaatsing van de toestellen en de lampen, evenals bij eventuele latere manipulatie van de spiegels, zal de plaatser steeds zuivere kunststof handschoenen dragen. Elke spiegel welke vingerafdrukken vertoont, zal niet aanvaard worden en verplicht vervangen moeten worden en dit zowel bij de voorlopige als bij de definitieve aanvaarding.
Alle armaturen zullen ontwikkeld en geproduceerd zijn in werkplaatsen die gecertificeerd zijn volgens ISO 9001.
6.9.2. Beschrijving toestellen
6.9.2.1. Verlichtingstoestel EcF 2 x 36 W
Toestel geschikt voor vochtige ruimten en overdekte buitenruimten, universeel inbouwbaar.
Inbouwverlichtingstoestel , met hoogfrequent voorschakelapparaat, met transparante, prismatische diffusor, in de breedte gemoduleerd, geschikt voor gemoduleerd plafond module 300.
De behuizing is uit één stuk vervaardigd uit een wit thermogelakte staalplaat, met een dikte van 0.6 mm en is gelast in de vier hoeken. Het toestel heeft een smalle rand met verstekafwerking.
Het toestel is voorzien van 4 zwenkbeugels om de armatuur te bevestigen in zowel plafonds met zichtbare of verborgen profielen en gezaagde inbouwopeningen.
Het toestel is voorzien van een duurzame dichtingsband tegen stof en vocht perfect aansluitend aan het plafond. Deze is vervaardigd uit geïmpregneerd zacht polyurethaanschuim.
Het optiek is gevormd uit een vlakke diffusor vervaardigd uit plexiglas kap met technische efficiënte prisma’s die de lichtstroom op het werkvlak richten, met bijzonder stabiele hoeken, vlak in de armatuurbehuising geïntegreerd.
Deze diffusor zit vervat in een aluminium geanodiseerd en geprofileerd kader, aan de behuizing bevestigd met 2 inwendige scharnieren aan één langszijde en aan de overzijde te sluiten door middel van twee kunststof draaihendeltjes.
De elektrische aansluiting geschiedt door een 5-polige aansluitklem.
Het toestel heeft een beschermingsgraad IP 54, voldoet aan de Europese normen VDE en aan DIN 5035 en DIN 66234 deel 7.
Kenmerken voor het toestel
BZ-classificatie: BZ3/1.5/BZ4. Bedrijfsrendement: 66 %
Schokbestendigheid: 05 J
Afmetingen: - EcF 2 x 36 W: 1200 x 297 x 97 mm (l x b x h).
Toepassing: volgens plannen en meetstaat
Richtmerk: Trilux Fiedesca-BS 300 P 236
6.9.2.2. Verlichtingstoestel Mf5F 1 x 28W
Het toestel is geschikt voor lichtbandmontage onder bovenkast en is voorzien van een fluorescentielamp T16 van 28 W. Het toestel heeft een maximum breedte van 45 mm. De lichtbalk wordt geplaatst op een montagerail. De montagerail bestaat uit geprofileerde staalplaat, wit gemoffeld, met 3-polige aansluitklemmen, kabelhouders en eindstukken uit kunststof. Het lichttoestel is vervaardigd uit staalplaat, wit gemoffeld. Lamphouders uit onbreekbaar polycarbonaat, in de lengterichting verend. De helft van de toestellen worden uitgerust met condensator voor parallelcompensatie. De lamp is afgeschermd door een transparante kunststof kap
Richtmerk: Osram Ecopack - FH
6.9.2.3. Verlichtingstoestel EmlF 2 x 40 W
Inbouwarmatuur concept mild licht, met lichtkamer en optiek met gekruiste dubbele microprisma uit helder PMMA.
Behuizing: Wit gemoffelde staalplaat met drukgegoten structuur met een smalle rand, en een lage inbouwdiepte. Deze bevat de lampvoet en de nodige aansluitklemmen alsook de nodige draaiknevels voor de montage van het reflector gedeelte.
Voor montage in verdoken plafondsystemen en gezaagde openingen is er een bevestigingsset.
Reflector: Twee paraboolvormige gekromde afgesloten lichtkamers die als dubbele reflector dienst doen. Een eerste lichtverspreiding door een diffuus reflecterend oppervlak, en een tweede verspreiding door een opaal translucent materiaal. De reflector is zo geconcipieerd dat deze aan de zijkant van het toestel gelijk komt met de rand van de behuizing.
De lichtkamer is vervaardigd uit hoogwaardig zuiver gepareld polymetacrilaat diffusormateriaal.
De twee lichtkamers zijn met elkaar verbonden, in het verbindingsstuk zijn de nodige uitsparingen voorzien voor het doorhalen van de draainippels bij de montage. Ook zijn de nodige verende clipsen voorzien voor een werktuigloze montage van de optiek. Door de vorm van de reflector komt de optiek half verzonken tussen de reflectoren waardoor het geheel aan de buitenkant afgesloten is.
Optiek: met gekruiste dubbele microprisma, bestaande uit een helder PMMA-profiel met overlangse prismastructuur, voorzien van een interne plaat met dwarse prismastructuur en van trapeziumvormige eindflensen uit gegoten aluminium. Werktuigloze montage, waarbij de optiek “vliegvast” wordt afgesloten en volledig in de behuizing verdoken.
Ze is met twee spiraalveren beveiligd die tegelijkertijd de aardingscontinuïteit verzekeren en is voorzien van een topreflector uit hoogglanzend aluminium die centraal tussen de lichtkamers plaats vindt.
Lichtbron: TC-L 2 x 40 W
Elektrische aansluiting + bedrading : De elektrische aansluiting geschiedt op een 5- en een eventuele 2- polige steekverbindingsklem. Het toestel is standaard uitgerust met elektronische of DALI digitaal dimbaar ballast en hittebestendig bedraad tot 105 °C. De dimbare uitvoering dient aan een DALI lichtsturingsysteem aangesloten te worden
Specificaties en normen : ENEC - gekeurd; IP 20; F – brandveilig; isolatieklasse : Klasse 1; ISO 9001 kwaliteistnorm.
Technische kenmerken
Afmetingen: - inbouwmaat 623 x 623 diepte 102 mm Totale lichtstroom 7000 lm
Xxxxxxxxxxxxxxxxx 0X
Voorschakelapparaat EVG – digitaal – tyridonic one4all Vermogen aansluiting 87.9 W lambda 099
IP20
CE-attest
Richtmerk: Zumtobel ML4 EB 2/40 TC-L M625 Toepassing: volgens plannen en meetstaat
6.10. Verlichtingstoestellen met gloeilampen, halogeenlampen en ontladingslampen
6.10.1. Algemeen
De verlichtingstoestellen dienen volledig nieuw en recent van bouw te zijn.
Zij worden geplaatst volgens de gegevens op de plannen, de bijkomende richtlijnen hieronder gegeven volgens de eisen ter plaatse kenbaar door het Bestuur der Werken.
Alle verlichtingstoestellen zullen voorzien zijn van een aardingsklem voor aansluiting van de beschermingsgeleider.
Alle verlichtingstoestellen zullen volledig geleverd worden met porseleinen lamphouder , gloeilampen 230 V (vermogen opgegeven bij de respectievelijke toestellen), ofwel met halogeenlampen met inbegrip van aangepaste transfo voor de laagspanning.
Heldere gloeilampen in de lichttoestellen met kristalglas en matte gloeilampen in de lichttoestellen met opaalglas - gloeidraad Wolfram - versterkte constructie.
Alle verlichtingstoestellen moeten uitgerust zijn met hittebestendige bedrading. De voedingsdraden moeten vanaf aansluitingsvijzen aan lamphouders tot ± 15 cm in de buis voorzien worden van hittebestendige gaines.
Een vakkundige en degelijke verankering moet gewaarborgd worden (zie artikel 6.9.1.).
De aannemer zal voor leveren, plaatsen en aansluiten een eenheidsprijs voorzien in zijn inschrijving, zodat de werken en leveringen conform zijn met het lastenboek.
Bij de uitvoering kan de inschrijver gevraagd worden andere dan de ingeschreven modellen of types voor te stellen, die eveneens aan de beschrijving van het lastenboek voldoen en die de ingeschreven eenheidsprijs benaderen.
Hieruit zal het Bestuur der Werken een keuze maken. Een verrekening met de werkelijke eenheidsprijs van de toestellen volgt dan.
De technische specificaties van de hogedruk ontladingslampen zijn opgenomen bij de beschrijving van de toestellen.
6.10.2. Beschrijving toestellen
6.10.2.1. Verlichtingstoestel Ehalr 1 x 35 W
Plafond-inbouwarmatuur; 1 x HIT-TC-CE 35 W; lamphouder: G 8,5 ; gladde reflector uit hoogst zuiver aluminium, zijdeglans-geëloxeerd, zilverkleurig, weinig irisering, kopstuk gestructureerd, met inwendig beschermglas; inbouwring uit aluminium-persgietwerk, wit gelakt; verticale positie van de lamp; aansluitleiding met 3-polige Wielandstekker; het elektronische voorschakelapparaat moet apart als accessoire worden besteld; gereedschapsloze, snelle montage van de reflectorunit met bajonetafsluiting; voor plafonddiktes van 1-25 mm; plafonduitsnijding: 100 mm, inbouwdiepte: 160 mm; gewicht: 0.45 kg;
Technische kenmerken Lampen: 1 x HIT-TC-CE / 35W
• Totale lichtstroom: 3300 lm
• Kleurweergavetrap: 1B
• Voorschakelapparaat: EVG Tridonic PCI 0035
• Vermogen aansluiting: 38W, Lambda 1
Afmetingen
- inbouwopening: 100 mm
- buitendiamter: 113 mm
- inbouwdiepte: 160 mm
6.11. Verlichtingstoestellen voor buitenopstelling
6.11.1. Algemeen
De verlichtingstoestellen dienen volledig nieuw en recent van bouw te zijn.
Zij worden geplaatst volgens de gegevens op de plannen, de bijkomende richtlijnen hieronder gegeven en volgens de eisen ter plaatse kenbaar gemaakt door het Bestuur der Werken.
Alle verlichtingstoestellen zullen voorzien zijn van een aardingsklem voor de aansluiting van de beschermingsgeleider.
Alle verlichtingstoestellen zullen volledig geleverd worden met bevestigingsmiddelen, lampen, ballasten, ontstekers, ontstoringscondensators, warmtebestendige bedrading - alles met CEBEC keuring. Een vakkundige en degelijke verankering moet gewaarborgd worden. Alle bevestigingen zullen in RVS materiaal zijn.
De arbeidsfactor voor een verlichtingstoestel is minstens gelijk aan 0,90. Wanneer meerdere toestellen aangesloten zijn op eenzelfde stroomkring, zullen de ballasten afwisselend van het inductieve en van het capacitieve type zijn.
De juiste opstellingsplaats van ieder toestel zal nader bepaald worden gedurende de werken in gemeen overleg met de leidende ambtenaar en het Bestuur der Werken. De installateur zal tijdens de uitvoering der werken geen enkele inplantingsplaats afleiden van het plan.
De wijze van verankering van de verschillende toestellen en het aansluiten ervan zal aangepast zijn aan haar toepassing en dient telkens ter goedkeuring voorgelegd te worden aan het Bestuur der Werken en volledig conform te zijn aan de voorschriften van de leverancier/fabrikant van de toestellen.
De aannemer zal bijzondere zorg besteden aan de waterdichte aansluiting van de toestellen.
Alle noodzakelijke werken, levering van materialen ed zijn vervat in de overeenstemmende posten voor plaatsing en aansluiten van de toestellen.
De meetstaat vermeld telkens per toestel:
- enerzijds de kostprijs voor het leveren van het toestel;
- anderzijds de kostprijs voor het aansluiten, verankeren ed van het toestel.
Het Bestuur der Werken behoudt zich het recht om zelf in te staan voor de levering van de toestellen.
6.11.2. Verlichtingstoestel Bplr 1 x 18 W
Buitenverlichtingstoestel met één compactlamp TC-TEL 18 W fitting GX 24 q-2, welke elektrisch voldoet aan de beschrijving van artikel 6.9.
Het is een plafondarmatuur waarbij alle metalen delen voor het lakken gechromateerd zijn, waarna een zwarte poederlak en nadien een natte zwarte struktuurlak aangebracht is.
Cilindervormige behuizing uit gietaluminium, aluminium en edelstaal voorzien van een helder veiligheidsglas en een reflector uit geëloxeerd zuiver-aluminium.
Inwendig voorzien van een ballast en aangepaste fitting. Elektronisch voorschakelapparaat – beschermingsklasse IP 65. Ballworpbestand volgens DIN VDE 0710 deel 13 Beschermingsgraad IP44
Afmetingen:
- hoogte 240 mm
- buitendiameter 150 mm
- voetplaat – buitendiameter 114 mm
6.12. Veiligheidsverlichting
Het aangewende toestel is een autonoom noodverlichtingtoestel van het niet-permanente type met een fluorescentielamp van 6 W.
Zij is van het niet-permanente type, dwz bij aanwezigheid van netspanning mag de lamp niet branden, tenzij anders aangeduid.
Bij het verdwijnen van de netspanning ontsteekt ze onmiddellijk en bij het terugkeren van de netspanning gaat ze automatisch uit.
6.12.2. Toestel Ns8 - o
Het toestel is een opbouwtoestel in kunststof van het niet permanente type met een lamp van 6 W en een autonomie van 1 uur.
Het toestel Ns8 - o + p is bovendien uitgerust met een plexi met tweezijdige aanduiding. De informatie op de plexi wordt weergegeven door pictogrammen, overeenkomstig het Arab.
De armatuur bestaat hoofdzakelijk uit:
Een basis uit grijs polycarbonaat voorzien van 4 uitbreekpoorten en uitgerust met een 3-polige lustersteen, vooraf monteerbaar en elektrisch aansluitbaar. Het elektrisch - elektronisch equipement is gemonteerd op een schuif uit wit polycarbonaat met een hoge reflectiecoëfficiënt van minstens 95 % en wordt verbonden met de basis door middel van een klikverbinding. Een half ellipsvormige koepel volgens het fresnellensprincipe uit slagvast polycarbonaat schermt de lamp af.
De armatuur wordt tegen wand of plafond bevestigd door middel van een montageplaat uit polycarbonaat. Deze montageplaat kan vooraf gemonteerd worden en de bekabeling aangesloten op aanwezige lusterstenen. De armatuur wordt nadien op de montageplaat bevestigd door een klikverbinding. De elektrische doorverbinding gebeurt door een automatische stekker-bus-verbinding.
Aan volgende punten dient voldaan te worden:
- NBN EN 00000-0-00,
- isolatieklasse II,
- IP 40 (IP 42 bij plafondmontage),
- lichtstroom minimum 200 lm bij een autonomie van minimum 1 uur na 24 uur lading,
- brandwerend en zelfdovend: zowel de koepel, de schuif als de basis zijn brandwerend en zelfdovend. De behuizing weerstaat de gloeidraadtest van 850 °C en de naaldvlamtest (IEC 598).
Kortsluitbeveiliging aan netzijde met een standaardzekering. Elektronisch circuit en netvoeding galvanisch gescheiden.
Batterijlaadstroom gestabiliseerd en geregeld in 2 regimes: een versnelde lading en een druppellading zodanig dat de cellen steeds optimaal worden geladen om zo hun levensduur maximaal te houden. Bij druppellading bedraagt deze laadstroom maximaal 200 mA
Batterij: 2 in serie geschakelde NiCd-cellen van 4 Ah, met zelfherstellend ontspanningsventiel. Batterij geïsoleerd opgesteld en gemakkelijk vervangbaar waarbij polariteitsomwisseling onmogelijk gemaakt is door middel van een gemakkelijk monteerbare tweepolige stekkerverbinding.
Het elektronisch omschakelsysteem schakelt de noodlamp aan en terug uit bij een netspanning tussen 70 en 85 % van de nominale waarde.
Na het uitvallen van de netspanning geeft de noodlamp een verhoogde lichtstroom. Bij terugkomst van de netspanning blijft de noodlamp enkele minuten nabranden om instabiliteit van het net te compenseren.
Onder spanning staande delen zijn na openen van de armatuur niet rechtstreeks aanraakbaar. Het "solid state" elektronisch circuit is gemonteerd op een epoxy print.
Controle en bediening
De microprocessor controleert periodiek de werking en de autonomie van het toestel. Het tijdstip van de controle is instelbaar door de gebruiker. Een functioneringstest van 2 minuten gebeurt om wekelijks, een volledige autonomietest om de 13 weken. Alle informatie over de toestand van het toestel wordt weergegeven met behulp van 1 groene en 2 gele leds. Het branden van de groene led geeft aan dat het toestel zich in waakzame toestand bevindt. De 2 gele leds kunnen 3 soorten fouten aangeven: lampfout,
batterijfout en elektronicafout. Ingeval van elektronicafout geeft de knipperfrequentie de aard van de fout aan.
Het toestel wordt al of niet geleverd met een zelfklevende pictogram conform aan de voorschriften van het Arab en dit volgens de aanduidingen op de plannen. De toestellen zullen zodanig ingeplant worden dat pictogrammen onder of naast elk toestel kunnen worden aangebracht.
Afmetingen: - Ns8 - o: 304 x 155 x 73 mm (l x b x h). Richtmerk: Etap K1 of gelijkwaardig.
6.13. Recyclagebijdrage voor verlichtingstoestellen
De aannemer zal op alle verlichtingstoestellen en gasontladingslampen de wettelijk verplichte “recupel”- bijdrage betalen aan de leverancier en dit bedrag doorrekenen aan de eindgebruiker, in dit geval de bouwheer.
De aannemer zal voldoen aan alle wettelijke bepalingen betreffende deze recyclageverplichting.
Het wettelijk vastgestelde bedrag voor de recyclage van verlichtingstoestellen met gloei-, spaar- en halogeenlampen bedraagt 0.0826 euro exclusief 21 % btw.
Het wettelijk vastgestelde bedrag voor de recyclage van verlichtingstoestellen met gasontladings- en fluorescentielampen bedraagt 0.3306 euro exclusief 21 % btw.
Het wettelijk vastgestelde bedrag voor de recyclage van gasontladingslampen is 0,248 euro exclusief 21 % btw.
Deze bedragen zijn als vaste eenheidsprijzen opgenomen in de meetstaat, niet te wijzigen door de inschrijver.
6.14. Onvoorziene werken en omleidingen
Gezien de aard van de werken wordt onder dit artikel een stelpost, niet te wijzigen door de inschrijver bij inschrijving, voorzien voor onvoorziene werken en omleidingen aan bestaande installaties om de werken mogelijk te maken.
Tijdens de uitvoering der werken zullen deze werken verrekend worden op basis van de beschikbare eenheidsprijzen of bij ontstentenis ervan door afleiding van eenheidsprijzen en dit alles onder akkoord van het Bestuur der Werken .
De inschrijver zal onder geen beding dit bedrag gebruiken voor het dekken van de kosten in de hiervoor beschreven artikelen.
Artikel E.7: Diverse zwakstroominstallaties 7.1. Installatie voor inbraakbeveiliging
7.1.1. Algemeen
De installateur zal de bestaande installatie uitbreiden. De bestaande installatie die nu aanwezig is, is van de hand van het merk Aritech. Het dient best dat men zijn bestaande installatie dan ook volledig naar de dit merk schikt. De bestaande installatie stemt overeen met de onderstaande beschrijving. De installateur zal voor de aanbesteding ter plaatse gaan en zich van de toestand vergewissen.
De bestaande inbraakdetectiesysteem waarvan het centraal gedeelte door een microprocessor gestuurd is, met de mogelijkheid tot automatische overseining van alarm en andere gegevens over een telefoonverbinding met geheim nummer. Deze automatische overseining via programmeerbare nummerkiezer en/of ingebouwde modem is in de aanneming begrepen.
De centrales dienen de nodige relais voor de sturing van plaatselijke verlichtingskringen via afstandsschakelaars (elk van 16 A) te bevatten. De nodige leidingen en aanpassingen in dat verband zijn in dit artikel inbegrepen.
Bij de inschrijving dient een gedetailleerde samenvattende opmetingsstaat gevoegd te worden met aanduiding van aantallen en eenheidsprijzen. De prijzen zijn inclusief alle werken en materialen, nodig voor een complete afwerking van de installaties (bevestigingsmiddelen, steun- en beschermbuizen, beugels, klemmenstroken, enz).
De inschrijver dient te voldoen aan de voorwaarden van het KB nr N91 1470 van 28 mei 1991 (wet Tobback).
7.1.2. Samenstellende delen
7.1.2.1. Centrale
De centrale is microprocessor gestuurd met minstens 18 zones. Zij is voorzien van een ingebouwde multiformaat digitale modemkiezer, geschikt voor “ up- en down-lading “. Elk van de zones moet kunnen geprogrammeerd worden volgens tenminste 8 verschillende zonetypes (zie zones). Ieder zone moet kunnen geprogrammeerd worden voor de dubbele weerstandsconfiguratie. Hierdoor moet het mogelijk zijn om per zone onderscheid te maken tussen 4 toestanden; rust, alarm, sabotage en storing.
De centrale moet kunnen bediend worden vanaf één of meerdere codeklavieren, voorzien van 16 leds of van een LCD-uitlezing (display).
De centrale moet kunnen in- en uitgeschakeld worden via één of meerdere sleutelschakelaars.
Via het codeklavier moet de centrale minstens 30 verschillende gebruikerscodes kunnen verwerken.
Programmeren van de centrales ter plaatse
Het programmeren of herprogrammeren van de centrale moet, gecodeerd en beveiligd tegen derden, op eenvoudige wijze mogelijk zijn zonder tussenkomst van gespecialiseerd personeel.
Indien voor het programmeren een specifiek programmeerapparaat nodig is, dient dit bijgeleverd te worden (1 toestel) en inbegrepen te zijn in de aannemingsprijs.
Zones
Volgende verschillende zonetypes moeten mogelijk zijn: dag/nacht, 24 uur, vertraagd, volgzone, direct, sleutelschakelaar.
7.1.2.2. Bedieningsklavier
Type LCD
Het klavier geeft een alfanumeriek LCD-display met minstens 32 karakters. Alle informatie op de display moet in duidelijke Nederlandse taal zijn, evenals de informatie bij de leds. Het logboek moet opvraagbaar zijn voor minstens de 96 laatste gebeurtenissen, met datum en tijdsmelding. De minstens 30 verschillende gebruikerscodes moeten programmeerbaar zijn voor een gedeeltelijke
(één of meerdere partities) of een volledige beveiliging. Per gebruiker moet een in- en uitschakelrapportering mogelijk zijn.
7.1.2.3. Detectoren
Ruimtedetectoren met dubbele technologie detectie (infrarood en radar)
Detector met spiegel, waarvan de elektronica volledig afgeschermd is tegen HF-storingen tot 15 V/m 1 Ghz. De detector wordt volledig gestuurd door een ingebouwde processor.
Toegelaten “ spikes “ op de voeding: 40 µs, 25 Hz, 3 kV.
De behuizing heeft een beschermingsgraad IP 41. De detector dient BVVO-goedgekeurd te zijn.
Technische fiche
- Voeding: 10 - 16 V DC
- Verbruik: 12 mA (bij 12 V DC - in rust)
- Bereik: 12 m
- Openingshoek: 85° (16 detectiezones in 4 niveaus)
- Alarmuitgang: relaiscontact (NG): 16 V DC / 75 mA
activeringstijd: 2 - 4 s
alarm/walk test led-uitschakelbaar
- Tampercontact: vermogen 30 V DC / 50 mA
- Werkingstemperatuur: - 20 °C tot + 50 °C
- Afmetingen: ± 142 x 55 x 45 mm (l x b x h)
Aansluiting detectoren
Vooraleer de draad toekomt in de detector moeten er minstens twee omslagen met diameter van ± 4 cm voorzien worden en samengebundeld met 2 spanbandjes.
Indien een kabel met meer dan 8 draden gebruikt wordt, dient een beveiligde aftakdoos voorzien te worden, waarin de verbindingen gebeuren om verder te lopen naar de volgende detector.
De kabels moeten van het afgeschermde type zijn met een minimum diameter van 4 x 0,22 + 2 x 0,75 mm2 .
7.1.2.4. Sleutelschakelaar
De mogelijkheid moet bestaan het codeklavier te overbruggen door een certificaatsleutelschakelaar. Drie sleutels dienen mee geleverd te worden.
7.1.2.5. De overseining
a) De overseining met digitale spraak
Een telefoonkiezer moet in staat zijn om een gesproken boodschap door te sturen naar een aantal geprogrammeerde telefoonnummers. De kiezer moet twee alarmingangen hebben en een verschillende boodschap per alarmingang moet mogelijk zijn. Elke ingang moet in staat zijn 5 verschillende telefoonnummers op te roepen.
De alarmboodschap wordt digitaal opgeslagen in een elektronisch geheugen van het type EPROM, waarvan de inhoud bewaard blijft bij onderbreking van de voedingsspanning.
De kiezer moet beschermd zijn door een metalen kast, compleet met batterij. Een “ LOW- BATTERIE “- indicatie met zoemer is voorzien.
De gebruiker moet in staat zijn om op een eenvoudige manier één enkel telefoonnummer te wijzigen of toe te voegen zonder de door de installateur of bevoegd ambtenaar ingestelde telefoonnummers te veranderen.
Een LCD-display duidt de status van de kiezer op elk moment aan en volgt eveneens een eventuele alarmcyclus.
b) Overseining via de ingebouwde modem
Alle alarmen, in- en uit dienst zetten en andere belangrijke gegevens (niet limitatief) moeten kunnen doorgeseind worden naar de meldkamer van de politie (PC en printer), dit door middel van een ingebouwde modem in de centrale.
Opmerking modem
- mogelijkheid tot opbellen van twee telefoonnummers met minimum 16 cijfers, 1 terugbelnummer
(call-back), enkele / dubbele back-up doormelding, “ communicatiefout “-vermelding, semafoon / semadigit oproep;
- werkt met het SIA-protocol;
- Belgacom goedgekeurd;
- dient volledig geprogrammeerd te worden voor communicatie met de ontvangstmodem van de politie.
Alarmgeleiding
Het Bestuur doet de aanvraag bij Belgacom voor de nodige verbinding van het te beveiligen gebouw naar de meldkamer van de politie.
7.1.2.6. Sirene
De inox auto-beveiligde buitensirene heeft volgende kenmerken:
- ingebouwde flitslamp,
- ingebouwde tijdschakelaar voor de automatische stop van de sirene,
- werkingsbatterij (herlaadbaar),
- 100 % corrosiebestendige behuizing,
- sabotagebeveiligd,
- geluidssterkte: 130 dB op 1 m afstand.
De binnensirene heeft volgende kenmerken:
- sabotagebeveiligd,
- geluidsniveau: 110 dBA,
- esthetische behuizing.
Opmerking aansluiting sirene: - de kabel naar de sirene moet rechtstreeks in de behuizing toekomen.
7.1.2.7. Noodvoeding
De noodbatterijen moeten de installaties minstens 72 h kunnen laten functioneren.
De fabricatiedatum van de geleverde batterijen mag de 3 maanden niet overschrijden. Op de geplaatste batterijen moet de datum van indienststelling aangebracht worden met aan watervaste stift.
7.1.2.8. Aanduiding alarminstallatie
Op de buitenramen en inkomdeuren van het gelijkvloers moet kenbaar gemaakt worden dat het gebouw elektronisch beveiligd is. De installateur levert en plaatst kleefvignetten met duidelijk logo en minimumformaat van 10 x 5 cm. Dit in overleg met het Bestuur der Werken.
7.1.2.9. Voedingsspanning
De beschikbare spanning bedraagt 000 X / 00 Xx xxxxxxxxxxxx.
7.1.2.10. Deurmagneetcontacten
Opbouwmagneetcontacten geplaatst volgens de voorschriften van de leverancier van de inbraakbeveiliging. Deze contacten zijn van het opbouwtype met volgende kenmerken:
- afmetingen: 63 x 19 x 13 mm
- werkingsafstand: 19 mm
- kleur wit of bruin
- normaal gesloten contact
- BVVO-gekeurd.
7.1.3. Leidingaanleg
De leidingaanleg geschiedt volgens de artikels terzake van onderhavig lastenboek met in het bijzonder volgens artikel "Leidingen binnen de gebouwen".
De aangewende zwakstroomkabels zijn overeenkomstig de toepassing:
lijn detectoren , magneten, sirenes: 4 paar x 0,8 mm TPVF verbinding klavier: 4 paar x 0,8 mm TPVF
De bekabeling gebeurt volledig in stervorm.
Bij het gebruik van een afgeschermde kabel moet de kabelafscherming telkenmale in de detectorsokkel doorverbonden worden. Deze wordt dan in de centrale aan de massa gelegd.
Alle verbindingen buiten de centrales en toestellen moeten geschieden in hermetische aftakdozen, volledig uit kunststof vervaardigd en uitgerust met een klemmenstrook, met schroefklemmen en geschikt voor zwakstroomverbindingen (geen lusterstenen of lasdoppen).
Alle leidingen, vertrekkend vanaf de kabelbanen naar de toestellen, worden beschermd met pvc-buizen 3/4".
De aannemer zal tijdig een principeschema ter goedkeuring voorleggen.
7.1.4. Onderhoud en ingebruikneming
Het plaatselijk personeel zal door de zorgen van de installateur, voor de belangrijkste handelingen, een opleiding krijgen in het bedienen van de centrale. De betreffende handelingen worden bepaald in overleg met de leidende ambtenaar.
De inschrijvers dienen in hun offerte te verantwoorden, het waar en waarom van de door hen gebruikte detectiemiddelen en materialen. Het Bestuur behoudt zich het recht om bepaalde delen van de installatie niet te bestellen. De inschrijver zal onder geen beding hiervoor enige vorm van schadevergoeding kunnen eisen.
Afzonderlijk moet de kostprijs vermeld worden voor een onderhoudscontract, dat voldoet aan het KB X00 0000 van 28 mei 1991 (wet Tobback), waarin oa begrepen zijn:
- één onderhoudsbeurt per jaar met volledig verslag van de toestand en eventuele herstellingen;
- interventiemogelijkheid op zon- en feestdagen (24 h / 24 h);
- de gebruikte materialen, afzonderlijk te verrekenen;
- permanentie bij defecten: de firma of zijn afgevaardigde technieker moet 24 uur op 24 uur bereikbaar zijn via telefoon, semadigit of meldkamer, en in voorkomend geval binnen de 2 uur na contactname met storingslichting en/of herstelling aanvangen;
- contract betaalbaar na jaarlijkse prestatie.
Eveneens moeten de interventieprijzen buiten onderhoudscontract opgegeven worden voor:
- verplaatsingskost (uurloon + wagenkosten),uitgedrukt in BEF/km;
- uurloon tijdens de kantooruren (8 - 17 uur);
- uurloon buiten de kantooruren en tijdens het weekend.
Het Bestuur behoudt zich het recht het contract niet te laten doorgaan en toe te wijzen aan een andere beveiligingsfirma, indien blijkt dat de installerende firma niet meer voldoet aan de gestelde voorwaarden. Bij de inschrijving dient een uitvoerige technische documentatie van de gebruikte materialen te worden gevoegd.
Bij de voorlopige oplevering zal een complete Nederlandstalige gebruiksaanwijzing in dubbel en per eenheid aan het Bestuur ter beschikking gesteld worden.
Eén exemplaar wordt afgeleverd en bewaard bij het departement voor werken.
Eén exemplaar met verkorte handleiding zal eveneens ter plaatse en per eenheid afgeleverd worden.
7.2. Camerabewakingsinstallatie
7.2.1. Algemeen
De bestaande installatie dient uitgebreid te worden met 2 camera’s voor binnenopstelling en de bestaande 4 kanaalsmultiplexer dient vervangen door een kwalitatief identieke maar 8 kanaals uitvoering.
De camera moet aangesloten worden op een subcentrale die opgesteld is in het bureel nabij de inkom. De camera en de multiplexer moet volledig compatibel zijn met het bestaande systeem.
7.2.2. Beschrijving van de materialen
7.2.2.1. Camera
Camera voor binnen gebruik met volgende eigenschappen:
- 1/3” IT CCD kleur beeldelementen met 440 000 effectieve pixels;
- horizontale resolutie van 540 lijnen;
- lensfitting: C of CS;
- automatische versterking regelbaar tussen normaal en turbo;
- CCD-iris regeling tussen 1/50 – 1/100.000 s;
- intelligente tegenlichtcompensatie;
- automatische lichtbalansregeling;
- signaal : ruis verhouding: > 50 dB, bij uitgeschakeld AGC;
- lichtgevoeligheid: 0.7 lux bij F1.2, AGC ingeschakeld, video niveau 25 %;
- werkingsgebied: -10 – 50 ° C;
- ingebouwde voeding voor 220 –240 V AC, 50 Hz;
- videoaansluiting op BNC;
- uitgerust met een auto-iris lens 2.9-8mm
interne synchronisatie op de externe door middel van een koppeling op de AC spanning. De camera wordt met een aangepaste beugel op de muur bevestigd.
7.2.2.2. De 9 kanaalsmultiplexer
Identiek aan de bestaande technologie maar geschikt voor 9 kanalen. Een multiplexer beschikt over geavanceerde circuits dat een hogere beeldnauwkeurigheid mogelijk evenals een hogere verversingssnelheid, zonder het hinderlijke knipperen van het beeldscherm (aliasing) dat gewoonlijk optreedt bij multiscreen - weergave. Deze units kunnen gebruikt worden als matrixschakelaars voor het weergeven van elke gewenst camera op monitor A of B en zijn voorzien van een klantspecifieke alarmweergave op monitor A met de mogelijkheid per alarmcontact maximaal 4 pre-posities van bestuurbare camera's op te roepen. De 9-kanaals multiplexer biedt volgende functies: Gelijktijdig opnemen en multiscreen weergeven op beide monitors. Gelijktijdig opnemen en afspelen en live weergeven in multiscreenformaat. De gebruiksvriendelijke bediening van het systeem maken een snelle en gemakkelijke programmering en bediening mogelijk. Der multiplexer beschikt over digitale bewegingsdetectie, hetgeen verzekert dat camera’s met bewegende beelden voorrang krijgen
bij opname. De opnames kunnen geprogrammeerd worden als 'exclusief' of 'afwisselend', op basis van alarm of bewegingsdetectie.
7.2.2.3. Software
De software voor het bekijken van de beelden is reeds aanwezig en dient operationeel te blijven. Maar wel toepasbaar bij een uitbreiding van de installatie, wat hier het geval is.
7.2.3. Leidingaanleg
De leidingaanleg geschiedt volgens de artikels terzake van onderhavig lastenboek met in het bijzonder volgens Art. "Leidingen binnen de gebouwen".
Alle verbindingen buiten de centrales en toestellen moeten geschieden in hermetische aftakdozen, volledig uit kunststof vervaardigd en uitgerust met een klemmenstrook, met schroefklemmen en geschikt voor zwakstroomverbindingen (geen lusterstenen of lasdoppen).
Alle leidingen vertrekkende vanaf de kabelbanen naar de toestellen worden beschermd met pvc buizen 3/4".
- besturingskabel tussen camera en monitor: FTP cat. 5E
- videokabel voor aansluiting van de camera: coaxkabel RG59 – 75 ohm
7.2.4. Programmatie en indienststelling
De aansluiting van de camera’s, de vervanging van de multiplexer, programmatie en indienststelling van het systeem zal geschieden in samenwerking met de fabrikant en is vervat in dit artikel.
De testen zullen gebeuren in aanwezigheid van het Bestuur der Werken. Een verslag hieromtrent zal opgemaakt worden door de leverancier/fabrikant.
Artikel E.8: Voorlopige aanvaarding
8.1. Proeven, afregelen en in bedrijf stellen
Indien gewenst door het Bestuur, en dit op eenvoudige aanvraag en zoveel maal als het dit noodzakelijk acht, zal de aannemer bevoegd technisch personeel van de fabrikanten of leveranciers ter plaatse sturen, teneinde onderricht te verstrekken aan personeel voor het aanleren van het behandelen der toestellen.
Van de brandcentrale en de toestellen wordt een uitgebreide handleiding opgesteld in overleg met de ontwerper.
De goedgekeurde handleidingen worden in drie exemplaren opgesteld.
Het afregelen van alle elementen van de inrichting zal met zorg geschieden, mits gebruik van aangepaste technische middelen.
Tevens dient de regeling herhaald tot het Bestuur der Werken zich akkoord verklaart met de bereikte resultaten.
Zelfs na de voorlopige aanvaarding dient de installateur onverwijld gevolg te geven aan elke vraag vanwege het Bestuur der Werken om over te gaan tot nieuwe regelingen.
De inschrijver verbindt er zich toe onverwijld de nodige maatregelen te treffen om de defecte en onvoldoende bevonden uitrustingen te vervangen of de nodige aanpassingen en wijzigingen uit te voeren, tot de vereiste resultaten bereikt worden.
Deze maatregel blijft geldig tijdens de waarborgperiode.
8.2. Keuring
Er zal een keuringsattest, zonder opmerkingen, van alle uitgevoerde elektrische installaties, zowel sterk- als zwakstroominstallaties, worden afgeleverd en dit uitgewerkt door een organisme erkend door het Ministerie en aangenomen door het Opdrachtgevend Bestuur.
Alle kosten tot het bekomen van deze goedkeuringsattesten en uitvoering van de eventuele aanpassingswerken, daartoe nodig, zijn ten laste van de inschrijver.
Van bedoelde attesten zal, per aangetekend schrijven, een exemplaar aan het Opdrachtgevend Bestuur gezonden worden, alvorens de oplevering wordt aangevraagd.
8.3. Uitvoeringsplannen
Bij het einde der werken en alvorens de voorlopige oplevering mag aangevraagd worden, zullen uitvoeringsplannen (schaal 1/50 van de verschillende niveaus; kelder, gelijkvloers,...), aangevuld met de nodige schema's en aangepast aan de werkelijke uitvoering en dit zowel voor de elektrische installatie, brandalarminstallatie, enz afgeleverd worden op papier en digitaal onder de vorm van een dxf- of dwg- file, geschikt voor Autocad 2007.
De aannemer verstrekt aan de ontwerper en aan de veiligheidscoördinator "uitvoering", op het ogenblik waarop hij zijn verzoek tot voorlopige oplevering indient, de hierna volgende documenten:
3. Mechanische en elektrische installaties en constructies
3.1. Plannen "As built";
Op diskette en geschikt voor AUTOCAD 2007 als dwg- of dxf-file; Op afdrukpapier in vier (4) exemplaren;
3.2. Oplevering van de volledige installatie door een erkend organisme overeenkomstig het Arei;
3.3. Technische documentatie, gebruiksaanwijzingen en Rf-attesten van de uitrusting en het materiaal;
3.4. Voor inbraakalarminstallaties het conformiteitsattest overeenkomstig de BVVO- reglementering.
3.5. Rf-attesten van alle brandwerende materialen en elementen;
3.6. Lijst van de onderaannemers en leveranciers. Alle documenten zijn verplicht in het Nederlands opgesteld.
De aannemer verstrekt aan de Dienst Veiligheid alle nodige opleveringsattesten en de indienststellingsattesten.
Tevens zal de inschrijver een overzicht maken van alle gebruikte materialen en opgave doen van leverancier, merk en type, bestelcode en bestelcodelijst van de vervangingsonderdelen.
8.4. Verplichtingen gedurende de waarborgperiode
Gedurende de waarborgperiode vangt aan na de voorlopige aanvaarding van de tweede fase, tussen de voorlopige en de definitieve oplevering der werken, zal de aannemer alle bij de voorlopige opleveringen vastgestelde gebreken op zijn kosten en risico herstellen en bijwerken.
De waarborgtermijn begint te lopen vanaf de datum waarop de voorlopige oplevering van de tweede fase is aangenomen tot de definitieve oplevering.
Tijdens de periode van waarborg zal de aannemer binnen de acht dagen na de kennisgeving, elk defect vastgesteld voorwerp vervangen, onverminderd de continuïteit van de service.
Alle defecten of storingen worden onmiddellijk hersteld.
Het leveren van materiaal en het presteren van werkuren tijdens deze periode is gratis. Tevens is hij verantwoordelijk voor het op de hoogte brengen van het onderhoudspersoneel en moet hij een volledige bundel indienen van de installatieplannen. De gebruikte symbolen moeten in een index verklaard worden.
Elk toestel dat tijdens de waarborgperiode drie defecten vertoont heeft, zal definitief afgewezen worden en zal integraal vervangen worden.